Ze ziet een groot veld, iets met sport, samenkomstplek.. deze persoon is graag onder de mensen, maar toch zit deze in de afwachtende modus. Prestatiegericht. Het moet lukken en gebeuren.
Hand en armspier is iets mee.
Is de persoon over of hier?
Over, zegt Ruud.
Colinda wordt misselijk, het grijpt aan haar keel. Op het laatst gespuugd, reutelen. Toch bleef de persoon opgewekt. De persoon was doodziek, maar bleef opgewekt, sterk, moedig.
Ik voel iets aan het hoofd.
Waar is ze aan dood gegaan?
Ruud: ze was jarenlang dement, maar waar ze echt aan dood is gegaan, is niet aangegeven.
Colinda denkt het hart en bloedtoevoer.
Zegt het reutelen je iets?
Ruud: weet ik niet, want ik ging niet vaak naar haar toe omdat ze dement was.
Colinda denkt dat er iets in de arm niet lekker liep.
Niets van dit alles is een wezensvreemde ontmoeting tussen een jij en een ik, zodat we nooit of te nimmer zullen weten wie die jij is en wie die ik.