quote:
Dutchbatters woedend om trap na
AMSTERDAM
door Roy Klopper -
Srebrenica-veteranen van Dutchbat 3 zijn verbijsterd over een trap na van hun oud-commandant, de omstreden en uitgerangeerde kolonel b.d. Charlef Brantz.
Twintig jaar na het drama brengt de inmiddels naar Duitsland geëmigreerde Brantz zijn indertijd opgestelde dagboeken naar buiten. Hierin veegt hij onder meer de vloer aan met het besluit van Karremans om zijn manschappen niet de wapens te laten oppakken tegen de indertijd oppermachtige Servische troepen.
De kolonel zat tijdens de inname van de moslimenclave door de Servische generaal Mladic als commandant op het veilige pluche van het VN-hoofdkwartier in Tuzla. Vanuit deze internationale commandopost was hij de baas van overste Thom Karremans, die slechts 60 kilometer verderop de onder vuur liggende Nederlandse compound in Srebrenica leidde.
Dutchbat-militairen beluisterden afgelopen weekeinde met ontzetting het relaas van Brantz in het radioprogramma Argos. De ex-kolonel beklaagde zich erover dat hij als enige hoofdrolspeler in het Srebrenica-drama geen promotie kreeg en tot zijn pensionering ‘naar alle uithoeken van de wereld’ is gestuurd.
Voorts riep hij dat “Dutchbat meer had kunnen doen”. Dat de kolonel daartoe vanuit zijn veilige hoofdkwartier zelf geen opdracht gaf, bleef onvermeld. Sowieso blijkt dat Brantz stuitend slecht op de hoogte was van de militaire opties. Pas achteraf ontdekte hij dat NAVO en VN al eind mei 1995 bepaalden dat er geen luchtsteun zou komen voor de bedreigde Nederlandse militairen. „Karremans en ik wisten hier niets van,” aldus Krantz.
Volgens Dutchbat-militairen geeft de kolonel zichzelf hiermee een brevet van onvermogen. „Hij roept twintig jaar na dato dat het allemaal anders had gemoeten, maar ontbeerde zelf belangrijke informatie.” Srebrenica-veteraan Henry van der Belt spreekt van een ‘rancuneuze man die Dutchbat met zijn boek een dolk in de rug steekt’: „Brantz is de zoveelste roeptoeter vanaf de zijlijn. Om zich heen meppend om de aandacht af te leiden van zijn eigen falen.”
Opvallend is dat de nieuwe geschiedschrijving van Krantz sterk afwijkt van eerdere uitspraken van de kolonel. Zo benadrukte hij in eerdere interviews dat hij overste Karremans op het hart had gedrukt vooral goed voor zichzelf en zijn manschappen te zorgen.
Telegraaf20 Jaar geleden, diezelfde Brantz....:
quote:
'We waren al een jaar voorbereid'
DILLIAN HOS − 26/07/95, 00:00
DEN HAAG - Op het toppunt van de crisis rond Srebrenica had kolonel Charles Brantz (47) achter zijn bureau in Tuzla aan ieder oor een telefoon. Rechts de minister van defensie, Voorhoeve, links de commandant Dutchbat, overste Karremans. Brantz had het niet willen missen. “Als je volwassen wilt worden, moet je daar geweest zijn.”
Het was net een toneelstukje voor twee heren, maandagmiddag op Soesterberg. Voorhoeve stapte op Brantz af en prees hem uitbundig. Voorhoeve: “Het was heel fijn om contact met u te hebben.” Brantz: “U bent een integer mens.” Een dag later, op het ministerie van defensie, benadrukt Brantz hoe gemeend dat treffen was. “Een geweldige man.”
Charles Brantz belandt in januari als plaatsvervangend sectorcommandant in de veilige haven Tuzla. Zijn taken: humanitaire hulpprojecten, het bezoeken van de VN-eenheden en alle onderhandelingen met de “plaatselijke grootheden”, zoals hij ze noemt.
Dat contact met de Bosnische bestuurders en commandant is aanvankelijk niet makkelijk. Het versoepelt als Brantz een onderzoek instelt naar een granaatinslag in Tuzla-stad. Bij die aanval vallen 65 doden. Het onderzoek wijst uit dat de granaat is afgevuurd vanaf Servisch grondgebied.
“Dat onderzoek heeft veel deuren voor mij geopend. Sinds die tijd kon ik overal binnenkomen.”
Op zijn post in Tuzla krijgt Brantz steeds meer signalen dat de spanning rond Srebrenica zal toenemen. “Van zowel Bosnische als Servische zijde hoorden we dat er troepenbewegingen waren. De pesterijtjes namen toe. Er waren steeds meer beschietingen, konvooien mochten er niet door. Eigenlijk waren we er al een jaar op voorbereid, ook Ton Karremans was dat.”
In de oplopende spanning wordt het contact tussen Brantz en zijn ondergeschikte Karremans, de commandant in Srebrenica, steeds belangrijker.
Karremans had aanvankelijk veel direct contact met onder meer Den Haag. Brantz raadde zijn superieuren in Den Haag in de laatste dagen voor de val aan dat contact te verbreken. “Hij moest zich richten op wat daar gaande was. Ik heb gezegd: kappen die lijnen.”
Geen vreemden
Dat kon, omdat Brantz en Karremans bepaald geen vreemden voor elkaar waren.
“Ik ken hem al uit de tijd dat ik als kapitein in Havelte zat en hij als luitenant binnen kwam sjouwen. Dat was in 1976. Communiceren was voor ons geen enkel probleem. Aan een half woord van elkaar hadden we genoeg.”
Brantz prijst zich gelukkig dat nog meer belangrijke plaatsen werden bezet door Nederlanders.
“In Zagreb zat de Nederlandse kolonel De Jonge. Dat werkte heel goed. Als ik tegen hem zeg: Harmen, ik heb luchtsteun nodig, dan weet hij dat ik dat meen. En als Karremans tegen mij zegt dat er luchtsteun moet komen, dan weet ik dat hij het niet meer volhoudt.”
'Met mensen in je eigen taal praten, dat heb je hard nodig' Niets dan lof voor de ministers Voorhoeve en Pronk: gouwe kerels VERVOLG VAN PAGINA
“Met mensen in je eigen taal praten, van jouw nationaliteit, met dezelfde instelling, dat heb je heel hard nodig. Het was zeker minder goed gegaan als het anders was geweest.”
In de dagen voor de val zat Brantz bijna continu aan zijn telefoons. “Ik heb drie nachten niet geslapen. De witte telefoon was voor Den Haag, de grijze voor Karremans. En intussen had ik ook nog contact met De Jonge en met generaal Nicolaï van Unprofor. Uren achter elkaar heb ik zo gezeten.”
De nacht van maandag op dinsdag was zwaar. Af en toe maakte ik een grap. Ik zal niet verhullen dat Karremans en ik toen wel tegen elkaar hebben gezegd: hoe moet het nou verder? We hebben nooit een antwoord op die vraag gevonden. Wij hadden namelijk niet het hele spel kaarten in handen. We dachten dat de luchtsteun een troef zou zijn, maar die was ons niet gegeven.''
“Hectisch was het niet. Karremans was ook heel kalm. Alleen 's middags, toen de Bosniërs op de vlucht sloegen, rond een uur of drie, toen had hij het moeilijk. De Bravo-compagnie in de stad Srebrenica werd van alle kanten beschoten. Toen zei hij: Charlie, ik denk dat we het gordijn maar moeten sluiten. En ik zei: Als je maar zorgt dat je gezond blijft, met je mensen.”
Niets dan lof komt er over zijn lippen als het gaat over het handelen van de ministers Voorhoeve en Pronk. “Er zijn twee mensen voor wie ik alles zou doen. Dat zijn Voorhoeve, een zeer integere, capabele en beschaafde man. Die zou ik nou best als mijn vriend willen hebben - als hij zou vinden dat ik daartoe geëquipeerd zou zijn.”
“En Pronk. Hij heeft mij geïmponeerd toen hij naar Tuzla kwam. Hij is gedreven en eenvoudig. Twee gouwe kerels.”
Dat ook Voorhoeve zich nu ongelukkig toont met de sympathie die bij de Dutchbatters is ontstaan voor de Serviërs, deert Brantz niet. “Dat hoort er bij. Wat wel erg is, is dat mensen op tv verhalen gaan vertellen over wat die jongens hebben meegemaakt. Het Stockholm-syndroom, zeggen ze dan. Ik vind het levensgevaarlijk, ik vind het afschuwelijk dat Karremans zo wordt neergezet. Nederland moet eens ophouden met elke keer een deskundige te voorschijn te halen die verklaart wat de militairen hebben meegemaakt. Zij zijn er nooit geweest.”
Zijn verblijf in Bosnië heeft zijn kijk op de zaak veranderd, zegt hij. “Ik ben er heengegaan met ideeën zoals die hier in Nederland leven. Vrij abstract. Ik heb daar geleerd mijn opvattingen te veranderen. Eén plus één kan ook wel eens drie zijn, of nul. Er gebeuren dingen waar je je niet op kunt voorbereiden. Ik heb relatieve blijheid gekend, maar ook hele diepe dieptepunten. De vluchtelingen bijvoorbeeld. Mensen die een speelbal zijn van het politieke gesol in Bosnië.”
Een voorbeeld van de blijheid? Brantz denkt terug aan de burgemeester van Tuzla, met wie hij moest onderhandelen over de opvang van alle gevluchte bewoners van Srebrenica. “Hij zei: u bent een lichtpunt in het donker. Dat doet je toch wel wat.”
Maar ook hijzelf is niet meer helemaal de oude. “Je leert daar toch andere normen en waarden. Alleen al de verschillende levenswijzen van al die nationaliteiten. Ik oordeel nu minder snel, ben dankbaar voor hele stomme dingen. Het warme brood bijvoorbeeld dat ik daar bij de bakker haalde. Waar krijg je dat nog? En ik heb geleerd dat militairen emoties moeten kunnen tonen. Omhelzen, dat doen wij in Nederland nooit. Ik heb gisteren in Soesterberg een paar mensen omhelsd. Dat waren mijn pikkies, mensen aan wie ik veel heb gehad in die zware tijd.”
Dat hij teruggaat staat buiten kijf. “Volgende week, zijn nu de plannen.” Hij wijst op zijn semafoon. “Maar als ik gepiept wordt, ga ik morgen. Ik ga terug voor die mensen daar, voor de troepen die er zitten. De Unprofor-soldaten zitten in een hele moeilijke tijd.” Zijn troepen, ze gaan hem zeer nauw aan het hart. Daarom wil hij toch nog wel iets zeggen over de kwestie-Karremans en de Dutchbatters.
Het wordt een beeldspraak. “Het bataljon verdient het niet dat hun commandant zo wordt neergesabeld. Reken maar dat dat op die jongens afstraalt. De opmerkingen van Voorhoeve en van Couzy waren wel terecht, maar ik denk dan toch weer aan de jongen met wie ik in Bosnië, in troebel water zes dagen in een bootje heb rondgedobberd. Het was een bootje dat aan alle kanten lekgeschoten was, en we kwamen vingers te kort om ze allemaal te dichten. Toen we de motor wilden gebruiken, bleken we die niet te hebben meegekregen. Dat vind ik jammer en daar blijf ik bij.”
TrouwWat is dat voor lamme tak?