FOK!forum / Wielrennen / Rellende_Rotscholier's pareltjes
kanovinniezaterdag 5 juli 2014 @ 11:47
Omdat Rellende_Rotscholier ondanks zijn username toch een groot tourfan en kenner blijkt te zijn en daar geregeld flinke stukken over schrijft hebben wij besloten om deze in dit topic te plaatsen.

Zet deze dus in je myat, want hopelijk komt er elke dag een update!
kanovinniezaterdag 5 juli 2014 @ 11:49
SPOILER: Euskaltel-Euskadi - opdat wij niet vergeten
TDF / Euskaltel-Euskadi - opdat wij niet vergeten
ob_87936f5023a2e1ff890dc4acd6f5617b_eus-eska-mad.jpg

Euskaltel-Euskadi, de Baskische trots, is sinds dit jaar niet meer. Meer dan 20 jaar bestond de ploeg en de laatste 13 jaar nam het iedere keer deel aan de Tour de France. Nooit de beste ploeg, wel altijd de leukste. De ploeg die altijd voor het spektakel moest zorgen.

Ploegentijdrit? Vul Euskaltel maar in als laatste.
Waaiers? Alle 9 in de laatste te vinden.
Valpartij? Ja hoor, daar liggen ze.
Kasseien? Iban. :'(

Dat was de ene kant van het vermaak, maar de andere kant van het vermaak was nog veel beter. Euskaltel ging altijd in de aanval. Vooral als de weg een beetje omhoog liep. In iedere kopgroep was wel een oranje man te vinden en zodra er een finish bergop was zag je tot het laatst wel ergens een oranje man tussen de belangrijkste renners fietsen.

Dat gaan we nu dus missen. Geen Euskaltel meer. Geen oranje mannen meer. Geen kansloze aanvallen. Geen volledig oranje gekleurde laatste waaier. Geen epische overwinningen in de bergen. Het is treurig.

Daarom dit topic. Om even terug te denken aan al het genot dat Euskaltel ons heeft geschonken. Het meest logische is dan om bij het begin te beginnen. De eerste deelname, in 2001.

vascoloco_27630_1.jpg

Die eerste deelname was meteen succesvol. Roberto Laiseka won de 14e rit, naar Luz Ardiden, door Jan Ullrich en Lance Armstrong meer dan een minuut voor te blijven. Daar horen natuurlijk beelden bij. Laiseka was eigenlijk de eerste kopman van de ploeg. Een pure klimmer, die voor zijn overwinning in de Tour al meerdere etappes in de Vuelta had gewonnen.


Al die mensen in het oranje die met een Baskische vlag staan te zwaaien. _O_

Goed, 2002 was een wat minder groot succes. Daarom snel door naar 2003, want dat was dus wel een groot succes. Kijkend naar het algemeen klassement zien we een vijfde plaats voor Haimar Zubeldia en een zesde voor Iban Mayo, maar zoals iemand Bauke Mollema eens zou moeten uitleggen heb je natuurlijk niets aan een zesde plaats zonder een legendarische overwinning. Een legendarische overwinning, die Iban Mayo in 2003 boekte. Winnen, op de Alpe d'Huez, door letterlijk weg te vliegen van Armstrong, Hamilton en co.

mayo.jpg

Met het truitje open vliegen naar de overwinning. Als Superman, zoals Hamilton het in z'n boekje mooi zou omschrijven. Heerlijk man. Sowieso een geniale beklimming van de Alpe d'Huez in 2003. US Postal dat de Alpe bestormt alsof het een massasprint betreft. GENOT. En dan Mayo die er nog meer dan een minuut van weg weet te fietsen. Zelden vertoond.


De jaren daarna wil het niet echt vlotten met Mayo in de Tour. In alle voorbereidingskoersen blaast hij iedereen weg, zelfs zo erg dat Armstrong er heel erg nerveus van wordt, maar zodra het dan moet gebeuren in de Tour, loopt hij vast. Of hij valt uit, of hij presteert ver onder zijn niveau. Het is altijd wat. In 2004 wint hij nog de klimtijdrit naar de Mont Ventoux in de Dauphiné, Lance Armstrong zet hij op bijna twee minuten. Nog altijd is de tijd die hij daar neerzette een record. Gaat - hopelijk - ook nooit meer verbroken worden, want dat zou een slecht teken zijn voor HET NIEUWE WIELRENNEN. De menselijke maat zou dan niet bepaald terug zijn.

In de Tour loopt het dus wat minder, want Laiseka loopt op z'n laatste benen, Mayo heeft problemen, Sanchez is nog jong en Zubeldia is fucking saai. In die jaren moet Euskaltel het dus vooral hebben van kansloze aanvallen. Maar dat is verder ook helemaal niet erg. Lekker in de aanval met een Iñigo Landaluze, een Iñaki Isasi, een Egoi Martínez, is ook mooi.

In 2007 krijgen we weer echt een mooi jaar. Amets Txurruka komt bij de ploeg. Wat ik mij van die Tour nog kan herinneren is dat Amets iedere dag in de aanval ging. Letterlijk iedere dag. Zelfs tijdens een tijdrit probeerde hij het nog. Het leverde hem de prijs van de strijdlust op. Dat bestond toen nog. Kreeg je gewoon een mooi shirtje. Niets mis mee.

amets.jpg

Ook in het klassement ging het goed. Mikel Astarloza brak ineens door als een klassementsrenner en werd 9e in het klassement. Haimar Zubeldia, de immer saaie Haimar, werd vijfde. Leuk.

In 2008 kregen we in de Tour weer hetzelfde te zien. Weer een Txurruka in de aanval en Rubén Pérez was ondertussen ook een vast onderdeel van de Tourploeg geworden. Rubén mogen we ook wel een cultheld worden, met zijn kansloze aanvallen en een stuk of 100 10e plaatsen in massasprints. Samuel Sanchez reed voor het eerst een goed klassement in de Tour, hij werd 7e.

2009 is het jaar van de derde etappeoverwinning. Ja, de derde pas. En dan nog een twijfelgeval ook. Euskaltel heeft nooit uitgeblonken in fantastisch tactisch inzicht. Gewoon aanvallen en dan zien waar het schip strandt. Dan win je niet zo gek veel.

mikel_astarloza_tour_et16_g_2009_sirotti.jpg

Hier zien we Mikel Astarloza de 16e etappe winnen, naar Bourg-Saint-Maurice. Hij werd dat jaar ook 11e in het klassement. Enige probleem, hij werd later betrapt op het gebruik van EPO. Een schorsing van twee jaar volgde en de overwinning in de Tour is eigenlijk wel een beetje verdwenen, maar goed, we hebben de beelden nog.


Oja, Amets ging ook weer veel in de aanval. Daar heeft deze fan een mooie compilatie van gemaakt.


2010 en 2011 zijn de jaren van Samuel Sanchez. In 2010 wordt hij derde in het algemeen klassement. Op het podium. GC-technisch het beste resultaat van Euskaltel in 13 jaar Tour de France. Een jaar later volgt eigenlijk een nog groter succes. Samuel wint een rit én de bergtrui. Zesde plaats in het algemeen klassement erbij.

samuel-sanchez-tour.jpg

10 jaar na de overwinning van Roberto Laiseka op Luz Ardiden, wint Samuel Sanchez ook op Luz Ardiden. Dan zou je kunnen zeggen dat het cirkeltje rond is. Dat zijn mooie dingen.


Uiteindelijk dus ook de bergtrui erbij.

SamuelSanchez-monta%C3%B1a.jpg

Nouja, 2012 en 2013 slaan we verder maar een beetje over. In 2012 viel Samuel samen met de halve ploeg geblesseerd uit. Lullige valpartij. Jorge Azanza die een man op een stoel raakt die te ver op de weg staat en daarmee de olympisch kampioen uitschakelt. Ook dat is Euskaltel.

1341769594_extras_mosaico_noticia_1_g_0.jpg

Goed, ja. In 2013 hadden we nog een mooie derde plaats van Mikel Nieve op de Mont Ventoux en heel hele hoop kansloze aanvallen. Lobato nog een dag in de bergtrui, maar dat was het verder wel. De ploeg was een beetje in het slop geraakt. Een einde zat er al een beetje aan te komen.

Dus, we kunnen concluderen dat Euskaltel in al die jaren niet veel heeft gewonnen, maar wel altijd de koers heeft geanimeerd. Zonder Euskaltel was het allemaal nog een stuk saaier geweest. Een van de weinige ploegen die altijd aanvallend heeft gekoerst. Een ploeg die alleen maar epische bergritten won. Ook dat is wat waard. Voor altijd mijn favoriete ploeg, in ieder geval.

Is er een ploeg die de rol van Euskaltel kan overnemen? En met rol bedoel ik de hele rol. Zowel het aanvallen in de bergen als het falen op alle andere gebieden. Ik denk niet dat we nog zo'n ploeg gaan krijgen.

Ik mis Euskaltel. ;(

969496_546624082039497_1493076904_n.jpg


[ Bericht 3% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:34:42 ]
kanovinniezaterdag 5 juli 2014 @ 11:51
SPOILER: Etappe 1: Leeds - Harrogate, 190 km
Etappe 1: Leeds - Harrogate, 190 km

Ja, jongens! Het is zover. De Tour gaat weer beginnen. Allicht leeft het dit jaar wat minder, vanwege het WK, maar elkaar in de weg zit het ook weer niet. 's Middags koers kijken, 's avonds een potje voetbal. Lijkt mij gewoon genot.

Een Grand Départ in Engeland. Dat hadden we een paar jaar geleden ook. 2007, om precies te zijn. Toen in Londen, nu in Leeds. Wielrennen is in een paar jaar tijd enorm populair geworden in Engeland. Uiteraard, als je wint heb je vrienden. Dankzij Sky en met name Wiggins is wielrennen ineens een hele populaire sport. Daarom is het wel een beetje lullig dat Wiggins er nu niet bij is. Zonder hem was het misschien wel heel anders gelopen met het Engelse wielrennen. Hij is toch het boegbeeld. Bij Sky denken ze daar anders over en is de Keniaanse Brit, tevens konijnenkiller Chris Froome ineens de grote man. Dat doet ze in Engeland alleen een stuk minder, die hele Froome. Desondanks kunnen we alsnog heel veel publiek verwachten. Niet alleen veel publiek, ook een mooie omgeving om door te fietsen. We bevinden ons in een heuvelachtig deel van Engeland.

UtqG8t3.jpg
PROFIL.png

Leeds, dus. Grote stad, 750.000 inwoners. Vroeger vooral bekend vanwege de textielindustrie. Tegenwoordig nog steeds voornamelijk een arbeidersstad. Dat niet alleen, ook het financiële centrum van Noord-Engeland en een studentenstad. Genoeg te doen in Leeds.

Elland_Road_panarama.jpg

Leeds kennen we natuurlijk vooral vanwege de roemruchte club uit de stad, Leeds United. In een niet al te ver verleden nog een club om rekening mee te houden, tegenwoordig toch redelijk afgezakt. In 1992 nog kampioen geworden, in het laatste jaar voor de competitie de Premier League werd. Ook getroffen door financiële problemen en ver afgezakt. Tot de League One zelfs. Nu toch weer te vinden in de Championship, maar een promotie richting de PL is de laatste jaren geen optie geweest. Helaas ook in handen van buitenlandse investeerders. Een Italiaan heerst nu over Leeds, Massimo Cellino, die voorheen eigenaar was van Cagliari. Deze Italiaan heeft een beetje vreemde trekjes. Zo heeft hij de keeper weggestuurd omdat deze is geboren op de 17e van mei. 17 is voor hem een ongeluksgetal. De Championship is dus ook gewoon totaal verneukt. Watford in handen van Italianen, Leeds dus en Cardiff heeft natuurlijk oppermafkees Tan. Nee, prima, dat "Engelse" voetbal.

Leeds_Rathaus.jpg

De start is bij de town hall van Leeds. Prima gebouwtje, niets mis mee. Daar vinden dus alle officiële plichtplegingen plaats voor de Tour echt kan beginnen. Renners op een rijtje. Lintje ervoor. Prudhomme erbij die het lintje mag doorknippen. Applausje erbij en klaar om te vertrekken. Via The Headrow snel richting de grote weg om Leeds te verlaten voor het platteland.

Van West Yorkshire fietsen de renners richting North Yorkshire, over een glooiend parcours. Voor de eerste beklimming van de dag waar punten te verdienen zijn hebben de renners al een aantal heuveltjes gehad. Na 68 kilometer is het tijd voor de beklimming van de Kidstones Pass, of Côte de Cray, zoals de Fransen het noemen. Een korte beklimming van 1,6 kilometer, maar met een gemiddelde van 7,1% toch best pittig. Vierde categorie.

descent-great-view.jpg

Een enthousiaste wielerfan heeft alle klimmetjes bezocht en er een filmpje van gemaakt. Dus, voor de mensen die het graag al een keer willen beleven, een filmpje. Wel netjes even pauzeren als de eerste klim gedaan is he.


Daarna volgt een korte afdaling en fietsen de renners door richting de tussensprint van de dag. Deze is na 77 kilometer in het dorpje Newbiggin. Een klein dorpje waar verder niet veel te beleven is. Na deze tussensprint gaan de renners op weg richting de volgende klim. Een klim met een geweldige naam. Na 103 kilometer is het tijd voor de Buttertubs Pass. Of zoals de Fransen het voor de gelegenheid noemen, Côte de Buttertubs. Derde categorie. 4,5 kilometer, 6,8% gemiddeld. Dat is al best een behoorlijke uitdaging, zo tijdens de eerste etappe.

Butter-Tubs-Pass-1.jpg

Er zit nog best een leuk verhaal aan dit klimmetje vast. Buttertubs klinkt natuurlijk achterlijk, maar daar zit gewoon een logische gedachte achter. Kalkstenen rotsformaties zijn te vinden in de nabijheid van deze pas. Eigenlijk direct naast de weg. De overlevering leert ons dat de boeren, op weg naar de markt tijdens de beklimming van de Buttertubs Pass onderweg stopten. Deze boeren hadden vooral boter in manden bij. In de zomer, als het warm was, werd deze boter tussen de kalkstenen rotsformaties verstopt. Sommige kloven waren zo diep, tot wel 20 meter, dat de boter daar koel bleef. Derhalve, buttertubs.

1920px-Butttub1.JPG

Tussen de tweede en de derde beklimming van de dag zit niet veel tijd. Tussen deze twee klimmetjes passeren we het dorpje Gunnerside. Buiten dit dorp is een mooie vallei te vinden, die wel redelijk kenmerkend is voor dit gebied. Bij de Tour weten ze altijd wel hoe ze de omgeving goed in beeld moeten brengen, dus we kunnen ongetwijfeld op mooie plaatjes rekenen.

DSCF3854.JPG

Na 129 kilometer is het tijd voor de Côte de Grinton Moor, oftewel de Grinton Moor Climb. Wederom een beklimming van de derde categorie. 3 kilometer aan 6,6% gemiddeld. Allemaal toch heel behoorlijk voor een eerste etappe. In deze omgeving werd vroeger veel lood gemijnd. Lijkt mij goed om te weten.

BrEasDbCcAA6KFe.jpg:large

Na de afdaling van Grinton Moor zijn er 140 kilometers afgelegd en volgen er nog 50 tot de streep. Dat is uiteindelijk toch wel de doodsteek voor welke vlucht dan ook. In deze laatste 50 kilometer hebben de sprintploegen vrij spel om hard tempo te gaan rijden en iedereen terug te halen. De klimmetjes hebben we gehad en het is nu nog steeds veel draaien en keren over soms smalle wegen, maar de echte uitdagingen zijn al geweest.

P1220856.jpg

De laatste kilometers richting Harrogate spreken redelijk voor zich. Rechte, brede wegen voornamelijk. Na 190 kilometer komen de renners aan in Harrogate, een plaats met 73.000 inwoners. Een speciale stad voor Mark Cavendish. Zijn moeder komt hier vandaan en hij heeft er zelf ook gewoond. Harrogate is een prima stad om te vertoeven, het is een spa. Een enorm populaire bestemming voor toeristen. Harrogate is majestueus, zouden we wel kunnen zeggen.

Harrogate-England-2.jpg

De laatste kilometer is nog een vrij lastige. Volgens de organisatie zelf ziet het er ongeveer zo uit:

PROFILKMS.png

Ja, daar schieten we dus niet heel veel mee op. Een paar stukjes op en een paar stukjes af. Daarom bekijken we het ook nog maar even op deze manier.

tour-de-france-2014-stage-1-finish-harrogate-elevation-profile.png

Nog een stuk van 6% in de laatste kilometer. Je kan hier zomaar je treintje of jezelf opblazen. Het zou wel eens een chaotische, ongecontroleerde sprint kunnen worden. Een stuk afdaling helpt ook niet mee. Enkele valpartijen sluit ik niet uit. De streep ligt bij West Park in Harrogate, in de buurt van dit gebouwtje zo ongeveer. Brede weg, de laatste meters.

HarrogateCenotaph(DSPugh)Aug2005.jpg

Een extra factor om rekening mee te houden in de laatste kilometer is dat het oplopende stukje in de winkelstraat is, waar enkele wegversmallingen zijn aangebracht. Ook aan vluchtheuvels in Engeland geen gebrek. Als dat allemaal maar goed gaat.

Engeland. daar is het altijd slecht weer. Zo ook morgen. Jawel, regen! Om het allemaal nog wat gevaarlijker te maken. Er gaan gegarandeerd mensen vallen, daar is eigenlijk geen ontkomen aan. De temperatuur is verder wel prima. 20 graden, zo ongeveer. Weinig wind, dus waaiers hoeven we niet te verwachten.

Ik ga me wagen aan een voorspelling. Een beetje laten zien hoe weinig verstand je er eigenlijk van hebt, heel erg mooi.
1. Cavendish. Zoals gezegd, Cav heeft een bijzondere band met Harrogate. Hij is altijd gemotiveerd om te winnen, maar nu nog veel meer. Hij gaat ook gewoon winnen, want deze laatste kilometer is wel redelijk in zijn voordeel. Dat oplopende stukje kan hij prima aan en hij heeft een goede trein bij zich.
2. Greipel. André is in goede doen. Hij werd afgelopen week Duits kampioen, op een parcours met enkele hellingen. De hele dag zag je 'm niet, maar in de laatste kilometer van de laatste ronde werd hij door Sieberg naar voren gebracht en klopte hij Degenkolb.
3. Kittel. Iedereen gaat voor Kittel op 1, dus doe ik natuurlijk iets anders. Waar Greipel het Duitse kampioenschap won, haakte Kittel juist af. Enkele kilometers voor de streep was de tank leeg. Kramp. Hij kon geen meter meer fietsen. Kan een keer gebeuren. Hoeft niet direct iets te zeggen, maar voor morgen schrijf ik 'm niet gelijk op. Ik sluit ook niet eens uit dat Degenkolb zijn kans mag gaan, omdat dit toch niet helemaal de makkelijkste etappe is.
4. Sagan. In de echte massasprints is hij nog steeds niet de topfavoriet. Een vierde plaats is goed mogelijk, maar tegen die andere kleppers winnen is nog steeds teveel gevraagd.
5. Démare. Gaat voor het eerst zijn nieuwe trui laten zien. Afgelopen week Frans kampioen geworden. Kan wel aardig mee in de massasprints, maar ook voor hem is winnen erg moeilijk met alle toppers erbij.

Als Cav wint kan hij gelijk door naar de kroeg van z'n oom. Paar pints erin. Hoppa.
Brd1piUIgAEAsvv.jpg


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:35:16 ]
Lavenderrzondag 6 juli 2014 @ 12:03
SPOILER: Etappe 2: York - Sheffield, 201 km
TDF / [Etappe 2] York-Sheffield #1 - Côte de Jenkin Road

Etappe 2: York - Sheffield, 201 km

Een gezapige etappe, met uiteindelijk toch nog een spannende laatste kilometers. Treintjes tegen elkaar, nog een aanval van Cancellara, de onvermijdelijke valpartij en de winst voor Kittel. Uiteindelijk viel het qua valpartijen nog mee, gelukkig. Cavendish schakelt zichzelf en mogelijk Gerrans uit, maar verder is er weinig gebeurd. Kittel wint, maar uiteindelijk viel zijn voorsprong op Navardauskas mij toch nog een beetje tegen, die moet hij normaal op grotere afstand zetten, maar de overwinning telt. Froome blijkt nog meer verborgen talenten te hebben, hij kan ook sprinten!

Morgen heeft het er alle schijn van dat het een spectaculaire etappe gaat worden. Negen gecatoriseerde beklimmingen. Drie van de vierde categorie, vijf van de derde categorie en eentje van de tweede categorie. Deze etappe zou je kunnen zien als een mini Luik-Bastenaken-Luik. Mini, want maar 200 kilometer en wel veel klimmen, maar uiteindelijk toch minder dan in een echte klassieker.

tour-de-france-2014-stage-2-route-map.png
PROFIL.png

De plaats van vertrek is dus York. Een stad met 200.000 inwoners, die bij mij vooral bekend is als studentenstad. Buiten dat is het een stad die enorm veel toeristen aantrekt. Meer dan 7 miljoen bezoekers per jaar. Is nogal wat. Het vertrek is bij de York Racecourse. Wel lekker, zijn de renners eens een keer niet de enige die paardenmiddelen krijgen.

lrg_15632_1200340274d51137a28799.jpg

York is verder een behoorlijk mooie stad. Eentje met veel verschillende invloeden. Van de Romeinse tijd tot nu. Dat levert een enorme variatie aan mooie gebouwen op, howeel de middeleeuwse gebouwen toch wel vrij overheersend aanwezig zijn. Stadspoortje, stadsmuur en de grootste gotische kathedraal in Noord-Europa. Alleen daarom al reden genoeg om deel uit te maken van het circus dat de Tour de France is.

york-1.jpg

York heeft nog meer bezienswaardigheden, zoals The Shambles, een enorm smal straatje met vakwerkhuisjes en Clifford's Tower, een overblijfsel van York Castle. Gebouwd door William I, ook wel William the Conquerer genoemd, om te heersten over de stad die toen nog Jorvik werd genoemd. In de handen van de Vikingen. Dat York heeft een boel meegemaakt.

cliffords-tower.jpg

Vanuit York fietsen de renners richting het westen. De finishplaats van vandaag, Harrogate, passeren we ook weer. Of nouja, bijna dan. Eigenlijk fietsen ze er meteen boog omheen. Na meer dan 40 kilometer fietsen is het tijd voor de eerste beklimming van de dag, Côte de Blubberhouses. Blubberhouses is een gehucht en de weg er naartoe loopt omhoog. Vierde categorie, 1,8 kilometer aan 6,1% gemiddeld. Een opwarmertje, zullen we maar zeggen.

blubberhouses.jpg

Al vrij vroeg in de etappe is het tijd voor de tussensprint. Na 68 kilometer, in de stad Keighley. Vanuit Keighley fietsen de renners richting het dorp Oxenhope. Buiten dit dorp begint de klim met de naam Côte d'Oxenhope Moor. 3,1 kilometer lang en een stijgingspercentage van 6,4%. Niet meteen heel schokkend, maar het gaat toch in de benen zitten.

image16.jpg

Na de Côte d'Oxenhope Moor volgt een afdaling en een nieuwe beklimming, die verder niet gecategoriseerd is. Dorpjes als Hebden Bridge, Mytholmroyd en Crag Vale worden gepasseerd. Deze klim start in Crag Vale en loopt door tot Blackstone Edge Reservoir. 8 kilometer, 3% gemiddeld. Zou dan eigenlijk toch wel vierde categorie mogen zijn, maar dat geheel terzijde.

Sign_for_Cragg_Vale_gradient_-_geograph.org.uk_-_1516646.jpg

Op de top slaan de renners linksaf, naar het oosten, richting de volgende klim van de dag, waar dan wel weer punten te verdienen zijn. De renners dalen af naar Rippondon, om te beginnen aan de Côte de Ripponden. 1,3 kilometer aan 8,6%, een flinke muur dus. Na deze muur volgt een korte afdaling om gelijk verder te gaan met de volgende muur, Côte de Greetland, 1,6 kilometer, 6,7%. Twee van zulke pukkels achter elkaar is toch tamelijk vervelend.

ripponden-2.jpg

Inmiddels hebben de renners 120 kilometer afgelegd en blijven er nog 80 over. Vier van de negen klimmetjes zijn gedaan. Van Greetland fietsen de renners richting Huddersfield. Een tamelijk grote stad, met 163.000 inwoners. Na Huddersfield maken de renners zich op voor een van de zwaarste klimmen van de dag, zeker qua categorie. De enige van de tweede categorie, Côte de Holme Moss. 4,7 kilometer en een gemiddeld stijgingspercentage van zeven procent. Er wordt hier heel veel publiek verwacht. Natuurlijk wordt er overal veel publiek verwacht, maar op deze pittige klim helemaal.

holme-moss-bridge-over-rake-dike.jpg

Als Holme Moss bedwongen is volgt een snelle afdaling, om daarna weer aan een klimmetje te beginnen. Ook weer eentje die niet officieel wordt erkend, maar je moet er alsnog over. Van het ene meertje naar het volgende. Van Woodhead Reservoir richting Langsett Reservoir. Toch ook weer een kilometer of 7 aan 3% gemiddeld.

Langsett_Reservoir_from_Hingcliff_Common.jpg

Na Langsett gepasseerd te hebben is het tijd voor de volgende beklimming, Côte de Midhopstones. Eentje van de derde categorie, 2,5 kilometer aan 6,4% gemiddeld. Dit is na 167 kilometer, er zijn nu nog maar een kilometer of 30 te fietsen en het blijft op en af gaan. Na Midhopstones is er een korte afdaling, is er weer een kort klimmetje, wederom een korte afdaling en dan komt de Côte de Bradfield, vierde categorie, 1 kilometer aan 7,4%.

Ewden-Bank-1.jpg

De volgende beklimming laat niet lang op zich wachten. Côte d'Oughtibrigde, ook wel bekend als Jawbone Hill. Boven in High Bradfield dalen de renners af naar Oughtibridge om daar weer naar boven te klimmen. Dit is de voorlaatste klim van de dag. Op deze top zijn er nog 19 kilometers te gaan tot de streep. De Jawbone Hill is er eentje van de derde categorie, 1,5 kilometer aan 9 procent! Tegen deze tijd moet het veld al aardig uit elkaar zijn geslagen, als er enkele ploegen zijn geweest die het aan hebben gedurfd om oorlog te maken.

Oughterbridge-Lane-Lower-Section.jpg

De renners komen boven in Grenoside en dalen weer kort af. Er volgt nog een pukkeltje en dan gaan de renners op weg naar Sheffield. Op 6 kilometer van de streep is het tijd voor de laatste helling van de dag. Eentje waar al veel over te doen is geweest, Jenkin Road. Een muur, van een kilometer lang, met percentages tot wel 33%, wordt gezegd. Of de 33% daadwerkelijk wordt gehaald is twijfelachtig, misschien net ergens een metertje, maar dat het enorm steil is mag geen twijfel lijden. 800 meter, 10,8% gemiddeld. Een flinke uitdaging, waar het veld nog een keer uit elkaar geslagen kan worden.

Wincobank-mid-section-bends-2.jpg

Na deze Jenkin Road volgt een korte afdaling en is het nog vier kilometer tot de streep. Vlakke kilometers. Nog best een aardig eind, dus als je eerder bent gelost heb je nog een kleine kans om terug te komen, maar een aanvaller die een flink gat krijgt op Jenkin Road zou dit, bij een gebrek aan organisatie daarachter, vol moeten kunnen houden.

PROFILKMS.png

De finish is dus in Sheffield. Een grote stad in het zuiden van Yorkshire met 550.000 inwoners. De snookerhoofdstad en plaats waar twee vrij bekende voetbalclubs zitten. Sheffield Wednesday en Sheffield United. Allebei actief in de marge van de Championship tegenwoordig. Vroeger was Sheffield het centrum van ijzer en staal. Een belangrijke Engelse arbeidersstad. De streep ligt op een brede straat in Sheffield. Totaal buiten het centrum, eigenlijk in the middle of nowhere. Helemaal niets te doen bij de streep. Ooit stond hier in de buurt een voetbalstadion, Don Vally Stadium, maar dat is niet al te lang geleden gesloopt.

DSC_0466_zpsab312e46.jpg

Sheffield is verder nog helemaal niet zo'n slechte stad, de finishplaats is naar mijn mening vrij raar gekozen. Het hele centrum van Sheffield wordt ontweken. Eigenlijk komt het peloton alleen door de buitenwijken. Veel bochten in de laatste kilometers, in principe vrij gevaarlijk, maar normaal gesproken ligt het hele peloton uit elkaar, dus in dit geval zal het gevaar vrij gering zijn. Wel allemaal brede wegen, de laatste kilometers, dus dat is geen probleem.

Sheffield_Square.JPG

Morgen weinig kans op regen. Hoewel dat niet altijd wat hoeft te zeggen, want vandaag was er juist weer veel kans op regen. Niets van gezien, uiteindelijk. We zien het vanzelf wel.

Een voorspelling voor morgen is vrij lastig. Het hangt er volledig vanaf hoe er gekoerst gaat worden. Nu is dat altijd zo, maar met een etappe met heel veel heuveltjes helemaal. Luik-Bastenaken-Luik werd dit jaar gewonnen door Gerrans. Een goede renner, maar als de koers hard wordt gemaakt kan hij dat parcours normaliter niet overleven. Nu kon hij wel overleven en hij was niet alleen. Een tamelijk grote groep bleef over. Als er morgen heel rustig wordt gekoerst, kan hij ook weer overleven. Als er morgen heel hard wordt gekoerst, wordt het een afvalrace en blijf je met heel weinig renners over. Het parcours is er naar om oorlog te maken, hopelijk doen de renners dat dan ook.
1. Lollerkowski. Gewoon in vorm hoor. Ben maar niet bang. Fietst van iedereen weg op Jenkin Road en wint met vijf minuten voorsprong. Een beetje zoals tijdens de Strade Bianche. Niets aan te doen.
2. Sagan. Kan net niet mee met z'n Loller en wint uiteindelijk het sprintje van het groepje overblijvers.
3. Valverde. Gaat aan op Jenkin Road, houdt na drie trappen de benen stil en maakt met z'n elleboog een gebaar dat de anderen moeten overnemen. Doen ze niet, dan gaat Kwiat er vandoor en blijft Valverde zitten. Wordt dan vervolgens tweede in de sprint. Lachen.
4. Slagter. Toch maar een Nederlander noemen. Heeft de laatste tijd niet echt laten zien over grootse vorm te beschikken, maar op papier is dit de perfecte etappe voor hem. Laten we hopen dat hij toch op tijd in vorm is.
5. Froome. Bleek vandaag te kunnen sprinten. Nou, dan kan dat morgen ook. Lekker man.


[ Bericht 2% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:35:46 ]
Lavenderrmaandag 7 juli 2014 @ 12:54
SPOILER: Etappe 3: Cambridge - London, 155 km
Etappe 3: Cambridge - London, 155 km

Op de tweede dag van een grote ronde al meteen de klassementsrenners aan het werk zien, dat is niet vaak. Zeker niet in de Tour. Een welkome afwisseling. Veel wijzer zijn we er alleen niet van geworden, want uiteindelijk was het toch net niet uitdagend genoeg om echte verschillen te creëren tussen de renners waarvan je verwacht dat ze mee gaan doen in het klassement. Positief is dat Nibali won, want nu hoeven we in ieder geval een aantal dagen niet meer naar die afzichtelijke trui van 'm te kijken.

Morgen wordt het een rit voor de sprinters. Kort, vlak. Een etappe waarvan je er meestal teveel hebt in de eerste week van de Tour.

125neb5.jpg
PROFIL.png
Cambridge. Studentenstad. Eigenlijk niet eens zo'n grote stad, met 126.000 inwoners. Van een stad die zo ontzettend bekend is verwacht je toch dat het allemaal wat groter is. De start is bij een park. Hoewel het eigenlijk niet eens de naam park mag hebben. Het is een uit de kluiten gewassen grasveld. Van dit punt fietsen de renners langs de universiteit. Zo'n beetje alle mooie gebouwen worden gepasseerd om vervolgens naar het zuiden te gaan, richting London.

kings-college-cambridge-cambrige.jpg

Cambrigdeshire wordt snel verruild voor Essex. Enkele hoogteverschillen zijn er nog wel in het begin van de etappe te vinden. Onder andere het pittoreske dorpje Saffron Walden is gesitueerd in enigszins geaccidenteerd terrein.

Saffron-Walden-001.jpg

Als echte wielervolger ben je het altijd uit principe oneens met het parcours. Er mist altijd wel wat aan. Deze Tour ook weer, een leuke bergetappe, maar dan de laatste 50 km vlak. Of überhaupt een overschot aan vlakke etappes. Is allemaal niets natuurlijk. Dat kun je zelf veel beter. Ik heb daarom voor de gein wel eens etappes in elkaar geflanst, met behulp van een site als tracks4bikers (RIP). Beetje op zoek naar mooie klimmetjes, of op een andere manier een uitdagend parcours. Soms probeerde je dan een hele grote ronde in elkaar te draaien en daar hoort natuurlijk ook wat werk op het vlakke bij. 21 keer een aankomst bergop kan ook niet, hoewel ze daar in Spanje anders over lijken te denken. Enfin, zo'n etappe op het vlakke is natuurlijk saai. Dan kies je een plek uit, klik je op het centrum, ga je naar de volgende plek en klik je daar op het centrum. De kortste weg tussen die twee plaatsen wordt voor je uitgerekend en je bent binnen een minuut klaar met je etappe. Dat is dus wat ze zo ongeveer bij deze etappe hebben gedaan. Het is bijna niet mogelijk om een snellere route tussen Cambridge en London te vinden. Ja, er is één mogelijkheid om nog een stuk af te snijden, maar dan is de rit niet lang genoeg. Dit is waarschijnlijk de etappe waar het minste werk in heeft gezeten. Deze is binnen drie minuten in elkaar gedraaid. Continu over de grote weg. Uiteindelijk passeer je dan enkele steden, zoals een Chelmsford. Daar staat een leuke kerk.

Chelmsfordcath.jpg

Na een hele tijd richting het zuiden te hebben gefietst gaan de renners nu richting het westen. Over het platteland richting de tussensprint van de dag, in Epping Forest. Hoewel de tussensprint gewoon midden in Epping is en dus helemaal niet in het bos. Verwarring alom. Na de tussensprint fietsen de renners nog wel door het bos, dus de natuurliefhebbers komen alsnog aan hun trekken. Wel een bijzonder bos, want Queen Elizabeth I zou hier nog gejaagd hebben! Althans, dat is het verhaal. Er is verder geen bewijs voor. Maakt niet uit, gewoon mooi. Jachthuis erbij, kan jou het schelen.

queenelizabethshuntinglodgeeppingforest2.jpg?m=1376345615

Na Epping Forest zijn we al bijna in London. De finale gaat dan al beginnen. Na 118 kilometer rijden we London binnen, er zijn dan nog 37 kilometer te gaan. Na 12 kilometer door de Londense buitenwijken gereden te hebben rijden we het olympische park in. De laatste kilometers kennen we eigenlijk allemaal al. De laatste jaren toch vrij vaak in London geweest. De Tour in 2007, Olympische Spelen in 2012 en dan is er sinds vorig jaar ook nog de Ride London Classic. De bekende trekpleisters worden allemaal weer gepasseerd. Daar hoef ik verder weinig woorden aan te besteden, kennen we allemaal we. Finish op The Mall, met Buckingham Palace op de achtergrond. Laatste rechte lijn is lang en breed, niets aan de hand.

Buckingham-Palace-Britain%E2%80%99s-Queen-Residence.jpg

Kleine kans op regen, graadje of 20, waarschijnlijk weinig wind. Nee, dit gaat gewoon een hele simpele sprintetappe worden. Het laatste uur gaat er waarschijnlijk belachelijk snel gekoerst worden. Het enige spektakel zal komen van de laatste kilometers en eventuele valpartijen. Verder vergeten we deze etappe waarschijnlijk snel weer.

Soms is een voorspelling moeilijk, maar nu spreekt het voor zich. De verhoudingen zijn vrij duidelijk. Kittel is niet eens meer buitencategorie, simpelweg van een andere planeet.
1. Kittel. Met vijf lengtes. Pakt eventueel nog een paar seconden ook.
2. Greipel. Met het wegvallen van Cavendish is hij de beste van de rest. Duidelijk beter dan de andere sprinters, maar helaas voor hem is er nog een andere Duitser.
3. Demare. Won de Ride London Classic in 2013. Kent de weg. Komt alleen wel flink tekort tegen Kittel en Greipel, dus meer dan een derde plaats zal het normaal gesproken niet worden.
4. Coquard. Is wel aardig rap, een vierde plaats dan maar.
5. Sagan. Het is breed en het is vlak, dus Sagan heeft hier eigenlijk helemaal niets te zoeken, maar hij gaat het wel proberen en dat kan dan een vijfde plaats opleveren. Of een zesde. Of een zestiende. Kan allemaal.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:38:41 ]
Lavenderrdinsdag 8 juli 2014 @ 19:17
SPOILER: Etappe 4: Le Touquet-Paris-Plage - Villeneuve-d'Ascq Lille Métropole, 163 km
Etappe 4: Le Touquet-Paris-Plage - Villeneuve-d'Ascq Lille Métropole, 163 km

Een demonstratie van Kittel en Giant verder gaan we op weg naar de volgende massasprint. Het enige verschil is dat we ondertussen in Frankrijk zijn aangekomen. Aan de kust, de Opaalkust. Dit zou een hele spannende etappe kunnen zijn als het hard zou waaien, maar dan moet ik jullie meteen teleurstellen. Men verwacht weinig wind. Helaas.

stage_04_map_670.jpg
PROFIL.png
Het zeer fraaie kustplaatsje Le Touquet-Paris-Plage is de vertrekplaats. Een dorpje eigenlijk, met maar 5600 inwoners. In de zomer is er wel veel volk, tot 250.000 bezoekers komen het strand hier bezoeken. We bevinden ons in de regio Nord-Pas-de-Calais, departement Pas-de-Calais. In Le Touquet is de Tour al enkele keren geweest. Lang, lang geleden. In 1971 bijvoorbeeld, toen Mauro Simonetti won. In 1976 was er een tijdrit naar Le Touquet, deze werd gewonnen door Freddy Maertens. D'n Freddy.

Typisch straatje in Le Touquet:
1704_l.jpg

Plage, daar waar de start van de etappe uiteraard is:
4229150.jpg

Bijzonder mooi stadhuisje:
642_l.jpg

Vanuit Le Touquet gaan de renners eerst naar het zuiden, om vervolgens toch maar snel naar het oosten te fietsen, wat wel nodig is als je in Lille wil uitkomen. Montreuil wordt aangedaan. Een dorp van helemaal niets, maar ze hebben er wel een oude vesting met een citadel, dus dit dorpje zullen we niet ongemerkt passeren. Staat ongetwijfeld in het kastelenboek van Herbert. In dit dorpje vinden we ook enkele straten met kasseien, die soms gemeen kunnen oplopen, maar dat slaan we dan wel weer over.

Montreuil-sur-mer24.jpg

Na Montreuil komt het eerste klimmetje van de dag er al bijna aan. Een simpel klimmetje van de vierde categorie, Côte de Campagnette. Eén kilometer aan een procent of 6, niet echt de moeite waard. De renners fietsen ondertussen richting het noorden. Enkele hoogteverschillen moeten overwonnen worden, maar eigenlijk mag het geen naam hebben. Na 71 kilometer komen de renners aan in Saint-Omer. Dit is nog redelijk noemenswaardig omdat hier enkele mooie gebouwen te vinden zijn, waaronder een ruïne van de abdij van Sint-Bertinus.

11495587.jpg

Het is nu nog twintig kilometer tot de tussensprint van de dag. Dit wordt alleen een wat vreemde tussensprint. De streep ligt namelijk boven op Mont Cassel. Hoewel misschien beter bekend als de Kasselberg. Een heuveltje in het Heuvelland, dat de afgelopen jaren deel heeft uitgemaakt van Gent-Wevelgem. Geen bijzonder zware klim, een kilometer of twee aan 5% gemiddeld. De top ligt net buiten het centrum van Cassel. In het centrum van Cassel liggen kasseien, wat in dit geval wil zeggen dat de renners over deze ondingen moeten afdalen. Ze liggen er verder wel redelijk bij, dus grote problemen hoeft dit niet op te leveren. Het stuk met kasseien is ook niet heel lang, de renners komen al snel weer op een geasfalteerde weg terecht.

Kassel-markt.jpg

Als de tussensprint geweest is fietsen de renners richting België. De grens wordt netjes gevolgd, maar België wordt niet echt betreden, dat bewaren we voor etappe 5. Hoewel we nu wel in Frans-Vlaanderen zijn, dit gebied heeft niet altijd deel uitgemaakt van Frankrijk. Vandaar ook de Nederlandse namen voor sommige plaatsen, zoals Rijsel. Na 117 kilometer is het tijd voor de laatste beklimming van de dag, de Zwarte Berg. Klinkt heel spectaculair, maar deze Mont Noir is maar 1,3 kilometer en nog geen 6% gemiddeld. Er zijn nu nog een kilometer of 45 te gaan en de verwachting is dat er een rugwind zal zijn. Niet bijzonder hard, maar wel aanwezig. Op de kant zal het waarschijnlijk niet gaan, maar de snelheid zal desondanks heel erg hoog liggen. Een snelle finale dus. Als het peloton de kopgroep teveel tijd geeft, of bijvoorbeeld eens een keer al het werk aan Giant laat, kan het er nog om spannen, maar normaal gesproken moet dit toch gewoon een massasprint worden. Bailleul wordt aangedaan, een stad met een Vlaams karakter. De Belgen noemen het ook Belle, niet Bailleul. Volledig verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog en opnieuw opgebouwd, waarbij de architecten goed keken naar, onder andere, woningen uit Brugge.

65028293.jpg

Na Belle fietsen de renners richting Armentiers, of Armentières, het is maar net van welke kant je het wil bekijken. Een industriestad, zoals je er in deze omgeving wel meer hebt. Ook eentje die last heeft gehad van de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog. Voor een groot deel verwoest, maar weer netjes opgebouwd. Centrumpje is wel het aanschouwen waard.

armentieres_hdv.jpg

Dan is de finale al in volle gang. 15 kilometer verder rijden de renners Rijsel al binnen. Op dat moment is de koers nog 14 kilometer lang. Zo ongeveer de hele metropool doorkruisen we, voor we in Villeneuve-d'Ascq aankomen. Villeneuve-d'Ascq is een voorstad van Lille en heeft ongeveer 65.000 inwoners. Lille zelf heeft 228.000 inwoners en de hele Métropole maar liefst 1.125.000. Voor we naar de finish rijden passeren we eerst nog een deel van Lille dat we moeilijk majestueus kunnen noemen.

DSC03928.jpg

Helaas is de finish niet veel beter. De streep ligt pal voor het Stade Pierre Mauroy. Dat is het nieuwe stadion van de voetbalclub OSC Lille. Een afschuwelijk modern stadion. Een van de afgrijselijkste stadions die men de laatste jaren heeft gebouwd, maar je zou kunnen zeggen dat het prima bij dit gebied past. Het oude stadion was ook al niet veel, dus het hoort blijkbaar bij de club. De ArenA noemt men wel eens een ufo, wat is dit dan?

grand_stade_mauroy.jpg

Overigens wordt dit stadion niet alleen voor voetbal gebruikt, ook voor rugby. Van de binnenkant gaat het nog wel, maar het is niet gelijk reclame voor je land om voor dit afzichtelijke ding te finishen. De verdere omgeving hier is niet veel beter. Troosteloos, zou je kunnen zeggen. Goed, in ieder geval wel nieuwe wegen, met goed asfalt. Een bocht, op ongeveer 400 meter van de streep. Het is geen hele scherpe bocht, meer een lopende. Toch is positionering hier belangrijk. De weg is op dit punt ook niet al te breed, dus als je hier niet bij de eersten bent kan je het beter meteen opgeven. Hier finishen ze zo ongeveer, eigenlijk net voorbij het stadion, bij dat andere lelijke gebouw voor de deur.

130128_bvd_tournai1.jpg

Lille is overigens wel gewoon een stad die ontzettend veel te bieden heeft. Helemaal zo lelijk nog niet. Daarom jammer dat daar weinig gebruik van wordt gemaakt. Hier in de buurt finishen was al een stuk beter geweest, laten we eerlijk zijn.

lille2.jpg

Waarschijnlijk niet genoeg wind om waaiers te creëren, daarentegen wel een grote kans op regen. Pas tegen de avond zal het in Lille en omstreken weer wat droger worden. Hebben de renners dus niets aan. De finale kent enkele serieuze bochten, dus er is een verhoogd risico op valpartijen.

Waarschijnlijk zal het weer een massasprint worden. De enige manier waarop dit niet gaat gebeuren is als de andere ploegen Giant-Shimano het werk laten opknappen. De trein van Giant is altijd indrukwekkend, maar het feit dat ze tijdens de rit zo ongeveer alleen hun Chinees op kop zetten helpt wel mee. Ze hebben vaak ook de meeste mensen over. Als andere ploegen nu niet gaan achtervolgen en het aan Giant laten, kunnen ze het nog wel eens moeilijk krijgen om alles te controleren. Dan moet je je vervolgens wel afvragen of Nibali zijn trui wil verliezen. Kan zijn van niet, dan halen ze alsnog alles terug. We zullen wel zien, waarschijnlijk zullen de Lotto's van deze wereld toch wel weer voor Greipel fietsen.
1. Kittel. Indrukwekkend, dat is deze beer uit Duitsland zeker. Gaat gewoon iedere massasprint winnen deze Tour. Niets aan te doen.
2. Greipel. Driemaal scheepsrecht. Het zal nu toch een keer moeten lukken. Winnen niet, maar een keer een fatsoenlijke sprint rijden wel.
3. Demare. Nog zo'n faalhaas. Komt er tot nu toe niet aan te pas, maar is in deze omgeving wel altijd goed.
4. Sagan. Deed dat vandaag toch beter dan ik had verwacht. Tuurlijk, Kittel kan hij niet kloppen, maar de rest liet hij toch een aardig eind achter zich.
5. Coquard. Ja, dit wordt een hele grote. Verdomd snel, nu alleen even wat minder je best doen bij de tussensprint en wat meer bij de streep.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:39:09 ]
Lavenderrdinsdag 8 juli 2014 @ 22:15
SPOILER: Etappe 5: Ieper - Arenberg-Porte du Hainaut, 155 km
Etappe 5: Ieper - Arenberg-Porte du Hainaut, 155 km

Zelfs als zijn hele trein ontspoort wint Kittel nog. Daar is dus echt niets aan te doen. Het is maar goed dat we morgen een ander soort etappe krijgen. Dat gaat geen massasprint worden.

Dé etappe waar iedereen het al maanden over heeft. Kasseien! Negen stroken in de laatste 70 kilometer. Deze 9 stroken leveren 15,4 kilometer kasseien op. Na een mini Luik-Bastenaken-Luik nu een mini Parijs-Roubaix. Volgens mietjes als Jurgen van den Broeck hoort dit niet thuis in de Tour, maar voor de kijkers wordt het waarschijnlijk een fantastische etappe. Kasseien staan altijd garant voor spektakel, dus ook in de Tour. De laatste keer, in 2010, bleef er een groepje van zes man over. De geblokte Noor Hushovd won toen. Enkele favorieten verloren tijd, o.a. Contador en Van den Broeck, of vielen zelfs uit, zoals een Frank Schleck. Zoiets kan morgen ook zomaar gebeuren, zeker met het weerbericht in je achterhoofd. Enige nadeel is dat de rit ontzettend kort is. Dat maakt het toch minder een uitputtingsslag.

Tour-de-France-Stage-5-1400752469.png
PROFIL.png
BXQRmOVCcAA2-KD.jpg
De start is in Ieper. Een stad met 35.000 inwoners in West-Vlaanderen. Nog zo'n stad die totaal verwoest werd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vier slagen waren hier maar liefst, verspreid over vier jaar. Uiteindelijk bleef er niets over van Ieper, maar gelukkig werd de stad later weer in ere hersteld. De start is bij de niet onaardige Grote Markt.

ieper-01-contr1.jpg

Vanuit Ieper fietsen de renners richting Roeselare, over een vlak parcours. Eenmaal in Roeselare hebben we het noordelijkste punt van de dag bereikt en gaan de renners op weg naar Frankrijk. Voordat we Frankrijk weer binnenrijden doen we eerst nog Wevelgem aan, bekend van de de koers Gent-Wevelgem. Een belangrijke koers, die dit jaar werd gewonnen door John Degenkolb. Hij klopte Arnaud Demare heel nipt. Via Wevelgem gaan de renners richting Mouscron/Moeskroen, om dan na 60 kilometer weer in Frankrijk aan te komen. Daar passeren we een paar van die prachtige industriestadjes, zoals Tourcoing. Daar staat dan nog wel een mooi stadhuis.

Tourcoing_hotel_ville_3-4.JPG

Van Tourcoing rijden we naar een van de bekendste wielersteden van Frankrijk, Roubaix. We volgen in Roubaix gewoon de grote weg, het bekendste vélodrome van Frankrijk laten we links liggen, hoewel het ongetwijfeld wel in beeld zal worden genomen. Na Roubaix is het nog maar een kilometer of 20 tot de eerste kasseistrook van de dag. Gruson au Carrefour de l'Arbre wordt aangedaan. In Parijs-Roubaix wordt deze strook altijd in tegengestelde richting gereden, het is een strook van 1100 meter en krijgt twee sterren. Twee sterren is niet heel veel, want de zwaarste stroken krijgen altijd vijf sterren. Deze strook ligt er redelijk netjes bij. Dit is een opwarmertje, zou je kunnen zeggen.

33elqwy.png

10 kilometer na deze eerste secteur is het tijd voor de tussensprint, in Templeuve. Na deze tussensprint is het nog maar een paar kilometer tot de volgende sector van de dag. Nummertje 8, we tellen af. Een strook die vaak voorkomt in de finale van Parijs-Roubaix, de strook van Pont-Thibaut. 1400 meter lang en drie sterren, dus al wat zwaarder dan de vorige strook. Ligt er ook wat slechter bij, maar is nog lang niet de moeilijkste strook van de dag.

pont-t10.jpg

Na 110 kilometer, er zijn dan nog 45 kilometer te gaan, krijgen we een strook die een van de zwaarste van allemaal zou kunnen zijn, maar helaas rijden we alleen het eerste, relatief makkelijke, deel van deze strook. De eerste kilometer van Mons-en-Pévelè. Drie sterretjes, geven we deze.

Mons_pav%C3%A9_%281%29.JPG

De volgende strook volgt nu heel snel. Als de strook richting Mons-en-Pévelè wordt verlaten fietsen de renners richting Bersée. Hier ligt een strook van 1400 meter. Dit is een strook die richting Auchy-les-Orchies loopt. In Parijs-Roubaix loopt deze strook altijd van Auchy-les-Orchies richting Bersée en is hij een stuk langer, nu doen we alleen het zwaardere tweede deel van deze strook. Een vrij lastige strook, maar niet al te lang. We geven er maar drie sterren aan.

auchy_10.jpg

Nu zijn er dus al vier stroken geweest, de laatste drie heel kort achter elkaar. Het is nog 40 kilometer tot de streep. 10 kilometer tot de volgende strook. De kasseistrook van Orchies naar Beuvry-la-Forêt. 1400 meter lang. Tijdens Parijs-Roubaix rijden ze deze altijd andersom. 700 meter oude kasseien en 700 meter redelijk nieuwe kasseien. Voor de helft dus goed te doen en een helft waar je minder comfortabel op je fiets zit.

beuvry10.jpg

Amper vijf kilometer later volgt sector 4 al. Sars-et-Rosières à Tilloy-lez-Marchiennes. Ook deze strook komt voor in Parijs-Roubaix. Het is een lange strook, 2400 meter. Niet echt de slechtste strook van allemaal, maar de lengte zal er wel voor zorgen dat er hier wat kan gebeuren.

tilloy10.jpg

Nog drie stroken en 20 kilometer te gaan. Na Tilloy binnengereden te zijn is het nog maar vier kilometer tot Warlaing, waar de volgende strook ligt. Ook deze strook komt voor in Parijs-Roubaix, is dan alleen wel een kilometer langer, nu doen we de goede 1400 meter van Brillon naar Warlaing. In die andere kilometer zitten een paar slechte stuken met flinke gaten, dus dat wordt overgeslagen.

27926921.jpg

Nog twee stroken te gaan. Er kan nu al een hoop gebeurd zijn, maar als dat niet het geval is, wanhoop niet. De zwaarste strook komt er nog aan. Zwaarste, want langste. Bijna vier kilometer lang is deze strook. Op 15 kilometer van de streep is het tijd voor Wandignies-Hamage à Hornaing.

5599702581_e1b63be010_z.jpg

Dan is er dus nog één strook te gaan en nog maar enkele kilometers. De strook van Hélesmes naar Wallers. 1600 meter. Geen verschrikkelijk slechte strook, maar met 14 kilometer kasseien in de benen kan hier, als er dan nog steeds niets is gebeurd, alsnog wat gebeuren. Ik neem aan dat er voor deze tijd al een flinke afscheiding is geweest, maar anders kan het op het laatste moment nog. Na deze strook is het nog maar 6 kilometer tot de finish. Als je hier een gat hebt ben je waarschijnlijk wel weg, want het valt niet te verwachten dat er nu nog een grote groep bij elkaar zal zijn.

waller10.jpg

Vanuit Wallers fietsen de renners richting Arenberg. Arenberg, dat iedereen wel kent, want dit dorp wordt ieder jaar tijdens Parijs-Roubaix gepasseerd voor de verschrikkelijkste en mooiste strook van de hele koers, Het Bos van Wallers. Helaas gaan we nu het bos niet in. We finishen voor het bos. Zo dichtbij, maar toch ook weer zo ver weg. Heel veel maakt het ook niet uit, ook zonder het bos moet dit een hele goede koers kunnen worden.

Wallers_-_Fosse_Arenberg_des_mines_d'Anzin_(415).JPG

De afgelopen jaren was het iedere keer droog tijdens Parijs-Roubaix. Sommige mensen doen ieder jaar een regendans, in de hoop dat we dan een paar druppels krijgen, maar het wil maar niet lukken. Het heeft er alle schijn van dat we morgen wél regen krijgen. Er wordt in de omgeving van Wallers regen verwacht, veel regen. We gaan dus hoogstwaarschijnlijk natte kasseien krijgen. Vandaag heeft het in dit gebied ook al geregend, dus in plaats van stof krijgen we nu een keer modder. Dit voegt natuurlijk wel een extra dimensie aan het hele gebeuren toe. Bovendien krijgen we te maken met een flink windje in de rug. Afhankelijk van hoe de renners fietsen zal de wind in de rug of van de zijkant komen. Vandaag was het ongeveer 25 km/u, lang niet genoeg om waaiers te creëren, morgen krijgen we al snel 50 km/u, tegen het eind van de middag zelfs 60 km/u. Dat is windkracht 7. Harde wind. Om het af te maken zijn de temperaturen ook vrij laag, zo rond de 16 graden. Dus, regen, windkracht 7 en een redelijk lage temperatuur. Dit zou wel eens een hele bijzondere etappe kunnen worden.

Een combinatie van het weer en dit parcours gaat er voor zorgen dat we nooit met een hele grote groep aan gaan komen bij de finish. Het gaat een slijtageslag worden. Ik ga, ondanks de geringe afstand, uit van een klein groepje. Man of 10, misschien zelfs minder. Op een van de laatste kasseistroken gaan er waarschijnlijk nog wel jongens proberen weg te rijden en dan denk je natuurlijk meteen aan de mannen die ook altijd enorm sterk zijn in Parijs-Roubaix. De laatste twee edities werd deze koers eigenlijk gedomineerd door Vanmarcke en Cancellara. Terpstra won dit jaar wel, maar die twee waren op de kasseien toch net wat indrukwekkender. Een van die twee gaat morgen winnen, daar ben ik heilig van overtuigd. Cancellara hoeft dit jaar geen Andy Schleck op sleeptouw te nemen, zoals in 2010. Frankie staat al op achterstand en anders gaat ie wel op z'n plaat, hoeven ze ook geen rekening mee te houden. Vanmarcke heeft dan wel Mollema, maar volgens Nico 'hop hop hop' Verhoeven hoeft hij op niemand te wachten.
1. Vanmarcke. Al meerdere jaren indrukwekkend in de klassiekers, maar de echt grote overwinning wil nog niet lukken. Dat moet morgen dan maar een keer gebeuren. Hij lijkt goed in vorm te zijn, was sterk op het Belgisch kampioenschap en had zonder Cavendish mogelijk een goede sprint kunnen rijden in de eerste etappe. Ik denk dat hij weg gaat fietsen van de rest en solo aan gaat komen.
2. Cancellara. Fabian rijdt altijd goed als er kasseien zijn. Morgen ook. Zal alleen net even het wiel van Vanmarcke niet kunnen houden en uiteindelijk het sprintje van de kleine overblijvende groep winnen.
3. Degenkolb. Na een paar dagen gewerkt te moeten hebben voor Kittel komt nu zijn eerste kans. Hij was ontzettend goed in voorjaarsklassiekers. Dit werk kan hij aan. Het is op dit moment alleen nog wel veel volgen, weinig aanvallen. Gaat ook morgen niet aanvallen. En dan ga je waarschijnlijk niet winnen.
4. Sagan. Wordt ook steeds beter in dit werk. Komt uiteindelijk net mee met het bepalende groepje, als hij tenminste niet teveel last heeft van zijn accidentje vandaag.
5. Lollerkowski. De man die alles kan. Komt ook gewoon prima over de kasseien. Niets mis mee.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:39:35 ]
kanovinniedonderdag 10 juli 2014 @ 07:53
SPOILER: Etappe 6: Arras - Reims, 194 km
Etappe 6: Arras - Reims, 194 km

Dit is ons jaar. We hebben weer gewonnen. Zoveel jaren van armoede, maar dit jaar komt alles er ineens uit. We fietsten al enige jaren goed mee, maar het afmaken wilde niet lukken. Dit jaar valt alles dan ineens op z'n plaats. Voor het eerst sinds 2001 een klassieker gewonnen, Terpstra in Parijs-Roubaix. Voor het eerst sinds 2011 weer een rit in de Giro, daar volgde Weening zichzelf op en nu voor het eerst sinds 2005 een rit in de Tour. Bovendien nog overwinningen in zowat iedere belangrijke rittenkoers. Drie stuks in Parijs-Nice, twee stuks in Catelonië, eentje in het Baskenland en eentje in de Dauphiné. Bovendien hebben we, met alle koersen bij elkaar, het meest gewonnen van alle landen. Deze overwinning is de 75e overwinning in een UCI-koers dit jaar. Het gaat ons voor de wind en daar mogen we best blij mee zijn.

52c11bde912318bdab1f821caff8633d_view.jpg

Morgen krijgen we dan weer een hele saaie, vlakke etappe. We krijgen dus ruimschoots de tijd om na te genieten van deze fantastische overwinning. Het is weer tijd voor d'n Kit.

PROFIL.png
De start is in Arras. Een stadje met 45.000 inwoners waar de Tour al twee keer eerder is geweest. We bevinden ons in het Pas-de-Calais, een eindje onder Lille. De exacte plek van vertrek was ook de plek van vertrek tijdens een etappe in 1991 en tijdens de ploegentijdrit in 2004. Dat is vrij logisch, want het is de trekpleister van Arras, de plaatselijke citadel, die terug te vinden is op de werelderfgoedlijst van Unesco. Hier liggen ook kasseien, dus het is niet te hopen dat deze start wordt geschrapt.

Arras_citadelle01.jpg

Van Arras is het richting het zuiden, zonder enige serieuze hoogteverschillen. De eerste 100 kilometer is het eigenlijk volledig rechtdoor over de grote weg. Dat wordt bijzonder spectaculair om naar te kijken. We rijden het departement Somme binnen en passeren daar dorpen als Bapaume en Péronne. Bapaume en Péronne zijn van die dorpen waar behoorlijk werd gevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Slag aan de Somme, waarbij meer dan één miljoen slachtoffers vielen, werd in deze omgeving uitgevochten. In de omgeving van de rivier de Somme probeerden de Britten en Fransen door de Duitse linies te breken. In Péronne is nog een museum te vinden over deze gebeurtenissen, Historial de la Grande Guerre.

Peronne_museum.jpg

Na Ham rijden we het departement Aisne binnen. Hier rijden we een hele tijd over het platteland, om na 107 kilometer de eerste beklimming van de dag te krijgen. Hoewel het eigenlijk niet eens het noemen waard is, één kilometer aan 6 procent. Nou, het is wat. Wel een prima naam, Côte de Coucy-le-Château-Auffrique. Coucy-le-Château-Auffrique is een klein dorpje, deels verstopt binnen de muren van de overblijfselen van het kasteel van Coucy.

31749.jpg

We zijn ondertussen een heuvelachtig terreintje binnengereden. Het gaat nu een paar keer op en af. Stelt allemaal niet veel voor, maar wel wat anders dan de eerste 100 vlakke kilometers. Na dit eerste klimmetje is het al bijna tijd voor de tussensprint van de dag, deze is in Pinon. Loopt een klein beetje omhoog, maar mag ook niet echt een naam hebben. Ook hier kwamen de Duitsers in 1914 langs. Bleef ook niet veel van over. Zelfs het bos in de omgeving moest eraan geloven.

cartes-postales-photos-La-Butte-PINON-2320-7212-20071017-5e4i4t2d7b8p8u7k3h2x.jpg-1-maxi.jpg

Boven in Pinon zijn we op een heuvelrug terecht gekomen. Over deze heuvelrug loopt een weg, Chemin des Dames. Hier rijden we over en met een reden, want ook hier is weer een link met de Eerste Wereldoorlog te vinden. Deze heuvelrug werd bezet door de Duitsers. Dat vonden de Fransen toch niet zo'n goed idee en ze probeerden de Duitsers weg te jagen, zelfs met gebruik van de eerste Franse tanks, maar dat werd niet echt een succes. Een jaar later durfde men pas weer een nieuwe poging te jagen en lukte het uiteindelijk om de Duitsers te verslaan. Een bijzondere weg om over te fietsen dus.

Plateau_du_Chemin_des_Dames.JPG

De renners passeren Cerny-en-Laonnois, waar een groot kerkhof is en vele slachtoffers van de gevechten op Chemin des Dames begraven liggen. Vervolgens rijden ze van deze heuvelrug af en gaan ze op weg naar het volgende heuveltje van de dag, weer eentje van de vierde categorie. Côte de Roucy. 1,5 kilometer aan 6,2%, stelt ook niet veel voor. Na dit pukkeltje volgt er nog een, die dan weer niet in de boeken staat, maar op basis van het probleem ongeveer hetzelfde zal zijn. Daarna is het gedaan met de heuveltjes. Nog 30 kilometer tot de streep. Na 180 kilometer rijden we door het dorpje Bourgogne. Dat dorpje ziet er een beetje raar uit.

Bourgogne_Vue_Avion_2_CL.jpg

Daarna is het rechtdoor richting Reims. Reims is een stad met 188.00 inwoners. Een stad ie al vaak deel heeft uitgemaakt van de Tour, 12 keer maar liefst. In het verleden wonnen hier onder andere Abdoujaparov, McEwen en Petacchi. Altijd een sprint hier. In de stad Reims volgen nog maar twee bochten. Twee. In enkele kilometers. Dit moet dus eigenlijk geen probleem zijn. De renners finishen op de Boulevard Victor Hugo, een ontzettend brede weg. Een normale vlakke etappe schreeuwt Kittel, dit is er gewoon om gillen. Hysterisch gillen.

cathedrale_de_reims.jpg

Geen onaardige plaats, dat Reims. Kun je volgens mij goed vertoeven. Zeker met de wetenschap in je achterhoofd dat dit de woonplaats is van een van de beste (en knapste) wielrensters van het moment, Pauline Ferrand-Prevot. Helaas voor de renners is zij morgen niet aanwezig, ze is momenteel aan het koersen in Italië, de Giro Rosa, waar ze Marianne Vos iedere dag mag helpen aan de overwinning, wat zoals wel vaker aardig lukt.

1497066_473598209413278_1589643127_n.jpg

Het weer gaat morgen weer een beetje de goede kant op. Kans op regen blijft aanwezig, maar het wordt in ieder geval wat warmer. Dik boven de 20 graden. Het blijft waaien, maar minder hard dan vandaag, dus of het dan morgen eindelijk tijd voor waaiers is valt te betwijfelen. Waarschijnlijk niet. Regen dus wel, maar een verschrikkelijk simpel parcours, zonder heel veel bochten in de finale. Zou dus moeten lukken.

Dit wordt waarschijnlijk een sprint. Tenzij ploegen nu eindelijk klaar zijn met die hele Kittel en niet gaan achtervolgen, maar Lotto zal vast wel weer gaan rijden, omdat het dan maar viermaal scheepsrecht moet zijn met Greipel.
1. Kittel. Vijfendertig lengtes.
2. Greipel. Nu gaat zijn sprint er dan eindelijk wel een keer van komen. Het is immers volledig recht, zonder moeilijk gedoe met bochten. Deze etappe zou zelfs Theo Bos nog mee kunnen doen joh.
3. Demare. Vorige sprint derde, nu wel weer.
4. Sagan. Was vandaag sterk, maar toch niet sterk genoeg. Het zal voorlopig nog bij ereplaatsen blijven, maar hij pakt er wel de groene trui mee. Ook leuk.
5. Coquard. Kevin Reza, ontzettend groot en ontzettend sterk, zet hem wel goed af en dan wordt hij vijfde. Is wel leuk voor zo'n jonge kerel.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:40:08 ]
Lavenderrvrijdag 11 juli 2014 @ 12:02
SPOILER: Etappe 7: Épernay - Nancy, 234 km
Etappe 7: Épernay - Nancy, 234 km

Nadat we de hele dag lekker werden gemaakt viel het uiteindelijke resultaat toch een beetje tegen. Iedereen was de hele dag aan het raaskallen over waaiers. Uiteindelijk hebben we dat dan toch een klein beetje gehad, maar als de eerste groep uit meer dan 70 renners bestaat, heb je toch niet meteen een voldaan gevoel.

Etappe 7 speelt zich af in de streek van de champagne. Het wordt een lange etappe, met 234 km. Er is deze ronde maar één etappe die langer is. Het is een overwegend vlakke etappe, met twee bultjes in de finale, dus in plaats van een grote massasprint krijgen we nu waarschijnlijk nog steeds een massasprint, maar dan met een kleiner groepje.

stage_07_map_670.jpg
PROFIL.png

Épernay is de plaats van vertrek. Komt voor de zesde keer voor in de Tour de France. In 2010 en 2012 ook een vertrekplaats geweest. 2012, dat kunnen we ons nog wel herinneren. Van Épernay naar Metz. Massale valpartij, met uiteindelijk de opgave van zo ongeveer iedere Nederlander als gevolg. Épernay is geen hele grote stad, met maar 25.000 inwoners. De start is, hoe kan het ook anders, bij de Avenue de Champagne. Épernay wordt gezien als de hoofdstad van de champagneproductie. Aan de Avenue de Champagne zijn vele champagnehuizen gevestigd. Onder deze huizen vind je een heel netwerk van tunnels, waar alle champagne wordt opgeslagen, om te rijpen.

511dfbb586a92.jpg

We crossen lekker een beetje door de Champagne-Ardennen, op weg naar een stad als Châlons-en-Champagne. Een stad met een mooi stadhuis, mooie kerk en vakwerkhuisjes, waardoor je je ineens ergens in de binnenstad van een oude Duitse stad waant. Ook de Eerste Wereldoorlog komt weer ruimschoots aan bod. Op de map staat bij kilometer 50 Auve. Dat is een gehucht met 200 inwoners, dus normaal gesproken niet het vermelden waard. De komende jaren echter wel, want dit is weer een plek waar gevochten werd. De renners volgen eigenlijk continu de grote weg, die ontzettend weinig bochten kent. Na 66 kilometer wordt Sainte-Menehould gepasserd en hier rijden we weer een wat heuvelachtiger gebied binnen. Na 82 kilometer is Clermont-en-Argonne de volgende plaats van betekenis. In 1915 werd dit plaatsje door de Duitsers met de grond gelijk gemaakt.

Clermont-en-Argonne-1915_(1).jpg

We zijn nu in de omgeving van Verdun. Als het over de Eerste Wereldoorlog gaat kun je deze omgeving niet overslaan. De Slag om Verdun was een van de bloedigste veldslagen van de Eerste Wereldoorlog. Verdun zelf doen we niet aan, daar fietsen we met een boogje omheen. We komen wel door Douaumont. We fietsen daar langs het enorme ossuarium. Hier liggen meer dan 130.000 ongeïdentificeerde Duitse en Franse soldaten. Iets verderop ligt het Fort Douaumont. In de omgeving van dit fort werd flink gevochten, zoals er in deze hele regio flink werd gevochten. Op de plek waar nu dit ossuarium is, stond eerst een houten schuur, waar alle ongeïdentificeerde lijken werden verzameld. Uiteindelijk heeft men geld verzameld, om een waardigere rustplaats te bouwen, voor al deze gevallenen. Het werd een enorm gebouw, van 137 meter lang. Met daarvoor ook nog een enorm kerkhof. Indrukwekkend.

ossuaire_de_douaumont_02_zoom.jpg

Fietsend door de oude slagvelden, passeren we onder andere nog Moulainville, waar ook nog een fort is. Dit fort werd tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar getroffen. De Duitsers met hun dikke Bertha's wisten er wel raad mee. Uiteindelijk wisten de Fransen dit fort te behouden, door hele diepe tunnels te graven, waardoor ze geen last hadden van de Duitse mortieren en de giftige gassen die daarbij vrijkwamen.

28382315.jpg

Daarna gaan de renners naar de tussensprint van de dag. Deze is na bijna 150 kilometer in Hannonville-sous-les-Côtes. Dorpje met 500 inwoners, verder weinig te beleven. Op een paar kleine heuveltjes na gebeurt er verder nog niet veel. Het duurt tot kilometer 200 voor de finale echt een beetje kan beginnen. Na een kilometer of 200 is er een klein heuveltje, om vervolgens na 214 kilometer de eerste echte heuvel van de dag te krijgen. Côte de Maron. Vierde categorie, 3 kilometer lang aan 5%. Daar moet normaal gesproken iedereen wel overheen kunnen komen. Na dit bultje zijn de renners al bijna in Nancy. We rijden door de buitenwijken van Nancy, maar in plaats van meteen naar het centrum te fietsen, moeten de renners eerst nog een klimmetje van de vierde categorie overleven. Na 228 kilometer koers wacht de Côte de Boufflers op de renners. 1,3 kilometer aan 7,3%. Dat zal waarschijnlijk net even te zwaar zijn voor de Kittels en Greipels van deze wereld. Na 229 kilometer komen de renners hier boven, het is dan nog vijf kilometer tot de finish. Weinig tijd om terug te komen, laat staan om je verder te organiseren.

3b-avenue-boufflers.jpg

Het is in dalende lijn richting de streep, met enkele scherpe bochten. Twee bochten van 90 graden en zelfs nog een die bijna 180 graden is. In het voordeel van iemand die durft aan te vallen. In het nadeel van geloste sprinters die terug willen komen. De streep ligt op de Cours Léopold, in de buurt van de obelisk van Nancy. Ook de Porte Désilles, de Arc de Triomphe van Nancy, passeren we nog. De laatste rechte lijn is redelijk breed en redelijk lang. Op een paar 100 meter van de streep zit nog wel een flauw bochtje.

56544533.jpg

Nancy is een stad met 108.000 inwoners. 16 keer eerder kwam de Tour hier. Tweemaal von een Nederlander in deze stad. In 1971 was Rini Wagtmans aan het feest en twee jaar later was het de beurt aan Joop Zoetemelk. Andere bekende namen die hier hebben gewonnen zijn Bernard Hinauld, Fausto Coppi en Rik van Looy. Niet meteen een stad waar altijd een sprinter wint, dus. Dat biedt hoop voor morgen. Nancy noemt men ook wel Ville aux Portes d'Or, de stad van de gouden deuren. Om de reden daarvoor te ontdekken moet je op Place Stanislas zijn.

Place_Stanislas_Neptune_2005-06-01.jpg

Het wordt morgen weer wat warmer. Temperaturen boven de 20 graden. 23, als het een beetje meezit. Het waait nog steeds, maar niet harder dan vandaag. Kans op waaiers lijkt mij klein, maar ik ben verder ook geen weerman, dus ik laat de verdere voorspelling graag over aan Zonneveld. Droog. Als het goed is. Wel bewolking. Tegen het eind van de dag kans op onweer, maar dan ligt iedereen al in het hotel, dus dat is prima verder.

Het kan wel eens een onvoorspelbare etappe worden. De twee klimmetjes op het eind, die niet verschrikkelijk zwaar zijn, maar wel kort voor de streep, kunnen voor opschudding zorgen. Gaan Kittel en Greipel eerst die ene van 3 kilometer overleven? Dat denk ik nog wel, maar de laatste, 1,3 kilometer aan 7%, dat is waarschijnlijk van het goede teveel. De zware jongens gaan afhaken en hebben dan niet genoeg tijd om terug te komen. Dan nog kunnen er twee verschillende dingen gebeuren. Een sprint van een uitgedunde groep, een solo van een aanvaller, of een klein groepje dat wegrijdt.
1. Sagan. Als Sagan deze ronde nog eens een etappe wil winnen zal hij het morgen toch moeten doen. Er komen ongetwijfeld nog andere kansen, maar dit is wel in zijn voordeel. Komt met gemak over die twee klimmetjes en kan als de mastodonten van de weg verdwenen zijn het best wel eens afmaken.
2. Lollerkowski. Die jongen kan best wel eens gaan aanvallen. Dan heeft hij kans op te winnen. Als hij niet aanvalt, maar gokt op de sprint, legt Sagan hem er toch wel op. Normaal gesproken dan.
3. Degenkolb. Die kan dit ook makkelijk aan, maar ik twijfel nog een beetje over zijn vorm. Ik verwacht niet gelijk een overwinning van hem, hoewel het ook niet uit te sluiten is.
4. Kristoff. Moet dit toch wel net kunnen overleven. Om dan vervolgens krachten te missen in de sprint.
5. Rojas. Perfecte dag voor deze Francoist om maar weer een vijfde plaats aan het palmares toe te voegen.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:45:29 ]
kanovinniedinsdag 15 juli 2014 @ 14:50
SPOILER: Etappe 8: Tomblaine - Gérardmer La Mauselaine, 161 km
Etappe 8: Tomblaine - Gérardmer La Mauselaine, 161 km

Wat twee kleine klimmetjes na meer dan 200 kilometer al niet kunnen doen. Een heel klein groepje bleef over, kleiner dan ik had verwacht. Ontzettend knap dat er met zo'n klein groepje nog zoveel gevallen wordt. De schade is uiteindelijk groot, gebroken dijbeen hier, gebroken neus daar, allemaal niet best. Uiteindelijk wint Sagan weer niet. Dat begint onderhand pijnlijk te worden. Weer moest zijn ploeg de hele dag werken, maar weer kon hij het niet afmaken. De aanval was nog niet zo slecht bedacht, maar als je daardoor uiteindelijk van Trentin verliest in de sprint ben je alsnog de schlemiel van de dag.

Dan wordt het tijd om richting de echte bergen te gaan. Nog niet naar het hooggeberte, eerst maar eens de Vogezen in. Een gebied dat helaas vaak wordt overgeslagen. Je hebt niet altijd de Alpen of de Pyreneeën nodig om een harde koers te krijgen, in de Vogezen kun je ook gewoon een ontzettend interessant parcours uittekenen. Zoiets als we tijdens de achtste etappe krijgen.

stage_08_map_670.jpg
PROFIL.png

Tomblaine is de plaats van vertrek. Een voorstad van Nancy, waar we de vorige etappe aankwamen. Voor de tweede keer maakt dit stadje deel uit van de Tour, in 2012 voor het eerst. We bevinden ons in het departement Meurthe-et-Moselle. Lekker in de buurt van de Moezel dus. Tomblaine is waar we het stadion van de voetbalclub AS Nancy-Lorraine vinden. Stade Marcel Picot. Een stadion dat in 2006 bijna werd gesloopt door enkele "supporters" van Feyenoord. Al jaren ging het niet al te soepel met Feyenoord en uitwedstrijden in Europa, daarom was het ook niet de bedoeling dat fans naar Nancy af zouden reizen. Gebeurde toch. Beetje knokken in de stad, ruiten ingooien, proletarisch winkelen, je kent het wel. Daarna natuurlijk naar het stadion. Beetje met stoelen smijten, aanstekertjes koppen, door hekken proberen te breken. Allemaal erg onverstandig. De Franse ME wist er niet echt raad mee, dus begonnen ze maar met traangas te smijten. Wel effectief natuurlijk. Misschien een beetje te effectief, want dat traangas bereikte ook het veld. Vooral de keeper was de lul. Henkie Timmer ging naar de grond. Stond op en schold zijn verdedigers uit. Hoe kregen ze het in godsnaam voor elkaar om dat traangas niet tegen te houden? Sukkels! Met betraande ogen verliet hij het veld. Sindsdien is het eigenlijk nooit meer wat geworden met Feyenoord in Europa.

slopen_413433i.jpg

De start is echt in een enorme pauperwijk. Werkelijk waar een enorme achterstandsbuurt. Tussen de vervallen flats door fietsen de renners snel de stad uit, het platteland op. Na 20 kilometer wordt Lunéville gepasseerd. Een stad met 20.000 inwoners, maar veel belangrijker, een château! Jawel, eindelijk weer een goede toevoeging aan het kastelenboek van Herbert.

Chateau_de_Lun%C3%A9ville_-_2012-05-16.jpg

Op enkele kleine hoogteverschillen na kunnen we de eerste 130 kilometer met gemak vlak noemen. Er worden weinig noemenswaardige plaatsen aangedaan in de eerste 50 kilometer. Alleen Baccarat is het vermelden waard. Baccarat is de kristalstad van Frankrijk. Bovendien een kaartspel, maar dat is dan weer minder relevant. Na ongeveer 60 kilometer koers komen we aan in de Vogezen. Met Épinal passeren we de geboortestad van Nacer Bouhanni. De Frans-Marokkaanse sprinter van FDJ, die er in de Tour niet bij is. Hij had dat zelf wel graag gewild, maar de andere sprinter van de ploeg, Arnaud Démare, zag dat niet zo zitten. Bouhanni wilde wel voor Démare werken, maar andersom ging die vlieger niet op. De ploeg moest daarom een keuze maken en koos voor Démare. Bouhanni trok zijn conclusies en vertrekt daardoor volgend jaar naar Cofidis. Épinal is wel een aardige stad, met een mooie kasteelruïne. Kastelenboek, kom er maar in.

Epinal_chateau1.jpg

Dan zijn we alweer bijna bij de tussensprint van de dag, na exact 100 kilometer in Dinozé. Dinozé is een beetje een vreemde eend in de bijt, deze Tour. We doen een aantal plaatsen aan die een rol hebben gespeeld tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar buiten Dinozé is een militaire begraafplaats te vinden, met slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Dit Épinal American Cemetery and Memorial wordt gepasseerd tijdens de koers.

Epinal_Cemetery5.jpg

De komende 20 kilometer, tot Remiremont, volgen we de Moezel. Daarom is het ook zo vlak. Lekker cruisen door de vallei. In Remiremont steken we de Moezel over, naar Saint-Étienne-les-Remiremont. Dan volgen we de rivier nog even van de andere kant, tot het dorpje Vagney, waar we afslaan om aan de eerste klim van de dag te beginnen. Natuurlijk mooi, een rivier volgen, maar de bergen in deze omgeving zien er ook uitnodigend uit. Na een kilometer of 130 komen we hier aan. Dan zijn er nog 30 kilometer te fietsen en drie beklimmingen te gaan.

vagney-axe-nord-sud-6-aout-2008.jpg

De eerste beklimming van de dag is er een van de tweede categorie. Col de la Croix des Moinats. Het is meteen de langste van de dag, met 7,6 kilometer. Het gemiddelde is niet heel indrukwekkend met 6%, maar de moeilijkheid van vandaag zit hem natuurlijk in het feit dat de drie klimmetjes direct achter elkaar zitten. Het zwaarste gedeelte van de klim zit tussen kilometer 3 en 6. Nog steeds niet heel erg spannend, met een maximaal stijgingspercentage van een procent of 7,5, maar in ieder geval goed om het peloton alvast wat uit te dunnen.

PROFILCOLSCOTES_1.png

De renners dalen af richting La Bresse, om eigenlijk meteen aan de volgende klim te beginnen. Een hele korte afdaling, gevolgd door een korte klim. De Col de Grosse Pierre is er wederom een van de tweede categorie. Niet te verwarren met de Col de Grosse Pierre die in 2012 werd beklommen en ook nog later in deze Tour terug zal komen. Dit is een andere kant van de berg, de Traverse de la Roche. Een veel steilere kant, ontdekt via Google Maps. Ja, zo professioneel gaat dat. Drie kilometer aan 7,5%. Dan val je niet gelijk van je stoel, maar de eerste kilometer en de laatste kilomter moet je eigenlijk vergeten. De tweede kilometer is angstaanjagend, met een gemiddelde van 11% en een maximaal stijgingspercentage van 16%. Meer dan één kilometer aan 11%, dat gaat behoorlijk wat schade veroorzaken. Je kan er best wel vanuit gaan dat hier geen hele grote groep over gaat blijven. De weg is steil, slecht en smal. Dat zien we graag.

PROFILCOLSCOTES_2.png

14l6492.png

Eenmaal boven zit de koers er al bijna op. Nog maar 10 kilometer te gaan. De renners dalen af richting Gérardmer. Een plaats die we natuurlijk allemaal wel kennen. Hoef ik verder weinig woorden aan vuil te maken. 2005, Pieter Weening, Andreas Klöden, 0,0002 seconden, er is al genoeg over geschreven. In tegenstelling tot in 2005 is de finish niet beneden in Gérardmer. Neen, we moeten nog een stukje omhoog, naar La Mauselaine, een wintersportgebied boven Gérardmer. De Côte de la Mauselaine is een beklimming van de derde categorie. Het is een flinke muur, 1,8% kilometer aan 10% gemiddeld. Een maximaal stijgingspercentage van 13%. Vrij pittig. Er gaat hier een verdomd klein groepje sprinten om de dagzege. De opeenvolging van klimmetjes gaat ervoor zorgen dat het een afvalrace gaat worden. De beklimmingen zitten direct achter elkaar, dus terugkomen in de afdaling gaat lastig worden. Het is zo steil dat je in principe moeilijk kan inhouden, zeker op de laatste twee beklimmingen. Dit zou wel leuk moeten worden.

PROFILCOLSCOTES_3.png

De finish is hier zo ongeveer, net voor de grote parkeerplaats. Prima uitzichtje op Gérardmer, prima uitzichtje op het meer van Gérardmer en een prima watermerkje.

IMG_0635.JPGfichier_du_20111027.JPG

We krijgen waarschijnlijk wederom slecht weer, zoals eigenlijk al de hele Tour. Kans op regen en temperaturen rond de 17 graden. Dat is niet bijzonder veel voor de tijd van het jaar. Normaal hebben we tijdens de Tour altijd goed weer, maar dit jaar is het blijkbaar even anders. Het goede weer kan natuurlijk nog komen, maar we hebben er nu dan al een week opzitten met overwegend slecht weer. Komt niet vaak voor. In de finale zijn er enkele afdalingen, dus het zou wel fijn zijn als het droog blijft, maar de kans bestaat dus dat het gaat regenen.

Morgen zou het zomaar de eerste etappe kunnen zijn dat een kopgroep het haalt. Het zal voor een groot deel afhangen van Astana. Willen ze de trui houden of staan ze 'm liever een paar dagen af? Ik ga er toch maar vanuit dat de grote namen gaan vechten voor de etappe, het is immers de eerste echte kans voor de klimmers. Er staan al een aantal mannen op een behoorlijke achterstand door de kasseienrit, voor deze mannen is het zaak om tijd terug te pakken en hoewel er betere mogelijkheden komen om dit te doen, is dit er ook gewoon een. Nibali zal hier niet direct in de problemen komen, komt normaal prima over de steile korte klimmetjes. Deze etappe zou ook zomaar voor een outsider kunnen zijn.
1. Slagter. Een van die outsiders. Normaal zal hij moeten werken voor Talansky, maar dat zou tijdens deze etappe enorm jammer zijn. Dit is hem op het lijf geschreven. Laat de rest van de ploeg maar lekker voor Talansky zorgen en geeft Slagtertje de kans. Hoewel het maar afwachten is hoe het met zijn vorm is, heeft sinds de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik eigenlijk ook niet heel veel meer laten zien. Maakt niet uit, af en toe moet je lekker chauvinistisch zijn. Slagtertje gaat het doen!
2. Valverde. Als winnaar van de Waalse Pijl ben je eigenlijk de grote favoriet voor de rit van morgen, maar Alejandro zou Alejandro niet zijn als hij morgen weer per ongeluk op kop komt, dan in paniek raakt en zo druk begint te gebaren met zijn ellebogen dat hij bijna van de weg af stuurt. Daar gaat onze Groningse vriend van profiteren.
3. Rodriguez. Het is even afwachten hoe het met de vorm van Purito is. Heeft na de Giro, waar hij uitviel, helemaal niets gedaan. Rijdt deze Tour nog vaker in laatste positie dan Titi. Van de ene kant heeft hij nog geen trap teveel gedaan, van de andere kant zou je kunnen zeggen dat dit niet echt een teken is van goede vorm. Maakt allemaal niet heel veel uit verder, een Rodriguez zonder goede vorm komt op steile bultjes alsnog bovendrijven.
4. Lollerkowski. Daar is ie weer hoor. Komt bij iedere etappe in de voorspelling voor, dan ben je een hele grote hoor! Deze jongeman is ook altijd heel goed tijdens de Waalse Pijl, dus dan doe je morgen ook gewoon mee. Misschien wint ie zelfs wel, moet je niet uitsluiten.
5. Nibali. Kan dit best wel aan. Denk niet dat hij gaat winnen, maar gaat hier ook niet echt tijd verliezen.

P.S. Dit is te zwaar voor Sagan.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:45:54 ]
kanovinniedinsdag 15 juli 2014 @ 14:50
SPOILER: Etappe 9: Gérardmer - Mulhouse, 170 km
Etappe 9: Gérardmer - Mulhouse, 170 km

Dat bleek toch allemaal wel heel erg steil te zijn. Meer schade dan verwacht. Enkele namen zakten onverwacht door het ijs, zoals een Lollerkowski, een Fuglsang en een Van den Broeck. Al met al wel een leuke rit, zoals we al een aantal leuke ritten hebben gehad. Deze eerste week van de Tour is prima geweest, hopelijk blijft dat zo in de komende weken.

Op papier volgt nu een fantastisch etappe. Althans, fantastisch als je de laatste 40 kilometer wegdenkt. De helft van die 40 gaat naar beneden en de andere helft is vlak. Het is de hele dag op en af, zonder een kilometer vlak. Een etappe zoals je eigenlijk nooit in de Tour ziet. Geen verschrikkelijk zware bergen van de buitencategorie, maar zes beklimmingen, variërend van eerste tot derde categorie, zouden wel genoeg moeten zijn om een waar slagveld te creëren. Daarom is het wel heel teleurstellend dat er na de laatste afdaling nog 20 vlakke kilometers zijn. In plaats van een strijd tussen de favorieten, zouden we hier zomaar een redelijk grote groep kunnen krijgen die gaat strijden voor de dagzage.

Tour-de-France-Stage-9-1400753649.png
PROFIL.png
Dit zijn de vervelendste etappes voor de renners. In plaats van een vlakke aanloop, om even lekker in het ritme te komen, gaan we gelijk beginnen aan de eerste klim van de dag. Direct na de start in Gérardmer fietsen de renners vol de Vogezen in, op weg naar de Col de la Schlucht, tweede categorie. Meteen een beklimming van 8,4 kilometer. Met 4,5% gemiddeld een lopende klim, maar toch vervelend als je net wakker bent. De eerste kilometers, in de geneutralizeerde zone, lopen al licht omhoog, met 2%, zo ongeveer. Het départ réel is in Xonrupt-Longemer en daar begint de klim ook echt. Enkele kilometers met percentages van rond de 6%, om richting de top weer wat af te vlakken, naar 3%.

ob_ed3d7ee1c4df11b84514de8434cc1d67_dsc03419.jpg

Het is een beklimming die wel vaker is voorgekomen in de Tour. In 2009, tijdens de etappe van Vittel naar Colmar nog. Toen was cultheld Rubén Pérez hier als eerste boven. De etappe werd uiteindelijk gewonnen door Heinrich Haussler, die tegenwoordig vooral uitblinkt in het vallen van zijn fiets. We bevinden ons nog even in Lotharingen, maar fietsen richting de Elzas. Vandaar de vele Duitse namen van de plaatsen en beklimmingen die we nog gaan passeren. Schlucht is uiteraard ook Duits en staat voor bergkloof. Dat is nog eens nuttige informatie.

Blick_auf_Col_de_la_Schlucht_140707.JPG

Er volgt nu een redelijk lange afdaling, voor we beginnen aan de volgende klim van de dag, de Col du Wettstein. De klim van de derde categorie begint buiten het dorpje Orbey en is 7,7 kilometer lang en 4,1% gemiddeld. Niet echt een hele lastige klim, maar dat hoeft in het begin van deze etappe ook niet. De lastigere klimmen komen hierna. Op de top van deze beklimming is een begraafplaats te vinden, met Franse slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Cimetière des Chasseurs.

11_Sued_.jpg

In de afdaling komen we langs een andere begraafplaats. Deze is voor de Duitsers. In deze omgeving werd flink gevochten. Een lastig gebied om te vechten, tussen de bossen en rotswanden door. Meer dan 17.000 slachtoffers vielen hier.

FR68LING0001.jpg

De afdaling is een bochtige, over redelijks malle wegen. Pas na enkele kilometers komen de renners weer op een grotere weg terecht. Dit is een lange afdaling, want we rijden helemaal naar beneden. Naar het dal van de rivier La Fecht. Eenmaal beneden komen we uit in Turckheim. Een dorpje dat je laat denken dat je ineens in de reïncarnatie van de Deutschlandtour terecht bent gekomen. Jens Voigt gaat hier meteen heel hard van fietsen.

Turckheim_centre.jpg

In Turckheim passeren we La Fecht en maken we ons op voor de derde beklimming van de dag. Côte des Cinq Châteaux. Hier waren dus ooit vijf kastelen. Ondertussen zijn er alleen ruïnes over, te weten, Pflixbourg, Château du Hohlandsbourg, Château de Hagueneck en Les Trois Chateaux d'Eguisheim. Eigenlijk dus zelfs zes, als je het zo bekijkt, hoewel Hagueneck wel het buitenbeentje zal zijn. De lelijkste en het verst van de Route af. Les Trois Chateaux d'Eguisheim, ook wel de Drei Exen genoemd, zijn ook echt drie afzonderlijke kastelen geweest. De klim zelf is 4,5 kilometer lang, 6,1% gemiddeld. Nog steeds niet ontzettend zwaar, maar al zwaarder dan de eerste twee.

image05.jpg

Ondertussen zijn er al 70 kilometer afgelegd. Nog maar 100 kilometer te gaan. Een hele korte afdaling volgt, voor er begonnen wordt aan de volgende beklimming van de dag. Na de vorige van de derde categorie nu een van de tweede categorie. Côte de Gueberschwihr. Een klim waar weinig over bekend is. Zelfs niet eens een profiel van te vinden. In ieder geval, van het dorpje Gueberschwihr 4 kilometer omhoog aan bijna 8% gemiddeld. Dat is na de relatief makkelijke beklimmingen hiervoor ineens een hele lastige klim. Na 86 kilometer komen de renners boven, dan zijn er dus al vier beklimmingen geweest, met een kilometer of 25 omhoog.

Hundsplan_2.jpg

Het duurt niet lang voor we weer een klimmetje krijgen. Deze heeft echter geen categorie opgeplakt gekregen. Toch is het er een van 3,8 kilometer. Col du Bannstein. Toch meer dan 4% gemiddeld, dus eigenlijk wel gewoon vierde categorie waardig. Na deze beklimming is er weer een kleine afdaling en gaan de renners op weg naar de zwaarste klim van de dag, Le Markstein. Aan de voet van deze klim ligt de tussensprint van de dag, in Linthal. Deze kant van Le Markstein is bijna 11 kilometer lang en 5,4% gemiddeld. Eerste categorie. Eenmaal boven is er een klein stukje afdaling, om nog een stukje mee te pakken van Le Grand Ballon. Le Grand Ballon is een klim die vaker is voorgekomen in de Tour, maar nu pakken we alleen de laatste anderhalve kilometer mee, van de westkant. Deze anderhalve kilometer is wel een procent of 8,5 gemiddeld, dus redelijk zwaar.

m_grand_ballon_beide.jpg

Boven op Le Grand Ballon zijn er 127 kilometer gedaan. Nog meer dan 40 kilometer koers. Er volgt een afdaling, richting Col Amic, waar het nog even een klein beetje omhoog gaat. Daarna is het gedaan met het klimwerk. Een heleboel klimmetjes, maar of het uiteindelijk voor een hele spannende koers gaat zorgen valt nog te bezien. Na Col Amic is het naar beneden richting Cernay. 20 kilometer afdaling, daarna 20 kilometer richting Mulhouse.

Col_amic.jpg

Beneden in Cernay is het via Wittelsheim richting Mulhouse. 20 vlakke kilometers, de eerste vlakke kilometers van de dag. Alles wat gelost is krijg ruimschoots de kans om terug te komen. Denk dat we leukere taferelen hadden gekregen als de finish meteen beneden in Cernay was geweest. Een finish ná een berg is wel leuk, je moet het vlakke stuk alleen niet te lang maken. Hoe dan ook, in Mulhouse finishen we en dat is niet voor het eerst. Voor de 13e keer zelfs. Enkele grote namen wonnen hier: Hinault, Fignon, Maertens en Godefroot. Mulhouse is een stad tegen de grens met Duitsland. 113.000 inwoners. De stad met het grootste automuseum ter wereld, zeggen ze.

origin_gwuxis1q_mutuelle-mulhouse.jpg

De laatste keer dat we Mulhouse aandeden was in 2005. Toen won de volgespoten kip, Michael Rasmussen. Deze etappe en die van toen zijn aardig vergelijkbaar. Ook toen gingen we van Gérardmer naar Mulhouse en ook toen gingen we over Le Grand Ballon, om vervolgens een lang vlak stuk te hebben. Rasmussen reed op de laatste klim weg van Christophe Moreau en Jens Voigt. Iedereen had gedacht dat ze hem op het vlakke nog wel in zouden halen, maar hij liep alleen maar verder uit, om aan het eind met 3 minuten voorsprong te winnen. Toen vond ik het nog wel een knappe prestatie, met de kennis van nu ontzettend hilarisch.

le-danois-michael-rasmussen-s-etait-impose-a-mulhouse-lors-de-la-9e-etape-du-tour-de-france-2005-photo-d-archives-darek-szuster.jpg

Het weer gaat morgen de goede kant op. Het lijkt erop dat het morgen droog is in Mulhouse en omstreken. Bovendien een redelijke temperatuur, graad of 22. Waait vrij hard, wat misschien nog effect kan hebben op het laatste stuk. Vermoedelijk vooral wind mee en in de rug, niet direct tegen. Lijkt allemaal zo, kan morgen natuurlijk met gemak anders zijn.

Dit wordt de moeilijkste voorspelling tot nu toe. Ik heb geen flauw idee wat we morgen gaan krijgen. In 2005 werd het een etappe voor de vluchters. Nu kent de etappe meer hellingen en minder vlakke kilometers, dus helemaal hetzelfde is het niet. Het kan zijn dat een kopgroep morgen geen kans gaat krijgen omdat de ritzege vandaag al naar een vluchter ging. Van de andere kant krijgen we zondag La Planche des Belles Filles. Het is dus maar de vraag of de favorieten morgen tot het gaatje zullen gaan. En als ze tot het gaatje gaan, is het maar de vraag hoe groot de groep is die uiteindelijk aan de streep gaat komen. De eerste 120 kilometer gaat het op en af, met enkele makkelijke en enkele minder makkelijke beklimmingen. Als daar gas wordt gegeven gaat de groep niet heel groot zijn, maar dan is het weer de vraag hoeveel renners terug gaan komen in de laatste afdaling en vlakke kilometers daarna. Moeilijk om in te schatten. Bij mijn vijf namen ga ik toch maar voor een aantal jongens die goed kunnen klimmen, maar al op aardige achterstand staan en morgen gaan aanvallen.
1. Dumoulin. Onze Dumoulin. Heeft vandaag flink veel tijd verloren en een klassement is daarmee al verdwenen. Hield hij ook geen rekening mee. Hij ging liever voor een rit. Nou, dan lijkt mij morgen een uitstekende gelegenheid om het eens te proberen. 11 minuten achter Nibali, die krijgt wel wat ruimte. Liet in Nancy ook zien nog een redelijke sprint te hebben.
2. Navarro. Eindigde vorig jaar nog in de top 10, maar dat gaat dit jaar waarschijnlijk niet lukken. Heeft al drie kwartier aan z'n broek. Dan mag je ondertussen wel een keer aan gaan vallen.
3. Wyss. Die jongen van IAM. Was ineens heel goed aan het klimmen in de Ronde van Zwitserland. Daar moest hij werken voor Frank, die is nu weg, dus mag hij zijn eigen kans gaan. Een keertje aanvallen en als hij dan net zo goed klimt als in Zwitserland, kan hij een eind komen.
4. Voeckler. Titi in de aanval! Is toch heerlijk man. Laat gaan joh.
5. Spilak. Simon is altijd goed als het slecht weer is, daarom valt het me tegen dat we hem nog niet hebben gezien. Tijdens de Dauphiné liet hij zien dat hij ook kan winnen als de zon schijnt, dus misschien zien we hem morgen ineens wel verschijnen.

Volledig arbitraire namen. Ook een keer leuk.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:47:58 ]
kanovinniedinsdag 15 juli 2014 @ 14:51
SPOILER: Etappe 10: Mulhouse - La Planche des Belles Filles, 161 km
Etappe 10: Mulhouse - La Planche des Belles Filles, 161 km

Ik zal nog eens een keer zeggen dat het een leuke Tour is. Krijg je meteen de saaiste etappe van allemaal. Wel een mooie winnaar, maar dat is alles ook meteen mee gezegd. Snel vergeten en door naar de volgende etappe, die hopelijk wat meer spektakel op zal leveren.

De eerste echte bergrit van de Tour. We hebben al wat bergjes gehad, maar dit is voor het eerst het echte werk. De favorieten hebben we al een beetje gezien, maar tijdens deze etappe gaat er voor het eerst echt veel duidelijk worden. Zeven beklimmingen, waaronder vier van de eerste categorie. Alles is aanwezig voor een goede strijd tussen de favorieten. Of dat ook echt gaat gebeuren weet je natuurlijk nooit, maar het is wel goed mogelijk.

stage_10_map_670.jpg
PROFIL.png

In de omgeving van Mulhouse is het behoorlijk vlak, dus voor we aan de eerste klim van de dag beginnen moeten er eerst nog een aantal vlakke kilometers overbrugd worden. Na 20 kilometer rijden we het dorpje Soultzmatt binnen, waar de voet van de eerste klim is. Col du Firstplan. Een klim die al vaker is voorgekomen in de Tour, voor het laatst in 2009. Een relatief makkelijke klim, meer dan 8 kilometer aan 5,4% gemiddeld. Een goede opwarmer.

col-du-firstplan-722m.jpg

Er wordt afgedaald, helemaal naar beneden. Bij de rivier La Fecht, die we gisteren ook al passeerden. Al vrij vroeg in de etappe krijgen we de tussensprint, in het dorpje Mühlele. Na 40 kilometer, om precies te zijn. We kunnen dus verwachten dat een Sagan in de aanval gaat, zoals Hushovd dat in zijn goede tijd deed. Een paar kilometer later passeren we het pittoreske dorpje Munster.

Munster_-_Alsace_-_France.jpg

We beginnen dan ook aan de tweede klim van de dag. Le Petit Ballon. Petit, want al snel een meter of 200 minder hoog dan de Grand Ballon, maar zeker geen makkelijke klim. 9,3 kilometer en 8,1% gemiddeld. Een regelmatige klim. Alleen de laatste kilometer is wat makkelijker, verder zijn de percentages heel stabiel tussen de 7 en 8%. Een lastige klim, maar dat is ook logisch, want het is er een van de eerste categorie. Mooie uitzichten hier, als het een beetje goed weer is.

Petit-Ballon-7_900_Pixel.jpg

Boven op de kleine Ballon zijn er 55 kilometer afgelegd. Er volgt nu een hele korte afdaling. Zonder ergens beneden te komen beginnen we meteen aan de volgende beklimming van de eerste categorie. Col du Platzerwasel. Zeven kilometer aan 8% gemiddeld. Toch niet echt vergelijkbaar met de Petit Ballon, want deze klim is veel onregelmatiger. Er is zelfs een kilometer aan 10,7%. Daarna nog een kilometer aan 9%, maar ook een aantal makkelijkere kilometers. Of nouja, wat je makkelijk noemt. Nog steeds 6%. De laatste kilometer is voor de gezelligheid nog even 10%. In een kort tijdsbestek dus twee hele pittige klimmen achter elkaar.

CIMG0605.jpg

Nu krijgen we alleen wel een redelijk vervelend tussenstuk in de etappe. Het duurt wel weer een tijdje voor er weer een echte uitdaging komt. Als er ergens al gaten vallen, zal alles nu wel weer redelijk snel bij elkaar komen. Na de top van de Platzerwasel is er eerst nog een plateau, daarna begint de afdaling pas. De afdaling is een lange, bijna 20 kilometer. Na 95 kilometer komen de renners aan in het dorpje Kruth, waar de volgende klim begint. De Col d'Oderen. Een beklimming van bijna zeven kilometer, aan 6% gemiddeld. Een klim met één zware kilometer aan 8%, de rest van de klim is aanzienlijk makkelijker, met zelfs kilometers die de vijf procent nog niet halen. Geen hele zware uitdaging, zeker niet na de vorige twee.

25981564.jpg

Twintig kilometer na de top van de Col d'Oderen bereiken we alweer de volgende top. Dit is de makkelijkste van de dag, de Col des Croix. Eentje van de derde categorie, drie kilometer aan 6% gemiddeld. Hoewel dat volgens de site van de Tour zelf is. Andere profielen tonen aan dat je eerder aan 5,5% gemiddeld moet denken. Niet dat het allemaal veel uitmaakt, hier gaat weinig gebeuren. Het is wachten op de laatste twee beklimmingen van de dag.

Col-des-Croix1-1.jpg

Nu kan de finale dan echt gaan beginnen, na meer dan 130 kilometer koers. Volgens de Tour is de volgende klim 3,5 kilometer, maar in werkelijkheid is deze klim veel langer. De klim heeft 3,5 hele lastige kilometers, maar daarvoor en daarna zijn er nog enkele kilometers te vinden waar het flink omhoog loopt. Een beetje misleidend is het volgende profiel dus wel.

PROFILCOLSCOTES_1.png

De Col de Chevrères, in totaal bijna 9 kilometer lang. 5,8% gemiddeld, maar voor de Tour telt alleen het middenstuk van 3,5 kilometer. Dit is wel een verschrikkelijk tussenstuk. Een kilometer aan zeven procent, daarna een aan tien en vervolgens de zwaarste, aan bijna vijftien procent, met zelfs een stukje van achttien procent. Dat is behoorlijk zwaar en een goede mogelijkheid om vast aan de finale te beginnen. Natuurlijk, we kennen de huidige generatie wielrenners, ze zullen wel wachten tot de laatste beklimming, maar dit is een uitstekende mogelijkheid om al eens flink aan de boom te schudden.

02_Chevreres_Steilstueck.jpg

Dan is het tijd voor de laatste beklimming van de dag. Nog even afdalen naar Plancher-les-Mines, om daarna aan de slotklim te beginnen. Een klim die voor de tweede keer in de Tour zal voorkomen. De eerste keer was in 2012. Toen won d'n Alien, Chris Froome. Toentertijd was hij nog het knechtje van Wiggins, maar de laatste steile meters lieten enige ploegentactiek niet toe, dat was ieder voor zich. Froome kon zich niet inhouden en viel aan. Hij maakte het af en won zo zijn eerste rit in de Tour.

PROFILCOLSCOTES_2.png

La Planche des Belles Filles heeft natuurlijk een mooi verhaal. Een legende zelfs. Tijdens de Dertigjarige Oorlog zouden Zweedse huurlingen dit gebied hebben geterroriseerd. Meisjes, die niet misbruikt wilden worden door deze wrede barbaren, vluchtten naar deze berg. Ze gingen nog liever dood dan dat ze misbruikt zouden worden. Daarom sprongen ze van het plateau naar beneden, hun dood tegemoet. Vaak kwamen ze dan in het ondergeleden meer terecht, dat de naam Étang des Belles Filles (vijver van de mooie meisjes) draagt. Of het klopt of niet, in ieder geval een bijzonder verhaal. Er is ook een beeld op de top, dat dit hele verhaal moet uitbeelden.

La-planche-des-belles-filles-03.jpg

De klim zelf mag je ook redelijk bijzonder noemen. Frankrijk staat toch niet echt bekend om de verschrikkelijk steile beklimmingen. Dit is wel een klim die je gerust steil mag noemen. 5,9 kilometer, 8,5% gemiddeld. Heel veel stukken boven de 10%, maar het venijn zit hem vooral in de staart. Het laatste stuk is aan 20%. Waarschijnlijk een van de steilste stukjes weg in Frankrijk. Kan voor spektakel zorgen, maar het kan er ook voor zorgen dat iederen liever wacht tot dat laatste stukje.

0TPBF_28.jpg

Deze Tour is er iedere dag wel kans op regen. Nu ook weer, hoewel het een relatief kleine kans is. Heel warm zal het wederom niet worden, 20 graden. Als ik naar de voorspelling voor de komende week kijk lijkt het er wel op dat het na de rustdag wat beter gaat worden, maar niets is zo veranderlijk als het weer.

Twee dagen achter elkaar heeft een vroege vluchter het gered, dan weet je het wel. Dit wordt een strijd tussen de favorieten. Het is alleen nog afwachten wat voor een strijd het zal worden. Gaat iemand iets proberen op Chevrères, of wachten we weer met z'n allen gezellig af tot de laatste klim? Het is de dag voor de rustdag, dus inhouden heeft geen zin. Ik hoop dat de renners er vroeg aan gaan beginnen. Met dit parcours is weinig mis, denk ik. Nu is het aan de renners.
1. Contador. Bertje gaat hier wel winnen, denk ik. Alleen de manier waarop is een vraagteken. Hij staat redelijk ver achter Nibali en kan dus eigenlijk geen mogelijkheid onbenut laten om Lo Squalo het vuur aan de schenen te leggen. Het kan zomaar zijn dat Bertje er redelijk vroeg aan gaat beginnen, wat ik toe zou juichen. Doet hij dat niet wint hij waarschijnlijk nog steeds, alleen dan met wat minder voorsprong.
2. Nibali. Of hij het drie weken vol gaat houden weet ik niet, maar voorlopig is Nibali in ieder geval in hele goede doen. Hij zal niet snel lossen. Uiteindelijk lijkt het me wel dat Contador de betere van de twee is. Zou ook moeten, als je naar dit seizoen kijkt.
3. Porte. Lollerporte. Wel prima bij dat Sky, als er een wegvalt staat de volgende gelijk op. Mooi man.
4. Valverde. Dit is wel wat voor Alejandro. Leek niet helemaal in goede doen, een paar dagen geleden, maar de nieuwe tactiek van Movistar is om rustig aan een ronde te beginnen, om vooral in de derde week te pieken. Zal nu ook wel weer het geval zijn, dus morgen nog geen heldendaden van Piti. Een beetje de rest proberen te volgen en de schade beperkt proberen te houden.
5. Pinot. Was goed in Gérardmer. Toch redelijk onverwacht, want hij heeft tot nu toe een best wel slecht seizoen achter de rug. Het lijkt er in ieder geval op dat hij weer durft te dalen. Klimmen kon hij altijd al. Goede kandidaat voor een top 5.


[ Bericht 2% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:48:27 ]
kanovinniedonderdag 17 juli 2014 @ 09:20
SPOILER: Etappe 11: Besançon - Oyonnax, 187 km
Etappe 11: Besançon - Oyonnax, 187 km

Daags na de rustdag meteen een etappe die je moeilijk heel simpel kunt noemen. Redelijk lang, bijna 190 kilometer, en een stuk of zes beklimmingen. Een overgangsetappe, richting de Alpen, maar dan wel een met een interessant parcours. Dit wordt er waarschijnlijk een voor de vluchters, wat helemaal niet erg is, zulke etappes heb je ook nodig. Desondanks een etappe waar de mannen die hoog in het klassement staan toch volledig geconcentreerd moeten zijn, rustig naar de streep bollen zal er niet bij zijn.

stage_11_map_670.jpg
PROFIL.png

Het départ fictif is in Besançon, een stad met 123.000 inwoners in het departement Doubs. Een stad die met enige regelmaat deel uitmaakt van de Tour de France. Dit wordt de 17e keer dat de Tour hier vertrekt. Besançon is niet alleen een goede stad om vanuit te vertrekken, men komt hier ook vaak aan. In 2012 voor het laatst. Toen was er de tijdrit van Arc-et-Senans naar Besançon, die uiteraard werd gewonnen door Bradley Wiggins, voor Froome en Cancellara. Mooi stadje verder. Prima citadel, bijvoorbeeld.

citadelle-de-besancon-25_c.jpg

We bevinden ons in de uitlopers van de Jura. De eerste kilometers blijven we een beetje aan de rand van dit oude gebergte, daarom vallen de heuveltjes nog wel mee. Dit is een vrij prettige omgeving om te vertoeven. Kastelen, wijnvelden, pittoreske dorpjes en natuurlijk beboste heuvels. Na 50 kilometer komen de renners uit in Arbois. Arbois is een van die pittoreske dorpjes. Hier begint de eerste heuvel van de dag, waar overigens geen punten te verdienen zijn.

Pont_des_Capucins,_Arbois_01_10.jpg

Dit brengt ons naar Belvédère du Fer à Cheval. Een punt waar je een prima uitzicht hebt op de bijzondere omgeving. Tussen de bomen komen door de geërodeerde rotsen je tegemoet.

6045510180_d49f5aa98f_o.jpg

De renners komen nu op een soort van plateau terecht en het duurt nog wel even voor ze weer echt moeten klimmen. Na 89 kilometer is het tijd voor de tussensprint van de dag. Deze is in het gehucht Charcier. 121 inwoners. Ze hebben er een kerk, maar die ziet er nogal vervallen uit. Zal wel niet veel meer mee gedaan worden. Dit dorpje ligt net voorbij le Lac de Chalain, een toeristische trekpleister. Camping, strandje, bootje. Dat soort dingen. Ik sluit niet uit dat dit in beeld genomen gaat worden. Na de tussensprint is het tijd voor de volgende helling. Hoewel het eigenlijk meer een verschrikkelijk lang stuk vals plat is. Charcier ligt op 519 meter en daarna moet er een stuk afgedaald worden. Boven in Les Crozets leeft men op 814 meter boven zeespiegel. Net wat meer dan 20 kilometer om 300 hoogtemeters te overwinnen, dan kom je nog niet aan 2% gemiddeld, maar ik neem aan dat bepaalde renners toch liever een volledig vlakke weg hebben. Onderweg worden een aantal dorpjes gepasseerd, maar vooral een aantal meertjes.

Lac_d'Etival.jpg

Na het passeren van Les Crozets zijn er 114 kilometer gedaan en mogen de renners zich gaan opmaken voor het echte werk. Eerst even een afdaling naar Chassal, waar de renners na 131 kilometer aankomen. Net na Chassal begint de eerste echte klim van de dag, Côte de Rogna. 7,6 kilometer aan 5%. Wel redelijk lang, maar niet echt zwaar. Derde categorie. Na deze beklimming is er praktisch geen afdaling. Nee, een paar kilometer later volgt de volgende klim alweer. Côte de Choux, ook derde categorie. Korter, maar steiler. 1,7 kilometer aan 6,5%. Choux is kool, maar ook een klein dorpje in de Jura.

a759842d39bfc6baba2a40f14ca32db4.jpg

Het verwarrende is dat je in Choux niet boven bent. Nee, dan ben je nog niet op de helft. Er moet nu nog drie kilometer geklommen worden aan 5%, voor je echt op de top bent van de Côte de Désertin. Waarom ze deze twee klimmetjes gesplitst hebben is mij een raadsel. Het eerste deel is wel steiler, maar dat komt wel vaker voor. Hoe dan ook, uiteindelijk komen de renners boven en volgt er een korte afdaling naar Miribel, gemeente Échallon. Tijdens deze afdaling fietsen we de Ain binnen. Net na Miribel beginnen de renners aan de Côte d'Échallon. Drie kilometer aan 6,6%. Hier komen de renners boven na 168 kilometer. 20 kilometer en één klimmetje zijn er dan nog te gaan tot de streep. Na deze côte is er een klein stukje dalen, om vervolgens over een smal, redelijk steil weggetje nog een keer omhoog te moeten. Over dit klimmetje kan ik helaas vrij weinig vinden, het ziet er in ieder geval vrij pittig uit. Ook de afdaling is over een smalle weg, die bovendien niet echt in uitstekende staat lijkt te zijn.

httgef.png

De afdaling is vrij lang. Het grootste gedeelte over een smalle weg. Pas op enkele kilometers van de streep komen de renners terecht op een grotere weg, bij Grand Vallon, waar we terechtkomen in de afdaling van de Col du Sentier. Vlak wordt het niet meer, ook de laatste kilometers in Oyonnax zelf zijn in licht dalende lijn. Oyonnax is een stad met 23.000 inwoners en maakt voor het eerst deel uit van de Tour de France. Het is de hoofdstad van de Ain. In de Dauphiné kwam Oyonnax wel al een keer voor, in 2013. Toen won Viviani de toch vrij lastige etappe, voor Hushovd en Bouhanni. Ook in die finale zaten enkele beklimmingen, maar het werd desondanks een sprint van een vrij grote groep. De laatste rechte lijn is al snel een kilometer of twee lang, dus als het nu ook een massasprint wordt hebben de overblijvende sprinters in ieder geval geen last van bochten. Hoewel je zou kunnen zeggen dat ze voor die tijd al genoeg bochten hebben gehad.

12905773.jpg

Waarschijnlijk gaat de zon voor het eerst deze Tour schijnen. Prima temperaturen, 24 graden. Tegen het eind van de middag wel kans op regen en onweer, dat is dan weer wat minder. Blijft op die manier wel een beetje het verhaal van de Tour, kutweer. Zoals gezegd, de laatste afdaling is voor een deel ontzettend smal. Dan zou regen dus vrij onhandig zijn, zeker omdat de weg er niet helemaal florissant bijligt. Het zou voor iedereen wel het beste zijn als die regen achterwege blijft en de zon de hele dag blijft schijnen. Het is wel mogelijk dat we dit soort taferelen krijgen.

te_img_5034_retouch.jpg

Het zou een sprint kunnen worden van een uitgedunde groep, maar normaliter zou dit er een voor de vluchters moeten zijn. De klimmetjes zijn toch vrij kort achter elkaar en zeker de laatste twee lijken vrij vervelend. De laatste afdaling is dus smal en kent ook nog wel wat bochten, het blijft dalen tot de lijn, in principe ideaal voor een groep vluchters. Daar ga ik bij deze voorspelling dan maar vanuit. Als het een sprint van een uitgedund groepje wordt denk je natuurlijk aan namen als Sagan en Degenkolb, dat spreekt verder voor zich.
1. Rogers. Deze walgelijke man zie ik morgen wel in de aanval gaan. Nu Contador niet meer van de partij is gaat Tinkoff-Saxo natuurlijk massaal aanvallen en Rogers is wel iemand die weet hoe dat moet. Liet hij in de Giro ook nog zien.
2. Slagter. Zou mooi zijn als hij morgen meteen gaat aanvallen, nu hij een wat vrijere rol lijkt te krijgen. Zou het dan eigenlijk ook nog in de sprint moeten kunnen afmaken, maar laat vast wel iemand rijden. Zul je altijd zien.
3. Bakelants. Mag ook wel een keer gaan aanvallen. Heeft vorig jaar gezien dat zoiets wel kan werken.
4. Voeckler. Iedere dag is een dag voor Titi. De woensdag dus ook. Genoeg heuveltjes om een aantal gekke bekke te trekken.
5. Vachon. Wie? Vachon, van Bretagne. Een renner die goed over de heuveltjes komt, maar deze Tour nog geen seconde in beeld is geweest. Deze etappe lijkt mij een goede mogelijkheid voor hem om dat te veranderen. Komt niet alleen goed over de heuvels, is ook nog vrij rap. Prima outsider.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:49:13 ]
kanovinniedonderdag 17 juli 2014 @ 09:20
SPOILER: Etappe 12: Bourg-en-Bresse - Saint-Étienne, 185 km
Etappe 12: Bourg-en-Bresse - Saint-Étienne, 185 km

Etappe 11 bleek uiteindelijk toch wat pittiger dan gedacht. Een klein groepje bleef maar over, minder dan 40 man. Sagan kreeg het weer voor elkaar om niet te winnen, wat ondertussen razend knap begint te worden. Mooie overwinning voor Gallopin, die zijn aanvalslust beloond zag.

Etappe 12 wordt de tweede overgangsetappe. Weer een etappe met een aantal heuveltjes. Kittel zou ik geen vijf sterretjes geven. Voor de echte sprinters zal het waarschijnlijk weer te zwaar zijn. Voor de Sagans en Degenkolbs van deze wereld wel absoluut een nieuwe kans. Hoewel dit ook een etappe kan worden voor een kopgroep, als Sagan de handdoek in de ring gooit.

Map-12.jpg
PROFIL.png

De start is in Bourg-en-Bresse, een stad met 40.000 inwoners in de Ain. Komt voor de derde keer voor in de Tour. 12 jaar geleden was de Tour hier voor het eerst, Hushovd won in de straten van Bourg-en-Bresse zijn eerste etappe in de Tour. Vijf jaar later was Tom Boonen aan het feest. Nu, zeven jaar later, gaat er geen sprinter winnen in Bourg-en-Bresse, het is voor het eerst de plaats van vertrek. De start is voor de plaatselijke bioscoop, dus als een renner bij nader inzien niet zo'n zin heeft om te vertrekken kan hij altijd nog een filmpje pakken.

CIMG0883.JPG

Vanuit Bourg-en-Bresse zou je gelijk naar het oosten kunnen fietsen, de Alpen in, maar de Tour zou de Tour niet zijn als ze op zo'n moment niet naar het westen zouden gaan. De eerste kilometers zijn volledig vlak, pas na 40 kilometer, als we de Rhône binnenrijden gaan we de heuvels in. Na 40 kilometer is het ook altijd voor de tussensprint, in Romanèche-Thorins. Een klein dorpje, omgeven door wijnvelden.

17728912.jpg

Na 58 kilometer is het tijd voor het eerste klimmetje van de dag, Col de Brouilly. 1,7 kilometer aan 5% gemiddeld. Daar zal verder niemand wakker van liggen. Tussen de heuveltjes en de Franse gehuchten door gaan de renners dan op weg naar de tweede beklimming van de dag, na 83 kilometer. Côte du Saule d'Oingt. Bijna 4 kilometer aan bijna vier procent. Ook hier zal waarschijnlijk niemand in de problemen komen, dus hebben de renners waarschijnlijk tijd genoeg om ook even op de omgeving te letten.

P1040048.jpg

Na deze côte is er een redelijk lange afdaling en daarna een stukje vlak. Vervolgens weer een omhooglopend stuk, dat verder niet bij naam genoemd wordt. Dan zal het wel niet veel voorstellen. Na 120 kilometer komen de renners uit in Vaugneray. Dan is het zo ongeveer tijd voor het interessante gedeelte van de koers. Niet ver na Vaugneray beginnen de renners aan de langste beklimming van de dag.

VAUGNERAY.jpg

Col des Brosses, 15 kilometer. Dat is behoorlijk lang, maar als je vervolgens het gemiddelde percentage ziet valt het allemaal wel weer mee. 3,3%. Toch is dit gemiddelde redelijk misleidend. Dit is een ontzettend onregelmatige klim, met een aantal stukjes afdaling. De stukjes omhoog zijn toch wat lastiger dan 3%, er zijn gedeeltes aan 6% bij. Af en toe zelfs een beetje meer. Ontzettend bochtige klim ook. Niet meteen haarspeldbochten, maar wel bochten.

2624370490_9d99e9e59a_o.jpg

Boven op de Col des Brosses zijn er 138 kilometer gedaan. Het is dan nog minder dan 50 kilometer tot de streep. Na deze col is er een korte afdaling, een klein stukje omhoog en dan een langere afdaling. Na deze afdaling is het gelijk weer omhoog voor de volgende en laatste beklimming van de dag, Côte de Grammond. Bijna 10 kilometer lang maar nog geen 3% gemiddeld. Eigenlijk veredeld vals plat. Toch gaan enkele renners het hier vrij lastig krijgen als er hard wordt gekoerst. Hoewel de slechtste klimmers al zullen zijn afgehaakt op de vorige beklimming. Na de Côte de Grammond is het nog maar 20 kilometer tot Saint-Étienne. Een afdaling van meer dan 10 kilometer en daarna nog 10 bijna vlakke kilometers.

saint-etienne-01.jpg

Saint-Étienne is een stad met 180.000 inwoners die al ontzettend vaak is voorgekomen in de Tour. Meer dan 20 keer. Nu is het weer eens een plaats van aankomst. Het laatste gedeelte is vrij bochtig. De finish is in ruraal Saint-Étienne. Een redelijk brede weg, het laatste stuk is ook vrij breed. Niets aan de hand als het een pelotonsprint wordt.

Saint-etienne_cathedrale.JPG

Het wordt warm. Boven de dertig graden. Geen regen, wel een beetje wind. Prima weer om niets te doen, misschien een beetje te warm om te gaan fietsen. Hoe dan ook beter dan regen en 20 graden, lijkt me.

Waarschijnlijk voor de sprinters die goed over de heuveltjes komen. Of misschien voor wat vluchters, dat kan ook. Het kan deze Tour alle kanten op. Normaal was etappe 11 voor de vluchters, maar dat pakte anders uit. Misschien is dan juist etappe 12 voor de vluchters, terwijl die op papier voor de sprinters met klimmersbenen is. Ik denk toch dat het voor de sterke sprinters gaat worden.
1. Sagan. Eindelijk een etappe voor hem. Het moet eindelijk een keer lukken.
2. Degenkolb. Was sterk tijdens etappe 11, maar net niet sterk genoeg. Gaat tijdens etappe 12 ook net niet sterk genoeg zijn.
3. Van Avermaet. De eeuwige tweede of derde. Een overwinning zit er voor hem niet in.
4. Trentin. Snelle jongen, maar een sprint tegen de echte snelle gasten overleeft hij niet.
5. Rojas. De eeuwige vijfde.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:49:42 ]
kanovinnievrijdag 18 juli 2014 @ 07:13
SPOILER: Etappe 13: Saint-Étienne - Chamrousse, 197 km
Etappe 13: Saint-Étienne - Chamrousse, 197 km

Het begint ondertussen wel een beetje sneu te worden voor Sagan. De achtste keer deze ronde dat hij in de top 5 endigt, maar nog geen enkele keer gewonnen. Zijn vierde tweede plaats. Uiteindelijk was aan de nieuwe geblokte Noor, de opvolger van Hushovd, niets te doen. 65 per uur, of je een emmer leeggooit.

Om Sagan te troosten krijgen we nu twee etappes in de bergen. Hoeft hij zich een keer niet te laten zien, maar kan hij rustig in het busje gaan zitten. Etappe 15 is weer de volgende kans voor hem en de andere sprinters. Nu dus maar eens de Alpen in. Hoewel dat pas aan het eind van de etappe daadwerkelijk gebeurt, eerst nog even het stuk tussen Saint-Étienne en de Alpen overbruggen. Een etappe van bijna 200 kilometer, waarvan de laatste 70 kilometer in de Alpen en de overige 130 kilometer door een relatief vlak deel van Frankrijk.

Tour-de-France-Stage-13-1400753983.png
PROFIL.png

Saint-Étienne heeft het prima voor elkaar. Aankomstplaats en de volgende dag vertrekplaats. De eerste kilometers zijn in dalende lijn, maar na een kilometer of 10 moet er alweer geklommen worden. Een beklimming van de derde categorie, Col de la Croix de Montvieux. Bijna 8 kilometer aan 4%. Niet heel spannend, maar dat maakt verder ook niet veel uit, want in het begin van de etappe en met een kilometertje of 100 vlak voor de boeg zal hier ongetwijfeld niet veel gaan gebeuren. De col zal een muis baren.

alain_bellon_pilat_montivert_1_.jpg

Zoals gezegd, nu krijgen we 100 praktisch vlakke kilometers. We hebben de heuvels rond Saint-Étienne achter ons gelaten en gaan nu naar het oosten, richting de Alpen. Nog wel enkele hoogteverschillen, maar een naam mag het niet hebben. De tv hoef je hier niet echt voor aan te zetten, is mijn verwachting. Gewoon een beetje rustig koersen op weg naar de bergjes. Kopgroepje niet te ver weg laten rijden, beetje controleren. Genieten van de natuur, beetje kletsen. Niet echt heel interessant voor de kijker. Paar dorpjes passeren, La Côte-Saint-André is nog wel aardig. Is een château van Louis XI te vinden.

70299431.jpg

Voor de koers echt gaat beginnen moeten we wachten tot kilometer 134. In Saint-Égrève beginnen de renners aan een beklimming van de eerste categorie, Col de Palaquit. Dit is een tamelijk lange, onregelmatige klim. 14,1 kilometer, 6,1% gemiddeld. Zes procent, dat klinkt niet heel verschrikkelijk, maar de klim is dus onregelmatig. De klim begint zwaar, met een kilometer aan zeven procent, daarna twee kilometer boven de tien procent. Wat je daarna alleen krijgt is een stukje afdaling, van bijna twee kilometer. Vervolgens loopt het wat makkelijker omhoog, tot kilometer 8, waar het zwaarste stuk van de klim begint. Vier kilometer na elkaar, waar de percentages niet onder de acht procent komen. Zelfs een kilometer van bijna twaalf procent. De laatste twee kilometer van de beklimming zijn dan weer wat makkelijker, met zeven en vijf procent.

PROFILCOLSCOTES_1.png

Toch zal deze klim vooral dienen om vast wat ballast overboord te gooien. Hier gaan we waarschijnlijk weinig aanvallen zien. Dat heeft een logische reden, de laatste beklimming is nog veel zwaarder. Hier gaan we de treintjes aan het werk zien en alle niet-klimmers zullen gelost worden, maar verder verwacht ik er niet al te veel van. Dit ding is enorm vervelend, maar de laatste beklimming is nog een stuk lastiger.

ob_479181_col-de-palaquit-25-05-2014-2.jpg

Boven op de Palaquit zijn er 152 kilometers afgelegd. De afdaling is er een van 13 kilometer. Beneden rijden de renners Grenoble binnen en gaan ze op weg naar de tussensprint. Deze is in Saint-Martin-d'Hères. Een stad in het departement Isère met 35.000 inwoners. Ontzettend lelijk, maar wel een goed uitzicht op de bergen.

2721_1359561277_saint_martin_dheres.jpg

Dan is het tijd voor de eerste klim van de buitencategorie, deze Tour. De Chamrousse. Een ontzettend lange klim, 18 kilometer. 7,1% gemiddeld. Deze klim is regelmatiger dan de vorige. Echt verschrikkelijk steile stukken zitten er niet tussen, twee kilometers aan 11%, maar verder blijft het netjes onder de 10%. De eerste kilometers van deze klim zijn eigenlijk het zwaarste. Het begint met twee kilometer aan meer dan acht procent, dan een kilometertje aan elf procent, om een paar kilometer verder de tweede kilometer aan elf procent te hebben. Na zeven kilometer heb je dan het zwaarste gehad. De elf kilometer daarna is 8,7% het zwaarste wat je nog gaat tegenkomen. Ook enkele makkelijke stukken, aan 5%.

PROFILCOLSCOTES_2.png

Al met al een hele zware klim. Normaal gesproken is het zo dat een klim met het zwaarste gedeelte aan het eind ervoor zorgt dat alle renners wachten tot dat laatste gedeelte. Nu is het zwaarste gedeelte aan het begin van de klim, dus zou het kunnen dat renners dan al gaan aanvallen. Alleen loop je met de angsthazen van tegenwoordig het risico dat ze zo ver van de streep niet aan durven te vallen. Dan zorgen de zware kilometers dus alleen voor pijn in de benen, maar niet voor gaten. Tegen de tijd dat ze dan wel aan durven te vallen zijn de percentages misschien niet hoog genoeg om voor enorme verschillen te zorgen. Het kan zomaar zijn dat de hele klim in tempo wordt gereden en dat we pas op het laatste enkele aanvallen krijgen. Ik ben een beetje sceptisch. Toch zouden deze twee klimmen achter elkaar zeker voor verschillen moeten zorgen. Het is zeker niet makkelijk.

tcetew-707.jpg

Chamrousse is een skigebied, waar de Tour voor de tweede keer is. De eerste keer was in 2001, toen er een MTT was, een klimtijdrit. De winnaar van deze tijdrit wordt niet genoemd op de site van de Tour. Dat heeft een reden, die winnaar is ook eigenlijk helemaal de winnaar niet meer. Lance Armstrong. Hij won tijdrit, 32 kilometer lang, met een minuut voorsprong op Ullrich. De nummer drie, Beloki, werd op anderhalve minuut gereden en de nummer vier, Robert Laiseka, werd zelfs op twee minuten gezet. Vino werd twaalfde op bijna vier minuten. Hij kan Nibali dus uitleggen hoe het in ieder geval niet moet. Natuurlijk is een klimtijdrit anders, zeker in die tijd, maar de verschillen zijn wel dusdanig groot dat we morgen wel wat kunnen verwachten. Misschien niet verschrikkelijk veel aanvallen, maar wel gewoon renners die er zwaar doorheen zakken.

tour_2001_chamrousse.9.2.jpg

Het wordt echt gruwelijk warm. Na al dat kutweer krijgen we nu zon, maar dan ook meteen heel veel zon. 35 graden, midden op de dag. Dat is een hele omslag, na zoveel regen en andere ongein. Veel drinken, anders gaat het mis, maar dat zullen de renners vast wel weten. Wind krijgen we niet echt. Dat had het vlakke tussenstuk eventueel nog interessant kunnen maken, maar is dus vrij onwaarschijnlijk. Nee, warm, verder niets.

Aangezien etappe 14 de koninginnerit is, krijgen we morgen misschien een kopgroepje dat de kans gaat krijgen. De favorieten sparen zich voor de zwaarste rit, is vaker voorgekomen. Toch denk ik dat er wel enkele ploegen zullen zijn die willen werken. Dan gaan we alsnog een strijd tussen de favorieten krijgen. Nibali is dan ongenaakbaar, maar verder is het afwachten wat er gaat gebeuren op de echte lange Alpencols.
1. Nibali. Ja, ongenaakbaar dus. Heeft natuurlijk geluk dat Froome en Contador uitgevallen zijn, maar is wel een stuk beter dan alle andere renners in koers, zodra het bergop gaat.
2. Pinot. Valt alleszins mee. Heeft helemaal niet zo'n indrukwekkend jaar achter de rug, maar is nu wel ineens heel erg goed. Bleef nog redelijk dicht in de buurt van Nibali op La Planche des Belles Filles.
3. Porte. Nog net niet zo goed als Froome, maar komt toch aardig in de buurt. Kan uiteindelijk best op het podium eindigen, want echt zwakke kanten heeft hij niet.
4. Valverde. Nu nog even vierde, het is wachten op de Pyreneeën. Movistar kennende gaat Piti ineens vlammen in de derde week. Heel normaal, eerst twee weken redelijk en dan een week top. Logisch.
5. König. Leopold König van de NetApp-ploeg. Beetje pech gehad met blessures en valpartijen dit jaar en ook in deze Tour, maar gaat er nu eindelijk doorkomen. Met een beetje geluk kan hij zelfs winnen, zoals in de Vuelta vorig jaar. Prima klimmertje, niets mis mee.


[ Bericht 1% gewijzigd door naatje_1 op 18-05-2019 17:50:10 ]
Lavenderrzondag 20 juli 2014 @ 12:36
SPOILER: Etappe 15: Tallard - Nîmes, 222 km
Etappe 15: Tallard - Nîmes, 222 km

Enorm goed rijden in de Giro, je richten op de Vuelta en dan ineens tegen je zin in moeten invallen in de Tour omdat Roman Kreuziger een paar jaar te laat aan de kant wordt gezet. Majka zag het niet zo zitten, liet hij in enkele interviews ook duidelijk merken. Werd natuurlijk meteen opgebeld door enkele mensen van zijn ploeg en een dag later was hij ontzettend enthousiast. Zo gaat dat. Uiteindelijk blijkt dan dat het nog niet eens zo'n slecht idee was. Het kan raar lopen. Leuk voor hem, in ieder geval. Achter hem werden de verhoudingen eens te meer duidelijk. Vinokourov zag dat het goed was.

Slechts twee dagen in de Alpen, dit jaar. Enorm weinig, maar dat komt dan weer omdat men in de Vogezen is geweest. Als je het mij vraagt is de verhouding nog steeds een beetje zoek. Nog een dagje Alpen erbij had prima gekund. Hoe dan ook, op weg naar het zuiden van Frankrijk, vast een beetje afstand richting de Pyreneeën overbruggen. Een lange, vlakke rit.

Tour-de-France-Stage-15-1400754189.png
PROFIL.png

Tallard, de plaats van vertrek. Eigenlijk gewoon een klein dorpje. Wel een dorpje met een kasteel, dat is altijd goed. Het koninkrijk van de luchtsporten, volgens de site van de Tour. Aerodrome in de buurt en parachutisten mogen graag landen in de omgeving van Tallard, of zelfs op het kasteel aldaar. Ondanks dat het zo'n kleine plaats is geen debutant in de Tour. In 2007 vertrok de Tour hier ook al eens. Toen ging de rit richting Marseille. Deze rit werd gewonnen door de oude vos Cedric Vasseur, in zijn laatste Tour.

Tallard-FranceA-1024x687.jpg

De etappe start nog wel in de Alpen en als je in Tallard bent zit je een paar kilometer onder Gap, dus zonder al te veel moeite te hoeven doen kun je zo aan enkele klimmen beginnen, maar daar kiest men dus niet voor. Lekker door de vallei richting Sisteron. Ook bepaald geen onbekende plaats in de Tour. Daar passeren we natuurlijk La Baume, de merkwaardige rotspartij die het gezicht van dit stadje toch wel in ernstige mate bepaald.

Sisteron__southern_France_by_kopfgeist79.jpg

Na Sisteron loopt het een beetje omhoog, maar echt veel problemen zal dit de renners niet opleveren. Nee, men wil zo snel mogelijk de Alpen uit en iedere fatsoenlijke heuvel wordt vakkundig ontweken. Alleen in Saint-Étienne-les-Orgues, na 71 kilometer, als we al uit de Alpen zijn gaan we nog een keer een uitlopertje opzoeken, richting Banon. Hoewel dit ook niet al te veel voor zal stellen, hoogteverschil is ook niet echt indrukwekkend, nog geen 200 meter. Banon is een schattig dorpje, met enorme lavendelvelden in de omgeving.

Provence-Lavender-fields-around-the-village-of-Banon-e1335231742569.jpg

Na Banon krijgen we dan nog een paar pukkeltjes, maar weinig om nog echt warm van te worden. Na 100 kilometer is het tijd om definitief af te dalen. Lekker fietsen door de Provence, pittoreske dorpjes aandoen. Het leven is goed na twee zware dagen in de Alpen.

le_village_de_saint_saturnin_les_apt_s_accroche_a_un_eperon_rocheux_jusqu_au_vieux_chateau_album_full.jpg

Na een kilometertje of 150 zijn we dan definitief beneden. Nog 70 kilometer over het vlakke Franse land, in de buurt van de kust. Na 175 kilometer is het tijd voor de tussensprint, laat in de etappe dus. De tussensprint is in La Galine, net voor Saint-Rémy-de-Provence. La Galine is niet zo interessant, Saint-Rémy-de-Provence daarentegen wel. Dat is de geboorteplaats van Nostradamus! Dat willen ze hier natuurlijk wel weten, daarom vind je genoeg verwijzingen naar Nostradamus in dit stadje. Bovendien vind je net buiten Saint-Rémy-de-Provence de overblijfselen van Glanum, een dorp gesticht door de Galliërs, maar vooral beïnvloed door de Grieken en Romeinen. Zo'n beetje de belangrijkste opgraving die ze in Frankrijk hebben gedaan. Het grootste gedeelte is uiteraard verwoest, maar een aantal gebouwen zijn nog in redelijke staat. De renners fietsen dwars door Saint-Rémy, maar er zal vast een helikoptertje richting Glanum worden gestuurd.

Glanum-ruins-big.jpg

Van Saint-Rémy-de-Provence is het een bijna rechtdoor richting Nîmes. Na 190 kilometer komen de renners aan in Tarascon, waar ze de Rhône moeten oversteken om in Beaucaire uit te komen. Beide steden hebben een kasteel, dus iedere kastelenliefhebber komt aan zijn trekken. Na de rivier overgestoken te zijn is het nog een slordige 30 kilometer tot de streep. Die streep ligt in Nîmes, een stad met 145.00 inwoners, waar de Tour al 16 keer eerder aankwam. Voor het laatst in 2008, toen Mark Cavendish won. Nîmes is een stad met enkele overblijfselen uit de tijd dat de Romeinen hier nog waren. Onder andere het Maison Carrée, een Romeinse tempel die nog in bijzonder goede staat is.

nimes-maison-carre-merle-ja-joonas.jpg

De finish is op de Boulevard de la Libération, net voorbij het amfitheater van Nîmes. De arena van Nîmes, gebasserd op het Colosseum. Ook erg goed bewaard gebleven. De renners zullen niet veel tijd hebben om te genieten van dit prachtige gebouw, want er zal hard gereden worden in de straten van Nîmes. Enkele rotondes en bochten maken de finale nog wat ingewikkelder, maar de laatste rechte lijn is tamelijk lang.

vueduciel_0.jpg?itok=9DMPpzIO

Het weer wordt morgen vrij interessant. We zitten natuurlijk in het gebied waar de Mistral lekker heerst, zal Maarten Ducrot je ook tien keer vertellen als je niet naar Sporza of Eurosport zapt. Tegen het eind van de middag kan het in de omgeving van Nîmes heel hard gaan waaien. Bovendien wordt er regen en onweer voorspeld. Heel wat ander weer dan de voorgaande dagen. Nog steeds warm, 25 graden. In ieder geval, kans op wind. Ik wil jullie niet te enthousiast maken, want die weersvoorspellingen zijn meestal aan de onbetrouwbare kant. Het definitieve oordeel krijgen we natuurlijk in de loop van de middag als Thijs Zonneveld op z'n fiets met zijwieltjes het laatste gedeelte van het parcours heeft gereden. Mocht het allemaal meevallen met die wind zal er wel vrij lafjes gekoerst worden. Dan heeft de helikopter nog wel even de tijd om richting Pont du Gard te vliegen. Als je toch in Nîmes zit moet je het even genoemd hebben. Ligt wel een eind van de route af, maar is wel onlosmakelijk verbonden aan Nîmes. Een prachtig aquaduct.

Pont_du_Gard_Oct_2007.jpg

Misschien een kans op waaiers. In ieder geval regen. Hoe dan ook zal het wel een sprint worden. Al die sprintersploegen hebben niet voor niets hun best gedaan om hun sprinters over de bergen te loodsen. Zal wel gewoon een etappe voor de sprinters worden.
1. Kittel. Kwam tijdens etappe 14 in ieder geval nog vrij soepel over de bergen. Tenminste, we zagen hem niet zo opzichtig lossen als Greipel. Is wel een mannetje kwijt, maar beschikt nog altijd over Ji Cheng. Weer een ritje erbij, kan jou het schelen.
2. Kristoff. Zodra Kittel wel van de partij is moet hij het toch afleggen. Zo werkt dat op dit moment.
3. Sagan. Weer een mooie plaats in de top 5 erbij, maar weer geen overwinning. Beetje zielig wel.
4. Greipel. Ja, het gaat regenen. Dan komt Greipel dus niet in de buurt van de overwinning. Lijkt ook niet helemaal fris te zijn, moest er toch een aantal keer zowat als eerste af. Normaal kan hij nog wel wat makkelijker overleven, lijkt het.
5. Coquard. Kleine Coquard komt ook vaak aardig in de buurt, maar veel meer dan plaats 4 is het uiteindelijk toch niet echt geworden. Dat komt nog wel, over enkele jaren.


[ Bericht 1% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:06:28 ]
Lavenderrdinsdag 22 juli 2014 @ 10:41
SPOILER: Etappe 16: Carcassonne - Bagnères-de-Luchon, 237 km
Etappe 16: Carcassonne - Bagnères-de-Luchon, 237 km

De dag na de rustdag de langste etappe van deze Tour. Daar zullen de renners vast ontzettend blij mee zijn. De eerste van drie etappes in de Pyreneeën. Eigenlijk de enige etappe deze Tour met de finish direct na een afdaling. Iets wat vaak lijkt te worden vergeten in alle grote rondes. Een etappe met enkele flinke beklimmingen met uiteindelijk een finish na een afdaling kan net zo goed voor spektakel zorgen. Soms kan het zelfs meer spektakel bieden dan een normale finish bergop. In ieder geval nog één zo'n etappe deze Tour, dat is al beter dan geen enkele. Pinot roept nu al om z'n moeder.

Tour-de-France-Stage-16-1400754275.png
PROFIL.png

De start is in Carcassone, een stad met 49.000 inwoners in het departement Aude. De stad is vooral bekend vanwege de volledig gerestaureerde citadel. Alleen al daarom een enorme toeristische trekpleister. Miljoenen bezoekers per jaar. Ook voor de Tour een populaire plaats om aan te doen, dit wordt de zestiende keer. In 2006 was de Tour voor het laatst in Carcassonne. Yaroslav Popovych won toen de etappe. In die tijd nog een groot talent en veelbelovend ronderenner. Is later ook niet echt veel meer van terechtgekomen. Fietst tegenwoordig nog steeds, maar anoniemer dan ooit.

Carcassonne_France2.jpg

Het départ réel is naast het vliegveld van Carcassonne. Al vroeg in de etappe moeten de renners een colletje op, Côte de Fanjeaux. 2,4 kilometer aan 5%. Geen enkel probleem. We fietsen nu al door een glooiend terrein, dus af en toe kom je een heuveltje tegen. De meeste echte heuveltjes worden overigens wel weer redelijk goed ontweken, dus het duurt even voor de volgende beklimming van de vierde categorie komt. Na 71 kilometer pas. Côte de Pamiers. 2,5 kilometer aan 5,4%. Dit heuveltje begint nadat de renners door Pamiers gereden zijn, een stad met 16.000 inwoners en een verleden in de Tour.

Pamiers_vu_des_coteaux.jpg

Het leuke is, vanaf Pamiers volgen we bijna exact de route van de vijftiende etappe in de Tour van 2010. Je moet het jezelf als parcoursbouwer natuurlijk niet te moeilijk maken. Deze etappe werd gewonnen door ieders favoriet Voeckler. Blijkbaar was er toen weinig boegeroep, stoppen deed hij niet. Er is nog wel een klein verschilletje, de Côte de Pamiers zat niet in die etappe. Daar werd omheen gereden. Na 85 kilometer, in Pailhès, komen we zo ongeveer op de route van 2010 terecht. Eigenlijk nog een stukje verder, bij Sabarat.

etp15.jpg

De weg loopt langzaam omhoog richting het gehuchtje Clermont, niet te verwarren met het grotere Clermont. Voor de renners in Clermont aankomen passeren ze eerst nog de tunnel nabij Les Mas-d'Azil. Hier reden de renners vier jaar geleden ook door. Werden toen lastiggevallen door mensen verkleed als leden van een stam die hier 18.000 jaar geleden zou moeten hebben geleefd. La Tribu de Magda.

15i.jpg

Na Clermont is er een stukje afdaling, op weg naar de tussensprint van de dag in Saint-Girons. Een dorp met 6000 inwoners. Komt ook wel vaker voor in de Tour de France, want het ligt aan de voet van de Col de Portet-d'Aspet. Een klim die iedereen wel kent.

761896.jpg

De Col de Portet-d'Aspet is een beklimming van de tweede categorie. 5,4 kilometer aan 6,9%. De eerste kilometers zijn redelijk makkelijk, maar vooral richting de top is het een ontzettend steile beklimming. De laatste twee kilometer van deze beklimming komt het eigenlijk niet onder de 9%. Een ontzettend populaire klim, komt ontzettend vaak voor in de Tour, vooral de laatste jaren. Zes keer in de afgelopen tien jaar, bijvoorbeeld. De beklimming is redelijk lastig, maar verder niet memorabel. Dit in tegenstelling tot de afdaling. 5 kilometer aan 9,2%, met stukken boven de 10%, zelfs een stuk aan 17%. Bovendien enorm bochtig, door een bos. Dit leverde vooral in 1995 enorm veel problemen op. Enkele renners kwamen toen ten val en braken ledematen, maar eentje was er helemaal slecht aan toe. Fabio Casartelli kwam met zijn hoofd tegen een betonblok aan en bezweek enkele uren later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. De olympisch kampioen van 1992 overleed op 24-jarige leeftijd. Nu, bijna 20 jaar later, staat iedere beklimming en afdaling van de Col de Portet-d'Aspet nog steeds in het teken van Casartelli.

3319248.jpg

Als de afdaling gedaan is, volgt er een klein pukkeltje, Col de Buret, voor de renners beginnen aan de Col des Ares, een beklimming van de derde categorie. Deze is zes kilometer aan 5,2%. Niet echt een hele lastige klim, je zou het een loper kunnen noemen. De percentages komen niet echt boven de vijf procent, dus hier hoeven we in ieder geval niet op spektakel te rekenen. Een klim die ook vaak voorkomt in de Tour, voor het laatst nog in 2012. Die bewuste etappe in 2012 bracht ons van Bagnères-de-Luchon naar Peyragudes. Valverde won toen. Zo ongeveer de eerste en enige keer dat hij een keer van ver durfde aan te vallen. Op de Col des Ares was Voeckler toen als eerste boven. Geen verrassing, dat jaar won hij de bolletjestrui.

6489_Col-des-Ares.JPG

De afdaling is te vergelijken met de klim, niet echt heel erg moeilijk dus. Na de afdaling volgt er nog een kort stukje vals plat voor er begonnen wordt aan de lastigste klim van de dag, de Port de Balès. Een beklimming van de buitencategorie, met recht. 11 kilometer aan 7,7% gemiddeld. Eigenlijk is de klim nog langer, bijna 20 kilometer aan 6% gemiddeld, maar om het indrukwekkender te laten lijken telt de organisatie de eerste kilometers van de Balès niet mee. In Mauléon-Barousse begint de klim eigenlijk al. Een lastige eerste kilometer aan zeven procent, maar de kilometers daarna zijn een stuk makkelijker. Paar stukjes aan 4%, maar ook vals plat. Na 8,5 kilometer klimmen begint het echte werk pas.

PROFILCOLSCOTES_1.png

Begint meteen lastig, met een paar kilometer aan zeven en acht procent. Gelukkig ook nog even een makkelijkere kilometer aan vijf procent, maar daarna juist weer een kilometer aan tien procent, met stukken tot 13%. Daarna de makkelijkste kilometer, 4%, maar dan is het gedaan met de pret. De laatste kilometers zijn vrij regelmatig. Regelmatig steil. Tussen kilometer acht en negen van de klim zit het zwaarste gedeelte, 10,2%. Daarna vlakt het wat af, naar acht procent, om af te sluiten met een kilometer aan 6,4%. De Port de Balès is een beklimming die betrekkelijk laat is ontdekt. Pas in 2007 kwam deze klim voor het eerst in de Tour voor. Kim Kirchen was toen als eerste boven. In 2010 kwam de beklimming dus ook voor en het verhaal van die etappe kennen we allemaal nog wel. Andy Schleck wil aanvallen, maar krijgt problemen met de ketting. Contador ziet het en profiteert. Niet helemaal netjes, maar achteraf is Contador daar wel in zekere zin voor gestraft, zou je kunnen zeggen. In de Tour van 2012 kwam deze klim ook nog voor, in de etappe naar Peyragudes. Dit wordt de vierde keer de Balès in de Ronde van Franrijk dus.

Voeckler_on_Bales1.jpg

De afdaling richting Bagnères-de-Luchon is ontzettend lang, maar niet echt moeilijk. Een afdaling van bijna 20 kilometer, praktisch tot de streep. De eerste kilometers van de afdaling zijn nog wel een beetje steil, maar na enkele kilometers is het bijna vals plat. Ook redelijk weinig bochten. In het dorpje Bencue, als de afdaling al bijna gedaan is, wordt het nog even steil met een stuk boven de 10%, maar een kilometer daarna is het al gedaan. De laatste kilometers richting de finish is de afdaling nog maar aan een procentje of vijf, om aan het eind natuurlijk helemaal af te vlakken. Dan komen de renners na 237 kilometer aan in Bagnères-de-Luchon.

tour.jpg

Een klein dorpje, met maar 3000 inwoners, op een paar kilometer van de grens met Spanje. Uiteindelijk bekend geworden vanwege de warmwaterbronnen in de buurt. In de tijd van de Romeinen stonden hier maar liefst drie badhuizen. Daarna een beetje in verval geraakt, zoals zoveel dingen na het vertrek van de Romeinen. Uiteindelijk toch weer herontdekt. Daarna een van de belangrijkste kuuroorden van de Pyreneeën geworden. Kuuroorden zijn altijd populaire plaatsen in iedere grote ronde. De Tour de France is hier al meer dan 50 keer geweest. Maar drie plaatsen werden vaker aangedaan. Parijs uiteraard, daarnaast Bordeaux en Pau. Wij Nederlanders hebben niet zo'n goede band met dit dorp. Geen enkele Nederlander heeft hier ooit weten te winnen. Iemand die wel een goede band heeft met Luchon is Thomas Voeckler. Twee keer wist hij hier te winnen. In 2010, dat is al aan bod gekomen. Toen won hij de etappe die praktisch gelijk is aan die van nu, alleen was die etappe een kilometer of 50 korter. Voor alle haters een foto van een juichende Voeckler in de straten van Bagnères-de-Luchon. Prudhomme zag dat het goed was.

2010_tour_de_france_stage15_thomas_voeckler_bbox_bouygues_wins1.jpg

Ook in 2012 won Voeckler in dit kuuroord. Hij rondde toen wederom een vroege vlucht succesvol af. De etappe in 2012 was nog wat pittiger dan die van 2010, met onder andere de beklimming van de Aubisque, Tourmalet, Aspin en Peyresourde. Thomas had er lak aan en ging er uiteindelijk weer solo vandoor, op weg naar zijn tweede overwinning in dit dorp en zijn vierde overwinning in de Tour.

voeckler1.jpg

Over het weer kunnen we kort zijn. Weinig wind, droog, redelijke temperaturen. Zo rond de 20 graden in de Pyreneeën. Buiten de Pyreneeën wel een paar graden warmer, maar zo warm als vorige week is het bepaald niet.

Voorspelling is makkelijk. In Bagnères-de-Luchon wint de laatste jaren bijna altijd een vluchter. We hebben net geleerd dat Thomas Voeckler de laatste twee aankomsten hier heeft gewonnen, dus lijkt het mij logisch dat hij voor zijn hattrick gaat. Hele Tour al matig, maar dat is natuurlijk met het oog op deze etappe. Gaat gewoon gebeuren.
1. Voeckler. Tong op de grond, bewegen alsof je een toeval krijgt. We krijgen het allemaal weer te zien. Na 237 kilometer gaan de armpjes in de lucht. JUICHEN.
2. Spilak. Het is een dag voor Spilak. Kan ontzettend slecht tegen het warme weer, dus zou de bescheiden 20 graden voor hem goed moeten uitkomen. Heeft verder ook nog helemaal niets laten zien. Is het wel aan zijn stand verplicht om ook eens een keer te presteren in een grote ronde.
3. Lollerkowski. Is natuurlijk helemaal opgebrand, maar daar hebben ze bij OPQS lak aan. Sturen 'm gewoon in de aanval. Kan je verwachten.
4. Dumoulin. Wel een etappe voor hem. Lastige klim op het laatst, net wat te lastig denk ik, maar kan dan misschien nog terugkomen in de afdaling. Mag in ieder geval wel een poging wagen als je het mij vraagt.
5. Chavanel. Doet IAM eigenlijk wel mee deze ronde? Op papier de beste ploeg van de wildcards, maar hebben bijzonder weinig laten zien. Ja, een tweede plaats in een sprint van Haussler. Fantastisch. Chavanel maar eens in de aanval sturen en kijken hoever hij komt.


[ Bericht 1% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:06:52 ]
Lavenderrwoensdag 23 juli 2014 @ 09:50
SPOILER: Etappe 17: Saint-Gaudens - Saint-Lary Pla d'Adet,
Etappe 17: Saint-Gaudens - Saint-Lary Pla d'Adet, 124 km

Na de langste etappe van de Tour nu de kortste. Slechts 124 kilometer. Meestal heeft het een reden, dat een etappe zo kort is. Nu ook, de etappe kent namelijk vier zware beklimmingen. Drie van de eerste categorie en de slotklim is van de buitencategorie. Het is dus maar goed ook dat de etappe zo kort is. De etappe begint op het vlakke, buiten de Pyreneeën en doet tijdens de eerste beklimming van de dag Spanje aan.

Map-17.jpg
PROFIL.png

Plaats van vertrek is Saint-Gaudens. Een stadje dat voor de 14e keer voorkomt in de Tour de France. 12,500 inwoners. Saint-Gaudens is vooral een goede plaats om te vertrekken, omdat het aan de voet van de Pyreneeën ligt. Vanuit dit dorp kan je snel aan verschillende beklimmingen beginnen. In 2011 was de Tour voor het laatst in Saint-Gaudens. Toen ging de etappe van deze plek richting Plateau de Beille. Deze rit werd gewonnen door de alien uit Neerpelt, Jelle Vanendert. Hij was in die Tour ineens een topklimmer. Hebben we naderhand ook niet veel meer van gezien, behalve in de Ardennenklassiekers. De laatste keer dat de Tour aankwam in Saint-Gaudens was in 1999, de Rus Konishev won toen. Andere renners die hebben gewonnen in Saint-Gaudens zijn onder andere Charly Gaul en Gino Bartali. Grote namen.

p62_d6af84c085c5561bd0529f0dc58fbd12st-goaerienne.jpg

Van Saint-Gaudens rijden we de Pyreneeën binnen, via een vallei. Als we deze weg de hele tijd zouden volgen zouden we weer bij Bagnères-de-Luchon uitkomen, maar net voor het dorpje Cierp-Gaud nemen de renners een weg naar links, die ze richting de tussensprint van de dag brengt, bij het gehuchtje Saint-Béat. De rivier La Garonne loopt door dit gehuchtje en dat weten de inwoners maar al te goed. Wil nog wel eens uit de oevers treden. Het is maar goed dat het nu een beetje fatsoenlijk weer is, anders hadden de renners niet door dit dorp kunnen fietsen. Vorig jaar rond deze tijd was het raak. Straten stonden blank, een heel deel was weggezakt, overal troep. François Hollande kwam zelfs nog langs om de schade op te meten.

201306202243-full.jpg

Na de tussensprint is het nog maar enkele kilometers fietsen tot de Spaanse grens. De weg richting Spanje loopt al lichtjes omhoog. Na een kilometer of 40 passeren we de grens. Een paar kilometer later komen we uit in Bossòst. Een klein dorpje in de provincie Lleida, regio Catalonië. Vlak na dit dorp beginnen we aan de Spaanse kant van de Col du Portillon.

PROFILCOLSCOTES_1.png

Een beklimming van 8,3 kilometer, 7,1% gemiddeld. Best een pittig dingetje. Behoorlijk regelmatig, het grootste gedeelte van de klim zit je toch tussen de zeven en acht procent. Zeker geen slechte klim om mee te beginnen. De klim is redelijk vaak voorgekomen in de Tour de France, toch al een keer of 18. Voor het laatst in 2006, toen was David de la Fuente hier als eerste boven. In dienst van het beruchte Saunier Duval gaf hij toen flink gas in de bergen. Beetje van David, beetje van Ibarguren. In die Tour won De la Fuente het strijdlustklassement en droeg hij enkele dagen de bollen. Fietst tegenwoordig nog steeds. Vormt samen met een andere held, Juanjo Cobo, een illuster duo bij Torku Seker Spor.

50565436.jpg

De afdaling van deze col brengt ons naar Bagnères-de-Luchon, waar we in de vorige etappe eindigden. Niet ver hierbuiten beginnen we al bijna meteen aan de volgende klim van de dag. Eentje met een goed klinkende naam, Col de Peyresourde. Een klim die onderhand ieder jaar wel voorkomt in de Tour. In tien jaar tijd zeven keer. Wel altijd als tussendoortje. Vorig jaar werd de Peyresourde nog beklommen in de etappe naar Bagnères-de-Bigorre. Thomas De Gendt was toen als eerste boven.

PROFILCOLSCOTES_2.png

Een beklimming van 13 kilometer, aan 7% gemiddeld. De eerste kilometers zijn nog redelijk goed te doen, maar na kilometer zes wordt het ineens heel regelmatig steil. De rest van de klim komt de hellingsgraad niet meer onder de zeven. Laatste kilometer van de klim nog aan 8,5%. Best een aardige col. Als je hier aardig doortrekt zullen er al een hoop mannen sneuvelen.

bicycletouringpyrenees24.jpg

Het leuke van vandaag is dat er maar weinig kilometers in de verschillende valleien hoeven te worden afgelegd. Het is continu op en af. Nu dus ook weer, de Peyresourde af richting Loudervielle, om een paar kilometer verder te beginnen aan de derde beklimming van de dag, Col de Val Louron Azet. Een enorm bochtige beklimming, die dit jaar pas voor de vijfde keer voorkomt in de Tour. Grote namen zijn hier al als eerste bovengekomen. Marco Pantani bijvoorbeeld, in 1997. Een paar jaar later was het grote voorbeeld van Bauke Mollema, Fernando Escartin, hier de beste. Vorig jaar kwam de Col d'Azet ook voor in de Tour, toen waren de punten op de top een prooi voor Simon Clarke.

PROFILCOLSCOTES_3.png

We hebben twee klimmen van gemiddeld 7% gehad, nu krijgen we twee klimmen van gemiddeld 8%. Deze is 7,4 kilometer lang aan 8,3% gemiddeld. Het zwaarste gedeelte zit meteen in het eerste gedeelte van de klim. De eerste kilometer gaat nog, maar daarna krijg je kilometers aan 9 en 10%. Naar de top toe zwakt het wat af, om vervolgens het laatste stukje nog even flink omhoog te gaan aan 11%. Een hele lastige klim, zeker als je bedenkt dat er enorm veel bochten in zitten. Misschien wat lastig om een goed ritme te krijgen, maar van de andere kant is het met 7 kilometer ook weer niet heel erg lang. Kan wel mooie plaatjes opleveren. De klim begint voorbij het meer van Génos-Loudenvielle en het uitzicht daarop wordt met iedere bocht mooier.

DSCF3584.JPG

Boven op deze col hebben de renners meer dan 100 kilometer gefietst. Nog maar een kilometer of 22 te gaan. De slotklim is 10 kilometer lang, dus eerst moet er nog 12 kilometer afgedaald worden, richting Saint-Lary-Soulan. Vanuit dit dorp beginnen we aan de laatste klim van de dag, Pla d'Adet. Een redelijk lange, steile slotklim. 10 kilometer aan 8,3% gemiddeld. De moeilijkheid zit 'm vooral in de eerste kilometers. Kilometer 2 en 3 zijn boven de 10%. Daarna zwakt het wat af richting 9 en 8%. Kilometer zeven is wat makkelijker, aan 5% en daarna wordt het niet echt moeilijk meer. De laatste twee kilometer van de klim zijn aan 7%, wat een heel verschil is met de 10% van het begin. De laatste hectometer is zo ongeveer vlak.

PROFILCOLSCOTES_4.png

De laatste keer dat we op Pla d'Adet aankwamen was in 2005. George Hincapie won toen. Hij profiteerde nogal van het werk van Oscar Pereiro. George hoefde niet zo gek veel te doen, hij had Armstrong achter zich. Even op het laatst demarreren en de overwinning pakken. Zo ging dat toen, zo ongeveer. Voor Hincapie zijn enige etappeoverwinning in de Tour. Andere renners die hier hebben gewonnen zijn o.a. Joop Zoetemelk en Raymond Poulidor. Poulidor was ooit een hele grote renner, maar zal over enkele jaren vooral bekend zijn als de grootvader van Mathieu van der Poel.

p1392.jpg

Het wordt niet verschrikkelijk warm. Een graad of 23. Waarschijnlijk droog, maar toch een kleine kans op regen. Misschien zelfs onweer, als het erg tegenzit. De wind zal vrij afwezig zijn. Waait niet erg hard, in de Pyreneeën.

Etappe 16 was voor de vluchters. Dan is de etappe daarna waarschijnlijk weer voor de klassementsmannen. Hoef niet, kan ook weer voor de vluchters zijn. Dat ligt volledig aan het peloton, als daar een beetje flink wordt gekoerst krijgt een groepje vluchters nooit veel voorsprong. Enkele ploegen, zoals FDJ, zullen hun kans ruiken. Bardet wat minder, Van Garderne wat minder. Nodigt uit om flink gas te geven.
1. Nibali. Als het peloton gas geeft en de kopgroep geen kans geeft wint Nibali uiteindelijk. Is al vaak genoeg gebleken.
2. Pinot. Is ijzersterk bezig. Moet wel een paar keer afdalen, maar dit blijkt nog niet eens zo'n heel groot probleem te zijn. Bardet zal uiteindelijk tekort komen.
3. Peraud. Deze oude Fransman is enorm goed bezig. Leek mij meer een renner voor de top 10, maar is zo ongeveer de enige die Nibali nog kan volgen, naast Pinot. Sterk. Dan mag je wel een keer een derde plaats binnenhalen.
4. König. NetApp. Klein ploegje, maar toch een bijzonder goede kopman. Leopold. Liet in de Vuelta van 2013 al zien wat hij kon, maar hij bevestigd dat deze Tour enorm. Goede renner.
5. Valverde. De derde week is de Movistar-week. Zal uiteindelijk toch net wat te kort komen om te winnen. Hij is immers geen Quintana. Slechts een Valverde.


[ Bericht 1% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:07:48 ]
Lavenderrdonderdag 24 juli 2014 @ 00:00
SPOILER: Etappe 18: Pau - Hautacam, 145 km
Etappe 18: Pau - Hautacam, 145 km

De derde etappe in de Pyreneeën. Misschien wel de zwaarste dag, want tijdens deze etappe moeten twee Pyreneeënreuzen van de buitencategorie bedwongen worden. Cols met klinkende namen en historie in het wielrennen. Voor de klimmers de laatste kans om nog tijd te pakken, want na deze etappe is het gedaan met het klimmen. Renners die bang zijn voor de tijdrit van zaterdag kunnen hier misschien nog iets proberen.

Tour-de-France-Stage-18-1400754433.png
PROFIL.png

Voor de 66e keer maakt Pau deel uit van de ronde van Frankrijk. De stad met 81.000 inwoners, net buiten de bergen, maakt dus bijna ieder jaar deel uit van de Tour. Vorig jaar ontbrak Pau, maar in 2012 was het zowel een aankomstplaats als een vertrekplaats. In de straten van Pau was Pierrick Fedrigo toen succesvol. Een dag later vertrok men van Pau richting Bagnères-de-Luchon, waar Voeckler won. Niet alleen in 2012 won Fedrigo hier, ook in 2010 was hij aan het feest. Nederlanders hebben hier ook wel eens gewonnen, Leon van Bon in 1998 bijvoorbeeld.

Pau-Environnement-1.jpg

De eerste 60 kilometer hebben we nodig om richting het hooggebergte te fietsen. Ondertussen komen de renner wel enkele beklimmingen tegen. Twee van de derde categorie. Allebei zo rond de twee kilometer aan zeven procent. Al best lastig, maar nog niets vergeleken met de beklimmingen die daarna komen. Na 61 kilometer is de tussensprint in Trébons. Een paar kilometer verder rijden de coureurs door Bagnères-de-Bigorre. Hier begint de eerste klim van de buitencategorie van vandaag, Col du Tourmalet.

32_bagneres_de_bigorre.jpg

De Tourmalet is 17 kilometer lang en 7,3% gemiddeld. De eerste vijf kilometer zijn nog makkelijk, de percentages komen daar niet boven de vijf procent. Daarna wordt het wel wat lastiger en dat blijft zo tot de top. Enkele kilometers aan 8%, enkele aan 9% en zelfs nog twee kilometer aan 10%. Niet voor niets buitencategorie. Een hele lastige en vrij lange klim.

PROFILCOLSCOTES_1.png

De Tourmalet is de col die het vaakst is beklommen in de Tour. Een keer of 80 ondertussen. Zit bijna ieder jaar in het parcours en wordt soms zelfs twee keer in dezelfde ronde beklommen. Voor de renners en voor de kijkers dus geen onbekende berg. Van de ene kant is het mooi, zo'n bijna jaarlijks terugkerend fenomeen, maar het zou ook helemaal niet erg zijn om deze beklimming een paar jaar links te laten liggen en op zoek te gaan naar verborgen pareltjes, want die zijn er in deze omgeving ook nog genoeg. In 2013 werd de Tourmalet overgeslagen, dat was voor het eerst sinds 2007. Thomas Voeckler was in 2012 hier als eerste boven. Een opvolger voor hem wordt dus gezocht.

col-du-tourmalet-3.jpg

Boven op de Tourmalet zijn er 95 kilometer gedaan. De wedstrijd is dan nog 50 kilometer lang. Na een lange beklimming volgt vaak een lange afdaling, zo ook nu. In totaal bijna 35 kilometer in dalende lijn. De afdaling van de Tourmalet zelf is bijna 20 kilometer lang en stopt in Luz-Saint-Sauver. Vanuit dit dorp gaan de renners naar rechts, om nog een stukje verder te dalen naar de vallei rond Lac des Gaves. Een paar kilometer verder, in Arbouix, begint de slotklim.

PROFILCOLSCOTES_2.png

13,6 kilometer aan 7,8% gemiddeld. Misschien nog wel wat zwaarder dan de Tourmalet. De klim begint al vrij uitdagend, met een eerste kilometer aan 6%. Daarna een kilometer aan 8%, om vervolgens daarna wat af te vlakken. Tot kilometer zeven valt het nog wel mee, maar dan begint het echt. Twee kilometer achter elkaar boven de 10%, dan een wat makkelijkere kilometer en vervolgens weer een kilometer boven de 10%. In dit stuk kan een hoop gebeuren. In deze kilometers moet je het doen, want de laatste drie kilometer zijn weer wat makkelijker. Hoewel, tussen de 6,5 en 8%, nog steeds niet heel erg makkelijk. Een goede klim om grote verschillen te maken, zeker met de Tourmalet al in de benen.

e48a599a7758131ebc86eb1ffd490fa9.jpg

Het wordt de vijfde keer dat we naar dit wintersportoord gaan. Nog niet zo heel vaak dus, toch kent iedereen Hautacam. Dat is met name te danken aan Bjarne Riis. In 1996 ging hij op de flanken van deze klim full retard. De klim is bepaald niet makkelijk, met stukken aan 12%, maar Bjarne zat zo vol met EPO dat hij gewoon op het buitenblad naar boven knalde. Hij liet iedereen staan alsof ze met de stadsfiets waren. Bjarne was een van die figuren die wel heel erg ver ging met doping. Zijn hematocriet was zo hoog dat hij 's nachts om het halve uur even een rondje moest lopen, anders bestond de kans dat zijn hart er mee zou stoppen. Zijn bloed was zo dik dat je het op een pannenkoek kon smeren. Uiteindelijk wel hilarische beelden natuurlijk. Blijft mooi.


5548395-.jpg

De laatste keer dat we naar Hautacam gingen was in 2008. Ook toen kregen we een topshow voorgeschoteld. Het was de Tour van Saunier Duval. Riccardo Ricco had al twee ritten gewonnen, maar deed dat wel alleen. Het was wel weer eens tijd voor een ouderwetse 1-2, zoals op de Monte Zoncolan, een jaar eerder. Leonardo Piepoli kwam toen samen met Gibo Simoni over de streep. Op Hautacam kreeg hij Juan José Cobo mee. Samen gingen ze ervandoor. Fränk Schleck probeerde nog wel even aan te haken maar moest Team Ibarguren uiteindelijk toch laten gaan. Ze kwamen dus met z'n tweeën aan en gooiden allebei de handjes in de lucht. Leuk detail: Piepoli kwam als eerste over de streep, maar werd uiteindelijk net als Ricco betrapt. Cobo werd niet betrapt, dus kreeg hij deze overwinning. Van de regen in de drup.

TenpiepoliwinLead81929561.jpg

Hautacam zorgt dus wel voor leuke taferelen. Hopelijk nu ook weer. Nibali die net als Riis op het buitenblad naar boven knalt en uiteindelijk met vijf minuten voorsprong wint. Ik zeg doen. Het weer zal niet heel fantastisch zijn, graadje of 20 en kans op regen.

Aangezien vandaag de vluchters het weer hadden gehaald lijkt het mij morgen weer een dag voor de klassementsrenners. Zoals gezegd, een Nibali die met vijf minuten voorsprong wint zou leuk zijn.
1. Nibali. Een imitatie van Riis. Even rondkijken, de concurrentie monsteren. Vast een speldenprikje uitdelen, dan weer even kijken en dan helemaal losgaan. Als een imbeciel met het grootst mogelijke verzet naar boven harken. Het zou kunnen, hij is er goed genoeg voor en is de afgelopen dagen niet heel diep gegaan, denk ik.
2. Peraud. De beste van de rest, wat je best opvallend mag noemen. Altijd wel een prima renner geweest, maar dat hij nu kans maakt om op het podium te komen had ik ook weer niet verwacht.
3. Pinot. Gaat hier dan toch de beslissende slag om de witte trui slaan. Zal niet meteen minuten wegrijden van Bardet, maar in ieder geval toch wel een aantal seconden.
4. Valverde. Valt mij toch een beetje tegen. Na de eerste maanden van dit seizoen had ik verwacht dat hij het Froome en Contador serieus moeilijk had kunnen maken. Uiteindelijk blijkt hij dan zelfs onder te doen voor een Peraud en een Pinot. De befaamde derde week van Movistar blijft dit jaar een beetje uit.
5. Bardet. In ieder geval een renner die durft aan te vallen, dat mag ik wel. Kan het nu ook weer proberen, maar ik denk niet dat het veel op zal leveren. Achja, een vijfde plaats is ook goed.


[ Bericht 2% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:08:24 ]
kanovinnievrijdag 25 juli 2014 @ 07:37
SPOILER: Etappe 19: Maubourguet Pays du Val d'Adour - Bergerac, 208 km
Etappe 19: Maubourguet Pays du Val d'Adour - Bergerac, 208 km

Het klimwerk is gedaan. Mocht ook wel een keer, na drie dagen in de Pyreneeën. Nibali heeft nu kansen genoeg gehad om te laten zien hoeveel beter dan de rest hij is. Daarom nu maar weer eens een vlakke rit. Niet helemaal vlak, want in de finale zitten nog enkele obstakels, maar normaal is dit toch wel weer een kans voor de sprinters.

Tour-de-France-Stage-19-1400754503.png
PROFIL.png

Het dorpje Maubourguet, met 2500 inwoners, is een debutant in de Ronde van Frankrijk. Het ligt in de Pays du Val d'Adour. Een mooi gebied, met genoeg wijnvelden en uitzicht op de Pyreneeën. De Tour kwam hier nog nooit, een andere ronde wel. De Tour des Pyrénées, een hele kleine koers. Een koers voor de beste amateurs en enkele continentale teams. In 2004 was er een etappe van Maubourguet naar Lourdes en deze etappe werd gewonnen door Theo Eltink. Arme Theo, die een aantal jaar geleden ineens werd gezien als groot talent voor de grote rondes, maar zijn belofte nooit wist in te lossen.

2014060531_19---Maubourguet-Photo-montage-Aire-de-jeu.jpg

Het eerste deel van de etappe zitten we nog in de heuveltjes, een beetje glooiend is het parcours dus wel. Stelt allemaal niet heel veel voor, maar het stuk na een kilometer of 60, als het helemaal vlak wordt, zal de renners vast meer aanspreken. Enkele dorpjes worden gepasseerd, maar daar zit verder weinig interessants tussen. Ja, ze fietsen nog door Condom. Hilarische naam natuurlijk. Heel google staat vol met blije mensen naast het plaatsnaambordje. De renners volgen de rivier Baïse. Dit net zo lang tot die rivier uitmondt in La Garonne. Voor die tijd komen we eerst nog door Nérac, een dorpje dat je nog wel redelijk schattig kan noemen.

IM000224.JPG

Na Nérac is het nog een kilometer of 40 tot de tussensprint. Volledig vlakke kilometers, langs La Baïse en vervolgens La Garonne. Deze twee rivieren verliezen we echt geen seconde uit het oog. De tussensprint is in Tonneins, een stadje met 9000 inwoners. Ligt direct aan de Garonne. Deze rivier steken we hier over om er daarna niet meer bij in de buurt te komen.

33835936.jpg

Dan zijn er al 130 kilometers afgelegd. Nog maar een kleine 80 te gaan. Het vlakke land laten we alweer bijna achter ons, om toch weer in een licht heuvelachtig gebied terecht te komen. Stelt wederom allemaal niet heel veel voor. Het laatste gedeelte van deze etappe zou nog wel interessant kunnen zijn. Als men de Dordogne binnenfietst, na 170 kilometer, wordt het leuk. Toch nog vier korte heuveltjes achter elkaar. De laatste, op 13 kilometer van de streep, is het interessantste. Côte de Monbanzillac, vierde categorie. 1,3 kilometer aan 7,6%. Nog best steil, alleen niet zo heel lang. Toch kan een Kittel hier al goed in de problemen komen. Wel nog flink wat tijd om terug te komen, want het is een lange rechte weg richting Bergerac. Monbazillac heeft een kasteel en ze maken er witte wijn.

8893087096_6b3becf781_b.jpg

De laatste kilometers richting Bergerac zijn dus over grote, rechte wegen. Paar bochten nog, maar valt allemaal wel mee. In de laatste kilometer nog twee bochten. Het centrum van Bergerac slaan we over, we finishen voor de gein eens een keer op een vervallen industrieterrein. Bergerac is een stad met 28.000 inwoners, dat voor de tweede keer wordt aangedaan. De vorige keer was in 1994. De negende etappe, een tijdrit van 64 (!) kilometer, van Périgueux naar Bergerac. Deze tijdrit werd gewonnen door Miguel Indurain. Hij legde tijdens deze tijdrit de basis voor zijn vierde Tourwinst. Een dag later vertrok men in Bergerac. Een etappe richting Cahors die werd gewonnen door Jacky Durand.

Bergerac-019.jpg

Het wordt weer wat warmer. Tegen de 30 graden aan. Beetje bewolking, maar waarschijnlijk geen regen. Een redelijk windje, maar zal wel niet genoeg zijn om aan waaiers te denken.

Toch wel een etappe waar vanalles kan gebeuren. Zijn de sprinters en hun ploegen nog een beetje fit? Na drie dagen in de bergen zal een Kittel best moe zijn. Kan dus zomaar zijn dat een groepje vluchters veel ruimte gaat krijgen omdat de sprintersploegen er niet veel zin in hebben of te weinig kracht over hebben. Dan heb je in de finale nog een paar klimmetjes. Niet verschrikkelijk moeilijk, maar na drie weken Tour zal dat misschien toch best hard aankomen. Uiteindelijk denk ik dat het toch iets voor de sprinters zal worden, Katusha zal vast wel willen werken voor Kristoff en Sagan is nog steeds op zoek naar een overwinning.
1. Kristoff. Lijkt me wel een etappe voor hem. Toch nog een wat moeilijkere finale. Sowieso een renner die boven komt drijven als het wat lastiger is geweest. Gaat op die manier dan toch wel vrij snel Hushovd overvleugelen.
2. Sagan. Wel lullig, maar het is niet anders. Weer een ereplaats, maar een overwinning gaat lastig worden. Uiteindelijk wel de groene trui, dus dat is in ieder geval nog iets.
3. Degenkolb. Met dat klimmetje van de vierde categorie denk ik dat Giant toch voor Degenkolb gaat. Kittel zal vast wel afhaken en of hij dan wordt het toch lastig om hem weer op tijd vooraan te krijgen.
4. Coquard. Europcar is prima bezig, dus krijgen we als het morgen een sprint wordt een Coquard te zien die nog best dicht in de buurt gaat komen.
5. Greipel. Ook niet echt zijn Tour. Volgend jaar weer een nieuwe kans.


[ Bericht 2% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:08:49 ]
Lavenderrzaterdag 26 juli 2014 @ 09:39
SPOILER: Etappe 20: Bergerac - Périgueux, 54 km (ITT)
Etappe 20: Bergerac - Périgueux, 54 km (ITT)

De laatste uitdaging van deze Tour. De enige tijdrit, maar wel een hele lange, over een glooiend parcours. Vanwege de lengte gaat hier met minuten gesmeten worden, al zullen de matige tijdrijders vanwege de heuveltjes die in het parcours zitten toch nog wel een klein beetje kunnen aanhaken. Alsnog minuten verliezen, maar waar je tijdens een vlakke tijdrit met deze lengte vijf minuten kan verliezen kan je als goede klimmer het hier misschien beperken tot een minuut of twee.

Tour-de-France-Stage-20-ITT-1400754654.png
PROFIL.png

De start van de tijdrit is in Bergerac, waar rit 19 aankwam. Etappe 19 kwam aan ergens op een industrieterrein in een buitenwijkje van Bergerac. Deze tijdrit start wel netjes in het centrum. Rue de la Résistance, een winkelstraatje. Daar vertrekken de renners voor een barre tocht van meer dan 54 kilometer. In Bergerac zelf zijn er twee bochten die genomen moeten worden, maar verder zijn de eerste kilometers rechtdoor. Af een toe een flauwe bocht, maar stelt bijzonder weinig door. Op de grote molen en trappen maar. Net na de start fietsen de renners langs de kerk.

index.php?action=dlattach;topic=173808.0;attach=620378

De eerste kilometers zijn over de grote weg, na zes kilometer draaien de renners af van de D709 naar de D4E3. Scherpe bocht, tweebaansweg in plaats van een vierbaansweg. Alsnog breed genoeg dus. Deze weg begint na een tijdje op te lopen. Wel vals plat, niet echt een hele moeilijke klim of iets in die richting. Tussen kilometer 7 en kilometer 15 moeten 110 hoogtemeters overwonnen worden, niet heel indrukwekkend. In het gehuchtje Lagudal moet er een beetje gedaald worden om daarna weer een stukje omhoog te gaan. Dit gaat gepaard met enkele bochten, maar dat zijn allemaal simpele bochten, geen scherp gedoe. Als dit tweede 'klimmetje' is geweest dalen de renners een stukje af en ondertussen komen ze door het gehucht Beleymas, waar de eerste tussentijd wordt gemeten, na 19 kilometer. 200 inwoners, maar wel een schattig kerkje.

beleymas.jpg

Het gaat nu even naar beneden, maar het bochtenwerk valt mee. Lijkt allemaal redelijk voor zich te spreken. Na 23 kilometer fietsen de renners door Villamblard en dan loopt het alweer een beetje omhoog. Vijf kilometer na Villamblard komen de renners boven in Sargaillou en is er weer een meter of 100 hoogteverschil overwonnen. Echt vals plat dus. Dit gedeelte is wel echt geschikt voor de sterke jongens, die knallen hier goed door. Een beetje fietsen tussen de weilanden door, af en toe een bos, af en toe een verlaten boerderij.

24zei5k.png

Na het gehuchtje Sargaillou is het weer even een paar kilometer in dalende lijn. Deze afdaling kent wat meer bochten en loopt voor een deel door een bos, is dus wat onoverzichterlijker. Toch wel een paar bochten die je even verkend moet hebben. Het is goed te doen, maar met een beetje kennis van het parcours ben je in dit soort bochten wel in het voordeel. Zoals de 'klim' niet echt steil was is de 'afdaling' dat ook niet echt. In principe gewoon zo groot mogelijk trappen.

ezhovc.png

Na deze afdaling loopt het gelijk weer omhoog, richting Font-de-Meaux, waar de tweede tijdsmeting van de dag is, na 39 kilometer. Ook deze weg is weer vals plat, voor een deel door een bos. Kent wel enkele stukjes die er nog een beetje uitdagend uitzien, maar zou verder toch ook allemaal niet echt een probleem moeten zijn. Redelijk leuke omgeving. Af en toe een huisje, struikjes, bomen, heuveltjes links en rechts. En een vervelende weg omhoog.

1idi12.png

Voorbij de tweede tijdsmeting moeten de renners nog even over een plateautje heen, om daarna weer een paar kilometer te dalen. Deze afdaling is behoorlijk bochtig, maar wel door een redelijk open vlakte. Toch net wat meer zicht op waar je naartoe gaat. Alsnog een paar blinde bochten, dus een verkenning lijkt me toch handig als je hier goed wil fietsen. Als je hier niet goed wil fietsen heb je alle tijd om te genieten van een leuk uitzicht. Vervelende paaltjes langs de weg, dus mijn advies is wel om netjes op het asfalt te blijven.

30cyebo.png

Als deze afdaling gedaan is moeten de renners nog één keer omhoog en dit lijkt de lastigste klim van de dag. Een korte klim, maar vrij steil, als je het profiel mag geloven. En jawel, we mogen dit profiel geloven, want Google Maps geeft hetzelfde beeld. We klimmen naar het dorpje Coulounieix en dat is vrij pittig. Enige voordeel voor de renners is dat ze na de afdaling flink wat snelheid hebben, een goede aanloop dus, om even over dit heuveltje te knallen. De klim loopt nog even door na het dorpje Coulounieix, maar het zwaarste gedeelte heb je dan wel gehad. Het zwaarste gedeelte zit net voor je het dorp binnenrijdt. Op de top krijgen we de derde tussentijd van de renners, op zes kilometer van de streep. Volgens het time schedule tenminste. Volgens het profiel niet. Komen we morgen wel achter.

28tdo52.png

De laatste kilometers zijn in dalende lijn. Nog enkele bochten, maar we zitten nu wel op een hele brede weg. De grootste uitdagingen zijn al geweest. Zo ongeveer op twee kilometer van de streep steken we de rivier L'Isle over en rijden we Périgueux binnen. De laatste kilometer loopt weer een beetje vals plat omhoog en kent nog een stuk of vijf bochten. Finishen doen we voor het Palais de Justice.

1587184_palais-de-justice-perigueux-4-1200_800x400.jpg?v=1

Dit is de derde keer dat Périgueux, een stad met 31.000 inwoners, deel uitmaakt van de Tour de France. De vorige twee keren hadden we zo ongeveer hetzelfde recept. Ook in 1961 was er een tijdrit van Bergerac naar Périgueux. In 1994 was het andersom, een tijdrit van Périgueux richting Bergerac. Grote namen wonnen uiteindelijk die tijdritten. In 1961 was Jacques Anquetil de sterkste. In 1994 Miguel Indurain. Beide renners wonnen in dat jaar ook het algemeen klassement. Als je het zo bekijkt is Vincenzo Nibali misschien wel de grootste favoriet.

Catedral_de_P%C3%A9rigueux.jpg

Iedere dag kom ik met een weerbericht aan, maar dat blijkt vaak weinig betrouwbaar. Tijdens etappe 19 zou er bewolking zijn, maar over regen las ik niets. Viel dat even tegen. Toch gaan we het maar weer proberen. Volgens mijn Franse, blijkbaar onbetrouwbare, weersite wordt het goed weer. 28 graden, zon, weinig wind. Klinkt goed, maar hoe het echt wordt zien we tijdens de rit wel weer.

Deze tijdrit wordt natuurlijk een prooi voor Tony Martin. Dat lijkt mij redelijk duidelijk. Een Froome in topvorm kan het hem moeilijk maken, maar verder doet iedereen toch wel voor hem onder. Het is even afwachten hoe het met Tony Martin is na drie weken Tour. Hij heeft zich deze Tour vaak genoeg laten zien en vaak met zijn krachten gesmeten, maar deze tijdrit zal hij nog een keer alles geven en dan wint hij. Met een minuutje voorsprong op Dumoulin.
1. Martin. Der Panzerwagen.
2. Dumoulin. Toch lekker, zo'n Nederlander die een beetje goed kan tijdrijden. Heeft het de afgelopen dagen rustig aan gedaan, dus een tweede plaats achter Tony Martin lijkt mij zeker tot de mogelijkheden behoren.
3. Nibali. Als je in zo'n topvorm bent ga je ook gewoon een goede tijdrit fietsen. Hoewel hij helemaal niet voluit hoeft te gaan. Kan zelfs de laatste kilometers lopen, maar hem kennende zal hij tot het einde alles blijven geven.
4. Chavanel. Heeft toch een vrij kleurloze Tour achter zijn naam. Kan op een goede dag een ontzettend goede tijdrit rijden, dus om toch nog wat kleur aan zijn Tour te geven is een goed optreden in deze tijdrit nodig. Hij kan het, zo nu en dan.
5. Peraud. Een Peraud in vorm kan ontzettend goed tijdrijden. Hij is in vorm, dus goede tijdrit. Denk dat hij toch nog wel de tweede plaats gaat pakken.

Verrassing van de dag wordt Izagirre. Gaat top 10 rijden. Onze jongens gaan het lastig krijgen.


[ Bericht 1% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:11:07 ]
Lavenderrzondag 27 juli 2014 @ 10:01
Nou ja, niet echt een OP waard. Ik heb met alle liefde iedere keer alles proberen uit te pluizen, 20 etappes lang, maar de laatste etappe van de Tour is die moeite niet echt waard.

Van Evry naar Parijs. Eerst een beetje champagne. Alle Astana's op een rij. Vast wel weer een gele auto. Daarna laf koersen tot Parijs. Paar demarrages en uiteindelijk wint Kittel.

Oja, nog een vrouwenkoers tussendoor. Is iedereen heel enthousiast over heb ik al gemerkt. Iemand van Rabo zal wel winnen want die ploeg wint dit jaar alles.

Tot volgend jaar. :W
Lavenderrzondag 27 juli 2014 @ 10:07
^O^ Hartelijk dank voor je pareltjes Rellende_Rotscholier en heel graag volgend jaar weer _O_
johannes_vermeerzondag 7 juni 2015 @ 20:22
Wij hopen dat dhr. Scholier ook dit jaar stukjes wil schrijven. ^O^
johannes_vermeerwoensdag 8 juli 2015 @ 12:40
SPOILER: Etappe 1: Utrecht - Utrecht, 13,8 km (ITT)
Even een update aangezien dhr. Rotscholier inderdaad bereid is gevonden stukjes te schrijven.

Etappe 1: Utrecht - Utrecht, 13,8 km (ITT)

De 102e editie van de Tour de France gaat van start in Utrecht, zoals we ondertussen allemaal wel weten. Het is de zesde keer dat de Tour start in Nederland. Voor het eerst was dat in 1954, toen de Tour voor het eerst buiten Frankrijk begon, in Amsterdam. Die rit werd gewonnen door Wout Wagtmans. In 1973 was er een Tourstart in Scheveningen, die Tour begon met een proloog die gewonnen werd door Joop Zoetemelk. Vijf jaar later was de Tour weer terug in Nederland en was de openingsrit weer een proloog, die weer werd gewonnen door een Nederlander. Jan Raas was de snelste in Leiden. De uitslag van die proloog zou alleen niet meetellen omdat het te slecht weer zou zijn geweest en het parcours daarom te gevaarlijk. Lekker, die Fransen. Raas won daarom een dag later nog maar een keer om op die manier wel echt de gele trui te krijgen. Na Leiden duurde het even voor er weer een Tourstart was in Nederland, maar in 1996 was het dan eindelijk weer zo ver. Een proloog in Den Bosch, gewonnen door Alex Zülle. De laatste Tourstart in Nederland kunnen we ons vast allemaal nog wel herinneren, Rotterdam 2010. Die Tour begon ook met een proloog die werd gewonnen door Cancellara en een dag later vertrok de rit ook in Rotterdam. Op 1954 na begint iedere Tourstart in Nederland dus met een proloog. Dat is nu anders, we mogen spreken van een heuse tijdrit. Te lang om het een proloog te noemen. Als er in Nederland wordt gestart wint er een Nederlander of een Zwitser. Tom Dumoulin en Cancellara krijgen hier vast moraal van.

UyqfN9z.png
PROFIL.png

Een Grand Départ in Utrecht dus, voor het eerst. Doen we als klein landje toch goed, het is absurd hoeveel grote rondes er de laatste jaren in Nederland zijn gestart. Het begon met de Vuelta in 2009, die het vertrek kende in Assen. Daarna vertrok de Giro van 2011 in Amsterdam en een paar maanden later begon de Tour in Rotterdam. Nu hebben we weer een Tourstart in Nederland en volgend jaar start de Giro ook weer in dit gekke kleine landje. Het houdt niet op. De start van deze Tour is dus in Utrecht en de renners zullen vertrekken in de prachtige Truus van Lierlaan. Een straat van helemaal niets, maar wel overal parkeerplaatsen in de buurt. Dat komt wel altijd goed uit als je die hele Tourkaravaan ergens kwijt moet.

A2W3PYh.png

Direct na de start volgt al meteen de eerste bocht, naar links. Geen hele lastige bocht, van de ene brede weg naar de andere. Een stukje verder komen de renners een soort van chicane tegen, daar zullen ze wel eventjes een beetje moeten afremmen, maar met een beetje verkenning geen probleem. Daarna komen ze uit bij een brede rotonde, die ze voor driekwart moeten nemen. Afsnijden gaat niet, want over het andere deel van de rotonde moeten ze ook nog, op weg naar de finish. Al fietsend over de Koningin Wilhelminalaan komen de renners dus continu andere renners tegen die de andere kant opgaan. De renners moeten twee keer over de Balijebrug en daar loopt het even een klein beetje op. Voelen ze waarschijnlijk niet eens, maar dan is het in ieder geval genoemd. Over de Balijlaan en de Vondellaan gaat het eigenlijk best wel rechtdoor. Een paar flauwe bochten, maar dat mag geen naam hebben. Aan het eind van de Vondellaan slaan de renners linksaf, onder het spoor door, richting de Albatrosstraat. In de prachtige Albatrosstraat gaat het ook weer eventjes makkelijk rechtdoor, tot er een bocht naar rechts volgt. Eigenlijk ook wel weer een simpele bocht, het parcours lijkt niet al te technisch. De renners volgen even de Kromme Rijn, maar wijken al snel weer af en zetten dan koers richting het stadion van FC Utrecht, de Galgenwaard. Dit hele stuk is ook grotendeels rechtdoor.

Ciixo.jpg

Best een geinig stadion, het is alleen jammer dat er ook ooit mensen in zitten. Enfin, vlak na de Galgenwaard een bocht naar links, wederom geen enkel probleem. Over de Weg tot de Wetenschap richting de Uithof, het Science Park van de Universiteit van Utrecht. De renners fietsen een klein stukje naast het terrein, maar slaan even verder weer snel linksaf, terug de stad in. Hier moeten ze een bocht nemen die misschien wat lastiger in te schatten is. Lijkt redelijk scherp. De renners komen terecht op de Archimedeslaan en zijn nu best dicht in de buurt van de eerste tijdsmeting. In de Pythagoraslaan, na 7,1 kilometer koers, krijgen we een eerste indicatie van de tijden van de renners. In de Archimedeslaan moeten de renners nog onder een viaduct door en hier gaat het een klein stukje naar beneden een een klein beetje omhoog. Zullen ze waarschijnlijk niet eens merken, maar is wel zo'n beetje het enige hoogteverschil in deze tijdrit. De bocht van de Archimedeslaan naar de Pythagoraslaan is een lopende bocht. Kunnen ze op hoge snelheid door, niks aan de hand. In de Pythagorslaan staat het oude provinciehuis van Utrecht. Het nieuwe staat in de Archimedeslaan. De renners komen in korte tijd dus twee gedrochten tegen.

2374798.jpg

De renners hebben nu al meer dan de helft van de tijdrit gehad. Aan het eind van de Pythagoraslaan slaan ze rechtsaf richting de Waterlinieweg. Een bocht die ook nog wel een beetje scherp is, maar verder geen probleem op hoeft te leveren. Ze komen uit bij een grote rotonde, die ze niet op de normale manier hoeven te nemen. Ze mogen meteen links, richting de Biltstraat. Bij het aansnijden van de rotonde moet er wel even geremd worden, maar daarna kunnen ze vol door. In de Bilstraat merken we eigenlijk pas voor het eerst dat we echt in Nederland zijn. Hier liggen een aantal drempels. Er zijn ook nog een aantal wegversmallingen, dus dit nog wel even een straat waar je een beetje op moet letten. Na een tijdje slaan de renners linksaf, de Kruisstraat in. Een bocht die ook prima te doen lijkt, als je het een beetje goed aansnijdt hoef je misschien niet eens te remmen. Via de Kruisstraat komen de renners uit op de Maliesingel. Nog een paar vluchtheuveltjes en kleine bochtjes bij het oversteken van die straten, maar verder is er wederom niet veel interessants te melden. Een paar kilometer lang fietsen de renners nu langs de gracht en dit is een redelijk bochtige weg. Vooral op drie kilometer van de streep liggen er vrij kort achter elkaar een paar bochten. Deze bochten zijn redelijk scherp en de renners kunnen hier niet van de hele weg gebruik maken, het is wat smaller. Je zou zelfs kunnen spreken van een chicane.

6445334.jpg

Na deze chicane fietsen de renners door de Bleekstraat weer onder het spoor door en komen ze uit op de Vondellaan, waar ze iets dan tien kilometer geleden ook al hebben gefietst. Nu pakken ze de andere kant van deze laan en gaan ze weer over de Balijebrug. Ze komen weer uit bij de rotonde bij de Koningin Wilhelminalaan. Op de heenweg moesten ze hier driekwart, nu kunnen ze meteen naar rechts, zonder gedoe. Een stukje verderop wordt er rechtsaf geslagen en zijn de renners op iets meer dan een kilometer van de streep. De renners steken de Nelson Mandelabrug over en krijgen op een paar 100 meter van de streep nog een laatste bocht, naar links. Deze bocht is ook prima te nemen en daarna is het rechtdoor richting de meet. De streep ligt bij de jaarbeurs. In principe is het dus best een makkelijke tijdrit. De wegen zijn over het algemeen breed. Er is één straat met wat drempels, maar verder zijn er voor Nederlandse begrippen weinig obstakels. Eén bochtencombinatie die je met wat fantasie een chicane zou kunnen noemen en verder vooral hele makkelijke bochten. Een rustig begin van de Tour de France waarschijnlijk.

13787356.jpg

Utrecht zelf is een stad die we allemaal wel kennen. Daarom is het extra interessant om te kijken wat er in het roadbook staat over deze stad. 328.000 inwoners, dat zou best kunnen kloppen. Een stad van innovatie en kennis, dat geloven we ook meteen. Gesticht in 1636 en de universiteit zou de belangrijkste van Nederland moeten zijn, met meer dan 30.000 studenten. Of het echt de belangrijkste is durf ik niet te zeggen, maar laten we het Utrecht gunnen. Als hoogtepunt van Utrecht wordt logischerwijs de Dom genoemd. Wat ik dan weer niet wist is dat erwtensoep, stamppot en pannenkoeken typisch Utrechtse specialiteiten zijn. Toch nog wat geleerd vandaag. Het is de eerste keer dat de Tour hier is, maar het is geen debuut voor Utrecht in een grote ronde. De Giro van 2010 kende een rit met aankomst in deze stad. Na de proloog in Amsterdam vertrok de volgende rit uit Amsterdam om te eindigen in Utrecht. Erkend brokkenpiloot Tyler Farrar was toen de snelste. Hij is er nu weer bij, maar zijn niveau van die jaren heeft hij al lang niet meer weten te halen. Tegenwoordig fietst hij bij MTN-Qhubeka en mag hij de Afrikaantjes de fijne kneepjes van het vak leren. Als je iemand van deze ploeg op de grond ziet liggen weet je meteen waarom.

Domtoren10,%20(c)%20WM(1).jpg

Het gaat al dagenlang over het weer. Het is al dagen absurd warm en dat gaat het zaterdag ook nog zijn. In de middag dik boven de 30 graden. Waarschijnlijk wel 33 graden of nog warmer. Tegen het eind van de middag kans op onweer en een kans op toenemende wind. Rond een uur of drie schijnt het wat harder te gaan waaien. De vroege starters zullen dus iets in het voordeel zijn. Vooral als het ook nog echt gaat regenen. De kans is er, maar het is geen levensgrote kans. Toch lijkt het sowieso verstandig om vroeg te starten, al was het maar voor de wind. Vooral het tweede deel van de tijdrit kan je de wind lelijk tegen krijgen. De Tour start om 14:00. De Eritreeër Daniel Teklehaimanot mag als eerste vertrekken. Het is een bijzonder verhaal, hij is de eerste renner die namens een Afrikaanse ploeg in de Tour gaat rijden. Hij is de eerste Eritreeër in de Tour en hij is waarschijnlijk de eerste donkere Afrikaan in de Tour, maar dat laatste durf ik niet met zekerheid te zeggen. Daniel is kampioen tijdrijden van zijn land, dus we zien meteen de vlag van Eritrea in actie. Nog nooit nam een Eritreeër deel aan de Tour en nu meteen twee. Drie kwartier na Teklehaimanot is Merhawi KUDUS aan de beurt, de jongste deelnemer aan deze Tour de France. Meteen om 14:00 zullen de NOS en Sporza er ook bij zijn. De volledige startlijst staat in de spoiler. Nibali zal als laatste vertrekken om 17:17.


Ik ga me weer wagen aan een voorspelling, omdat het nu eenmaal heel leuk is om aan te tonen dat je er eigenlijk ook totaal geen verstand van hebt. Het gaat al dagenlang alleen maar over Tom Dumoulin. Hij moet het gaan doen, hij moet de rit winnen en meteen ook maar de gele trui pakken. Een zware last rust op zijn schouders. Het verleden leert ons dat een Tourstart in Nederland een Nederlandse winnaar oplevert, of een Zwitserse. Zo bekeken moet dat Dumoulin wel wat meer motiveren. Een Duitser won nog nooit als de Tour in Nederland begon, dus die hele Martin kunnen we wel afschrijven natuurlijk. Cancellara zou dan de grootste uitdager worden, hij weet hoe hij moet winnen in Nederland. In Rotterdam deed hij dat al eens, maar zijn benen van toen heeft hij ook niet meer. Ik ga Tom nog wat extra druk bezorgen.
1. Dumoulin. Ja, Tom gaat het gewoon doen. Hij heeft sinds dit jaar iedereen een keer verslagen in een tijdrit. In de Ronde van het Baskenland versloeg hij voor het eerst Tony Martin. Dat was geen vlakke tijdrit, allesbehalve. Over de steile muur van Aia ging die tijdrit, maar dat mag de pret niet drukken. Mentale klap voor Martin natuurlijk en een enorme boost voor Dumoulin. Tom is goed in vorm, zo liet hij in Zwitserland zien. Zijn mindere NK vergeven we hem wel even. Hij gaat ons laten juichen!
2. Martin. Normaal wint Martin altijd. Waarschijnlijk gaat hij ook daadwerkelijk winnen, maar er kan natuurlijk een boel gebeuren. De wielen zijn rond, het is ieder voor zich. Misschien vergeet hij wel schuurpapier in zijn broekje te doen en glijdt hij pardoes van zijn zadel af. Je weet het niet. Het gaat wel spannend worden in ieder geval, want Dumoulin komt steeds dichter bij Martin in de buurt. In een vlakke tijdrit is Martin nog steeds duidelijk beter, maar hij wint niet meer met zoveel voorsprong op Dumoulin als een tijd terug. Dit moet dan maar de dag worden dat Dumoulin ook Martin weet te verslaan in een vlakke tijdrit en anders heeft Utrecht met Martin ook een winnaar om trots op te zijn.
3. Cancellara. Wordt ook altijd genoemd bij de favorieten en dat is ook logisch, maar de echte vorm heeft hij niet meer. In de Ronde van Zwitserland was Dumoulin hem twee keer te snel af. In Tirreno-Adriatico won Cancellara dan nog wel een tijdrit, maar daar waren Martin en Dumoulin niet bij. Hij staat eigenlijk wel best ver achter Martin en Dumoulin, als we naar zijn laatste prestaties in tijdritten kijken. Voor de laatste keer dat hij Martin en Dumoulin wist te verslaan moeten we terug naar de Tirreno van 2014. Meer dan een jaar geleden dus. Nee, wordt niks met der Fabian.
4. Malori. Adriano is een sterke tijdrijder van Movistar. Hij heeft dit jaar al vier tijdritten gewonnen en bij een van die tijdritten versloeg hij Cancellara. In februari van dit jaar reed hij rond in de Ronde van de Algarve en kreeg het daar voor elkaar om in een tijdrit van 19 kilometer amper een seconde op Martin te verliezen. Malori is een van de beste tijdrijders van het moment, maar wordt vaak over het hoofd gezien. De rest van de Tour zal hij moeten werken voor Quintana en Valverde, maar dit wordt zijn moment. Hij kan ook zomaar tweede of derde worden, als hij een goede dag heeft.
5. Van Emden. Djos mag zo ongeveer als eerste vertrekken en heeft sowieso fantastisch weer. Gaat natuurlijk meteen een goede richttijd zetten en als het daarna een beetje kutweer wordt duikt er bijna niemand meer onder. Met de nieuwe fantastische Bianchi's en de fantastische motivatie van Louis 'tak tak tak' Delahaye gaat Lotto-Djumbo knallen met Djos als grootste baas. Niks meer aan doen.

Etappe 2: Utrecht - Zélande, 166 km

Na de tijdrit met een verrassende winnaar is het tijd voor de tweede dag in Nederland. We gaan weer in Utrecht beginnen en kennen een bijzondere aankomst, op het voormalige werkeiland Neeltje Jans. Een etappe die veel renners al maanden lang in hun broek laat poepen, want er is een kans op waaiers. Of het daadwerkelijk waaiers gaan worden valt nog maar te bezien, de weersvoorspellingen lijken niet echt gunstig. Toch is er altijd wind in Nederland en zeker in Zeeland, dus uit te sluiten valt het niet. Kan ook zomaar zijn dat het hard gaat regenen, dat iedereen zich zo lang druk heeft gemaakt om de verkeerde redenen. Voor Dennis meteen een lastige rit om zijn trui te moeten verdedigen. Het gaat ontzettend chaotisch worden. Lange, rechte wegen, misschien door de regen, misschien door de wind. We mogen stiekem wel een klein beetje spektaktel verwachten.

iOdwWIL.png
PROFIL.png

De eerste rit in lijn van de Tour de France 2015 start in Utrecht. Waar tijdens de tijdrit de streep lag starten de renners nu. De binnenstad kregen de renners niet te zien tijdens de tijdrit, maar nu is dat wel het geval. Alle bekende plekken worden aangedaan, langs de Dom richting de Neude en dan via het Janskerkhof weer de binnenstad uit over de Nobelstraat. Dit deel is nog geneutraliseerd, dus is het geen enkel probleem om rustig door de binnenstad te fietsen. Uit de binnenstad komen de renners nog op een stukje parcours van de tijdrit recht, langs de Maliesingel. Ze fietsen nog wat verder richting het zuiden van Utrecht en komen daar bij kilometer 0, het echte vertrekpunt. Ze fietsen dan richting het noorden en doen eigenlijk zo'n beetje iedere wijk in Utrecht aan. De renners fietsen ook nog langs het prachtige Ondiep af, wat een feest. Na een kilometer of 15 willekeurig door Utrecht fietsen wordt die stad dan echt verlaten. Tot zover de Tour in Utrecht.

utrecht_overview.jpg

Op weg naar Rotterdam. De route brengt ons door de provincie Utrecht en we komen onder andere door Montfoort. Allemaal leuk en aardig, maar haalt het niet bij het volgende dorp. We fietsen langs Oudewater, de stad van Johan Derksen. Hij zal ongetwijfeld niet met het broekje uit langs de weg staan, heeft zich vast weer verstopt in Grolloo. Ik zou dan weer niet raar opkijken als we ineens Koert Westerman langs de kant zien staan. De renners blijven langs de Hollandse IJssel fietsen, op weg naar Gouda. Na 48 kilometer koers komen we door Gouda. Net als in Utrecht wordt er weer langs een singel gefietst, maar de huizen langs deze singel zijn toch wat minder mooi. Wellicht dat er nog een helikoptertje over het centrum vliegt, anders geen mooie plaatjes van Gouda. De renners blijven het water volgen, richting Waddinxveen.

Gouda-Stadhuis-panorama.jpg

Na Waddinxveen slaan de renners linksaf, op weg naar Rotterdam. Over kaarsrechte wegen scheuren ze door het platteland. De Tour kennende zijn dit de gevaarlijkste stukken, maar het is nog vroeg in de etappe dus de echte nervositeit zal er nog niet zijn. Een paar rotondes op deze weg, van die dingen met blokken tussen de rijbanen. Gaan de renners vast enorm van genieten. Op de rotondes na weinig obstakels. Grotendeels rechtdoor richting Nieuwerkerk aan den IJssel. Zelfs voor Nederlandse begrippen een verschrikkelijk saaie omgeving, met alleen wat weilanden en akkers in de buurt. Via Capelle aan den IJssel bereiken we dan Rotterdam. In Rotterdam krijgen we de eerste tussensprint van deze Tour. Aangezien er nogal weinig etappes zijn die zullen eindigen in een massasprint lijkt het mij dat er wel het een en ander kan gebeuren bij de tussensprints. Als een van de sprinters de groene trui wil winnen zal hij ook bij de tussensprints punten moeten gaan verzamelen. Anders is het als minder goed klimmende sprinter uitgesloten dat je groene trui mee naar huis neemt. Het zal dit jaar wel een prooi worden voor Degenkolb of Sagan. De tussensprint is langs de Nieuwe Maas. Na de tussensprint fietsen de renners over de Coolsingel, is daar ook een keer iets te doen. Ze draaien om bij het Hofplein en gaan dan weer terug over de Coolsingel, over de Erasmusbrug naar Rotterdam-Zuid.

cms_retina.full_cover.jpg

Een terugkeer voor Rotterdam in de Tour. In 2010 begon de Tour hier en was de start van de eerste rit in lijn op de Erasmusbrug. Dat is dan blijkbaar toch goed bevallen als we nu weer terugkeren. Via het zuiden van Rotterdam gaan we dan op weg naar het spannende deel van deze etappe. De tussensprint in Rotterdam is na 80 kilometer en een kilometer of 10 later verlaten we Rotterdam. Via Rhoon, Poortugaal en Hoogvliet komen de renners door Spijkenisse. Over grotendeels brede, goede en vooral rechte wegen zet het peloton dan koers richting Hellevoetsluis. Tussen Spijkenisse en Hellevoetsluis fietsen de renners een aantal kilometer over een kaarsrechte weg langs een kanaal. Aan de ene kant is het open door water en aan de andere kant is het open door een overdaad aan weilanden. Als het een beetje waait kunnen we hier stiekem al waaiers verwachten, voor we überhaupt in Zeeland zijn. Aangezien de renners dan nog door een stad fietsen zal het hier nog wel kunnen samensmelten, maar het zal ongetwijfeld tegen die tijd al heel nerveus zijn. Eenmaal voorbij Hellevoetsluis kan de pret echt beginnen. We gaan via de Haringvlietdam Goeree-Overflakkee betreden.

470408.jpg

De renners fietsen langs Stellendam en hier is het nog niet echt open. Eenmaal voorbij Stellendam begint het wel een heel open gebied te worden. Nog even een rotonde met ophogingen tussen de rijbanen overleven en dan mag het gaan waaien. Inmiddels zijn er al meer dan 120 kilometer afgelegd en zijn we al bezig aan de finale van de koers. Tussen Stellendam en Goedereede is het erg open, af en toe een paar bomen, maar vooral veel polder. Voorbij het dorpje Goedereede, na 130 kilometer koers, wordt het helemaal open. Nog 36 kilometer tot de finish en als de wind hier een beetje goed staat heb je gewoon een garantie op waaiers. Een paar kilometer later slaan de renners rechtsaf en komen ze in Ouddorp terecht. Hier rijden ze even door beschut gebied, tussen de bomen. De pret is even voorbij. Ze fietsen nu wel richting de kust, maar ook langs de kust is het hier niet mogelijk om waaiers te creëren. Overal bomen, kleine tegenvaller. Er liggen wel een boel rotondes op deze weg, maar verder valt het allemaal wel mee met die levensgevaarlijke Nederlandse wegen. Als Ouddorp wat verder achter ons ligt wordt het gebied weer wat meer open en weer een stukje verder ligt het helemaal open. We moeten even geduld hebben, maar dan zullen we ongetwijfeld ook beloond gaan worden.

aIYUMBQ.png

Na een tijdje slaan de renners linksaf en gaan we op weg naar Zeeland. Er is nu toch een heel stuk door een open gebied. Doordat we af en toe een keer afslaan krijg je natuurlijk van meerdere kanten met de wind te maken. Dan zal ie vast wel een keer gunstig staan. Of ongunstig, het is maar net hoe je het bekijkt. Het gebied blijft heel open, we staan nu op het punt om over de Brouwersdam te gaan fietsen, na 144 kilometer koers. Via de Brouwersdam gaan we Zeeland bereiken, het eiland Schouwen-Duiveland om precies te zijn. De Brouwersdam is het zevende bouwwerk van de Deltawerken en is zes kilometer lang. Het eerste deel van de Brouwersdam is niet het geschikste gebied voor waaiers, er liggen nogal wat kunstmatige duintjes. Daarna wordt het wel weer goed open en kunnen we de Noordzee zien. Langs de Brouwersdam wordt veel aan kitesurfen en windsurfen gedaan, dus als er wat wind is hebben we sowieso iets om naar te kijken.

2012-05-25-035.jpg

Als we de Brouwersdam verlaten zijn we echt in Zeeland en is het nog ongeveer 15 kilometer tot Neeltje Jans. We gaan nu dwars door Schouwen-Duivenland fietsen, langs de kotsende jongeren in Renesse en Burgh-Haamstede. De weg tussen de Brouwersdam en Renesse is een wat slechtere, smallere weg, dwars door een open gebied. De weg heeft een aantal drempels en rotondes. We moeten onze reputatie toch een beetje waarmaken. Tussen Renesse en Burgh-Haamstede wordt de weg weer wat breder, de omgeving blijf vatbaar voor de wind. In de buurt van Burgh-Haamsteende staat er genoeg beschutting, maar dan is het nog maar een kilometer of zes tot de streep. Daarvoor zal het qua waaiers al wel beslist zijn. Nu gaat het om de voorbereiding van de sprint. Een stuk of vier rotondes hier en een paar bochten, maar daarna is het de laatste kilometers volledig rechtdoor richting Neeltje Jans. Over de Pijlerdam mogen de renners, om nog maar eens een deel van de Deltawerken aan te doen.

374757.jpg

De laatste bocht zit op 4,5 kilometer van de streep. Daarna gaat het rechtdoor Neeltje Jans en finishen de renners aan het begin van dit eilandje. Neeltje Jans is een werkeiland en vormt een onderdeel van de Oosterscheldekering. Het is tegenwoordig vooral bekend als informatie- en attractiepark, hoewel dat met de attracties wel meevalt kan ik uit ervaring vertellen. Het informatiecentrum is dan eigenlijk interessanter. Het is absoluut het bezoeken waard, voor zover er nog Nederlanders zijn die hier niet zijn geweest. Vroeger was het een zandplaat, dat heeft men opgehoogd en daardoor kunnen we er morgen finishen. Vooral de overgebleven pijler, iets buiten Neeltje Jans valt altijd op. Het is een bijzondere plek om te finishen, eigenlijk midden in het niets. Praktisch gezien midden in de zee, tussen de deltawerken die toch altijd indrukwekkend blijven.

DSC03794bis.jpg

De spanning gaat morgen moeten komen van de wind. Het is lastig om een precieze voorspelling te doen. Desalniettemin kunnen we één ding met zekerheid zeggen: In Zeeland waait het altijd, ook als het niet waait. Er gaat sowieso wind zijn en er gaat sowieso paniek zijn. Ik kan nu wel een voorspelling doen, maar ben bepaald geen Piet Paulusma. Als ik het zo een beetje bekijk denk ik dat de wind het grootste gedeelte van de tijd schuin in de rug staat, maar dat het niet echt hard waait. Tussen de 3 en 4 Beaufort. Dat is voor Nederlandse begrippen redelijk weinig. Alsnog zitten we aan de kust en kan het altijd anders voelen dan het op papier lijkt. Ik verwacht sowieso wel de nodige chaos, misschien niet dat alles in waaiers van vijf tot tien renners zal vallen, er gaan hoe dan ook mensen tijd verliezen. Bovendien is er ook nog kans op neerslag, op noodweer zelfs. Die kans schijnt zelfs heel groot te zijn. Met een aantal rotondes in de finale is regen natuurlijk ook best vervelend, dan gaan we ongetwijfeld ook valpartijen krijgen.

Het gaat ongetwijfeld een sprint worden. Kan een massasprint zijn, kan een sprint zijn van een klein groepje. De ploegen die we vooraan kunnen verwachten zijn best logisch te voorspellen. Natuurlijk gaat Etixx van de partij zijn, waarschijnlijk met de hele ploeg. Lotto Djumbo zal ook wel een poging willen wagen. Een beetje net als in de Tour van 2013. De jongens van Tinkoff-Saxo kunnen dit ook wel. BMC zal nu vast ook wel mee willen werken, met Dennis in de gele trui.
1. Cavendish. Denk dat hij sowieso vooraan gaat zitten, wat er ook gaat gebeuren. Hij heeft de beste ploeg voor dit werk en als hij niet meezit zorgen ze er wel voor dat alles weer samen komt. Zo sterk is die ploeg nu eenmaal. Grote kans voor Cavendish en zoveel kansen zijn er niet, hij zal wel moeten.
2. Kristoff. Die jongen is zo sterk, kan alles. Heb ik iets minder in de waaiers gezien, maar de kans bestaat dat we überhaupt geen waaiers krijgen en alleen maar regen. Met regen is hij misschien nog wel op z'n best. Des te zwaarder het is, des te sterker hij naar voren komt.
3. Sagan. In de Tour van 2013 liet Sagan zien dat hij ook wel aardig in de waaiers kan rijden en rijden in de regen kan hij sowieso. Gaat zeker meedoen voor de overwinning, maar als een van de topsprinters erbij is maakt hij niet direct kans om te winnen.
4.Greipel. De Gorilla kan ook wel aardig beuken in de wind. Is wel wat minder in de regen, dus bij noodweer kan je deze vierde plaats wel schrappen.
5. Vanmarcke. In het begin van zo'n ronde wil Sep nog wel eens iets te enthousiast rond gaan rijden en zich mengen in een sprint, vooral als er een uitgedund groepje is. Ik verwacht morgen wel een uitgedund groepje en meestal is Sep daar dan nog wel bij. Zal wel kansloos meesprinten voor een leuke ereplaats.


[ Bericht 4% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:13:06 ]
johannes_vermeerwoensdag 8 juli 2015 @ 12:41
SPOILER: Etappe 3: Antwerpen - Huy, 159,5 km
Etappe 3: Antwerpen - Huy, 159,5 km

Als er lang naar een etappe wordt uitgekeken en er veel wordt van verwacht kan het nogal snel tegenvallen. Gelukkig was daar tijdens de tweede etappe geen sprake van. De wind was op de afspraak en we kregen er ook nog wat regen bij. We kregen waaiers, vroeg in de wedstrijd al. Uiteindelijk bleek Zeeland niet beslissend, maar een strook tussen Spijkenisse en Hellevoetsluis. De goden van Lotto-Djumbo werden vooraan verwacht, maar wisten het goed te verpesten. Keldermannetje was niet helemaal bij de les en Gesink had een beetje pech. In eigen land hadden de Nederlanders wel wat beter mogen presteren, maar buiten dat was het een heerlijke etappe. Jammer dat het noodweer in Zeeland eigenlijk een uur te vroeg was, stel je voor dat het daar nog echt had gewaaid. Nu waren er eigenlijk drie grote groepen, met nog een beetje extra wind in Zeeland was het veld helemaal uit elkaar geslagen en hadden we wel 20 groepjes gehad. Het had nog spectaculairder kunnen zijn, maar we mogen niet klagen. Het is een mooi wielerjaar tot nu toe, met onder andere een prachtige Gent-Wevelgem en een heerlijke Giro. In de Tour lijkt het voorlopig door te gaan. De derde etappe brengt ons naar België en daar gaan we eindigen op een van de lastigste muurtjes die we kennen. Een muur die altijd voorkomt in normaal gesproken de saaiste klassieker van het voorjaar. Hopelijk s dat nu anders.

Sy6HA6C.png
PROFIL.png

De start is in Antwerpen en daar is de Tour zeker niet voor het eerst. 14 jaar geleden kwam er een rit aan in Antwerpen en de overwinning ging toen naar Marc Wauters, de Belg die jarenlang bij Rabobank reed. Hij maakte samen met Erik Dekker deel uit van een kopgroep van 16 man. On de boog van de laatste kilometer viel Wauters aan en op een onbekende Fransman, Arnaud Pretot, na reageerde niemand. Wauters versloeg vervolgens Pretot in de sprint. Omdat hij een paar dagen daarvoor een goede proloog had gereden mocht hij ook meteen de gele trui aantrekken. De gele trui in je eigen land, we kennen allemaal wel een zekere renner uit Maastricht die nu heel jaloers is. Een dag later mocht Wauters in de gele trui door zijn woonplaats rijden, maar wist in die rit de trui niet te houden. Die rit vertrok in Antwerpen en ging naar Seraing. Een etappe die werd gewonnen door Erik Zabel, dus niet echt vergelijkbaar met wat we nu gaan krijgen. Antwerpen zelf is een stad met meer dan 500.000 inwoners. Vooral bekend vanwege de haven, na Rotterdam de grootste haven van Europa. We starten langs de Schelde, in de buurt van de Grote Markt.

3994197996_102383586b_b.jpg

Na twee dagen over de prachtige Nederlandse wegen te hebben gereden zoeken we nu de Vlaamse en Waalse ellende op. We rijden eerst nog een geneutraliseerd rondje door Antwerpen, onder andere langs het vliegveld en starten buiten Antwerpen, bij Boechout echt. Er wordt koers gezet richting Lier. De stad van Bob Peeters en Nick Nuyens, om maar eens een paar bekende namen te noemen. We volgende kaarsrechte N10 richting Aarschot. Meer dan 20 kilometer volledig rechtdoor, met af en toe een keer een rotonde. Lijkt Spanje wel. Van Aarschot gaat het richting Rillaar en de weg wordt nu wat bochtiger. Toch nog een beetje variatie in het parcours. Via Tielt-Winge komen we door Meensel-Kiezegem. Dit is een dorp van helemaal niets, met amper 1000 inwoners. Toch heel bekend, de grootste wielrenner aller tijden is hier geboren: Eddy Merckx. De renner die alles won wat er te winnen viel, waaronder vijf Tours. Ook nog even meer dan 30 ritoverwinningen, die Eddy kon wel wat. Deze passage door zijn geboortegrond zou je kunnen beschouwen als een ode aan Merckx. Korte ode, want het dorp is zo klein dat de renners er na vijf seconden wel weer doorheen zijn gefietst. Na deze passage gaan de renners richting Glabbeek en na een kilometer of 57 komen ze in Tienen uit. Het Vlaamse gedeelte van de etappe zit er al bijna op. De wegen hier zijn nog prima te doen. Alleen het stuk in de omgeving van de geboorteplaats van Eddy Merckx is wat minder. Een wat smallere weg, die typisch Belgisch is te noemen. Van die enorme stukken betonrot die net niet op elkaar aansluiten, lekker. Verder is het prima te doen. Tienen is nog wel een mooi stadje.

42839_OLV_ten_Poelkerk_Tienen.jpg

Na 70 kilometer koers verlaten we Vlaams Brabant en komen we terecht in Waals-Brabant. Dat is meteen te zien ook, van een fietsstrook is ineens geen sprake meer. In Vlaanderen heb je al pech als fietser, maar in Wallonië kan je helemaal de griep krijgen. De renners blijven over rechte wegen rijden. Veel bochtenwerk is er niet bij. De weg begint hier al langzaam een beetje op te lopen, maar daar zullen ze niet veel van merken. We rijden door het Waalse binnenland, op zoek naar de Maas. We komen een paar rotondes tegen, maar verder is er met de wegen hier niet veel aan de hand. Het zou nu al wat nerveuzer kunnen worden in het peloton, want na het bereiken van de Maas bij Andenne krijgen we bijna de eerste klim van de dag en dus ook meteen de eerste klim van deze Tour. Na een tijdje vals plat dalen de renners af richting Andenne en bij het verlaten van Andenne begint de klim al meteen.

vue-andenne.jpg

De eerste beklimming van de Tour de France van 2015 is de Côte de Bohissau is een beklimming van de vierde categorie, dus veel punten zijn hier niet te verdienen. Het is een klim die vaak voorkomt in de Waalse Pijl. De finale van deze rit is wel redelijk vergelijkbaar met de finale van de Waalse Pijl. Het verschil is dat deze rit een stuk korter is en er totaal geen klimmetjes zitten in de eerste 100 kilometer. Korte etappes zijn wel vaak een garantie voor meer spektakel, dus wie weet wordt deze rit veel leuker dan de gemiddelde Waalse Pijl. De klim naar Bohissau is 2,4 kilometer lang en 5,5% gemiddeld. Stelt dus eigenlijk niks voor, als je het vergelijkt met de Muur van Huy. Boven in het gehucht Bohissau is het nog 50 kilometer tot de streep. We blijven een tijd op een soort van plateau rondrijden. Het gaat af en toe wel een paar meter omhoog en een paar meter naar beneden, maar van echte klimmen of afdalingen kunnen we niet spreken. Dit blijft zo tot de tussensprint in Havelange, na 128 kilometer. Deze tussensprint loopt enigszins omhoog, goede kans voor de Degenkolbjes en de Sagannetjes van deze wereld om nog wat punten te smokkelen.

799px-Havelange_JPG001.jpg

De tussensprint ligt wel net buiten Havelange en eigenlijk rijden we ook gewoon langs Havelange af. We gaan ons nu wel echt opmaken voor de finale van deze etappe. Na Havelange gaat er afgedaald worden tot het welbekende Pont de Bonne. In Pont de Bonne is het nog ongeveer 20 kilometer tot de streep en wordt het tijd voor de finale van de wedstrijd. De finale gaat beginnen met de Côte d'Ereffe. Weer een beklimming van de vierde categorie, 1,6 kilometer aan 7% gemiddeld. Kleine uitloper nog daarna een een procentje of drie. In de Waalse Paal was dat tot dit jaar vaak de voorlaatste beklimming. Nooit een klim waar veel gebeurde, dat valt nu ook niet echt te verwachten. De spanning en sensatie zal dan eerder moeten komen van een klim die we dit jaar voor het eerst in de Waalse Pijl zagen: Côte de Cherave. De top van de vorige klim lag na 143 kilometer koers, op 16 kilometer van de streep. 11 kilometer verderop komen we boven in Cherave, op 5,5 kilometer van de streep. De Côte de Cherave is ook weer een klim van de vierde categorie, maar wel de lastigste tot nu toe. Slechts 1,3 kilometer, maar wel gemiddeld 8%, met stukken boven de 10%. In de Waalse Pijl van dit jaar zagen we dat er hier wel wat kan gebeuren. Het maakt de finale in ieder geval wat lastiger en de sprint richting Huy wat minder georganiseerd.

cherave.jpg

Een korte afdaling over een redelijk smalle weg volgt. Een paar bochten, maar echt lastig is het niet te noemen. Na 2,5 kilometer dalen komen de renners beneden en is het nog drie kilometer tot de streep. Eenmaal in Huy begint het al licht op te lopen, maar de laatste kilometer gaat het echt los. In totaal is de klim 1,3 kilometer lang en gemiddeld 9,6%, maar vooral de laatste kilometer is echt buitensporig steil. Zo'n beetje 600 meter van de streep gaat het echt los. De renners krijgen een paar bochten en hier gaan we richting de 20%. Hier plaatst de winnaar vaak de beslissende demarrage. Tenzij Valverde wint, dan komt de demarrage pas op 100 meter van de streep. Richting de top vlakt het af, maar dit is vaak het stuk waar mensen er nog doorzakken of juist sterk opkomen. Eerst zijn de springveren in het voordeel en richting de top moet je dan nog even wat groter kunnen schakelen.

PROFILCOLSCOTES_1.png
144111_PIC531931839.jpg

De Muur van Huy is een bekende muur voor iedere wielervolger. Het is al jaren het eindpunt van de Waalse Pijl. Vaak is de Waalse Pijl de saaiste koers van allemaal. 200 kilometer lang zit je naar niks te kijken, dan sprinten ze even in een paar minuten die muur op en is de koers voorbij. De organisatie is er wel mee bezig om daar een oplossing voor te vinden, zo is dus dit jaar de Côte de Cherave aan het parcours toegevoegd. Leverde niet meteen iets op. Er gingen wel wat jongens in de aanval, een Tim Wellens bijvoorbeeld. Leverde hem niet veel op, hij werd teruggepakt op de Muur van Huy, waar hij volledig stilviel. Vroeg demarreren is natuurlijk best wel een risico als je nog over zo'n muur moet. Tijdens deze rit zou ik ook niet meteen een spervuur aan demarrage verwachten. Waarschijnlijk wacht iedereen weer tot de Muur en dan heb je grote kans dat je dit beeld weer gaat zien. Zou dan voor de derde keer achter elkaar zijn.

164338_kristoff-15.jpg

In 2014 was Alejandro Valverde al de sterkste op de Muur van Huy en in 2015 deed hij dat dunnetjes over. In 2014 wist hij zelfs het record op deze muur te zetten. We horen heel veel over het nieuwe wielrennen, maar Alejandro reed in 2014 dus bijvoorbeeld sneller dan de lolbroeken van Gewiss in 1994 en iedere andere willekeurige winnaar in de jaren daarna. Een paar maanden geleden zagen we een hele afwachtende koers op de Muur. Normaal gaat er 500/600 meter voor de streep wel iemand aan, maar nu bleef iedereen naar elkaar kijken tot de laatste hectometers. Pas op 150 meter van de streep ging Valverde echt aan en niemand kreeg het voor elkaar bij hem in de buurt te komen. De Franse grapjas Lollerphilippe werd derde, voor Albasini. Albasini is er nu ook bij, je kan hem dus opschrijven. Kelderman werd netjes tiende, hij kan dit soort werk dus ook wel aan. Voor Valverde was het zijn derde overwinning in Huy. Kan nu zomaar de vierde worden. De Waalse Pijl van dit jaar was ook meteen de terugkeer van Gesink. We hopen dit beeld weer te zien.

144014_kristoff-6.jpg

Huy is voor de vierde keer onderdeel van de Tour de France. Drie keer eerder vertrok er een rit in deze Waalse stad met 21.000 inwoners in de provincie Luik. In 1995 was er een tijdrit van Huy naar Seraing, die werd gewonnen door Miguel Indurain. Zes jaar later, in 2001, won Laurant Jalabert een rit die uit Huy vertrok en eindigde in Verdun. Robbie McEwen won in 2006 een rit die het vertrek kende in Huy. Nu voor het eerst in de Tour een aankomst in Huy en dan ook meteen op de Muur. De Waalse Pijl heeft een erelijst met winnaars waar je spontaan zelf licht van gaat geven. Wat dacht u van Danilo Di Luca, Davide Rebellin, Giorgio Furlan, Moreno Argentin, Laurent Jalabert, Lance Armstrong, Michele Bartoli en ga zo maar door. Vooral Moreno Argentin moet genoemd worden. Hij won de beste editie van de Waalse Pijl, die van 1994. Met twee ploeggenoten, Evgeni Berzin en Giorgio Furlan, reed hij weg uit het peloton op de Muur van Huy. Meer dan 70 kilometer reden ze alleen op kop en wisten ze die monstervlucht grandioos af te ronden. Goed spul, dat EPO. De laatste jaren is het vooral een Spaans feestje in Huy. Alejandro Valverde won in 2014 en 2015. In 2013 was Dani Moreno de sterkste en het jaar daarvoor Joaquim Rodriguez. In Huy wint meestal wel de sterkste renner, hoewel je af en toe een Igor Astarloa of een Kim Kirchen uit het niets hebt. Tijdens deze rit zal het waarschijnlijk wel voor een van de favorieten zijn.

4730472931_76ef278c21_o.jpg

Het weer zal in ieder geval een stuk beter zijn dan tijdens de tweede rit. Graadje of 26, geen neerslagen en niet zo gek veel wind. Prima vol te houden allemaal. De renners zullen 13:10 vertrekken en Sporza zal er dan ook meteen bij zijn. We zitten nu in België, dus de Belgjes worden nog enthousiaster dan ze al waren. Ze zullen hopen op een nieuwe Belgische overwinning, de laatste in Huy is alweer van 2011, toen Gilbert zijn mutantenjaar had. Misschien dat Tim Wellens nu weer gaat aanvallen, maar het dan wel kan afronden. Tussen 17:08 en 17:27 worden de renners aan de streep verwacht. Een half uurtje eerder worden ze bij de Côte d'Ereffe verwacht. Dat lijkt me wel een geschikt moment om je tv aan te slingeren. De rest van de etappe lijkt op papier minder interessant en de praktijk van de Waalse Pijl toont ook aan dat je vaak urenlang naar niets zit te kijken.

Deze etappe schreeuwt natuurlijk om een paar Spaanse en Colombiaanse springveren. De Colombiaanse springveren zijn nu wel wat afwezig alleen. Arredondo reed goed in 2014, maar is dit jaar wat minder. Voor Quintana is dit niet echt weggelegd. Hij moet het echt van de langere klimmen hebben, zo explosief is hij eigenlijk niet. We zullen het toch vooral in Spanje moeten zoeken en dan kom je bij twee logische namen uit, Valverde en Rodriguez. Als je kijkt naar hun prestaties van dit jaar is Valverde duidelijk de grote favoriet. Als je weer kijkt naar de Waalse Pijl van dit jaar moet je ook Albasini noteren. Rodriguez werd toen vierde. Fuglsang werd achtste, hij kan dit werk dus ook wel aan. Bij Astana zal de aandacht alleen wel uitgaan naar Nibali. In de Waalse Pijl van dit jaar zakte hij er flink doorheen en werd hij pas 20e. Toch zijn we nu een paar maanden verder en heeft Nibali in de Tour altijd veel meer vorm dan de maanden daarvoor. Dan Martin is ook een interessante naam. Hij viel vooral in 2013 op in de Waalse Pijl. Hij werd vierde, maar reed wel zo'n beetje de snelste beklimming. Zijn positionering is vaak waardeloos en daardoor vergooit hij vaak zijn kansen. Of hij glijdt uit in de laatste bocht, dat kan ook nog. In 2014 werd hij tweede, achter Valverde. Zijn positionering was toen weer niet optimaal. Als je Dan Martin die in goede vorm steekt goed afzet kan hij gewoon winnen. In 2014 liet Kwiatkowski ook zien dat hij dit werk kan, maar de vorm lijkt hij nu nog niet te hebben. Contador heeft al een aantal jaar niet meer de Waalse Pijl gereden, maar wist in 2010 nog derde te worden. Eigenlijk kunnen alle favorieten voor de eindzege dit wel. Froome heeft zijn zwalkende tijden van 2009 ook achter zich gelaten. Alleen Quintana is een vraagteken. Hij gaat niet op minuten gereden worden, natuurlijk niet, maar ik verwacht hem in ieder geval niet bij de eerste tien. Een andere interessante renner om in de gaten te houden is onze eigen Tom Dumoulin. Hij zal niet gaan winnen, maar heeft wel een reële kans om de gele trui te pakken. Dit is echt te zwaar voor Martin en Cancellara en hij heeft genoeg voorsprong op de jongens achter hem om hier gewoon de trui te pakken. Zonder pech moet dit lukken.
1. Valverde. Piti gaat natuurlijk voor drie op een rij. Dat Quintana eigenlijk de kopman is zal hem niet lekker zitten, die gaat natuurlijk voor zijn eigen kans rijden. Ik denk dat we met z'n allen vloeken voor de tv gaan zitten met het broekje aan.
2. Rodriguez. Indrukwekkend is hij dit jaar nog niet echt. Goed, hij won de Ronde van het Baskenland en heeft ook best goede uitslagen, maar het is allemaal een beetje onzichtbaar. Hij werkt zich als een Zubeldia naar voren. Zijn tijdrit in Utrecht was slecht, maar dat viel te verwachten. Dat hij de boot mist in de waaiers is ook logisch. Nu kans om te laten zien dat hij toch goed in vorm is.
3. Albasini. Is al een paar keer best dicht in de buurt van de zege geweest in Huy. Toch is er altijd wel iemand die harder die Muur op kan vliegen. Nu ook natuurlijk, maar wel een leuke poging.
4. Dan Martin. Ik weet niet echt hoe het met zijn vorm zit. Als hij goed in vorm is kan hij met de besten mee naar boven. Moet hij zich wel een beetje goed plaatsen, dat is vaak nogal lastig voor hem. In de Dauphiné reed hij wel aardig, maar de afgelopen dagen reed hij bepaald niet goed. Hij mag het nu laten zien.
5. Contador. Bertje kan dit gewoon. Hij laat het niet vaak zien, maar die korte steile dingen liggen hem ook wel. Alles ligt hem wel, zo kan je het ook zeggen. Zal niet voor de overwinning gaan, maar kan stiekem toch al een paar seconden pakken op enkele concurrenten.

Etappe 4: Seraing - Cambrai, 223,5 km

Voor het eerst sinds de prehistorie hadden we weer eens kans op een gele trui, maar dat liep niet helemaal goed af. Tom Dumoulin maakte een slechte buikschuiver en dat leverde hem een breuk in zijn schouder op. Tour voorbij en vooral de kans op een gele trui. Er vielen nog meer slachtoffers, vooral bij Orica-GreenEDGE. Nu al medelijden met die jongens met het oog op de ploegentijdrit. Ook Cancellara zijn we kwijt, dat is toch wel jammer. Vooral als je kijkt naar de etappe die we nu gaan krijgen. Etappe 3 bracht eigenlijk wat je kon verwachten van een koers richting Huy. Urenlang gebeurt er niets en aan het eind wint een Spanjaard. Redelijk voorspelbaar, hoewel het dan wel weer enigszins verrassend was dat Rodriguez won en niet Valverde. Piti lijkt niet zo sterk en dat kan je ook zeker zeggen van Contador. Bertje moet nog flink aanpoten wil hij wat gaan bereiken in de bergen. Voor we bij die bergen komen heeft hij nog wel wat tijd, hoewel hij vast ook niet vrolijk zal worden van deze etappe. We keken lang uit naar de tweede etappe in Zeeland, maar deze etappe zit ook al een tijdje in het achterhoofd van veel mensen. Na de prachtige overwinning van Lars Boom vorig jaar in de kasseienrit krijgen we nu een nieuwe kasseienrit. Weer een beetje Parijs-Roubaix in de Tour en dat is eigenlijk best fantastisch.

y8Vzn68.png
PROFIL.png

De start van de langste etappe van deze Tour de France is in Seraing, net onder Luik. Het is een van de twee etappes met een lengte boven de 200 kilometer. Seraing is een stad met 64.000 inwoners en is al vaker voorgekomen in grote rondes. Zelfs de Giro is hier eens geweest, dat was in 2006. Die Giro begon met een proloog in Seraing en deze proloog werd gewonnen door Paolo Savoldelli. In de Tour is men zelfs al drie keer in Seraing geweest. In 1995 voor het eerst, toen er een tijdrit van Huy naar Seraing was, gewonnen door Miguel Indurain. In 2001 was er een rit van Antwerpen naar Seraing, gewonnen door Erik Zabel. De Tour van 2012 startte in België, met een proloog in Luik. Een dag later zou de rit eindigen in Seraing en deze rit werd gewonnen door Peter Sagan. Dat was een lastige aankomst, het liep redelijk pittig omhoog in de laatste twee kilometer. Cancellara ging vroeg in de aanval en alleen Sagan en Boasson Hagen waren in staat te reageren. Vervolgens won Sagan dat sprintje makkelijk. Voor Sagan was het zijn eerste overwinning in de Tour. Nu geen lastig parcours in Seraing, we starten langs de Maas en blijven die rivier een tijd volgen. Seraing is verder vooral een typische Waalse industriestad en dus eigenlijk het aanschouwen niet waard.

PC042560_3_ilm.jpg

Na de start aan de rand van Seraing rijden we een tijdje langs de Maas, met aan de linkerkant vooral veel industrieterrein. Aan de overkant is het uitzicht nog wel prettig. Vooral naar rechts kijken dus. Als het kasteel van Chokier is te zien mogen de renners echt aan de koers gaan beginnen. Van Seraing rijden we naar de finishplaats van etappe 3, Huy. We blijven langs de Maas rijden en komen na een kilometer of 30 uit in Andenne, waar de renners tijdens de derde etappe ook al door zijn gekomen. Vervolgens fietsen ze nog 20 kilometer langer langs de Maas voor ze in Namen uitkomen. In Namen krijgen we de eerste en ook meteen enige klim van de dag, er gaat geklommen worden naar de prachtige Citadel van Namen. Deze citadel is een begrip in België. In de winter is er een veldrit op de flanken van de citadel en in september is er ieder jaar een redelijk bekende wedstrijd, GP de Wallonie. Enkele bekende namen op de erelijst zijn Greg van Avermaet, Jan Bakelants en Philippe Gilbert. Best een pittig klimmetje, in die wedstrijd zorgt het toch altijd wel voor de nodige verschillen. Nu zal het wel een rustige passage worden.

44935761.jpg

Om de citadel te bereiken hebben we de Maas over moeten steken. Die rivier komen we niet meer tegen. Met een omweg gaat het nu richting Frankrijk, met een boog om Charleroi heen. Na Namen gaat het een hele tijd rechtdoor, we passeren enkele dorpjes van weinig betekenis. In Sombreffe staat nog wel een kasteel, dat zal vast de revue passeren. Na een kilometer of dertig rechtdoor slaan we linksaf en gaat het pas echt richting Frankrijk. Tot nu toe was de weg best aardig, maar nu krijgen we een paar flinke stroken Belgisch beton. Ligt er flink slecht bij, zoals het hoort in België. We gaan nu op weg naar de eerste kasseienstrook van de dag. Na exact 100 kilometer komen de renners aan in Pont-à-Celles. Vlak na Pont-à-Celles krijgen we een strook van 1800 meter richting Gouy-lez-Piéton. Dit is strook 7, dat wil zeggen dat er hierna nog zes gaan komen. Op de volgende strook moeten we nog wel een kilometer of 80 wachten, dus hier zal niet veel gaan gebeuren. Ook al niet omdat deze strook er best goed bij ligt.

8XVDyub.png

Na deze strook komen we weer op asfalt terecht, maar niet echt asfalt om vrolijk van te worden. Sommige wegen verkeren hier in een slechte staat en er komen wat meer bochten in het parcours. Via Chapelle-lez-Herlaimont rijden de renners naar Binche. Binche is de stad met de best bewaarde stadsmuren van België. Het is ook de stad waar de Mémorial Frank Vandenbroucke eindigt, een wedstrijd tussen Doornik en Binche die afgelopen jaar nog werd gewonnen door Zdenek Stybar. Vanaf Binche is het een lange rechte streep tot Frankfrijk. Vlak voor de grens krijgen we nog de tussensprint van de dag, in Havay. Bij Bois-Bourdon bereiken we de grens en rijden we pas op de vierde dag van deze Tour voor het eerst in Frankrijk rond. Een paar kilometer volgen we exact de grens, maar daarna duiken we dan toch echt helemaal Frankrijk in. Rechtdoor over het Franse platteland richting Bavay. Daar komen we na 150 kilometer koers aan. Nog 25 kilometer tot de finale gaat beginnen. Iets meer dan tien kilometer na Bavay komen de renners door het vestingsstadje Le Quesnoy.

2014-02-28-le-quesnoy-800.jpg

Nog 12 kilometer tot strook 6. Van Le Quesnoy rijden we naar Ruesnes en daarna snel door richting Sepmieres. Hier zijn de wegen nog prima, maar daar komt snel verandering in. Na 175 kilometer koers, op een kleine 50 kilometer van de streep rijden de renners door het kleine dorpje Artres. Net buiten Artres slaan de renners rechtsaf en komen ze op de Rue de Bermerain terecht. Dit is kasseistrook nummer 6. De strook is slechts 1,2 kilometer lang, maar deze strook ligt er wel vrij slecht bij. Het is een smal strookje, maar dus wel redelijk kort en zonder bochten. Na 178 kilometer koers komen de renners uit in Famars en is het tijd om de schade op te meten. Als iemand hier al tijd verliest is er maar weinig tijd om nog terug te keren, de volgende strook volgt al snel.

QIrKngl.png

In Famars zelf maken de renners een bocht van 180 graden en gaan ze de andere kant op, richting strook 5. Amper vijf kilometer na strook 5 is het al meteen tijd voor strook 4. Van Famars wordt er over een grote weg naar Quérénaing gereden. In Quérénaing wordt er rechtsaf geslagen, richting Verchain-Maugré. Het eerste deel van deze weg is best goed, maar na de laatste huizen van Quérénaing houdt de weg op en blijft er alleen een kasseienpad over. De strook is 1,6 kilometer lang en daarmee een stukje langer dan de vorige strook. Van een weg die een paar meter breed is moeten de renners ineens over een weg die amper een meter breed is, dus zal het wel weer een hele sprint worden richting deze strook. Het is een strook die wel eens is voorgekomen in Parijs-Roubaix. In de editie van dit jaar kwam deze strook na 130 kilometer koers, van de 253 kilometer in totaal. Een strook om op te warmen dus. Dat blijkt ook uit het aantal sterren dat deze strook krijgt. Iedere strook in Parijs-Roubaix krijgt sterren, van 1 tot 5. 1 stelt niets voor en 5 is extreem zwaar. Deze strook krijgt drie sterren. Is dus geen makkelijke strook, maar ook geen hele zware.

CCYvuRwWgAAFW__.jpg:large

Aangekomen in Verchain-Maugré mogen de renners bijna meteen over de volgende strook. Deze strook brengt ze van Verchain-Maugré naar Saulzoir. Twee kilometer na het verlaten van strook 5 beginnen de renners aan strook 4. Deze strook is 1200 meter lang. Dit is een strook die ook wel eens is voorgekomen in Parijs-Roubaix. Dit jaar niet, maar in 2014 nog wel. Kreeg de vorige strook nog drie sterren, is dit er eentje die twee sterren krijgt. Stelt dus technisch gezien niet zo heel voor. De moeilijkheid zal hem nu vooral zitten in de opeenvolging van stroken. Er is eventjes geen moment om te herstellen of op te schuiven. Deze strook is net als de vorige strook vrij recht, voorlopig geen lastige bochten voor de renners.

Bk2iAB9IUAAa0c7.jpg:large

In Saulzoir, na het verlaten van de kasseien, hebben de renners 189 kilometer afgelegd. Nog 34 kilometer en drie kasseinstroken te gaan. Het is een kilometer of 8 tot de volgende strook. Eventjes wat rechte, brede wegen voor de renners. Een mogelijkheid om een eventueel opgelopen achterstand zien kwijt te raken. Via Haussy rijden de renners naar Saint-Python en daar krijgen ze weer een nieuwe strook. In Saint-Python slaan de renners rechtsaf en komen ze op de Chemin Nungesser terecht. Dit is een kasseienstrook van 1500 meter die met enige regelmaat voorkomt in Parijs-Roubaix. Maakt eigenlijk steevast deel uit van deze prachtige klassieker. Een van de eerste stroken van de koers, nu een van de laatste. Het is een makkelijke strook, krijgt maar twee sterren. De keien liggen er relatief goed bij, voor zover keien er goed bij kunnen liggen. Deze strook is best makkelijk, maar het zal hier toch heel erg nerveus zijn, want de strook hierna kan wel eens een hele belangrijke worden.

2PgITCJ.png

Na het verlaten van strook 3 mogen de renners welgeteld één hele kilometer over asfalt rijden voor ze aan strook 2 beginnen. De renners komen weer terecht op een strook die vaak voorkomt in Parijs-Roubaix, de strook richting Quiévy. Normaal gesproken rijdt men in Parijs-Roubaix eerst van Quiévy naar Saint-Python, nu is dat dus andersom. Normaal zijn deze stroken ook zo'n beetje de eerste stroken in Parijs-Roubaix, nu dus vol in de finale van een etappe. Deze strook krijgt in Parijs-Roubaix 4 sterren en is dus een hele zware strook. Dat komt met name door de lengte, deze strook is 3700 meter lang. Dat is verschrikkelijk lang, zeker als je het vergelijkt met de voorgaande stroken. De stenen liggen er wel redelijk goed bij, de slechtste stroken uit Parijs-Roubaix doen we dit jaar niet aan. Dit lijkt me toch wel de strook waar het moet gebeuren. Het is enorm lang en in korte tijd hebben we nu redelijk wat kasseien gehad. Van de afgelopen 25 kilometer zijn er 9 kilometer kasseien. Dan begint het ondertussen wel overal pijn te doen. Goed weer of slecht weer maakt dan niet uit, hier gaan verschillen worden gemaakt. Al was het maar door de paniek en de nervositeit die dit met zich meebrengt. Deze strook loopt wel enigszins omhoog, wat het misschien nog wat moeilijker maakt. Strook 2 heeft nog een flink moeilijke bocht halverwege. Na die bocht wordt de weg wat slechter, de steentjes zijn hier wat minder goed onderhouden. Aan het eind van de strook liggen er nog een paar subtiele bochtjes en vlak voor het bereiken van Quiévy moeten de renners eers nog over een smalle asfaltstrook die erg slecht is onderhouden. Na dat stuk krijgen ze nog een paar meter kasseien en komen ze als het goed is veilig aan in Quiévy.

QOXH8YQ.png
DoEFnx8.png

In Quiévy is het nog 20 kilometer tot de streep. Nog maar één strook te gaan, die komt over een kilometer of zes. Van Quiévy rijden de renners richting Saint-Hilaire-lez-Cambrai. Net voorbij dit dorpje slaan de renners linksaf bij een rotonde en komen ze op de laatste strook van de dag terecht. Een strook van Avesnes-les-Aubert naar Carnières. De strook is 2300 meter lang en verder heb ik eerlijk gezegd geen flauw idee. De autootjes van Google durfden niet over deze weg en verder krijg ik niet veel over deze strook gevonden. Ook nog eens een strook die niet in Parijs-Roubaix voorkomt, dus sterren kan ik er niet aan geven. Het is in ieder geval een strook met een paar kleine bochtjes, maar verder toch weer grotendeels rechtdoor.
Herman van der Zandt is hier wel geweest, getuige deze foto.

CHJMA6VWMAAHFRL.jpg:large

Bij het verlaten van deze strook is het nog 11 kilometer tot de finish. De laatste strook is geweest, dus de specialisten moeten tegen deze tijd het verschil hebben gemaakt. Strook 1 gehad, nu alleen nog maar asfalt. Als er flink oorlog is gemaakt op de kasseien het en peloton totaal verbrokkeld is dan zou 11 kilometer te kort zijn om alles nog samen te laten smelten. Als men niet zo hard rijdt over de kasseien of de kasseien in de praktijk niet lastig genoeg blijken te zijn krijgen we een massasprint, vooral door die 11 kilometer om nog het een en ander te organiseren. Toch denk ik dat de kasseien er zeker voor gaan zorgen dat er een hoop mensen in de problemen komen. Het zijn niet de lastigste stroken, maar veel echte specialisten zijn er niet bij. De stroken zitten ook redelijk dicht achter elkaar, het veld gaat sowieso uit elkaar geslagen worden. Is het niet door een Vanmarcke die aan de boom gaat schudden, dan wel door de onvermijdelijke valpartijen en ander oponthoud door stuurfouten. Vanaf Carnières gaat het redelijk rechtdoor richting Cambrai. Is in het nadeel van eventuele vluchters, je verdwijnt niet zo snel in beeld. Makkelijk om het overzicht te bewaren voor de achtervolgers. De slotkilometer is nog wel even gevaarlijk, met een paar flinke bochten en een rotonde.

S6zUQpZ.png

Na een rit van 223 kilometer met in de finale meer dan 11 kilometer kasseien komen de renners aan in Cambrai. De kasseien zijn niet de lastigste, maar toch moeilijk genoeg om de nodige verschillen te veroorzaken. De slotkilometers richting Cambrai kunnen nog wel voor een samensmelting her en der zorgen, maar zelfs met goed weer gaan er hier mensen tijd verliezen. Dat lijkt duidelijk. In de slotkilometer krijgen de renners nog drie kleine stukjes klinkers voor hun kiezen. Die liggen er verder wel goed bij, zal alleen een beetje glad zijn als het regent. Dat eerste stukje is net als de slotkilometer begint. Een meter of 500 verder dan weer 100 meter klinkers en de slotmeters zijn ook over klinkers. Vlak voor de finish ligt een vluchtheuvel, waardoor de weg ineens nog maar heel smal is. Zullen ze ongetwijfeld weghalen, anders is het niet te doen. De finish is voor het stadhuis.

WD6Nmht.png

Cambrai is een stad met 33.000 inwoners in de Franse regio Nord-Pas-de-Calais. Een stad die vooral bekend is vanwege de Slag bij Cambrai. In de Eerste Wereldoorlog werd in de omgeving van Cambrai nogal flink gevochten. De Duitsers hadden hier hun verdedigingslinie opgetrokken. De Britten wisten hier door voor het eerst gebruik te maken van tanks doorheen te breken. De eerste keer dat ze door deze linie wisten te breken was bij Cambrai, daarna werden ook de rest van de Duitse verdedigingslinie doorbroken. Dankzij tanks dus, in 1917. Cambrai heeft geen al te grote historie in de Tour, twee keer eerder vertrok hier een rit maar nog nooit kwam er een rit aan. In 2010 vertrok er een rit in Cambrai die eindigde in Reims. Een massasprint, die werd gewonnen door Alessandro Petacchi. In 2004 was Cambrai het decor van een ploegentijdrit die eindigde in Arras. Deze ploegentijdrit werd gewonnen door US Postal. Geen idee of we dat nog als een officiële overwinning moeten beschouwen nu Lance Armstrong overal is geschrapt. Tweede werd toen Phonak, die kunnen we ook moeilijk aanwijzen als winnaars eigenlijk. Illes - Balears - Banesto dan? Nee, doe ook maar niet. T-Mobile lijkt me ook een slecht idee, om over Team CSC en Rabobank nog maar te zwijgen. Liberty Seguros eventueel? Nee, ook totaal niet. Laat maar gewoon, niemand won de ploegentijdrit die vertrok in Cambrai. Hoewel, Euskaltel werd achtste. Morele winnaars! Cambrai is wel een mooi stadje verder, paar leuke kerken, nog een citadel. Stadhuis is ook prima. Niks mis mee.

clochers-10022_7.jpg

Voor een echt epische etappe hebben we regen nodig. Slecht nieuws: we krijgen waarschijnlijk geen regen. Er is een klein kansje op regen, maar dat is eigenlijk pas aan het eind van de middag. Het zal waarschijnlijk droog blijven, dat is best jammer. Ook wel weer logisch, het is bijna altijd droog als we over kasseien rijden, kijk maar naar de laatste edities van Parijs-Roubaix. De kasseienrit van vorig jaar was echt een uitzondering. Toch kan een droge kasseienrit ook leuk worden. Het is sowieso zwaar genoeg om een boel renners te lossen en de nervositeit alleen al zal voor genoeg spektakel zorgen. Door stof ploeteren is ook leuk. Het schijnt wel vrij hard te gaan waaien. Het gebied is wel best open, dus een klein kansje op waaiers is er wel. Ik vertrouw die weerberichten alleen nooit zo, dus in de praktijk zal het wel weer meevallen. Graadje of 27 in de middag, dat zijn we eigenlijk niet gewend bij kasseien maar ook wel een keer prima. Het is een lange etappe, dus de renners vertrekken vrij vroeg. Om 12:00 vertrekken ze in Seraing en vijf minuten later is de echte start. De finale gaat beginnen tussen 16:07 en 16:31, dan worden de renners bij strook 6 verwacht. Tussen 17:10 en 17:40 is de verwachte finish in Cambrai. Sporza is er om 14:15 bij, de NOS vijf minuten eerder.

De jongens die we vaak in Parijs-Roubaix vooraan zien rijden zullen we hier waarschijnlijk weer gaan zien. Het is zwaar, maar niet superzwaar. Door een gebrek aan regen zal het voor een Vanmarcke lastig worden om jongens als Degenkolb, Sagan en Kristoff te lossen. Ik verwacht uiteindelijk een uitgedunde groep, een flink uitgedunde groep. Er zullen vast weer enkele jongens wegvallen door een lekke band of een valpartij, maar de meeste sterke sprinters zullen er nog wel bij zijn. Vanmarcke gaat ongetwijfeld flink aan de boom schudden. Dit zal hij dan moeten doen op de stroken van Saint-Python en Quiévy. Ideale moment om het veld flink uit te rammelen, in totaal 5 kilometer kasseien met maar één kilometer asfalt tussendoor. Dat gaat denk ik het belangrijkste moment zijn. Als het veld daar volledig uit elkaar is geslagen krijgen we een mooi slot. Als daar alles een beetje bij elkaar blijft krijgen we een uitgedunde massasprint.
1. Vanmarcke. Sep heeft de gunfactor. Ik gun hem een mooie overwinning in de Tour. Sep is iemand die altijd koers maakt, maar daardoor zichzelf vaak voorbij fietst. Toch is die jongen een van de redenen om je tv aan te zetten met het broekje naar beneden tijdens de klassiekers. Hopelijk koerst hij morgen weer zonder verstand en gaat hij gewoon vol met de oogkleppen op er vandoor. Je moet hem niet op een andere manier laten koersen, dat zit niet in hem. Hij zal eeuwig tactisch dom blijven. Wel een prachtige coureur. Hup Sep.
2. Degenkolb. Als je Parijs-Roubaix wint is dit natuurlijk een peulenschil. Zoals hij in Parijs-Roubaix reed was best indrukwekkend. Reed in zijn eentje een gat dicht. Bleek meer te zijn dan een afwachtende sprinter. Zal morgen dus vast ook niet te beroerd zijn om initiatief te nemen als er een groepje wegrijdt. De sterke renners op de kasseien maar mindere sprinters zullen hun best moeten doen om Degenkolb te lossen, anders is het een kansloze zaak.
3. Sagan. Ook Sagan komt altijd goed over de kasseien, maar heeft de laatste tijd wel steeds meer moeite om nog eens iets af te maken. In het voorjaar ging het licht vaak uit in de finale. Dit is weer een lange rit, dus de kans bestaat dat het licht weer uitgaat bij Sagan. Lijkt nu wel redelijk goed in vorm en de kasseien moet hij makkelijk overleven. Winnen is lastig, er is altijd wel een Degenkolb of een Kristoff bij. Die jongens kan hij verslaan, maar vaker niet dan wel de laatste tijd.
4. Kristoff. IJzersterke renner, maar heeft het deze Tour nog niet te pakken. Mist de slag in Zeeland en komt in Huy op een minuut of 12 binnen. Wel iemand die bijna niet meer te lossen is op de kasseien en dan in de sprint altijd gevaarlijk is. Dit jaar al 500 keer gewonnen ofzo, kan morgen zomaar 501 zijn.
5. Stybar. Als je tweede wordt in Parijs-Roubaix, verdien je een vermelding. Alleen even afwachten of hij voor zichzelf moet rijden of dat hij op Uran moet passen. In principe heeft Etixx genoeg mensen om op Uran te letten, dus zou ik Stybar een vrije rol geven. De laatste jaren een van de sterkste renners op de kasseien. Ook nog eens vrij rap, een man om rekening mee te houden.

Etappe 5: Arras Communauté Urbaine - Amiens Métropole, 189,5 km

Daags na de kasseienrit krijgen we de eerste echte etappe voor de sprinters. De etappe in Zeeland was er al een, maar door de waaiers waren niet alle sprinters van de partij. Nu zou dat wel moeten lukken. We gaan een gebied passeren dat getroffen is door de Eerste Wereldoorlog. We doen zo'n beetje ieder belangrijk monument in deze regio aan. Een ode aan de mensen die Frankrijk hebben beschermd 100 jaar geleden, waardoor we nu deze grote ronde kunnen fietsen.

CFhdNgV.png
PROFIL.png

De vijfde etappe start in Arras, een stad met 45.000 inwoners die vorig jaar ook al vereerd werd met een bezoekje. De zesde etappe van de Tour van 2014 startte ook in Arras. Toen moesten we richting de Alpen, dus moesten we naar het zuidoosten. We kwamen toen in Reims uit. Nu gaan we naar Bretagne en daarna richting de Pyreneeën, dus moeten we richting het zuidwesten. Vandaag is Amiens de finishplaats. De zesde rit in de Tour van 2006 werd gewonnen door Andre Greipel. In 1991 vertrok er ook een rit uit Arras, richting Le Havre. Thierry Marie won die rit. Eén keer kwam er een rit aan in Arras, dat was de ploegentijdrit van 2004. Een ploegentijdrit die door niemand werd gewonnen, tot die conclusie kwam ik tijdens de vorige voorbeschouwing al. Arras is best een mooi stadje, maar de absolute trekpleister is de citadel. Daar vertrekt de Tour iedere keer als er hier een rit is en dat is nu niet anders. Vorig jaar was dat vertrek op de citadel, nu ervoor. De renners rijden tijdens de neutralisatie door het centrum van Arras en buiten Arras gaat de koers dan echt beginnen.

Arras-place_des_h%C3%A9ros.jpg

Na zoveel etappes met een verhaal krijgen we nu waarschijnlijk een etappe zonder verhaal. De eerste echt typische Touretappe. Normaal hebben we in de eerste week van de Tour altijd vijf vlakke ritten, maar dit is pas de tweede van deze Tour. De eerste vlakke rit was natuurlijk in Zeelanden werd door het weer spectaculair. Dit moet dan de eerste echte massasprint gaan worden, zonder heuveltjes, kasseien en wind. We gaan fietsen door een gebied waar flink is gevochten tijdens de tweede wereldoorlog. Na een kleine 15 kilometer koers merken we dat al meteen als we langs Notre Dame de Lorette komen. Het is de grootste Franse militaire begraafplaats. Dit gebied was belangrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog omdat het strategisch op een heuvel lag. Er zijn hier drie flinke gevechten geweest, de drie gevechten van Artois. Er vielen heel veel slachtoffers. In totaal liggen hier meer dan 40.000 soldaten op de begraafplaats en in het ossuarium.

necropole-nationale-de-notre-dame-de-lorette.jpg

We rijden verder door het gebied waar in de Eerste Wereldoorlog enorm is gevochten. We komen langs een Canadese begraafplaats en Virny, waar nog oude loopgraven te vinden zijn. Niet veel later rijden we door Neuville-Saint-Vaast, waar een Deutscher Soldatenfriedhof te vinden is. Kwamen we net langs de begraafplaats met de meeste Franse soldaten, is dit weer de begraafplaats met de meeste Duitse soldaten. Bijna 45.000 Duitse soldaten liggen begraven op deze militaire begraafplaats. Alle slachtoffers van de gevechten rond Artois en Arras liggen hier. In de buurt zijn nog veel meer militaire begraafplaatsen, maar deze is uitzonderlijk door het grote aantal soldaten dat hier begraven ligt.

WWI-cemetary.jpg

Er wordt richting het zuiden gefietst en voorlopig komen de renners wat minder begraafplaatsen tegen. Her en der nog wel een kleinere, maar de grote begraafplaatsen bewaren we even. Tot de tussensprint eigenlijk, die is na 90 kilometer in Rancourt. Het gaat een kilometer of 50 praktisch rechtdoor richting het zuiden, richting de rivier Somme. In de omgeving van deze rivier is in de Eerste Wereldoorlog enorm veel gevochten. In Rancourt zijn drie begraafplaatsen te vinden. Eén voor de Fransen, één voor de Duitsers en één voor de Britten. Na de tussensprint rijden we langs het Nécropole de Rancourt, een militaire begraafplaats waar meer dan 5000 graven zijn en in totaal 8500 personen liggen. Een van de grootste begraafplaatsen in het gebied van de Somme.

72789887.jpg

Van Rancourt rijden we richting de Somme en bij Cléry-sur-Somme bereiken we die. Daarna fietst men richting Péronne, een stad die vorig jaar ook werd gepasseerd in de rit met start in Arras. In Péronne is een groot museum te vinden over de strijd die in deze regio werd uitgevochten in de Eerste Wereldoorlog. De Slag aan de Somme was een grote slag waarbij meer dan één miljoen slachtoffers vielen. In het Historial de la Grande Guerre in Péronne kan je hier de nodige informatie over vinden. Na Péronne steken we de Somme over en fietsen we richting Herbécourt. In ieder dorpje dat we hier passeren is wel een militaire begraafplaats te vinden, hier weer een kleine voor wat Britse soldaten. Voorbij Herbécourt wordt de Somme weer overgestoken en fietst het hele zooitje richting Combles. Er wordt weer door een redelijk open gebied gefietst, kan eventueel nog interessant worden. Na Combles komen we door Ginchy en niet lang daarna is het weer eens tijd voor een militaire begraafplaats. In de streek die doorkruist wordt vochten niet alleen de Duitsers, Britten en Fransen, ook nog veel soldaten uit andere landen. We fietsen langs het Bois Delville, een klein bos in de buurt van het dorpje Longueval, waar in de Eerste Wereldoorlog werd gevochten. Meer dan 3000 soldaten van de eerste Zuid-Afrikaanse infanterie brigade raakte in dit bos in een gevecht verwikkeld met de Duitsers. Liep niet goed af voor de Afrikanen, maar 750 manschappen wisten het te overleven. Er is hier een begraafplaats en een oorlogsmonument te vinden voor de gevallen Zuid-Afrikanen.

The_South_Africa_(Delville_Wood)_National_Memorial-2.JPG

Bij dit monument hebben we 126,5 van de 189,5 kilometer gehad. Nog een kilometer of 60 dus. Van Longueval naar Martinpuich over grotendeels rechte wegen. Af en toe een paar bochten, maar toch grotendeels rechtdoor. De begraafplaatsen en oorlogsmomumenten blijven je om de oren vliegen. In Thiepval is weer een groot monument te vinden. Dit is een monument opgedragen aan 72.000 vermiste Britse en Zuid-Afrikaanse soldaten. Bovendien zijn er ook nog wat graven te vinden. Het is het grootste Britse oorlogsmonument ter wereld, le Mémorial franco-britannique de Thiepval valt vooral op door de grote boog. De renners passeren hier op 50 kilometer van de streep.

CIMG0104.JPG

Van Thiepval fietsen we richting Albert. Albert is een van de plaatsen die het zwaarst werd getroffen tijdens de Slag aan de Somme. Net als Péronne was het een plaats die de Fransen en Britten hadden uitgekozen om een doorbraak te forceren. De hoogvlaktes in de buurt van Albert zouden een goede plaats moeten zijn om door te kunnen breken en een eind te kunnen maken aan de loopgravenoorlog. In Albert is natuurlijk ook weer genoeg te vinden dat aan deze Slag aan de Somme doet denken. Museumpje links, monumentje rechts. Het zal uitgebreid in beeld worden gebracht. Na Albert rijden we verder richting het zuiden, weer terug naar de Somme. Bij Sailly-Laurette, op 30 kilometer van de streep, passeren we de Somme weer en gaat het richting het westen, richting Amiens. Voor we Amiens bereiken fietsen we eerst nog langs Villers-Bretonneux. In de omgeving van dit dorp is ook gevochten. Het was het eerste gevecht met tanks aan beide kanten. De Duitsers handelden snel na de intrede van de Britse tanks en in 1918 hadden ze zelf ook zulke mogelijkheden. De Duitsers versloegen hier de Britten en wisten Villers-Bretonneux in te nemen. In de nacht na de overwinning kwam er echt een Australisch groepje soldaten aan die Villers-Bretonneux weer wisten te heroveren. Veel soldaten kwamen om het leven en ter ere van die jongens is er hier een monument. Mémorial national australien, waar meer dan 700 Australische soldaten begraven liggen.

Memorial-australien-Villers-Bretonneux_lightbox.jpg

We zijn nu op 20 kilometer van de streep. Bij Daours, waar ook weer een militaire begraafplaats is, steken we nog een keer de Somme over en is het nog een kilometer of 14 tot Amiens. De weg richting Amiens is enorm recht. In de laatste 14 kilometer krijgen ze te maken met twee echte bochten en een paar rotondes. Dat is het, verder gewoon immer geradeaus. Dit gebied is enorm open, met een beetje flinke wind kan het misschien nog leuk worden, maar laten we niet iedere dag op waaiers gaan rekenen. Op zes kilometer van de meet krijgen de renners kort achter elkaar twee rotondes en een kilometer later weer een. Dan gaat het twee kilometer rechtdoor, tot er op 2,5 kilometer van de finish een scherpe bocht naar links is. Hier komen de renners op een brede weg terecht bijna twee kilometer rechtdoor gaat. Op een meter of 400 van de streep volgt er een flauwe bocht naar rechts en is het vervolgens rechtdoor richting de streep. In principe een redelijk makkelijke finale.

xpaklMU.png

Amiens is een stad met 134.000 inwoners. Een stad met een rijke historie in de Tour. 10 keer vertrok hier een rit en nu gaat er voor de tiende keer een rit aankomen. Een stad waar vooral de Belgen heel goed presteren. Walter Godefroot won in 1970 in Amiens, Eric Leman deed het een jaar later. In 1975 won Ronald De Witte dan weer en in 1993 won Johan Bruyneel een rit met aankomst in Amiens. De laatste winnaar in Amiens is Mario Cipollini. Andere oud-winnaars zijn Marino Basso en Rudi Altig. Kwam maar twee keer voor dat er een Fransman won in Amiens, best opvallend. Amiens kwam goed weg in de Eerste Wereldoorlog. Vooral omdat de geallieerde troepen de Duitsers buiten Amiens wisten te stoppen. Deze hele etappe is een herdenkingstocht. De soldaten die Frankrijk beschermen tussen 1914 en 1918 worden geëerd. Vorig jaar was dat ook al het geval, 100 jaar na dato. De komende jaren gaat men daar dus rustig mee verder en volledig terecht natuurlijk. In Amiens geen militaire begraafplaatsen, wel enkele mooie gebouwen. De kathedraal is natuurlijk het meest in het oog springend, maar Amiens heeft nog veel meer te bieden. Het Jule Verne Circus bijvoorbeeld.

imagen.php?item_id=2367&w=987

Er wordt voor woensdag wel wat regen voorspeld. Is natuurlijk maar afwachten of dat dan ook echt gaat gebeuren. Het is geen hele lastige rit, met veel technische bochten of lastige obstakels zoals de kasseien, dus een beetje regen zou niet direct voor veel gevaar zorgen. Het is interessanter om te kijken of het gaat waaien. De voorspellingen op dit moment zeggen dat het redelijk hard gaan waaien. Dan kan het een mooie dag worden, rond de Somme is het best open en heeft de wind vrij spel. Ik wil niet iedereen te enthousiast maken, maar waaiers zijn zeker een mogelijkheid. De temperatuur zal een beetje teruglopen, nog maar een graad of 20. Men vertrekt om 12:45 uit Arras en begint een kwartier later echt aan de rit. Tussen 17:07 en 17:30 wordt het peloton in Amiens verwacht. De rit wordt niet integraal uitgezonden. Sporza zal er 14:15 bij zijn en de NOS weer vijf minuten eerder.

Dit wordt natuurlijk een massasprint. Eventueel met een uitgedunde groep als het echt zo hard gaat waaien als ze voorspellen. Hoe dan ook krijgen we ongetwijfeld de verwachte namen in Amiens. Zoveel massasprints gaan er niet komen, dus de sprinters moeten nu iedere kans pakken. Kleine kans dat een kopgroep de zegen krijgt. De etappe hierna is eigenlijk ook al niet geschikt voor de sprinters, dus nu moet het gebeuren.
1. Cavendish. Is natuurlijk getergd na zijn mislukking in Zeeland. Een getergde Cavendish gaat twee keer zo hard. Moet dan eindelijk wel een keer lukken.
2. Greipel. Was goed in Zeeland, dan gaat hij het hier ook goed doen. Kon wel flink profiteren van de faal van Etixx. Zal niet iedere keer zo zijn, in principe is Cavendish natuurlijk sneller.
3. Kristoff. Heeft toch eigenlijk een wat lastigere rit nodig om de Cavendishjes van deze wereld te verslaan. Het kan zomaar heel lastig worden, dan heeft hij een goede kans.
4. Degenkolb. John in een pure massasprint is altijd even afwachten. In de Vuelta lukt het vaak wel, maar dan is er minder concurrentie. Hij zal het nu lastiger hebben.
5. Sagan. In een pure sprint zal hij het vaak toch af moeten leggen. Bleek in Zeeland ook wel eigenlijk, zat daar ook gewoon perfect maar kwam toch niet voorbij Greipel.


[ Bericht 0% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:13:52 ]
johannes_vermeerzondag 19 juli 2015 @ 14:32
SPOILER: Etappe 6: Abbeville - Le Havre, 191,5 km
Etappe 6: Abbeville - Le Havre, 191,5 km

Normaal krijgen de sprinters in de eerste week van de Tour een stuk of vijf kansen op een rit, maar daar is dit jaar totaal geen sprake van. Met etappe 2 en 5 tot nu toe maar twee duidelijke kansen voor de sprinters. Etappe 2 eindigde door weer en wind in een sprint van een uitgedunde groep en tijdens de vijfde etappe ging het weer waaien en regenen. Het werd wel een massasprint, maar er waren wel weer een hoop gelosten door een klein beetje waaiers en wat valpartijen. Een sprint met het hele peloton hebben we nog niet gezien. Eigenlijk nog geen echt typische Tourdag gehad. Etappe 6 is weer niet echt een normale etappe. Het profiel lijkt te duiden op een rit voor de sprinters, maar aan het eind van de rit zit weer een klein muurtje. Verder rijden we de hele dag langs de Normandische kust. Als de wind een beetje goed staat weer een levensgrote kans op waaiers. Ondertussen genieten van het uitzicht langs de kust, met heel wat mooie kliffen.

QZRxjzT.png
PROFIL.png

Abbeville is de plaats van vertrek. Een stadje met 25.000 inwoners aan de Somme. In de vijfde etappe kwam de Somme al veelvuldig voor, maar dat gaat een etappe later dus nog even door. We zitten in de regio Picardië, niet ver van Normandië. Abbeville heeft niet echt een grote historie in de Tour de France. Het stadje komt pas voor de tweede keer voor in de Tour. In 2012 vertrok hier ook een rit. Dat was de vierde rit, van Abbeville naar Rouen, gewonnen door André Greipel. De tweede keer dat de renners uit Abbeville vertrekken is er dan weer wat minder kans op een echte massasprint. De renners vertrekken buiten het centrum, fietsen vervolgens door het centrum, steken de Somme over en beginnen een kilometertje buiten Abbeville echt aan de wedstrijd.

Abbeville_23-09-2008_15-22-11.JPG

De renners fietsen richting het zuidwesten, richting Normandië en dan specifiek het departement Seine-Maritime. Het eerste deel van de rit zal er niet zoveel gebeuren. Er zitten een paar kleine heuveltjes in het parcours, die op het profiel van de etappe echt enorm lijken, maar als je kijkt naar de hoogte van de top van deze klimmetjes valt dat allemaal wel mee. Bij Gamaches treden we de Seine-Maritime binnen. Na Gamaches fietsen de renners richting Grandcourt waar een klein klimmetje is. Daarna is het tijd om richting de kust te fietsen. 67 kilometer na de start bereiken we die kust, bij Dieppe. Dieppe is dan weer een stad met historie in de Tweede Wereldoorlog. In 1942 werd door de geallieerde troepen een poging gedaan om de haven van Dieppe over te nemen van de Duitsers, maar dit liep niet echt goed af. Dieppe is een stad met een redelijke grote jachthaven en een vishaven. Buiten Dieppe kun je de kliffen al zien. In deze stad krijgen de renners een klimmetje voor hun kiezen, de Côte de Diepe. Klimmetje van de vierde categorie, 1,8 kilometer aan 4%. Stelt niets voor.

Dieppe-presentation-1500-X-500.jpg

De renners rijden naar beneden, richting Pourville-sur-Mer. Ze rijden van de ene klifpartij naar de volgende. In Pourville-sur-Mer is er weer een mooi uitzicht op de kliffen. Direct na het verlaten van Pourville-sur-Mer beginnen de renners aan de volgende klim. Deze klim is iets zwaarder dan de vorige, maar stelt nog steeds niet veel voor. De Côte de Pourville-sur-Mer is een beklimming van de vierde categorie en is 2 kilometer lang aan 4,5% gemiddeld. Niet echt bedoeld om verschillen in het peloton te veroorzaken, deze klim is een noodzakelijk kwaad als je een beetje langs de kust wil blijven fietsen. We fietsen nu even een stukje verder van de kust af, maar duiken af en toe wel weer die kant op. Af en toe komen de renners door een open stuk, waar de wind zijn ding kan doen. Tussen de dorpen door kan het interessant worden Na 97 kilometer komen de renners uit in Veules-les-Roses en een kilometer of vijf later komen ze door Saint-Valery-en-Caux. Tussen deze twee dorpen ligt wel weer een aardige klif.

VlR2StVal.JPG

De wegen hier in de buurt van de kust zijn best bochtig en het gaat af en toe een beetje omhoog of omlaag. Saint-Valery-en-Caux is nog wel een mooi dorpje, met ook weer een leuke haven. Na Saint-Valery wijkt het parcours van de kust af en gaat het verder landinwaarts. Het gebied hier blijft open, vatbaar voor wind. Het gaat een kilometer of 10 rechtdoor, voor de renners uitkomen in Cany-Barville. Hier loopt het stiekem best flink omhoog, maar puntjes voor de bergtrui zijn er niet te verdienen. Het gaat vervolgens weer richting het westen, richting de kust. Na 130 kilometer koers komen de renners uit in Saint-Pierre-en-Port en is de prachtige klifkust weer te zien. De weg in deze omgeving is wat smaller en er zijn nog wat kleine heuveltjes te vinden. Er wordt door een aantal bossen gefietst, dus van wind zal even minder sprake zijn. Op 50 kilometer van de streep komen de renners door Fécamp, een paar kilometer voor de tussensprint in Saint-Léonard. Ook in Fécamp weer genoeg moois te zien, waaronder een mooi gelegen wijkje.

Fecamp-Photo-Flickr-%C2%A9Gui80.png

Vier kilometer na Fécamp is het tijd voor die tussensprint. Het loopt hier weer een klein beetje omhoog, niet echt heel erg schokkend, maar toch iets om even rekening mee te houden. Na de tussensprint wordt er weer een beetje van de kust afgeweken en gaat het over een redelijk rechte weg richting Froberville, om maar eens een dorp van helemaal niets te noemen. Langs deze weg staan overal bomen, dus krijgen we geen waaiers hier. Een stukje verderop wordt het wel weer wat opener, maar voorlopig blijft mijn broekje aan. Het parcours gaat een beetje op en af. Paar meter omhoog en daarna weer een paar meter omlaag, veel stelt het allemaal niet voor. De renners komen langs allerlei kleine gehuchtjes zoals Les Loges en gaan weer richting de kust. Na 159,5 kilometer komt het peloton uit in Étretat, dat vooral bekend is vanwege de mooie kliffen aan beide kanten van het dorp.

150301030813789291.jpg

Nog een kilometertje of 30 tot de streep en die laatste 30 kilometer beginnen we met het derde klimmetje van de dag waar een puntje te verdienen is. De Côte de Tilleul is een klimmetje van de vierde categorie, 1600 meter aan 5,6%. Ook geen al te lastige heuvel, maar dat zal ook niet de bedoeling zijn. Deze weg moet nu eenmaal genomen worden als je naar Le Havre wil en toch ook wat beelden van de klifkust mee wil pakken. De laatste 30 kilometer gaat het grotendeels rechtdoor, door een open gebied. In het slot van de etappe kan de wind wel wat invloed hebben. Richting Le Havre zijn er weinig obstakels meer, op een paar rotondes na spreekt het voor zich. Hoewel dat nog niets hoeft te zeggen, de meeste valpartijen gebeuren op rechte wegen, zoals we de afgelopen dagen ook weer hebben kunnen zien. Tot de finish blijft het een open gebied, op de dorpjes die gepasseerd wordne na. Bij het binnenfietsen van Le Havre komen de renners langs het vliegveld Le Havre - Octeville. Zonder verder naar het parcours te kijken zou je denken dat dit een massasprint gaat worden, maar niets is minder waar. In Le Havre moet nog geklommen worden.

PROFILKMS.png
6fZMl6C.png

De finale is nog best lastig. In de laatste kilometers nog een aantal rotondes en enkele bochten. Tot 3,5 kilometer van de streep zitten de renners op een brede weg die goed in orde is, maar daarna slaan ze linksaf, een wat lastigere bocht, die ze op een minder goede weg brengt. Deze weg bestaat voor de helft uit asfalt en voor de andere helft uit klinkertjes. Best een vreemd gezicht. Na een kilometertje over deze weg te hebben gereden slaan de renners rechtsaf, een bocht die nog wat lastig is omdat ze op een minder brede weg terecht gaan komen. Bijna meteen volgt een bocht naar links. Even verderop volgt er een flauwe bocht naar links en begint de weg al omhoog te lopen. De renners moeten 850 meter gaan klimmen, aan 7% gemiddeld. Dit klimmetje heeft ook nog een naam, Côte d'Ingouville. Het brengt ze langs het chapelle de Saint-Michel d'Ingouville. Daarna gaat de klim nog even door, tot op een paar 100 meter van de streep. Richting de streep blijft het omhoog lopen, maar minder erg dan daarvoor. al met al een pittige finale, waar de echte sprinters kansloos zijn. De finish is voor het Fort de Tourneville. Dit fort herbergt tegenwoordig onder andere het gemeentearchief.

fortexterne.jpg

Le Havre is een stad met 173.000 inwoners. Een havenstad die al ontzettend vaak is voorgekomen in de Tour. Vooral vroeger kwam men hier ieder jaar langs. Jarenlang reed men hetzelfde parcours in de Tour en in die jaren was Le Havre een van de vaste aankomst- en vertrekplaatsen. Tussen 1921 en 1927 kwam de Tour ieder jaar door Le Havre. Winnaars in Le Havre uit die tijd zijn onder nadere Robert Jacquinot en Ottavio Bottecchia. De Italiaan Bottecchia kreeg het voor elkaar om twee jaar achter elkaar te winnen in Le Havre. In die tijd vertrok er ook ieder jaar een rit uit Le Havre en de Fransman Romain Bellenger kreeg het voor elkaar om meerdere keren een rit met vertrek uit Le Havre te winnen. Na de jaren 20 duurde het even voor de Tour weer naar Le Havre zou komen. In 1962 kwam het er weer eens van, de Belg Willy Vanden Berghen ging met de overwinning aan de haal. Het was de eerste en enige deelname van de Belg aan de Tour, toch maar mooi meteen een rit gewonnen. In 1991 won Thierry Marie een rit in Le Havre, die rit vertrok uit Arras, de vertrekplaats van etappe 5. De laatste winnaar in Le Havre is Mario Cipollini. Zijn opvolger zal geen pure sprinter worden. Le Havre, gelegen aan de monding van de Seine, is een van de belangrijkste havensteden van Frankrijk. Het is een van de grootste steden van Normandië en het is een stad die relatief gezien niet eens lang bestaat. Pas gestischt in 1517. Een stad die in 1944 met de grond gelijk werd gemaakt door Amerikaanse bombardementen en daarna opnieuw is opgebouwd. Vanuit Le Havre kun je met de ferry richting Engeland. Portsmouth en Southampton, die kant op.

Le_Havre_Vue_Plage_14_07_2005.jpg

Het lijkt droog te gaan worden. Er wordt geen spatje regen voorspeld. Tijdens de vijfde etappe waaide het nogal hard, maar daar schijnt nu ook minder sprake van te zijn. Een deel van deze etappe is geschikt voor waaiers, maar dan moet het natuurlijk wel waaien. Er wordt nu niet echt harde wind voorspeld. Het waait altijd wel langs de kust, dus op zo'n open stuk kan het altijd leuk worden als een ploeg er vol voor gaat. Tijdens de vijfde etappe zag je wel dat iedereen nu echt op z'n hoede is en ze met z'n allen voorin gaan rijden. De jongens die tijdens de vijfde etappe hebben gelost zullen het ongetwijfeld al bij voorbaat hebben opgegeven. Erg warm voor de tijd van het jaar is het niet, in Le Havre wordt een graadje of 18 verwacht. De start is om 12:40 in Abbeville en een kwartiertje later is de neutralisatie voorbij. Als de renners niet te hard of te zacht fietsen worden ze tussen 17:10 en 17:35 in de straten van Le Havre verwacht. Net zoals de afgelopen dagen zal Sporza er om 14:15 weer bij zijn en de NOS om 14:10.

Het is een redelijk makkelijke etappe, met een pittige finale. De organisatie vergelijkt de laatste côte met de Cauberg en dat klopt wel redelijk. Qua lengte en gemiddelde stijgingsgraad is het prima te vergelijken. De Cauberg is vooral lastig omdat er al 100 heuveltjes zijn geweest voor men voor het laatste over de Cauberg knalt. Als er maar één zo'n heuvel in het parcours ligt gaan er meer mensen overleven. De sterker klimmende sprinters moeten dit nog wel aankunnen. Dan kun je denken aan de Degenkolbjes van deze wereld. Ook voor Sagan is dit heel geschikt. Voor Cavendish en Greipel lijkt me dit te zwaar. Voor de klassementsrenners zoals Froome is het dan waarschijnlijk weer net niet zwaar genoeg om echt een gooi te doen naar de etappezege. Dat zal eerder over een paar dagen op Mur de Bretagne komen. Een Valverde kan dan wel weer een poging wagen, die heeft nog iets goed te maken. Voor Matthews was het perfect geweest, maar helaas voor hem zit hij in de lappenmand.
1. Sagan. Kan deze klim perfect aan en kan daarna nog genoeg snelheid ontwikkelen op het vlakkere stuk richting de streep. Ongetwijfeld zal hij uiteindelijk niet winnen, omdat hij het toch wel redelijk vaak voor elkaar krijgt net niet te winnen. Desalniettemin zet ik hem op 1, al was het maar om Oleg een plezier te doen.
2. Degenkolb. John heeft ook wel eens laten zien dat hij zo'n klimmetje goed over kan komen, dit jaar in Dubai bijvoorbeeld nog. Hij won in Hatta, op een kort steil klimmetje, voor Valverde. Voor mij genoeg reden om hem tijdens deze rit een goede kans te geven.
3. Van Avermaet. Derde plaats voor Olvarit Krek, dat hoort gewoon zo. Niks meer aan doen.
4. Valverde. Piti is niet echt in bloedvorm, lijkt het wel. Gaat desondanks gewoon een poging wagen, schat ik zo in. Kan dan best ver komen, maar het zal waarschijnlijk niet lastig genoeg zijn om Sagan en Degenkolb af te schudden.
5. Gallopin. Greipel zal niet van de partij zijn, dan krijgen we uiteraard meteen Gallopin. Tony ging heel goed op de Muur van Huy. Hij probeerde mee te gaan met Rodriguez, maar dat was een kleine inschattingsfout. Hij blies zichzelf op en kwam als vijfde binnen. Nu is het een stuk minder lastig, minder kans dat hij zichzelf op gaat blazen. Die muurtjes vindt hij wel leuk en aan de meet is hij nog aardig rap ook.

Etappe 7: Livarot - Fougères, 190,5 km

Zonder gele trui vervolgen we de Tour met een etappe die opnieuw niet echt voor een spannende koers zal gaan zorgen. De afgelopen dagen moest de spanning van valpartijen komen, niet echt wat je wil als kijker. Er rust deze ronde een vloek op de gele trui. Iedere drager van de gele trui, behalve Froome, heeft al eens op de grond geleden en Cancellara en Martin hebben met botbreuken de ronde al moeten verlaten. Benieuwd hoe het de komende dagen met Froome gaat. In Le Havre deed Stybar wat hij wel vaker doet, heel slim zijn. Hij viel op het juiste moment aan. Niemand reageerde en alle knechten waren verdwenen, dus had hij zomaar een flink gat geslagen. Weer een mooie overwinning voor hem, zijn palmares als wegwielrenner ziet er steeds beter uit. Etappe 6 was best gezapig, de zevende etappe ook op de finale na en nu krijgen we waarschijnlijk weer een hele gezapige etappe. We koersen richting Bretagne en het is overwegend vlak. Als dit geen massasprint wordt weet ik het ook niet meer.

sqM35Vt.png
PROFIL.png

Een stukje ten zuiden van Le Havre start deze etappe. Livarot is een heel klein dorpje met maar 2000 inwoners, dat vooral bekend is vanwege de kaas die hier wordt geproduceerd. De Livarotkaas heeft een oranje korst en een kruidige geur. Schijnt van alle kazen uit Normandië de sterkste smaak te hebben. Deze kaas heeft zelfs een bijnaam, Le Colonel. Het aroma van de kaas zou doen denken aan koemest. Ik weet niet of ik het nu nog wel een goede kaas vind eigenlijk. Zit superveel vet in en wordt gemaakt van koemelk, lijkt me allemaal erg nuttig om te weten. Dit dorpje is een debutant in de Tour, voor het eerst komt de organisatie hier langs. Er zal veel kaas worden gegeten. Niet door de renners, een product met 40% vet is niet goed voor onze anorexiapatiënten. Livarot heeft nog wel een schattig kerkje en kaas dus, vooral heel veel kaas.

%C3%89glise_de_Livarot.jpg
Petit-livarot.jpg

Zoveel echte ritten voor de sprinters zijn er niet, maar dit is er zeker een. Toch is deze rit ook niet helemaal vlak, er moeten nog wel een paar heuveltjes overwonnen worden. De eerste heuvel komt na 12 kilometer koers en hier is ook meteen een puntje te verdienen voor de bergtrui. De Côte de Canapville is 1,9 kilometer lang en 4,7% gemiddeld. Via deze côte komen we uit in Vimoutiers, de plaats waar de Franse semi-klassieker Paris-Camembert finisht. In de koers komt de Côte de Canapville ook voor. Het zal bekend terrein zijn voor enkele renners. Enkele winnaars van Paris-Camembert die nu ook rondrijden in de Tour zijn Valverde, Fedrigo, Coquard en de ontzettend bekende Pierre-Luc Périchon. Vimoutiers is een dorpje dat werd verwoest in de Tweede Wereldoorlog. Als constante herinnering aan dit feit is er nog een Duitse tank te vinden in dit dorp.

Char_Tigre_de_Vimoutiers_2010-10_(4).jpg

De wedstrijd Parijs-Camembert finisht hier, dat wil dus zeggen dat Camembert in de buurt moet zijn. Dat is uiteraard ook zo, we zouden kunnen spreken van een kaasetappe. De renners rijden niet dwars door Camembert, maar er wel langsaf. Geen schimmelkaas voor de coureurs. Er wordt verder gefietst richting het zuiden, waar na 34 kilometer Chambois wordt gepasseerd. Ook in Chambois werd gevochten tijdens de tweede wereldoorlog. De Duitsers werden hier flink in de pan gehakt. Is tegenwoordig geen sprake meer van, de Duitsers winnen zowat alle ritten. Het gaat stiekem toch best een beetje op en af deze etappe, helemaal vlak mag je het niet noemen. Veel zullen de renners er ongetwijfeld niet van merken, meer dan vals plat wordt het niet. De renners rijden richting de tussensprint in Argentan, waar de links met de Tweede Wereldoorlog ook niet te missen is. Meteen na de invasie van de geallieerden in Normandië werd Argentan platgebombardeerd. Bleef niet veel van over. Gelukkig zijn er nog wel wat mooie gebouwen overgebleven. Een chateau en een mooie kerk bijvoorbeeld.

Argentan_-_Saint_Germain_Church_-_1.JPG

De tussensprint is al vroeg in de etappe, na 65 van de 190 kilometer. De renners rijden Argentan uit richting het zuiden. Het gaat kilometers lang rechtdoor en stiekem loopt het de hele tijd een beetje omhoog. Na 88 kilometer wordt Carrouges gepasseerd en hier staat een mooi chateau. Zal ongetwijfeld uitgebreid in beeld worden gebracht. Van Carrouges gaat het richting Couptrain en in Couptrain hebben we al enige kilometers Normandië achter ons gelaten. We fietsen nu tijdes in Pays de la Loire, om preciet te zijn in het departement Mayenne. Over redelijk rechte wegen gaat het nu richting Lassay-les-Châteaux waar de koers na 127 kilometer passeert. Richting dit dorpje loopt het weer licht omhoog, het is de hele dag een beetje vals plat omhoog of omlaag. Stiekem toch nog best gemeen. De naam van dit dorpje zegt eigenlijk genoeg. Er zijn hier meerdere kastelen te vinden.. Le château de Lassay is toch wel de mooiste.

5184219160_18b0e0b908_b.jpg

Het gaat nu eigenlijk in een rechte lijn richting de finishplaats. Langs dorpjes als Chantrigné en Ambrières-les-Valléés richting Gorron. Je moet erg je best doen om iets enerverends van deze etappe te maken. Het is dat je af en toe een kasteel tegenkomt, verder heeft dit heel veel kans om een totaal geschiedenisloze etappe te worden. Er zitten nog een paar kleine hoogteverschillen hier, maar niet echt iets waar renners gaan lossen. Het is een eindeloze tocht door ruraal Frankrijk. Na 171 kilometer komen we door Saint Ellier du-Maine. We verlaten dan bijna Pays de la Loire en komen uit in Bretagne. Net voorbij Saint Ellier du-Maine gaat het nog even een klein beetje omhoog, maar ook dit mag weer niet echt een naam hebben. Tussen de maïsvelden door gaat het nu richting Fougères. We nemen de touristische route via La Chapelle-Janson. Daar komen we 10 kilometer voor de streep doorheen en dit gedeelte van het parcours is even wat bochtiger. De finale zal wel snel zijn, want na het laatste stukje omhoog van de dag gaat het alleen nog maar naar beneden. Niet verschrikkelijk steil, maar toch genoeg om het peloton nog harder te laten gaan dan normaal.

ozxuJWS.png

De slotkilometers kennen niet zoveel bochten, maar toch is het nog even opletten. De wegen zijn in de finale niet zo breed als de renners gewend zijn geraakt de afgelopen dagen. Met vijf treintjes naast elkaar is niet altijd mogelijk. Op zo'n beetje 4,5 kilometer van de streep wordt de weg breder, hier kan de voorbereiding op de sprint pas echt helemaal beginnen. Op vier kilometer van de streep krijgen de renners te maken met een rotonde, die ze links mogen nemen. Na de rotonde is er een vluchtheuvel, dus het is nog wel even een punt om goed naar te kijken. Vervolgens gaat het iets meer dan een kilometer rechtdoor, tot de volgende rotonde. Bij deze rotonde gaan de renners rechtdoor en nemen ze de rechterkant van de rotonde, zoals het hoort. Na deze rotonde is het duidelijk te zien dat de weg naar beneden loopt. De snelheid zal hier best extreem hoog zijn. Twee kilometer voor de finish volgt weer een rotonde. Deze mogen de renners aan beide kanten nemen, maar rechts lijkt het beste idee. Na deze rotonde lijkt de weg dan stiekem weer een klein beetje op te lopen. Klein stukje maar, daarna daalt het af richting de boog van de laatste kilometer. Op 900 meter van de streep krijgen we de vierde rotonde, hier gaan we rechts. Niet veel verder is er nog een rotonde en daar gaan we dan weer naar links. Ongelukkig vluchtheuveltje daar, maar dat zal wel weer verwijderd worden. Het is nu praktisch rechtdoor richting de streep. Het laatste stuk loopt weer lichtjes omhoog, niet helemaal een vlakke sprint. In de slotkilometer overwinnen we toch nog 16 hoogtemeters. De finish is eigenlijk ergens in een buitenwijk van Fougères, er is in deze straat en de directe omgeving niets fraais te ontdekken.

2013060619_Etape-12_ville-depart_fougeres.jpg

Best een rare plek om te finishen, want Fougères heeft genoeg te bieden. Vooral het kasteel valt op, het is enorm groot en nog in enorm goede staat. Gebouwd op een rots, vroeger omgeven door een moeras. Daarom nogal goed te verdedigen en nogal slecht aan te vallen. Dit kasteel heeft 13 torens, best veel zou je kunnen zeggen. De kasteelmuren staan ook nog fier overeind, het is om je vingers bij af te likken. Daarnaast heeft Fougères, een stad in Bretagne met 20.000 inwoners ook nog een prima centrumpje met wat leuke kerkjes. Het heeft niet echt een lange historie in de Tour, het is pas de tweede keer dat hier een rit aankomt. De eerste keer was in 1985, toen hier een ploegentijdrit eindigde die begon in Vitré. In Vitré staat ook zo'n mooi kasteel, maar dit geheel terzijde. In 2013 was de Tour voor het laatst in Fougères. Toen vertrok hier de 12e rit, die zou eindigen in Tours. Marcel Kittel pakte in Tours zijn derde ritzege van die Tour. Leuk stadje wel, niet alleen door het kasteel. De finish had wel ergens kunnen liggen, niet in zo'n grijs wijkje ergens aan de buitenkant. Enfin, een finish in een grijs wijkje past dan wel weer bij de waarschijnlijk saaie, grijze etappe die we gaan krijgen.

Fougeres_Schloss_Sueden.jpg

Dit is natuurlijk een saaie etappe. Zelfs met heel veel wind is daar niets meer van te maken, het gebied is minder open dan de afgelopen dagen. Harde wind zal er ook niet echt zijn, dus we hoeven nu helemaal geen rekening te houden met waaiers. Ook wel een keer fijn, zonder verwachtingen kijken. De neerslagkans is precies 0%, ook makkelijk. Het wordt weer wat warmer, we gaan richting de 27 graden. Prima dagje voor de renners waarschijnlijk. Misschien een keer wat meer rust, op de finale na dan. Met een stuk kaas tussen hun kiezen vertrekken de renners om 12:40 uit Livarot en tien minuten later is de echte start. Als ze een beetje doorfietsen zouden ze tussen 17:09 en 17:35 in Fougères moeten zijn. Sporza zal er om 14:15 weer bij zijn, maar je kan ook gerust pas rond een uur of 4 inschakelen.

Dit wordt een etappe voor de sprinters, dat is duidelijk. Toch is het niet een totaal vlakke sprint, in de slotkilometer loopt het nog een beetje omhoog. Het is niet veel, maar de renners die nu te vroeg aangaan zullen nogal snel stilvallen. Deze aankomst is wel in het voordeel van mannen als Degenkolb en Kristoff, de mannen met heel veel macht. Uiteindelijk vast nog te makkelijk voor Degenkolb, maar Kristoff moet je zeker niet uitvlakken. Cavendish zal ondertussen ook wel eens een rit willen winnen, na het twee keer te verprutsen zou het nu driemaal scheepsrecht moeten zijn. Greipel is ondertussen de grootste favoriet, na zijn overwinningen. Een sprint die een klein beetje omhoog loopt kan hij ook perfect aan.
1. Greipel. Als je al twee ritten hebt gewonnen verdien je het ondertussen wel om op 1 te komen bij mijn fantastische voorspelling die nooit klopt. Sorry dat ik je jinx, André. Entschuldigung.
2. Kristoff. Deze aankomst lijkt me best geschikt voor de sterke, eigenlijk ook best geblokte Noor. Het loopt een klein beetje omhoog, dat heeft Kristoff toch wel nodig als de etappe verder niet zo zwaar is geweest. Als hij niet te vroeg aangaat kan hij best dicht in de buurt komen of zelfs winnen.
3. Cavendish. Zal je zien dat hij nu wel gaat winnen, als ik hem een keer niet op 1 zet. Echt teleurstellend tot nu toe. Een keer te vroeg gegaan en een keer op waarde geklopt. Hij wint nog steeds heel veel, maar de echte topsnelheid lijkt weg te zijn. Kan zomaar zijn dat hij nu mijn ongelijk gaat bewijzen, altijd leuk. Ultieme motivatie, lijkt het.
4. Sagan. Een keer geen tweede plaats. Het kan niet altijd feest zijn natuurlijk. Als die andere jongens allemaal hun ding doen lijkt hij me de vierde. Toch doen ze nooit allemaal hun ding en zal hij vast weer tweede of derde worden, maar afijn.
5. Degenkolb. John heeft het ook nog niet echt en dat kan je zeggen van de hele ploeg. Zonder Veelers en Kittel is het blijkbaar toch een heel ander verhaal. Misschien dat ze het nu wel weer op de rit krijgen, maar dan is deze aankomst eigenlijk nog steeds niet lastig genoeg voor Degenkolb. Hij is al 2e, 4e en 6e geweest. Om voor de grote straat te gaan moet hij nu dan maar 5e worden.

Etappe 8: Rennes - Mûr-de-Bretagne, 181,5 km

Na een paar saaie etappes krijgen we nu eigenlijk weer gewoon een saaie etappe. De afgelopen dagen hebben we massasprints gehad en een sprint met een wat lastigere aankomst. De aankomst van deze rit zal nog even wat lastiger zijn, maar aangezien er daarvoor weinig geklommen hoeft te worden wordt het alsnog een flinke sprint met een heel grote groep. Aankomst op een steil klimmetje in Mûr-de-Bretagne, waar Contador al een keer dacht te winnen. Benieuwd of het hem nu dan wil lukken.

mPgYiN2.png
PROFIL.png

Het départ van de achtste etappe is in Rennes, een stad in Bretagne met 210.000 inwoners. Ligt best dicht in de buurt van de finishplaats van etappe 7, Fougères. Rennes is de hoofdstad van Bretagne en in de metropool wonen meer dan 600.000 mensen. Tiende stad van Frankrijk op dat gebied. Het is een stad met veel studenten en een stad met redelijk wat industrie. De binnenstad is een lust voor het oog, helaas voor de renners fietsen ze niet dwars door het centrum. De Tour doet Rennes graag aan. De laatste keer is echter alweer een tijd geleden, 2006. Sergei Honchar won de individuele tijdrit over 52 kilometer richting Rennes. 12 jaar daarvoor won Gianluca Bortomali een rit in Rennes. Andere winnaars in Rennes zijn onder andere Greg Lemond, Marino Basso en Rik Van Steenberge. De laatste keer dat er een rit vertrok in Rennes was daags na de overwinning van Gianluca Bortolami in 1994. Meer dan 20 jaar heeft het dus geduurd voor er weer eens een rit vertrekt in Rennes. Er wordt een flink rondje door Rennes gefietst, maar de hoogtepunten van de stad worden overgeslagen. Ze fietsen wel langs de universiteit, misschien dat de renners daardoor geïnspireerd worden.

Rennes_place_de_la_R%C3%A9publique_DSC_4521.JPG

Buiten Rennes, in Montgermont, begint de koers echt. Het eerste deel van de rit is niet echt interessant. Er worden een paar mooie Bretonse dorpjes aangedaan, maar verder is er niet veel te melden. Na 25 kilometer wordt Bécherel gepasseerd, typisch dorpje voor deze streep. Ziet er allemaal prima uit. We fietsen nu een beetje op de grens tussen twee departementen. Van start gingen we in het departement Ille-et-Villaine, maar over een paar kilometer gaan we uitkomen in Côtes-d'Armor. De renners nemen nogal een omweg, er wordt vandaag bepaald niet gekozen voor de snelste route. Dankzij deze omweg komen de renners na 50 kilometer uit in Saint-Méen-le-Grand. Niet echt een heel spannend dorpje, maar wel een schattig centrumpje. Kan zo op een ansichtkaart. Een paar kilometer na dit dorpje fietsen de renners dan het departement Côtes-d'Armor binnen.

Saint-Meen.jpg

Er wordt even een stukje naar het noorden gereden en dorpjes als Plumaugat en Broons worden gepasseerd. Niet echt bijster veel te beleven hier. Dit gedeelte van de etappe kan je wel overslaan. Na 90 kilometer komen de renners door Le Gouray en na dit dorpje mogen de renners gaan klimmen. De Côl du Mont Bel-Air wordt aangedaan, een heuveltje van anderhalve kilometer aan 5,7%. Om bij dit klimmetje te komen verlaten we even de normale weg en komen we op een slechte weg terecht, die van de ellende zowat uit elkaar valt. Dit is maar een kort stukje, na een tijdje ligt er gewoon prima asfalt. Je moet er wel iets voor over hebben om bij de goede lucht uit te komen natuurlijk. Op de top van dit klimmetje staat een mooi kapelletje. Wie weet komen we Will Smith ook nog tegen. De afdaling van dit klimmetje brengt ons richting Moncontour, waar de tussensprint van de dag is. Moncontour is een oud vestingstadje en de overblijfselen daarvan zijn nog goed te zien. Prachtig dorpje. Net iets buiten Moncontour, in Gare du Moncontour, is na 108 kilometer de tussensprint.

arton332.jpg?1376989866

Na de tussensprint loopt het langzaam weer een beetje omhoog. Het gaat hier altijd een beetje vals plat omhoog of vals plat naar beneden. Weinig bochten wel, grotendeels rechtdoor. Pas in Loudéac, na 130 kilometer, een paar rotondes en bochten. We rijden nu ineens richting het zuiden en verlaten na 144 kilometer het departement Côtes-d'Armor even. Een kilometertje of 20 fietsen we nu door Morbihan en veel spannends komen we daar niet tegen. Paar kleine dorpjes onderweg, paar bossen. Dit deel van het parcours is ook best vlak, het zal een lange sprint worden richting Mûr-de-Bretagne. Geen al te brede weg tot het dorpje Neulliac op 15 kilometer van de streep. Daarna wordt de weg breder en gaat het volledig rechtdoor tot Mûr-de-Bretagne. Acht kilometer lang rechte weg, tot we na 174 kilometer uitkomen in dit dorpje. Dan zijn we nog niet bij de finish, die ligt buiten het dorpje en daar fietsen we met een omweg naartoe.

PROFILKMS.png
PROFILCOLSCOTES_1.png

In de laatste kilometers krijgen de renners nog met flink wat bochten te maken. Op een kilometertje of 6 van de streep de eerste en daarna nog een paar flauwere bochten. De klim begint pas echt op twee kilometer van de streep, maar in de straten van Mûr-de-Bretagne loopt het al licht omhoog. Rond 5 kilometer van de streep een klein stukje in dalende lijn, maar dat zal niet lang duren. Op 4,5 kilometer van de meet krijgen de renners te maken met een echt scherpe bocht. Via een smal weggetje bereiken de renners daarna een brede N-weg en hier loopt het weer verder omhoog. Blijft licht omhoog lopen tot twee kilometer van de streep. Hier maken de renners een flinke bocht naar rechts en begint de slotklim echt. De slotklim is twee kilometer lang en 6,9% gemiddeld. Het venijn zit meteen in het begin. De weg ziet er niet steil uit omdat het bijna twee kilometer lang rechtdoor gaat, maar steil is het zeker. De eerste kilometer van de klim komt het bijna niet onder de 10%. Zelfs een paar stukjes aan 12%. In de slotkilometer zit nog twee flauwe bochten, maar het is best moeilijk om als aanvaller uit het zicht te raken. De slotkilometer is minder lastig, vooral richting de streep wordt het bijna vlak. Tot 500 meter van de streep wordt de 5% nog wel gehaald, maar de laatste 500 meter is het gemiddeld nog maar een procent of twee. De echt explosieve mannen zullen er vroeg aan moeten beginnen. De finish ligt ergens midden in een weiland.

Stage4-Mur-2km-15percent.jpg

Mûr-de-Bretagne is een klein dorpje met 2000 inwoners. Het is een dorpje waar niet veel te doen is. We finishen ook helemaal niet in het dorpje zelf, maar op het klimmetje buiten het dorp in het midden van het niets. Mûr-de-Bretagne heeft geen lange historie in de Tour, er vertrok hier nog nooit een rit. Eén keer kwam er een rit aan, dat was in de Tour van 2011. Contador was de eerste die hier een knuppel in het hoenderhok gooide, op 1400 meter van de streep. Er werd meteen op gereageerd door onder andere Gilbert, waardoro het weer stilviel. Daarna waagde Uran een poging, maar ook dat werd niet echt een groot succes. Jurgen van den Broeck ging op kop rijden voor Gilbert, Evans zat in zijn wiel maar liet een gat vallen. Daarna ging Gilbert zelf achter zijn ploeggenoot Van den Broeck aan, dat was echt fantastisch. Vooral omdat Gilbert helemaal niet won, hij werd vijfde. Evans ging de sprint aan en Contador zat in zijn wiel, probeerde er nog langs te komen en dacht dat dat lukte. Bertje stak zijn hand de lucht in, maar uiteindelijk bleek Evans toch gewonnen te hebben. Vino werd derde, de geblokte Noor Hushovd werd zesde. Best een pittige klim, er kwamen maar 9 renners aan in dezelfde tijd. Toch zat Hushovd wel bij die renners, je kan soortgelijke renners tijdens deze rit dus niet uitvlakken.

tdf11st4_contador_evans.jpg

Zaterdag zal het waarschijnlijk droog zijn. Wel een beetje bewolking, maar daar is verder niets mis mee. Weinig wind, graadje of 23 in Rennes. In Mûr-de-Bretagne waarschijnlijk hetzelfde weer. Weinig wind, geen regen, ook zo'n beetje 23 graden. Prima fietsweer. De start is om 12:40 in Rennes en we rijden liefst 20 minuten door deze stad voor we bij kilometer 0 aankomen. Tussen 17:07 en 17:32 worden de renners boven op de slotklim buiten Mûr-de-Bretagne verwacht. Ondanks dat het weekend is zullen we er weer niet integraal bij zijn. Net als de afgelopen dagen kan je de tv om 14:10 weer aanzetten. Niet dat je iets mist in dat uur dat de koers niet uitgezonden wordt, op de slotklim na zal het waarschijnlijk verschrikkelijk saai zijn.

De vorige keer dat we aankwamen op Mûr-de-Bretagne waren het toch vooral de klassementsmannen die de dienst uitmaakten. Evans, Contador, Vinokourov, Uran, Frank Schleck, Samuel Sanchez, Jurgen van den Broeck en Andreas Klöden zaten in de eerste groep. Verder zaten alleen Gilbert en Hushovd in deze groep. In principe moet het nu dus weer voor de klassementsmannen zijn, ware het niet dat er nu met Sagan en Degenkolb wel wat meer sterk klimmende sprinters zijn. De eerste kilometer van de klim is wel wat zwaar voor Degenkolb, maar als daar wat rustiger wordt gereden kan hij wel overleven. Ook voor de Van Avermaetjes en de Gallopins van deze wereld kan dit wel een interessant klimmetje zijn.
1. Valverde. Zo goed is Piti niet bezig, maar toch denk ik dat deze laffe donder toch nog z'n ritje gaat pakken. Dit is wel perfect voor hem, goede wiel pakken op het steile stuk en daarna lafjes sprinten richting de streep. Misschien zelfs vroeg aanvallen, maar dat zou dan wel weer wereldschokkend zijn. Ik noem hem eigenlijk ook alleen maar omdat ik Froome niet weg zie blijven op dat laatste minder steile gedeelte en Sagan nu eenmaal niet kan winnen.
2. Sagan. Een nieuwe tweede plaats voor Sagan, echt fantastisch. Dit klimmetje is best pittig, maar als Hushovd dat in 2011 kon dan kan Sagan het in 2015. Op de een of andere manier is er alleen vaak wel iemand in de buurt die dan net weer even wat sneller is of nog net ontsnapt. Arme Peter.
3. Froome. Als het de vorige keer tussen Evans en Contador ging zal die lelijke klaphark van een Froome nu ook wel vooraan te vinden zijn. Hij zal wel weer met zijn lachwekkende koffieverzetje een aanval plaatsen, maar in principe moet hij toch dan in dat vlakkere stuk weer ingelopen worden. Of hij wacht gewoon en doet dan een poging in de sprint, maar dan lijkt het me helemaal uitgesloten dat hij wint. Tenzij hij net als een paar dagen terug iedereen aan de kant beukt, dan is alles mogelijk.
4. Gallopin. Was al goed in Huy en ook in Le Havre was hij van voren te zien. Hij zal nu wel weer goed vooraan meedoen, begint ondertussen logisch te worden.
5. Rodriguez. Ik denk dat hij wel een poging gaat doen om vroeg aan te vallen, daarna zal hij een tijdje wegblijven om in de laatste meters toch nog ingelopen te worden. Achja, hij heeft al een rit te pakken, hij moet niet aan de gang blijven natuurlijk.

Etappe 9: Vannes - Plumelec, 28 km (TTT)

Aan het eind van de eerste week krijgen we een ploegentijdrit. Best opvallend, normaal is een ploegentijdrit vaak aan het begin van een grote ronde. Dit heeft een nogal praktische reden, dan is er weinig kans voor renners om uit te vallen. Ondertussen zijn er al redelijk wat renners uitgevallen en zijn enkele ploegen best zwaar getroffen. Orica GreenEDGE is een van die getroffen ploegen. Normaal doen ze altijd mee om de overwinning in een ploegentijdrit, maar daar kan nu geen sprake meer van zijn. Ze zijn nog met zes en een van die zes is ook nog eens half kreupel. Etixx mist grote motor Tony Martin en ook de locomotief van Trek ontbreekt. Het is een beetje een ontsierde ploegentijdrit. Er zijn renners speciaal voor deze ploegentijdrit meegenomen, maar veel van deze renners hebben al op de grond gelegen en sommige renners zijn er niet eens meer bij. Movistar dacht zo slim te zijn om Dowsett mee te nemen, maar ook hij is al eens flink gevallen en het is maar afwachten of hij nu in staat is nog iets bij te dragen. Ook Lotto Djumbo heeft een probleem nu redelijk goede tijdrijders als Kelderman en Kruijswijk half gehandicapt rondrijden. Ploegentijdritje aan het eind van de eerste week, eerlijk gezegd niet zo'n goed idee.

PROFIL.png
rs3UYNT.png

Deze ploegentijdrit zal starten in Vannes, een stad in Bretagne met 55.000 inwoners. Het is de stad waar Benoit Vaugrenard geboren is, een renner van FDJ die op dit moment rondfietst in de Tour. Een erg opvallende renner is het niet, de laatste jaren vooral een knecht. In een wat verder verleden won hij nog wel eens wat wedstrijden. Vannes is een stad met een redelijk grote historie in de Tour. Er zijn hier al best veel ritten vertrokken. Ook wat ritten aangekomen, maar die zijn in de minderheid. De laatste winnaar in Vannes is de Belg Wilfried Nelissen die in 1993 in de straten van Vannes wist te winnen. Iets minder dan 40 jaar daarvoor werd een rit met aankomst in Vannes gewonnen door de Fransman Jacques Vivier. Voor de volgende rit die aankwam in Vannes moet je dan weer terug naar 1931. Rond die tijd kwam er ieder jaar wel een rit aan in deze stad, maar daarna is Vannes een beetje uit de Tour verdwenen. In 2000 vertrok er voor het laatst een rit in Vannes, die rit eindigde in Vitre en werd gewonnen door de Duitser Marcel Wüst. 15 jaar later is de Tour dus terug in Vannes en nu met een ploegentijdrit. Een ploegentijdrit over een glooiend parcours, met dus een start in Vannes, waar de starten aan het Place de la Libération en kort na de start al een bochtje krijgen. De renners rijden door het oude stadscentrum en komen langs prachtige vakwerkhuisjes. Al vrij snel komen ze bij een rotonde uit, waar ze scherp naar links mogen en daarna komen ze terecht op de weg die ze langs de oude stadsmuren brengt. Prachtige route in Vannes.

Vannes_Remparts.jpg

Over een brede weg zonder veel obstakels en bochten verlaten de renners Vannes. Het is hier nog vlak, goed moment om warm te draaien voor alles dat nog komen gaat. Net buiten Vannes wel een flinke rotonde, waar je toch wel goed moet sturen. Na deze rotonde gaat het een paar kilometer rechtdoor, tot kilometer 7, waar er een scherpe bocht naar links is. De renners komen nu op een wat bochtigere weg terecht en al vrij snel begint het omhoog te lopen. Na 9 kilometer komen de renners langs Saint-Avé en vlak voor dit dorpje moeten ze door een klein, smal tunneltje. In Saint-Avé zitten er een paar listige bochten kort na elkaar en daarna ook nog een rotonde. Vervolgens komen de renners weer op een brede weg terecht en gaan ze op weg naar het eerste tussenpunt. De eerste tijdsmeting is in Lesnevé en Lesnevé is precies helemaal niets. Het is geen dorp, het is geen gehucht, het is eigenlijk helemaal niets. Een klein straatje. Beetje een willekeurige plaats om de tijd op te meten, maar er zal vast een idee achter zitten. Het loopt gestaag verder omhoog, van 30 meter in Saint-Avé naar 134 meter boven de zeespiegel in Monterblanc. Een paar kilometer voor Monterblanc komen de renners al boven. Dat wil dan toch zeggen dat ze in een kilometer of drie meer dan 100 hoogtemeters overwinnen. Toch net even iets meer dan vals plat omhoog.

B9k3PxB.png
qXnYozW.png

Erg ingewikkeld is het parcours hier niet. Het gaat omhoog, zonder veel bochten. Richting Monterblanc, waar de ploegen na 15 kilometer passeren, wel wat meer bochten. Niet echt lastige bochten, prima te doen. Eén bocht die wat scherper is, maar in de bocht loopt het licht omhoog, dus ook dat moet geen probleem zijn. De renners rijden op een paar kilometer lang op een plateautje en voorbij Monterblanc wordt er even afgedaald. Van 134 meter hoogte in Monterblanc naar 71 meter in Kermabolivier. In Kermabolivier passeren de ploegen na 18,5 kilometer, iets minder dan 10 kilometer van de streep. De afdaling is heel simpel, rechtdoor naar beneden. Een echte afdaling is het ook niet, het lijkt haast niet naar beneden te lopen. Eenmaal voorbij het gehucht Kermabolivier loopt het weer omhoog. Drie kilometer klimmen richting La Croix Peinte. Halverwege dit klimmetje komen de ploegen langs Le Croiseau, waar de tweede tijdsmeting is. Dit tussenpunt is na 20,5 kilometer, op 7,5 kilometer van de streep. Er zitten hier een paar bochten in het parcours, maar omdat het toch wat omhoog loopt is dat prima te doen. Tussen Kermabolivier en La Croix Peinte overwinnen de renners in drie kilometer 60 hoogtemeters. Dat stelt dus qua percentages niet veel voor, redelijk vals plat omhoog.

u0zZP5W.png

Eenmaal boven volgt er een afdaling van 5,5 kilometer richting Cadoudal, net buiten Plumelec. Deze afdaling is redelijk bochtig, met een paar bochten die redelijk lastig kunnen zijn. De renners dalen in 5,5 kilometer 70 meter af, dus erg steil naar beneden is het niet. Goede verkenning is in ieder geval wel belangrijk, want de renners zullen hier met een hoge snelheid rondrijden en dan is het wel handig al die bochten goed in je geheugen te hebben. Eerste deel van deze afdaling, als je het zo mag noemen, is ook door een bos, waardoor het net even wat minder goed te zien is hoe de weg loopt na een bocht. Vlak voor de renners beneden in Cadoudal zijn nog een lastige bocht naar links, maar met een beetje verkenning moet dat ook geen probleem zijn. In het gehuchtje Cadoudal zelf nog een scherp bochtje naar rechts, over de rivier La Claie.

t0EIzed.png
5w0ZwhY.png

In Cadoudal is het nog 2 kilometer tot de finish, op de Côte de Cadoudal. Meteen na het oversteken van het riviertje La Claie begint de weg op te lopen. De klim is volgens de organisatie 1,7 kilometer lang aan 6,2% gemiddeld, maar op twee kilometer van de streep begint de klim eigenlijk al. Het eerste deel van dit klimmetje gaat het rechtdoor omhoog. Een stukje aan 6,6%, daarna 500 meter aan 5,8% en het zwaarste stuk komt net na het passeren van de boog van de laatste kilometer. 500 meter aan 7,2%, met nog een paar bochten erbij. In de laatste kilometer een makkelijke bocht naar links en op een meter of 300 van de streep nog een scherpere bocht naar rechts. Dit laatste stuk is minder steil, nog maar een procentje of twee. We finishen ergens in het midden van het niets, buiten Plumelec. Troosteloze plaatsen om te finishen wel de laatste dagen. Enfin, merk je door al die hekken en het publiek niets van.

PROFILKMS.png
PROFILCOLSCOTES_1.png
ggwcUmd.png

Deze redelijk korte ploegentijdrit is door al dat klimwerk nog wel redelijk lastig. Het is nooit echt enorm klimmen, maar al dat vals plat gaat toch in de benen zitten. Vooral als je dan aan het eind nog een echte klim te verwerken krijgt. Geen heel technisch parcours, je hoeft er niet echt heel goed voor te kunnen sturen. Grote stukken rechtdoor en de meeste bochten zijn best simpel. De finish ligt eigenlijk net buiten Plumelec. Op de achtergrond is dit dorpje met 2750 inwoners wel te zien. Als je kijkt naar het inwonersaantal van Plumelec is het best opvallend dat dit dorpje al vaker is aangedaan in de Tour. Voor het laatst in 2008. De eerste etappe van de Tour van 2008 vertrok in Brest en eindigde in Plumelec. Of beter gezegd, de etappe eindigde op de Côte du Candoudal. Precies dezelfde aankomst in 2008 als we nu gaan krijgen, via Cadoudal twee kilometer klimmen. Alejandro Valverde won die rit in 2008, hij plaatste op het juiste moment een aanval en wist onder andere Philippe Gilbert en Jerome Pineau af te houden. Kim Kirchen leek een tijd op weg naar de overwinning, maar zijn aanval bleek toch te vroeg en de demarrage van Piti was perfect getimed. In 1997 was er ook een rit met aankomst in Plumelec, deze rit werd gewonnen door Erik Zabel. Plumelec heeft ook een eigen wedstrijd, Grand Prix de Plumelec-Morbihan. Deze koers komt ook ieder jaar aan op de Côte de Cadoudal. De laatste jaren werd deze wedstrijd gewonnen door Julien Simon, Samuel Dumoulin en in 2015 door de winnaar van etappe 8, Alexis Vuillermoz. Deze Fransman heeft dus wel vaker laten zien dat hij aardig aan kan komen op zo'n klim.

42872.jpg

Het zal waarschijnlijk droog zijn tijdens deze ploegentijdrit. De neerslagkans is precies 0%. Erg warm zal het niet worden, graadje of 21 in de middag. Er schijnt wel een aardig windje te zijn. Rond vijf uur zou het harder waaien dan rond drie uur, maar die voorspellingen blijken wel vaker op niks te trekken. Het weer zal, als ik het nu zo bekijk, waarschijnlijk niet heel veel invloed hebben. Om 15:00 zal Orica GreenEDGE het spits afbijten. In het roadboak staat deze ploeg groot afgebeeld, dat blijkt achteraf nogal een jinx te zijn geweest. Orica is de ploeg die het meest geraakt is door alle valpartijen van de eerste week. Normaal een ploeg die altijd voor de overwinning gaat in een ploegentijdrit, nu hebben ze nog maar 6 man over. Dat gaat geen groot succes worden. Sporza en de NOS zullen er rond een uur of drie ook wel bij zijn. Team Sky is de ploeg die als laatste vertrekt, om 16:45. Kort Tourdagje, met daarna een rustdag.

15:00 Orica GreenEDGE
15:05 Bretagne - Seche Environnement
15:10 Lampre - Merida
15:15 FDJ
15:20 Team Europcar
15:25 Bora-Argon 18
15:30 Lotto-Soudal
15:35 IAM Cycling
15:40 MTN-Qhubeka
15:45 Lotto Djumbo
15:50 Trek Factory Racing
15:55 Astana Pro Team
16:00 Team Cannondale-Garmin
16:05 Cofidis, Solutions Credit
16:10 Team Katusha
16:15 Movistar Team
16:20 Team Giant-Alpecin
16:25 AG2R La Mondiale
16:30 Etixx-Quick Step
16:35 Tinkoff-Saxo
16:40 BMC Racing Team
16:45 Team Sky

Normaal schrijf je bij een ploegentijdrit altijd Orica en Quick Step op. Dat gaat nu een lastig verhaal worden, de eerste week heeft zijn sporen toch wel nagelaten. Quick Step is de grootste motor kwijt, Tony Martin. Tel daar dan nog bij op dat de wereldkampioen Lollerkowski echt lachwekkend slecht aan het rondfietsen is en die ploeg kan je eigenlijk al bijna afschrijven. Orica is liefst drie man kwijt en Matthews is ook nog steeds half kreupel. Zo zijn er wel wat meer ploegen gehavend, Trek bijvoorbeeld. Mollema likte zijn vingers waarschijnlijk af bij het idee dat hij Cancellara aan zijn zijde had tijdens de ploegentijdrit, maar dat is ook weer even net wat anders gelopen. De ploegen die nog weinig mee hebben gemaakt zijn hier uiteraard in het voordeel, dan kan je denken aan ploegen als Sky en BMC, die eigenlijk niet veel hebben meegemaakt en normaal al best goed presteren in ploegentijdritten.
1. BMC. Ik lees overal dat BMC de grote favoriet is. Wie ben ik dan om daar tegen in te gaan. In ieder geval wel een hele sterke ploeg, met bijna alleen maar jongens die echt hard kunnen fietsen. Wyss, Schär en Quinziato kunnen in het eerste deel flink doorfietsen, mogen Van Garderen, Caruso, Dennis, Sanchez en d'n Olvarit het afmaken. Ook nog Oss erbij, sterke ploeg.
2. Sky. Hebben nog weinig meegemaakt, iedereen is nog heel. Met Froome, Kennaugh, Rowe, Stannard en Thomas Geraint ook best sterke renners voor zo'n ploegentijdritje. Porte zal waarschijnlijk na twee kilometer lossen, maar dat mag de pret niet drukken. König kan dit werk ook wel aan. Onze Wout dan weer niet, maar die zien we vast in de Pyreneeën wel. Froome moet alleen oppassen dat hij niet weer zijn hele ploeg op gaat blazen op een van die klimmetjes. Tactisch dom als hij is kan dat wel gebeuren natuurlijk.
3. Movistar. Doen het altijd goed in een ploegentijdrit, nu ook natuurlijk. Wel lullig, neem je Dowsett mee speciaal met het oog op de ploegentijdrit, gaat hij hard op zijn plaat. Geen idee hoe het nu met hem is, maar veel hoeft het ook niet uit te maken. Altijd Malori en Castroviejo nog, geweldige motoren. Gorka Izagirre is ook ijzersterk bezig dit jaar en ook in deze Tour al, hoewel je 'm niet vaak zit. Valverde kan dit werk ook wel aan. Nairito gaat gewoon in het laatste wiel zitten en laat zich lachen meezuigen richting Plumelec.
4. Astana. Ondanks dat de boeven van Vino nog niet echt lekker bezig zijn hebben ze wel een uitstekend ploeg voor dit werk. Boom, Westra, Taaramae, Kangert, Grivko, die weten wel wat hard fietsen is. Nibali heeft ook wel wat goed te maken na etappe 8, moet wel een aardig resultaat worden.
5. Tinkoff-Saxo. Bertje gaat wel wat tijd verliezen. Zijn ploeg is eigenlijk best slecht bezig tot nu toe. Basso, Bennati, Majka, Tosatto, allemaal bepaald niet wat het geweest is. Toch zullen ze wel een aardig resultaat boeken, omdat het nu eenmaal moet. Hoewel het ook echt tegen kan vallen, ik zie een Basso er ook wel voor aan om na een kilometertje te passen. Met hem nog wel een paar renners. Rip Bert in dat geval.

Lotto Djumbo gaat zesde worden en Etixx pas zevende. IAM achtste en daarna weet ik het niet meer. Al die Fransen gaan weer tijd verliezen, genot.


[ Bericht 0% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:15:00 ]
johannes_vermeerzondag 19 juli 2015 @ 14:41
SPOILER: Etappe 10: Tarbes - La Pierre-Saint-Martin, 167 km
Etappe 10: Tarbes - La Pierre-Saint-Martin, 167 km

De eerste week van de Tour zit erop en er is al heel wat gebeurd. De tijdrit in Utrecht werd verrassend gewonnen door Rohan Dennis. De rit naar Neeltje Jans werd zoals verwacht een waaierrit, maar als de storm in Zeeland een uurtje later was geweest hadden we nog meer spektakel gehad. Nu viel de schade tussen de klassementsrenners wel mee. De etappe naar Huy werd ontsierd door een grote valpartij, waar we onze hoop op een gele trui verloren. Rodriguez won in Huy en Froome liet daar al voorzichtig zien van de grote vier toch wel de beste te zijn. De kasseienrit viel een klein beetje tegen, het bleek niet zwaar genoeg om voor verschillen te zorgen tussen de klassementsrenners. Er volgden een paar wat minder interessante etappes, hoewel de finale in Le Havre nog wel interessant was. Ook vooral interessant door een valpartij. Voor de tweede keer deze Tour viel de gele trui uit. Voorlopig lijkt het alleen Chris Froome geluk te brengen. In de achtste etappe, met aankomst op de Bretonse muur wist Alexis Vuillermoz te verrassen. Tussen de klassementsrenners gebeurde weer niet veel, alleen Nibali verloor wat tijd. De ploegentijdrit werd een secondenspel tussen enkele ploegen. Aan het eind van de eerste week is Froome toch wel de winnaar. Hij staat 12 seconden voor op Tejay van Garderen, die toch wel ijzersterk bezig is. Op de rest van de grote vier heeft Froome al meer dan een minuut te pakken. Op Quintana en Nibali zelfs twee minuten. Willen deze jongens nog de Tour winnen, zullen ze in de bergen flink moeten aanvallen. De bergen gaan we na de rustdag eindelijk krijgen. Wel al drie aankomsten gehad op allerlei muurtjes, maar in de tiende rit dan toch eindelijk de eerste aankomst bergop. We gaan naar de Pyreneeën en krijgen daar een drieluik bergetappes.

UJTPPnZ.png
PROFIL.png

De eerste etappe van dit drieluik start in Tarbes, een stad met 48.000 inwoners in de regio Midi-Pyrénées, departement Hautes-Pyrénées. We zitten ineens helemaal in het het zuiden van Frankrijk, maar nog niet echt in de bergen. Tarbes is een bekende plaats in de Tour. Het is vooral een stad waar regelmatig ritten vertrekken. Voor het laatst was dat in 2006, een rit van Tarbes naar Pla de Beret. Deze rit zou gewonnen worden door Denis Menchov, no? In 2001 vertrok er ook een rit in Tarbes, deze rit zou eindigen op Luz Ardiden en werd gewonnen door een Baskische eindbaas, Roberto Laiseka. Ik was toen nog een heel klein Rellend Rotscholiertje, maar die etappe vergeet ik niet snel meer. Laiseka, met zijn uitgemergelde lijfje en zijn blik alsof hij al drie weken achter elkaar zonder pauze in de mijnen had moeten werken was daar toch mooi iedereen te snel af, waaronder Jan Ullrich en Lance Armstrong. Tarbes is ook enkele keren een aankomstplaats geweest. Voor het laatst in 2009, die rit werd gewonnen door de man met de neus als een zinksnijder, Pierrick Fedrigo. Die rit in 2009 betekende een terugkeer als finishplaats voor Tarbes na meer dan 50 jaar. De laatste keer voor 2009 dat er een rit aankwam in Tarbes was in 1951. Een rit met een heel bekend verhaal, dat we allemaal al duizend keer hebben gehoord. De 13e rit van de Tour van 1951 ging van Dax naar Tarbes, over de Aubisque. In de afdaling van de Aubisque viel Van Est in een ravijn. Hij overleefde het, tot ieders verbazing. Wel verloor hij de gele trui, die hij juist een dag eerder had veroverd. Tarbes zelf is verder wel een schattig stadje, prima plek om te vertrekken.

Tarbes-2-1024x678.jpg

Van Tarbes zou je naar het zuiden kunnen fietsen, dan kom je meteen in de Pyreneeën uit. Dat doen we niet, er wordt eerst een heel stuk naar het westen gefietst, om Pau heen. Het resultaat is dat we een bijna volledig vlak eerste gedeelte van deze rit hebben. Via Gardères en Morlaàs fietsen we een beetje door dit best vlakke gedeelte van de departementen Pyrénées-Atlantiques en Hautes-Pyrénées. Er worden nog wat weinig interessante dorpjes aangedaan als Navaille-Angos en Sauvagnon. Na een kilometertje of 55 passeren de renners het vliegveld van Pau. Een kilometer of 10 daarna passeert het peloton Bougarber. Net buiten dit dorpje begint de eerste klim van de dag, de Côte de Bougarber. Een klimmetje van de vierde categorie, 1,6 kilometer lang aan 6,2% gemiddeld. Dat stelt natuurlijk niet zo gek veel voor. Het is echt een rit die eigenlijk in de Vuelta hoort te zitten. De hele dag praktisch vlak en dan aan het eind van de dag een serieuze klim. Kan je nog wel een paar klimmetjes van de vierde categorie toevoegen, maar daar heeft niemand wat aan.

Tour_Pau.jpg

De renners fietsen verder en komen via Atrix in Mourenx uit. Mourenx is een klein dorpje, maar wel een heel bijzonder dorpje. Het bestaat bijna volledig uit flats en appartementencomplexen. Geen normaal huis te vinden. Een dorp vol met flats. Schijnt in deze omgeving wel vaker voor te komen, maar een apart gezicht is het zeker. Dit dorpje ligt echt praktisch in het midden van het niets. Niet echt een wereldstad, waar je behoefte hebt aan flats. Hoe dan ook, de koers gaat verder en het peloton komt na 87 kilometer door Vielleségure. Iets buiten dit dorpje begint het tweede klimmetje van de dag, de Côte de Vielleségure. 1,7 kilometer aan 5,9%, stelt wederom niet veel voor. We fietsen nu door de uitlopers van de Pyreneeën, het is dus wel logisch dat het af en toe een beetje omhoog loopt. Toch doet men zoveel mogelijk moeite om de echte klimmen te ontwijken. Na dit heuveltje dalen de renners af om na 95 kilometer uit te komen in Navarrenx. Een oud vestingstadje, dat nog steeds prachtig is. Langs de stadsmuren fietsen de renners over de oude brug.

81516788_o.jpg

Na Navarrenx rijden we dan eindelijk echt richting de bergen. Toch duurt het nog wel even voor er serieus geklommen wordt, we rijden eerst nog door een paar valleien. 109 kilometer koers hebben we nodig om de vallei van het riviertje La Saison te bereiken. Deze vallei wordt gevolgd en brengt ons naar de tussensprint van de dag, na 124 kilometer in Trois-Villes. Het loopt hier al langzaam wat omhoog, maar klimwerk mag je het nog niet noemen. Klimwerk komt een paar kilometer later wel, na het passeren van het dorpje Montory beginnen de renners aan de Côte de Montory. Een klimmetje van de vierde categorie, 1,8 kilometer lang aan 6,3%, weer niet echt een indrukwekkende beklimming. Na dit klimmetje is er een afdaling en rijdt men weer verder door een vallei, via kleine dorpjes als Aramits en Arette op weg naar de slotklim. In Arette passeert het peloton na 143 kilometer, nog een paar kilometer en dan gaat de enige echte klim van deze etappe beginnen. Na Arette begint het al licht op te lopen, in totaal toch wel 20 kilometer klimmen, hoewel die eerste kilometers dan niet zo zwaar zijn.

3xXf1hd.jpg?1

De slotklim is zeer zeker wel zwaar. De Col de Soudet is 15 kilometer lang en 7,4% gemiddeld. Hij begint meteen heel zwaar, na enkele kilometers vals plat krijgen de renners ineens te maken met een hele kilometer aan 8%. De kilometer daarna is nog een stuk zwaarder, bijna 11%. Het wordt eigenlijk geen moment makkelijk, de derde kilometer is gemiddeld 6,2% en is daarmee de makkelijkste kilometer van het eerste deel van de klim. Na die relatief makkelijke kilometer komt het eigenlijk niet meer onder de acht procent. Tussen kilometer 6 en 8 van de klim komt het niet onder de 9%, tussen kilometer 8 en 9 dan weer niet onder de 10%. Het is een enorm zware klim, zeker voor Tourbegrippen. Dit deel van de klim is ook waar het moet gebeuren, de eerste 10 kilometer. Het eerste deel van de klim is de Col de Labays en deze col is geschikt om flink aan te vallen. De schok zal enorm zijn, na 150 kilometer bijna volledig vlak terrein ineens moeten klimmen aan minstens 8%. Bovendien ook nog eens na een rustdag, hier gaan slachtoffers vallen als er flink wordt doorgereden.

j5Sc9c7.png

De laatste kilometers van de Labays wordt het enorm bochtig. Deze bochten zitten wel allemaal bij elkaar, in een kilometer een stuk of zes. Als de Labays is geweest klimmen de renners gewoon rustig verder en zitten ze ineens op de Col de Soudet. Dit gedeelte van de klim is een stuk minder interessant. Op vijf kilometer van de streep komen ze op dit gedeelte terecht en de stijgingspercentages komen nu niet meer boven de zes procent. Zelfs een kilometer aan 3%, maar daarna wordt het met 5,5 en 5,1% toch weer wat acceptabeler. Vlak voor de finish nog wel een wat lastigere kilometer aan 7%, maar richting de streep wordt het dan weer volledig vlak. Het eerste gedeelte van de klim is echt enorm zwaar, maar de laatste vijf kilometer is het eigenlijk niet zo zwaar meer. Als er klassementsrenners zijn die wat willen zullen ze het in de eerste 10 kilometer van de klim moeten doen. In de slotkilometer zitten nog een paar bochten, maar de weg is hier enorm breed. Als er nog wat renners samen zijn moet dat nog wel een leuk sprintje kunnen opleveren. Vlak voor de finish krijgen we nog even wat mooie rotswanden te zien.

DSCF3915.JPG

De finish is in La Pierre-Saint-Martin en dat is voor het eerst. Nog nooit begon of eindigde hier een rit. We zitten dicht bij Spanje in de buurt, zo'n beetje op de grens met Spanje eigenlijk, en derhalve ook bij het Baskenland. De Basken zijn altijd aanwezig als er een koers in de buurt is, dus zal het wel druk zijn op deze berg. Daarnaast is het natuurlijk 14 juli, quatorze juilliet, de Franse nationale feestdag. Een enorme drukte op deze berg valt wel te verwachten. La Pierre-Saint-Martin is een klein dorpje met amper 1000 inwoners. Het is bovenal een skiresort, hoewel je er meer kan doen dan skiën alleen. Mountainbiken, raften, vissen, klimmen, alles is heir mogelijk. Dit skiresort is vooral geschikt voor families en mensen die weinig ervaring hebben met skiën. Voor sommige renners zal La Pierre-Saint-Martin niet geheel onbekend terrein zijn. In de Tour van 2007 kwam de klim al eens voor, maar deze werd toen wel van een andere kant bedwongen. In die rit reed men even Spanje binnen en via de Spaanse kant werd er geklommen richting La Pierre-Saint-Martin. Die rit zou eindigen op de Aubisque en gewonnen worden door Michael Rasmussen, voor hij een paar uur later uit de Tour werd genomen.

default-la-pierre-saint-martin-ff62f-1.jpg

Het wordt warm. Graadje of 30 valt niet uit te sluiten. Boven in La Pierre-Saint-Martin natuurlijk een paar graden minder, maar alsnog warm. Het zal een lastige dag worden voor de renners. Een rit die volledig vlak is en dan met 30 graden ineens omhoog moeten knallen. Het zal vermoedelijk droog blijven. Waaien zal het ook niet echt, maar in de bergen is dat toch wat minder interessant. Om 12:25 vertrekken de renners in Tarbes en tussen 16:32 en 16:58 worden de renners boven in La Pierre-Saint-Martin verwacht. Een wat vroegere finish dus, wel goed om even rekening mee te houden. Om 14:10 zal de NOS er weer bij zijn en om 14:15 Sporza. Je kan ook gerust pas een uur later de tv aanzetten, veel zal er niet gebeuren voor de slotklim.

De eerste bergrit is vaak een rit die voor de klassementsrenners is. Toch kan deze rit er ook zomaar een zijn voor een kopgroepje. Ligt er maar net aan of er ploegen zijn die zin hebben het vlakke gedeelte van de etappe te controleren. Dat is heel makkelijk te controleren, maar het is de vraag of er ploegen zijn die daar zin in hebben. Sky zal ongetwijfeld liever iedereen bewaren voor de slotklim, net als veel andere ploegen. Een kopgroepje dat de zegen krijgt valt niet uit te sluiten, maar omdat het de eerste bergrit is ga ik toch maar voor een strijd tussen de favorieten voor de eindzege. Er zijn al heel wat jongens met een flinke achterstand op Froome, als die renners niets proberen hebben ze sowieso verloren. Vooral Movistar moet in staat zijn om wat voor elkaar te krijgen. Quintana en Valverde hebben allebei een flinke achterstand. Als ze een beetje samen gaan werken kan het nog leuk worden, maar met Piti is die kans klein.
1. Froome. Chris is op de brommer! Zijn hartslag gaat niet omhoog, terwijl zijn wattages verdubbelen. Is toch heerlijk, die marginal gains. Chris zet morgen het motortje ook aan en blaast dan iedereen weg, nadat zijn ploeg het begin van de klim gaat bombarderen alsof we naar US Postal op de Alpe d'Huez zitten te kijken. Ik kan niet wachten, dit gaat weer lachen worden. Remmen in de bochten.
2. Quintana. Nairito is de beste klimmer ooit, maar het begin van de klim zal hem wel wat minder liggen. Gelijk dat steile is niet zijn ding. Moet even op gang komen, een diesel toch wel. Als hij eenmaal op gang is gekomen kan hij ver komen, maar op basis van de eerste week lijkt Froome toch wat sterker. Is een voorbarige conclusie, want een echte beklimming is er nog niet geweest. Toch zet ik voorlopig mijn geld op Froome. Vooral ook omdat Nairo geen brommer heeft natuurlijk.
3. Contador. Bertje lijkt nog niet zo sterk en raakt nu dan ook nog eens Basso kwijt. Het is heel vervelend voor Basso zelf, maar ook voor Contador zal het wel gevolgen hebben. Welke gevolgen, dat is nog even afwachten. Het kan hem enorm motiveren, of juist niet. Ik verwacht bij Contador toch eerder dat het hem zal motiveren, maar dan zal hij alsnog niet goed genoeg zijn om Quintana en Froome te volgen. In de Giro leek hij al niet echt heel erg sterk, ondanks zijn overwinning. Nu lijkt het helemaal minder. Ook nog eens last van hooikoorts blijkbaar, ik vrees voor Bertje.
4. Van Garderen. Tejay is heel sterk bezig, maar moet nu wel even normaal gaan doen met z'n hoofd. Lijkt me niet dat hij na Froome de sterkste renner in koers moet zijn. Vierde plaats lijkt me wel voldoende voor Van Garderen.
5. Nibali. De haai van de Straat van Messina heeft al flink wat tijd verloren en is al eens redelijk opvallend gelost. Met een paar briefjes van Vino erbij kan het misschien nog wat worden, maar ik denk niet dat dit het jaar wordt van Vincenzo. Volgend jaar weer een nieuwe kans, als er misschien weer wat andere favorieten op hun bek gaan. Moet hij het toch van hebben.

Etappe 11: Pau - Cauterets, 188 km

Na de eerste bergrit van de ronde is er al heel veel duidelijk. Team Sky steekt er weer eens bovenuit en niemand komt ook maar enigszins in de buurt. Het lijkt heel erg op de eerste begrit van de Tour van 2013. Ook gewonnen door Froome, bijna een minuut voor Porte en na een minuut pas de derde. Nu zijn de verschillen nog groter. Iedereen is eigenlijk al uitgeschakeld, Van Garderen staat tweede in het klassement op bijna drie minuten. Froome moet van zijn fiets donderen wil hij deze Tour niet winnen. Voor die spanning is het slecht, de strijd om de eerste plaats is al weg. Sky bleek vandaag in de breedte ook veel te sterk. Porte heeft ook ineens weer topvorm en Britse wielergod Thomas kan nu eenmaal alles. Voor de andere plaatsen kan het nog wel spannend worden, hoewel Quintana ook weer zoveel beter is dan de rest dat hij sowieso tweede zal worden. Alleen een strijd voor de derde plaats dan nog, niet echt iets om bij voorbaat het broekje voor uit te doen. Gelukkig hebben we weer eens kunnen genieten van een goede Gesink. Het is hem na al die pech van de laatste jaren zeker gegund. Hopelijk blijft het nu goed gaan, dat is ook niet altijd zeker bij hem. We gaan verder met het drieluik bergetappes en krijgen nu een etappe met meerdere beklimmingen. Een vlakkere aanloop, maar daarna gaat het los. Er kan weer een hoop gaan gebeuren in het klassement, maar de gele trui zal niet meer van schouders veranderen.

ldeChXD.png
PROFIL.png

Deze etappe zal starten in het onvermijdelijke Pau. Zo'n beetje ieder jaar komt de stad terug, nu al voor de 67e keer. Na Parijs en Bordeaux staat Pau op een keurige derde plaats. Een stad met 81.000 inwoners ten westen van de startplaats van etappe 10, Tarbes. De renners hebben de bergen weer verlaten en bevinden zich nu weer op vlak terrein. Vorig jaar vertrok er ook een rit uit Pau, de 18e rit. De rit zou eindigen op Hautacam, waar altijd lachwekkende dingen gebeuren. Was vorig jaar ook weer het geval, Vincenzo Nibali reed maar weer eens iedereen de vernieling in en won met meer dan een minuut voorsprong op de rest. Er stond geen maat op hem, dat is dit jaar wel anders. Nibali bakt er niet veel van en verloor meer dan vier minuten onderweg naar La Pierre-Saint-Martin. Het valt dus niet te verwachten dat Nibali opnieuw een rit gaat winnen die vertrekt in Pau. De laatste aankomst in Pau was in 2012, de overwinning ging toen naar Pierrick Fedrigo. Fedrigo houdt van de Pyreneeën en dan vooral het deel net buiten de bergen. Zagen we tijdens de 10e etappe ook weer, hij ging in de aanval. Voor de verandering een keer zonder succes. Pau is ook de stad waar Leon van Bon in 1998 een rit won. De renners vertrekken voor het Palais Beaumont, een congrescentrum.

le-palais-beaumont-pau-1367068447.jpg

Na een geneutraliseerd rondje door Pau begint de koers echt buiten Pau. Het eerste deel van de etappe is vlak, de renners volgen de vallei langs de rivier Gave. We fietsen wel richting de bergen, dus loopt het langzaam een beetje omhoog. Het duurt wel even voor er echt serieus geklommen moet worden, dat komt pas na 48,5 kilometer. De renners gaan dan beginnen aan een colletje van de derde categorie, Côte de Loucrup. Twee kilometer aan 7%, best een pittig dingetje dus. Niet zo lang alleen. Een kleine tien kilometer daarna is het al tijd voor de dagelijkse tussensprint. De jongens die voor de groene trui gaan zullen hier wel punten willen pakken, veel andere kansen om nog punten te pakken zijn er niet. Kan zijn dat het peloton tot hier gecontroleerd gaan worden of er gaan sprinters mee in de aanval, zoals Hushovd dat altijd deed in zijn goede tijd. De tussensprint is na 56,5 kilometer in het dorpje Pouzac. Een kilometer of 20 daarvoor hebben de renners al een bekende plaats gepasseerd, het bedevaartsoord Lourdes.

lourdes_0.jpg

Net na de tussensprint fietsen de renners door Bagnères-de-Bigorre, een plaats die wel eens eerder in de Tour is voorgekomen. Het was de aankomstplaats tijdens de negende rit van de Tour van 2013. Na de demonstratie van Sky op Ax-3-Domaines een dag eerder werd tijdens deze rit de volledige ploeg van Sky opgeblazen, onder andere door Movistar dat flink tekeer ging. Mooi ritje was dat, Dan Martin won uiteindelijk in Bagnères-de-Bigorre. Hij muisde er samen met Fuglsang op het eind vanonder en als je mag sprinten tegen Fuglsang win je altijd. Na het passeren van Bagnères-de-Bigorre begint het weer wat steviger omhoog te lopen. Een klein klimmetje van de vierde categorie, 1,4 kilometer aan 6,1%. Een afdaling volgt, op weg naar de volgende klim van de dag. Na 74 kilometer krijgen de renners het derde klimmetje van de dag. De Côte de Mauvezin is een beklimming van de derde categorie en 2,7 kilometer lang. Gemiddeld 6%, toch nog best aardig. De top ligt midden in het dorpje Mauzevin. Dit is een dorpje met een château, altijd leuk.

002-chateau_de_mauvezin.jpg

Na dit klimmetje daalt het heel kort even af om daarna weer verder omhoog te gaan. Het is nu nog 30 kilometer tot het echt interessante gedeelte van deze etappe. Er wordt richting La Barthe-de-Neste gefietst, waar de ravitaillering is. Na het passeren van dit dorp gaan we recht naar beneden, de bergen in. Door de vallei langs de rivier La Neste op weg naar de eerste serieuze beklimming van de dag. Na 105 kilometer koers, net voor het dorpje Arreau gepasseerd zou worden, slaan de renners rechtsaf en verlaten ze de vallei. Tijd om te beginnen aan een klim met een rijke historie in de Tour, de Col d'Aspin. Na drie jaar afwezigheid is deze klim weer terug. Een beklimming van de eerste categorie, 12 kilometer lang aan 6,5% gemiddeld.

mZWgegO.jpg

De klim begint redelijk makkelijk, een kilometer aan 5% en een kilometer aan 3,5%. Daarna wordt het toch even wat zwaarder met een kilometer aan 7%. Na die derde kilometer van de klim komt het niet meer onder de 6%. Een onregelmatige klim, hele stroken aan 9% worden afgewisseld met stukken van zes of zeven procent. Het laatste deel van de klim is het zwaarste. Het is best een bochtige klim, met een redelijk smalle weg. Mooie klim, grote delen van de tijd een prachtig uitzicht. De klim werd voor het laatst bedwongen in 2012, Titi Voeckler kwam toen als eerste boven. Hij zou ook de etappe winnen. In 2009 kwam Franco Pellizotti als eerste boven op deze klim en een jaar eerder was die fantastische mafkees van een Ricco de beste op de Aspin. Over fantastische mafkezen gesproken, in 2004 was Rasmussen hier dan weer de eerste op de top. In 1998 kwam er een apotheker als eerste boven, Rodolfo Massi. De passage in 1995 is ook nog wel vermeldenswaardig, Richard Virenque kwam als eerste boven op de Aspin en zou de rit winnen. De rit kwam aan in Cauterets en dat is nu toevallig ook zo.

Col_d_Aspin_008_20140724.jpg

De afdaling is bijna 13 kilometer lang en nog best lastig. De weg is niet al te breed en er zijn aardig wat bochten, vooral in de eerste kilometers van de afdaling zitten een aantal haarspeldbochten. De renners fietsen ook door een bos, waardoor de bochten soms wat later te zien zijn. Na een tijdje verlaten ze het bos en wordt de afdaling wat overzichtelijker, vooral ook omdat het aantal bochten afneemt. Deze kant van de Aspin is ook minder steil, de gunstigste kant voor een afdaling. Als de afdaling gedaan is, beneden in Sainte-Marie-de-Campan begint de volgende beklimming meteen. Na de start in het onvermijdelijke Pau krijgen we nu de onvermijdelijke Tourmalet. Al 80 keer beklommen in de Tour, origineel is het ondertussen niet meer. Wel een mooie klim natuurlijk.

z3P1IFk.jpg

De Tourmalet begint makkelijk, een paar kilometer aan 4%. Daarna wordt het steeds een beetje zwaarder, van een kilometer aan 7% naar drie kilometer aan 8%. Rond de 10e kilometer van de klim wordt het pas echt zwaar. Zes kilometer achter elkaar komt het niet onder de 9%, af en toe gaat het zelfs flink boven de 10%. Alleen de laatste meters richting de top wordt het nog even wat minder zwaar. Het is een belachelijk zware klim, geheel terecht een klim van de buitencategorie. Wel een klim die al veel te vaak is voorgekomen in de Tour. Er zijn zoveel mooie beklimmingen waar de ronde nooit komt of bijna nooit, zie bijvoorbeeld de aankomst van de tiende etappe. De Tourmalet is natuurlijk mooi, maar hebben we dat niet een keer gezien? Hoe dan ook, we krijgen een opvolger voor Blel Kadri, hij kwam vorig jaar als eerste boven op de Tourmalet. Twee jaar eerder kwam Thomas Voeckler als eerste boven. In 1995 was Richard Virenque als eerste boven. Hij kwam eerder ook al als eerste boven op de Aspin en zou ook als eerste bovenkomen op Cauterets. De etappe van 1995 is dus wel vergelijkbaar met de etappe die we nu gaan krijgen.

20150226234420-bc181531.jpg

De afdaling van de Tourmalet is een enorm bochtige. Deze kant van de berg is misschien nog wel even wat lastiger, een behoorlijk steile afdaling dus. Het is natuurlijk wel een afdaling die zo'n beetje iedere renner al wel een keer heeft gedaan. Na bijna 18 kilometer afdaling en ontzettend veel bochten komen de renners beneden in Luz-Saint-Sauveur. 165 kilometer gehad, nog 23 kilometer te gaan. Het gaat nog 13 kilometer in licht dalende lijn door een vallei, op weg naar de slotklim. Na 178 kilometer komen de renners uit in Pierrefitte-Nestales en hier beginnen ze dan aan de slotklim richting Cauterets. Een slotklim die niets voorstelt als je het vergelijkt met de vorige beklimmingen. Toch kan er op zo'n minder zware klim ook nog altijd een hoop gebeuren, dat hebben we in de Giro ook nog kunnen zien.

PROFILKMS.png

De klim is 10 kilometer lang, maar na zeven kilometer klimmen worden de punten al verdeeld. De klim begint met twee kilometer aan 5%, maar daarna volgen dan weer twee kilometers waar het amper 3% is. Tussen zes en drie kilometer van de streep wordt het nog een klein beetje interessant, paar kilometer achter elkaar waar het niet onder de 5% komt en zelfs een kleine uitschieter naar 10%. In totaal 6,4 kilometer aan 5%. Klinkt toch een beetje treurig na de Tourmalet. Richting de streep blijft het omhoog lopen, maar dan moet je echt een een procent of drie denken. Niet echt een spetterende slotklim, renners die wat willen zullen het moeten doen op de Tourmalet. De weg richting Cauterets is breed en in de laatste kilometers zit praktisch geen bocht. Als er eerder in de etappe weinig spektakel is krijg je hier waarschijnlijk te maken met een sprint van een flink groepje. Weinig kans om op deze klim zelf veel volk te lossen.

QTpwdBi.png

Cauterets is een klein dorpje met amper 1000 inwoners. Het is vooral een toeristenoord, als je voorbij Cauterets rijdt kom je uit bij een skigebied. Hoewel je niet door hoeft te rijden, daar kan je ook gewoon met de skilift naartoe. Cauterets heeft ook nog wat thermen, dus je kan hier ook naartoe als er geen sneeuw ligt. Het wordt de vierde keer dat er een rit aankomt in Cauterets. De eerste keer dat er een rit aankwam in Cauterets was in 1953, de Bask Jesús Loroño won toen. Hij zou dat jaar ook de bolletjestrui winnen. In 1989 kwam de Tour voor de tweede keer langs in Cauterets en nu ging de overwinning naar Miguel Induarin. Zijn eerste ritoverwinning in de Tour, een paar jaar later zou hij pas echt veel gaan winnen. De laatste keer dat er een rit aankwam in Cauterets was in 1995, de ritoverwinning ging toen naar Richard Virenque. In een rit die vergelijkbaar is met deze rit kwam Richard Virenque overal als eerste boven. Hij reed zo'n beetje de hele tijd solo, in zijn bolletjestrui. 20 jaar later komen we dus weer terug in Cauterets.

p109073250.jpg

Het wordt heel warm, dik boven de 30 graden. In Cauterets zou het zelfs 34 graden kunnen worden. Er schijnt een kleine kans op regen te zijn. Waarschijnlijk zal het droog blijven, maar er is dus wel een kansje op wat druppels. Zou vervelend zijn met twee flinke afdalingen, maar kan ook wel weer wat toevoegen aan de koers omdat Froome dat niet echt leuk vindt. De start is om 11:45 in Pau en 20 minuten later begint de koers echt. Tussen 14:34 en 14:50 zouden de renners moeten beginnen aan de Aspin. Sporza en de NOS zijn er om 14:10 weer bij, dus we hoeven van het serieuze klimwerk niets te missen. De finish in Cauterets wordt tussen 16:59 en 17:38 verwacht.

Na de demonstratie van Sky valt het niet te verwachten dat Movistar weer de hele dag op kop gaat rijden. Ze hebben dat wel eens eerder gedaan, in 2013, de dag nadat ze flink klop hadden gekregen, maar nu valt dat toch niet echt te verwachten. Daar is het begin van de etappe toch wat te rustig voor. Sky heeft al aangegeven niet te gaan rijden, behalve als er belangrijke mensen aanvallen. Als het aan Sky ligt krijgt een kopgroepje de zegen, zolang daar niemand inzit die dicht in het klassement staat. Andere ploegen zullen wel niet echt gemotiveerd zijn om op kop te gaan rijden. Dit zou normaal gesproken een etappe voor een vluchtersgroepje moeten worden. Het mag ook wel een keer, tot nu toe is er eigenlijk nog geen groepje vluchters vooruit gebleven. Dan in de elfde etappe maar voor het eerst. Ik noem maar eens vijf willekeurige namen. Er zullen er morgen wel 50 zijn die in de aanval willen gaan, dus erg accuraat zal dit niet worden. Nog minder dan normaal.
1. Voeckler. Het is wel weer eens tijd voor een ouderwetse topshow van Titi. We zitten wel in zijn favoriete gebied, in de Pyreneeën heeft hij al enkele etappes gewonnen. Hij was sterk op de klim richting La Pierre-Saint-Martin. Kwam als 26e over de streep. Klinkt niet indrukwekkend, maar als je naar zijn recente prestaties kijkt is dit ineens een positieve uitschieter. Dat smaakt naar meer natuurlijk. Tong uit de bek en gaan.
2. Pantano. Een Colombiaantje, werd kort gehouden omdat ze bij IAM de illusie hadden dat Mathias Frank ineens wel ging presteren in grote rondes, maar al vrij snel is gebleken dat Frank dat nooit voor elkaar gaat krijgen. Tijd om het Colombiaantje te bevrijden en zijn gang te laten gaan. Dan wordt hij wel tweede of derde, want ik geloof niet dat Jarlinson ooit iets heeft gewonnen.
3. Kruijswijk. Goede etappe voor Steven om in de aanval te gaan. In de Giro ging hem dat best goed af, hoewel hij de explosiviteit mist om zoiets dan echt succesvol af te ronden. Bovendien zitten we pas in de tweede week. Nog een week wachten, dan gaat Kruijswijk pas echt goed rijden en fietst hij iedereen naar huis.
4. Teklehaimanot. Dani is de bollentrui kwijt en dit is een mooie etappe om die trui weer terug te krijgen. Gaat lastig worden, er zijn nu eenmaal redelijk wat jongens in de Tour aanwezig die beter kunnen klimmen. Hij gaat in ieder geval een poging wagen, dat geef ik je op een briefje. Eritrea zal weer trots zijn, dat is alvast zeker.
5. Wellens. Tim is een aanvallende renner en heeft ook al meerdere keren gezegd dat hij aan gaat vallen. Dan lijkt me dit wel een mooie rit om hem aan die belofte te houden. Lijkt echter niet over de beste benen te beschikken, dus ik weet niet of hij heel ver gaat komen als hij aan gaat vallen. Maakt ook niet uit, aanvallen is altijd goed.

Etappe 12: Lannemezan - Plateau de Beille, 195 km

De tweede bergrit van deze ronde leverde dan eindelijk eens een keer een ritzege op voor een vroege vluchter. Majka en de Tour blijkt een goede combinatie, hij heeft nu al drie ritten gewonnen in de Tour en het is pas zijn tweede deelname. Daarachter was Serge Pauwels de morele winnaar, ondanks een probleem met zijn schoenen wist hij toch nog vierde te worden. Tussen de favorieten gebeurde niet zo veel. Voor de actie waren we afhankelijk van de Tourmalet en daar gebeurde niet veel. De slotklim bleek lastig genoeg om nog een hoop renners te lossen, maar dat waren alleen maar renners die al eerder hadden aangetoond niet zo sterk te zijn. Voor het klassement veranderde er verder niet veel. Wel leuk om na Gesink nu Mollema in de aanval te zien gaan. Bauke heeft toch niet zo goed naar Zubeldia geluisterd blijkbaar. Nu is het tijd voor de derde bergrit op rij. Je zou dit zelfs de koninginnenrit kunnen noemen. Vier flinke cols, met de finish op een klim van de buitencategorie. Het drieluik bergritten in de Pyreneeën wordt op een waardige manier afgesloten.

8bsfc7j.png
PROFIL.png

Lannemezan is een dorp met 6500 inwoners in het departement Hautes-Pyrénées. We zitten nu weer buiten de bergen, een stuk ten oosten van Tarbes en ook in de buurt van La Barthe-de-Neste, een plaats die tijdens de vorige etappe werd gepasseerd. We trekken nu de andere kant op, richting het oosten. Een ander deel van de Pyreneeën moet nu beklommen worden. Lannemezan is een dorp dat zichzelf het balkon van de Pyreneeën noemt. Het wordt de vijfde keer dat er een rit vertrekt in Lannemezan. In 1999 debuteerde dit dorp, er vertrok hier een rit die zou eindigen in Pau en gewonnen zou worden door David Etxebarria. In 2008 maakte Lannemezan voor het laatst deel uit van de Tour. De 11e rit van die Tour zou vertrekken in Lannemezan en eindigen in Foix. De overwinning ging naar Kurt-Asle Arvesen. Ook in 2002 en 2004 kwam Lannemezan voor. In die jaren zou de etappe die hier vertrok eindigen op Plateau de Beille, net als nu het geval is. Over die etappes later meer. Het dorp zelf is niet bijster interessant. Er staat een mooi stadhuis, maar dat is het dan ook wel.

H%C3%B4tel_de_ville_de_Lannemezan_(Hautes-Pyr%C3%A9n%C3%A9es,_France).jpg

Na een korte neutralisatie begint de koers buiten Lannemezan echt. De renners fietsen in zuidoostelijke richting, maar het duurt nog wel even voor we echt weer in de bergen zijn. De tussensprint is een keer vroeg in de etappe, na 20 kilometer al. Het valt te verwachten dat er in het eerste deel van de etappe nog geen groepje weg gaat rijden, de sprinters zullen hier wel alle punten willen pakken. Het is vlak, dus makkelijk te controleren. De renners rijden langs Saint-Bertrand-de-Comminges en bij het passeren van dit dorpje is het tijd voor de tussensprint. Na het passeren van deze sprint zal er wel een kopgroepje ontstaan, het is nog een kilometer of 30 vlak tot de eerste klim van de dag. Voor die tijd kan je beter de benen sparen als renner die van plan is aan te vallen. Saint-Bertrand-de-Comminges is wel mooi, kerkje boven op een berg.

Saint_Bertrand_de_Comminges.jpg

Na de tussensprint blijft het dus nog even vlak. De renners gaan op weg naar de eerste serieuze klim van de dag, de Col de Portet d'Aspet. Een klim met een verhaal, het verhaal van Fabio Casartelli. In de Tour van 1995 werd de Col de Portet d'Aspet van de andere kant beklommen. In de steile en lastige afdaling gingen meerdere renners onderuit. Een van die renners was Casartelli, de olympisch kampioen van 1992 kwam met zijn hoofd tegen een betonblok en overleed enkele uren later in een ziekenhuis in Tarbes. Casartelli overleed op 24-jarige leeftijd. Nu, 20 jaar later, passeren we weer deze klim. De renners fietsen nu omhoog, waar Casartelli een poging deed naar beneden te gaan. Het monument voor Casartelli zal uiteraard uitgebreid in beeld worden gebracht. De kant die we nu beklimmen is dus de steile kant van deze klim. De andere kant is een stuk minder zwaar. Van deze kant is de Col de Portet d'Aspet 4,3 kilometer lang en 9,7% gemiddeld. Enkele stroken zwaar boven de 10%, richting de 12%. Heel onregelmatig, maar dus niet zo lang. Wel een goede klim voor de ploegen die iets van plan zijn om het peloton vast op te blazen.

3319248.jpg

Boven op deze beklimming van de tweede categorie hebben de renners 57 kilometer afgelegd. Er volgt een redelijk korte afdaling en daarna nog een lang dalend stuk door de vallei. Vorig jaar werd de Col de Portet d'Aspet nog van de andere kant beklommen, Thomas Voeckler was toen als eerste boven. 5,4 kilometer afdalen aan 6,9% gemiddeld. De afdaling is redelijk makkelijk, vergeleken met de klim. Nog steeds wel een redelijk pittige afdaling, aardig wat bochten over een niet al te brede weg. De renners passeren ook nog wat dorpjes, waar het ook vrij smal en bochtig is. Tot in Orgibet, na 66 kilometer, blijft het redelijk serieus dalen. Daarna volgt er een kilometer of 10 in licht dalende lijn richting Castillon-en-Couserans. Net na dit dorpje, met een mooie kerk, begint de tweede klim van de dag. De Col de la Core, een beklimming van de eerste categorie. Voor de klim echt begint loopt het al een aantal kilometer licht omhoog.

Stage-1432648554.jpeg

We zitten inmiddels al wat kilometers in het departement Ariège en gaan beginnen aan een klim van 14 kilometer, die eigenlijk niet eens zo vaak is voorgekomen in de Tour. Het wordt de zevende keer dat deze Pyreneeëncol bedwongen gaat worden. Het is een klim die vaak wordt gecombineerd met Plateau de Beille, deze combinatie komt nu al voor de vijfde keer voor. De laatste keer dat het peloton over deze col ging was in 2011, in een etappe die ook zou eindigen op Plateau de Beille. Mickaël Delage was toen als eerste boven, niet meteen een hele indrukwekkende naam. In het verleden kwamen hier grotere namen als eerste boven, Richard Virenque en Laurent Jalabert bijvoorbeeld. De Col de la Core is 14 kilometer lang en 5,7% gemiddeld. Zes kilometer lang stelt de klim niet veel voor. Het begint nog wel met een kilometer aan 6%, maar daarna zitten er ook hele stroken tussen waar het amper aan 2% omhoog gaat. Na zes kilometer klimmen wordt het wat lastiger, tot de top komt het niet meer onder de 6% en zitten er kilometers boven de 7% bij. Niet direct de lastigste klim ooit, maar lastig genoeg om al een hoop jongens te lossen.

160-RTR2OY1G.jpg

Een afdaling van een kilometer of 13 volgt, richting Seix. Een afdaling met heel wat bochten. Een aantal haarspeldbochten, maar vooral veel korte bochtjes die vaak ook nog kort achter elkaar zitten. Toch wel een redelijk technische afdaling, waar je als goede daler iets kan proberen. Zal niet gaan gebeuren, na de afdaling is er nog een heel stuk door de vallei. Nodigt niet echt uit om op deze klim of in de afdaling iets te proberen. Na 106 kilometer koers komen de renners beneden in Seix en moet er meer dan 20 kilometer door een vallei worden gefietst. Eerst volgen de renners de rivier Le Salat en daarna de Arac. Na 127 kilometer komen de renners door Massat en hier begint het omhoog te lopen. Richting Massat liep het ook al licht op, maar in principe kun je deze tocht door de vallei gewoon vlak noemen. Van Massat gaat het richting Le Port, waar de klim echt begint. Richting Le Port loopt het al licht op, maar daar eenmaal aangekomen is het tijd voor de derde klim van de dag. Port de Lers.

Stage-1432648565.jpeg

Port de Lers is een beklimming van de eerste categorie. De klim is bijna 13 kilometer lang en gemiddeld 6%. Een klim die ook nog niet zo vaak in de Tour is voorgekomen. Dit wordt de vijfde keer. Er zijn hier bijna alleen maar bazen als eerste bovengekomen. In 1995 kwam de klim voor het eerst in de Tour voor en was een van de grootste wielerhelden ooit, Marco Pantani, hier de beste. In 2004 was fantastische mafkees Michael Rasmussen als eerste boven en in 2011 kwam er een Baskische baas als eerste boven, Gorka Izagirre. Jammer van Sergio Paulinho in 2012, maar je kan niet alles hebben. De klim begint redelijk makkelijk, maar wordt na vier kilometer toch wat lastiger. Een kilometer aan bijna 9%, daarna twee kilometer rond de 7,5%. Het is een onregelmatige klim, makkelijke en moeilijke stroken wisselen elkaar snel af. Richting de top wordt het weer wat makkelijker, met kilometers aan 4 en 2%. Laatste stuk richting de top is dan weer 7%. De lastigheid zit 'm vooral in het steeds wisselen van de steiltegraad. De klim is ook redelijk bochtig, niet echt iets voor de jongens die graag één tempo rijden.

Port_de_Lers-_route_Massat.JPG

Meteen in het begin van de afdaling krijgen de renners een stuk of acht haarspeldbochten voor hun kiezen. De weg is niet al te breed, je zou het zelfs smal kunnen noemen. Na die haarspeldbochten in het begin blijft het de rest van de afdaling enorm bochtig. Enkele bochten liggen ook lekker dicht langs een ravijn, best een pittige afdaling in het begin. Het wordt na een paar kilometer afdalen wel wat makkelijker, maar nooit echt helemaal makkelijk. Lange stukken rechtdoor zijn er niet bij, het blijft draaien en keren. Na 11 kilometer dalen komen de renners uit in Vicdessos, waar het grootste gedeelte van de afdaling gedaan is. In Vicdessos hebben de renners 155 kilometer afgelegd en is het nog 40 kilometer tot de streep. Ze zullen ondertussen wel duizelig zijn, na al dat bochtenwerk. Zeker geen makkelijke afdaling, in 2011 vlogen er ook wat renners bijna uit de bocht. Als je hier veel risico neemt kun je zeker tijd pakken, maar met nog een heel wat kilometers in de vallei in het vooruitzicht lijkt dat niet echt een heel goed idee.

3PPWwR3.png

In Vicdessos is het nog niet gedaan met het dalen, het daalt nog 14 kilometer licht verder tot Tarascon-sur-Ariège. Hier slaan de renners rechtsaf en volgen ze de rivier L'Ariège. Na Vicdessos wordt de weg een stuk breder, dit deel van de afdaling stelt niet veel voor. Als de renners in de buurt van Tarascon-sur-Ariège zijn is het nog een kilometer of 10 volledig vlak tot de voet van de slotklim. In totaal toch bijna 35 kilometer tussen de top van Port de Lers en de voet van Plateau de Beille. Voor renners die vroeg willen aanvallen niet echt heel erg uitnodigend. 11 kilometer afdaling en dan nog 24 kilometer in de vallei. Als je alleen zit een ellende. Na 178 kilometer passeren de renners Les Cabannes en niet lang daarna begint de slotklim. De vierde klim van de dag. Plateau de Beille, een col van de buitencategorie. Tijdens de vorige etappe kregen we een col van de buitencategorie een heel eind van de streep, kijken of het meer spektakel op gaat leveren als het zwaarste wordt bewaard tot het eind.

Stage-1432648572.jpeg

De klim is bijna 16 kilometer lang en bijna 8% gemiddeld. Het begint meteen met vijf kilometer aan 9%. Daarna wordt het even wat makkelijker, een paar kilometer aan zeven procent. De volgende kilometers blijft het een beetje op en neer gaan tussen 7 en 9%. Onder de 7% komt het niet meer tot het eind van de klim. Het is een klim met een brede weg, redelijk wat bochten in het begin. Lastig ding, vooral omdat het meteen steil is. Pas in de laatste kilometer wordt het wat makkelijker. Van 8% gaat het naar 6%, de laatste meters wordt het bijna vlak. Veertien zware kilometers, met ook nog wat stroken boven de 10%. Het zwaarste stuk van de klim zit na 12 kilometer klimmen, dan gaat het even richting 11%. Na 30 kilometer zonder klimwerk is het ineens wel een zware col. Er is ook al heel wat geklommen eerder op de dag, dus deze klim zou voor wat verschillen moeten kunnen zorgen.

55861482.jpg

Plateau de Beille is voor de zesde keer aankomstplaats in de Tour. Op Plateau de Beille winnen altijd legendarische renners. Plateau de Beille debuteerde in 1998, Marco Pantani werd de eerste winnaar hier. Il Pirata zou later ook de Tour van 1998 winnen. Geen slechte naam om op de erelijst te hebben. In 2002 en 2004 kwam Plateau de Beille terug in de Tour. Beide keren won niemand. Oftewel, Lance Armstrong was hier twee keer de sterkste. Twee keer vertrok er een rit in Lannemezan om te eindigen op Plateau de Beille en twee keer won Armstrong. Een hattrick voor Lance gaat lastig worden. De derde legendarische naam is die van Alberto Contador. Hij vocht in 2007 een fel gevecht uit met Rasmussen. Het zou zijn doorbraak worden als ronderenner. Keer op keer probeerden die twee elkaar te lossen, maar ze kregen het niet voor elkaar. In de sprint zou Contador Rasmussen verslaan. Een paar dagen later liet Rasmussen zien wie nu echt de beste was in die Tour, maar daar schoot hij uiteindelijk niet veel mee op. Voor de meest legendarische naam op de erelijst van Plateau de Beille moeten we naar de laatste aankomst hier, in 2011. 2011 was vooral het wonderjaar van Philippe Gilbert, maar ploeggenoot Jelle Vanendert liet ook ineens goede dingen zien. Omega Pharma - Lotto was dat jaar enorm goed op dreef en Jelle Vanendert bleek ineens een goede klimmer te zijn. Niemand had ooit van hem gehoord, maar de alien uit Hamont wist in de Tour van 2011 vriend en vijand te verbazen. Op Luz Ardiden werd hij al tweede, maar nu ging hij ineens met de overwinning aan de haal. Hij viel al vroeg aan en niemand reageerde. Hij fietste meer dan een halve minuut voorsprong bij elkaar. De Schleckjes, Contador, Voeckler die nog de gele trui droeg, niemand reageerde. Alleen Samuel Sanchez ging nog in de tegenaanval, maar toen was de alien al gevlogen. Jelle Vanendert. Na de Tour van 2011 nooit meer iets van gehoord in de grote rondes. Je ziet hem tegenwoordig nog één week per jaar, in de Waalse klassiekers. Verder doet hij niets. Zonder Omega Pharma en José Ibarguren is het leven moeilijker.

2011_tour_de_france_stage14_plateau_de_beille_jelle_vanendert_wins2.jpg

Plateau de Beille is een wintersportoord zonder inwoners. In de omgeving wonen nog wel 5700 mensen, maar op de top is er echt helemaal niets. Er zijn vier gebieden in de omgeving waar je kan skiën. Keuze genoeg dus. Het is verder niet echt een heel interessant gebied in de zomer. Je kan natuurlijk altijd gaan klimmen in de bergen, mountainbiken en dat soort dingen. Het is een plaats waar vaak de winnaar van de ronde wint. Op 2011 na dan, maar zo'n gast uit een of ander Belgisch dorpje vlak bij de grens met Nederland die verder nooit meer wat van zich laat horen is toch ook leuk. Beelden van die etappe weer bekijken met nerveus commentaar van Michel Wuyts en José De Cauwer is ook zeker een aanrader.

Ari%C3%A8geoise-Plateau_de_Beille-_km16.JPG

Het wordt afschuwelijk warm, 35 graden wordt voorspeld. Er is een kleine kans op neerslag, tegen het eind van de middag. Vooral rond Plateau de Beille zou het kunnen gaan regenen. Er schijnt sowieso minder goed weer aan te komen. Voor de komende dagen wordt meer regen voorspeld. Tijdens deze etappe kan het goed droog blijven, maar een klein kansje op regen. De dagen daarna waarschijnlijk wel echt regen. Deze etappe zal integraal uitgezonden gaan worden. De liefhebbers kunnen om 11:10 al met het broekje uit voor de tv gaan zitten. De NOS en Sporza zullen er dan al bij zijn. Tussen 16:36 en 17:22 worden de renners op Plateau de Beille verwacht.

Eerst kon je op Plateau de Beille alleen winnen als je echt de beste in de ronde was. Vier keer achter elkaar was degene die op Plateau de Beille won ook de eindwinnaar van de ronde. Alleen in 2007 leek dat lange tijd anders te gaan lopen, tot Rasmussen uit de Tour werd gezet. Zo werd een traditie in stand gehouden, tot Jelle Vanendert in 2011 ineens besloot te gaan vliegen. Blijkbaar wint dus niet altijd de winnaar van het eindklassement op Plateau de Beille. Ik verwacht dat nu ook niet. Ik denk dat Sky weer hetzelfde gaat doen als tijdens de vorige rit. Klein beetje controle, maar niet zo gek veel. Als andere ploegen niet gaan controleren wordt dit weer een etappe voor een stel vroege vluchters. Op dit moment zie ik niet echt een ploeg hard werken om alles bij elkaar te houden. Astana probeerde dat tijdens de vorige rit even, maar uiteindelijk moesten al die mannen lossen. Zullen ze vast geen tweede keer proberen. Movistar zal wel wachten tot de Alpen, dan zitten ze immers in hun befaamde derde week. Na de tussensprint vroeg in de rit zal het wel stilvallen en zal een klein groepje wel meerdere minuten krijgen. Dan krijgen we op de slotklim vast nog wel wat spektakel, maar tegen die tijd zal de kopgroep al gevlogen zijn. Het parcours nodigt ondanks al dat klimwerk ook niet echt uit om vol te koersen op de eerdere cols, veel te veel vlakke kilometers tussendoor. Noem ik weer even vijf willekeurige namen.
1. Majka. Lollerpool is het hele jaar niet in vorm, maar nu ineens wel weer hoor. Uitstekend gepiekt. Kan een auto winnen, dus gaat meteen weer in de aanval en pakt gewoon alle punten voor de bergtrui, naast de rit. Wint ook nog wel wat in de Alpen. Niet te stoppen deze knul.
2. Sepulveda. De Argentijnse kopman van Bretagne rijdt niet slecht, maar echt indrukwekkend is het ook niet te noemen. Had ik stiekem wel meer van verwacht. Om die verwachtingen toch nog in te lossen moet hij nu maar eens in de aanval gaan, dan kan hij zich een keer echt tonen. Kan ook meteen best ver komen als hij in een kopgroepje zit.
3. KUDUS. In de eerste bergrit werd hij 61e, tijdens de tweede bergrit ging het al een stuk beter en wist hij 32e te worden. Een rit met één berg is dus minder gunstig voor hem, hij heeft liever wat meer beklimmingen. Tijdens deze rit is er weer een zware klim extra, dat moet hem motiveren. Als hij nu weer 29 plaatsen opschuift zal hij logischerwijs derde worden.
4. Huzarski. Nog een Pool, maar deze is wat minder indrukwekkend. Renner van Bora-Argon 18, dat Dominik Nerz kwijtspeelde. Gevolg is dat ze nu met z'n allen in de aanval gaan en Buchmann heeft zich al eens laten zien. Nu dan tijd voor een andere goede klimmer van die ploeg, deze Huzarski.
5. Tankink. Bram moet in de aanval van Nico 'hophophop' Verhoeven. Dan doet Bram dat natuurlijk. Of hij nu 3 ballen heeft of 38. Maakt Bram allemaal niet uit, maar potverdikke, hij moet dan wel lossen.


[ Bericht 0% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:15:47 ]
johannes_vermeerzondag 19 juli 2015 @ 14:41
SPOILER: Etappe 13: Muret - Rodez, 198,5 km
Etappe 13: Muret - Rodez, 198,5 km

De Pyreneeën liggen achter ons. Na de eerste bergrit was bijna alles al duidelijk en daarom kregen we weinig spektakel voor het algemeen klassement in de twee andere bergritten. Voor het eerst in de Tour eens wat kansen voor de vluchters. Na Majka was het nu de beurt aan Rodriguez. Hij boekte een mooie overwinning, op een voor hem toch vrij onbekende manier. Zo vaak gaat hij niet zo vroeg in de aanval. Al zijn tweede overwinning in deze Tour, had eigenlijk niet verwacht dat hij zich op zo'n manier zou laten zien. Na zoveel goede dagen van Gesink werd het ook wel weer eens tijd voor wat pech, die jongen lijkt er nu eenmaal voor geboren. De pech viel deze keer wel mee, een lekke band kan iedereen overkomen. Toch vervelend, hij verliest er een minuut door. In het peloton bleek Sky weer veel te sterk. Porte heeft weer een fantastische vorm te pakken en Britse wielergod Thomas is ondertussen zoveel afgevallen dat hij nu een betere klimmer is dan Nairo Quintana. Gelachen, genoten. Na drie bergritten krijgen we nu een overgangsrit. We gaan op weg naar de Alpen, maar doen voor die tijd eerst het Centraal Massief nog aan.

2pcqI4Y.png
PROFIL.png

Iets ten zuiden van Toulouse start de etappe in het stadje Muret. Muret is een stad met 25.000 inwoners in het departement Haute-Garonne. Het is voor het eerst dat de Tour hier eens, we hebben te maken met een debuut. Niet heel gek, veel is er niet te beleven in Muret. Het is de geboorteplaats van Vincent Auriol, de eerste president van de Vierde Franse Republiek. Bovendien is Muret de geboorteplaats van Clément Ader, een pionier in de luchtvaarttechniek. Hij was zo'n beetje de eerste die een vliegtuig maakte. Toch lukte het hem niet om daadwerkelijk te vliegen met zijn creatie, dat is dan weer jammer. Een van de vliegtuigen die hij maakte noemde hij de Avion. Dit is later in Frankrijk een synoniem geworden voor vliegtuig. Ader was een handig mannetje, hij hield zich ook bezig met het in elkaar knutselen van telefoons, auto's en motoren. Daar moet Muret het van hebben, pochen met mensen die hier ooit geboren zijn. Verder is er niet veel om trots op te zijn. De renner starten in de buurt van de Rue Clément Ader, waar ook het museum Clément Ader te vinden is.

s01---Muret.jpg

Na een redelijk lange neutralisatie gaan de renners ver buiten Muret echt van start. Het eerste deel van de etappe is bijna volledig vlak. Af en toe wel wat kleine stukjes omhoog, maar vergeleken met de afgelopen dagen stelt dat niets voor. Meer dan 100 kilometer praktisch vlak. Op zich liggen hier nog wel wat heuveltjes, maar er wordt voor gekozen om voornamelijk voor allerlei valleien te fietsen. Over grotendeels rechte, brede wegen gaat het richting Laboutarie, waar na 92,5 kilometer de tussensprint is. Een vlakke tussensprint, in een klein dorpje waar verder niet veel te beleven is. Wonen amper 350 mensen, voor die mensen zal het passeren van de Tour ongetwijfeld het hoogtepunt in hun leven zijn. We zitten inmiddels in het departement Tarn, vernoemd naar de rivier Tarn. We scheuren hier een beetje door de vallei en komen wel wat dorpjes tegen die iets interessanter zijn dan Laboutarie. Lavaur bijvoorbeeld.

lavaur-cathedrale---jardins-photolblatge_4626.jpg

Direct na de tussensprint is het nog steeds vlak. Dat blijft ook nog een kilometer of 10 zo, pas na 100 kilometer koers begint het voor het eerst echt op te lopen. Er is alvast een voorzichtige klim richting het dorpje Villefranche-d'Albigeois. Na 115 kilometer koers passeren de renners dit dorp en na dit dorp klimt het nog even verder. Als ze hier echt boven zijn dalen ze vrij snel weer af, richting de rivier Le Tarn. Beneden komen ze uit in Ambialet, een pittoresk dorpje. In dit dorpje steken de renners de rivier Le Tarn over en begint het vrijwel meteen te klimmen. Bijna vier meter klimmen richting Saint-Cirque, aan 5,8% gemiddeld. De eerste echte klim van de dag en toch nog een best redelijke. Klimmetje van de derde categorie, meteen ook de zwaarste van de dag.

1765.jpg

Op de top van de Côte de Saint-Cirque hebben de renners 131 kilometer afgelegd. Vanaf dit moment wordt het nooit meer helemaal vlak. Het loopt nog een paar kilometer licht omhoog richting Valence-d'Albigeois. Ook na het passeren van dit dorpje blijft het omhoog lopen. Niet echt heel steil, een beetje vals plat. Na 142 kilometer rijden de renners het departement Aveyron binnen. Een paar kilometer verder bereiken de renners het dorpje Réquista en net buiten dit dorpje volgt een afdaling. Direct na de afdaling volgt de tweede klim van de dag waar punten te verdienen zijn, Côte de la Pomparie. Een beklimming van 2,8 kilometer aan 5%, maar op de top van deze klim loopt het nog een paar kilometer langer omhoog. Het stijgt dan niet echt indrukwekkend meer, maar al dat vals plat is ook vrij vervelend uiteindelijk. De renners dalen een paar kilometer verder richting La Selve, waar de volgende klim begint. Niet echt een spannende afdaling. Paar bochten wel, maar het gaat over een brede weg. Na La Selve begint de Côte de la Selve meteen, bijna vier kilometer aan 3,7%. Stelt niet gek veel voor dus. Een afdaling richting Cassagnes-Begonhès volgt.

20568357.jpg

In Cassagnes-Begonhès hebben de renners 171 kilometer afgelegd. Nog 27 kilometer tot de finish. Net buiten Cassagnes is het even vlak, maar daarna is het weer tijd voor een klein beetje klimwerk. Vervolgens dalen de renners af richting de vallei van de rivier Le Viaur. Langs deze rivier fietsen de renners een kilometertje of vijf. Zo'n beetje de enige vlakke kilometers in het tweede deel van de etappe. Na het passeren van Bonnecombe, waar een mooie abdij staat, beginnen de renners weer aan een klim. De klim gaat ze brengen naar La Primaude. Een kilometer of vier klimmen en in die tijd bijna 200 hoogtemeters overwinnen, mijn slechte rekenkunsten brengen mij dan op een stijgingspercentage van 5%. Toch nog best een aardig klimmetje. Vooral in het begin loopt het nog gemeen op, richting La Primaube lijkt het af te vlakken. Na 188 kilometer komen de renners boven.

Abbaye_de_Bonnecombe.JPG

De weg richting La Primaube was al best recht, maar voorbij dit dorp gaat het helemaal rechtdoor. Vijf kilometer recht vooruit, met alleen een paar rotondes onderweg. Dit alles in licht dalende lijn. Pas als de renners in de buurt komen van Rodez begint het echt te dalen. Op vijf kilometer van de streep is er een rotonde, waar de renners links gaan. Niet veel later komen ze nog een rotonde tegen, waar ze dan weer rechts moeten gaan. Daarna gaat het even een kilometertje rechtdoor, terwijl het flink naar beneden gaat. Op iets minder dan vier kilometer van de streep krijgen de renners te maken met een rotonde, waar ze een bocht van 180 graden maken. Ze gaan onder een viaduct door en krijgen nu twee bochten naar links. Het daalt hier inmiddels flink en de renners duiken onder een oude brug door. Tot op twee kilometer van de streep blijft het dalen. De renners op iets meer dan twee kilometer van de streep weer een rotonde, die ze links moeten nemen. Ze verlaten eigenlijk Rodez weer en fietsen langs de rivier L'Aveyron, op weg naar de finish. Ze komen weer onder de brug door die ze eerder al tegenkwamen.

Bwo5Neb.png
EqmDVCJ.png

Op twee kilometer van de streep is het vlak, dit blijft maar anderhalve kilometer zo. Bij het passeren van de laatste kilometer krijgen de renners een flinke bocht met links en niet ver daarna een flinke bocht naar rechts. Na deze bocht begint het meteen omhoog te lopen. Er volgt nog een bocht naar links en weer een bocht naar rechts. Daarna is het de laatste meters rechtdoor tot de streep. De laatste 570 meter van de etappe loopt het dus omhoog. Het loopt zelfs heel erg omhoog, dit stuk is aan 9,6%. Zo steil ziet het er niet uit als je zelf kijkt, maar een serieus muurtje is het zeker nog. Schijnt zelfs nog een strook aan 11% bij te zitten. Het is vooral in het begin lastig, de laatste meters richting de streep lijkt het wat af te vlakken. Wederom een muurtje in een etappe, lijkt wel alsof ze bij de ASO iets teveel naar de Vuelta hebben gekeken. Volgens de organisatie is het 570 meter omhoog, volgens andere bronnen is het dan weer 450 meter. Dat zou echt fantastisch zijn. In ieder geval een heel kort muurtje, waar je ook als klassementsrenner toch weer even op moet letten.

Stage-1432649106.jpeg
e37K2wc.png

Rodez is een stadje met 25000 inwoners in het departement Aveyron. Het maakt voor de vierde keer deel uit van de Tour. In 1984 kwam er een rit aan in Rodez, deze rit werd gewonnen door Pierre-Henri Menthéour. Een vrij onbekende renner, een veelwinnaar was het niet. De 13e rit in de Tour van 1984 zou zijn enige succes in een grote ronde zijn. Pierre-Henri overleed vorig jaar na een langdurige ziekte. Zijn broer, Erwan, is wellicht bekender. Niet vanwege zijn prestaties, maar omdat hij de eerste renner zou zijn die echt verdacht werd van het gebruiken van EPO. Twee keer vertrok er een rit in Rodez. Een dag na de overwinning van Pierre-Henri Menthéour vertrok het peloton weer uit Rodez, om naar Domaine du Rouret te fietsen. De Belg Fons De Wolf zou deze rit winnen. In 2010 was de Tour voor het laatst in Rodez. De rit vertrok hier en zou eindigen in Revel. Absolute eindbaas van het peloton, Alexandre Vinokourov, zou deze rit winnen. Rodez is een mooi stadje, met vooral een mooie kathedraal. Het is ook nog eens de geboorteplaats van Alexandre Geniez, een van de saaiste renners van het peloton.

6708231231_7f8b6ef2c2_b.jpg

Het wordt weer eens heel warm. De hele dag dik boven de 30 graden, richting de 35 graden zelfs. Dat wordt weer heerlijk smeltend asfalt. Gelukkig niet al te lastige afdalingen tijdens deze rit, dat scheelt dan weer. In tegenstelling tot de vorige etappe zal het waarschijnlijk droog blijven. Er wordt nog wel wat slecht weer voorspeld voor de komende dagen, maar tijdens deze etappe zou het droog moeten blijven. Vrij weinig wind, het zal echt heel erg warm zijn. Om 12:20 vertrekken de renners in Muret en 20 minuten later is de neutralisatie voorbij. Tussen 17:04 en 17:30 zou men in Rodet moeten aankomen. Deze etappe zal niet integraal worden uitgezonden, het zal weer ouderwets om 14:10 beginnen.

In principe is dit een overgangsetappe, een rit voor een groepje vroege vluchters. Dat zou nu ook het geval moeten zijn, hoewel het zomaar kan zijn dat er nog ploegen gaan willen controleren. Voor veel renners komen er niet veel kansen meer, dan moet je denken aan de Degenkolbjes en de Sagans van deze wereld. Deze rit zou geschikt voor deze jongens moeten zijn, vooral nog met zo'n muurtje op het einde. Het is toch wel een hele lastige rit, vooral om te controleren. Ik zie Giant dat niet echt doen en of Tinkoff nu echt gaat werken voor Sagan is ook maar de vraag. Ik ga toch maar uit van een etappe voor wat vluchters, omdat het tweede gedeelte van de rit niet zo makkelijk te controleren is en er waarschijnlijk niet veel ploegen zijn die willen rijden. Voor een fitte Matthews was het ook nog wel wat geweest, maar die valt ook al af. Blijft verder weinig over. BMC zal ook wel niet gaan rijden voor Van Avermaet. Misschien dat Europcar nog een poging wil wagen maar Coquard, maar lijkt me logischer dat ze weer iemand in de aanval sturen. Dan wordt het maar weer met de ogen dicht vijf namen uitkiezen.
1. Simon. Een renner van Cofidis als nummer 1 kiezen is altijd een slecht idee, maar ik ben van de slechte ideeën. Hij was een paar dagen geleden al in de aanval in de rit naar Cauterets. Een echte klimmer is hij niet, toch wist hij nog zesde te worden. Hij kon Voeckler bijhouden, helemaal niet zo slecht. Deze etappe is veel makkelijker en de finish is op het lijf van Simon geschreven. Zo'n kort klimmetje op het eind is zijn ding. Mag hij nu laten zien. Of niet, want hij fietst bij Cofidis.
2. Martens. Paultje, van Lotto Djumbo. Kan zomaar de meest onzichtbare renner zijn tot nu toe. Totaal nog niet gezien, maar een etappe als deze is echt iets voor hem. Als hij een beetje slim is gaat hij in de aanval, op zo'n laatste muurtje is hij vaak toch behoorlijk sterk. Als alle favorieten er nog bij zijn valt dat alleen niet zo op, hij moet het dan wel van een uitgedund groepje hebben.
3. Gautier. Van Cyril hebben we nog niet veel gezien. Normaal toch het broertje van Voeckler qua aanvalslust, maar daar blijkt tot nu toe niet veel van. Dit is wel een goede etappe om aan te vallen en als je kijkt wie er van Europcar al allemaal in de aanval zijn geweest is Gautier ondertussen wel aan de beurt. Kan ook best aardig aankomen op zo'n kort klimmetje.
4. Cummings. Nieuwe dag, nieuwe god van MTN-Qhubeka in de aanval. Cummings heeft eigenlijk nog niet zoveel laten zien. Beetje een onvoorspelbare wielrenner. Heeft van die dagen dat hij echt heel veel kan, maar vaak is het ook helemaal niets. In de 12e rit reed hij best aardig, zijn beste prestatie tot nu toe. Zal hem ongetwijfeld motiveren om ook eens in de aanval te gaan en daar is dit een perfecte rit voor.
5. Geniez. Zijn stad, dan zal hij zich wel willen laten zien. Heeft alleen totaal geen vorm, een overwinning lijkt me dus uitgesloten. In de Giro sloop hij nog wel onzichtbaar naar een 9e plaats, maar nu is het echt niets. In de Giro viel hij verder alleen op door in een afdaling vijf keer uit de bocht te vliegen. Als hij dat nu ook gaat doen zal hij natuurlijk nooit winnen.

Etappe 14: Rodez - Mende, 178,5 km

Het onmogelijke is gebeurd. Greg Van Avermaet wint iets. In de Tour ook nog eens. Ik denk dat ik nu alles heb gezien, echt heel apart dit. Is al dat olvarit toch niet zo slecht voor je. Gelukkig voldeed Sagan dan wel weer aan de verwachtingen, wederom een mooie tweede plaats. Dat is zijn vierde tweede plaats deze Tour. Het begint een beetje zielig te worden, maar Van Avermaet heeft dat ook jarenlang gehad. Die kan blijkbaar stiekem toch wel winnen, dan zal het Sagan een dezer dagen ook moeten lukken. Giant liet maar weer eens zien een ontzettend lelijke ploeg te zijn. Hele dag op kop voor een vierde plaats, grote klasse. En passent ook nog even het karretje van Wilco Kelderman in de poep rijden, ik stel voor dat we alle Giants terug naar Taiwan sturen. Etappe 14 is een etappe die je eigenlijk ook wel kan bestempelen als een overgangsetappe. Het is niet een echte bergrit, maar toch zeker zwaar genoeg om renners in de problemen te brengen. Alle klassementsrenners moeten weer alert zijn.

zb9jWnV.jpg
PROFIL.png

Etappe 14 begint daar waar etappe 13 eindigde, in Rodez. De start is in het centrum, op de Avenue Victor Hugo, dicht bij de kathedraal. Direct na het vertrek fietsen de renners langs de kathedraal. Vervolgens fietsen ze nog een heel rondje door het centrum en verlaten ze daarna Rodez, waar de koers een paar kilometer later pas echt begint. Als de neutralisatie eenmaal voorbij is begint het meteen op te lopen. De eerste 44 kilometer van de koers zal het bijna continu omhoog lopen. Af en toe een klein afdalinkje, maar verder vooral toch veel meters vals plat omhoog. Na amper 10 kilometer al de eerste serieuze uitdaging van de dag, toch weer een meter of 150 omhoog in een paar kilometer. Het eerste klimmetje waar punten te verdienen komt na 20 kilometer, dan beklimt het peloton de Côte de Pont-de-Salars. Deze heuvel, die start na het passeren van Pont-de-Salars, is 1,3 kilometer lang aan 5,8%. Dit pukkeltje krijgt toevallig dan een categorie opgeplakt, maar in het eerste deel van de etappe zijn er meer van dit soort heuveltjes.

12_-_Rodez_Cath%C3%A9drale.jpg

Na de Côte de Pont-de-Salars komen de renners op een plateautje terecht en daar blijven ze nog een kilometer of 10 op. Daarna gaat het weer verder omhoog, Na het dorpje Salles-Curan loopt het weer even een paar kilometer flink omhoog, we gaan van een meter of 800 boven zeespiegel naar 100 meter boven zeespiegel. Eenmaal boven is het voorlopig wel gedaan met al dat klimwerk. Na 44 kilometer komen de renners boven op de Col de Vernhette en daarna begint er een lange afdaling richting de rivier Le Tarn. Een afdaling van bijna 14 kilometer, met een aantal bochen. Eenmaal beneden wordt er een flink aantal kilometer door de vallei gefietst, langs Le Tarn. Op 100 kilometer van de streep komen de coureurs door Millau, waar de tussensprint van de dag is. Vlak voor de tussensprint fietsen de renners onder het viaduct van Millau door.

millau_viaduct.jpg

Als de tussensprint is geweest blijven de renners gewoon vrolijk door de vallei fietsen. De Tarn wordt nooit uit het oog verloren. Het is af en toe een beetje bochtig langs deze rivier en de weg begint een beetje op te lopen, maar verder is er niet veel te melden. Het blijft nog meer dan 50 kilometer praktisch vlak. In die tijd loopt het amper 100 meter omhoog. Het wordt dus pas interessant na een kilometer of 140, na het passeren van Sainte-Énime. Voor het oog is de etappe wel interessant, de vallei van de Tarn is een prachtige vallei. Rotsen, water, wat wil een mens nog meer. Prima gebied om te kanoën ook, Ducrot en Dijkstra kunnen hun hart ophalen. Welk dorpje de renners ook passeren, overal is wel iets moois te vinden. Een oude brug over de Tarn, gebouwen die haast in de rotsen liggen, helder water, mooi gebied.

1280px-Sainte-Enimie-Gorges_du_Tarn-Frankreich.jpg

Als Sainte-Émine is gepasseerd laten we de Tarn achter ons en is het tijd voor de langste klim van de dag. De Côte de Sauveterre is een beklimming van de tweede categorie en is 9 kilometer lang aan gemiddeld 6%. Het is een best regelmatige klim, niet echt veel verschil qua percentages. Halverwege de klim wordt het wel even iets zwaarder, met twee kilometer aan 7%, maar echt heel erg zwaar wordt het niet. Wel een redelijk klimmetje, na een kilometer of 80 door de vallei altijd lastig. Het begin is iets makkelijker, met een kilometer aan 5%. Zou toch niet veel problemen mogen opleveren, tenzij hier echt flink door gaat worden gereden. Na deze klim fietsen de renners nog even verder over een plateau, voor er weer afgedaald wordt richting een vallei. Een kilometer of zes afdalen richting Balsièges, om daarna meer dan tien vlakke kilometers te krijgen.

t_48BALSIEGES_100.jpg

We zijn nu al best dicht in de buurt van de streep. Na die tien vlakke kilometers door de vallei krijgen we nog een klimmetje, de Côte de Chabrits. Dit heuveltje van de vierde categorie brengt ons naar het dorpje Chabrits. Het is iets minder dan twee kilometer lang en 5,9% gemiddeld. In Parijs-Nice van 2012 kwam dit klimmetje ook voor, in een etappe die ook zou eindigen net buiten Mende. Na dit klimmetje wordt er afgedaald richting Mende en is het nog maar een paar kilometer tot de finish. Na 170 kilometer, op 8,5 kilometer van de finish wordt Mende voor het eerst bereikt. Al die tijd daalt het af, tot een kilometer of 5 van de finish. Door de buitenwijken van Mende gaan we op weg naar de slotklim.

3_mende-2.jpg

De slotklim is drie kilometer lang en 10,1% gemiddeld. De Côte de la Croix Neuve begint net buiten Mende en heeft een aanloop die nog wel te doen is. Daarna wordt het steeds steiler, het begint op te lopen richting de 10% en daar blijft het niet bij. Uiteindelijk gaat het over de 13% heen, voor het weer langzaam af begint te vlakken richting 11% en daarna richting 5%. Het zit wel bijna drie kilometer achter elkaar dik boven de 10%, met dus uitschieters naar 13%. De top ligt op iets meer dan een kilometer van de streep, daarna wordt het bijna volledig vlak en zit er zelfs nog een klein stukje afdaling bij. Renners die aan willen vallen zullen het dus iets verder van de streep moeten doen, in de laatste kilometer heeft dat niet echt zin meer. Voor het eerst sinds 2010 is de Tour weer terug op deze Côte de la Croix Neuve, ook wel bekend als de Montée Jalabert. Vlak bij de finish ligt nog een vliegveld,

Stage-1432648598.jpeg
68535664.jpg

Mende is een dorp met 13.000 inwoners. Het komt regelmatig voor in verschillende wielerkoersen, maar eigenlijk ligt de finish nooit in Mende zelf. Het is bijna altijd op de plek waar we nu ook gaan aankomen, de Côte de la Croix Neuve. Voor de vierde keer komt hier een rit aan. De eerste keer was in 1995, toen Laurent Jalabert op deze côte wist te winnen. De côte werd al snel naar hem vernoemd. Tien jaar later, in 2005, kwam er weer een rit in Mende aan. De overwinning ging toen naar de Spanjaard Marcos Serrano. Vijf jaar geleden was er nog eens in finish in Mende, het zou de eerste ritoverwinning worden voor Joaquim Rodriguez in de Tour. Inmiddels heeft hij er al een paar bij. Ook in Parijs-Nice komen ze wel eens aan in Mende. In 2007 en 2010 bijvoorbeeld, beide keren was Alberto Contador de sterkste. Toch moet ik het hardste lachen om de aankomst in Mende van 2012. Lieuwe Westra, de oude stratenmaker uit Friesland, had al laten zien dat hij wel aardig kon fietsen. Wat niemand nog wist, was dat hij ook best aardig kon klimmen. In 2012 liet hij dat zien in Parijs-Nice. Ineens was hij de beste van allemaal in Mende. Hij fietste weg van Wiggins, hij fietste weg van Valverde, Leipheimer, Cunego en ga zo maar door. Die stratenmaker uit Friesland was ze allemaal te snel af. Vacansoleil heeft door de jaren heen best lollige dingen gedaan, deze overwinning van Westra was toch wel met afstand de lolligste.

parisnice.jpg

Het schijnt wat minder warm te worden in Frankrijk. In plaats van 35 graden nog maar 29 graden, dat is al een flinke vooruitgang. Er wordt ook wat regen voorspeld, vooral in Mende. Tegen de tijd dat de renners in die buurt zouden moeten zijn toch bijna 50% kans op neerslag. Kan wel wat toevoegen aan de etappe, toch nog wat klimmetjes en ook wat afdalingen. Niet echt de meeste technische afdalingen, maar met regen wordt ineens iedere afdaling technisch. Kan leuk zijn voor Froome. Om 12:35 zullen de renners vertrekken in Rodez, 10 minuten later begint de etappe echt. Tussen 16:48 en 17:13 worden de renners buiten Mende verwacht, bij het Aérodrome de Mende-Brenoux. De finale zal pas rond een uur of vier beginnen, als de Côte de Sauveterre op het programma staat. Het is dan wel weekend, van een integrale uitzending is geen sprake. Gewoon om 14:10 weer bij Sporza en de NOS. Tegen die tijd fietsen de renners ergens in een vallei, dus echt spannend zal de koers dan ook nog niet zijn. Wel een mooie omgeving.

Geen idee meer wat ik moet voorspellen. De vorige etappe leek perfect voor een groepje vluchters, maar dan zijn er blijkbaar toch nog ploegen die het menen te moeten controleren om uiteindelijk vierde te worden. Kan nu ook weer gebeuren. De slotklim is een hele lastige, waar in het verleden al mooie dingen zijn gebeurd. Joaquim Rodriguez heeft hier al eens gewonnen en Contador ook. Aan dat soort namen moet je toch wel denken bij deze klim. Mijn gratis tip voor Giant is dat ze nu niet voor Degenkolb hoeven te rijden. Toch is het nu ook weer de vraag welke ploeg er gaat rijden. Gaat Movistar rijden voor Valverde? Het zou niet onverstandig zijn, deze klim is echt geschikt voor Piti. Als Sky het gaat controleren maakt Froome ook een serieuze kans op de overwinning. Toch denk ik niet dat Sky dat gaat doen, hebben ze totaal geen reden voor. Hun ritoverwinning is al binnen en de gele trui is veel belangrijker. Of Movistar alle kastanjes uit het vuur gaat halen weet ik ook niet. Stiekem ga ik weer voor een paar vluchters. Als het geen vluchters worden moet je denken aan de renners die we al eerder hebben gezien op de korte steile heuveltjes. Rodriguez, Valverde, Dan Martin, Vuillermoz, dat soort jongens. Contador heeft hier dus ook al twee keer gewonnen, een naam om rekening mee te houden. Het is wel de laatste kans voor de klassementsrenners om in de tweede week nog wat tijd te pakken op de concurrenten. Nouja, toch maar vijf willekeurige namen.
1. Yates. Een van de twee, dat is lekker makkelijk. Maakt me niet uit, ik kan ze toch niet uit elkaar houden. Adam scheert zich iets minder, dat schijnt dan het onderscheid te zijn. In ieder geval, als die knulletjes slim zijn gaan ze gewoon lekker aanvallen. Als een van de twee in de aanval gaat en die vlucht zou succesvol zijn, dan zijn ze meteen grote favorieten. Dit soort werk is ideaal voor die jongens.
2. Kruijswijk. Het is bijna de derde week, dus ik verwacht ondertussen toch wel iets van de kleerhanger. Hopelijk kan hij nu al wat moois laten zien en hoeft hij verder niet op Gesink te letten. Hop hop hop.
3. Arredondo. Vorig jaar was Julian zo goed, dit jaar is het best treurig. Dit kleine klimmertje, met zijn kinderfietsje, mag ondertussen wel eens wat laten zien. Daar is deze etappe bij uitstek geschikt voor. Colombiaantjes moeten even wat minder kort worden gehouden.
4. Sepulveda. Omdat Eduardo ook nog helemaal niets heeft laten zien. Beetje aanklampen, leuk. Hup, aanvallen met je kadaver. Maak Argentinië trots.
5. Maté. Cofidis laat ook weer bar weinig zien. Normaal valt Maté nog wel op, met zijn vlechtje. Nu ook niet eens, totaal onzichtbaar weer die ploeg. Hebben stiekem best een groot budget, met het geld dat er in die ploeg gepompt wordt zouden ze gewoon mee kunnen doen aan de World Tour. Willen ze niet, ze blijven liever op een wat lager niveau actief. Is ook wel te zien aan de prestaties, treurig weer.

Etappe 15: Mende - Valence, 183 km

Dat op Nelson Mandela Day een renner van de eerste Afrikaanse ploeg in de Tour wint is natuurlijk een prachtig verhaal. Op de geboortedag van Nelson Mandela was de Brit Stephen Cummings twee Fransen te snel af. De Fransen keken vooral veel naar elkaar en daar kon Cummings van profiteren. Bijkomend voordeel voor Cummings was dat Pinot als een oud wijf door de bochten ging. Een overwinning voor MTN-Qhubeka, een ploeg met een mooi verhaal en een heel goed doel. Cummings stak bij het passeren van de streep zijn hand omhoog en beelde daarmee het symbool van Qhubeka uit. Een handreiking, maar dan nog wel een waar je zelf wat moeite voor moet doen. Was nog mooier geweest als er een renner uit Zuid-Afrika had gewonnen, maar je kan niet alles hebben. Dit was mooi genoeg, met name ook het gepruts van de Fransen. Nu gaan we verder met de laatste rit voor de rustdag. We zitten in het weekend, dan verwacht je een goede bergrit. Is nu geen sprake van, het eerste gedeelte van de etappe is nog wel flink heuvelachtig, maar het laatste deel van de etappe is het volledig vlak. Kan zomaar nog een etappe voor sprinters worden en dat op een zondag. De zware ritten in de Alpen krijgen we pas na de rustdag.

MgHYRi3.jpg
PROFIL.png

Waar de vorige eindigde op een vliegveld buiten Mende, zal deze etappe starten in Mende zelf. In de buurt van de kathedraal beginnen de renners aan de laatste etappe van de tweede week. Mende is een stad met 12.000 inwoners en voor de tweede keer vertrekt hier een rit. De eerste keer was in 1995, daags nadat Laurent Jalabert won op de Côte de la Croix Neuve zou er in Mende een rit vertrekken richting Revel. Deze rit van 245 kilometer werd gewonnen door de Oekraïner Sergey Oesjakov, zijn enige ritoverwinning in de Tour. Deze rit is beduidend korter, maar nog steeds best lastig. In de neutralisatie fietsen de renners Mende uit, naar de vallei van de rivier Le Lot. Als de koers net bezig is fietsen de renners nog een paar kilometer langs die rivier, maar al snel gaat het klimmen beginnen. Na 9,5 kilometer komt het peloton al boven op de eerste klim van de dag, de Côte de Badaroux. Een beklimming van de derde categorie, 4,6 kilometer lang en 5,1% gemiddeld.

Cath%C3%A9drale_Notre-Dame_et_Saint-Privat_-_Mende_-Loz%C3%A8re.jpg

Op de top van de Côte de Badaroux zijn de renners eigenlijk pas net begonnen. Er gaat nog 9 kilometer verder geklommen worden, richting Côte de la Pierre Plantée. Dit stuk is wel een stuk makkelijker, het gaat eigenlijk vals plat omhoog. Procentje of 2, af en toe 3. Stelt niet zo gek veel voor. Als de renners dan echt boven zijn komen ze op een soort van plateau terecht. Het blijft een aantal kilometer redelijk vlak, na 36 kilometer komen ze uit in Chasseradès en in bijna 20 kilometer is er minder dan 100 meter gedaald. Na Chasseradès gaat het weer even een klein beetje omhoog, maar al snel mogen de renners weer verder in dalende lijn. We fietsen nu op de grens van twee departementen, Lozère en Ardèche. Een paar kilometer fietsen we precies op die grens, maar na het passeren van het gehucht Luc wordt dan toch echt voor de Ardèche gekozen.

2010.Luc-46.jpg

Na 53 kilometer fietsen we dan door de Ardèche en hier begint het langzaam weer omhoog te lopen. Heel langzaam, tot Saint-Étienne-de-Lugdarès, na 60 kilometer, is het nog eigenlijk gewoon vlak. Een paar kilometer na dit dorp begint de tweede klim van de dag. De renners moeten de Col du Bez gaan bedwingen, een klimmetje van de vierde categorie. Is 2,6 kilometer lang en 4,4% gemiddeld. Niet echt heel erg zwaar, maar na afgelopen week zal alles wel zwaar aanvoelen. Op de top van dit klimmetje is er geen afdaling, er wordt bijna meteen beginnen aan de volgende klim. Slechte wegen wel hier, tenzij er sinds 2011 iets aan is gedaan. Het derde klimmetje van de dag is de kortste, de Col de la Croix Bauzon is 1,3 kilometer lang en 6,2% gemiddeld. Weer een klimmetje van de vierde categorie. Hierboven ligt nog een skistation, ook in de winter is hier genoeg te doen.

13juillet165o.jpg

Boven op de Col de la Croix Bauzon hebben de coureurs 73 kilometer afgelegd. Het is voorlopig even gedaan met het klimmen, een bochtige afdaling richting La Souche volgt. De afdaling is ongeveer 13 kilometer lang en er wordt aan bijna 6% gemiddeld afgedaald. Eigenlijk is deze kant van de klim een stuk interessanter. Bochtige afdaling dus, de renners fietsen bijna de hele afdaling langs een ravijn en de bochten zijn bijna ontelbaar. Niet echt de meeste venijnige bochten, allemaal goed in te schatten en prima te doen. Na 87 kilometer komen de renners aan in La Souche en zijn ze bijna helemaal beneden. We fietsen net als tijdnes de vorige etappe weer door een mooie omgeving. Talloze mooie dorpjes, gebouwd op heuvels. Een paar van die dorpjes zijn La Souche en Jaujac, waar de renners na 93 kilometer passeren. Hier krijgen de renners weer te maken met een klein stukje bergop, maar daarna daalt het snel weer verder richting de tussensprint van de dag in Aubenas. Dit is een lastige tussensprint, in de laatste kilometer richting die sprint moeten er nog 50 hoogtemeters overwonnen worden. Toch aan bijna 5% omhoog dus in Aubenas. Ook best een mooi stadje.

cadt07_al_aubenas_gf.jpg

Als de tussensprint is geweest kan de koers echt interessant gaan worden. Dit is een etappe waar iets van te maken valt, maar dan moeten de renners daar wel hun best voor gaan doen. Niet ver buiten Aubenas begint de weg omhoog te lopen en tien kilometer na de tussensprint gaat de laatste beklimming van de dag echt beginnen. Na 126 kilometer, op iets minder dan 60 kilometer van de streep, gaan de renners boven komen op de Col de l'Escrinet. Deze klim van de tweede categorie is in totaal 14 kilometer lang, maar de organisatie telt alleen de laatste 8 kilometer mee. Dit zijn ook de zwaarste kilometers. De andere kilometers komt het niet boven de 3%. Als de klim echt begint krijgen de renners meteen een kilometer aan 7,5%, maar zwaarder dan dat wordt het niet meer. Het blijft de rest van de klim tussen 5 en 6% stijgen. Niet echt de zwaarste klim van allemaal, maar na twee zware weken kan je hier alle sprinters lossen als je een beetje gas geeft.

Escrinet_suzon_2005.JPG

Iedereen die gelost wordt heeft genoeg tijd om terug te komen. Na de top volgt een afdaling van bijna 20 kilometer. Het eerste deel van deze afdaling is bochtig en brengt de renners naar Privas. De weg is zo'n beetje tien meter breed, dus echte problemen hoeven we hier niet te verwachten. Hier zou zelfs Pinot redelijk vlot door moeten komen. Ook niet echt een hele steile afdaling, gaat minder steil naar beneden dan dat het naar boven ging. Een afdaling die niet echt technisch is, maar waar je gewoon alsnog hard moet trappen. Als er een paar ploegen rijden en dat ook in de afdaling blijven doen, is er wel minder kans voor achtervolgers om terug te keren. Geen technische passages waar je tijd goed kan maken door als een debiel door te bocht te vliegen. Als de renners Privas hebben gepasseerd daalt het nog een kilometer of tien verder richting Le Pouzin. In de buurt van Le Pouzin wordt de omgeving erg mooi, de renners fietsen dan langs de rotswanden.

uZ5nSor.jpg

Beneden in Le Pouzin komen we uit bij de Rhône. Deze rivier blijven we nu een hele tijd volgen. In Le Pouzin hebben de renners 152 van de 183 kilometer gehad. Veel is er niet te melden over de laatste 30 kilometer. Het gaat lange tijd rechtdoor richting Valence, langs de Rhône. Na 157 kilometer wordt La Voulte-sur-Rhône gepasseerd, daar is een mooie brug. Aan de linkerkant zijn allerlei dorpjes verstopt in de heuvels, maar daar fietsen we helaas niet door. We fietsen aan de rand van de Ardèche en aan de linkerkant liggen de mooie heuvels voor het oprapen. Je zou van deze etappe echt iets heel moois kunnen maken, maar de ASO weet dat weer grondig te verneuken. Zo'n rit op een zondag, topshowtje hoor. Op 14 kilometer van de streep wordt Soyons gepasseerd. Op het plateautje boven Soyons staat een scheve toren. Op een kilometer of zes van de streep steken we eindelijk de Rhône over en fietsen we Valence binnen.

xQ1ZssE.png

Genoeg bochten en rotondes in de laatste kilometers. Met het binnenfietsen van Valence zijn we ook meteen het departement Drôme binnengefietst. De Ardèche ligt helaas achter ons, daar was veel meer uit te halen geweest. De brug waarover de renners Valence binnenfietsen is ook echt 10 meter breed. Daarna wordt het interessant, de weg wordt een stuk smaller. Belangrijk punt om goed van voren te zitten. Op iets meer dan vijf kilometer van de streep is er een leep bochtje naar rechts, door een winkelstraat fietsen de renners nu naar de echte obstakels van de finale. Op iets meer dan vier kilometer van de streep een rotonde. Op vier kilometer van de streep begint het een beetje omhoog te lopen, de renners slaan linksaf en meteen gaat het omhoog. 21 hoogtemeters worden overwonnen in minder dan een kilometer, toch nog best een vervelend pukkeltje. Bij de volgende rotonde, die links gepasseerd moet worden, is het alweer gedaan met het klimmen. De laatste drie kilometer richting de streep is het vlak. Wel nog een goede bocht op drie kilometer van de streep, na die bocht komen de renners op een brede weg terecht. Deze weg loopt praktisch twee kilometer rechtdoor. In de slotkilometer krijgen de renners nog te maken met een rotonde, die ze rechts nemen. Die rotonde is nog best dicht bij de streep, op een meter of 400. Die laatste meters gaat het wel rechtdoor. De finish is vlak voor het Stade Georges Pompidou, het stadion van de lokale voetbalclub, met een prachtige sintelbaan. Club komt uit op het vijfde niveau in Frankrijk ofzo, kunnen er niets van. Wordt ook wel eens iets met atletiek gedaan.

3658

Valence is een stad met 64.000 inwoners, een stad op de grens van de Ardèche en Drôme, aan de oevers van de Rhône. Twee renners van AG2R zijn geboren in Valence, Axel Domont en Guillaume Bonnafond. Helaas voor die jongens zijn ze er zelf niet bij. Deze stad maakt voor de tweede keer deel uit van de Tour de France. De eerste keer was in 1996. Een rit die vertrok in Gap, met aankomst in Valence. De Colombiaan Chepe González won deze rit, hij werd duidelijk niet kort gehouden. Later zou deze Colombiaan, in dienst van het roemruchte Kelme, nog meerdere ritten in de Giro winnen en ook een paar keer de bergtrui veroveren. De Giro lag hem wat beter dan de Tour. Gonzalez was vooral een aanvaller en een goede klimmer. De tweede winnaar in Valence zou zomaar een sprinter kunnen zijn. Nogal een contrast.

Kiosque_2004-09-18_009.jpg

Het blijft warm in Frankrijk, tijdens deze rit zal het weer op z'n minst 30 graden worden. Waarschijnlijk nog wel warmer dan dat. Het zal wel droog blijven, er wordt geen neerslag voorspeld. Ook weinig wind, wederom een hele warme dag. Om 13:00 vertrekken de renners uit Mende en vijf minuten later is de neutralisatie voorbij. Tussen 17:09 en 17:33 zouden ze aan moeten komen in Valence. Om 14:10 zal de NOS er weer bij zijn met wat nutteloze interviews en itempjes. Kwart over twee zal Sporza gewoon beginnen met de koers.

Als er flink wordt gekoerst tijdens deze rit zou het nog best leuk kunnen worden. In principe kan je in dit gebied een fantastische heuvelrit uittekenen, maar als je de hele tijd de Rhône volgt wordt het niets natuurlijk. Best wel een gemiste kans, want een potentiële sprintersrit in het weekend wil niemand, lijkt me. Kan alle kanten op met deze etappe. Kan iets voor een groepje vluchters worden, aangezien het eerste deel van de etappe niet echt te controleren is en niet iedere ploeg zin zal hebben om te rijden. Als ploegen stiekem toch zin hebben om te rijden kan het dan weer een massasprint worden. De laatste beklimming van de dag zal wel vrij beslissend zijn. Als daar echt hard wordt gereden zijn de Greipeltjes en Cavendishjes van deze wereld wel verdwenen. Hebben ze nog 60 kilometer om terug te komen. Kan lukken als ze nog flink wat knechten in de buurt hebben, anders wordt het lastig. Als er in het eerste deel van de etappe goed wordt gekoerst zal het niet voor een Greipel zijn. Als er een bejaardentempo is zal iedereen er nog zijn. Ik denk dat in ieder geval Sagan nog wel een ritje wil en ook bij Giant zullen ze nog steeds wel in Degenkolb geloven. Die ploegen zullen wel wat gaan ondernemen. Toch een sprint, met een uitgedunde groep.
1. Degenkolb. Eigenlijk is Sagan een logischere naam, maar die wint toch niet. Dan kom je toch bij Degenkolb uit, omdat Cavendish en Greipel er misschien niet bij zullen zijn. Niet dat Degenkolb zo'n zekerheidje is, maar wint toch net wat makkelijker dan Sagan.
2. Sagan. Genot.
3. Demare. Klimt best behoorlijk deze Tour. Of nouja, voor een sprinter dan. Bakt er in de sprints zelf alleen nog niet veel van. Was waarschijnlijk niet echt slim van FDJ om Bouhanni te laten gaan en alles op Demare te zetten. Misschien dat hij in een uitgedunde sprint wel wat kan bereiken.
4. Coquard. Komt ook nog wel aardig over wat heuvels. Zal vast wel lossen als er flink hard wordt gereden, maar iets later dan wat andere sprinters. Heeft dan meer kans om terug te komen om daarna een anonieme vierde plaats te halen in de sprint. Als iedereen er bij is heeft hij toch moeite om echt wat uit te richten.
5. Cimolai. Als het moet komt hij ook wel aardig over een heuvel. Wat we tijdens deze etappe krijgen is wel wat meer dan een heuvel, maar toch zou dit wel moeten lukken. Goede kans voor hem om nog eens een leuke ereplaats te halen.


[ Bericht 0% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:16:28 ]
johannes_vermeerdinsdag 21 juli 2015 @ 14:49
SPOILER: Etappe 16: Bourg-de-Péage - Gap, 201 km
Etappe 16: Bourg-de-Péage - Gap, 201 km

Op zondag een tamelijk saaie rit voor de sprinters, dat was wel een kleine tegenvaller. Er werd nog wel enigszins gekoerst in het begin van de rit, maar het bleek dan allemaal toch niet lastig genoeg om echt veel jongens te lossen. Niet erg dat er nog eens een kans voor de sprinters was, want zoveel zijn er nog niet geweest. Had alleen wel op een andere dag gekund, doe zo'n rit maar doordeweeks. Greipel was weer indrukwekkend sterk, hoewel je ook zou kunnen zeggen dat het logisch is dat hij Degenkolb en Sagan verslaat in een vlakke finale. Kristoff valt eigenlijk weer tegen, daar hadden we toch meer van verwacht. Ook op dit gebied bakken de Fransen er niets van, het is niet hun Tour. Vaak is de rustdag op een maandag, maar dit jaar is het dinsdag pas. De renners moeten dus nog een keer aan de bak en krijgen te maken met een etappe die op papier een van de interessantste van deze Tour is. Eindelijk eens een keer een aankomst na een afdaling, beetje variatie is altijd goed.

9EnaV39.jpg
PROFIL.png

De zestiende etappe van deze ronde zal ons richting de Alpen brengen. De start van deze rit is in Bourg-de-Péage. Een dorp met 10.000 inwoners, net boven Valence, aan de Isère. Een erg spannend dorpje is het niet, ooit werden hier veel hoeden en petten gemaakt maar die industrie is verdwenen. De oude fabrieken staan er nog wel. Bourg-de-Péage is voor de tweede keer een startplaats in de Tour de France. De vorige keer was in 2010, toen er een rit vertrok richting Mende. Mende kennen we ook nog wel, daar zijn we de afgelopen dagen geweest. Die rit in 2010 werd gewonnen door Joaquim Rodriguez. Hij zou nu weer een rit kunnen winnen met vertrek in Bourg-de-Péage. Zou zomaar een rit voor een groepje vluchters kunnen zijn en zo gek zou het niet zijn als hij weer aan gaat vallen. Kort na de start steken de renners de Isère over en verlaten ze Bourg-de-Péage via Romans-sur-Isère.

bourg-de-peage-2-1024x640.jpg

Na een kwartiertje geneutraliseerd fietsen starten de renners dan echt in de buurt van Granges-les-Beaumont. De eerste kilometers van de rit zijn volledig vlak. We fietsen eerst door het dal van de Isère en komen daarna in het dal van de Rhône terecht. Er wordt een kilometer of 50 door deze vallei gefietst, tot het dorpje Crest. Hier wordt de rivier La Drôme bereikt, in dat departement zitten we ook nog steeds. Hier begint de weg langzaam omhoog te lopen. Een kilometer of 70 zal het omhoog lopen voor de eerste klim echt begint. In die tijd worden 600 hoogtemeters overwonnen, erg steil is het dus niet. Grotendeels vals plat en soms ook gewoon helemaal plat. Na 86,5 kilometer is het tijd voor de tussensprint van de dag in Die. Een dorpje met 4000, gelegen aan de voet van het Massif de Vercors. Aardig dorpje nog wel, oude stadsmuren, stadspoort, prima kerkje, nog een ruïne in de buurt. Ook nog eens een goede rivier in de buurt om op te kanoën, wat wil een mens nog meer. Het is geen vlakke tussensprint, het loopt al de hele tijd op en in Die gaat dat vrolijk verder. Toch hebben we het dan maar over een paar meter hoogteverschil, ook weer niet heel spannend.

Die_08_2006_088.jpg

De renners blijven La Drôme volgen en de weg blijft omhoog lopen. De weg is hier redelijk breed en het gaat best een tijd gewoon rechtdoor. Als de renners na 105 kilometer Luc-en-Dois passeren wordt het wat bochtiger. Hier loopt het ook even wat steiler omhoog, maar dat is ook vrij snel weer gedaan. Na 120 kilometer wordt Beaugières gepasseerd. De omgeving is hier best fraai te noemen, langs de Drôme zijn genoeg mooie rotswanden en willekeurige rotsen naast de weg. Vooral in de omgeving van Luc-en-Diois ziet het er bijzonder mooi uit. Als de renners na 120 kilometer Beaugières passeren hebben ze een kilometer of 70 vals plat achter de rug en gaat het echte klimwerk beginnen, hoewel deze klim ook niet meteen de zwaarste van allemaal zal zijn. In deze lange etappe, pas de tweede die langer is dan 200 kilometer, zit het venijn zeker in het tweede deel. Op 80 kilometer van de streep gaan de renners beginnen aan de Col de Cabre.

27103536.jpg

De Col de Cabre is 9,1 kilometer lang en 4,6% gemiddeld. Eigenlijk ook helemaal geen lastige klim dus, vooral ook omdat het nooit echt steil wordt. Best een regelmatige klim, het blijft continu tussen de 4 en 5% schommelen. Richting de top wordt het zelfs nog makkelijker, de laatste kilometer stijgt het nog maar aan 3%. Zwaarder dan 5,5% zal het niet worden in deze negen kilometer. Echt spektakel hoef je hier in principe niet te verwachten, hoewel we nu natuurlijk wel gaan beginnen aan de derde week en de afgelopen twee weken al heel zwaar zijn geweest. Als er hier een beetje door wordt gereden zullen er vanzelf een hoop renners afhaken, maar ik verwacht niet dat er hier al echt koers wordt gemaakt. Boven op de top is het nog 70 kilometer tot de finish in Gap. De klim kwam al eens eerder voor in de Tour, in 2010. Was toen de enige klim in een rit van Sisteron naar Bourg-lès-Valence, ook niet echt een scherprechter toen, dat was een etappe voor de sprinters. Een beklimming van de derde categorie toen, nu is het er een van de tweede.

10658.jpg
879.gif

Het begin van de afdaling ziet er best mooi uit, al vrij snel mogen de renners door een mooi tunneltje. Het uitzicht blijft geweldig, hoewel de renners er niet echt van zullen kunnen genieten. Nog best een technische afdaling, met redelijk wat bochten. Een aantal haarspeldbochten kort achter elkaar, ziet er nog best lastig uit. Dit is alleen in de eerste kilometers van de afdaling, na het passeren van het dorpje La Beaume wordt de afdaling makkelijker. Vijf kilometer goed afdalen en daarna wordt het simpel. Het gaat zo'n beetje zeven kilometer rechtdoor richting Saint-Pierre-d'Argençon, waar het gedaan is met het dalen. Hier begint de weg weer langzaam omhoog te lopen. Na het passeren van Saint-Pierre-d'Argençon komen de renners vier kilometer later door Aspres-sur-Buëch en in deze kilometers zitten nog een paar bochten. Daarna gaat het echt kilometers lang rechtdoor. Weer eens door een mooie vallei, overal zijn de bergen al te zien. Na 153 kilometer wordt Veynes gepasseerd en vanaf dit dorpje loopt het 20 kilometer vals plat omhoog.

vtt-devoluy_03_hr.jpg

Een kaarsrechte weg die licht omhoog loopt richting La Roche-des-Arnauds, waar het peloton na 165 kilometer passeert. Het gaat nog een klein beetje verder omhoog richting La Freissinouse, eenmaal daar voorbij volgt er een afdaling richting Gap. Afdaling over een brede weg, stelt niet zo gek veel voor. Na 177 kilometer wordt Gap dus al eens gepaseerd. De finish wordt nog niet gepaseerd, van een lokaal rondje kan je dus net niet spreken. Lang fietsen we niet door Gap, de stad wordt zo snel mogelijk weer verlaten en buiten Gap begint meteen de laatste klim van de dag. De Col de Manse, een beklimming van 9 kilometer aan 5,6%. Een beklimming van de tweede categorie, die makkelijk begint, maar toch nog wel wat lastige stroken kent. Nooit echt heel erg lastig, maar wel genoeg om nog wat verschillen te creëren. Het is een lange rit en de renners fietsen al meer dan een week aan een stuk, als er op deze klim tempo wordt gemaakt zullen er nogal wat renners in de problemen komen. Op de top van de Col de Manse is het nog 12 kilometer tot de finish.

Col-de-Manse_Gap_profile.jpg

Het verhaal van de Col de Manse zit vooral in de afdaling. Boven op de top slaan de renners rechtaf richting La Rochette en na het passeren van dit gehucht wordt de afdaling echt link. Het is een smal weggetje, met enkele bochten die je gerust heel lastig mag noemen. Het asfalt hier is ook niet echt fantastisch, vooral niet als het warm is. Het bekendste verhaal van de afdaling van deze col is het verhaal van Joseba Beloki. In 2003 was het ook nogal warm en het smeltende asfalt zorgde ervoor dat Beloki de controle over het stuur verloor. Hij viel op een verschrikkelijke manier en brak zo'n beetje alles. Lance Armstrong zat direct achter hem en kon hem alleen ontwijken door een weiland in te duiken. Een stukje verder sloot Armstrong weer aan. Beloki sloot niet meer aan, na drie jaar achter elkaar op het podium te hebben gestaan eindigde zijn carrière hier. Hij probeerde nog wel terug te komen in de jaren daarna, maar de blessures die hij in deze afdaling opliep bleken te ernstig om nog een fatsoenlijk niveau te halen. Dat is niet de laatste keer geweest dat deze afdaling in de Tour is voorgekomen. In 2013 nog, Alberto Contador probeerde toen nog wat in deze afdaling maar kwam ten val. Nam bijna Chris Froome mee, die kwam in het gras terecht en bleef op een onorthodoxe manier alsnog op zijn fiets zitten. Deze afdaling is echt technisch en lastig, dat blijkt iedere keer weer. Vooral nu het weer heel warm gaat worden is dit een extreem lastige afdaling. In 2011 maakte Contador van deze afdaling gebruik om Andy Schleck op meer dan een minuut te rijden. Je kan hier dus zeker wel tijd pakken op de mindere dalers, alleen even opletten dat je niet teveel risico neemt. Ook opletten voor het smeltende asfalt, met de groetjes van Joseba.

beloki-618x440.jpg
51454_000_par2004060713399_m.jpg

Als de renners die laatste bocht hebben gehad, waar Beloki onderuit ging en Armstrong even aan een stukje veldrijden deed, komen ze beneden in Pont-Sarrazin en is het bijna rechtdoor richting de streep in Gap. In de laatste drie kilometer nog wel een stuk of vier rotondes, maar verder weinig uitdagingen. Het blijft eigenlijk dalen tot de streep, helemaal vlak wordt het niet meer. In de slotkilometer loopt het richitng de finish weer een beetje omhoog. Een opvolger voor Rui Costa wordt gezocht, de Portugees die toen nog in dienst van Movistar reed bleek in de Tour ontzettend sterk te zijn als hij de aanval zocht. Nadat hij vroeg in de ronde al veel tijd verloor mocht hij in de aanval gaan en dat ging hem best aardig af. Hij won twee ritten, waaronder de rit naar Gap, waar hij de tegenstand deklasseerde op de laatste klim. In de afdaling verloor hij geen tijd meer, hij pakte eigenlijk alleen maar meer tijd. Hij zal het nu niet kunnen herhalen, hij reed deze Tour vrij teleurstellend en stapte al vroeg af. De rit in 2013 finishte op dezelfe plek als deze rit, de hele finale was ook praktisch hetzelfde.

Stage-1432649125.jpeg
ruicostagap.jpg

Gap is al ontzettend vaak finishplaats geweest in de Tour. Vaak een plaats waar vluchters winnen. In 2011 won Thor Hushovd, uit een vlucht. Hij deed wat Sagan al een paar keer heeft geprobeerd, vroeg in de aanval gaan en dat dan tot de finish volhouden. In 2011 versloeg Hushovd landgenoot Boasson Hagen in de sprint. Een rit die ook weer heel erg leek op de rit die we nu gaan krijgen. Kunnen dus best verschillende type renners winnen in Gap, geschikt voor een sterke klimmer als Rui Costa maar ook een geblokte Noor kan de Col de Manse dus aan. Een jaar eerder was er weer een rit met aankomst in Gap, wel met een andere finale. Sergio Paulinho won deze rit uit een vlucht, de Col de Manse zat toen een keer niet in het parcours. In 2006 won de zinksnijder Fedrigo dan weer in de straten van Gap. De eindbaas van het peloton, Alexandre Vinokourov, won in 2003. De rit die ontsierd werd door de val van Beloki werd een prooi voor de Kazach, die in 2003 zijn doorbraak beleefde. Een dag eerder werd hij ook al tweede op Alpe d'Huez, achter een ontketende Iban Mayo. Vino zou derde worden in die Tour.

1310992346_5.jpg?v1

Gap is een stad die echt vaak voorkomt in de Tour, de stad met 42.000 inwoners in de Hautes-Alpes komt nu al voor de 24e keer voor volgens het roadbook, maar voor mijn gevoel is het al de 100e keer. Kan ook liggen aan het feit dat Gap ook wel eens voorkomt in de Dauphiné. Vorig jaar nog, ook in de Dauphiné zou het een rit worden voor vluchters. De Rus Yury Trofimov zou toen winnen. Jelle Nijdam won in 1989 in de straten van Gap, ook nog een beetje Nederlands succes in deze stad dus. Gap is de hoofdstad van de zuidelijke Alpen, volgens Gap zelf dan. Het moet het vooral van toerisme hebben, wat nog wel aardig wil lukken vanwege de goede ligging. Het centrumpje is ook nog wel acceptabel, maar niet direct heel spectaculair. Na een jaartje afwezigheid dus terug in de Tour. Vaak vertrekt er in Gap ook nog eens een rit, nadat er een dag eerder een rit aangekomen is. Zal nu niet het geval zijn, maar tijdens de rustdag zullen de meeste ploegen wel in Gap blijven.

Gap018.jpg

Het gaat dus wederom absurd warm worden. Dik boven de 30 graden, hetzelfde verhaal als de afgelopen dagen. Geen kans op neerslag en waarschijnlijk ook maar weinig wind. Ik heb medelijden met de jongens die tijdens de vijftiende rit al zo snel gelost werden. Gaan het wederom lastig krijgen. Deze rit, met temperaturen dus flink boven de 30, zal beginnen om 12:25. Een kwartier later begint de koers echt. Tussen 16:36 en 16:59 worden de renners voor het eerst in Gap verwacht, rond die tijd beginnen ze dan ook aan de Col de Manse. Finish wordt dan weer verwacht tussen 17:07 en 17:34. Om 14:10 zal de uitzending weer beginnen bij de NOS, rond die tijd ook bij Sporza. Begint een beetje voorspelbaar te worden.

Normaal is Gap altijd een rit die gewonnen wordt door een vroege vluchter. Dat zou nu ook zomaar het geval kunnen zijn. Het parcours is bijna hetzelfde als tijdens de vorige ritten naar Gap en dat was dus blijkbaar best uitnodigend voor vluchters en minder voor het peloton. We beginnen aan de derde week, er zullen een hoop vermoeide mannen in het peloton zijn. Ik denk niet echt dat er iemand in het peloton echt zal willen controleren. Kan zo zijn dat mannen als Valverde, Contador en Nibali iets willen proberen in de afdaling van de Col de Manse, maar denk niet dat die ploegen dan de hele dag op kop gaan rijden. In dat enorme stuk vals plat in het begin van de etappe zal een kopgroep wel een grote voorsprong bij elkaar rijden. Zal daarna Movistar wel op kop gaan rijden in de hoop wat jongens van Sky te lossen op die klimmetjes. Stort Valverde zich daarna naar beneden met Nibali, om een paar seconden te pakken. Contador zal na zijn valpartijtje in 2013 nu wel iets minder zin hebben om hier flink aan de boom te schudden. Froome kan niet echt dalen, maar in 2013 ging het hem nog best aardig af. Als er nog wat Skyborgs om hem heen zitten zal het wel meevallen met de schade die hij eventueel op kan lopen. Je zou 'm eigenlijk moeten isoleren om het nog een beetje leuk te maken, maar het is de Tour dus zulke mooie scenario's gaan we niet krijgen. Tijd voor vijf willekeurige namen.
1. Kwiatkowski. Ja, dit moet dan eindelijk de rit voor de wereldkampioen worden. D'n Loller heeft het al een paar keer geprobeerd, zonder veel succes. Drie keer scheepsrecht zou nu op kunnen gaan. Deze rit is wel in zijn voordeel, die afdaling kan hij goed aan. Je zag tijdens de vorige rit dat hij wel wat kan met een fiets, springen over stoeprandjes alsof het niets is. Hij moet nu ook wel eens tonen dat hij de 3,5 miljoen per jaar die Sky hem aan heeft geboden echt waard is.
2. Martin. Dan was een beetje ziekjes de afgelopen dagen, maar het schijnt nu weer beter te gaan. Dan is dit ook wel weer een geschikte etappe voor hem. Ook niet echt een meesterdaler alleen, dus zal flink wat voorsprong moeten pakken op de laatste klim als hij echt wil winnen.
3. Kruijswijk. Derde week, tijd om Kruijswijk bij iedere etappe te gaan noemen. We zijn nu op zijn domein aangekomen, niemand kan hem meer tegenhouden. Behalve het feit dat hij niet echt goed kan dalen. Gaat vaak vierkant door de bocht, maar dat zouden we met zo'n Bianchi en die bandjes allemaal doen natuurlijk. Wel jammer, daardoor verdwijnt meteen zijn kans op de overwinning.
4. Voeckler. Het is wel weer eens tijd voor Titi. Tong uit de bek en gaan, helemaal niks mis mee. Al die andere sukkels van zijn ploeg lukt het toch niet, hij moet nu even het goede voorbeeld gaan geven. Oké, dat lukte hem zelf een paar dagen geleden ook niet, maar Voeckler blijft een opmerkelijke renner. Kan zomaar weer helemaal in orde zijn.
5. KUDUS. Merhawi mag wel een keer in de aanval ondertussen. Ik bedoel, al dat supporteren doe ik ook niet voor de lol natuurlijk. Mag wel een keer beloond worden. Beetje lullig anders. :{

Pinot zal ook wel weer in de aanval gaan, maar ik vrees voor Belokiaanse toestanden als hij hier af moet dalen. Rust in vrede, ledematen van Thibaut.


[ Bericht 0% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:17:17 ]
johannes_vermeerwoensdag 22 juli 2015 @ 12:37
SPOILER: Etappe 17: Digne-les-Bains - Pra Loup, 161 km
Etappe 17: Digne-les-Bains - Pra Loup, 161 km

De laatste rustdag is geweest, het is tijd voor de laatste loodjes. De tweede week was eigenlijk een redelijk tegenvallende week. Direct na de eerste rustdag vernederde Froom de tegenstand en wist hij de Tour al te beslissen. Dit leidt natuurlijk altijd tot de nodige beschuldigingen, maar daar had Sky wat op bedacht. Er werden wat gegevens openbaar gemaakt. Is alleen wel lullig als dan al vrij snel blijkt dat er niet veel van die cijfers klopt. Wel een leuke poging! Er zijn ongetwijfeld ook genoeg naïeve mensen die er weer in zullen trappen. Want naïef, dat willen heel veel mensen nog steeds zijn. Praten over doping, dat mag niet. Geen idee in welke wereld die mensen leven, maar ze zijn er. Doping is bij deze sport net zo essentieel als het hebben van twee wielen. Zonder gaat het hele feest niet door. Na de rit waarin Froome de Tour won kregen we een paar ritten voor de vluchters. Majka was ineens weer in vorm en wist een rit te winnen. Een dag later pakte Rodriguez zijn tweede rit. Voor het algemeen klassement gebeurde er niet veel, het was redelijk saai. De dertiende etappe naar Rodez werd gewonnen door Greg Van Avermaet. Ik geloof het eigenlijk nog steeds niet, maar ik heb wel flink wat olvarit ingeslagen. De veertiende rit was misschien wel de mooiste rit van vorige week. Twee Fransen leken voor de overwinning te gaan, maar Stephen Cummings was ze te snel af. Een overwinning voor de Afrikaanse ploeg MTN-Qhubeka op Mandela Day. De vijftiende rit werd er weer een voor Greipel, was de eerste massasprint sinds de zevende rit. Op de dag voor de rustdag ging de overwinning naar een vertegenwoordiger van het oude wielrennen, Rubén Plaza. Voor het klassement gebeurde er weer niet veel, Barguil moest voor alle spanning en sensatie zorgen door Geraint Thomas in het skoekeloen te smijten. Nu is het tijd voor de slotweek, hoewel die week al even bezig is. We gaan de Alpen in, vier dagen achter elkaar flink klimmen, met drie aankomsten bergop. De eerste van die aankomsten is op Pra Loup, met de Col d'Allos ervoor. Kennen we nog van de Dauphiné van dit jaar.

YC2un53.png
PROFIL.png

De eerste van vier bergritten op een rij start in Digne-les-Bains. Het is de 13e keer dat de Tour hier is. Voor het laatst was dat in 2008, de 14e rit in de Tour van dat jaar zou van Nîmes naar Digne-les-Bains gaan en gewonnen worden door Oscar Freire. In 2005 was er een rit van Briançon naar Digne-les-Bains, deze rit werd gewonnen door de Franse rittenkaper David Moncoutié. Hij won op 14 juli en bezorgde de Fransen een mooie feestdag. Met Eddy Merckx heeft Digne-les-Bains nog een grote naam op de erelijst staan, hij won in 1969 een rit met finish in dit stadje met 18.000 inwoners in het departement Alpes-de-Haute-Provence. Er vertrokken ook wel eens ritten hier. Een dag na de overwinning van Merckx in 1969 vertrok de rit in Digne-les-Bains om in Aubagne te eindigen. Met Felice Gimondi won er toen weer een grootheid. De vijfde rit van het Criterium du Dauphiné 2014 zou ook starten in Digne-les-Bains. Deze rit is een kopie van die rit. Voor veel renners is het dus bekend terrein. Voor de start is er nog een minuut stilte, ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de crash met een toestel van GermanWings in maart 2015. Dat vliegtuig stortte in deze omgeving neer.

Digne_les_bains_-_vue_est.jpg

Enkele kilometers buiten Digne-les-Bains start de etappe echt. Direct na de start is er al een klein klimmetje, de Col de l'Ome. Een klein beetje vals plat omhoog, ongetwijfeld wel vervelend net na de rustdag. De renners fietsen langs het Ravin de Saint Jean, een ravijn waar mensen nog wel eens in willen klimmen. Hoeven de renners niet te doen, er volgt na het korte klimmetje een korte afdaling en daarna is het een aantal kilometer redelijk vlak. Richting de eerste serieuze col van de dag loopt het weer vals plat omhoog. De renners volgen de rivier L'Asse, die na een tijdje van naam veranderd in L'Asse de Blieux. Na 33 kilometer verlaten de renners die rivier, als ze het gehucht La Tuillière passeren. Hier begint bijna de eerste klim van de dag, de Col des Lèques. Een beklimming van derde categorie die zes kilometer lang is en 5,3% gemiddeld.

ya81th2h0k8c88s84w0scgk-col_des_leques_la_tuiliere_profile.gif

In werkelijkheid is de klim dus iets langer dan zes kilometer, maar het begin is niet echt interessant. Het is niet echt een zware klim, maar net na de rustdag willen mensen nog wel eens stramme benen hebben. We krijgen nog veel meer klimwerk, dus dit is wel een mooie opwarmer. Het stuk aan 8,8% is wel zwaar te noemen, wel jammer dat het daarna weer vlak wordt. Richting de top toch nog 6,6%, dat is zo makkelijk nog niet. Het is een mooi klimmetje, regelmatig goed uitzicht over de vallei en ook enkele mooie rotswanden langs de klim. Ook mogen de renners onder een mooie boog door. De klim zal de uitzending niet halen, dat is wel bijzonder spijtig. De omgeving hier mag je best prachtig noemen. Boven op deze col is er een afdaling van een kilometer of negen richting Castellane. Geen hele lastige afdaling, wel weer een mooi uitzicht. Een aantal haarspeldbochten, maar die zien er niet echt moeilijk uit. Na 48,5 kilometer komt het peloton in Castellane uit, wat best een mooi dorpje is. Lang zal daar echt niet van genoten worden, bij de eerste mogelijkheid gaan ze meteen linksaf het dorp weer uit.

col-des-leques_08_orig.jpg
col-des-leques_10_orig.jpg

Van Castellane fietsen de renners naar het Lac du Castillon. Mooi meertje, niks mis mee. Vlak na Castellane is er weer een klein klimmetje, daarna is het een kilometer of 10 vlak richting Saint-Julien-du-Verdon. Na het passeren van dit gehucht begint de tweede klim van de dag, de Col de Toutes Aures. Niet echt een bijzondere col qua percentages, deze beklimming van de derde categorie is zes kilometer lang en 3,1% gemiddeld. Makkelijke klim dus, paar stukjes nog aan 4%, maar over het algemeen gewoon vals plat te noemen. Een klim die het vooral van de omgeving moet hebben. Dat is allemaal weer prima in orde. Een afdaling van een kilometer of 11 volgt, maar dat is geen hele lastige afdaling. Wel genoeg bochten, maar de weg is redelijk breed en het ziet er allemaal niet zo gevaarlijk uit. Net voor het dorpje Annot zijn de renners na 78 kilometer beneden en gaan ze op weg naar de volgende klim.

02-toutes-aures_orig.jpg

Als Annot echt wordt gepasseerd na 80 kilometer begint het weer omhoog te lopen. Er zijn weinig vlakke kilometers in deze rit, het gaat nu vijf kilometer vals plat omhoog voor de derde klim van de dag gaat beginnen. De Col de la Colle Saint-Michel begint na 85 kilometer en is een beklimming van de tweede categorie. 11 kilometer lang en 5,2% gemiddeld, ook niet echt een zware klim. Wel vrij lang, in totaal zelfs 18 kilometer. De eerste kilometers die niet mee worden geteld is het ook nog niet zo zwaar. Een paar kilometer aan 2% en een paar kilometer aan 4%. Na het passeren van Le Fugeret begint de klim echt en zal het continu omhoog lopen tussen de 4 en 6&. Echt steil zal het niet worden, 6,2% schijnt de zwaarste strook van deze klim te zijn. Vooral door de lengte kan het nog lastig worden, qua percentages is het niet indrukwekkend. Na 96 kilometer komen de renners boven en gaan ze weer een stukje dalen. Daarna gaat er geklommen worden naar Allos. Hier zal de koers waarschijnlijk voor het eerst pas een beetje interessant worden.

Col_de_la_Colle_Saint_Michel_Les_Scaffarels_profile.gif
97208444.jpg

De afdaling van de Colle Saint-Michel is maar kort, maar wel nog heel listig. Vooral door het smalle weggetje waarover de renners moeten afdalen. Het is echt een heel smalle weg, als je hier een lekke band krijgt of een ander probleem hebt met de fiets heb je een probleem. Kan wel een tijd duren voor er een auto bij je is. Wel een mooie afdaling, de renners dalen af langs de rotsen. Een paar lastige bochten, vooral door de smalheid. Af en toe vrij lastig in te schatten, maar in de Dauphiné kwam iedereen hier ook door zonder ongelukken. Gelukkig is de afdaling maar kort, al vrij snel komen de renners uit in de vallei van de rivier Le Verdon. In deze vallei is het niet vlak, het begint al vrij snel omhoog te lopen. Na 111 kilometer komen de renners door Beauvezer, waar de tussensprint is. Richting de tussensprint loopt het op, maar in de laatste kilometer voor de tussensprint is het even vlak. Zal niet echt veel uitmaken, Sagan zal ongetwijfeld in de aanval gaan maar verder zullen er op dit moment niet veel sprinters meer bij zijn. Na de tussensprint gaat het gestaag verder omhoog en worden Villars-Colmars en Colmars-les-Alpes gepasseerd. In Colmars staan twee forten, wat een luxe. Het Fort de France en het iets mooiere Fort Desaix.

MJ5tkTSqLbJnN8Rllq6_Qm1o8ms.jpg

De renners fietsen verder langs de Verdon en komen na 123 kilometer uit in Allos. Hier gaat logischerwijs de Col d'Allos beginnen. Sinds de Galibier uit het parcours is geschrapt is dit het dak van de Tour. Hoger dan de 2250 meter van de Col d'Allos zullen we niet gaan. Degene die als eerste boven is op deze col zal de Souvenir Henri Desgrange krijgen, een aardige som geld. De Col d'Allos is 14 kilometer lang en 5,5% gemiddeld. Vooral lastig vanwege de lengte dus, qua percentages is het niet de spannendste klim van deze Tour. Wel een heel onregelmatige klim, begint aan 7%, maar daarna wordt het weer even wat makkelijker. Vervolgens weer 7%, om een stuk aan 6% ineens een kilometer aan 2% te krijgen. Richting La Foux d'Allos blijft het een beetje zo schommelen. Pas na het passeren van dit skidorpje, na een kilometer of zeven klimmen, wordt het interessant. De renners komen nu in een gedeelte met haarspeldbochten terecht en hier is de klim steiler. Er zitten nog wel wat makkelijke stroken tussen, maar ook flinke stukken aan 7 en 8%. De laatste zeven kilometer van de Col d'Allos zijn best lastig. Pas richting de top wordt het weer wat makkelijker. Als La Foux d'Allos gepasseerd is en de renners rechtsaf slaan om aan het tweede deel van de klim te beginnen wordt de weg ook een stuk smaller. Nog breed genoeg om met een paar man naast elkaar te fietsen, het zal vooral interessant zijn in de afdaling.

PROFILCOLSCOTES_1.png
08_Allos_S_d__orig.jpg

De Col d'Allos was vroeger een populaire beklimming. Tussen 1911 en 1939 kwam de klim 25 keer voor, bijna ieder jaar dus. Met Gino Bartali, Lucien Petit-Breton en Octave Lapize zijn hier ook best bekende renners als eerste boven gekomen. Sinds 1939 is de Col d'Allos nog maar 8 keer beklommen. De laatste keer was in 2000, toen kwam de Fransman Pascal Hervé als eerste boven. Nu, 15 jaar later, komt deze klim dus weer eens terug. Best een mooie klim, hoewel het niet de lastigste klim is van deze ronde. De spanning en sensatie zal wellicht moeten komen van de afdaling. Dit is een gevaarlijke afdaling, dat hebben we niet al te lang geleden nog kunnen zien in de Dauphiné. Op de beklimming gebeurde niet veel. Sky reed zoals altijd strak tempo en er werden een hoop renners gelost. Toch bleven er ook nog redelijk wat over, van een klein groepje kon je niet spreken. Bardet sprong net voor de top van de Col d'Allos weg en stortte zich naar beneden. Hij nam alle risico's van de wereld en dat leverde hem best veel op. Beneden had hij een voorsprong van anderhalve minuut op de groep, aangevoerd door Team Sky. Je kan enorm veel tijd pakken in deze afdaling en dat heeft te maken met het feit dat het een best lastige afdaling is. De weg is nog steeds smal en er zijn redelijk wat bochten. Ook nu zal Sky weer niet teveel risico willen nemen en ben je als aanvaller in het voordeel. Wel opletten dat je niet net als Bardet een paar keer bijna tegen een rotswand knalt of haast uit de bocht vliegt. Het is geen afdaling met veel haarspeldbochten, vooral korte bochtjes waardoor je niet echt ziet waar je uit gaat komen.

02_Allos_Nord__orig.jpg
svzBLVS.png

Na deze lastige afdaling, die een kilometer of 16 lang is, komen de renners door Uvernet-Fours. Hier slaan ze na 155 kilometer linksaf en gaat de slotklim naar Pra Loup beginnen. De slotklim is 6,1 kilometer lang en 6,5% gemiddeld. Qua gemiddelde stijgingsgraad is dit de lastigste klim van de dag, maar het is natuurlijk wel een stuk korter dan de Col d'Allos. De klim begint makkelijk, een kilometertje aan 5,5%, maar daarna wordt het wel wat zwaarder. Tot de finish komt het niet meer onder de 6%, met af en toe een uitschieter naar 8%. Er zijn zelfs profielen die spreken van stroken aan 10%. Geen verschrikkelijk lastige klim, maar de opeenvolging van klimmen kan altijd voor spektakel zorgen. De slotkilometer is volgens het profiel van de Tour zelf het lastigste, richting de streep loopt het best gemeen op. Dit klopt ook wel, in de Dauphiné ontstonden nog best aardige verschillen op deze klim. Bardet had aan de voet anderhalve minuut voorsprong, aan de finish had hij nog maar een halve minuut over. Sky had flink op kop geramd en het groepje werd op die manier best uitgedund. Er kwamen niet veel renners in dezelfde tijd binnen. Tejay Van Garderen pakte zelfs nog een paar seconden op Froome, gekkenhuis. Zo'n slechte etappe hoeft het dus niet te zijn, in de afdaling kan je flink tijd pakken en op de slotklim zelf ontstonden iets meer dan een maand geleden nog best wat verschillen.

2015_criterium_du_dauphine_stage5_romain_bardet_wins1a.jpg

Pra Loup is een skiresort, er wonen hier amper mensen. Alleen in de winter, dan is er genoeg te doen. 43.000 bedden volgens het roadbook, best een aardig aantal. Ook in de zomer is er wel wat te doen, zo kan je in deze omgeving natuurlijk mountainbiken. Ook paragliding is een optie. Het is de derde keer dat er in de Tour een aankomst in Pra Loup is. De eerste keer was in 1975, toen de rit werd gewonnen door Bernard Thévenet. Eddy Merckx had al vijf keer de Tour gewonnen, maar in 1975 ging het mis. Een dag voor de rit naar Pra Loup kreeg Merckx een klap van een supporter. Hoeveel last hij daar van had kan niemand inschatten, maar Thévenet was in ieder geval een dag later flink sterker en zou uiteindelijk ook die Tour winnen. In 1980 was er weer een aankomst in Pra Loup. De overwinning ging nu naar de redelijk onbekende Belg Jos Deschoenmaecker. Het verhaal van die etappe was natuurlijk vooral de valpartij van Joop Zoetemelk. Johan van der Velde reed in dienst van Joop, maar maakte een rare zwieper en haalde daarmee Zoetemelk onderuit. Het was een val zonder erg en Zoetemelk kon zijn weg snel vervolgen. Hij zou de Tour van 1980 winnen, zoals we allemaal wel weten.

44806592.jpg

Er wordt regen voorspeld. Best veel regen en ook best een grote kans daarop. Voor de renners is het niet te hopen, er zijn een paar lastige afdalingen tijdens deze rit en die gaan met wat nattigheid niet makkelijker worden. Vooral de afdaling van de Col d'Allos is al lastig genoeg, met wat regen erbij lijkt het me niet echt zinvol om nog veel risico's te gaan nemen. Redelijk grote kans op regen dus, maar de weerberichten kloppen vaker niet dan wel. Kan ook alsnog gewoon enorm droog zijn natuurlijk. Het zal iets minder warm zijn dan voor de rustdag. Nog steeds wel kans op 30 graden, maar dat is al minder dan 35 graden. Om 12:45 zullen de renners aan de start staan en 10 minuten later begint de koers echt. Tussen 15:44 en 16:01 zullen de renners Allos passeren en daar begint de Col d'Allos. Met een beetje geluk kan tegen die tijd het gulpje open. In Pra Loup worden de renners verwacht tussen 16:50 en 17:17. Sporza zal er weer bij zijn om 14:15 en de NOS ongetwijfeld ook.

De laatste week, een laatste week waarin voor het algemeen klassement al best veel bepaald is. Het is maar de vraag of er nog ploegen zijn die de boel willen controleren. Sky zal dat niet meteen gaan doen. Misschien dat ze nog een rit willen willen, maar dan lijken de ritten naar Alpe d'Huez en La Toussuire wat betere mogelijkheden. Ik schat in dat deze etappe weer voor wat vluchters gaat zijn. Movistar zal wellicht nog wat willen proberen in de afdaling van de Col d'Allos en misschien ook wel tijdens de klim, maar voor die tijd zullen ze het niet controleren. Er zullen niet veel ploegen zijn die zin hebben om de hele dag te controleren. Tegen de tijd dat er gekoerst gaat worden zal er wel een kopgroep zijn met een flinke voorsprong. Weer tijd om dan vijf willekeurige namen te worden, die nu misschien wat minder willekeurig gaan worden omdat bepaalde renners bijna iedere dag in de aanval zijn.
1. Izagirre. Af en toe moet je gewoon een Baskische baas noemen. Ik heb geen idee of Movistar überhaupt van plan is om mannetjes in de aanval te sturen, maar als ze dat van plan zijn is Gorka de ideale kandidaat. Gorka is namelijk de zoon van een veldrijder en heeft zelf ook wel eens door de modder gefietst. Een logisch gevolg is dat hij fantastisch kan sturen en ook fantastisch kan dalen. Doet wat Bardet deed in de Dauphiné, maar dan nog beter.
2. Uran. Ook al een keer in de aanval geweest, maar dat werd niet echt een groot succes. Zal vast wel een nieuwe poging willen wagen om zijn redelijk treurige Tour iets op te fleuren.
3. Jungels. Was voor de rustdag al in de aanval, als hij slim is gaat hij gewoon weer. Kan ook best aardig dalen, dus deze rit moet hem nog wel liggen. Een topklimmer is het niet, maar een beetje tempo rijden kan hij wel aan.
4. Kelderman. Het wordt wel eens tijd dat de Djumbo's in de aanval gaan. Al dat beschermen van Gesink is ook niet echt om een bol broekje van te krijgen. Helaas kan Wielco niet dalen, dus een overwinning zit er weer niet in. Wel positief als ie überhaupt een keer in de aanval gaat. Kruijswijk mag ook, maar die kan ook niet dalen. Een overwinning wordt weer lastig.
5. Meintjes. Louis was heel goed in de Dauphiné, werd toen zesde in die rit. Nu zal hij het van een aanval moeten hebben, dan kan hij die prestatie misschien herhalen of zelfs verbeteren. Ik vrees alleen wel een beetje voor zijn vorm, lijkt toch niet echt goed meer te zijn. Gelukkig is Michel Cornelisse wel de beste ploegleider ooit aller tijden ter wereld, dus lacht hij Louis met zijn Amsterdamse humor wel naar voren.


[ Bericht 0% gewijzigd door noodgang op 20-05-2019 08:17:52 ]
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:48
De Pareltjes van 2018:

SPOILER: Etappe 1: Noirmoutier-en-l'Île - Fontenay le Comte, 201 km
Etappe 1: Noirmoutier-en-l'Île - Fontenay le Comte, 201 km

De Tour de France, de tijd van mijn leven! Tenminste, normaal gesproken. Normaal is de Tour altijd een hoogtepunt en een wedstrijd waar iedereen naartoe leeft. Dit jaar is dat een stuk minder, met name dankzij de gebeurtenissen van afgelopen week. Na de mededeling van de ASO dat ze een poging zouden wagen om Chris Froome te weren volgde een dag later een bericht van de UCI waarin ze met heel veel woorden heel weinig wisten te zeggen. Het enige wat duidelijk werd: Chris Froome zal niet geschorst worden, behoudt zijn overwinning in de Vuelta en staat aan de start in de Tour. Een betreurenswaardige zaak, vooral vanwege het gebrek aan transparantie. Wielrennen is bij uitstek een sport die bestaat bij gratie van de kijkers. Als wij met z'n allen morgen wat anders gaan doen en de kijkcijfers richting nul gaan, heeft de sport een gigantisch probleem. Alleen al daarom verdienen we een betere behandeling van de volksverlakkerij van UCI en WADA. Aangezien we weinig weten moeten we al snel gaan speculeren. Waarom komt Chris Froome weg met een toch op het eerste oog vrij overduidelijke overtreding? Dat is al door veel mensen uit de doeken gedaan, waaronder Thijsje Zonneveld. Thijsje Zonneveld, die altijd achteraan reed. Er zit natuurlijk een behoorlijk groot financieel aspect aan de zaak. Het is lastig procederen tegen een partij die bereid is om meerdere miljoenen aan zijn verdediging te besteden. De UCI heeft de kosten tegen de baten afgewogen en op een bepaald moment besloten dat het de moeite niet waard zou zijn. Zelf ook miljoenen uitgeven, terwijl de test blijkbaar toch niet helemaal 100% waterdicht is. Voelden de UCI en het WADA zich toch wat oncomfortabel bij. Het toont aan dat we met twee volstrekt incompetente organisaties te maken hebben. Het WADA kan blijkbaar geen juridisch waterdichte protocollen in elkaar draaien en de UCI heeft ook zo'n beetje alles verkeerd gedaan in deze zaak. Buiten dat leven we natuurlijk wel in een vrij cynische wereld, waarin iemand met genoeg geld zichzelf uit iedere benarde situatie kan wurmen, terwijl de simpele zielen zoals André Cardoso te weinig geld hebben om Mike Morgan (voor al uw vrijpleitingen) in te huren.

Het is een onbevredigende zaak geweest, die de komende weken toch rond Froome zal blijven hangen. Waarschijnlijk blijft het zelfs de rest van zijn carrière spelen, aangezien iedereen wel weet dat het geen zuivere koffie is. Het gebrek aan transparantie helpt daarbij niet, dat de opgestelde regels niet zijn gevolgd ook niet. Het lijkt mij het definitieve failliet voor de strijd tegen doping. Een strijd die eigenlijk al niet serieus te nemen was, maar daar blijft nu helemaal weinig van over. Ondanks het feit dat je het weet blijft het toch pijnlijk als het bevestigd wordt. Maar, nogmaals, de sport bestaat bij onze gratie. Zolang wij blijven kijken blijven deze praktijken voortduren en aangezien we ongetwijfeld weer met z'n allen voor de buis gaan zitten leggen we ons er klaarblijkelijk bij neer, of het interesseert ons niet. Dus ga ik me toch maar eens richten op de koers, omdat het ondanks alles toch wel geinig blijft om al die idioten door Frankrijk te zien fietsen.

De Tour van 2018 is een Tour met enkele opvallende ritten. Wat te denken van een bergrit van 65 kilometer, waarbij de renners die hoog in het klassement staan eerder starten dan de mindere goden? Ik vind het helemaal niks, maar veel mensen krijgen er wel een vochtige onderbroek van. We hebben dit jaar ook weer eens een rit over de kasseien, de laatste rit van de eerste week. Gezien de lengte van de rit en het aantal kilometer kasseien zal het geen Parijs-Roubaix worden, maar het blijft iets om naar uit te kijken. Verder trekken we de trend van weinig tijdritkilometers door, dit om de Franse goden zoals Bardet en Gaudu een beetje tegemoet te komen. Vroeger had je nog wel eens 100 kilometer aan tijdritten, dit jaar mag Tom Dumoulin het doen met iets meer dan 30. Matige trend. Zoals gebruikelijk starten we de eerste week met recordaantal tegenvallende ritten. Twee vlakke ritten, een ploegentijdrit, weer een vlakke rit, twee heuvelachtige ritten, twee vlakke ritten en dan gaan we naar Roubaix. We zullen het weer nodig hebben om wat van deze week te maken. Met wat wind kunnen de vlakke ritten, waarvan een aantal langs de kust, best interessant worden. Anders niet. We beginnen in ieder geval met zo'n rit die volledig afhankelijk is van de wind. Start in de Vendée, aan de kust, de Franse kust.

RZ5fiNg.png
35630

Le Grand Départ vindt dit jaar plaats in Noirmoutier-en-l'Île. De laatste jaren is de Tour meer dan eens buiten Frankrijk gestart en met enige regelmaat was de eerste rit een korte tijdrit. Dit jaar hebben we weer eens een ouderwetse rit in lijn, in Frankrijk nog wel. Een beetje vergelijkbaar met de start van de Tour in 2016. Toen in Mont-Saint-Michel, nu in een andere toeristische trekpleister. Het is een lange rit, van 201 kilometer. De ritten worden over het algemeen steeds korter, maar dit is nog eens een afstand voor echte mannen. Noirmoutier-en-l'Île maakt pas voor de tweede keer deel uit van het rondtrekkende Tour de France-circus. Het debuut kwam in 2005, toen de Tour begon met een korte tijdrit van 19 kilometer tussen Fromentine en de huidige startplaats. Dave Zabriskie won die tijdrit. Het wordt dus de eerste keer dat er een rit vertrekt vanuit Noirmoutier-en-l'Île, maar toch is dit geen onbekend terrein. Het dorpje, met ongeveer 5000 inwoners, ligt op Noirmoutier, een klein eilandje voor de kust van Frankrijk. Een populair eilandje voor Grand Départs, want het is een populaire toeristische bestemming. Eilandjes doen het altijd goed, maar Noirmoutier heeft nog iets bijzonders in de aanbieding: Passage du Gois. Een weg die het eiland verbindt met het vasteland. De weg is bijzonder, aangezien ze het niet zo nodig vonden om er een brug van de maken. De weg ligt dus ongeveer op zeeniveau en als het vloed is verdwijnt de weg onder water. Vandaar dat het nog wel eens glibberig wil zijn, zoals de renners merkten in de Tour van 1999. Het halve peloton, waaronder Michael Boogerd, ging hier toen gruwelijk op z'n muil. In 2011 keerde men terug naar Passage du Gois, voor wederom een groot vertrek. Wel reed men toen geneutraliseerd over de weg, om valpartijen te voorkomen. In 2018 heeft men een nog effectievere oplossing bedacht: we slaan die hele Passage du Gois gewoon over. Er is immers nog een andere manier om van het eiland af te komen: de brug van Noirmoutier. Die gewoon een paar meter boven zeeniveau ligt en daarom wat veiliger is als je droge voeten wil houden. Dat ze nu niet over Passage du Gois gaan schijnt trouwens met het getij te maken te hebben. De rit begint wat vroeger omdat er ook nog zoiets als voetballen schijnt te zijn en de Tour is überhaupt pas een week later vanwege datzelfde idiote spelletje waarbij mensen tegenwoordig vooral vaak over het veld rollen. Maar afijn, dat verder geheel terzijde.

C5wGvHnWYAAuGQK.jpg

Goed, Noirmoutier dus. Een eiland dat ondertussen genoeg ervaring heeft met het in gang schieten van de Tour. We doen dat voor het eerst vanuit het grootste dorp van het eiland. De helft van alle mensen op het eiland komen we tegen in Noirmoutier-en-l'Île. Het dorpje was van oudsher een vissersdorpje, wat op zo'n eiland natuurlijk niet bijzonder verrassend is. Tegenwoordig kom je er vooral heel veel toeristen tegen en dat is natuurlijk ook de reden dat de Tour hier begint. In de jaren hierna alleen nog maar meer toeristen, want fraaie beelden zijn er wel te schieten op het eiland. Al stelt het dorp zelf niet bijzonder veel voor. Ze hebben er een kasteel, maar dat lijkt eerlijk gezegd meer op een pakhuis van Dagobert Duck. De kerk krijgt ook niet de schoonheidsprijs, maar ze hebben er wel een strand met een kicken piertje die van de houtrot uit elkaar lijkt te donderen. Verder kom je in de omgeving van het dorp zoutmoerassen tegen, dat is toch werelds? Bovendien kun je op Noirmoutier de duurste aardappelen ter wereld kopen. Eén kilo 'La Bonnotte' kost je toch al snel vijf ruggen. Komt omdat deze aardappeltjes met de hand geplukt worden, ofzo. Allemaal gelul natuurlijk. Dan kijken we als laatste nog even naar wat propaganda uit het roadbook: het eiland heeft blijkbaar 883 kilometer aan fietspaden. Lachen wij in Nederland om, maar voor Franse begrippen niet mis. Blijkbaar zijn er meer dan 1600 bedrijven op dit kleine stukje aarde, lachen man. 84% van de opbrengsten op het eiland komen dan uiteraard wel weer voort uit het toerisme, aangezien de bevolking van 10.000 naar 90.000 groeit in het hoogseizoen. Verder kan je hier blijkbaar zeilen of beginnen aan een triatlon. Waar je zin in hebt. Naast dure aardappels kun je hier zelf wat oesters en mosselen vinden, bijvoorbeeld bij Passage du Gois. Bovendien is het van oudsher vissersgebied, dus in de lokale restaurantjes is het best wel mogelijk om een vers visje naar binnen te duwen. En dan schijnen ze ook nog pannenkoeken te hebben, vernoemd naar Saint-Philibert, een monnik die hier in 674 een klooster uit de grond wist te stampen. Last but nog least: Titi Voeckler woont op Noirmoutier! Iedereens favoriete wielrenner, die na de Tour van vorig jaar stopte. Toch zijn we nog niet van hem af, hij zal tijdens de Tour op de motor zitten namens de Franse televisie.

1280px-P1080135_Chausee_Jacobsen_et_port_de_plaisance_a_Noirmoutier.JPG

We verlaten het eiland dus niet via Passage du Gois, maar via Pont de Noirmoutier. Vervolgens mogen de renners over behoorlijk brede weg een tijdlang langs de kust rijden. Al komt de kust niet zo vaak in beeld, aangezien ze hier langs de kant van de weg best veel begroeiing hebben. Ondertussen komen de coureurs ook wat dorpjes tegen, zoals La Barre-de-Monts, Notre-Dame-de-Monts en Saint-Jean-de-Monts. Terwijl hier nochtans geen bergen te bekennen zijn, het parcours is zo vlak als een Saint-Philibert pannenkoek. Voorbij Saint-Jean-de-Monts, na 30 kilometer koers, komen de renners vijf rotondes op rij tegen, waarna ze bij de vijfde rotonde de doorlopende weg verlaten en eigenlijk terugkeren naar Saint-Jean-de-Monts. Voor we goed en wel in dit stadje zijn rijden we bij de volgende rotonde alweer de bewoonde wereld uit, op weg naar de kust. Al blijkt al vrij snel dat we de kust dan nog steeds niet in beeld zien. Het terrein blijft groen, met veel bomen langs de kant van de weg en als die bomen een keer verdwijnen komen er huizen voor in de plaats. Tijdens het eerste deel van deze rit mag je het broekje gerust omhoog trekken tot aan je navel. Over een grotendeels rechte weg, door een bosachtig gebied, met een grindpad voor de fietsers naast de weg komen we na 47 kilometer uit in Saint-Hilaire-de-Riez. In dit kustdorpje, dat overduidelijk vernoemd is naar Hilaire Van der Schueren komen we vooral veel zand en zout tegen. Net als in Noirmoutier talloze zoutmeertjes en een strand. Op dat strand stond ooit een mini-variant van de Eifeltoren, gaaf man. In Saint-Hilaire nemen de renners de toeristische route en rijden ze dwars door Saint-Gilles-Croix-de-Vie langs de haven. Heeft de toeristische afdeling weer mooi bedacht.

YLyFCBG.jpg

Via een ietwat bochtige route met de nodige rotondes verlaat het peloton na een tijdje dit toeristische trekpleistertje, op weg naar Bahamas Beach. Dat is de naam van een van de talloze campings hier, het is echt niet te doen hoe toeristisch dit gebied is. We bevinden ons nog steeds dicht bij de kust, maar tegelijkertijd blijft de omgeving enorm groen. Over een kaarsrechte weg worden de renners richting Bretignolles-sur-Mer geleid, waar de weg weer wat meer kronkels kent. Al met al is dit deel van de rit echt krankzinnig saai. Pas voorbij Brem-sur-Mer, na 65 kilometer, komen we de eerste open vlakte tegen. Duurt niet lang, al snel rijden we het volgende bos alweer binnen. Over de Route des Amis de la Nature, de weg van de vrienden van de natuur rijden we door een lommerrijk gebied door een gedeelte van Frankrijk dat het toch vooral van de zoutmeertjes moet hebben. Even verderop komen de renners op een bochtige weg terecht, die ze min of meer dwars door de duinen voert. Het gaat dus een paar meter op en af, al hoeven er geen punten voor de bergprijs uitgedeeld te worden. Het ziet er allemaal wel leuk uit, maar bij een rit die grotendeels langs de kust wordt verreden hoop je toch op iets meer open vlaktes. Enfin, een aantal kilometer later komen de renners door het enigszins pittoreske kustplaatsje Les Sables d'Olonne. Buiten dit stadje gaat het 10 kilometer bijna volledig rechtdoor richting Talmont-Saint-Hilaire. Deze kaarsrechte weg wordt af en toe onderbroken door een rotonde, maar verder val je hier pardoes in slaap. Af en toe een kleine open vlakte, maar al snel verschijnt er weer wat natuurlijk schoon of menselijk geweld. In Talmont staat een kasteelruïne en verder helemaal niks.

talmont.jpg

Daarom gaan we snel door en werken we nog wat andere kustplaatsen af, zoals Jard-sur-Mer en Longeville-sur-Mer. Het stuk tussen Talmont-Saint-Hilaire en Jard-sur-Mer zou zowaar nog interessant kunnen zijn, want voor het eerst deze etappe komen we grote stukken open vlakte tegen. Mocht er wind zijn, dan roept iedere ploegleider tegen de renners dat er tussen kilometer 107 en 99 kans is op waaiers. Maar, ik ga de voorpret meteen verpesten: er staat helemaal geen wind. Dit wordt de saaiste sprintrit ooit, lekker man. Gelukkig heb ik wat anders te doen, zoek het uit met je hele handel. Na Jard-sur-Mer blijft het gebied behoorlijk open richting Longeville-sur-Mer, maar zou het wat uitmaken? Voorbij Longeville-sur-Mer duiken we weer de duinen in en neemt het bos de overhand. We gaan ons opmaken voor de eerste en ook meteen enige tussensprint van de dag, in La Tranche-sur-Mer. Na 119 kilometer gaat er gesprint worden in dit plaatsje aan de kust, waar het toerisme ook welig tiert. Voorbij de tussensprint komen we terecht in een gebied dat volledig open is en ook voor een aantal kilometer zo zal blijven. Had dus wel leuk kunnen worden, mits er wind aanwezig was. De brede weg loopt kilometerslang rechtdoor en de weersverwachtingen in ogenschouw nemende is dat gewoon niet zo heel erg boeiend. Ter hoogte van L'Aiguillon-sur-Mer laten we de Merretjes achter ons en trekken we het binnenland van de Vendée in. Wisten jullie trouwens dat de Vendée het gebied is van de Franse ploeg Direct Energie? Nee? Nou, daar kom je tijdens de uitzending waarschijnlijk wel achter, want dat gaat geheid genoemd worden. Tevens is Roglic ooit schansspringer geweest en de vader van Voeckler ging uit varen met z'n bootje naar Zuidlaren. Het binnenland van de Vendée is niet om aan te gluren. Je komt af en toe een spuuglelijk dorpje tegen, zoals Saint-Michel-en-l'Herm of Triaize. Verder moeten we het doen met eindeloze akkers en tussendoor een stal die op het punt van instorten staat. Het is een omgeving om spontaan depressief van te worden. Voorbij Triaize, na 142 kilometer koers, op ongeveer 58 kilometer van de finish, komen de renners op een andere weg terecht, die wat bochtiger is, terwijl de omgeving ook weer wat meer tekenen van leven begint te geven. Zo komen de renners wat nederzettigen tegen, al zou het me niet verbazen als het allemaal spookdorpjes zijn. De bomen leven in ieder geval nog wel, de omgeving is weer wat meer beschut. Het is vervelend dat hier geen reet te beleven is, want dan kom je ook geen goede foto's tegen. Jullie mogen het doen met deze sfeerimpressie.

1920px-Chaill%C3%A9_les_Marais._%C3%89glise_Sainte-Marie-Madeleine_%282%29.jpg

Bovenstaande sfeerimpressie is een blik op een van de weinig boeiende dorpjes die de renners doorkruisen. Chaillé-les-Maires, een dood dorpje met 2000 inwoners op 42 kilometer van de streep. Het parcours blijft saai. Grotendeels rechte wegen met af en toe een bochtje, door het bos. Vlak is het ook nog steeds, hier valt met geen mogelijkheid wat van te maken. Via nog wat onbeduidende dorpjes rijden we naar het enige klimmetje van de dag, want er moeten blijkbaar toch nog wat hoogtemeters overwonnen worden. Buiten Vouillé-les-Maires is het terrein nog even open, maar daarna rijdt het peloton door wat dorpjes als La Taillée en Le Gué-de-Velluire, waar er vanzelfsprekend beschutting is. Buiten het laatstegenoemde dorp loopt de weg liefst 700 meter omhoog, aan 4,2% gemiddeld. Genoeg voor de organisatie om er een colletje van de vierde categorie van te maken, waardoor men na de etappe de bolletjestrui kan uitdelen aan een renner in de marge die ook even zijn moment of fame wil pakken. De top van de Côte de Vix ligt net buiten het industriële dorpje Vix, op 28 kilometer van de streep. Zonder een afdaling rijden de renners dan door Vix, waar men midden op een rotonde een tuinhuisje heeft geplaatst. Moet kunnen. Na Vix fietst het peloton dwars door de Franse akkers over brede en rechte wegen richting het volgende dorp, Maillé. Even buiten Maillé, op 20 kilometer van de streep, is er een bocht naar links, waarna het peloton door open, licht heuvelachtig terrein koers zet richting Maillezais. In dit dorpje, 13 kilometer van de meet, komen we de helft van een abdij tegen.

Abbaye-de-maillezais-Vendee-copyright-Shootvideo-2014---MD.jpg?itok=upeB3zYW

De weg buiten Maillezais loopt af en toe een beetje op en af. Door een afwisselend open en bosachtig terrein kronkelen de renners zich door dorpjes als Saint-Pierre-le-Vieux. Buiten dit dorpje, op minder dan 10 kilometer van de streep, krijgen we nog een keer te maken met behoorlijk open terrein. Als het had gewaaid had hier nog wat kunnen gebeuren, maar dat lijkt er dus niet in te zitten. Verder zijn deze kilometers richting de finishplaats redelijk vanzelfsprekend. Paar flauwe bochtjes, maar grotendeels rechtdoor over een brede en zo goed als vlakke weg. Pas op drie kilometer van de streep wordt het een beetje spannend. Nadat de renners over een viaduct zijn gereden slaan ze al snel scherp linksaf, waarna een paar hectometer later een rotonde volgt. Hier gaan ze rechtdoor, waarna ze een mooie tocht over het industrieterrein van Fontenay mogen maken. Op ongeveer anderhalve kilometer van de streep komen de astmapatiënten een brede rotonde tegen, die ze het beste aan de linkerkant kunnen nemen. Hierna gaat het tweehonderd meter rechtdoor, tot men bij de volgende rotonde een scherpe bocht naar rechts moet maken. Kort na deze bocht komen we de vod tegen en is het tijd voor de laatste kilometer. In licht dalende lijn storten de renners zich de laatste meters van de rit in. Op een meter of 500 van de streep is er een flauwe bocht naar rechts, waarna de weg een aantal meter licht omhoog loopt. Al snel vlakt het weer af, waarna de laatste meters rechtdoor lopen op de brede Boulevard Deguesclin. Alle ingrediënten voor een koninklijke sprint zijn aanwezig.

f184f4ac880343d21419361e7a403aef.png
22775

De eerste rit van de Tour de France van 2018 eindigt in Fontenay-le-Comte. Het is voor het eerst dat de karavaan hier passeert. Nog nooit kwam er een rit aan en men vertrok hier ook nog nooit, maar nu wordt het stadje met 13.000 inwoners dan eindelijk met een bezoekje vereerd. Fontenay-le-Comte ligt uiteraard in de Vendée, de regio van Direct Energie en dus ook Jean-René Bernaudeau. De geboortegrond van Bernaudeau komen we tijdens de volgende rit pas echt tegen, maar zijn zoon is dan wel weer geboren in Fontenay. Giovanni, een jongen die ook wielrenner was maar er echt he-le-maal niets van kon. Maar omdat z'n papa een ploeg had is ie toch maar mooi 11 jaar prof geweest, zonder ooit één aansprekend resultaat te halen. De overtreffende trap van Noe Gianetti en Marco Corti. Vreselijk. Valt er verder nog iets te melden over Fontenay-le-Comte? Nou, weinig eigenlijk. Blijkbaar hebben ze hier maar liefst 16 kilometer aan fietspaden liggen, die deel uit maken van het fietsnetwerk van de Vendée. Maar goed, dan moet je wel rondrijden in een troosteloze omgeving, waar je zin in hebt. Ze schijnen hier ook een militair centrum te hebben waar jaarlijks meer dan duizend mensen worden omgetraind. Transitie van een militaire naar een maatschappelijke carrière maken en dat soort dingen, ook niet onbelangrijk als je wel klaar bent met al die onzin. Verder hebben ze hier nog het een en ander aan industrie, maar daar komen we vanzelf in het slot van de rit wel achter. Cultureel gezien schijnt er hier een link te zijn met de renaissance. Zie je er niet aan af, tenzij ze bedoelen dat de stad sinds die tijd niet meer is opgeknapt. Goed, vooruit, wel een paar aardige gebouwtjes in het centrum, maar weinig ansichtkaartmateriaal. Het is wel een stadje waar bijna iedereen aan sport doet, daarom is het niet slecht dat het grootste evenement van Frankrijk een keer dit gat aandoet. Buiten dat lijkt me dit geen plaats voor de eeuwigheid.

flc-romain.jpg

Niet alleen in Nederland is het mokerwarm, ook in Frankrijk kunnen ze er wat van. In Fontenay-le-Comte wordt het overdag 31 graden, met relatief weinig wind en totaal geen kans op regen. Aan de kust, in Noirmoutier-en-l'Île, is het een paar graden frisser, maar ook daar is de wind zo goed als afwezig. Behoorlijk spijtig, want het parcours biedt toch wel wat mogelijkheden om er een waaierkoers van te maken. Dat feest gaat nu alleen niet door. Pas tegen de avond schijnt het wat harder te gaan waaien, daar zijn we dan mooi klaar mee. Voor de avond begint zijn de renners immers al lang en breed klaar met fietsen. Aangezien er zoiets is als een WK voetbal heeft de organisatie ervoor moeten zorgen dat deze rit vroeg eindigt. Daarom is er geen passage over Passage du Gois, terwijl de renners 11 uur 's ochtends wel over de Pont de Noirmoutier mogen rijden. Voor de lunch is het al tijd voor de koers dus. De Grand Départ wordt vaak uitgezonden en dat is nu niet anders. Om 11 uur is de NOS van de partij, tien minuten eerder beginnen ze bij de Belg zelfs al. Eurosport zendt dit ongetwijfeld ook uit, maar gelukkig zijn we tijdens de Tour niet afhankelijk van Eurosport. De finish wordt verwacht tussen 15:38 en 16:04. Aangezien het niet echt gaat waaien zou het dus wel eens zo kunnen zijn dat we een trage koers krijgen en dus de eerste minuten van Zweden tegen Engeland moeten missen. Wat kan het leven soms toch zwaar zijn.

Zeker nu de wind niet echt op de afspraak is gaat deze eerste rit van de Tour eindigen in een massasprint. Een ideale kans voor de sprinters om naast de ritzege ook de gele trui te veroveren. Het zal daarom een hectische sprint worden, al is de finale niet per definitie heel moeilijk. Alle ploegen zijn nog compleet en de renners zijn nog fris, dus het wordt een snelle finale met flink wat geduw en gekwak, altijd lachen. Massasprintje dus, de eerste. Goede gelegenheid om alle deelnemende sprinters eens op een rijtje te zetten. In Nederland hoopt (bijna) iedereen natuurlijk op een overwinning van Groenewegen. Op basis van het seizoen tot nu toe is hij misschien wel de snelste sprinter van allemaal, de progressie die hij heeft geboekt is indrukwekkend. Enige nadeel: zijn trein is poep. Timo Roosen is een lieve jongen, maar die kan het ook niet in z'n eentje. Paul Martens in je trein, wat een aanfluiting. Een jongen met een betere trein is dan weer Fernando Gaviria, van Quick Step. Met Richeze beschikt hij over de beste lead-out van het peloton en dat gaat hem gegarandeerd een paar ritzeges opleveren, mits hij op z'n fiets blijft zitten. Fernando heeft nogal eens last van de vallende ziekte, dus het kan ook zomaar zijn dat hij de rit in een ambulance zit. Zonder ongelukken is hij wel samen met Groenewegen de grote favoriet. Die twee steken er echt bovenuit. Alle andere grote sprinters hebben eigenlijk helemaal geen goed jaar. Mark Cavendish ligt vaker in het ziekenhuis dan dat hij nog op een podium te vinden is. Ook in de aanloop naar de Tour was hij ranzig slecht, helemaal uitvlakken mag je hem nooit. Marcel Kittel? Dat is een parodie op een wielrenner geworden. Rijdt geen platte prijs. Greipel? Wisselend, soms goed maar ook vaak genoeg totaal afwezig. Kristoff? Als de rit een beetje lastig is geweest wil het nog wel lukken, maar in een reguliere sprint heeft hij moeite om de snelheid van andere jongens te evenaren. Demare? Ja, daar moeten we wel rekening mee houden, al is hij wel al een aantal keer gekleineerd door Groenewegen. Sagan? Hij is altijd goed en hij zal wraak willen nemen na de mislukte Tour van vorig jaar. Toch is hij dit jaar ook wel eens kwetsbaar gebleken, zo won hij bijvoorbeeld voor het eerst in 100 jaar geen rit in de Tour of California. Colbrelli? Heeft een goed jaar, maar in een vlakke sprint is het toch altijd maar behelpen, hij zal het van de wat lastigere aankomsten moeten hebben. Matthews? Won vorig jaar de groene trui, vooral dankzij de afwezigheid van Sagan en Kittel, maar toch. Dit jaar gaat het allemaal wat minder bij hem, zoals het bij Sunweb als geheel wat minder gaat. Het lijkt ook niet echt zijn ambitie te zijn om nu weer voor de groene trui te gaan, dus misschien laat hij de sprints wel over aan Arndt of all places. Of Theuns, kan ook nog. Waarom heeft Sunweb deze lui eigenlijk allemaal bij? Enfin, volgens mij heb ik dan een groot deel van de bekende namen wel gehad. In de categorie daaronder hebben we John Degenkolb, die gestopt is met fietsen zonder het te vertellen. Astana heeft met Magnus Cort Nielsen nog een sterke sprinter in de aanbieding, verder moeten we bij Cofidis Christophe Laporte in de gaten houden, die de sprints mag gaan doen in plaats van Bouhanni. De mannen van Wanty komen met Dupont, Smith en Pasqualon plaatsen 11, 12 en 13 opeisen en bij de mannen van deze streek moeten we Thomas Boudat in de gaten houden. Mitchelton spaart ons gelukkig door de altijd vervelende Caleb Ewan thuis te laten, dus voor die ploeg zal Impey nu de sprints moeten doen. Dat was het wel zo'n beetje, denk ik. Misschien dat we Boasson Hagen nog eens zien als Cavendish weer eens faalt en misschien dat de bijzonder arrogante Jasper Stuyven z'n eigen plan trekt en Degenkolb een middelvinger geeft. Maar dat is allemaal in de marge.
1. Gaviria. Gaat Colombia het zoveelste succes bezorgen. Als Fernando alles zelf moet doen is hij nog wel eens kwetsbaar. Dan volgt hij ineens een motor die de verkeerde afslag neemt, dat soort dingen. Of hij tikt een achterwiel aan, allemaal niet zo handig. Gelukkig voor hem heeft Quick Step een goede ploeg bij. Als hij het wiel van Richeze kan blijven volgen wint hij de rit, omdat hij dan nog maar drie trappen hoeft te doen tot aan de finish, daar kan de concurrentie niets tegen beginnen.
2. Groenewegen. De benen zijn goed, dat laat hij het hele jaar al zien. Alleen is zijn ploeg wat minder goed, daarom verliest hij ook wel eens een sprint. Soms weet hij vanuit geslagen positie toch nog naar voren te sprinten en pakt hij dan alsnog de overwinning, maar dat zal in de Tour een ander verhaal zijn. Alles zal dan perfect moeten zijn en zolang alle sprinters aanwezig zijn samen met alle knechten gaat het treintje van Lotto Jumbo geheid ontsporten. Dus begint Groenewegen op positie 20 aan de sprint en komt hij sterk opzetten maar weet hij net niet te winnen.
3. Demare. Best of the rest.
4. Sagan. Wil hij Gaviria en Groenewegen kloppen dan zal de aankomst waarschijnlijk wat lastiger moeten zijn.
5. Colbrelli. Vooral omdat de tegenstand er niets van bakt kan Colbrelli ook behoorlijk hoge ogen gaan gooien in de vlakke sprints.
SPOILER: Etappe 2: Mouilleron-Saint-Germain - La Roche-sur-Yon, 182,5 km
Etappe 2: Mouilleron-Saint-Germain - La Roche-sur-Yon, 182,5 km

De Tour is begonnen, en meteen met een rit vol spektakel. Tenminste, dat denk ik. Niks gezien, maar de uitslag was toch uitermate verrassend. Niet dat Gaviria won, dat lag in de lijn der verwachting. Zijn trein is geweldig, hij hoeft zelf amper wat te doen. Dat Groenewegen er in de eerste rit niet aan te pas zou komen viel ook wel te verwachten. Dat Kittel dan weer vooraan zou eindigen zou je op basis van zijn seizoen tot nu toe niet verwachten, maar op basis van de afgelopen jaren is het ook weer niet zo bijzonder. Het verrassende zit 'm meer in het tijdverlies van enkele grote namen. Froome schijnt op z'n muil gegaan te zijn en heeft bijna een minuut verloren. Niks mis mee, om heel eerlijk te zijn. Quintana z'n wielen hadden er geen zin meer in en daardoor verloor hij meer dan een minuut. Ook echt helemaal niets mis mee. Die laffe capibara heeft altijd een achterstand nodig voor het ergens op begint te lijken. Richie Porte verloor ook tijd, maar dat is tijdens de Tour zo ongeveer een zekerheidje. Typisch de Tour, het maakt tijdens deze wedstrijd niet uit met hoeveel mensen je fietst. Een kleiner peloton kan andere koersen veiliger maken, maar de Tour wordt nooit veilig. De stress is zo hoog dat er vanzelf valpartijen onstaan, zeker tijdens zo'n eerste vlakke rit. Gelukkig krijgen we daarom nu een rit met wat minder stress. Of nouja, misschien ook wel niet. Nog een vlakke rit, speciaal voor de sprinters. We worden verwend dit weekend. Ongekende luxe.

stage-2-route.jpg?03
e1112

De tweede rit start in de piepkleine gemeente Mouilleron-Saint-Germain, waar amper 2000 mensen wonen. Mouilleron-Saint-Germain bestaat uit de kernen Mouilleron-en-Pareds en Saint-Germain-l'Aiguiller, vandaar Mouilleron-Saint-Germain. Sinds 2016 zijn deze dorpjes gezellig samen verenigd en twee jaar later mogen ze de Tour de France verwelkomen. Hoe komt de Tour in hemelsnaam op het idee om een gemeente met minder dan 2000 bewoners te bezoeken? Nou, daar is wel een reden voor te bedenken. In Mouilleron-en-Pareds zijn namelijk twee grote namen uit de Franse geschiedenis geboren. Laten we beginnen met Jean de Latte de Tassigny, ook wel Le Roi Jean genoemd. Deze Franse generaal voerde tijdens de Tweede Wereldoorlog het bevel over het Franse eerste leger. Hij was betrokken bij meerdere slagen, zowel binnen als buiten Frankrijk en leverde over het algemeen goed werk af, gezien het feit dat zijn lijst met onderscheidingen bijna drie kilometer lang is. Postuum ook nog eens tot maarschalk benoemd, niks mis mee. Hij ligt begraven op de begraafplaats in Mouilleron, dat lijkt me nuttige informatie voor de liefhebbers. De andere historische figuur uit Mouilleron-en-Pareds is niemand minder dan Georges Clemenceau. Aanvankelijk een arts een journalist, maar grote bekendheid vergaarde hij pas echt als de premier die Frankrijk leidde aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Hij voerde ook de onderhandelingen die hebben geleid tot het Verdrag van Versailles. Een radicale politicus, voor zijn tijd dan. Hij streed onder meer voor de scheiding van kerk en staat, een verstandige man dus. Ook een tegenstander van het kolonialisme, heel wijs. Schijnt daarnaast ook wel wat dingen te hebben gedaan die minder geslaagd waren, maar een kniesoor die daar op let. Als je uiteindelijk als bijnaam de 'vader van de overwinning' krijgt sta je er toch goed op. Genoeg reden in ieder geval om Mouilleron-Saint-Germain te bezoeken, vanuit een historisch oogpunt. Vanuit een actueel oogpunt is daar weinig reden toe. Er is hier weinig te beleven. Wel staan er in deze gemeente 14 molens, dat zou Tom Dumoulin toch moeten aanspreken. Vroeger waren het er 18 en deze molens hadden blijkbaar in de oorlog een functie, daarom werden ze allemaal platgegooid. 14 zijn er herbouwd en staan er tot op de dag van vandaag.

DSCN6417.jpg

We bevinden ons uiteraard nog steeds in de Vendée, op een kilometer of 30 van de finishplaats van de eerste rit, Fontenay-le-Comte. De finishplaats van deze rit ligt hemelsbreed maar 50 kilometer verderop en toch maken we er een rit van 180 kilometer van. We fietsen dus een klein stukje om. Te beginnen met een kilometer of vijf in oostelijke richting, waarna men in La Châtaigneraie linksaf slaat om vervolgens vijf kilometer volledig rechtdoor te fietsen, over een weg die richting Saint-Pierre-du-Chemin zelfs nog een kilometer lichtelijk omhoog loopt. Een soort van klim, min of meer. In dit dorpje slaan we nog eens linksaf, om vervolgens richting het westen te fietsen. De weg die we nu volgen is wat bochtiger en kent kleine hoogteverschillen. Zelfs nog een soort van klein afdaling met een stuk of twee listige bochtjes, maar verder weinig zaken die een uitroepteken verdienen. Na 20 kilometer rijden we door Réaumur, waarna de weg weer wat breder wordt en wat rechter. Immer geradeaus richting Pouzauges, waar we het enige echte klimmetje van de dag tegenkomen. De Côte de Pouzauges, een bultje van de vierde categorie. Eén kilometer lang, aan 3,9% gemiddeld. Heftige shit in de Vendée, je merkt het wel. Na 28 kilometer komen de renners boven op de top van dit klimmetje, in het onbeduidende dorpje dat verder nog wel een over een kasteelruïne beschikt. Buiten Pouzauges blijft de omgeving heuvelachtig en dus komen we nog wat korte klimmetjes tegen. Veel verschil zal het niet maken, dus kan iedereen met een gerust hart verderfietsen richting Les Herbiers, waar we na 44 kilometer passeren. Over Les Herbiers valt wel het een en ander te zeggen. Zo wist de lokale voetbalclub, normaal actief op het derde niveau van het Franse voetbal tot ieders verbazing de finale van de Franse beker te halen. Ze mochten het op gaan nemen tegen Paris Saint-Germain, dat liep alleen wat minder goed af. Een paar dagen later degradeerden ze dan ook nog eens naar het vierde niveau. Het kan vreemd lopen. De bal is rond.

7707414_6157a53e-539e-11e8-96ce-b25944f5e4ee-1_1000x625.jpg

Les Herbiers kennen we verder van het wielrennen. Zo wordt hier jaarlijks de Chrono des Nations verreden, een tijdrit van om en nabij 50 kilometer in en rond Les Herbiers. Altijd in de maand oktober, na het WK, voor de renners die nog zin hebben om zichzelf een keer pijn te doen. Oud-winnaars zijn onder meer Vasil Kiryienka, Tony Martin en onze eigen Staf Clement. Les Herbiers is ook geen onbekende naam in de Tour, we kwamen hier bijvoorbeeld in 2011 nog eens langs. Ook toen startte de Tour in de Vendée en de eerste rit eindigde net buiten Les Herbies, op een heuveltje in de omgeving. Mont des Alouettes, met op de top een molentje. De rit werd gewonnen door Philippe Gilbert, want het was 2011. Mont des Alouettes laten we tijdens deze rit links liggen, of liever gezegd rechts want we gaan naar links en ergens aan de rechterkant ligt dat heuveltje. Enfin, buiten Les Herbiers gaat het een kilometer of 10 zo goed als rechtdoor, richting La Gaubretière. In dit dorpje komen de renners nog een heuveltje tegen, wat voorlopig de laatste is. Buiten La Gaubretière is het even bochtig, maar daarna gaat het weer heel wat kilometers rechtdoor richting het volgende dorp, Tiffauges. Dit stuk van tien kilometer is behoorlijk open, wat interessant is om te weten mocht het waaien. In Tiffauges bereiken we het noordelijkste punt van de rit en slaan we linksaf, richting het zuidwesten. Tiffauges is een dorpje met een ietwat vervallen kasteel, op de grens van de Vendée en Maine-et-Loire. Aangezien we de Vendée nog niet willen verlaten moeten we dus wel terug. De weg die de renners nu mogen volgen tot aan Montaigu is kaarsrecht. Af en toe een rotonde en heel sporadisch een flauwe bocht, maar het gaat toch vooral heel erg rechtdoor. Dit door een weinig inspirerende omgeving, met af en toe wat akkerland, een paar bomen en wat kleine dorpjes onderweg. Ook in Montaigu komen we nog een vervallen kasteeltje tegen. Dit alles na 81 kilometer koers.

1280px-Ch%C3%A2teau_de_Montaigu..JPG

Aangezien we meer dan 80 kilometer hebben afgewerkt is het nog maar 100 kilometer tot de finish. Voorbij Montaigu zoeken we qua wegen wat meer het alternatieve circuit op. Net iets smaller en net iets bochtiger dan het eerdere werk, maar wel vlak. Veel beschutting, dus eigenlijk totaal niet boeiend. Via dorpjes als Mormaison en Saint-André-Treize-Voies komen we na 100 kilometer koers door Les Lucs-sur-Boulogne, waar ook niets te beleven is. Voorbij Les Lucs rijden de renners verder over wegen die in het dagelijks leven meer tractoren zien dan personenauto's, zo'n omgeving is het. Het platteland van de Vendée krijgt van mij helaas geen voldoende. De dorpjes die we passeren krijgen ook geen hoog cijfer, er is hier nooit iemand op het idee gekomen om er wat van te maken. Daarom kan ik met een gerust hart zeggen dat er niets gaat gebeuren terwijl de renners over deze plattelandswegen rijden. Na 124 kilometer komen ze door Aizenay, ook weer een dorpje van niks. We bevinden ons nu wel in de buurt van de tussensprint van de dag, zowaar nog wat spanning en sensatie. Buiten Aizenay gaat het bijna acht kilometer volledig rechtdoor, tot men in de omgeving van Beaulieu-sous-la-Roche op de tussensprint stuit. In dit dorpje van 1600 inwoners hadden ze blijkbaar nog wat geld over. Wat opvallend is, want heel veel valt er niet te beleven. Je hebt er wel een soort van mini-miniatuurdorpje. En dat alles op 50 kilometer van de finish.

la-feerie-des-santons-beaulieu-sous-la-roche-85-pcu-1.jpg

Na de tussensprint zijn er wat bochtjes in het dorp zelf, maar vervolgens gaat het weer wat kilometers rechtdoor richting het volgende dorp, Saint-Georges-de-Pointindoux. Rechte en brede wegen, met veel bomen langs de kant van de weg. Dat blijft ook na Saint-Georges zo, als we koers zetten richting weer een ander dorp. Op 40 kilometer van de streep komt de koers door Sainte-Flaive-des-Loups en dit zijn allemaal van die uitgestorven dorpjes met een paar 100 inwoners waar je niets over kan zeggen. Komt ook niet echt verandering in, want het gaat nu weer zeven kilometer recht door een bos richting het volgende dorpje, Nieul-le-Dolent. In dit dorp mag er een paar keer gestuurd worden, maar al snel worden de wegen weer recht en de omgeving blijft hetzelfde. Richting Aubigny, op 28 kilometer van de streep, loopt het wel even vals plat omhoog, maar het is nou niet echt zo dat het een naam mag hebben. Via Aubigny komen we langs Nesmy en vervolgens passeren we ook nog eens Chaillé-sous-les-Ormeaux. Het parcours blijft doodsimpel en het gaat ook niet veel moeilijker meer worden. Op 14 kilometer van de streep komen de coureurs uit in Saint-Florent-des-Bois en hier slaan ze linksaf, waarna ze terechtkomen op een weg die nog rechter en breder is. Feest. In Saint-Florent staat overigens een kerk. Dat is zo ongeveer de meest boeiende informatie die ik je over dit dorp kan geven.

800px-%C3%89glise_Saint-Florent-des-Bois_%28Vend%C3%A9e%29.jpg

Je krijgt het bijna niet verzonnen, maar buiten Saint-Florent volgt men negen kilometer lang dezelfde weg. Pas op vijf kilometer van de streep krijgen we met een echte bocht en een andere weg te maken. Het stuk tussen Saint-Florent en finishplaats La Roche-sur-Yon is kaarsrecht en wordt alleen onderbroken door drie rotondes en één flauwe bocht. Er staan continu bomen langs de kant van de weg, dus met de wind hoeven we ook weinig rekening te houden. Gewoon in een sneltreinvaart richting de finishplaats, geen gedonder. Op iets meer dan vijf kilometer van de streep volgt er nog een vierde rotonde en kort daarna slaan de renners bij de volgende rotonde, inmiddels al in het centrum van La Roche-sur-Yon rechtsaf. De renners rijden een paar meter over de boulevard van de Verenigde Staten en slaan daarna redelijk scherp linksaf, richting de boulevard van Italië. Het gaat nu een kilometer rechtdoor, tot op 3,5 kilometer van de finish. Er volgt opnieuw een redelijk scherpe bocht naar links, waarna er op iets meer dan drie kilometer van de streep een scherpe bocht naar rechts volgt. De renners rijden nu dwars door een woonwijk, waar de weg heel kort even omhoog gaat. Deze weg gaat zo goed als rechtdoor tot twee kilometer van de meet. Ondertussen rijden we over een brug en de weg die onder deze brug ligt is de weg waar we gaan finishen. Je kunt je dus wel voorstellen dat er nog een leuke finale aan zit te komen. Op twee kilometer van de streep ligt er een scherpe bocht naar rechts in het parcours, waarna de renners een lichte duik naar beneden nemen, terwijl ze ondertussen nog een rotonde tegenkomen. De weg die we nu volgen is niet echt recht. Het is eigenlijk één lange terugdraaiende bocht naar rechts, maar dan wel heel langzaam terugdraaiend. Praktisch recht dus, maar niet helemaal. Op één kilometer van de streep komen we uit bij een rotonde, waar het naar rechts gaat. Vervolgens gaat het in de laatste kilometer rechtdoor tot de finish, terwijl we op een meter of 600 van de streep onder de eerder gememoreerde brug fietsen. De finish is niet makkelijk, aangezien de weg na de brug licht omhoog begint te lopen. In de laatste halve kilometer moeten er nog 10 hoogtemeters overwonnen worden, het gaat dus een sprintje op de macht worden. Dat zijn althans de cijfers van het officiële profiel. Als ik er zelf officieus een beetje naar kijk heeft het er alle schijn van dat er in de laatste 500 meter bijna 20 hoogtemeters overwonnen moeten worden en dan kom je aan bijna 4% gemiddeld. Zo ziet het er eigenlijk ook wel uit, eigenlijk lijkt het zelfs nog zwaarder dan dat. In ieder geval aardig pittig voor een sprintje. Best venijnig.

Jt1BtLT.png
2de51

De finishplaats van deze rit luistert naar de naam La Roche-sur-Yon. Het is niet voor het eerst dat de Tour hier passeert, La Roche maakt voor de zesde keer deel uit van dit hele gebeuren. De laatste aankomst is evenwel een tijd geleden, we moeten dan terug naar de tijd van de Belg Eloi Meulenberg. Hij won hier in 1938. 80 jaar geleden dus, niet mis. La Roche-sur-Yon is de thuisbasis van Vendée U, de opleidingsploeg van Direct Energie. De opleidingsploeg van deze regio, eigenlijk. Talloze renners, zoals Thomas Voeckler, Sylvain Chavanel, Bryan Coquard en Nicolas Jalabert genoten hier hun opleiding. Het is nog steeds een van de belangrijkste ploegen van Frankrijk. Ik zou nog meer kunnen vertellen over La Roche-sur-Yon, maar daar heb ik eigenlijk helemaal geen zin in. Dus, tot zover.

LaRoche-sur-Yon3-Place-Napoleon-copyright-fvhpa.jpg?itok=7vspKbCG

Deze etappe begint om 13:10. Er zit nu geen voetbal in de weg, dus hoeven de renners niet zo vroeg uit hun nest. De aankomst zal nu dus ook minder vroeg zijn, tussen 17:23 en 17:47. De NOS is er rond twee uur bij en Sporza blijkbaar een aantal minuten later. Boeit allemaal niet, want dit wordt een mensonterende rit. De weersomstandigheden zullen ook mensonterend zijn, meer dan 30 graden in La Roche. Redelijk wat wind en geen kans op neerslag. Nouja, maakt ook niet veel uit, sowieso geen rit voor waaiers of ander gedoe.

Dit wordt weer een sprint.
1. Gaviria. Ook als de weg een beetje stijgt kan Gaviria de rest met gemak verslaan. Het is een Colombiaan, die kunnen allemaal klimmen. Min of meer, in ieder geval. Met de ploeg die hij tot z'n beschikking heeft is het bijna onmogelijk om een sprint te verliezen, zelfs als het wat lastiger is. Tweede overwinning dus, en een dag langer in de gele trui.
2. Sagan. Net als tijdens de eerste rit. Deze sprint zal hem normaal gesproken wat beter liggen, maar dan beschikt hij alsnog niet over de ploeg die Gaviria heeft. Het is allemaal net een tikje minder, dus zal hij weer genoegen moeten nemen met een tweede plaats.
3. Laporte. De vervanger van Bouhanni werd zowaar vijfde tijdens de eerste rit. Deze aankomst ligt hem beter, dus moet hij hoger kunnen eindigen. Logica, ofzo.
4. Matthews. Sprint blijkbaar toch mee. In een vlakke sprint in de top 10, dan moet hij hier in de top 5 kunnen eindigen.
5. Colbrelli. 20e pas, blijkbaar. Matig, slecht. Ruim onvoldoende. Maar dit zou hem beter moeten liggen. Ik geef de hoop vooralsnog niet op. Al heb ik helemaal geen hoop, maar dat maakt niet uit.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:48
SPOILER: Etappe 3: Cholet - Cholet, 35,5 km (TTT)
Etappe 3: Cholet - Cholet, 35,5 km (TTT)

Of een peloton nu uit 200 of 170 man bestaat, dat maakt tijdens de Tour helemaal niets uit. De koers blijft de meest stresvolle van allemaal en daarom zullen er tot in het eind der tijden veel valpartijen zijn tijdens de eerste nerveuze etappes. Al fiets je met 20 man rond, dan nog zouden ze het voor elkaar kunnen krijgen. Dat was tijdens de tweede rit van de Tour niet anders. Terwijl het parcours nog niet eens zo lastig was en er eigenlijk geen goede reden te bedenken viel om stress te krijgen zagen we toch de nodige valpartijen. Een aantal kleine valpartijen, waarvan Luis Leon Sanchez het grootste slachtoffer werd. Hij werd de tweede uitvaller van deze Tour, nadat eerder Tsgabu Grmay de pijp aan Maarten gaf. De grootste valpartij van allemaal kwam in de finale, in de voorlaatste bocht van de rit. Een bocht die sowieso vrij scherp was en in de slotfase van zo'n rit kan je er dan wel vanuit gaan dat er op z'n minst bijna wordt gevallen. Het werd helemaal en daardoor werd de verwachte massasprint toch wat minder massaal. Het had een simpele sprintrit moeten zijn, maar ineens waren er nog maar een stuk of 15 renners over, aangezien de valpartij vrij ver van voren gebeurde. Gele trui Gaviria was meteen uitgeschakeld, net als de ernstig teleurstellende Groenewegen. Alsnog waren er genoeg toppers over vooraan, waaronder Sagan. Demare was er ook, maar die ging wat vroeg, waardoor hij min of meer de sprint aantrok voor Sagan. Die profiteerde, al kwam Colbrelli nog aardig in de buurt. Na de uitsluiting van vorig jaar toch een soort van revanche, zeker omdat hij en passent ook nog de gele trui pakte. Die trui gaat hij tijdens de volgende rit waarschijnlijk weer verspelen, want de ploegentijdrit komt eraan. Niet per definitie de favoriete discipline van de mannen van Bora-Hansgrohe. Voor veel renners, waaronder Froome en Porte, een uitgelezen gelegenheid om de tijd die tijdens de eerste rit verloren werd weer goed te maken.

3wrqNDR.png
8d514

De ploegentijdrit start en eindigt in Cholet. Het is de vierde keer dat we deze stad met 50.000 inwoners in de Maine-et-Loire aandoen. Maine-et-Loire, inderdaad. We hebben de Vendée verlaten, al zijn we niet ver van deze streek. Cholet ligt op een kilometer of 70 van de vorige finishplaats, La Roche-sur-Yon en op een kilometer of 20 van Tiffauges, een dorpje dat men tijdens de vorige rit ook passeerde. Iedere keer dat de Tour in Cholet is doen we wat anders. Het begon allemaal met een ploegentijdrit in 1936. In 1998 keerde men terug, met een rit in lijn. Die rit eindigde in een massasprint en de renner die won was niemand minder dan onze eigen Jeroen Blijlevens, jawel. Tien jaar later keerde men terug naar Cholet. Een individuele tijdrit van een kleine 30 kilometer stond toen op het programma. De Tour van 2008 was de Tour van Gerolstein en Saunier Duval. Iedere dag kwamen we wel weer een andere lachwekkende renner tegen die gigantisch op de brommer was. In Cholet was die eer weggelegd voor Stefan Schumacher, die met wat hulp van zijn moeder in staat was om de hele apotheek in z'n mik te gooien. Stefan wist alleen niet dat CERA nogal makkelijk op te sporen was, dus werd hij betrapt en verloor hij deze overwinning. Dat was een zegen voor de sport, want de ritzege staat nu op naam van een brandschone renner. Of nouja, dat valt eigenlijk best tegen. Kim Kirchen, ook niet bepaald een jongen met een geweldige reputatie. Al was de nummer drie ook weer niet echt een lekkere winnaar geweest, want David Millar is ook vermoeiend. Enfin, u hoort het wel. We beleefden prachtige tijden in 2008. Nu, weer tien jaar later, zijn we wederom in Cholet. Een totaal ander tijdperk, een andere generatie, het nieuwe wielrennen. Of nouja, ook niet echt, maar goed. We krijgen in ieder geval voor de tweede keer een ploegentijdrit voorgeschoteld in Cholet. Aangezien de disciplines op zijn beginnen we weer van voor af aan. Hierna zal Cholet dan weer een jaar of 60 moeten wachten op de volgende aankomst.

german-stefan-schumacher-competes-around-cholet-on-july-8-2008-in-the-picture-id949917764

De ploegen starten aan de rand van het centrum van Cholet, op de brede Boulevard Delhumeau Plessis. Ze hebben hier twee keer twee rijstroken neergelegd, met in het midden een stevige berm. De finish ligt in de buurt van deze boulevard en dat heeft tot gevolg dat men aan het eind van de ploegentijdrit nog een stukje van de andere kant van de weg meepakt. Als het een beetje meezit zullen er ploegen zijn die naar elkaar kunnen zwaaien, wat een gezelligheid. Enfin, in de eerste meters rijden de renners langs de lokale kasteelruïne en het museum van kunst en historie. Er is een flauwe bocht naar links, waarna het 500 meter rechtdoor gaat tot de eerste uitdaging van de dag: een rotonde. Na deze rotonde rijden de renners twee kilometer zo goed als rechtdoor, met nog wel een rotonde tussendoor. Deze weg loopt venijnig omhoog, in 800 meter tijd stijgt het 40 meter, procentje of vijf dus. Na dit eerste klimmetje van de dag gaat het een paar keer licht op en af, voordat de renners op de volgende rotonde van de dag stuiten. Deze wordt aan de rechterkant genomen, waarna men op de autoweg terechtkomt die ons buiten Cholet brengt. Deze weg loopt anderhalve kilometer rechtdoor en kruipt lichtjes omhoog. Al snel verlaten we de autoweg weer, via een afslag die een beetje bochtig en smallig is. Vervolgens komen de ploegen bijna direct een rotonde tegen, die aan de rechterkant genomen moet worden. Listige rotonde wel, daar moet een flinke bocht gemaakt worden. We zijn nu in Saint-Léger-sous-Cholet, een koddig dorpje waar de weg vlak is. Al snel ligt de volgende rotonde in het verschiet, die ditmaal aan de linkerkant genomen moet worden, omdat de renners hier ook linksaf gaan. Minder scherpe bocht, beter te doen. De volgende rotonde laat niet lang op zich wachten, ditmaal een wat bredere variant. Het gaat nu een meter of 500 rechtdoor in licht dalende lijn, waarna er een niet zo scherpe bocht naar links volgt. De renners komen nu terecht op een wat smallere weg die niet te zien is via streetview. Deze weg lijkt lichtelijk bochtig en loopt eventjes naar beneden, waarna er al snel weer een knikje naar boven volgt. Na anderhalve kilometer over deze weg gereden te hebben komen de renners weer op een wat bredere weg terecht, maar niet voordat ze bij een rotonde die gevuld is met een bakstenen kunstwerk nog een bochtje naar links moeten maken. 500 meter later volgt er een scherpe bocht naar rechts, waarna het vier kilometer rechtdoor gaat richting het eerste tussenpunt van de dag.

yjyuWrz.jpg

Dit punt komt in het dorpje Saint-André-de-la-Marche, na 13,5 kilometer koers. In dit rechte stuk van vier kilometer gaat het een aantal keer op en af. Vier korte knikjes naar boven, steeds gevolgd door een kort stuk in dalende lijn. Het lastigste van deze knikjes komt in Saint-André zelf, daar gaat het iets minder dan een kilometer omhoog aan een procentje of drie. Niet heel schokkend, maar toch. Na het meetpunt volgt er een lastige bocht naar links, waarna er snel achter elkaar drie rotondes volgen. Bij de eerste gaat het schuin naar links, daarna twee keer rechtdoor. Na die laatste rotonde gaat het bijna vier kilometer zo goed als rechtdoor. Eerst twee kilometer in licht dalende lijn, de snelheid zal hier enorm zijn. Vervolgens volgt er een klimmetje van anderhalve kilometer, waarin men ongeveer 60 hoogtemeters moet overwinnen. Nog redelijk pittig dus. Op de top van dit klimmetje komen de renners weer eens een rotonde tegen, waar ze rechtdoor gaan. Kort daarna volgt de volgende rotonde, waar een scherpe bocht naar links genomen moet worden. We rijden nu La Romagne tegen, een klein dorpje. Op een flauwe bocht na gaat het in dit dorpje vooral rechtdoor, terwijl het zo goed als vlak is. Aan de rand van het dorp ligt er weer eens een rotonde, die nog best lastig te nemen is. Na deze rotonde gaat het evenwel vijf kilometer bijna volledig rechtdoor. Een min of meer vlakke kilometer wordt opgevolgd door een razende afdaling van anderhalve kilometer. Na deze afdaling gaat het meteen weer een kilometer omhoog aan een procentje of drie, waarna de volgende korte duik naar beneden volgt, met daarna nog een knikje naar boven van 500 meter. Het blijft continu op en af gaan richting het tweede meetpunt van de dag. Dit punt volgt na 26,5 kilometer in La Séguinière, waar ze een rotonde hebben met een molen. Gaaf.

49-la-seguiniere-aire-etape-camping-car-park-tourisme.jpg

Voor we dat meetpunt bereiken moet er overigens nog wel het een en ander gebeuren. Er is dus die rotonde met de molen, waar de renners rechtdoor rijden. Vervolgens rijden ze nog wat langer rechtdoor, ook bij de volgende rotonde. Vrij snel daarna volgt er dan een scherpe, bijna terugdraaiende bocht naar links. Niet echt een plezante bocht op zo'n tijdritfiets als je bij elkaar in het wiel hangt. Bijna direct na die bocht is er weer een scherpe bocht, deze keer naar rechts. De weg begint hier ineens serieus omhoog te lopen, we gaan beginnen aan de Côte de Séguinière. Een smal straatje in een aftandse woonwijk wordt al snel opgevolgd door een wat bredere weg in een minstens zo aftandse woonwijk, terwijl de weg alleen maar steiler omhoog lijkt te lopen. In totaal loopt het een kilometer omhoog aan 5% gemiddeld, met een paar stroken die aanzienlijk zwaarder lijken. Geen pretje, zo richting het eind van een ploegentijdrit. Eenmaal boven loopt het nog een beetje vals plat door, vrij smerig allemaal. Bij het verlaten van La Séguinière komen we dan weer terecht in rotondeland. Drie kort achter elkaar, twee keer rechtdoor en bij de derde rechts. Na die derde rotonde gaat het een meter of 500 behoorlijk steil naar beneden, maar vervolgens krijgen de renners twee kilometer aan rechte, glooiende wegen voorgeschoteld. Beetje op en af, zoals tijdens de rest van de rit. Nadat ze langs een kicken meertje zijn gereden bereiken ze de buitenkant van Cholet alweer. Een bocht naar rechts volgt, bij opnieuw een rotonde. Het gaat nu een kilometer rechtdoor over een licht dalende weg tot er, jawel, opnieuw een rotonde volgt. Hier mogen de renners rechtdoor, waarna er nog even kort gedaald wordt. Hierna gaat het vrij snel weer omhoog. We stuiten op twee rotondes, maar daar kunnen de renners eigenlijk makkelijk langsaf rijden. Na anderhalve kilometer over deze weg gereden te hebben volgt er een scherpe bocht naar rechts, waarna de renners anderhalve kilometer in licht dalende lijn afwerken. Ergens halverwege een flauwe bocht naar rechts, maar verder rechtdoor. We steken de rivier over, komen de rotonde tegen die in het begin van de rit ook werd aangedaan en slaan hier rechtsaf. We rijden nu even parallel aan de weg die in de eerste meters van de rit werd aangedaan, tot op ongeveer 800 meter van de streep. Hier ligt er nog een gezellige bocht naar rechts, waarna het nog even naar links gaat. In de laatste meters van de rit gaat het rechtdoor, in licht stijgende lijn.

72674b0f-287a-4bb0-afc2-fe62f6ee3262-CHOLET-6.jpg?thumb=project-slider

En dan eindigen we dus waar we ook begonnen, in Cholet. Een stad die al vaker de Tour heeft mogen verwelkomen, maar dat is niet de enige affiniteit die ze hier met wielrennen hebben. Zoals zo'n beetje iedere Franse stad van enig statuur hebben ze hun eigen koers, GP Cholet-Pays de Loire. Een wedstrijd die meestal in een sprint eindigt, daarom is Jaan Kirsipuu, de man die op een viaduct al moest lossen, de recordwinnaar. Dit jaar wist Thomas Boudat de wedstrijd te winnen, hij is nu namens Direct Energie actief in de Tour. Cholet is verder vooral een industriestad. Het grootste industriële centrum van deze regio, naar het schijnt. Je komt hier onder meer een fabriek van Michelin tegen. Lekker man, michelinmannetje. Niks mis mee. Verder schijnen ze hier wel daadwerkelijk te werken voor hun geld, maar 7% van de bevolking is werkloos en dat is zo ongeveer een record in Frankrijk. Verder hebben ze hier een vliegveld en ook een soort van school waar je kan leren vliegen. Daar heeft in een ver verleden niemand minder dan Roland Garros gebruik van gemaakt. Hij haalde hier zijn brevet. Daarna ging hij tijdens de Eerste Wereldoorlog met zijn vliegtuig een beetje stoer doen en daarom ligt hij nu ergens in de Ardennen begraven. Gelukkig voor hem vonden ze het in Parijs een goed idee om een tennisbaan naar hem te vernoemen en later zelfs een heel toernooi. Cholet schijnt, naast het feit dat iedereen werkt, ook een bijzonder sportieve stad te zijn. De stad is al drie keer verkozen tot meest sportieve stad van Frankrijk. Vooral basketbal is een populaire sport, naast voetbal, ijshockey en tafeltennis. De Witte Chinees vindt dat laatste leuk. Fietsen doen ze hier ook graag, we kunnen dus wel spreken van een verstandige stad. Een stad met een aantal kerken ook. Notre-Dame, Sacre Coeur, het is verdomme net of je in Parijs bent.

Cholet_-_%C3%89glise_Notre-Dame.jpg

In Cholet wordt het warm. 28 graden in de middag. Iets minder warm dan de afgelopen dagen, maar alsnog niet erg comfortabel. Er zal een stevig briesje staan, in het eerste gedeelte van de tijdrit waarschijnlijk eerst tegen en dan schuin in de rug, op de terugweg een tijdje vol in de rug en daarna lang schuin tegen. Het is een rondje zo ongeveer, dus dan kom je vanzelf alles wel tegen. Regen krijgen we in ieder geval niet. De ploegentijdrit begint pas relatief laat. De eerste ploeg start om 15:10 en dat is Mitchelton-Scott, normaal een ploeg die meteen een goede richttijd zou moeten kunnen zetten. Al komt daarna direct Sky, die mogen met z'n alleen lekker lang op de hete stoel gaan zitten. Vijf minuten tussen de ploegen. De laatste ploeg, Bora-Hansgrohe, zal om 16:55 vertrekken. De organisatie denkt dat de mannen van Sagan dan tegen 17:34 zullen finishen, ze zouden dan een kleine 40 minuten nodig hebben voor deze 35 kilometer. Kan. De NOS en Sporza zijn er uiteraard meteen om 15:10 bij.

15.10 Mitchelton-Scott
15.15 Sky
15.20 Movistar
15.25 Groupama-FDJ
15.30 BMC
15.35 EF Education First-Drapac
15.40 UAE Emirates
15.45 AG2R
15.50 Fortuneo-Samsic
15.55 Direct Energie
16.00 Lotto Soudal
16.05 Lotto Djumbo
16.10 Cofidis
16.15 Sunweb
16.20 Dimension Data
16.25 Katusha
16.30 Bahrain
16.35 Trek-Segafredo
16.40 Astana
16.45 Wanty
16.50 Quick Step
16.55 Bora

Ploegentijdritten zijn niet echt mijn ding. Ik vind het eigenlijk maar een vrij waardeloze discipline. Het enige leuke is dat het in de Tour nog wel eens mis wil gaan. Valpartijen waarbij de halve ploeg onderuit gaat en dat soort werk. Wij denken terug aan Pietje Rooijakkers die samen met zijn makkers van Skil-Shimano het skoekeloen opzocht. De laatste ploegentijdrit in de Tour dateert alweer van 2015. Toen kwam die TTT pas op de negende dag, echt een kutidee was dat. De overwinning ging naar BMC, met een marginaal voordeel ten opzichte van Sky. En dan heb ik meteen de ploegen genoemd die ook tijdens deze rit de grootste kans maken om te winnen. Verder vind ik het bijna niet te doen om me aan een voorspelling te wagen. Sky en BMC, dat staat wel vast. Daaronder kan er veel gebeuren. Het is acht tegen acht (behalve bij Trek en Astana) en de wielen zijn rond (maar bij Sky net iets ronder). Het is in ieder geval een lastige ploegentijdrit, met behoorlijk veel rotondes en ook aardig wat korte klimmetjes. Zeker niet evident en de verschillen kunnen daardoor behoorlijk gaan oplopen. Een uitgelezen kans voor een paar renners om vast wat tijd terug te winnen.
1. Sky. Het altijd vervelende Sky was oppermachtig tijdens de ploegentijdrit in de afgelopen Dauphiné. Met 40 seconden voorsprong op BMC en nog veel meer op de rest was het weer eens een lachwekkende affaire. Die ploeg van Sky is grotendeels vergelijkbaar met de ploeg van nu. Thomas, Castroviejo, Kwiatkowski, Moscon en Rowe zijn er allemaal bij. Dat vul je aan met Froome, Poels en Bernal en dan weet je wel hoe laat het is. Die 51 seconden die Froome verloor pakt hij meteen weer terug. En dan is alles weer te herdoen. Spijtig.
2. BMC. In het verleden vaak genoeg gewonnen, maar in de Dauphiné eindigden ze dus op gepaste afstand van Sky. Wel met een ploeg die niet echt lijkt op de ploeg die ze naar de Tour hebben gestuurd. Deze ploeg zou sterker moeten zijn, met meer grote motoren. Met jongens als Küng, Schar, Van Avermaet, Van Garderen en Bevin zou je toch best ver moeten kunnen komen. Dat lieten ze dan ook wel zien in de Ronde van Zwitserland, want daar wonnen zij dan weer de ploegentijdrit, met veel van die genoemde namen. Ook Porte gaat een groot deel van zijn verloren tijd weer inhalen.
3. Quick Step. Normaal ook een ploeg die gespecialiseerd is in dit werk. Ze hebben alleen wel al heel wat van hun kruid verschoten in de afgelopen dagen. Twee dagen hard moeten werken voor Gaviria, met wisselend succes. Kan dus zijn dat de beentjes al wat vermoeider zijn, al moeten ze dan alsnog hoog eindigen met deze ploeg. Lampaert, Terpstra, Jungels, met dat soort gasten eindig je nog hoog als ze besluiten met hun ogen dicht te gaan fietsen.
4. Sunweb. Toegegeven, ze gaan Kelderman missen. Maar alsnog is dit een ploeg die het aan haar stand verplicht is om hoog te eindigen. Als regerend wereldkampioen in deze discipline is een afgang niet toegestaan. En een afgang kan het ook bijna niet worden als je ziet wie ze allemaal nog aan de start kunnen brengen. Dumoulin gaat het waarschijnlijk in z'n eentje regelen en dat lijkt me niet eens zo'n onmogelijke taak. Af en toe wat hulp van figuren als Matthews, Haga en Arndt, het kan slechter. Niet dat Haga en Arndt er verder iets van kunnen, maar voor deze discipline zijn ze nog niet eens zo nutteloos. Alleen aan Ten Dam heb je geen reet.
5. Mitchelton-Scott. Of Let's Go-Scott. Of Orica. Of GreenEdge. Of BikeExchange. In ieder geval een ploeg die altijd goed is geweest in deze discipline, ongeacht de naam. Voorlopig hebben ze evenwel nog geen gelukkige Tour, met Adam Yates die opzichtig aan het kutten is en Impey die een massale valpartij veroorzaakt. Als de schade van al die valpartijen meevalt kan het nog wel wat worden, maar ik verwacht niet dat ze in de buurt gaan komen van ploegen als Sky en BMC.

---------------------

Deze OP werd mogelijk gemaakt door Rellende_Rotscholier.

Oh, en Pino denkt dat Thomas het geel pakt.
SPOILER: Etappe 4: La Baule - Sarzeau, 195 km
Etappe 4: La Baule - Sarzeau, 195 km

Soms herhaalt de geschiedenis zich. Net als tijdens de vorige ploegentijdrit wist BMC te winnen met een kleine voorsprong op Team Sky. Dat was toch nog wel een klein beetje verrassend, aangezien Sky in veel lijstjes bovenaan stond, zo ook bij mij. Het eerste brevet van onvermogen is weer uitgedeeld dus, al had ik in m'n top vijf in ieder geval de goede namen genoemd. Volgorde niet helemaal optimaal, maar dat mag de pret niet drukken. Voor BMC, de ploeg die er waarschijnlijk mee stopt, toch een mooie opsteker. Wie weet komt er op het laatste moment nog een sponsor over de brug, al schijnt zo'n beetje de halve ploeg al vertrokken te zijn naar andere oorden. Zo ook de nieuwe gele trui, Greg van Avermaet. Die gaat nog even wat geld scheppen bij Dimension Data waarschijnlijk, walgelijke praktijken. Richie Porte, die op flink wat concurrenten tijd wist te pakken, schijnt dan weer richting Trek te gaan. Sky eindigde net achter BMC, ook Froome en Bernal wisten dus flink wat tijd terug te pakken. Al waren de verschillen vooraan vrij klein, de eerste vijf ploegen binnen 11 seconden. Tom Dumoulin wist vijfde te worden en derhalve is zijn missie meer dan geslaagd. Amper een paar seconden verloren, zeker met het verlies van Kelderman is dat eigenlijk een prestatie waar je tevreden mee moet zijn. Achter Sunweb werden de gaten wat groter. Het verrassende EF Cannondale Drapac en dan nog wat sponsornamen wist zesde te worden op iets meer dan een halve minuut, Uran deed dus goede zaken. Minder goede zaken voor Dan Martin, die 1:39 verloor. Ook Mollema, Kruijswijk en Roglic gingen kopje onder, 1:15 en 1:16 verloren. Zijn toch dure seconden. Bardet, Valverde, Quintana, Landa, Zakarin, Fuglsang en Nibali verloren ook de nodige tijd. Er zal dus aangevallen moeten worden, maar op die aanvallen mogen we nog even wachten. Daags na de ploegentijdrit gaan we verder met een vlakke rit. Alweer.

tour-de-france-2018-stage-4-map-7c76e40796.jpg
89daa

De Tour begon aan de kust en daar zijn we nu weer terug. Op een kilometer of 130 van Cholet bevinden de renners zich inmiddels in La Baule. La Baule-Escoublac, om precies te zijn. In dit stadje aan de kust wonen buiten het seizoen 16.000 mensen. Als de zon begint te schijnen neemt dat aantal drastisch toe en spreken we ineens over meer dan 100.000 mensen. Vooral veel mensen uit Parijs en het nabijgelegen Nantes weten hun weg te vinden naar dit stekje aan de kust. Het wordt de vierde keer dat de Tour de volgebouwde stranden van dit stadje in de Loire-Atlantique bezoekt. Voor het eerst was de koers hier in 1965, met een rit in lijn die begon in Quimper, de stad die we tijdens de volgende rit gaan bezoeken. De rit eindigde dus in La Baule en de overwinning ging naar een Belg, Guido Reybrouck. In 1972 keerde men terug, met wederom een aankomst in La Baule. De overwinning ging opnieuw naar een Belg, ditmaal Rik Van Linden. Daarna moest La Baule wachten tot 1988 voor de Tour nog eens passeerde. Het was het wachten wel waard, want men had een fantastisch nieuw concept bedacht dat men graag wilde uitproberen in deze kuststad. De Grand Départ vond in 1988 plaats in La Baule met op dezelfde dag twee ritten. Eerst een ploegentijdrit van 3,8 kilometer, met daarna nog een individuele tijdrit van liefst één hele kilometer. De korte ploegentijdrit werd gewonnen door de ploeg Weinmann-La Suisse en Guido Bontempi fietste iedereen naar huis in die korte tijdrit. Als gevolgd daarvan mocht hij de gele trui aantrekken. Dit briljante idee beviel blijkbaar zo slecht dat ze het daarna nooit meer hebben gedaan en ook niet meer langs durven te komen in La Baule. Tot nu. Van oudsher was La Baule vooral een kustplaats voor de Franse bovenlaag van de samenleving. Een beetje decadent was het, maar tegenwoordig kun je hier als proleet ook prima vertoeven. Dat merk je wel aan het feit dat niemand minder dan Lolo Ferrari hier is opgegroeid. Wat een tieten man!

la_baule.jpg

Nu we weer terug zijn aan de kust bevinden we ons ook weer op het gebied van de zoutmeertjes. Hier in La Baule liggen er ook meer dan genoeg en tijdens de neutralisatie rijden de renners tussen deze meertjes door. Dat levert ongetwijfeld mooie plaatjes op voor de tv, ware het niet dat alleen Eurosport zo vroeg begint met uitzenden waardoor je de kans loopt de prachtige plaatjes te missen door weer een fantastische reclame van Bora ofzo. Na de neutralisatie rijden de renners door het middeleeuwse stadjes Guérande waar ze kicken stadsmuurtjes en een fraai kathedraaltje hebben. Vervolgens rijden de renners meer dan 10 kilometer rechtdoor over een brede weg door een groene omgeving richting Saint-Lyphard. De wegen hier zijn buitengewoon vlak en dat zal ook voorbij Saint-Lyphard zo blijven. Het gaat nog een kilometer of acht zo goed als rechtdoor over dezelfde weg, voor er een bocht naar rechts volgt. Deze ietwat golvende weg loopt meer dan 10 kilometer rechtdoor, tot we Pontchâteau binnenrijden. Pontchâteau is een naam die misschien wel een belletje laat rinkelen. In deze plaats werd in 2016 het Europees kampioenschap veldrijden gereden, waar Toon Aerts profiteerde van de Belgische overmacht en zo Mathieu van der Poel naar de tweede plaats verwees. In een verder verleden werden hier ook wel eens wereldbekerwedstrijden georganiseerd en zelfs een wereldkampioenschap. Er is hier meer liefde voor veldrijden dan voor wielrennen, want de Tour is hier eigenlijk pas één keer geweest. In 1988 startte er een rit, daarna heeft men het vooral bij de modder gehouden. Verder schijnen ze hier best gelovig te zijn. Zo hebben ze hier een calvarie en dat is blijkbaar een symbolische voorstelling van de kruisiging van Jezus Christus op de berg Golgotha, geflankeerd door Maria en de apostel Johannes. Nou, ze hebben hier dus een bultje in elkaar gedraaid en er wat mensen die hangen aan het kruis bovenop gepleurd en daar komen dus kneiterveel mensen op af. Drukste van Frankrijk, naar het schijnt.

Pontchateau_calvaire_2016-05-05_10.jpg

Na Pontchâteau fietsen de renners over rechte, brede en vlakke wegen verder door een bos dat alleen af en toe wordt onderbroken door een dorpje links en rechts. In principe geen lelijke omgeving, maar voor het wielrennen weinig boeiend. Er valt hier niets over te melden, dus skip ik 'm even naar kilometer 61, want dan rijden de renners door het stadje Blain. Hier hebben ze een kasteel. Tot zover Blain. Richting Blain reden de renners een aantal kilometer over een brede provinciale weg, maar in dit stadje slaan ze linksaf en komen ze weer op een wat landelijkere weg terecht en die weg loopt zes kilometer rechtdoor tot het volgende dorp, Le Gavre. Hier is er een bocht naar rechts en daarna een naar links, waarna het weer vijf kilometer rechtdoor gaat richting het volgende dorp. Heerlijke rit. Dit weggetje loopt trouwens wel licht omhoog, maar het mag niet echt een naam hebben. In dit dorpje, Vay, is er een bocht naar rechts en daarna gaan we zes kilometer rechtdoor rijden richting Nozay, over een licht glooiende weg. In Nozay zelf moet er zowaar een beetje gestuurd worden, we rijden letterlijk een rondje om de kerk. Buiten het dorp gaat het weer vooral rechtdoor over enorm brede wegen, dwars over het Franse platteland. Die brede wegen verlaten we na een tijdje wel weer, in de buurt van het schattige gehucht Jans. Een aantal kilometer over wat minder brede wegen, wel nog steeds dwars door het platteland. Via Jans gaan we op weg naar de tussensprint van de dag, net buiten Derval na 97 kilometer. Onderweg komen we dus vooral veel akkers en weilanden tegen en weinig opvallende dingen, dus blikken we nog even terug op het kasteel van Blain.

Blain_-_Chateau_02.jpg

Als we de tussensprint hebben gehad gaat het voor de verandering maar weer eens meer dan tien kilometer rechtdoor over een brede weg. Na 110 kilometer komen de renners dan door het volgende dorp, Guemené-Penfao. In dit dorpje liggen wat bochten en het gaat er een klein beetje omhoog. Dat is de spanning waar we het tijdens deze rit van moeten hebben. Na dit korte intermezzo volgt het volgende stuk immer geradeaus, ditmaal een strook van liefst 20 kilometer. Het is echt ongekend. De weg glooit wel een beetje, er zitten wat korte klimmetjes in, maar verder is het gewoon echt 20 kilometer rechtdoor langs akkers en bomen. Je krijgt het bijna niet saaier bedacht, dit is echt mensonterend. In de buurt van Les Quatre Routes, na 125 kilometer, loopt het even wat langer omhoog, al zullen de profs ook daar weinig moeite mee hebben. Even verderop rijdt het peloton door Saint-Nicolas-de-Redon en hier moet zowaar nog een keer gestuurd worden. Twee rotondes op een rij, je zou er bijna wild van worden. Vervolgens gaat het weer een aantal kilometer rechtdoor, tot in Redon. We gaan nu toewerken naar een deel van het parcours dat misschien wel het aangluren waard is. Richting Redon gaat het in dalende lijn en daarna is het een aantal kilometer vlak, tot we buiten Redon over de Oust rijden en daarna bij een rotonde rechtsaf gaan en daarna meteen weer rechtsaf, richting het enige gecategoriseerde klimmetje van de dag. We fietsen richting Saint-Jean-la-Poterie en om dat dorpje te bereiken moeten de renners een klim van 800 meter aan 8% overleven. Klimmetje van de vierde categorie, waarvan de top ligt op ongeveer 60 kilometer van de streep. Gaat dus verder niets uitmaken, maar afijn. Dat Redon is trouwens nog best een aardige stad. De Tour kwam hier in 2011 nog langs en Tyler Farrar won toen. Die kon ooit best aardig fietsen. We zijn overigens inmiddels echt in Bretagne aangekomen, maar dit geheel terzijde.

6127307904_2714712a32_b.jpg

Buiten Saint-Jean-la-Poterie gaat het een aantal kilometer rechtdoor richting Allaire, waarna de renners in dit dorpje drie rotondes tegenkomen. Na die laatste rotonde komen de renners op een relatief smalle weg terecht, die ook een stuk bochtiger is. Er zit zowaar een keer een beetje creativiteit in het parcours. We zitten in Bretagne, dus is de weg glooiend, met een paar korte knikjes naar boven. Niet direct heel spannend, maar alles is beter dan een volledig vlakke weg. Na 150 kilometer rijden de renners door het boerendorpje Caden, waar er op het oog meer tractors dan inwoners zijn. In zo'n omgeving zitten we dus. De renners slingeren zich daarna voort over het Bretonse platteland, dat dus niet volledig plat is. De omgeving ziet er een beetje uit alsof er een penetrante lucht hangt, walgelijk veel methaan en ammoniak in de lucht dankzij al die kutkoeien. Buiten Caden komen de renners een kleine afdaling tegen, die vanwege het grote aantal bochten en de relatief smalle weg nog wel enigszins lastig is. Na deze korte afdaling volgt er weer een nieuw knikje naar boven, terwijl we nog steeds langs de akkers fietsen. Het gebied is dus behoorlijk open, wat met een beetje wind nog wel interessant zou kunnen zijn. Na 156 kilometer komen de renners uit in het dorpje Limerzel en hier ligt de bonussprint van de dag. De eerste drie renners die hier passeren kunnen nog wat tijdwinst pakken op de rest. Kan zijn dat de klassementsrenners zich hier mee gaan bemoeien omdat de weg richting Limerzel een kilometer lang stijgt aan een paar procent. Niet steil, maar toch lastig genoeg om de benen even te testen. Na deze bonussprint gaat het anderhalve kilometer naar beneden, nog steeds over een redelijk bochtige en smalle weg, waarna er vervolgens opnieuw een klimmetje volgt. Kilometer of twee aan 3% gemiddeld, met een wat steiler stuk in het midden. Genoeg om de sprinters lichtelijk te pesten. Na dit klimmetje lijkt het pesten te stoppen, volgens het profielkaartje in ieder geval. Niets is minder waar, het blijft ook in de kilometers hierna op en af gaan, met nog een paar venijnige stroken omhoog. De weg wordt na een tijd wel wat breder en ook wat minder bochtig. Zo rijden we via Noyal-Muzillac richting Muzillac, waar de koers na 170 kilometer passeert. Nog een kilometertje of 25 tot de finish.

9f846d45adaf50cefdea06b5fbad6170.jpg

Het is de afgelopen kilometers bochtig geweest, het ging vaak op en af, maar die tijd is nu wel zo ongeveer voorbij. In Muzillac bereiken we weer eens een echt grote weg en deze weg gaat grotendeels rechtdoor. Aan de rand van Muzillac liggen er drie rotondes, maar daarna gaat het vijf kilometer rechtdoor richting het dorpje Ambon (niet het eiland), waar ook weer drie rotondes liggen. Buiten Ambon gaat het zes kilometer rechtdoor richting Surzur, door terrein dat behoorlijk open is. De wind zou hier iets kunnen doen. Het is verder een aantal kilometer zo goed als vlak, pas in de buurt van Surzur liggen er weer een paar vals platte stroken in het verschiet. In Surzur, op 12 kilometer van de streep, komen de renners een bocht naar links tegen en even verderop een rotonde, maar daarna gaat het weer heel wat kilometer rechtdoor over een voorzichtig glooiende weg. Af en toe een vluchtheuvel tussendoor, dat is dan zo ongeveer het enige obstakel. Eigenlijk komen de renners niets tegen, tot op vijf kilometer van de streep. Op dat punt ligt er een rotonde, waar men rechtdoor moet. Vervolgens gaat het een kilometer rechtdoor over een weg die een beetje vals plat omhoog loopt, tot er op vier kilometer van de streep weer een rotonde ligt, waar men linksaf moet. De weg is nu weer vlak, terwijl het eigenlijk gewoon vier kilometer rechtdoor gaat tot de streep. Een paar flauwe bochten, maar de weg is hier zo breed dat het eigenlijk gewoon helemaal rechtdoor gaat. Wel nog een kleine wegversmalling op twee kilometer van de streep, maar dat is het laatste puntje van aandacht. De laatste 2000 meter gaat het alleen maar rechtdoor. De finish ligt net buiten Sarzeau, op de top van een viaduct. Het loopt dus in de laatste kilometer nog licht omhoog, maar veel meer dan vals plat is het niet. Alsnog wel goed om deze finale een beetje te kennen, want te vroeg aangaan zal dodelijk zijn.

7eYkop7.png
ebde0

We finishen dus net buiten Sarzeau. Arme inwoners, geen gezellige finish ergens op de markt of de lokale winkelstraat, maar op een fucking viaduct. En dan te bedenken dat dit de eerste keer is dat de Tour Sarzeau aandoet. Wederom een debutant, wederom met een logische reden. Kent u David Lappartient? Dat is de voorzitter van de UCI sinds iets minder dan een jaar. Hij valt vooral op door heel veel te praten en heel weinig te doen. Hij komt bijna dagelijks wel weer met een of ander vreemd idee waar niemand op zit te wachten. Ook was zijn optreden in de salbutamolaffaire van Froome niet echt heel erg hoogstaand. Die David Lappartient, de voorzitter van de UCI dus, is eigenlijk een politicus. In die hoedanigheid vervult hij nog een andere functie, hij is namelijk de burgemeester van Sarzeau. Ja, echt. Sinds 2008 vervult hij deze functie en in 2014 werd hij nog herkozen met meer dan 70% van de stemmen, hij is dus blijkbaar populair in Sarzeau. Lappartient is een geboren Breton en dus bekend in deze omgeving, daarom is hij ook nog eens provincieraadslid van Morbihan. Buiten dat is hij ook nog voorzitter van het nationaal natuurpark van Rhuys. Geen idee hoe een mens zoveel functies combineert, maar het zou kunnen verklaren waarom zijn optreden bij de UCI nog niet echt efficiënt is. Sarzeau zou verder wel redelijk makkelijk te leiden moeten zijn, aangezien er maar 8000 mensen wonen. Sarzeau ligt in de buurt van de kust, op het schiereiland Rhuys en is daarom vrij toeristisch ingesteld. Daarnaast vangen ze hier oesters en zeilen ze er graag. Op het gebied van fietsen doet men hier vooral aan BMX, de Franse kampioenschappen werden hier zelfs wel eens georganiseerd. Dat zal dan toch de invloed van Lappartient zijn geweest. Een paar kilometer buiten Sarzeau komen we nog een kicken kasteeltje tegen, dat van Suscinio.

chateau-de-suscinio-retouch%C3%A9-1200x800.jpg

In Sarzeau wordt het tijdens de rit 29 graden. Er zal redelijk wat wind staan en de wind neemt waarschijnlijk alleen maar toe des te later op de dag het wordt. Enige nadeel is dan weer dat het vooral wind op kop zal zijn, waardoor we met waaiers weinig rekening hoeven te houden. In startplaats La Baule is het ongeveer hetzelfde verhaal. 28 graden daar, het enige verschil is dat er wat minder wind staat. Daarnaast een minieme kans op regen, maar het zal wel droog blijven. Deze niet echt spectaculaire rit, die wegens het gebrek aan spektakel wel bij Lappartient past, start om 13:05. Eurosport zal er meteen vanaf de start bij zijn, maar dan moet je wel naar Eurosport kijken. Je mist waarschijnlijk niet veel als je pas om 14:00 de tv een slinger geeft, tegen die tijd beginnen de NOS en Sporza met uitzenden. De finish wordt redelijk laat verwacht, tussen 17:39 en 18:03.

De vierde dag van de Tour en we mogen ons op gaan maken voor de derde massasprint. Deze rit is wel iets lastiger dan de twee vorige vlakke etappes, maar alsnog zal het niet lastig genoeg zijn om veel renners in verlegenheid te brengen. Ik verwacht gewoon een sprint met alle grote namen, zeker omdat de laatste kilometers van de rit behoorlijk eenvoudig zijn. Na de wat lastigere fase met wat heuveltjes is er nog wat tijd om te herstellen. Het wordt wel een razende finale, aangezien het vooral heel vaak rechtdoor gaat. Verschillende treintjes naast elkaar, altijd leuk. De paar rotondes in de finale zullen wel hectisch zijn en die ene wegversmalling kan ook voor wat opschudding zorgen. Verder wordt het een royale sprint.
1. Gaviria. Die kan je tijdens iedere vlakke rit wel noteren. Tenzij Impey 'm weer van de fiets kiepert wordt dit gewoon overwinning nummer twee. Hij moest wel vroeg lossen tijdens de ploegentijdrit, maar dat maakt verder weinig uit. Gewoon niet zijn discipline. Deze rit is dan wel weer helemaal zijn ding. Richeze gaat hem weer op 150 meter van de streep afzetten en dan weet iedereen hoe laat het is.
2. Sagan. Leek ranzig slechte benen te hebben tijdens de ploegentijdrit, maar de ene rit is de andere niet. Dit is een rit die hem redelijk goed zou moeten liggen, vooral omdat het dus in de laatste kilometer niet helemaal vlak is. Normaal gesproken wel kansloos tegen Gaviria, maar de rest kan hij dan weer makkelijk hebben.
3. Colbrelli. Het loopt een beetje omhoog, dus dan komt Sonny weer tevoorschijn. Best een sterke sprint tijdens de tweede rit, kon het Sagan nog aardig moeilijk maken. Dat zou nu dan ook moeten lukken.
4. Demare. Ik ben nog niet echt onder de indruk van Arnaud, maar op papier zou dit wel een goede sprint voor hem moeten zijn. In principe is het ook wachten op het moment dat zijn trein eens een keer gaat functioneren, want eigenlijk heeft hij genoeg goede krachten bij. Als ze hem een beetje goed afzetten hoeft hij er niet zoals een paar dagen geleden al heel vroeg aan te beginnen, dat zou kunnen schelen. Al denk ik niet dat hij op het gebied van pure snelheid in de buurt komt van Gaviria.
5. Groenewegen. Wordt weer helemaal niets natuurlijk. Tijdens zo'n finale waar het kilometerslang rechtdoor gaat wordt zijn ploeg al helemaal op een hoop gereden. Dus mag ie het weer allemaal zelf uitzoeken en dan kom je niet in de buurt van de overwinning. Jammer joh.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:49
SPOILER: Etappe 5: Lorient - Quimper, 204,5 km
Etappe 5: Lorient - Quimper, 204,5 km

Ook tijdens dag vier van de Tour werden we niet verwend. Dat viel ook niet te verwachten, met zo'n parcours kan het ook niet anders dan bijzonder matig worden. Alleen met een beetje wind had het leuk kunnen worden, maar op de belangrijke stroken stond de wind tegen of was er überhaupt geen wind, waardoor er niets gebeurde. Dan weet je dat het een vreselijke etappe gaat worden, tenzij er wordt gevallen. En gevallen werd er. Waarschijnlijk hadden er weer een paar aan de tramodol gezeten, want op een kilometer of 50 van de streep reden er een aantal vol de sloot in. Geen paniek in het peloton, er werd rustig op de gevallen jongens gewacht. Daardoor groeide de voorsprong van de koplopers wel weer en dat zorgde uiteindelijk toch nog voor een beetje spanning, omdat de jongens vooraan zich goed hadden weten te sparen, waardoor ze aan het eind van de rit nog een beetje konden versnellen. Aangezien er in het peloton niet echt hard werd gewerkt liep de voorsprong niet snel terug en zag het er even goed uit. Maar als puntje bij paaltje komt gaan andere ploegen toch samen met Quick Step rijden en komt alles nog goed voor de sprinters, al sneuvelde de kopgroep met onder meer de bijzonder arrogante Guillaume van Keirsbulck pas in de laatste kilometer. Een paar kilometer daarvoor was er dan nog een valpartij, waar Axel Domont en Tiesj Benoot de grootste slachtoffers van waren. Bardet is daardoor een ploeggenot kwijt en Benoot verloor dan weer wat bloed. In de massasprint leek Greipel even zichzelf hervonden te hebben. Zijn jaar is nog niet echt goed, maar nu leek hij als de brandweer te gaan. Gaviria werd weer eens perfect afgezet door Richeze, maar Greipel snelde hem voorbij. Dat was alleen toch niets te vroeg en Gaviria wist hem nog te remonteren. Ook Sagan kwam nog in de buurt, maar de Colombiaan liet zien ongenaakbaar te zijn. Zijn tweede overwinning in vier dagen, het wordt de Kittel van dit jaar. Kittel zelf bakte er overigens weer niet veel van en ook Groenewegen liet het weer afweten. Zijn ploeg leverde slecht werk, onder meer door betrokken te zijn bij iedere valpartij van de dag en op een kilometer van de streep zat hij al alleen. Hij moest zichzelf dus vooraan handhaven in de laatste meters en dat kan hij niet. Dus werd het weer niets. Het verschil met Quick Step is gigantisch. Jan Boven krijgt nu een aantal dagen de tijd om een nieuw droomplan te bedenken, want we gaan twee dagen de heuvels in. Geen ritten voor de echte sprinters, al kunnen enkele sterk klimmende sprinters tijdens deze vijfde rit nog wel overleven.

2dqrhmr.jpg
4decf

De eerste rit die daadwerkelijk lijkt op een rit gaat van start in Lorient. Dit is een havenstad met 50.000 inwoners in het zuiden van Bretagne, in het departement Morbihan. Lorient is altijd een van de belangrijkste havensteden van Frankrijk geweest en dat is tegenwoordig nog steeds zo. Blijkbaar hebben ze hier de grootste vloot aan vissersboten. 130 boten, goed voor 3000 banen. Ze kunnen hier dus aardig vissen, maar dat is niet het enige waar men zich in Lorient in heeft gespecialiseerd. De marine zit hier ook, daarom werd er tijdens de Tweede Wereldoorlog hard gevochten in deze stad. Dat had tot gevolg dat een groot deel van Lorient veranderde in een puinhoop, maar ze hebben het grotendeels weer netjes opgebouwd. Tegenwoordig komen we in de haven van Lorient de Franse equivalent van de Navy SEALs tegen en dan hebben ze hier ook nog eens een oude basis voor duikboten liggen. Verder zou je Lorient kunnen kennen van het voetbal. Heel groot is de stad niet, maar ze hebben het toch voor elkaar gekregen om een aantal jaar achter elkaar in de Ligue 1 te spelen. Tegenwoordig Ligue 2, maar ook dat is geen schande. Zoals zoveel steden in deze regio is ook Lorient een sportieve stad. Het is daarom geen toeval dat de Tour hier al meer dan tien keer is geweest. De laatste aankomst dateert evenwel van 2006, toen Sylvain Calzati een vlucht succesvol wist af te ronden. Laatste vertrek vanuit Lorient dateert van 2011. Die rit zou aankomen boven op Mur de Bretagne. Die aankomst krijgen we dit jaar ook, maar dat zal pas tijdens de volgende rit zijn. Andere oud-winnaars in Lorient zijn onder meer Santiago Botero en Jens Heppner. De rit start in het niet zo pittoreske centrum van de stad, redelijk ver van de haven.

Lorient.jpg

Tijdens de neutralisatie rijden de renners een rondje door Lorient, pas buiten de stad begint de wedstrijd echt. Nadat de koers door Ploemeur rijdt gaat het in één rechte lijn verder richting de kust. Na drie kilometer fietsen zien de renners de zee in het kustplaatsje Le Fort Bloqué en vervolgens fietsen ze vier kilometer langs het strand richting Guidel Plages. Hierna verlaten ze weer even de kust en wordt er over wat smallere wegen gereden tussen de Franse akkers door. Na 12 kilometer rijden de renners over de rivier Laïta en hier verlaten ze het departement Morbihan, om vervolgens de Finistère binnen te rijden. In de Finestère gaat het meteen een paar meter omhoog, maar verder is dit gedeelte van de etappe zo goed als vlak. Over grotendeels rechte en brede wegen rijden de renners door wat dorpjes, zoals Clohars-Carnoët en Riec-sur-Bélon. We bevinden ons nog steeds op het platteland en komen dus vooral veel boerderijen en akkers tegen, al is de kust ook nooit ver weg. Na 33 kilometer rijden de renners dan weer door het enorm pittoreske en vooral heel erg toeristische Pont-Aven. Het ligt niet direct aan de kust, maar wel aan een inham en daardoor hebben ze er een klein haventje. Na Pont-Aven gaat het een aantal kilometer zo goed als rechtdoor, tot we de kust echt weer bereiken in Concarneau, na 49 kilometer. Deze weg loopt een beetje op en af, maar het echte klimwerk laat nog even op zich wachten. Tussen deze twee plaatsen rijden de coureurs ook nog even door Trégunc, waarna ze op de weg richting Concarneau nog een aantal rotondes tegenkomen. In Concarneau zelf kiezen we voor de toeristische route en fietsen we over de boulevard langs de zee. Nu is het ook wel makkelijk om hier een toeristische route te nemen, want het is een best mooi plaatsje. Concarneau is overigens de geboorteplaats van de Giroud van 1998, Stéphane Guivarc'h.

299712c67f3c4d9daea5efa4d38403a2c30ae799a5987954e5dfd0b076392cba.jpg

Voorbij Concarneau blijft het nog een tijdje vlak. Na een paar kilometer verlaten we de kuststreek weer en gaan we de binnenlanden van Bretagne opzoeken. We wegen hier zijn niet altijd even breed, zeker niet als de organisatie moeite doet om de smalst mogelijke wegen op te zoeken. Het kan hier dus al wat nerveuzer worden, aangezien we heel wat kilometers af gaan werken over ietwat bochtigere en smallere wegen door een groen landschap. Na 64 kilometer rijden de renners door Saint-Yvi en hierna wordt de weg nog eens wat smaller, bovendien gaat het anderhalve kilometer omhoog aan een procent of vijf. Vast een voorproefje op de rest van de rit. Richting het volgende dorp, Elliant, gaat het even kort naar beneden over een bochtige weg, maar een paar kilometer buiten Elliant worden de wegen weer wat rechter. Een kilometer of drie over hele smalle en bochtige wegen, om vervolgens vier kilometer rechtdoor te fietsen richting het dorpje Tourch. In Tourch slaan de renners linksaf en daarna wordt de weg weer echt breed en gaat het lang rechtdoor tot Coray, waar we na 81 kilometer passeren. Richting en voorbij Coray loopt de weg af en toe een beetje vals plat omhoog, maar ook dat mag nog steeds geen naam hebben. Na Coray loopt de brede weg meer dan 10 kilometer zo goed als rechtdoor richting Roudouallec, waar de tussensprint van de dag komt na 92,5 kilometer. In dit kleine dorpje van 700 inwoners rijden we weer even een paar meter door Morbihan, maar in het dorp zelf slaan de renners linksaf en komen ze al snel weer in de Finistère terecht. Het écht heuvelachtige deel van de rit staat dan bijna op het punt van beginnen.

MG_2733C1-1024x682.jpg?resize=1024%2C682&ssl=1

Buiten Roudouallec rijden we richting een heuvelruggetje waar we in korte tijd drie keer achter elkaar over gaan fietsen. Het gaat dus een paar keer redelijk stevig op en af en dat begint voorzichtig na de tussensprint. Een klimmetje van iets meer dan een kilometer aan 6% gemiddeld, om de benen vast even te testen. Op de top van dit klimmetje bevinden de renners zich op een plateau waar ze het drie kilometer vlak is, voor er een korte afdaling richting Saint-Goazec volgt. De weg is niet al te breed en er liggen wat bochten in het parcours, dus het is zaak om hier goed bij de les te zijn. Eenmaal beneden in Saint-Goazec begint bijna de eerste klim van de dag waar een puntje voor de bergtrui te verdienen valt. Vlak voor Saint-Goazec gaat het ook nog even kort omhoog, maar het echte werk begint een halve kilometer buiten het dorpje. De renners beklimmen dan de Côte de Kaliforn, een klimmetje van 1,7 kilometer aan 7% gemiddeld. Redelijk pittig klimmetje dus, dwars door een bos. Na de top gaat het kort naar beneden over een smalle weg door het boerengehucht Californ. Al snel vlakt het weer af en volgt er buiten Californ nog een uitloper van meer dan een halve kilometer omhoog. Daarna volgt er een wat langere afdaling over een smalle en bochtige weg. Het is dan even vlak, een klein knikje omhoog, weer een knikje naar beneden en dan begint de Côte de Trimen, een klimmetje van de vierde categorie met een lengte van 1,6 kilometer en een gemiddeld stijgingspercentage van 5,6%. Net wat minder lastig dan het vorige klimmetje. De top volgt na 113 kilometer, op 90 kilometer van de streep. Het zal nu drie kilometer vlak zijn, waarna het drie kilometer naar beneden gaat over een brede weg zonder lastige bochten, op weg naar Châteauneuf-du-Faou. Na 121 kilometer koers rijden de renners door dit oude dorpje, gelegen aan de Aulne.

fae54f671bf51150006dc93e565e.jpg

Richting Châteauneuf liep de weg al een beetje op en af, en in het dorp zelf gaat het ook best nog wel een beetje omhoog. Zo'n etappe is het vandaag, er is weinig vlak werk bij. Ondanks dat gegeven bevinden we ons nu wel in een moment van relatieve rust. Buiten Châteauneuf volgen we de oevers van de Aulne en gaat hier vooral licht dalend naar beneden. De omgeving is groen en de wegen zijn breed, even tijd voor een adempauze. Die adempauze duurt niet heel lang, want iets meer dan vijf kilometer na Châteauneuf verlaten we deze brede weg weer, slaan we rechtsaf en gaan we één kilometer bergop rijden, aan een procentje of vijf gemiddeld. Smal weggetje, het lijkt stiekem wel een beetje op de Amstel Gold Race. Bij de organisatie willen ze het eerder vergelijken met de Belgische klassiekers, maar ik denk dat ze dan in de veronderstelling leven dat Limburg geannexeerd is door de Belgen. Het is echt de AGR, met de smalle weggetjes door een groene omgeving met ook de nodige akkers, het vele draaien en keren en ook met name de lengte van de klimmetjes. Veel lang spul zit er niet tussen. Na het klimmetje van één kilometer is het een kilometer of twee vlak, voor het volgende klimmetje van 1,2 kilometer volgt. Dit is een pittig ding aan een procentje of zeven gemiddeld. Vervolgens rijden we door het dorpje Lennon, waarna het weer even wat rustiger wordt. Drie kilometer in licht dalende lijn, waarna het twee kilometer een beetje vals plat omhoog gaat richting het dorpje Gouézec, waar ze beschikken over een aantal hunebedden, gruwelijk. In Gouézec zelf, na 138 kilometer, is er geen vals plat meer. Het gaat meteen 1,9 kilometer omhoog aan 6,6% gemiddeld. Deze weg brengt ons naar de top van de Côte de la Roche du Feu, een klimmetje van de derde categorie, om een of andere reden. Na deze klim gaat het een aantal kilometer naar beneden zonder al te veel lastige punten, waarna men door Les Trois Fontaines rijdt, waar een fraaie kerk staat. Het gaat nu weer twee kilometer voorzichtig naar boven, waarna er een afdaling van een kilometer of zeven volgt, richting Châteaulin. Een afdaling over een brede weg zonder echt lastige bochten.

Bretagne_Finistere_Chateaulin_tango7174.jpg

Na 155 kilometer zijn we dan weer terug aan de oevers van de Aulne, in het niet onaardige Châteaulin. Nog een kilometer of 50 tot de finish en in die kilometers gaat er genoeg gebeuren. Châteaulin is overigens de stad waar een Franse semi-klassieker wordt georganiseerd, Boucles de l'Aulne. Deze wedstrijd was vooral vroeger heel populair en is nog wel eens gewonnen door Eddy Merckx, Joop Zoetemelk, Bernard Hinault en Roger De Vlaeminck. Alleen maar toppers dus. Heden ten dage wordt de wedstrijd nog steeds georganiseerd en gaat de winst ook naar echte toppers. Kevin Le Cunff bijvoorbeeld, een van de grootste lolbroeken van het jaar tot nu toe. Een paar maanden geleden had nog niemand van 'm gehoord, maar in mei reed de 30-jarige Le Cunff die pas voor het tweede jaar actief is bij een continentale ploeg toch maar mooi jongens als Vichot en Guillaume Martin op een hoop. Talentje voor de toekomst, in de gaten houden. Boucles de l'Aulne is geen vlakke wedstrijd en dat gaan de renners nu ook merken. Buiten Châteaulin beginnen we meteen aan de scherprechter van die koers, Côte de Menez Quelerc'h. Een typisch Bretonse naam, vraag me niet waar het op slaat. Vraag me wel hoe lastig deze klim is. Drie kilometer lang, 6,2% gemiddeld. De eerste klim van deze Tour die echt ergens op lijkt. Zo serieus dat ze er zelfs speciaal een kaartje voor in elkaar hebben gedraaid bij de organisatie. Daarom kan ik jullie vertellen dat de klim makkelijk begint met een kilometer aan 3%, maar dat er daarna een kilometer aan 7% volgt. Die kilometer wordt dan weer overtroffen door een halve kilometer aan bijna 11%, waarna het richting de top afzwakt richting 6%. Serieus klimmetje dus. Geen al te brede weg trouwens, en dan is het asfalt er ook nog eens slecht aan toe. Le Cunff ging zo hard dat er nu gaten in de weg zitten. Op 45 kilometer van de finish komen we boven op deze klim.

380e3
kevin-le-cunff-photo-nicolas-creach_3964852.jpg

Na deze klim met de onmogelijke naam volgen we nog even wat langer het parcours van Boucles de l'Aulne. Over smalle plattelandswegen, tussen de koeien en de strobalen door, slingeren we ons door de Bretonse heuvels. Het gaat iets meer dan twee kilometer licht naar beneden, waarna het weer een kilometer omhoog gaat aan ongeveer zes procent. Na dit klimmetje is het even twee kilometer vlak, waarna er over een brede weg licht wordt gedaald richting Cast. In Cast bevinden we ons ineens op het terrein van een andere Franse wedstrijd, de Tour du Finistère. Deze wedstrijd bestaat wat minder lang dan Boucles de l'Aulne en heeft daarom een wat minder imponerende erelijst, maar het is wel een lastige koers. En dat gaan de renners in de komende kilometers wel merken. Van Cast fietst het peloton over voor sommige coureurs bekende wegen richting Kergoat en in dit stuk van zes kilometer, dat grotendeels rechtdoor gaat, zitten twee korte klimmetjes. Het eerste klimmetje is heel kort en stelt niet voor, maar richting Kergoat gaat het wat serieuzer omhoog. Iets meer dan een kilometer aan 4%, nog steeds niet heel erg lastig maar we hebben ondertussen al de nodige klimmetjes gehad, dus alles begint te tellen. In Kergoat is er een bocht naar rechts en daarna fietst men over wat smallere wegen weer verder. Het is bochtig, maar wel zo goed als vlak. Dat blijft ook zo tot de renners na 179 kilometer door het dorpje Locronan rijden. Hier ligt de voet van een van de klimmetjes uit de Tour du Finistère, Côte de la Montagne de Locronan. Deze klim met de pakkende naam is 2,2 kilometer lang en 5,9% gemiddeld. Listig klimmetje, met enkele zwaardere stroken tussendoor. Smalle weg ook weer, en weer een klimmetje van de derde categorie. Na 181 kilometer, op 23,5 kilometer van de streep, komen de renners boven. Locronan is overigens best een mooi dorpje. Kan je prima even een middagje op een terrasje hangen als je toch in de buurt bent.

Locronan-01.jpg

We blijven de route van de Tour du Finistère volgen en zodoende volgt er na de klim een korte afdaling van drie kilometer over een smalle weg, zonder veel lastige bochten. Alleen aan het eind van deze afdaling ligt er een rotonde in het parcours, waar wel even goed gestuurd worden. Daarna gaat het een aantal kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg richting Plogonnec en voorbij dit dorpje. Op nog een rotonde na komen de renners even een aantal kilometer niks tegen. Na drie kilometer vlakke wegen rijden de renners door het dorp Le Croëzou en hier slaan ze bij een rotonde rechtsaf, daarna meteen linksaf en dan loopt het weer eens een kilometer omhoog, ditmaal aan een procent of drie gemiddeld. Na dit klimmetje gaat het vier kilometer naar beneden over een iets bredere weg, richting de bonussprint van de dag. Afdaling stelt geen reet voor, het wordt interessanter als het peloton aan het eind van deze afdaling linksaf slaat, richting een bijzonder smalle weg. Deze weg loopt meteen omhoog. Er gaat geklommen worden richting La Lorette. 700 meter aan 9%, jawel. Smal weggetje, door een bos en even verderop een bocht naar links waarna de weg wat breder wordt en er wat huizen langs de kant van de weg verschijnen. Tot nu toe hebben we weinig aan deze bonussprintjes gehad, maar aangezien de top van dit klimmetje en dus de meet van de sprint op 12 kilometer van de streep ligt kan er nu voor de verandering wel een keer iets gebeuren. Op de top van dit klimmetje komen we trouwens ook nog een spuuglelijk kapelletje tegen, lekker man.

a4b33
lorette-01.jpg

Nouja, nog 12 kilometer te gaan dus. En ook in die slotkilometers volgen we het parcours van de Tour du Finistère, want ctrl+c ctrl+v is wel zo handig als je een luie parcoursbouwer bent. Niet dat we moeten klagen, want als ie het zelf had mogen bedenken was het waarschijnlijk helemaal vlak geweest. Het is al een hele verrassing dat ze die smalle wegen hier op durven te zoeken. Na de bonussprint rijden we nog twee kilometer verder over deze smalle wegen, terwijl het een beetje op en af gaat. Daarna komen we uit op de doorgaande weg richting Quimper, waar we ons eerder al op bevonden, alleen namen we dus even de toeristische route. Deze doorgaande weg volgen we drie kilometer, tot op zes kilometer van de streep. In deze drie kilometer gaat het vooral naar beneden, maar omdat de weg behoorlijk breed is mag dat verder geen problemen opleveren. Op zes kilometer van de streep volgt er dan een scherpe bocht naar rechts. Richting deze bocht loopt de weg één kilometer omhoog aan zes procent. Na de bocht is het een aantal kilometer licht glooiend, maar in vergelijking met alles wat we eerder hebben gehad behoorlijk vlak. Op vier kilometer van de streep volgt er een korte afdaling, met een paar snelle bochten. Tot drie kilometer van de streep gaat het behoorlijk stevig naar beneden, daarna daalt het licht verder tot op twee kilometer van de streep. Vlak daarvoor ligt er nog een rotonde in het parcours, waar de renners naar rechts gaan. Ze rijden onder een viaduct door, waar het even aantal meter vlak is. Na dit viaduct ligt er een nieuwe rotonde op de renners te wachten en hier gaan ze meteen links, waarna de weg een aantal meter vals plat omhoog loopt. Hierna vlakt het weer even af, tot de renners op iets meer van de streep een rotonde tegenkomen. Hier moeten ze een lastige bocht naar rechts maken, waarna er een korte duik naar beneden volgt. Ze rijden onder de boog van de laatste kilometer door en dan begint de slotklim. De Côte de Stang Bihan, één kilometer aan 4,8% gemiddeld. Een klim die niet bijzonder lastig is, maar wel nog behoorlijk bochtig. Een scherpe bocht naar links, een lopende bocht naar rechts en dan op 300 meter van de streep nog een scherpe naar links. Dan ligt de finish op een brede weg tussen het lokale conferentiecentrum en de sportvelden in. Het blijft stijgen tot aan de finish, al zwakt het wel een beetje af. Het lastigste stuk van deze slotkilometer zit aan het begin, zeker ook omdat de weg daar nog wat smaller is.

stage-5-finish-2.jpg?03
30498
27749876068_7db8580765_b.jpg

De finish ligt op de plaats waar Jonathan Hivert namens Direct Energie in april de Tour du Finistère wist te winnen. Hivert was aan het begin van dit seizoen ontzettend aan het schroeien, maar zoals altijd duurt dat bij hem maar even. Hij is nu weer voor de rest van het seizoen MIA en daarom is hij er in de Tour ook niet bij. Romain Bardet werd tweede, hij kent deze aankomst dus. Ook Tejay van Garderen kent deze aankomst, want hij faalde hier weer eens ouderwets. Ging meteen aan het begin van de slotkilometer aan en wilde de hele kilometer op kop rijden, maar dat bleek wat overmoedig. Eeuwige profiteur Hivert zat te lachen in het wiel en gooide er een oppermachtig sprintje uit in de laatste meters. De Tour du Finistère eindigt vaak in een sprintje van een gereduceerde groep. Het is hier wel lastig, maar niet lastig genoeg om echt grote verschillen te maken. In het verleden wonnen mannen als Gerrans, Vachon, Simon, de betreurde Demoitie en Baptiste Planckaert hier. In 2017 ging de overwinning dan weer naar Julien Loubet, die toen aan het schroeien was namens het Franse leger. Dit jaar had hij moeten schroeien voor mijn Baskische vriendin van Euskadi-Murias, maar die klootzak is er gewoon mee gestopt omdat hij geen zin meer had om te fietsen. Pannenkoek. Enfin, de beelden van de Tour du Finistère van dit jaar, voor degene die zich nog een beter beeld wil vormen. Al is de finale in die koers toch nog net een tikje anders wegens het rijden van nog wat lokale rondjes na de eerste passage aan de meet.

1-le-tour-de-france-2018-empruntera-les-routes-du-tour-du_3652290.jpg

Ik zou het bijna vergeten, maar de finish ligt in Quimper. Dit is een stad met 63.000 inwoners in, je zou het niet verwachten, de Finistère. Een stad die niet onbekend is met de Tour. Twee keer eerder kwam er een rit aan. Voor het eerst in 1991, toen ging de overwinning naar de Australiaan Phil Anderson. In 2004 keerde men pas terug, voor een rit van Lamballe (hehe) naar Quimper. Thor Hushovd, de geblokte Noor, ging met de overwinning aan de haal. Of je een emmer leeggooit. Daarna hebben we hier geen aankomst of vertrek meer gehad, het werd dus wel weer eens tijd. Een andere link die Quimper met wielrennen heeft is het feit dat de semi-bekende Laurent Pichon hier is geboren. Hij is momenteel namens de lokale ploeg Fortuneo-Samsic actief in de Tour. Wordt dus een leuke dag voor hem, die kan je wel noteren voor de vlucht van de dag. Tevens is René Leannec in Quimper geboren, de uitvinder van de stethoscoop. Quimper zelf schijnt de meest Bretonse van alle steden te zijn. Een grote manifestatie van Bretonse folklore is het Festival de Cornouaille (Fest-Noz), om en bij de vierde zondag van juli, weet wikipedia mij te melden. De Bretonse naam van de stad, Kemper, betekent samenvloeiing, pik je toch even mee. Het is een behoorlijk oude stad, wat tot gevolg heeft dat er nog wat mooie gebouwen in de stad te vinden zijn. Een paar oude kerken en kathedralen, wat oude stadsmuren en oude vakwerkhuisjes. Niks mis mee eigenlijk.

cathedrale_st_corentin_quimper_66_B_Galeron.jpg

In Quimper wordt het 27 graden. Nog steeds smerig warm, maar net een tikje minder dan de vorige dag. Geen kans op neerslag en waarschijnlijk niet zo gek veel wind. Al zou de wind hier sowieso weinig verschil maken. In Lorient wordt het 26 graden en daar waait het al helemaal niet. Deze rit begint officieus om 12:20. Daarna rijden de renners 20 minuten door Lorient, voor de rit om 12:40 echt begint. Eurosport 2 is meteen van de partij, speciaal voor de mensen met een te duur televisieabonnement en natuurlijk de goden die beschikken over de PLAYER. Voor wie dit alles niet heeft is het wachten tot 14:10, want dan beginnen de NOS en Sporza met de uitzending. Het eerste deel van de rit is het minst boeiend, dus je mist waarschijnlijk niets.

9499573527_969bfc4b1b_b.jpg

De eerste rit die lastig te voorspellen is. De drie vlakke ritten en de ploegentijdrit waren vrij makkelijk te voorspellen en kenden ook een redelijk typisch verloop. Dit is de eerste rit waar er wat meer mogelijkheden zijn. In principe kan een goed klimmende sprinter hier wel mee, dat heeft de Tour du Finistère wel laten zien. In 2004 werd het in Quimper ook gewoon een massasprint, met onder meer McEwen en Zabel, naast Hushovd natuurlijk. Die rit was wel minder lastig, dus in dit geval hoeven we waarschijnlijk geen rekening te houden met een sprint van 100 man. De groep zal kleiner zijn. Er bestaat ook een kleine kans dat de vlucht van de dag het gaat redden, maar aangezien we nog in de eerste week van de Tour zitten verwacht ik toch wat we een soort van uitgedunde sprint krijgen. Er zijn een aantal sprinters aanwezig die het niet helemaal van de vlakke sprints moeten hebben en juist baat hebben bij deze wat lastigere ritten. De sprinters die ook vooraan rijden tijdens de klassiekers. Die jongens gaan we noteren voor deze rit. Met mannen als Gaviria en Groenewegen hoeven we waarschijnlijk minder rekening te houden, om nog maar te zwijgen over figuren als Kittel en Cavendish. Voor de categorie Alaphilippe en Valverde is dit dan juist weer iets te makkelijk misschien, zij kunnen hun pijlen beter richting op Mur de Bretagne.
1. Sagan. De te kloppen man op deze aankomst. Heeft z'n eerste rit al binnen en dat was eigenlijk een etappe die hem minder lag dan deze rit. Dit ligt hem perfect. Als hij in de vlakke sprints kan winnen en het Gaviria moeilijk kan maken, dan is hij op zo'n aankomst moeilijk te kloppen. Het zal zaak zijn voor de rest om een poging te doen hem eerder te lossen, maar dat is geen sinecure. Als hij niet lost, wint hij. Alsjeblieft, een open deur.
2. Matthews. Die is hier eigenlijk om Dumoulin te helpen, maar zo'n rit als deze kan hij niet laten schieten. Ook behoorlijk ideaal voor hem. Dit soort koersen met een aantal van die korte klimmetjes kan hij prima aan. Zo'n aankomst is natuurlijk ook geen enkel probleem. Wel al een keer op z'n muil gegaan, maar daar lijkt hij niet heel veel last van te hebben. Gaat meedoen voor de overwinning.
3. Colbrelli. Sonny was een beetje zoek tijdens de vorige rit, maar dat kan met de valpartij aan het eind van de rit te maken hebben gehad. Maakt niet uit, nieuwe dag nieuwe kans. En dit is een kans. Als liefhebber van wedstrijden als de Brabantse Pijl en de Amstel Gold Race zal dit hem ook moeten aanspreken.
4. Van Avermaet. Zal zijn gele trui willen verdedigen en dat kan op deze aankomst prima. Al heb ik eigenlijk geen idee of zijn benen echt goed zijn, die gele trui lijkt meer gebaseerd te zijn op toeval en het negeren van wat teamorders. Op basis van zijn jaar tot nu toe denk ik niet dat hij het Sagan erg moeilijk kan maken.
5. Pasqualon. Ik kan natuurlijk wel voor de veilige keuze gaan en gewoon Alaphilippe noemen, maar ik heb zin om gek te doen. Pasqualon is een jongen van Wanty die pas op latere leeftijd heeft ontdekt dat hij kan fietsen. Dit jaar is hij bijna niet te stoppen, zo won hij twee ritten in de Ronde van Luxemburg en het eindklassement. En die ritten in Luxemburg zijn wel vergelijkbaar met dit werk. Paar heuveltjes onderweg en dan een hellende aankomst. Dan moet dit ook wel lukken. Werd dit jaar ook al zesde in Boucles de l'Aulne en kent dus een deel van de omgeving. Voorts krijgt hij het voor elkaar om zesde te worden in een vlakke sprint, terwijl dat minder zijn ding is. De benen zijn goed. En Hilario zag dat het goed was.
SPOILER: Etappe 6: Brest - Mûr-de-Bretagne Guérledan, 181 km
Etappe 6: Brest - Mûr-de-Bretagne Guérledan, 181 km

Ook de eerste rit die op papier leuk had kunnen worden werd in de praktijk niet echt heel erg vermakelijk. Het blijft de Tour en dus werd er gecontroleerd. Er reed een prima kopgroepje weg, maar ze kregen nooit veel ruimte en werden altijd binnen schootsafstand gehouden. In de laatste kilometers van de rit kwamen de renners wel wat klimmetjes tegen, waar men iets had kunnen proberen. Alleen probeerde men niets, want het is pas het begin van de Tour. Alles werd gezet op de laatste klim van de dag, in Quimper. Ondertussen was het wel de hele dag nerveus, maar daar hebben wij als kijkers verder weinig aan. Het tempo lag hoog en zo ging het in razende vaart verder Quimper. Eén lang lint, waardoor er weinig tijd en ruimte was om nog een beetje op te schuiven of om zelfs maar aan aanvallen te denken. De nervositeit bij Sky was ook weer eens hoog, daarom reden zij in de laatste kilometer hard op kop, om Froome maar vooraan te houden. In de slotkilometer moest zelfs Bernal nog wat kopwerk doen. Er kwamen wat voorzichtige aanvalletjes, van Julien Simon bijvoorbeeld. Die kende deze wegen wel, maar overschatte zijn eigen mogelijkheden alsnog. Ook Philippe Gilbert deed een poging, maar hij ging wat vroeg aan. Sagan zat te lachen in z'n wiel. Daarna ging Van Avermaet aan, maar ook dat was tamelijk vroeg. Colbrelli zat wat minder goed geplaatst en kwam wat verder van achter, maar toen hij eenmaal in de buurt van de kop zat begon hij meteen te sprinten. Even leek hij Sagan te verrassen, maar toen Sagan eenmaal zijn brommertje aanslingerde was het wel duidelijk wie er ging winnen. Niets aan te doen, oppermachtig op zo'n aankomst. De rest kwam er niet aan te pas. Gilbert werd toch nog derde ondanks het feit dat hij wat vroeg aanging, zijn benen zijn goed. Alaphilippe en Valverde waren ook al van de partij, op een aankomst die hen eigenlijk iets minder goed ligt omdat het niet lastig genoeg was. Dat belooft wat voor de rit die nu gaat volgen. We gaan naar Mûr-de-Bretagne, een aankomst die we ondertussen kennen. Een grotendeels vlakke rit, met aan het eind twee keer een lastige klim. Niet spannend, maar allicht beter dan een volledig vlakke rit.

Stage-6-map.jpg
ff17d

We bevinden ons in Brest, op een kilometer of 70 van Quimper. We zijn weer een stukje richting het noorden opgeschoven en ook een stukje naar het westen, waardoor we zo ongeveer het meest westelijke punt van Frankrijk hebben bereikt. Brest is een havenstad met 140.000 inwoners in de Finistère en dus uiteraard in Bretagne. Het is stad die terug te vinden is in de top 20 van meestbezochte steden in de Tour de France. Al bezocht men vooral vroeger de stad heel vaak. Tegenwoordig is Brest wat minder populair. Het is immers alweer tien jaar geleden dat de koers hier nog eens passeerde. Le Grand Départ was toen wel in Brest, toch een schrale troost. Een rit in lijn met aankomst in Plumelec, waar Valverde won. Tien jaar na dato kan hij ook de volgende rit met vertrek vanuit Brest winnen. Niet alleen in 2008 was er een Grand Départ in Brest, ook in 1952 en 1974. In 1974 begon men met een proloog in en rond Brest en die proloog werd gewonnen door Eddy Merckx. Sindsdien is hier geen rit meer geëindigd en daar komt voorlopig geen verandering in. Opnieuw een vertrek vanuit Brest, een stad die vooral bekend is vanwege de haven en de hier gevestigde marine. De tweede grootste militaire haven van Frankrijk, na Toulon. Ook hebben ze hier een behoorlijk grote universiteit, met 27.000 studenten. Verder schijnt het een gebied te zijn waar heel veel gewerkt wordt, in Brest en omstreken zijn er 183,400 banen, jawel. Buiten het feit dat Brest een mooie haven heeft zijn er hier ook een aantal bekende mensen geboren. Wat te denken van de dikke papzak Gonzalo Higuain? Het is dan wel een Argentijn, maar gewoon in Brest geboren. Ook Yann Tiersen, vooral bekend vanwege de film Amélie, komt uit Brest. Een van de betere en bekendere moderne pianisten, die voor talloze films een gruwelijke soundtrack heeft gemaakt. Niet alleen voor Amélie dus, die van Goodbye Lenin was ook niet slecht. Brest heeft verder ook nog een enigszins bekende wielrenner in de aanbieding, namelijk Olivier Le Gac. Op dit moment namens Groupama-FDJ actief in de Tour, alwaar hij een wagonnetje is in de trein van Arnaud Demare. Brest is verder behoorlijk platgegooid in de Tweede Wereldoorlog, vooral omdat het dus als havenstad een belangrijke functie had. De stad is daarom redelijk modern, al komen we in de haven toch nog een torentje en een kasteeltje tegen.

1920px-26-04-2005-015.jpg

We bevinden ons in de regio van een van de mooiste wedstrijden van het jaar. Even ten noorden van Brest wordt jaarlijks Tro Bro Leon verreden. Een koers die vooral opvalt omdat er over zogenaamde ribins wordt gereden. Dit zijn onverharde stroken, vaak met een stuk gras in het midden. Geitenpaden, landweggetjes voor de boeren. 364 dagen per jaar komt er hooguit een keer een tractor voorbij en één dag per jaar rijden er een stuk of wat voornamelijk Franse renners over. Het is een wedstrijd die ieder jaar weer wat populairder wordt, omdat iedere koers over onverharde wegen aan populariteit wint. Iedereen houdt nog steeds van Parijs-Roubaix, iedereen vindt Strade Bianche geweldig en er is dus ook steeds meer liefde voor Tro Bro Leon. In België zie je ondertussen ook de ene na de andere koers over onverharde wegen verschijnen, zoals Dwars door het Hageland en de Schaal Sels. In Nederland doen we ook vrolijk mee, met de Slag om Norg. Het was daarom wel mooi geweest als we tijdens deze rit een paar van die ribins hadden meegepakt, al was het maar om het grote publiek te laten weten dat er zoiets is als een koers die Tro Bro Leon heet. Maar dat doen we dus niet, al wordt er in het roadbook wel naar Tro Bro Leon verwezen. We krijgen geen mooie onverharde stroken en mogen het met asfalt doen. Matig, slecht. Al doekje voor het bloeden krijgen jullie van mij een iconische foto van Tro Bro Leon, een wedstrijd die tegenwoordig bij Eurosport te zien is. Fantastische zender, Eurosport. Geweldig.

80A_1266-2.jpg

Goed, ik dwaal wat af. Heb je af en toe. Het is de lichte ergernis die opborrelt als ik bedenk dat we na de neutralisatie richting Bourg Blanc fietsen, waar links en rechts van het dorp twee van zulke stroken uit Tro Bro Leon liggen. De renners kunnen ze bijna zien, maar slaan ze wel over. In plaats van dwars door het maïs rijden ze nu langs de maïsvelden af over een behoorlijk smalle weg, die zo goed als vlak is. Na 11 kilometer rijden we door het dorp Plouvien en buiten dit dorp wordt de weg weer wat breder. De omgeving blijft groen, de ene keer door een flinke hoeveelheid bomen, een stuk verder dan weer dankzij flink wat grasland, maïsvelden en dat soort werk. Het terrein is licht glooiend en er liggen wat bochten in het parcours, desondanks zou dit een ontspannen deel van de rit moeten zijn. Na 18 kilometer is er een bocht naar rechts waarna de weg nog breder wordt en ook wat rechter. We fietsen verder richting Ploudaniel, een dorpje waar in de buurt liefst vijf stroken uit Tro Bro Leon liggen. Doen we niks mee, haha. We blijven gewoon rechtdoor over de brede weg langs de akkers rijden. Links en rechts zie je wel zo'n onverharde strook liggen en daar mogen we het dan mee doen. We blijven op de vertrouwde verharde weg dwars door het boerenland fietsen. Na 35 kilometer rijdt de koers door het dorpje Plounéventer, waar het een beetje draaien en keren rond de kerk is. Vervolgens gaan we op weg naar het eerste klimmetje van de dag. Geen onverharde weg, maar wel wat heuveltjes. Toch nog iets. Buiten dit dorpje vervolgen we onze weg tussen de boerderijen door en op een paar bochtjes na gebeurt er niets. Daar komt verandering in als we over de snelweg moeten. Via een viaduct komen we aan de andere kant van de weg en daar begint het bijna meteen omhoog te lopen. Dit is vast een voorbereiding op het klimmetje dat hierna volgt. Na een aantal meter gaat het kort naar beneden, daarna rijden we over de rivier l'Élorn en vervolgens gaat het liefst 1,5 kilometer aan 7% omhoog. Dat brengt ons na 44 kilometer op de top van de Côte de Ploudiry, een klimmetje van de vierde categorie. Na dit klimmetje loopt het nog even verder vals plat omhoog, waarna het licht naar beneden gaat richting het dorpje Ploudiry. Voorbij Ploudiry gaat het nog even wat verder naar beneden over een bijzonder smalle weg, waarna er een kort knikje naar boven komt. Aan het eind van deze weg bereiken we weer een bredere weg die ons rechtdoor naar Sizun brengt. Hier hebben ze hun eigen arc de triomphe.

Sizun_33475_30-18-09-06-SIZUN-3-800x533-mzt816sro3uxwfoca9o4f8gszc478fv9l1rnqshs5u.jpg

We rijden na 54 kilometer door Sizun en vervolgens gaat het een kilometer of 14 behoorlijk rechtdoor over dezelfde weg. Dit is een brede weg tussen de weilanden en bossen door die steeds een beetje vals plat omhoog loopt. Na een tijdje wordt het iets meer dan vals plat en krijgen we een klimmetje van 2,5 kilometer aan 3,5% gemiddeld. Geen lastige klim, maar er is wel weer een puntje voor de bergtrui te verdienen. Ondertussen rijden de renners inmiddels door een enorm open gebied, lijkt wel een soort van heide. Na 68 kilometer komen de renners boven op deze Côte de Roc'h Trévézel en vervolgens is het een aantal kilometer vlak. Daarna gaat het een aantal kilometer licht naar beneden, terwijl de renners over een grote weg rijden. Deze weg verlaten we af en toe om door een dorpje heen te rijden, zoals La Feuillée na 76 kilometer. Een ander dorpje dat we bezoeken is Huelgoat. Om dit dorp te bereiken moeten we over een kronkelige edoch vlakke weg rijden. Huelgoat is best pittoresk en dan is er ook nog eens een leuk bos in de omgeving, met water en keien en helemaal te gek. Voorbij dit dorpje blijven we over bochtige wegen, aangezien we het dal van een klein riviertje volgen. Stroomafwaarts, dus blijft het nog een stukje naar beneden gaan, al gaat dat zo subtiel dat je er niks van merkt. Enfin, van Huelgoat rijden we Poullaouen en in zo'n dorpje gaat het dan weer een paar meter omhoog. Maakt verder niet uit, het wordt al snel weer vlak en dat blijft wel zo tot we na 106 kilometer door Carhaix-Plouguer rijden. In dit dorp ging ooit een rit van de Tour van start, in 2011. Verder schijnen ze hier een van de grootste festivals van Europa te organiseren, Vieilles Charrues Festival, letterlijk het festival van de oude ploegen. Bruce Springsteen trad er ooit op, gekkenhuis. Ze hebben er één mooie woning en daar huist de lokale VVV in.

800px-Carhaix_22_Maison_ancienne_devenue_syndicat_d%27initiative.jpg

Buiten Carhaix rijden we verder over plattelandswegen. Er is hier eigenlijk maar weinig te beleven. Af en toe gaat het een paar meter vals plat omhoog, maar dat is het dan ook wel. Een beetje scheuren over het platteland. Af en toe een paar bomen, af en toe een tractor, af en toe wat akkers. Soms een dorpje, zoals Maël-Carhaix. De wegen zijn niet extreem breed en af en toe is het een beetje bochtig, maar je mag dit gerust een gezapig deel van de rit noemen. Van Maël-Carhaix rijden de renners richting Rostrenen en eigenlijk hoeft er alleen in zo'n dorpje echt gestuurd te worden. In Rostrenen bevinden we ons wel in de buurt van de tussensprint. Die gaat in het volgende dorp komen, Plouguernével. Aan makkelijke namen doen ze hier niet echt, ofzo. Dat tussensprintje komt na 135 kilometer en is vlak, lekker makkelijk. Het loopt een aantal kilometer rechtdoor richting dit sprintje en vervolgens is het nog maar 46 kilometer fietsen tot het eind. Of nouja, eigenlijk minder, omdat we nog een lokaal rondje doen. Na de tussensprint vervolgen we onze reis over grotendeels brede en rechte wegen, die over het algemeen licht naar beneden lopen, met tussendoor ook wel wat knikjes naar boven. Na 140 kilometer rijden we door Gouarec en daarna wordt de weg weer wat bochtiger, al blijft het zo goed als vlak. Een paar kilometer buiten Gouarec komen we dan langs Abbaye de Bon Repos, de abdij van de goede rust. Nou, dat is ook wel te zien, hahaha. Gebouw staat op instorten. Maarja, je kan zoiets natuurlijk ook niet onderhouden als je alleen maar aan het rusten bent. Enfin, we bevinden ons op de grens van de departementen Morbihan en Côtes-d'Armor. Deze twee gebieden worden gescheiden door het Lac de Guérledan. Mooi meertje wel, zal uitgebreid in beeld gebracht worden. De organisatie vraagt ook nog even wat extra aandacht voor dit meer door het op te nemen in de naam van de rit. De toeristische afdeling zal wel weer wat extra geld op tafel hebben gelegd. Even voorbij de abdij ligt ook nog een kasteeltje, we bevinden ons dan inmiddels op 34 kilometer van de streep.

stgelven_bonrepos_ensemble_0138.jpg

Na de abdij en het kasteeltje gaat het een aantal kilometer volledig rechtdoor over een glooiende weg die niet al te breed is. Typisch Bretagne weer dus. Het zal hier ondertussen wel enigszins nerveus beginnen te worden. Via een donker bos gaan we op weg naar Saint-Aignan. Het loopt een aantal kilometer licht omhoog, maar richting Saint-Aignan volgt er een korte en scherpe afdaling. In dit dorp, op 24 kilometer van de streep, volgt er een scherpe bocht naar rechts, waarna het weer wat vlakker wordt. Het is nu wel even bochtig. We steken een riviertje over door twee keer scherp naar links af te slaan en zetten dan koers richting het dorp Mûr-de-Bretagne. De weg loopt nu drie kilometer behoorlijk rechtdoor en in die drie kilometer gaat het gemiddeld aan een procent of twee omhoog. Vals plat, meer niet. Na 160 kilometer, op 21 kilometer van de streep, rijden we het dorp Mûr-de-Bretagne binnen. Een aantal bochten verderop bereiken we het lokale circuit. We gaan namelijk een rondje rijden en in dat ronde rijden we twee keer over de klim van Mûr-de-Bretagne. In de straten van het dorp loopt het een halve kilometer wat steiler omhoog, maar aan de rand van het dorp gaat het anderhalve kilometer licht naar beneden, waarna de klim dan echt begint. De slotklim is twee kilometer lang en 6,9% gemiddeld. Het venijn zit meteen in het begin. De weg ziet er niet steil uit omdat het bijna twee kilometer lang rechtdoor gaat, maar steil is het zeker. De eerste kilometer van de klim komt het bijna niet onder de 10%. Zelfs een paar stukjes aan 12%. In de slotkilometer zitten nog twee flauwe bochten, maar het is best moeilijk om als aanvaller uit het zicht te raken. De slotkilometer is minder lastig, vooral richting de streep wordt het bijna vlak. Tot 500 meter van de streep wordt de 5% nog wel gehaald, maar de laatste 500 meter is het gemiddeld nog maar een procent of twee. Als we hier de eerste keer bovenkomen is het nog 16 kilometer tot de finish.

Stage4-Mur-2km-15percent.jpg
climb-profile-mur-de-bretagne.jpg

De afdaling van deze klim is bijzonder makkelijk. Het gaat maar anderhalve kilometer naar beneden, of een brede weg zonder lastige bochten. Daarna gaat het eigenlijk meteen weer omhoog, iets meer dan een kilometer aan een procent of zeven. Nog best een pittig klimmetje dus, richting de bonussprint van de dag. Die streep ligt namelijk op de top van dit heuveltje, op 13 kilometer van de streep in het gehucht Saint-Maiyeux. Officieel is het klimmetje 1,3 kilometer aan 6,4% gemiddeld, bij de organisatie tellen ze dan wel het relatief vlakke eerste deel mee. Richting de top gaat het wat steiler omhoog dan 6,4%. Hoe het ook zij, na de top slaan de renners rechtsaf en gaan ze over een brede weg terug naar Mûr-de-Bretagne rijden. Deze weg blijft breed tot het dorpje Saint-Gilles-Vieux-Marché, op negen kilometer van de streep. Richting dit dorp gaat het licht naar beneden, maar het lijkt zo goed als vlak te zijn. Buiten het dorp rijden we door een bos waar de weg net wat minder breed lijkt en waar er nog een kort knikje naar boven ligt. Na dit korte knikje gaat het vier kilometer licht naar beneden, over een bochtige weg. Geen lastige afdaling, omdat het niet zwaar naar beneden gaat. Je kan het voor het gemak net zo goed vlak noemen. Op vier kilometer van de streep zijn we dan weer terug aan de buitenkant van Mûr-de-Bretagne en via een bijzonder smal weggetje, dat een halve kilometer lang smerig omhoog loopt aan een procent of acht, komen we in het dorp zelf terecht. In het dorp volgt er nog een bochtje naar rechts, waarna het een beetje vals plat omhoog loopt tot we het terug komen op een punt dat we al eerder hebben gehad, aan de andere rand van het dorp. Hier gaat het weer even naar beneden en vervolgens volgt de klim die we al kennen. Wederom twee kilometer aan 6,9%. Steil eerste stuk, vlakt af richting de finish. Iedereen zou het ondertussen moeten weten.

etappe-6-finish-2.jpg?02
57889

Mûr-de-Bretagne is een klein dorpje met 2000 inwoners. Het is een dorpje waar niet veel te doen is. We finishen ook helemaal niet in het dorpje zelf, maar op het klimmetje buiten het dorp in het midden van het niets. Mûr-de-Bretagne heeft geen lange historie in de Tour, er vertrok hier nog nooit een rit. Twee keer kwam er een rit aan, dat was in 2011 en 2015. Contador was in 2011 de eerste die hier een knuppel in het hoenderhok gooide, op 1400 meter van de streep. Er werd meteen op gereageerd door onder andere Gilbert, waardoor het weer stilviel. Daarna waagde Uran een poging, maar ook dat werd niet echt een groot succes. Jurgen van den Broeck ging op kop rijden voor Gilbert, Evans zat in zijn wiel maar liet een gat vallen. Daarna ging Gilbert zelf achter zijn ploeggenoot Van den Broeck aan, dat was echt fantastisch. Vooral omdat Gilbert helemaal niet won, hij werd vijfde. Evans ging de sprint aan en Contador zat in zijn wiel, probeerde er nog langs te komen en dacht dat dat lukte. Bertje stak zijn hand de lucht in, maar uiteindelijk bleek Evans toch gewonnen te hebben. Vino werd derde, de geblokte Noor Hushovd werd zesde. Er kwamen maar 9 renners aan in dezelfde tijd. Toch zat Hushovd wel bij die renners, je kan soortgelijke renners tijdens deze rit dus niet uitvlakken. Dat bleek ook wel een aantal jaar later, in 2015. Toen eindigden Sagan en Van Avermaet in de top 10. Winnen deden ze niet, want 2015 was het jaar van Alexis Vuillermoz. Pikachu was uitermate goed in vorm, hij werd in die Tour al eens derde op de Muur van Huy en op de Muur van Bretagne was hij een van de eersten die in de aanval ging. Aanvankelijk kreeg hij een paar renners mee, waardoor het stilviel. Froome ging daarna tempo rijden op kop, maar dat tempo lag niet buitensporig hoor. Daardoor kon Vuillermoz op 800 meter van de streep nog eens in de aanval gaan en op deze aanval reageerde niemand. Pas toen hij al een flinke voorsprong had ging Dan Martin in de tegenaanval. Dan Martin en muurtjes, gaat altijd mis. Hij werd wel tweede achter de verrassende Vuillermoz. Valverde won vervolgens het sprintje van het uitgedunde pelotonnetje. Voor Vuillermoz nog steeds zijn grootste succes ooit, in de jaren daarna heeft hij dit succes eigenlijk nooit meer kunnen evenaren.

tdf11st4_contador_evans.jpg
5ab93ccaa66ac.jpg

In Mûr-de-Bretagne wordt het overdag ongeveer 24 graden. Iets minder warm dan de afgelopen dagen, maar je kan ook weer niet beweren dat het ineens heel erg fris is. Het schijnt in de middag behoorlijk hard te gaan waaien en in Mûr-de-Bretagne staat de wind waarschijnlijk op kop. Dat wil zeggen dat we een vreselijke klim gaan meemaken. Het gaat al steil omhoog en als er dan ook nog eens tegenwind is gaat er niemand proberen aan te vallen. Hopelijk hebben mijn vrienden van Meteofrance het niet bij het rechte eind, want anders wordt dit heel kut. Op dit moment zou ik zeggen dat de wind vooral schuin tegen staat en aan het eind helemaal tegen. Geen feestje. De rit begint in ieder geval om 13:05 en na een neutralisatie van 20 minuten volgt het echte vertrek om 13:25. Zoals we ondertussen gewend zijn beginnen de NOS en Sporza om 14:10 met hun uitzending. Voor de mensen die geen moment willen missen is er nog de PLAYER, en Eurosport 2. Maar niemand heeft Eurosport 2. De aankomst wordt verwacht tussen 17:21 en 17:43. Als het weerbericht een beetje klopt eerder 17:43.

5941096756_74d471fe7e.jpg

De vorige keren dat we aankwamen op Mûr-de-Bretagne haalde de vlucht het niet en ik heb niet het idee dat een vlucht het nu wel gaat halen. Er zijn enkele renners in het peloton aanwezig die het echt van dit soort aankomsten moeten hebben en die zullen deze kans niet laten lopen. De vluchters mogen het in de tweede week een keer gaan proberen, de grote namen gaan het hier gewoon uitvechten. Bora, BMC, Quick Step en Movistar hebben er allemaal belang bij om te rijden. De rit is nu wel iets zwaarder dan de afgelopen keren dat we aankwamen op dit muurtje, maar waarschijnlijk niet zwaar genoeg om de categorie Sagan en Van Avermaet overboord te gooien. Die kunnen zo'n lastig klimmetje ook wel twee keer verteren. Eigenlijk verwacht ik dus zo ongeveer hetzelfde scenario als de vorige keer. Sky zal ook wel weer gaan rijden om Froome van voren te houden en zo zal het net zijn alsof we naar de Waalse Pijl aan het gluren zijn. Urenlang niks en dan een sprintje bergop. Geen vochtige broek.
1. Alaphilippe. Voor de Tour begon had ik Julian al op één gezet voor deze rit. Als winnaar van de Waalse Pijl hoort hij hier ook te winnen. Hij kreeg het voor elkaar om Alejandro Valverde te onttronen. Daarna won ie ook nog even een ritje in de Dauphiné en voor die tijd had hij ook al twee ritten in het Baskenland gewonnen. Alleen is hij me daarna toch een soort van tegengevallen. Op het Franse kampioenschap verloor ie van Anthony Roux of all places en in de rit naar Quimper was Valverde dan weer sneller. Dat Alaphilippe daar niet won viel te begrijpen omdat het niet lastig genoeg was, maar voor het mentale aspect was het toch lekker geweest om voor Valverde te eindigen. Maakt verder niet uit, ik verander niet zo snel van mening. Alaphilippe gaat hier nog steeds grandioos uitpakken. Overwinning 50 voor Quick Step is in aantocht.
2. Valverde. Voor het eerst in 100 jaar een keer verloren op de Muur van Huy dus. Al is die muur wel wat lastiger dan deze klim, het zegt dus allemaal niet zo gek veel. In de tussentijd heeft Valverde nog genoeg gewonnen en nog meer fraaie dingen laten zijn. Zijn kunststukje samen met LL Sanchez in de Route du Sud was bijvoorbeeld geniaal. De benen lijken ook nu weer meer dan prima, aangezien hij al eens zevende en vierde is geworden. Eindigde in Quimper voor Alaphilippe en dus is hij misschien wel de grootste favoriet voor deze rit. Al was hij dat in 2015 ook en toen kreeg hij het voor elkaar om te verliezen. Gaat nu ook gewoon gebeuren.
3. Sagan. Als we de ploegentijdrit even buiten beschouwing laten wordt Sagan tijdens deze Tour eerste of tweede. Logischerwijs zou hij nu dus weer tweede moeten worden, maar ik respecteer de logica even niet. Op deze aankomst zijn Valverde en Alaphilippe normaal beter. Sagan kan dit makkelijk aan, liet hij in 2015 zien met een vierde plaats. Maar er zijn er een paar bij die dit nog makkelijker aankunnen.
4. Van Avermaet. Moet zijn gele trui verdedigen. Werd in 2015, zonder gele trui, al eens zesde. Met de gele trui erbij, die voor wat extra motivatie zorgt, moet hij nu hoger kunnen eindigen. Al was zijn sprintje in Quimper verre van indrukwekkend en haalt hij waarschijnlijk de top 10 niet eens maar dikke boeiend. Deze plaats kan je ook prima reserveren voor Dan Martin maar die neem ik niet meer zo serieus sinds hij bij de Emiraten fietst.
5. Vanendert. 1z2lnah.png
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:49
SPOILER: Etappe 7: Fougères - Chartres, 231 km
Etappe 7: Fougères - Chartres, 231 km

Het eerste deel van de rit richting Mûr-de-Bretagne was vreselijk saai. Binnen een halve kilometer was de kopgroep vertrokken en daarna gebeurde er niets. Tot op 100 kilometer van de streep de wind, die al langer aanwezig was, ineens goed stond. Er werd door open terrein gereden en de mannen van Quick Step zagen meteen hun kans schoon om het in waaiers te trekken. Daarmee wisten ze heel wat renners te verrassen, waaronder de voltallige Lotto Djumbo-ploeg. Kruijswijk en Roosen zaten nog wel in de tweede groep, maar Roglic belandde samen met zijn kornuiten in de mongelenwaaier. Omdat ook Quintana de slag had gemist ging Movistar op kop van de tweede groep rijden, waardoor deze groep snel weer terug wist te keren. Even leek het erop dat ze van plan waren om Roglic de nek om te draaien, maar uiteindleijk viel het toch stil. Daardoor kon iedereen terugkeren en was de koers ook meteen weer een stuk saaier. Het werd weer een ouderwetse gecontroleerde rit. Vluchters kregen, zeker dankzij de waaiers, geen ruimte meer en zodoende konden we ons gaan opmaken voor een sprintje bergop. Twee sprintjes bergop eigenlijk, aangezien Mûr-de-Bretagne twee keer beklommen moest worden. In aanloop naar de eerste klim was Fuglsang een beetje aan het kloten, maar verder gebeurde er niet veel. In gestrekte draf over de klim, saai. Kat uit de boom kijken, vast wat mindere goden lossen, meer niet. In de aanloop naar de tweede beklimming van de Mûr-de-Bretagne was er ineens paniek, want ONZE Tom stond ineens langs de kant van de weg. Het wisselen van het wiel ging niet zo snel en toen werd al meteen duidelijk dat hij tijd zou gaan verliezen. Even verderop bleek ook Bardet problemen te hebben, maar daar ging de wissel was sneller. Desalniettemin moest ook Bardet tijd toegeven. Blijkbaar tikte Dumoulin Bardet aan, niet zo handig allemaal. Vooraan zagen we eigenlijk hetzelfde scenario als in 2015. Zo'n beetje de eerste de beste aanval was succesvol. Dan Martin heeft blijkbaar geleerd van zijn fouten. In 2015 reageerde hij niet meteen op een aanval van Vuillermoz en ging hij pas in de achtervolging toen het al te laat was. Nu wilde hij degene zijn die vroeg in de aanval ging en dat lukte wonderwel. Hij ging, ver van de streep, en niemand ging mee. Later ging Latour in de achtervolging, maar daar hoeft Dan Martin niet bang van te worden. Helemaal op het eind gooide Valverde er ook nog maar een kansloos sprintje uit terwijl het kalf al verdronken was, ook daar een herhaling van 2015. Veel tijdsverschillen leverde het allemaal niet op. Froome verloor een paar seconden, maar dat is klein bier. Ook Uran verloor een paar tellen, maar daar ligt ie niet wakker van. Grootste slachtoffers dus Bardet en Dumoulin. Tom verloor bijna een minuut en daar kwamen later nog 20 strafseconden bij, omdat ie een beetje achter de auto aan het stayeren was. Foei, Tom. Niet meer doen. Enfin, de voorsprong die hij tijdens de eerste rit pakte door op de fiets te blijven zitten is ie nu weer kwijt. De Tour winnen wordt daardoor meteen een moeilijker verhaal. Speciaal voor Tom volgt nu de langste rit van deze Tour, een volledig vlakke rit. Genoeg tijd om zijn zonden te overdenken en alles een plaatsje te geven.

stage-7-route.jpg?05
ee1f1

Deze nu al afgrijselijke rit gaat van start in een stad die net even een stukje minder afgrijselijk is. Fougères, een stad met ongeveer 20.000 inwoners, nog steeds in Bretagne. Het is een stad die we niet al te lang gelezen nog eens bezocht hebben. In 2015 eindigde hier de zevende rit, die vertrok vanuit Livarot. Het eindigde in een massasprint en die werd gewonnen door Mark Cavendish. Verder is de historie van Fougères in de Tour niet bijzonder groot. Men kwam hier maar een paar keer eerder langs, voor het eerst in 1985. Toen werd er een ploegentijdrit verreden tussen Fougères en Vitré, twee steken die bijna onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn omdat ze allebei beschikken over een kasteel. In 2013 kwam men tussendoor ook nog eens naar Fougères en net als in 2015 eindigde het in en massasprint. De winst ging bij die gelegenheid naar Marcel Kittel. In Fougères staat dus een kasteel, zoals ik al voorzichtig heb gemeld. Niet zomaar een kasteel, een groot kasteel. Een groot kasteel dat in blakende gezonheid verkeert. Gebouwd op een rots en vroeger omgeven door een moeras, waardoor het geheel nogal goed te verdedigen was en het bepaald geen sinecure was om dit kasteel aan te vallen. Daar kwam pas na de introductie van de artillerie wat verandering in. Daardoor schijnt dit een de grootste en best bewaarde middeleeuwse kastelen van Europa te zijn. Het kasteel beschikt over 13 torens en dat zorgt natuurlijk voor de nodige pittoreske plaatjes. Daarom is toerisme ook een van de belangrijkste inkomstenbronnen van deze stad. Naast het kasteel hebben ze ook nog een leuk centrumpje met wat vakwerkhuisjes en kerkjes in de aanbieding, prima om een namiddag door te brengen. Als je hier wat langer wil blijven hangen kan dat ook, want in Fougères valt er nog genoeg te studeren. Zo zou er een school moeten zijn waar ze je leren hoe je horloges moet maken. Buiten dat hebben ze in Fougères en omgeving de grootste zuivelproductie van Frankrijk, dus ja. Laten we het toch maar bij het kasteel houden.

f24aa20a874e70863ba113bfc342408c.jpg
Fougeres_Schloss_Sueden.jpg

Tijdens de neutralisatie rijden de renners een rondje door Fougères en tijdens dit rondje komen ze langs het kasteel, uiteraard. Buiten de stad is de neutralisatie afgelopen en daarna gaan we in oostelijke richting richting Chartres fietsen. Om de rit iets minder kut te maken volgen we in de eerste kilometers niet de brede, doorgaande weg, maar rijden we over een iets smallere weg die een beetje glooiend is. Boeit natuurlijk verder allemaal niet, maar we komen op die manier in ieder geval wat meer bochten tegen en ook af en toe een klein dorpje. Het terrein is zo nu en dan behoorlijk open, aangezien we over het platteland rijden. In principe zou er dus bij gunstige wind kans op waaiers zijn, maar op dit moment zal er waarschijnlijk nog niets gebeuren aangezien het nog meer dan 200 kilometer tot de streep is. Je zou hier heel veel woorden aan kunnen besteden, maar dat ga ik voor een keer achterwege laten. Ik zou graag een van de beste journalisten en columnisten van Nederland willen quoten, een absoluut fenomeen. Hij wist ooit messcherp een vlakke rit in de Tour te omschrijven. Op zo'n scherpe pen zijn hele volksstammen jaloers.

[quote]Zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz

Zzzzzzzzzz­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­z­zz.

zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz
zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz.[/quote]

In de buurt van Mayenne, na 40 kilometer, rijden we even een aantal kilometer over een grote weg, maar verder beperken we ons tot allerlei B-wegen. Deze wegen zijn dus redelijk glooiend, bochtig en voeren vooral dwars door het platteland. Er is dus zo'n beetje de hele rit lang kans op waaiers, mocht iemand daar zin in hebben. Mocht niemand daar zin in hebben of mocht de wind niet gunstig staan dan heb je ook meteen niets. En daarom skip ik 'm maar meteen richting Alençon, waar de koers na 110 kilometer passeert. Dat is nog eens tempo maken. Nog best een aardige stad trouwens, Alençon. Matige Franse renners als Anthony Geslin en Marc Fournier werden er geboren. Gewiss-Ballan won er nog eens een ploegentijdrit, in 1995. Nou, helemaal top dus. Kasteeltje erbij, wat vakwerkhuisjes, een belangrijke bibliotheek en een kerk. Mooi man. We hebben trouwens Bretagne verlaten en bevinden ons inmiddels in Normanië, in het departement Orne. Sowieso doen we vandaag veel regio's aan, we reden ook al even kort door de Sarthe en buiten Alençon volgt er een tweede stukje Sarthe.

alencon-08.jpg

Als we de Sarthe weer betreden krijgen we ook zowaar nog met een echt klimmetje te wachten. Na 120 kilometer komen we namelijk de Côte du Buisson de Perseigne tegen, een klimmetje van anderhalve kilometer aan 4% gemiddeld. Beestachtig. Reden we tijdens het eerste deel van de rit nog over smalle weggetjes, nu rijden we gewoon steeds rechtdoor over een brede weg, die dan wel weer aan slijtage onderhevig is. Asfalt lijkt wel 100 jaar oud. Afwisselend rijden we door bossen en open vlaktes, maar op dit moment toch net wat meer bossen. In principe minder kans op waaiers, waardoor je gerust even een middagdutje kan inplannen. Na 20 kilometer over dezelfde weg komt er weer wat variatie omdat er dwars door Mamers wordt gereden, een klein stadje waar wat rotondes liggen. Aan de rand van Mamers rijden we dan weer de Orne binnen en vervolgens gaat het ongeveer 15 kilometer volledig rechtdoor richting het volgende dorp, Bellême. Het gebied is hier volledig open, dus we mogen hopen dat de weergoden ons gunstig gezind zijn. Richting Bellême gaat het een paar keer voorzichtig omhoog, al heeft dat natuurlijk allemaal weinig om het lijf. Buiten dit dorp, na 150 kilometer koers, vervolgen we onze weg weer over een brede en kaarsrechte weg. Het blijft nu een beetje glooiend en er is wat meer beschutting, maar ook hier nog wel wat open velden waar de wind eventueel z'n ding kan doen. In principe rijden we zo probleemloos verder richting de tussensprint van de dag, die na 168 kilometer volgt. De laatste kilometer voor de tussensprint wordt het terrein ineens enorm open, dus als een paar ploegen het hier een beetje op gang trekken kunnen we wel lachen. Kaarsrechte weg ook, loopt meerdere kilometers achter elkaar volledig rechtdoor. Net buiten het dorpje Berd'huis volgt die tussensprint dan, op de grens van de Orne en Eure-et-Loir. We rijden na deze sprint rechtdoor richting Nogent-le-Rotrou, waar ze een château hebben. Dat is niet strafbaar.

nogent-le-rotrou-normandie-729_729_2_xl.jpg

Na een rondje gefietst te hebben door Nogent-le-Rotrou laten we de enorm brede wegen achter ons en zoeken we weer het iets meer alternatieve circuit op. Het wordt ook iets bochtiger, al gaat het alsnog vooral vaak rechtdoor. Af en toe een paar hectometer in stijgende lijn, maar geen echte beklimmingen. Net buiten Champron-en-Perchet, op 56 kilometer van de streep, rijden we weer eens door een open veld. Mits wind kan het leuk worden, zonder wind begin je je af te vragen waar een mens in hemelsnaam zoveel akkers voor nodig heeft. Een kilometer of vijf door open gebied en daarna een kilometer of vijf door een bos, met af en toe een paar gemene stroken omhoog. Op 46 kilometer van de finish komen de renners dan door Thiron-Gardais, een schattig dorpje aan een meertje. Buiten dit dorpje slaan de renners linksaf en rijden ze voor het eerst in een eeuwigheid over een andere weg. De eventueel aanwezige wind zal hier ook ander staan, dit kan dus zomaar een belangrijk punt zijn. Al hoeft hier zelfs met veel wind niet eens iets te gebeuren, aangezien er wel heel veel bomen langs de kant van de weg staan. Een paar open stukken, maar toch vooral veel bos. Het wordt waarschijnlijk pas echt interessant buiten Combes, op 40 kilometer van de streep. Het aantal bomen neemt af en de akkers nemen toe. Al kom je dan snel weer een dorpje tegen, zoals Happonvilliers op 36 kilometer van de streep. Dat haalt de vaart er altijd zo lekker uit. Buiten dit dorpje wordt het terrein dan wel weer volledig open, terwijl we richting de bonussprint van de dag rijden. Die bonussprint, die nog weinig toevoegt aan de koers, komt na 200 kilometer koers, op 31 kilometer van de finish. In deze vijf kilometer kan er dus veel gebeuren. Na de bonussprint rijden we nog even door wat dorpjes, waar het geheel wat meer beschut is. Daarna krijgen we wel weer te maken met een aantal kilometer door volledig open terrein, dat pas in Magny weer onderbroken wordt. Dit dorpje ligt op 24 kilometer van de finish.

2rpfvc6.png
Sfeerimpressie van de laatste 40 kilometer

Buiten Magny komen we al snel weer open vlaktes tegen. Het is dat er een paar dorpjes zijn, maar verder zou de wind hier altijd z'n ding kunnen doen. Op 18 kilometer van de streep komen we het volgende dorp tegen, Bailleau-le-Pin. Zes kilometer dus door open velden, lekker hoor. In Bailleau moeten de renners over het spoor en komen ze kort achter elkaar drie lastige bochtjes tegen, maar daarna gaat het weer vrolijk rechtdoor richting de finishplaats. Buiten Bailleau wordt het terrein al snel weer open, want dat is het verhaal van deze slotfase. We rijden nu een net iets andere kant op, dus de wind zal hier weer net even iets anders staan. Op 14 kilometer van de streep rijden we dan door Nogent-sur-Eure, waar het weer even beschut is. Vervolgens steken we buiten dit dorp, na een paar rotondes, de rivier Eure over en vervolgens gaat het richting Chartres vooral rechtdoor door alleen maar open velden. Op negen kilometer van de streep volgt er dan bij een rotonde een bocht naar rechts, waarna men over een iets smallere weg alsnog door de open velden een alternatieve route richting Chartres neemt. Op 6,5 kilometer van de streep verlaten we deze weg. Bij een volgende rotonde slaan we linksaf en daarna gaat het een aantal kilometer rechtdoor. Deze weg wordt op iets meer dan vijf kilometer van de streep nog wel onderbroken door een rotonde, maar buiten dat gaat het tot op twee kilometer van de streep volledig rechtdoor. We bevinden ons inmiddels in Chartres zelf, dus de open velden zijn als sneeuw voor de zon verdwenen. Deze weg van drie kilometer lang is licht glooiend, het gaat een tijdje heel licht vals plat omhoog, maar verder valt er tot op twee kilometer van de streep weinig te beleven. De renners komen uit bij een rotonde, waar ze een bocht naar rechts nemen. 100 meter verderop moeten ze deze rotonde weer verlaten, middels nog een bocht naar rechts. Daarna gaat het eigenlijk zo goed als rechtdoor tot de finish. Alleen nog maar wat flauwe bochten, maar geen serieus werk. Wel loopt het toch aan de laatste kilometer naar beneden, op een bepaald punt zelfs vrij scherp. Als we onder de boog van de laatste kilometer passeren wordt het even vlak, maar in de laatste halve kilometer gaat het nog vrij fors omhoog. We overwinnen 20 hoogtemeters in dit stuk, 4% gemiddeld dus. Weer een lastige aankomst.

stage-7-finish.jpg?03
3c356

Het is de derde keer in de geschiedenis van de Tour dat er een rit eindigt in Chartres. De stad met 42.000 inwoners debuteerde in 2004. In die tijd waren er nog wel eens monsterontsnappingen mogelijk. De rit die in Chartres eindigde was zo'n rit voor de vluchters, die een gigantische voorsprong kregen. Daags voor deze rit was er een ploegentijdrit geweest van meer dan 60 kilometer en die werd met overmacht gewonnen door US Postal. Lance Armstrong had het geel dus al om zijn schouders, maar aangezien het pas de vierde rit was had hij daar eigenlijk helemaal geen zin in. Tijdens rit vijf mocht er dus een grote groep wegrijden en die groep hield uiteindelijk aan de streep een voorsprong van meer dan 12 minuten over. In die kopgroep bevond zich onder meer de altijd irritante Australiaan Stuart O'Grady. Hij klopte zijn medevluchters makkelijk. In dezelfde kopgroep bevond zich ook een of andere Thomas Voeckler. Die was toen bij het grote publiek nog niet echt bekend en bij Armstrong ook niet. Van de renners vooraan stond hij het hoogste en daarom nam hij de gele trui over. Dat was op zichzelf niet zo opmerkelijk, de verrassing kwam daarna pas. Thomas Voeckler wist tot rit 15 stand te houden en reed zo dus een dag of 10 in het geel. Een volksheld werd geboren en de rest is geschiedenis. Daarna keerde men in 2012 nog eens terug naar Chartres, voor een individuele tijdrit van 52 kilometer. Dat kon toen nog, blijkbaar. Die tijdrit werd gewonnen door Bradley Wiggins, voor Chris Froome. Niet echt een topshow dus. Chartres is verder vooral een stad met heel veel industrie. Dat merken de renners ook vanzelf, bij het binnenrijden van de stad moeten ze eerst over een industrieterrein fietsen. Ze zijn hier vooral goed in het produceren van cosmetische producten, zoals parfum. Daarnaast is de pharmaceutische industrie hier behoorlijk aanwezig, blijkbaar draaien ze hier 53% van alle Franse pillen in elkaar. In de binnenstad kom je dan weer wat oude gebouwen tegen, zoals een kathedraal uit de 13e eeuw die op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat. Dit is een van de bekendste kathedralen van Frankrijk, mede dankzij de gebrandschilderde glazen. Ik noem dat altijd glas in lood, maar blijkbaar is gebrandschilderd een betere term. Nouja, wel geinig in ieder geval.

1969.Chartres%20Cathedral.jpg

Drie keer raden wat de wind gaat doen als het de laatste 40 kilometer vooral heel erg open is? Die gaat liggen, haha! Ja, nee, serieus. Er is gewoon geen wind in Chartres en omgeving. Helemaal niks. Al is er nog een kleine kans op een soort van storm. Het zou in de middag kunnen gaan regenen in Chartres en daar komt uiteraard ook wat wind bij kijken. Zo rond vijf uur zou dat moeten beginnen en dan waait het dus wel serieus, met flinke windstoten. Alleen staat die wind dan waarschijnlijk tegen, dus daar worden we alsnog niet veel wijzer van. In de buurt van Fougères zal er ook weinig wind zijn, maar ook daar wel kans op regen. Het gaat denk ik alsnog een hectische dag worden. Hopelijk trekt de wind nog wat aan en krijgen we een paar buien, dan wordt dit geweldig. Anders niet. Het zou fijn zijn als de regenbuien in Chartres wat eerder beginnen, rond een uur of vier ofzo. Dan nog een paar windstootjes erbij, terwijl de wind enigszins draait. Het kan allemaal nog. Maar dat weten we dus niet. Wat we wel weten is dat de rit begint om 12:05. Langste rit van de Tour, dan krijg je dat. Na een neutralisatie van een kwartier volgt om 12:20 het officiële startsignaal. Qua uitzendingen is het weer hetzelfde verhaal. Eurosport 2 en de PLAYER staan om 12 uur tot uw dienst. De NOS en Sporza haken aan rond 14:10. Finish wordt verwacht tussen 17:21 en 17:49.

1024px-Notre_Dame_de_Chartres.jpg?ssl=1

Deze rit kan leuk worden als het weer een beetje mee wil werken. Maar, de uitkomst zal ongeacht het weer toch wel steeds hetzelfde zijn: een sprint. Kan massaal zijn en minder massaal, maar gesprint zal er worden.
1. Gaviria. Komt tijdens iedere sprintrit op 1 te staan. Als het een beetje slecht weer wordt heeft hij ook nog eens de ideale ploeg om zich vooraan te handhaven, dus het wordt weer lastig om hem te kloppen.
2. Sagan. Op zo'n aankomst legt hij het af tegen Gaviria, zoveel is inmiddels wel duidelijk. De rest legt het dan weer af tegen hem en dat levert voor de verandering maar weer eens een tweede plaats op.
3. Colbrelli. Sonny is al twee keer tweede geworden. Een keer op een aankomst die zwaarder is dan deze en een keer op een aankomst die minder zwaar is. Dan kan hij vast ook wel presteren op zo'n parcours dat ergens in het midden ligt.
4. Groenewegen. Als hij de slag niet mist tijdens eventuele waaiers verneukt hij het wel weer in de finale. Ontsporend treintje, daarna jezelf laten wegdrummen en dan van veel te ver moeten aanzetten, dat soort werk. Mooie vierde plaats gaat dat weer opleveren, heerlijk. Mag Zeeman daarna weer gaan onderzoeken hoe dit heeft kunnen gebeuren.
5. Kristoff. Nog niet echt aan een bijzonder goede Tour bezig, maar er is een kans dat het gaat regenen. En dan moeten we eerder met Kristoff rekening houden dan met een Greipel of een Kittel. Die Duitse braadworsten haken dan meteen af. Zo'n echte geblokte Noor trapt stevig door. Naar een vijfde plaats, want hij krijgt er ook niet ineens wonderbenen van.
SPOILER: Etappe 8: Dreux - Amiens Métropole, 181 km
Etappe 8: Dreux - Amiens Métropole, 181 km

De langste rit van deze Tour was ontzettend kut. Je bent al snel geneigd om iets milder te worden vanwege de uitslag, maar we mogen de waarheid niet ontkennen. Het was niet om aan te gluren. Een vreselijke rit. Na de neutralisatie had niemand zin om in de aanval te gaan. De renners reden verschrikkelijk traag en alleen de mannen van Wanty hadden er een beetje zin in. Eerst Yoann Offredo, maar die stopte er al snel weer mee. Thomas Degand hield het iets langer vol, maar ook hij was er na een tijd wel klaar mee. Daarna kregen we zowaar tien minuten koers, omdat een aantal sprintersploegen een mannetje in de aanval stuurden. Lotto Jumbo stuurde kindsoldaat Tolhoek richting het slagveld, maar bij het verlaten van de loopgraven sneuvelde hij meteen. Daarom moest er door Paultje Martens en Robert Gesink op kop worden gereden om het gat op een groep met onder meer Lampaert en Naesen weer dicht te rijden. Dat lukte en daarna viel het helemaal stil. Er gebeurde heel lang niets, tot Offredo zich weer eens niet kon bedwingen. Hij heeft een behoorlijk lange tijd in het eentje voor het peloton gereden. Had het praktisch nut? Nee. Toen het een beetje begon te waaien en die wind ook nog gunstig stond kregen we heel kort een aanzet tot waaiervorming. Het was vijf minuten spannend, maar daarna was het klaar. Offredo werd weer ingerekend en er werd weer een tijd stapvoets gereden. Tot Laurent Pichon in de aanval ging. Ook hij mocht een tijdje in z'n eentje zwemmen voor het peloton. De sponsor zal blij zijn, de rest van de wereld niet. Op 40 kilometer van het eind zou het terrein open worden en zou er een grote kans op waaiers zijn, maar de wind stond verkeerd. Dus reden we met een slakkengangetje richting de finish. Pichon werd ingehaald en verder gebeurde er tot een paar kilometer voor het eind niets. Daarna kwamen de sprinttreintjes natuurlijk naar voren en die van Lotto Djumbo was alweer ontspoord voor de sprint goed en wel begon. Groenewegen had alleen Roosen nog en die raakte hij ook nog eens kwijt. Eigenlijk ging alles dus weer mis, maar Groenewegen had nu wel power in de benen. En dus liet hij zien wat hij het hele jaar al laat zien. Hij snelde iedereen voorbij en won met overmacht. Knappe sprint. Maar laten we verder niet doen alsof de ploed goed werk leverde. Dit is puur de klasse van Groenewegen en niets anders. Hoe dan ook, weer een Nederlandse overwinning. Ooit duurde het enkele jaren voor er weer wat te juichen viel voor het vlaggetjesvolk, nu is het ieder jaar wel een paar keer raak. Daags na de overwinning van Groenewegen gaan we het tweede weekend in met weer een vlakke rit. Hoera!

tour-de-france-2018-stage-8-map-720a631f54.jpg
37feb

Parijs is nog ver, zeggen de renners vaak. Meestal klopt dat ook, vanuit de Alpen of de Pyreneeën is het nog wel een eindje fietsen tot in Parijs. Tijdens deze rit klopt de uitspraak alleen niet helemaal, want de startplaats van deze etappe ligt op een kilometer of 80 van Parijs. We bevinden ons in Dreux, een stad met 31.000 inwoners, in de Eure-et-Loir, op een kilometer of 30 van Chartres. Chartres en Dreux zijn toevallig ook de twee grootste gemeenten van de Eure-et-Loir. Niet echt een dichtbevolkt departement dus. Voor de Tour ook geen bijzonder interessant departement. In Chartres was men dan wel al een paar keer eerder, maar Dreux heeft nog nooit deel uitgemaakt van dit hele circus. Een debutant, jawel. Toch heeft men hier wel enige affiniteit met het wielrennen, ondanks het feit dat de Tour nog nooit is gepasseerd. Er zijn twee wielerclubs en in 2016 begon Parijs-Tours in Dreux. Daarnaast heeft men wel eens de Tour de l'Avenir mogen verwelkomen, in 2009. Julien Berard wist toen in de straten van deze stad te winnen voor latere eindwinnaar Romain Sicard. Dreux is in principe ook een industriestadje, we bevinden ons nog steeds in het pillendraaierscentrum van Frankrijk. Daarnaast maken ze hier thee, Dammann Freres om precies te zijn. Nooit van gehoord, maar dat ligt vast aan mij. De inwoners van Dreux zijn over het algemeen wat minder sympathiek, want Dreux staat in de Franse politiek bekend als het plaatsje waar Front National voor de eerste keer een grote overwinning genoot. Dit gebeurde in 1983, toen zij 17% van de stemmen won in de gemeenteraadsverkiezingen van Dreux. He bah. Gelukkig hebben ze er nog wel een mooie kerk.

dde_sau_aat_sig_Dreux_eglise_st__pierre_cle023bd8.jpg

Vanuit Dreux rijden we naar het noorden. Er volgt eerst weer een heel stuk dat neutraliseerd is, pas buiten de stad begint de rit echt. Over een kaarsrechte en vlakke weg fietsen we richting Anet, waar een kasteel staat. Best een potsierlijk gebouw. Buiten Anet komen we langs de Eure te fietsen en in het dal van deze rivier zijn de wegen vlak. Af en toe een paar bochten als we door wat dorpjes rijden, maar het gaat toch vooral heel veel rechtdoor. We rijden ook voornamelijk door bosachtige bieden, dus er gaat hier helemaal niets gebeuren. In gestrekte draf richting Pacy-sur-Eure, waar we de rivier even achter ons laten en daarom krijgen we gelijk te maken met een kort klimmetje. Over een kaarsrechte weg gaat het twee kilometer naar boven aan 4,3% gemiddeld. Dit bultje van de vierde categorie draagt de naam Côte de Pacy-sur-Eure. Is over nagedacht. Na 35 kilometer komen we daar boven en vervolgens rijden de renners een kleine tien kilometer over een plateau. Af en toe is het een beetje open op dit plateau, maar er staan ook behoorlijk wat bomen langs de kant van de weg. Op een paar rotondes na komen we verder bijzonder weinig tegen. Rechtdoor richtin Vernon, een dorpje aan de Seine. Omdat dit dorp aan de rivier ligt volgt er wel een korte afdaling, maar de weg is hier enorm breed en er zijn maar weinig lastige bochten. In Vernon zelf is het wel flink wat draaien en keren, waarna we over de Seine rijden. Aan de andere kant van de Seine komen we vervolgens een kasteeltje tegen, en een oude molen die op een ietwat opvallende manier in elkaar is geknutseld. We noteren kilometer 48. Vernon is overigens een stadje met een grote Malinese gemeenschap, blijkbaar. Dat levert de nodige goede voetballers op, waaronder Ousmane Dembélé. Al denkt Didier Deschamps daar duidelijk anders over.

fixedw_large_4x.jpg

Voorbij Vernon rijden we 20 kilometer langs de oevers van de Seine. Best een grote rivier, met best een flinke vallei. Het is dus vlak. De weg is onbeschut, je ziet alleen maar akkers. Af en toe een klein dorpje, maar met name open terrein. De wind zou hier eventueel z'n ding kunnen doen, maar laten we daar maar niet meer op hopen. Als niemand er rekening mee houdt gebeurt er pas wat. Halverwege dit stuk van 20 kilometer snijden we even een stukje af en verlaten we de Seine, waardoor de weg ook meteen een kilometer omhoog loopt, door een bos. Het is toch weer niet helemaal vlak, al heb je op basis van het profiel al snel de neiging om te zeggen van wel. Buiten dit bos keren we snel weer terug naar de Seine voor nog een aantal kilometer door open velden. Dit blijft duren tot Les Andelys, na 66 kilometer. In dit dorpje, waar we nog een kicken kasteel tegenkomen slaan we rechtsaf en laten we de Seine definitief achter ons. Meteen begint de weg omhoog te lopen. We krijgen te maken met een officieel klimmetje, de Côte de Feuquerolles. Klimmetje van de vierde categorie, 2,3 kilometer aan 4,3%. Op de behoorlijk gelijkmatige klim is de weg breed. Op de top komen we terecht op een plateau waar het terrein volledig open is. Over behoorlijk rechte wegen gaat het vervolgens verder naar de tussensprint. Er is nu echt weinig te beleven. In een van de spaarzame dorpjes die we passeren af en toe een rotonde, maar verder rechte wegen door een agrarisch landschap. Af en toe een miniem hoogteverschilletje maar de tering wat hebben ze nu weer voor een rit in elkaar gedraaid. De tussensprint komt dan uiteindelijk na 86 kilometer in het gehucht La Neuve-Grange. Daar valt geen hol te beleven. Totaal geen inspirerende omgeving, alleen de wind kan dit zooitje ongeregeld redden. Daarom blik ik nog maar even terug op Les Andelys, want daar is de omgeving wel inspirerend.

Les-Andelys-(France).jpg

Wordt het na de tussensprint wel leuk? Nee, natuurlijk niet. Het is de Tour. Vijf kilometer volledig rechtdoor over een vlakke weg tussen de akkers. Even verderop rijden we door Bézu-la-Fôret, waar het even kort naar beneden gaat. Paar bochtjes enzo, maar niet iets waar we wakker van moeten liggen. Vervolgens rijden we door een mooi bos, prachtig. Buiten het bos gaat het dan weer een aantal kilometer volledig rechtdoor langs open vlaktes. Na een kilometer of 96 rijden we langs Montrony en hier gaat de weg even een paar kilometer licht omhoog. Aan het eind van dit klimmetje volgt er een afdaling en tijdens deze afdaling komen we de eerste echte haarspeldbocht van deze Tour tegen, jawel. Op die bocht na stelt het verder niets voor en zo rijden we na 106 kilometer door Gournay-en-Bray. In dit dorpje is het wat draaien en keren maar daarna gaat het weer ouderwets tien kilometer rechtdoor door open velden. We volgen een brede, doorgaande weg. Daar komt na 117 kilometer verandering in, want dan slaan we linksaf en komen we op een wat smallere weg terecht. Deze weg brengt ons naar het piepkleine dorpje Gerbenoy. In dit dorpje wonen amper 100 mensen. Waarom rijden we dan in jozefsnaam door dit dorp? Nou, omdat het een van de mooiste dorpjes van Frankrijk is. Volgens een of andere verkiezing dan, dat heb ik niet zelf verzonnen. Gerbenoy bestaat uit een kasteeltje, een oude poort, talloze vakwerkhuisjes en rozen. In de zomer bloeien hier bij zo'n beetje ieder huis rozen, waardoor je blijkbaar last hebt van een bedwelmende geur. De renners rijden dwars door het dorpje en komen zo langs alle vakwerkhuisjes. Bovendien zien het kasteel en de tuinen van het kasteel liggen. Die tuinen zijn ook nog wel de moeite waard. Een of andere Franse schilder heeft hier blijkbaar gewoond, die tuinen in elkaar geflanst en er daarna schilderijen van gemaakt. Daardoor is dit dorpje een populaire toeristische bestemming geworden. Enzovoort.

Gerberoy.jpg
straatje-gerberoy-frankrijk-cc-isamiga76.jpg

Nu de toeristische afdeling van de Oise, want daar zijn we inmiddels, een moment van glorie heeft gehad trekken we verder richting Amiens. Buiten Gerbenoy is het nog een kilometer of 60 tot de finish. Over een smal en bochtig weggetje rijden we terug naar de grote weg en terwijl we dat doen rijden we ook nog even door het gehucht Lachapelle-sous-Gerberoy, waar we langs de kant van de weg ook nog op een best wel fraai châteautje stuiten. Paar listige bochtjes in dit gehucht en ook buiten het gehucht, als weer terechtkomen op een doorgaande weg. Hier naar rechts en even verderop meteen naar links, waarna het een kilometer omhoog gaat aan 4%. Ja, het is weer straffe kost vandaag. Vervolgens is het een kilometer of vijf zo goed als vlak, terwijl we weer over het platteland rijden. Daarna komen we een dorpje tegen en dat dorpje ligt wat lager, waardoor er een korte afdaling volgt met één lange bocht. Op die bocht na valt er niet veel te beleven in Marseille-en-Beauvaisis. Paar bochtjes en daarna gaat het buiten de stad weer anderhalve kilometer omhoog aan een procentje of vijf. Dat is voorlopig wel het laatste klimmetje. Op de top gaat het acht kilometer rechtdoor over een brede weg door een open gebied, tot we op 43 kilometer van de aankomst door Crèvecoeur-le-Grand rijden. In dit dorpje met een knus centrumpje liggen wat bochten en bij de laatste bocht gaan we naar links, waarna we koers zetten richting het noorden. Het gaat nu weer een aantal kilometer zo goed als rechtdoor, over een licht dalende weg. Terrein blijft open, maar we hebben al afgesproken dat we daar niet veel van gaan verwachten. Op 36 kilometer van de streep rijden we door Catheux en hier is er een bocht naar rechts, waarna we weer op wat glooiender terrein terechtkomen. Paar keer op en af nog, maar het valt al bij al best mee. Terrein is ook weer wat meer beschut en zo komen we even verderop uit bij Fontaine-Bonnelaeu. Van dit dorp gaat het rechtdoor tot aan Croissy-sur-Celle, hier passeren we op 29 kilometer van het eind. Paar bochtjes hier en buiten het dorp een klein knikje naar boven. Vervolgens gaat het een kilometer of acht zo goed als rechtdoor tot aan de bonussprint (beste experiment ooit) door open velden. Eén dorpje tussendoor en ook één rotonde, maar verder heeft de wind hier vrij spel. Bonussprintje, buiten Loeuilly, vindt plaats op 20 kilometer van het eind. Zijn trouwens allemaal kleine dorpjes met 200 inwoners ofzo. De laatste plaats van enige betekenis was Crevecoeur-le-Grand.

ob_fdb361_a-cre-vecoeur.jpg

Na de bonussprint gaat het eigenlijk volledig rechtdoor tot aan de buitenrand van finishplaats Amiens. Eerste obstakel komt pas op een kilometer of negen van het eind en dat is een rotonde. In de 11 tussenliggende kilometers gaat het dus voornamelijk rechtdoor over een weg die af en toe een beetje golft. Terrein blijft volledig open, dus als er wind is... Nouja, je kent de hele riedel ondertussen wel. Op een kilometer of 10 van de finish rijden we nog wel onder een viaduct door en hier loopt de weg even kort omhoog, maar op dat puntje na is het dus behoorlijk vanzelfsprekend allemaal. Even verderop rijden de coureurs onder een tweede viaduct door en ook daar loopt de weg nog even licht omhoog. Vervolgens komen ze die rotonde op negen kilometer van het eind tegen. Brede rotonde wel. Hierna gaat het wel drie kilometer zo goed als rechtdoor over een vlake, brede en beschutte weg. Wel nog een rotonde op zeven kilometer van het eind, maar daar hoeft niet echt gestuurd te worden. Op iets minder van zes kilometer van de streep volgt er dan een scherpe bocht naar rechts, waarna de renners ongeveer twee kilometer rechtdoor over de brede ringweg van Amiens rijden. We rijden hier wel even onder een viaduct door, eerst een korte duik naar beneden en dan weer omhoog. Op vier kilometer van de streep ligt er dan weer een scherpe bocht naar links in het parcours. Hier gaat het een kilometer rechtdoor in dalende lijn, waarna de renners uitkomen bij een ovalen rotonde die aan de rechterkant genomen moet worden. Aan het eind van deze rotonde volgt dan volgende scherpe bocht naar rechts, gevolgd door een flauwe naar links. We rijden daarna langs het futuristische station van Amiens over een rechte weg die nog steeds licht naar beneden loopt. Op twee kilometer van de streep volgt er dan weer een bocht, ditmaal een scherpe naar links. Daarna gaat het ongeveer anderhalve kilometer rechtdoor. We rijden nu over een weg die in een korte tijd een aantal keer een andere naam krijgt, maar een van die namen is de Rue Vanmarcke. Sep heeft blijkbaar indruk gemaakt in Amiens. Ondertussen rijden we ook nog een 50-tal meter over een soort van kasseien, de wegenbouwers in Amiens gaan een beetje willekeurig te werk. Buiten dat ligt er gewoon prima asfalt. Op 600 meter van de streep komen de renners dan uit bij de laatste rotonde van de dag, waar ze naar links moeten. In de laatste meters van de rit gaat het volledig rechtdoor. Het loopt heel miniem omhoog, maar zeker in vergelijking met de afgelopen sprints is dit gewoon een vlakke sprint.

MjHV406.png
bbd16

Amiens is een stad met 133.000 inwoners in de Somme. Een stad met een rijke geschiedenis. Ook een rijke Tourgeschiedenis, het wordt de 13e keer dat de karavaan hier passeert. In het verleden hebben grote namen gewonnen in Amiens, zoals Mario Cipollini, Marino Basso en Rudi Altig. Ook Johan Bruyneel won ooit in Amiens, hoe zou het ondertussen met hem gaan? Verder is Amiens een stad die mensen die André heten gunstig gezind is. In 1932 won André Leducq in de straten van Amiens, in 1964 André Darrigade en bij de laatste aankomst in Amiens, in 2015, ging de zege naar André Greipel. We zijn dus niet lang weggeweest uit Amiens. Drie jaar na dato weer een nieuwe massasprint in de straten van deze universiteitsstad. 30.000 studenten, behoorlijk aantal. Verder is Amiens ook een industriestad, waar ze het van oudsher vooral van de textielindustrie moesten hebben. Dat we op de Franse feestdag, Quatorze Juillet, naar Amiens trekken zou zomaar te maken kunnen hebben met het feit dat Emmanuel Macron hier geboren is. Hij groeide hier ook op, al werd hij na een tijd wel door zijn ouders naar Parijs gestuurd. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in het feit dat hij nu de president van Frankrijk is. Een andere bekende Fransoos die te linken valt aan Amiens is de schrijvers Jules Verne, die leefde hier jarenlang. Amiens heeft ook wat bekende sporters voortgebracht. Vooral een aantal wielrenners. Franck Perque bijvoorbeeld, een baanwielrenner die ooit nog wereldkampioen puntenkoers werd. Iets bekender is Philippe Gaumont, de boezemvriend van Frank Vandenbroucke. Eigenlijk de persoon die min of meer verantwoordelijk wordt gehouden voor het mislukken van de carrière en het leven van VDB. Gaumont leefde totaal niet voor zijn sport, gooide alles naar binnen wat hij tegenkwam en die losbandigheid sloeg over op Vandenbroucke. Beide jongens kregen het daarom niet voor elkaar om iets van hun carrière te maken. Gaumont won nog wel ooit Gent-Wevelgem, maar zijn palmares had groter moeten zijn. Na zijn carrière runde hij nog een tijd een café in Amiens, dat klinkt wel logisch eigenlijk. In 2013 betaalde hij waarschijnlijk de tol voor zijn levensstijl. Een hartaanval werd hem op 40-jarige leeftijd fataal. Om het wat luchtiger af te sluiten: Clément Chevrier komt ook uit Amiens. Dat is een lieve jongen van AG2R, die helaas voor hem momenteel niet actief is in de Tour. Laat ik trouwens Robert Marchand ook niet vergeten. Dat is een unieke man. Deze man begon op 78-jarige leeftijd met fietsen en sindsdien fietst hij in iedere leeftijdscategorie records uit de boeken. Vorig jaar wist hij op 105-jarige leeftijd weer een nieuw werelduurrecord bij elkaar te rijden, in de categorie 105+. Deze krasse knar kreeg het voor elkaar om in een uur 22,457 kilometer af te leggen. De beste man, drie turven hoog, is inmiddels 106 en leeft nog steeds. Hij is begin dit jaar wel met pensioen gegaan, maar dat neemt niemand hem kwalijk. Wat een held. Amiens heeft trouwens verder een prima kathedraal die op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat.

PCUPIC0800010896-cathedrale-amiens-somme-picardie--S.-Coquille-AM.jpg

In de stad van Robert Marchand wordt het overdag 27 graden. Bijzonder weinig wind, dus we hoeven onze hoop niet te vestigen op waaiers. Dit wordt weer helemaal niks, extreem genieten. Het is weekend en bovendien een nationale feestdag, krijgen we deze ongezonde bagger voorgeschoteld. Aangezien we toch de bestorming van de Bastille herdenken is het misschien een goed idee om het hoofdkantoor van de ASO te bestormen. Die Gouvenou moet eens heel snel even normaal gaan doen. Beetje kutparcoursen neerleggen en dan hopen dat het weer de rest doet. Weerzinwekkende praktijken. Wel nog een kleine kans op regen trouwens, maar zelfs dat kan deze rit niet redden. Hopeloos. Het schijnt trouwens zo te zijn dat er ergens in Rusland een troostfinale wordt gespeeld. De Belgjes tegen Ingerland. Die wedstrijd, waar hopelijk niemand naar gaat kijken, begint om 16:00. De organisatie heeft daar rekening mee gehouden en daarom begint deze slaapverwekkende rit behoorlijk vroeg: om 11:35 al. Neutralisatie van een kwartiertje en daarna worden de renners tussen 15:36 en 15:57 in Amiens verwacht. Kan zomaar de tweede wandeletappe op rij worden, al zullen er vast wat Fransen zijn die in de vlucht van de dag willen zitten waardoor het tempo toch wat hoger komt te liggen. Iedereen die zichzelf enorm haat kan meteen om 11:30 de PLAYER aanslingeren, of Eurosport 2. De NOS is er pas om 14:10 bij en dat is eigenlijk best wel een uitkomst. Als je dan pas begint met kijken hoef je maar anderhalf uur je ogen uit te steken. Valt mee. De Belg doet moeilijk, vanwege het voetbal. Om 14:10 eerst een stukje op één, rond 15:00 moet je dan weer overschakelen naar Canvas want dan gaan ze op één het voetbal bespreken.

Dit is voorlopig de laatste kans voor de sprinters. De rit naar Roubaix zou kunnen eindigen in een sprint, maar heel waarschijnlijk is dat niet. Daarna moeten ze rappe mannen wachten tot rit 13 en dat heeft ook wel veel weg van een rit voor de vluchters. De sprintersploegen doen er kortom goed aan om deze rit strak te controleren. Beetje die Fransozen kort houden.
1. Gaviria. Ja, hij verloor van Groenewegen, maar dat kan een keer gebeuren. Deze sprint is weer totaal anders, om maar even een open deur in te trappen. Het loopt niet omhoog en dus heeft Groenewegen een groter probleem als zijn trein het weer eens laat afweten. Van problemen met de trein heeft Gaviria geen last en daarom gaat hij nu alsnog voor zijn derde ritzege.
2. Sagan. Ja, doe maar gewoon weer een ereplaats.
3. Groenewegen. Het is niet iedere dag feest. De beentjes zijn weer goed, maar de positionering zal het nu wel weer laten afweten. Achja, Tour is al geslaagd.
4. Demare. De Fransoos-omdat-het-moet-want-het-is-een-nationale-feestdag. Bakt er voorlopig helemaal niets van en de kans lijkt me ook vrij klein dat daar nu verandering in gaat komen. Daar kan je verder alsnog vierde mee worden, omdat heel veel andere sprinters het ook vaak genoeg laten afweten.
5. Greipel. Won de vorige keer in Amiens. Dat speelt altijd mee bij renners. Dus zal van zijn achtste plaats tijdens de vorige rit nu een vijfde plaats maken. Want zo werkt dat.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:49
SPOILER: Etappe 9: Arras Citadelle - Roubaix, 156,5 km
Etappe 9: Arras Citadelle - Roubaix, 156,5 km

De achtste rit was echt episch saai. In een weekend zo'n etappe, het zou verboden moeten worden. Er gebeurde helemaal niets. Ja, Burghardt haalde nog een keer een geintje uit, maar verder kwamen er pas na 20 kilometer een paar renners op het idee om weg te rijden uit het peloton, al was ook dat niet de bedoeling. Een van de aanstichters was Ten Dam, die helemaal niet mocht rijden van zijn ploeg, daarom werd hij meteen maar weer teruggefloten. Het was een belediging voor de sport. Een schande. Er gebeurde dus echt helemaal niets, tot op een kilometer of 17 van de finish. Een chute, met Dan Martin als grootste slachtoffer. Daarna werd er gesprint en die sprint werd gewonnen door Dylan Groenewegen, die overduidelijk de snelste is van alle sprinters. Greipel en Gaviria deelden kopstootjes uit en werden daarom gedeklasseerd. Tot zover het verhaal van die rit. We gaan door met een rit waar iedereen al een tijdje naar uit aan het kijken is. Zowaar een rit waarvoor je op het puntje van je stoel kan gaan zitten. We keren na een aantal jaar weer terug op de kasseien. 15 stroken en meer dan 20 kilometer kasseien. Finish in een heilige plaats, Roubaix. On y va.

tour-de-france-2018-stage-9-map-2ee097e55d.jpg
f0512
tour-de-france-2018-stage-9-profile-n2-9cc62eeb67.jpg

Voor de derde keer in vijf jaar tijd start er een rit in Arras. In totaal is dit pas de vijfde keer dat er een rit start in deze stad met 45.000 inwoners, dus blijkbaar hebben ze recentelijk ergens een schatkist gevonden of iets in die geest. Sinds ik bezig ben met voorbeschouwingen heb ik al twee keer eerder iets moeten schrijven over Arras. Het begint een beetje Pau-esque vormen aan te nemen. Voor het eerst kwam de Tour in 1991 langs in deze plaats in de regio Pas-de-Calais. Een rit van 259 kilometer richting Le Havre zou volgen en Thierry Marie besloot om in z'n eentje 234 kilometer voor het peloton te gaan rijden. Hij wist zijn monstervlucht succesvol af te sluiten en pakte ook nog eens de gele trui. Daarna keerde men in 2004 terug naar Arras, voor een ploegentijdrit die werd gewonnen door US Postal. Recent startte er in 2014 en 2015 een rit in Arras. De rit in 2014 eindigde in Reims en werd gewonnen door André Greipel. De rit in 2015 eindigde in Amiens, de aankomstplaats van de vorige rit, en werd gewonnen door André Greipel. Noteert u hem vast voor vandaag? Technisch gezien is er trouwens nog nooit een rit gestart in de stad zelf, aangezien we iedere keer de citadel opzoeken. Dit is de belangrijkste toeristische trekpleister van Arras, staat vanzelfsprekend ook op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Al is het wel een beetje oneerbiedig ten opzichte van het centrum van Arras, want dat centrumpje ziet er eigenlijk ook gewoon prima uit. We starten deze keer trouwens echt op de binnenplaats van de citadel en hier liggen kasseien, dan kunnen de renners vast wennen aan het idee. Overigens komt Adrien Petit van Direct Energie uit Arras, maar die arme jongen is er niet bij in de Tour. Nochtans een betere renner dan veel van de onzin die Direct Energie wel heeft afgevaardigd.

Citadelle_Vauban_Arras.jpg

Tijdens de neutralisatie rijden we een rondje door Arras en komen we langs alle opvallende punten van deze stad. Rondje over de markt en dat soort werk. De neutralisaties zijn dit jaar wel echt smerig lang voor mijn gevoel. Pas ergens een paar kilometer buiten de stad is die onzin voorbij en gaan ze er echt aan beginnen. Het is dan wel een kasseienrit, maar het eerste deel van de rit rijden we gewoon over asfalt. De eerste tien kilometer van de rit rijden we over grotendeels vlakke en brede wegen langs de rivier de Scarpe. In Biache-Saint-Vaast laten we die rivier achter ons waarna we over het Franse platteland verder fietsen richting de kasseien. Af en toe rijden we door een dorpje, maar tussen die dorpjes komen we alleen maar landbouwgrond tegen. Het terrein is dus open, voor zover het wat uitmaakt. Het is verder vooral heel vlak en het gaat ook best vaak rechtdoor. In Arleux, na 26 kilometer, liggen er weer wat bochtjes in het parcours, maar buiten dit dorp gaat het weer rechtdoor richting het volgende dorp. We steken nog even een kanaal over, maar buiten dat maken we weinig mee. Van Oisy-le-Verger rijden we naar Épinoy en alleen in die dorpjes is het een beetje bochtig. Buiten Épinoy gaat het een kleine 10 kilometer rechtdoor over een brede weg door een open veld richting Cambrai. Deze stad passeren we na 42,5 kilometer, kort voor de eerste kasseistroken gaan komen. De laatste keer dat er een kasseienrit in de Tour was eindigde die in Cambrai. Dat was in 2015 en die rit was vrij teleurstellend. Te weinig stroken om het veld helemaal uit elkaar te slaan, daarom bleef er vooraan een grote groep van meer dan 30 renners over. Tony Martin wist solo weg te rijden, bleef de groep nipt voor en boekte zo een overwinning in Cambrai. Zijn vijfde en voorlopig laatste ritwinst in de Tour.

cambrai-header.jpg

Na een paar bochten in Cambrai gaat het over een brede weg rechtdoor richting de eerste strook van de dag. Na een kilometer of drie over deze brede weg volgt er een scherpe bocht naar links, waarna sector 15 begint. Net als tijdens Parijs-Roubaix tellen we af. Sector 15 is de eerste kasseistrook en we gaan toewerken naar nummertje 1. De eerste strook die we vandaag aandoen is behoorlijk onbekend. Het is een strook van 1,6 kilometer tussen Escaudoeuvres en Thun-l'Eveque. Deze strook komt niet voor in Parijs-Roubaix en kwam ook niet voorbij in de vorige ritten over de kasseien in de Tour. Wel kwam de strook ooit voor in een Franse amateurkoers. Speciaal voor een lokale Franse krant is een jongetje uit Thun even over deze strook gehobbeld, waardoor we ons toch een soort van beeld kunnen vormen, want buiten het feit dat we de weg niet uit een bekende wedstrijd kennen is het karretje van Google ook zo slim geweest om deze weg over te slaan. Op basis van wat foto's is het niet de moeilijkste strook van allemaal, maar gaat het hier wel meteen goed los aangezien er richting de eerste strook hard gereden zal worden omdat iedereen van voren wil zitten. Tel daar dan nog het feit bij op dat de weg eerst heel breed is en dan na de scherpe linkse bocht ineens heel smal en je weet dat dit best hilarisch kan worden.

B9716313366Z.1_20180712132402_000%2BG1DBM24KR.1-0.jpg?itok=DqDj_yaK

Aan het eind van deze strook slaan de renners linksaf en rijden ze via een smalle brug over een kanaaltje. Ze rijden dan door Thun, waar ook nog een bocht naar links volgt. Het gaat dan kort over een brede weg verder richting Eswars, waar een scherpe bocht naar rechts volgt. Vervolgens rijden de renners over een smalle geasfalteerde weg. Het wordt steeds smaller en nadat men over een viaduct is gereden krijgen we in plaats van asfalt ineens kasseien voorgeschoteld. Sector 14, de tweede strook van de dag begint. Van Eswars naar Paillencourt, weer een strook van 1,6 kilometer. Ook weer een behoorlijk onbekende strook. Een lastige strook, omdat het eerst lichtjes naar beneden gaat, wat altijd vervaarlijk is op kasseien. Het tweede deel van de strook loopt dan juist weer wat meer omhoog, als we bijna in het dorpje Paillencourt zijn. De steentjes liggen er hier redelijk goed bij, het grootste gevaar valt te verwachten van enkele bochtjes. De kneuzen van het peloton kunnen daar waarschijnlijk niet zo goed mee omgaan, bochten op de kasseien. Enfin, deze strook is na 53,5 kilometer voorbij. We rijden daarna dwars door het nietige Paillencourt en krijgen we een kilometer of 15 niet meer met kasseien te maken.

B9716322683Z.1_20180713174322_000%2BGPLBM7HQ8.1-0.jpg?itok=0z34piI3

Buiten Paillencourt rijden de renners over brede wegen verder tussen de akkers en weilanden door. Aantal bochtjes, maar verder is de weg richting de tussensprint simpel. Vlak voor de tussensprint in Wasnes-au-Bac rijden we langs nachtclub Amnezia, voor de liefhebbers. Tussensprintje komt na 59 kilometer, op een rechte en vlakke weg. In Wasnes ier een bochtje naar rechts bij een rotonde, maar daarna gaat het over het platteland verder richting het volgende dorp, Marquette-en-Ostrevant. Na dit dorpje gaat het weer een aantal kilometer rechtdoor tot een ander dorp. Daar een bocht naar links en een bocht naar rechts, waarna we op weg gaan naar Auberchicourt. In dit dorpje nemen we een bocht naar links, waarna we een beetje kriskras door een woonwijk rijden. Even verderop een bocht naar rechts, rotonde en dan wordt de weg langzaamaan steeds smaller tot we bij secteur 13 uitkomen, de derde strook van de dag. Een strookje van 900 meter, van Auberchicourt naar Écaillon. Zoals bij veel stroken is hier vooral het probleem dat de weg ineens heel smal wordt. Deze strook schijnt een enorme verrassing te zijn. Niemand had rekening gehouden met het feit dat deze strook wel eens opgenomen zou kunnen worden in een Tourrit. In het dorp kenden ze de weg wel, maar daarbuiten genoot het niet echt veel bekendheid. Ook niet echt een veelgebruikte strook in andere wedstrijden. Maar, onze grote vriend Thierry Gouvenou kwam hoogstpersoonlijk even de strook bekijken en zag dat de steentjes er behoorlijk schots en scheef liggen. Daarom heeft hij de strook maar meteen opgenomen in het parcours, toch nog een goede beslissing van de beste man. Al hebben de bewoners wel nog een deel van de strook opgeknapt, dus het ziet er nu wat minder kut uit dan op de foto hieronder.

B9713613944Z.1_20171025190956_000%2BGOFA1QCUP.2-0.jpg?itok=vIcAtHuu

Na 70 kilometer koers verlaten we deze strook en daarna duurt het wel weer een tijd voor we weer wat kinderkopjes gaan onthoofden. Aan het eind van de strook komen we op een slecht geasfalteerde smalle weg te rijden, maar in het dorpje Masny wordt alles weer wat breder. Vervolgens gaat het grotendeels rechtdoor richting Pecquencourt, waar we na 78 kilometer passeren, op 78 kilometer van de finish. Richting dit dorp wel een paar rotondes, maar buiten dat brede en vlakke wegen. Buiten Pecquencourt volgen we ook weer de grote, doorgaande weg. Paar rotondes opnieuw, maar al met al een moment van rust. Het blijft makkelijk tot in Marchiennes. In dit dorp, waar we na 81 kilometer passeren, rijden we door een wijkje met wat smallere straatjes en wat bochtjes. Waarom? Om nog een kasseistrook op te kunnen zoeken. Een strook die officieel niet wordt gezien als strook, omdat er ook een flinke strook asfalt naast de kasseien ligt. De kasseien zelf liggen er behoorlijk prima bij, daarom wordt het niet gezien als secteur. Maar als je even niet zo aandachtig het roadbook hebt bekeken zou dit toch als een verrassing kunnen komen. Strookje van een halve kilometer. Klein bier, maar toch.

March-9e-etape-tour-de-france.jpg

Aan het eind van deze strook volgt er een bocht naar links en een kilometer later een bocht naar rechts. We fietsen nu richting Warlaing en gaan toewerken naar de eerste bekende strook. Een strook uit Parijs-Roubaix. Twee kilometer lang en drie sterren. In Parijs-Roubaix werken ze zoals waarschijnlijk wel bekend is met sterren. Eén ster stelt geen reet voor, bij vijf sterren stuiter je van je fiets. Deze strook hangt dus een beetje in het midden. Via wat korte bochtjes rijden we door Warlaing en al snel begint daar de strook. Smal, uiteraard. Steentjes liggen er niet overal even lekker bij. Halverwege volgt er nog een kruising, waar we te maken krijgen met een paar meter asfalt en daarna een kleine ruk naar rechts. Het tweede deel van de strook kent een paar bochten. Erg vervelende voor de Kruijswijkjes van het peloton, die dan ongetwijfeld het skoekeloen gaan opzoeken. Na 88,5 kilometer rijden we door het dorpje Brillon en hier is de strook van 2000 meter verleden tijd.

Paris-Roubaix-Sportive-2018-Sector-16-1.png?resize=1014%2C660

Strook 12 gehad, nog 11 te gaan. In Brillon is er een bochtje naar links en even verderop een bocht naar rechts. Aan het eind van deze straat begint dan meteen de volgende strook, nummertje 11. Van Tilloy naar Sars-et-Rosières. Ook dit is een strook uit Parijs-Roubaix en deze krijgt zelfs vier sterren. Moeilijk dus, vooral omdat ie redelijk lang is. Nog even wat langer dan de vorige, 2,4 kilometer ditmaal. Bovendien heeft deze strook een paar lastige bochten. Meteen aan het begin een scherpe naar rechts, vrij snel daarna een scherpe naar links en dan gaat het ongeveer een kilometer rechtdoor. Aan het eind van dit stuk volgt er dan weer een scherpe bocht naar rechts en daar word je op kasseien niet vrolijk van. Ze liggen er trouwens ook niet echt lekker bij. Ergens tussendoor is er een stuk dat ze gerestaureerd hebben, maar verder zou je hier je hond nog niet eens uitlaten. Lekker dus, erg weinig mis mee. Het eind van deze strook bereiken we na 91 kilometer, in het dorpje Sars-et-Rosières dus. Nog 65 kilometer en 10 stroken te gaan. Deze twee stroken kwamen we trouwens in tegengestelde richting tegen tijdens de Tour van 2014, de rit waar Nederland af wist te rekenen met een trauma en onze Lars Boom (god hebbe zijn ziel) zomaar de overwinning pakte.

Kramon_Roubaix2016_DSC4567-Version-2.jpg

Aan het eind van deze strook slaan de renners linksaf en vervolgens gaat het een aantal kilometer volledig rechtdoor over een brede weg, richting de volgende strook. We rijden over een viaduct richting Beuvry-la-Fôret en aan de buitenkant van dit dorp volgt er een scherpe bocht naar rechts. Al snel volgt er een flauwe bocht naar rechts waarna de weg ineens heel smal wordt. Wel nog steeds geasfalteerd, maar smal. We rijden richting de snelweg om direct langs de snelweg de kasseistrook van Beuvry-la-Fôret naar Orchies op te zoeken. Ook dit is weer een strook uit Parijs-Roubaix en krijgt daar drie sterren. 1400 meter lang en de stenen liggen er goed bij, voor zover kasseien er goed bij kunnen liggen. Langs de bomen rijden de renners over deze strook met een paar kleine bochtjes. Al met al een strook die redelijk goed te doen zou moeten zijn. Al kan de opeenvolging van stroken ondertussen wel door beginnen te wegen. Deze strook werd overigens tijdens de rit in 2014 wel weer uit het parcours geschrapt, omdat het te gevaarlijk zou zijn. Dat lag wel een beetje aan de weersomstandigheden. Zo'n strook langs de bomen en met wat mos en onkruid tussen de stenen is wel gevaarlijk als het begint te regenen, het wordt dan al snel spekglad. Met droog weer is er evenwel niet gek veel aan de hand en het wordt droog. Dit is trouwens de sector Marc Madiot, bepaalde mensen vinden dat leuk.

frankrijk2012-037.jpg

We hebben een aantal kilometer het parcours van Parijs-Roubaix gevolgd, maar daar gaan we nu van afwijken. Normaal volgt na deze strook die van Orchies, maar we rijden eigenlijk met een boog om dat dorpje heen. Via een brede weg rijden we weer over een viaduct en daarna komen we op weg naar sector 9 een aantal rotondes tegen. Na 102 kilometer, op 54 kilometer van het eind, rijden we door het dorpje Auchy-les-Orchies en hier is het bochtig. Buiten het dorp wordt het nog bochtiger en daar wordt de weg ook nog eens heel smal. Vlak voor de strook begint is er een scherpe bocht naar links, altijd leuk. Vervolgens beginnen we aan sector 9, een weg met kopfsteinpflaster (geweldig woord) die ons van Auchy naar Bersée brengt. Een lange strook, 2700 meter. Een lastige strook ook, maakt onderdeel uit van Parijs-Roubaix en krijgt vier sterren. Het begin valt in zekere zin nog wel mee, het gaat een kilometer rechtdoor. De stenen liggen er wel bijzonder slecht bij en er zijn ook wat gaten in de weg. Halverwege is er dan even een kort stukje respijt. Kruispuntje, paar meter asfalt en daarna gaat het verder richting Bersée. Dit tweede deel van de strook is een stuk vervelender, want dit deel kent kort achter elkaar vier bochten. Strookje is trouwens wel vorig jaar een beetje opgeknapt.

dn7NGMo.jpg

Na 107 kilometer rijden we dan door Bersée, aan het eind van de strook. We rijden de straat uit en slaan dan rechtsaf, waarna het even zo goed als rechtdoor gaat. Niet lang, want de volgende strook komt er heel snel aan. Buiten Bersée volgt er een scherpe bocht naar rechts en dan beginnen we meteen aan een van de meest gevreesde stroken van Parijs-Roubaix. Een strook met een prachtige, klinkende naam. Mons-en-Pévèle. Er is echter wel een klein nadeel. We doen niet de hele strook. Van de drie kilometer pakken wij maar 900 meter mee. Waarschijnlijk met de gedachte dat je de Quintana's van deze wereld het niet kan aandoen om ze de volle drie kilometer te laten rijden. Dit is namelijk echt een van de zwaarste stroken. De stenen liggen schots en scheef, er zijn bochtjes, er zijn gaten, het is doffe ellende. Daarom gaan we na 900 meter kasseien niet nog een keer rechtsaf, op naar deel twee van Mons-en-Pévèle, maar rijden we rechtdoor het gelijknamige dorp in. Via een smalle weg met wat korte bochtjes komen we dan uiteindelijk uit bij een rotonde, waar een bocht van 180 graden maken. Vervolgens gaat het een aantal kilometer rechtdoor over een licht oplopende weg richting Merignies.

Mons_pav%C3%A9_%281%29.JPG

In Méregnies, op 42 kilometer van het eind, krijgen we te maken met een aantal bochtjes. Daarna lijken we even over een brede weg te mogen rijden, maar al heel snel slaan we weer rechtsaf, een smal weggetje in. Dit weggetje heeft eerst asfalt, maar al snel gaat het over op kinderkopjes. Strook 7, van Mérignies naar Avelin. Een relatief korte strook, van 700 meter. Komt voor in Parijs-Roubaix en krijgt daar maar twee sterren. Stelt dus eigenlijk relatief weinig voor, al heeft dat vooral te maken met de lengte van de strook. 700 meter is vrij weinig. De stenen liggen er verder niet heel lekker bij, ofzo. Aan het eind van deze secteur slaan we rechtsaf en gaat het over het asfalt verder richting Avelin.

DaQbVNeXUAAZwkq.jpg

Via Avelin rijden we dan richting Pont-a-Marcq. In dit dorpje krijgen we dan weer met wat bochten en wat rotondes te maken. Even na de laatste rotonde slaan we rechtsaf en en rijden we door een lelijk wijkje. Aan het eind van deze wijk wordt de weg ineens heel smal en dan begint de volgende strook, die van Pont-Thibaut. Nummertje 6, een strook van 1400 meter. Geen onbekende strook, deze weg zit namelijk ook in Parijs-Roubaix. Krijgt daar drie sterren. Niet bijzonder lastig dus, maar wel vrij vervelend. Vooral vervelend vanwege de talloze bochten. Heel veel kleine en korte bochtjes. In Parijs-Roubaix misschien niet eens zo interessant, maar nu wel. Met al die kneuzen op de kasseien is iedere bocht weer een uitdaging. Op 35 kilometer van de streep, aan het eind van deze strook, rijden we door Ennevelin.

C8zr-PKXsAAjJBe.jpg
Na wat bochten in Ennevelin komen we terecht op een smalle en bochtige weg. Deze weg brengt ons in de richting van Templeuve, een bekende naam. Het smalle weggetje houdt op in Helin, waarna het via een bocht naar rechts rechtdoor gaat richting Templeuve. In dit dorpje krijgen we dan weer te maken met een (bekende) rotonde en even verderop een bocht naar links. Een paar bochten later rijden we het dorp uit en wordt de weg weer een stuk smaller. Strook 5 begint, die van Templeuve (Moulin-de-Vertain). 500 metertjes, bekend uit Parijs-Roubaix, twee sterretjes, stelt dus geen kut voor, eindigt op 30 kilometer van de finish. Zoals je misschien niet zou verwachten staat er hier ook nog een molen ergens in de buurt.

Templeuve_secteur_pav%C3%A9_du_Moulin-de-Vertain_%28mai2017%29_%281%29.JPG

Aan het eind van deze strook volgt er een bocht naar rechts en daarna duurt het een aantal kilometer tot we de volgende strook tegenkomen. Via redelijk smalle en bochtige wegen rijden we door het gehucht Wachemy en aan het eind van dit gehucht volgt er een bocht naar links waarna het een tijd rechtdoor gaat tot in het dorp Louvil. Na een redelijk lange tocht door dit dorp volgt er een bocht naar rechts, waarna we via Peuville richting Cysoing rijden, waar de volgende strook zich aandient. Bochtje naar rechts, bochtje naar links en even verderop weer wat kort bochtenwerk. Daarna wordt de weg weer smalle en fietsen we van Cysoing naar Bourghelles. Strook 4, nog maar drie te gaan hierna. Deze strook, die ook in Parijs-Roubaix zit, is 1300 meter lang en krijgt drie sterren. Niet lastig, normaal gesproken. Al zal het na al die kasseien die we vandaag al hebben gehad best pittig zijn. In Parijs-Roubaix komt deze strook op een kilometer of 25 van het eind en dat klopt nu ook wel aardig. Nog een kilometer of 24 te gaan tot de streep en nog vier stroken.

1280px-Paris-Roubaix_2017_Peloton_Secteur_Pav%C3%A9_7.jpg

De volgende strook laat niet lang op zich wachten. Aan het eind van sector 4 komen we door Bourghelles en via wat smalle wegen en wat bochten naar links gaan we ons dan opmaken voor sector 3, de strook van Bourghelles naar Wannehain. Deze strook is 1100 meter lang, komt in Parijs-Roubaix voor en krijgt daar drie sterren. Weer niet enorm lastig dus, maar tegen deze tijd ligt alles al uit elkaar. Alles met een paar stenen is op dit moment moeilijk genoeg. Deze specifieke steentjes liggen nog niet eens zo slecht, maar de weg is wel bochtig. Twee keer een flinke bocht naar rechts, genoeg voor wat chaos. Dat die bochten niet zo eenvoudig zijn moet je maar vragen aan Greg van Avermaet, die ging hier ooit moeilijk hard op z'n muil in een van die bochten. Nochtans een specialist, wist zelfs ooit Parijs-Roubaix te winnen. Geen sinecure. Op 20 kilometer van de finish bereiken we Wannehain en daarme het eind van deze strook.

1280px-Bourghelles_wannehain_%283%29.jpg

Na een tijdje kriskras door Wannehain fietsen bereiken we de buitenkant van dit dorpje. Hier komen we dan ook de bonussprint van de dag tegen. Niemand geeft iets om de bonussprint, maar toch. De grens met België is hier trouwens ook dichtbij, we zijn nu echt in het uiterste noorden van Frankrijk zo ongeveer. Vrij kort na de bonussprint, op 18 kilometer van het eind, slaan we linksaf en daarna begint weer een beruchte strook, die van Camphin-en-Pévèle. Sector 2, 1800 meter lang en krijgt vier sterren. Ontzettend moeilijke strook dus, de stenen liggen er hier heel slecht bij. Bovendien zijn er nog wat bochtjes aanwezig, wat het geheel ook niet simpeler maakt. Een van de laatste stroken in Parijs-Roubaix en de voorlaatste strook vandaag. Als er nog niets is gebeurd moet het hier gebeuren zo onderhand. Op een kilometer of 15 van het eind bereiken we het slotstuk van deze lastige strook en daarna gaan we naar links. Een aantal kilometer rechtdoor richting Roubaix.

Camphin-en-Pev%C3%A8le_Pav%C3%A9_de_la_Justice_%281%29.jpg

Al moeten we meteen zo ruiterlijk zijn om toe te geven dat het totaal niet rechtdoor gaat. Een vervelende weg, met een aantal viaducten en rotondes. We rijden ook nog door wat dorpjes, zoals Baisieux. Hier liggen de nodige bochtjes, waarna we buiten het dorp verder rijden richting de laatste strook van de dag. We rijden over bekende wegen, als je tenminste een beetje een kenner bent. De absolute slotfase van Parijs-Roubaix. Na talloze serieuze stroken doen we nog even strook van Willems naar Hem aan. Een lullig dingetje van 1400 meter, slechts twee sterren waard. Daar rijdt men normaal met de ogen dicht over. De koers moet hier al beslist zijn. Iemand gaat in z'n eentje winnen of het wordt een sprint. Het kan altijd nog anders uitpakken, zoals met Hennie Kuiper. Al heb ik geen zin om mensen voor de 500e keer lastig te vallen met dat verhaal. Op ongeveer zes kilometer van het eind bereiken we de laatste meters van deze strook en daarna zetten we onze weg voort richting Roubaix.

Pav%C3%A9_hem_2.jpg

Die laatste kilometers kennen we allemaal dankzij Parijs-Roubaix. Tenminste, dat mag ik hopen. Als je niet naar Parijs-Roubaix kijkt ben je geen knip voor de neus waard. Met afstand de mooiste klassieker van allemaal. Mooier dan welke Tourrit dan ook. Via een viaduct en wat rotondes rijden we door Hem en we wijken toch wel een beetje af van de finale van Parijs-Roubaix. Een deel van het parcours is bekend, maar we duiken in de laatste kilometers toch ook een paar alternatieve straatjes in. Zo slaan we op minder dan twee kilometer van het eind scherp linksaf, waarna er even verderop een bocht naar rechts volgt. Het gaat dan rechtdoor tot op 400 meter van de eind, waarna er weer een bocht naar rechts volgt. Dit is de laatste bocht van de dag en deze bocht laat ons finishen naast het overdekte velodrome van Roubaix. We zijn gewend om te eindigen in het vélodrome André Petrieux, maar nu finishen we langs het overdekte vélodrom Jean Stablinski. Ergens op de openbare weg. Tegenvallertje wel. Geen bel, geen rondje van 400 meter. Maar goed, dat zal deze rit ook niet nodig hebben om episch genoemd te worden. Het zal lastig genoeg worden.

stage-9-finish.jpg?03

Roubaix is een stad met 96.000 inwoners in het uiterste noorden van Frankrijk, met een bijzonder lange geschiedenis in de Tour. Een keer of 20 kwam er een rit aan en een keer of 23 vertrok er een rit. Vooral in het verleden populair, recentelijk heeft de stad wat minder aandacht genoten. De laatste doortocht in Roubaix dateert van 1996 en toen was de stad slechts de startplek van een rit. Voor de laatste aankomst moeten we al terug naar 1985, gek eigenlijk. Roubaix ligt dicht bij België en dat zie je ook wel aan de winnaars in deze stad. Onder meer Walter Godefroot, Daniël Willems, Ludo Delcroix, Eddy Verstraeten, Guido Van Reybrouck en Marcel Janssens. Allemaal Belgen. De laatste winnaar in Roubaix was dan weer een Nederlander, Henri Manders. Verder kennen we Roubaix vooral van Parijs-Roubaix. Heus? Ja, heus. Heb ik vast nog niet vermeld. Ieder jaar weer eindigt de mooiste koers van het jaar in Roubaix. Na een slijtageslag over ongeveer 30 kasseistroken eindigen we altijd weer in Roubaix op de wielerbaan, waar af en toe mooie dingen gebeuren. Hayman die Boonen klopt in de sprint bijvoorbeeld, zoiets kan alleen tijdens Parijs-Roubaix gebeuren. Dit jaar stal Peter Sagan dan weer de show. Hij ging bijzonder vroeg in de aanval en hij hield het vol. Samen met Silvan Dillier, die iets vroeger al in de aanval ging, reed hij lang voor het peloton en in de sprint rolde hij de Zwitser op. Verder wil ik eigenlijk niet veel melden over Roubaix. Net als iedere andere stad in het noorden van Frankrijk is het echt een afgrijselijke stad. Gelukkig hebben ze er kasseien, anders mocht dit hele gebied best verdwijnen.

paris-roubaix-2017-last-10-km-4-1024x576.png

Het wordt 30 graden in Roubaix. Mokerwarm. Redelijk wat wind ook, al zal die vooral tegen zijn. Geen kans op regen. Het wordt dus extreem stoffig. Dat is voor de renners beter dan natte kasseien, maar alsnog geen feestje. Ook in Arras wordt het bijna 30 graden, ook daar best wat wind en geen kans op regen. Beetje stof in je bakkes duwen, meer niet. Deze rit begint om 12:35 en na een neutralisatie van een kwartier gaat het om 12:50 echt los, als de renners tenminste zin hebben. Eurosport 2 is er uiteraard meteen weer bij. De PLAYER ook. De NOS en Sporza pas om 14:10. Tegen die tijd hebben we al twee kasseistroken afgewerkt, dus beter slinger je het playertje aan. Aankomst wordt weer redelijk vroeg verwacht, tussen 16:09 en 16:28. Dit in verband met de WK-finale, een wedstrijdje tussen Kroatië en Frankrijk. Wij hopen natuurlijk met z'n allen dat die teringfransozen in de pan worden gehakt. Didi Deschamps is een weerzinwekkende trainer. Die wedstrijd begint trouwens om 17:00, dus zelfs als we het langzaamste schema niet halen hoef je waarschijnlijk van beide wedstrijden niets te missen.

Kasseiritten zijn enorm lastig te voorspellen. In 2015 ging de winst ineens naar Tony Martin, daar hield toen niemand rekening mee. Dit is wel een andere rit, met veel meer stroken. Veel lastiger en dus zal Tony Martin niet opnieuw winnen. Vooral ook niet omdat hij een gebroken ruggenwervel heeft, maar dat terzijde. Een type Tony Martin zal het nu ook lastig krijgen. Dit wordt, ondanks de geringe lengte, echt een rit voor de klassiekerreners. En dan vooral de renners die in de klassiekers actief zijn en die nu niet op hun klassementsman hoeven te letten.
1. Lampaert. De Belgische kampioen. Heeft een wonderjaar, zo'n beetje alles lukt. Quick Step heeft Jungels, maar eigenlijk, als we heel eerlijk zijn, heeft Quick Step dus niemand die over de kasseien hoeft te worden gedragen. Iedereen kan z'n eigen ding doen. En daar kunnen renners als Lampaert en Terpstra van profiteren. Die hoeven niet na te denken en kunnen in de aanval gaan. En in de aanval gaan gaat Lampaert goed af. Hij kiest slim zijn moment en zo gaat hij, mede dankzij het overwicht van Quick Step, deze rit winnen.2
2. Sagan. Opnieuw een ereplaats erbij voor de verzameling. Gaat het onderspit delven tegen het collectief van Quick Step. Won dit jaar dan wel Parijs-Roubaix door vroeg aan te vallen, maar hij zal dat kunstje moeten herhalen om nu te winnen. Als hij te lang wacht gaan de jongens van Quick Step om beurten en dan is de rest gezien. De rit is lastig genoeg om verschillen te veroorzaken en daarom zullen er met name aan het eind weinig knechten over zijn. Werkt allemaal in het nadeel van Sagan.
3. Terpstra. Kan deze rit ook best winnen, als hij op het juiste moment aanvalt. Zal een vrijgeleide krijgen binnen Quick Step, maar hij zal niet de enige zijn. Tactisch moet je dan de juiste keuze maken en ik denk dat die keuze gemaakt gaat worden door Lampaert. Dan blijft er een ereplaats over voor Terpstra.
4. Van Avermaet. Ultieme poging doen om de gele trui te behouden. Kan nog best lukken en dan kan hij en passent ook nog hoog eindigen in de rituitslag. Is hij aan zijn stand verplicht en ook aan al die 500 ploegen die hem willen hebben mag hij laten zien dat hij het in zo'n lastige rit nog steed kan bolwerken.
5. Valverde. #yolo. Gaat even aan Quintana en Landa laten zien dat hij de enige kopman is. Verbrak het ene na het andere record op strava, op de kasseien. Hij kent dit werk dus en hij kan er ook nog eens hard op rijden. Piti gaat iedereen de moeder schroeien, van de klassementsmannen dan. Ik heb er zin in.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:49
SPOILER: Etappe 10: Annecy - Le Grand-Bornand, 158,5 km
Etappe 10: Annecy - Le Grand-Bornand, 158,5 km

Het is niet te geloven, de eerste week van de Tour is alweer voorbij. Tijd vliegt als je het naar je zin hebt. Al hebben we het nog niet echt naar onze zin gehad. De Tour is tot nu toe nog geen uitbundig feestje geweest. Eerder een soort van kringverjaardag, waar voor de zoveelste keer dezelfde anekdotes over tafel zijn gevlogen en waar je familie weer allerlei obligate vragen aan je heeft gesteld. En dan was de chips ook nog eens over de datum. Zo'n week was het. We begonnen met twee vlakke ritten. De eerste eindigde vanzelfsprekend in een massasprint en werd gewonnen door Fernando Gaviria, die ook meteen de gele trui kreeg. Tijdens deze rit verloren een aantal renners redelijk wat tijd door verschillende valpartijen. Onder meer Froome kreeg een minuut aan zijn broek. Een dag later stond er weer een massasprint op het programma, al werd die door een valpartij minder massaal. Gaviria ging samen met heel wat andere renners onderuit en er bleef maar een klein groepje vooraan over. Van die mannen vooraan was Sagan de snelste. Op de derde dag werd een ploegentijdrit verreden en daar klopten de mannen van BMC met een klein verschil Sky en Quick Step. De gele trui ging naar Greg van Avermaet en Olvarit Krek gaf die trui daarna niet meer weg. Rit vier eindigde in een massasprint en Gaviria pakte in het dorp van David Lappartient zijn tweede ritzege. Vervolgens kregen we te maken met twee ritten in de heuvels. De eerste eindigde in Quimper en kende weinig spanning en sensatie. Een sprintje heuvelop, die werd gewonnen door Peter Sagan. Ook zijn tweede zege. Een dag later was de aankomst wat lastiger, waardoor Sagan er niet echt aan te pas kwam. Dan Martin dan weer wel, hij ging op Mûr-de-Bretagne vroeg aan en ze zagen hem niet meer terug. Latour werd tweede, voor Valverde en de rest van de groep der favorieten. Een groep waar Bardet en Dumoulin ontbraken wegens een botsing een aantal kilometer van het eind. Bardet verloor een halve minuut, Dumoulin een minuut en kreeg later ook nog 20 strafseconden. Daarmee verdween zijn voorsprong op Froome als sneeuw voor de zon. Na deze twee wat lastigere aankomsten kregen we voor de lol weer eens twee vlakke ritten voorgeschoteld. Twee keer ging de winst naar ONZE Dylen Groenewegen, die na een slecht begin van de Ronde van Frankrijk ineens weer goede benen had en met afstand de snelste sprinter blijkt te zijn.

We eindigden de eerste week van de Tour met de leukste rit tot nu toe. Van Arras naar Roubaix, over de kasseien. Een chaotische etappe die voor flink wat slachtoffers zorgde. Porte ging voor de rit goed en wel begonnen was al op z'n muil en brak z'n sleutelbeen. Meteen een grote favoriet weg, al mag je gerust de vraag stellen in hoeverre iemand die nooit op z'n fiets blijft zitten überhaupt een favoriet is. Egan Bernal, waar ik niet eens zo heel stiekem rekening mee hield, ging meerdere op z'n plaat. Bij de tweede valpartij reed hij zonder te remmen tegen een auto aan, niet zo handig allemaal. Ook Tejay van Garderen ging weer eens ouderwets ten onder. Porte zat nog niet in het ziekenhuis of Tejay bezweek alweer onder de druk van het kopmanschap. Uran, de nummer twee van vorig jaar, verloor anderhalve minuut op veel van de toppers. Ook best een probleem. Bardet reed een keer of 10 lek, maar wist de schade wonderwel te beperken. Dat gold ook voor Landa, die nogal hard op z'n muil ging, maar slechts zeven seconden verloor. Verder bleven alle favorieten wel zo ongeveer bij elkaar. De koers ligt dus nog niet in een plooi en dat is precies wat de organisatie wil. Ze willen het graag lang spannend houden. En spannend is blijkbaar dat we nog niet weten wie er gaat winnen. Dat we daarvoor naar vijf doodsaaie vlakke etappes moeten kijken is blijkbaar niet zo relevant. Maar oké. John Degenkolb won de rit trouwens en dat was een enorme bevrijding voor hem. In de slotfase van de rit reed Lampaert weg op een van de laatste stroken en hij kreeg Van Avermaet en Degenkolb mee. De Belgjes hadden moeten aanvallen maar dat deden ze niet en daarom waren ze in de sprint kansloos tegen Degenkolb. De Duitser won nog nooit een rit in de Tour en nu, na een paar moeilijke jaren, lukte het eindelijk. Het verhaal kennen we ondertussen wel, dat zal ik jullie besparen.

DiJjSOUXUAAK42n.jpg:large

We gaan door met de tweede week van de koers en we bevinden ons ineens in de Alpen. Drie dagen achter elkaar duiken we de bergen in. Drie serieuze bergetappes, met een aantal klassieke klimmen en ook wat nieuwkomers. De koers gaat eindelijk echt beginnen, werd ook wel eens tijd. Verder krijgen we in week 2 nog een vlakke rit. Dat is rit 13 richting Valence. Daarna een ritje in het Centraal Massief, naar Mende. We sluiten de week vervolgens af met een rit richting Carcassonne, met onderweg een paar zware beklimmingen. Voor het zover is eerst de Alpen in. De eerste rit van het drieluik is 158 kilometer lang en behoorlijk zwaar. Twee behoorlijk bekende klimmetjes, één debutant en één klim die slechts een keer eerder werd beklommen. De overeenkomst tussen deze bergjes is dat ze allemaal lastig zijn. Een rit om dus eens goed voor te gaan zitten.

tour-de-france-2018-stage-10-map-ad708c4de8.jpg
ccd93

Na de rustdag bevinden we ons ineens aan de andere kant van Frankrijk, op een kleine 800 kilometer van Roubaix. Startplaats van dienst is Annecy, bekend vanwege het Meer van Annecy. Belangrijke toeristische trekpleister, al valt er in de stad Annecy zelf ook genoeg te doen. Zo is er bijvoorbeeld een pittoresk oud centrumpje en komen we boven de stad nog een kasteeltje tegen, niks mis mee. Ook nog een soort van kasteeltje op een eiland in de rivier, ziet er goed uit. Was ooit een gevangenis blijkbaar, ook best een prima oplossing. Annecy is een grotere stad dan ik had verwacht, er wonen blijkbaar 123.000 mensen. Al schijnt dat er ook mee te maken te hebben dat ze recent alle steden en dorpen in deze omgeving hebben samengevoegd. We bevinden ons in een industrie- en universiteitsstad. Op de universiteit van Savoie-Mont-Blanc zitten 14.000 studenten en verder zitten we dankzij Annecy opgescheept met Carrefour. Dat bedrijf werd hier opgericht, ergens in 1958. Het is ook een behoorlijk sportieve stad, met meer dan 180 verenigingen. Van roeien tot kunstschaatsen, alles is hier mogelijk. Aangezien we in de Alpen zitten kan je hier ook best prima fietsen en dat hebben we geweten. In Annecy werd Jeannie Longo geboren. Jeannie is ondertussen 500 jaar oud en fietst nog steeds. Of nouja, ondertussen niet meer, maar het had gekund. Tot dik in haar 50e was ze actief en wist ze zelfs nog wel eens een wedstrijdje te winnen. Ook kwam ze wel eens in opspraak wegens dopinggebruik en ze heeft ook nog een poging gedaan om het whereaboutssysteem af te laten schaffen. Nee, sympathiek mens. Met haar verschrompelde hoofd. Verder komt Christophe Lemaitre uit deze stad. De eerste witte man die onder de 10 seconden liep, jawel. Buiten dat ook nog een reeks aan alpineskiërs, maar dat zegt mij niks. Annecy is geen onbekende plaats in de Tour. Voor het laatst waren we hier in 2013, voor een rondje om het meer en daarna een aankomst bergop op Semnoz, net buiten de stad. Nairo Quintana reed zijn eerste Tour, was nog een frisse jongen, ging in de aanval en won de rit. Daarna nooit meer een rit gewonnen in de Tour, omdat het een laffe capibara is. De laatste aankomst in Annecy dateert dan weer van 2009. Tijdrit in en rond de stad, gewonnen door Alberto Contador. Eventjes Cancellara kloppen, is toch heerlijk joh? De rit start trouwens direct aan de rand van het meer, we krijgen meteen toeristische plaatjes.

annecy-1140x640.jpg

Ook na de rustdag gaan we vrolijk verder met de lange neutralisaties. Ook nu weer een stuk van 20 minuten, door de straten van Annecy en daarna bijna een heel rondje om het meer. Halverwege het meer is de neutralisatie voorbij en dan rijden we nog 16 kilometer verder langs het meer, over brede en zo goed als vlakke wegen. Deze aanloop kent natuurlijk vooral een toeristische functie, voor de koers is het niet zo interessant. Als het bij een bergrit aan het begin vlak is rijden er meestal wat mindere klimmers weg, omdat die dan juist weer wat sterker zijn op het vlakke. Na acht kilometer in rechte lijn krijgen we dan te maken met de eerst bocht van de dag, aan het meest zuidelijke punt van het meer. Daarna rijden we via de andere kant van het meer terug richting Annecy. Een tijdlang rijden we echt direct naast het meer, met zicht op het water. In de buurt van Talloires, na 12 kilometer, komt daar verandering in. We laten het meer even achter ons en gaan via een bochtige weg omhoog. Dit eerste klimmetje van de dag is niet lang, maar wel redelijk pittig. Kilometertje aan 7%, om de beentjes toch maar vast een beetje te strekken. Vervolgens gaat het twee kilometer licht naar beneden over een brede weg, waarna we Menthon-Saint-Bernard binnenrijden en hier begint dan bijna meteen de eerste echte klim van de dag. De Col de Bluffy, een klimmetje van de vierde categorie. Anderhalve kilometer lang en 5,6% gemiddeld. Onregelmatig dingetje, een paar steile stroken waar het richting de tien procent gaat, maar ook wat vlakkere stroken. Na 19 kilometer komen de coureurs boven op dit bultje. Halverwege de klim passeren ze trouwens nog een kasteel, geen onaardig ding.

508.gif
08cacb_9cad2de0586b46a3b329854314cb21e5~mv2.webp

Na deze klim rijden de renners een aantal kilometer over een rechte, brede en vlakke weg. Terwijl ze dit doen genieten ze aan de linkerkant van de weg van een prachtig uitzicht over wat opvallende bergtoppen. Even verderop, als men in de buurt komt van het dalletje van de rivier Le Fier volgt er een bocht naar rechts, een rotonde en nog een rotonde. Bij de tweede rotonde slaan we rechtsaf en daarna gaat het zo goed als rechtdoor naar de tussensprint van de dag. Deze komt vroeg in de rit en aangezien het nog niet heel lastig is geweest zou een type als Gaviria nog kunnen proberen om hier puntjes af te snoepen van Sagan, maar ik heb zo'n vermoeden dat Sagan die trui al lang en breed binnen heeft en niemand meer moeite gaat doen. Tussensprintje komt na 29 kilometer in Thônes en dan zijn we in de buurt van de voet van de eerste echte Alpencol van dit jaar. In Thônes komen we een rotonde en zes bochten tegen, maar daarna gaat het in de vallei nog een kilometer rechtdoor, tot we bij Les Clefs linksaf slaan. Direct begint de weg omhoog te lopen, de Col de la Croix Fry is begonnen. In totaal is deze klim 13 kilometer lang en 6,3% gemiddeld, maar de organisatie neemt het eerste vlakkere deel van de klim niet mee, waardoor zij uitkomen op een klim van 11,3 kilometer aan 7%. Klinkt dan toch net weer wat beter. Het is een klim over een brede en goed onderhouden weg die in het begin niet zo bochtig is. Ook nog niet al te lastig. Vrij vroeg wel een kilometer aan 8% gemiddeld, maar ook wat makkelijkere kilometers. Richting Manigod is het een kilometer zo goed als vlak zelfs. In dit dorpje gaan we schuin naar links en daarna begint het tweede deel van de klim. Dit deel begint lastig, met 2,5 kilometer aan meer dan 9% gemiddeld. Vervolgens krijgen we nog te maken met vier kilometer aan 7% gemiddeld, met ondertussen ook nog een stuk of acht haarspeldbochten. De laatste meters richting de top zwakt het wat af en zo komen we dan na 43,5 kilometer boven op deze Col de la Croix Fry.

CroixFryW.gif
Col-de-la-Croix-Fry-2.jpg

Deze klim van de eerste categorie kent een beknopte geschiedenis in de Tour. Pas de vijfde keer dat we hier passeren. De laatste twee keer ook tijdens een rit met aankomst in Le Grand-Bornand, wat best logisch is aangezien Le Grand-Bornand slechts 13 kilometer verderop ligt. Meestal is deze klim de slotklim in een rit naar onze aankomstplaats, maar vandaag maken we nog een extra lus door het Alpenland. In 1994 debuteerde de klim en eindbaas Piotr Ugrumov kwam toen als eerste als eerste boven. De laatste die hier de meeste bergpunten wist te pakken was Rui Costa, op weg naar zijn tweede ritzege tijdens de Tour van 2013. De afdaling van deze klim is niet bijzonder lastig. Het gaat tien kilometer naar beneden over een brede weg richting Saint-Jean-de-Sixt. Een paar lastige bochten, maar die kan je eigenlijk wel op één hand tellen. In de buurt van La Clusaz, na vijf kilometer dalen, is het gedaan met die bochten en gaat het over een brede en behoorlijk rechte weg in steeds lichter dalende lijn verder. In La Clusaz zelf is het trouwens nog wel even opletten. Paar bochten en vooral een paar rotondes. Daarna geen problemen meer tot Saint-Jean-de-Sixt. In dit dorpje slaan we bij een rotonde rechtsaf en daarna zouden we over de weg die volgt rechtdoor kunnen blijven rijden. In dat geval zouden we uitkomen in Le Grand-Bornand binnen een aantal kilometer. Doen we echter niet, we slaan linksaf en rijden daarna door het best wel mooie dal van de rivier Le Borne verder richting de voet van de volgende klim. Tien kilometer in licht dalende lijn, het gaat steeds aan een procentje of twee naar beneden.

LpcVVBS.jpg

Over deze brede weg zonder lastige bochten rijden we langs het dorpje Entremont en vervolgens gaat het nog een kilometer of vijf behoorlijk rechtdoor over dezelfde weg, tot we plotseling linksaf moeten slaan. Behoorlijk scherpe bocht, waarna we over de rivier Le Borne rijden. Daarna een bocht naar links en vervolgens begint de weg meteen omhoog te lopen. We zijn na 62 kilometer koers begonnen aan Plateau des Glières. Dit is een klim die debuteert in de Tour. Desondanks geen totaal onbekende klim, aangezien de laatste rit van de Tour de l'Avenir van 2013 aankwam boven op deze berg. Julian Alaphilippe won die rit met een grote voorsprong op Matej Mohoric en Adam Yates. In de top 10 van die rit komen we ook nog Simon Yates, Toms Skujins en Davide Formolo tegen. De meeste renners zijn dus behoorlijk goed terechtgekomen, alleen Oskar Svendsen is een beetje een vreemde eend in de bijt. De jongen met de hoogste VO2-max ooit stopte een jaar na zijn 7e plaats op Plateau des Glières met koersen. Ook in de Tour de Savoie Mont Blanc is deze klim al eens voorgekomen. In 2014, maar ook een paar weken geleden nog. We hebben dus recente beelden van de klim, dat is wel lekker. Plateau des Glières is een verschrikkelijk lastige klim. Slechts zes kilometer lang, maar wel 11% gemiddeld. De renners rijden eerst door een dorpje, waar een aantal haarspeldbochten liggen. De weg gaat meteen aan 10% omhoog en is ook bijzonder smal. Slecht onderhouden ook nog eens, als wielertoerist kan je dit weggetje eigenlijk maar beter overslaan. De renners hebben die keuze niet, na de eerste kilometer aan 10% volgt er nog een aan datzelfde percentage, maar daarna gaat het zelfs twee kilometer lang aan 12% omhoog. Vreselijk steil. Daarom zit de klim ook in de Tour, onderdeel van de nieuwe strategie van Gouvenou. Die man heeft gekeken naar de Giro en de Vuelta en weet dat je daar altijd dit soort beklimmingen tegenkomt. Dat werkt volgens hem altijd goed in die koersen en daarom wil hij dat graag imiteren. Zo ver van de finish zal het waarschijnlijk te vroeg zijn om veel actie te verwachten, maar het gaat sowieso in de benen kruipen. Tijdens de laatste twee kilometer van de klim gaat het weer even iets minder steil omhoog, maar 10% is nog steeds steil. De laatste kilometer is er dan ook weer een aan 12%. Komt geen eind aan, een beestachtige klim.

41c65
nglie.jpg

Na 68 kilometer komen we boven op deze min of meer heilige grond. Plateau des Glières is namelijk niet zomaar een willekeurige plek. Het is de plaats waar tijdens de Tweede Wereldoorlog door een Franse groep vrijheidsstrijders gevochten werd tegen de Duitsers. Deze groep kreeg hulp van de Britten en wist relatief veel succes te boeken. Deze plek was blijkbaar strategisch best belangrijk en deze kleine Franse groep wist stand te houden terwijl ze 'slechts' 121 man verloren. Dit tegenover 5000 man aan Duitse kant. Politiek werd het later ook een belangrijke plaats. Nicolas Sarkozy kwam hier in de tijd dat hij president was bijna jaarlijks langs om de Franse helden te herdenken. Dat werden na een tijd een soort van pelgrimstochten waar hele hordes mensen op afkwamen. Ook Christian Prudhomme maakt van deze locatie gebruik om even goedkoop te scoren:
[quote]" The Plateau des Glieres is one of the most important maquis of World War II, it is also a tribute to those who fought and gave their lives. 'Men here died to remain men', it is written and it gives goosebumps."[/quote]

Na de top moet het leukste eigenlijk nog komen. De renners dachten waarschijnlijk na Roubaix alles wel gehad te hebben, maar na kasseien krijgen we nu te maken met een onverharde weg. Een grindweg, zoals de Finestre in Italië. De grindweg hier is alleen wat minder lang en vooral ook wat minder steil. Het onverharde stuk is twee kilometer lang en in die twee kilometer gaat het omhoog aan 4%. Toch net even wat anders. Alsnog niet makkelijk, dat kunnen we bijvoorbeeld vragen aan de mannen die de Tour de Savoie Mont Blanc reden. Quentin Pacher van Vital Concept is een ervaringsexpert. Hij reed dat rondje zowel in 2014 en 2018 en volgens hem lag de weg er in 2018 nog slechter bij, met nog meer steenslag. Dat deerde hem verder niet, want hij won de rit tijdens de editie van dit jaar, maar hij werd desondanks niet vrolijk van het rijden door het stof. Het is te hopen voor de renners dat ze het parcours goed bestuderen en niet denken dat ze er bij het bereiken van de top van de col van buitencategorie al zijn. Nee, dan volgt er nog een bocht naar links en dus een weg die twee kilometer lang licht omhoog loopt met zo'n slechte ondergrond. Paar bochtjes ook nog en flink wat gaten in de weg. Kan extra leuk worden als het gaat regenen. Aan het eind van deze strook, na 70 kilometer, rijden we ineens over een grote geasfalteerde parkeerplaats, langs het Monument des Glières, een monument voor de Fransen die dus hebben gevochten op dit stukje aarde.

5b31030926857.jpg
13529965.jpg

Er begint nu niet gelijk een afdaling. Het gaat echtentjes rechtdoor over een vlakke weg, naarna het twee kilometer licht naar beneden loopt. Vervolgens gaat het dan nog even een halve kilometer omhoog aan ongeveer 10%. Aan het eind van dit puistje begint de serieuze afdaling. We stuiten meteen op een haarspeldbocht en in de kilometers die volgen krijgen we er nog een stuk of 10. De afdaling is verder niet bijzonder lastig. Wel dus al die haarspeldbochten en ook nog een paar andere bochtjes, maar het zou toch behoorlijk goed te doen moeten zijn. Na een kilometer of zes dalen is het serieuze deel van de afdaling voorbij en gaat het in licht dalende lijn verder naar Thorens-Glières, waar we na 84 kilometer passeren. Hier nemen we twee bochten naar rechts en vervolgens beginnen we aan de Col des Fleuries, een klim van ongeveer zes kilometer aan 4,5% gemiddeld. Hier worden geen punten voor de bergtrui uitgedeeld, wat best bijzonder is. Na de top gaat het acht kilometer naar beneden richting La Roche-sur-Foron. Een afdalinkje zonder problemen. Weinig lastige bochten en het gaat ook niet bepaald steil naar beneden. Na 96 kilometer, op 62 kilometer van de finish, rijden we door La Roche-sur-Foron en vervolgens gaan we een aantal kilometer door de vallei van de Arve rijden, over brede en rechte wegen. Het gaat, met uitzondering van een aantal rotondes, tien kilometer rechtdoor tot in Bonneville. Hier liggen nog een aantal rotondes, stuk of zes zelfs. Bij het binnenrijden van Bonneville steken we de rivier over via de Brug van Europa, jawel.

2276.gif
0-1547892.jpg

Na onze tocht over de rotondes gaat het weer een kilometer of vier volledig rechtdoor, richting Vougy. Ook hier weer een rotonde, maar we kunnen ondertussen wel stellen dat we echt in een enorm saaie tussenfase zitten. Alles van enig belang zal zo ondertussen wel weer aangesloten zijn. Ook na Vougy gaat het nog een aantal kilometer verder over een brede en vlakke weg, richting Cluses. Voor we Cluses bereiken rijden we eerst nog door Marnaz en Scionzier. Paar bochtjes, rotondes en dat soort werk maar leuk wordt het pas buiten Cluses. In dit dorpje, waar de Tour nog wel eens aankwam en waar er met Piotr Ugrumov en Dario Frigo twee lolbroeken op de erelijst staan ligt de voet van de Col de Romme. Al ligt die voet eigenlijk buiten het dorp. Voor we het dorp zouden binnenrijden slaan we vlug linksaf en dan begint de weg meteen omhoog te lopen. Dit blijft de komende 8,8 kilometer zo, terwijl het gemiddeld aan 8,9% stijgt. Het begint met twee kilometer aan 10%, waarna het even licht afzwakt richting 9%. De volgende kilometer is het weer wat minder zwaar, met 8% gemiddeld, waarna er in het dorpje Nancy-les-Cluses met 6% gemiddeld even tijd is om voorzichtig adem te halen. Moet ook wel, want daarna begint het tweede deel van de klim en krijgen de renners te maken met twee kilometer aan 10%, waarna een kilometer aan 9% volgt. In de laatste kilometer richting de top wordt het wat makkelijker, het zwakt af richting 7,5%. De renners bereiken de top van deze klim van de eerste categorie na 130 kilometer, al zijn ze stiekem nog niet helemaal boven. Het loopt nog twee kilometer verder door aan 2%, waardoor men op 26 kilometer van de finish pas echt boven is.

8cecf
Col-de-Romme-2-header1.jpg

De Col de Romme is een berg met een behoorlijk korte geschiedenis in de Tour. Eén keer eerder kwam men hier langs, in 2009. Ook toen in een combinatie met de Colombière en dat leverde best een mooie rit op. De familie Schleck was toen nog in bloedvorm en Contador was ongenaakbaar. Andy Schleck deed op deze Col de Romme een poging om weg te rijden van de rest, maar slaagde daar niet volledig in. Hij kreeg Contador en Andreas Klöden mee, even later wist zijn broer Frank ook de oversteek te maken. Op de top van de klim hadden ze al een minuut voorsprong op de achtervolgende groep, met onder meer Bradley Wiggins die er toevallig in 2009 achterkwam dat hij wel eens een ronderenner zou kunnen worden. De beelden van 2009 leren ons dat de afdaling van de Col de Romme niet enorm lastig is. Om te beginnen is het een korte afdaling van maar vier kilometer en zelfs Frank Schleck wist hier zonder kleerscheuren doorheen te komen. Tuurlijk, geen makkelijke afdaling, maar deze valt wel in de categorie prima te doen. Paar bochtjes waarbij het even opletten is, maar normaal moet iedereen veilig kunnen aankomen in Le Reposoir, waar op 22 kilometer van de streep de voet van de slotklim ligt. We gaan beginnen aan de Col de la Colombière.

130.jpg

De Col de la Colombière is 7,5 kilometer lang en 8,5% gemiddeld. Deze berg van de eerste categorie begint relatief eenvoudig, met een kilometer aan 6%. Daarna krijgen de renners een kilometer aan 8,5% voorgeschoteld, waarna het drie kilometer omhoog gaat aan 9%. Dat is al best pittig, maar het wordt richting de top alleen nog maar lastiger. In de laatste kilometers van de klim gaat het doodleuk aan 10% omhoog. Het venijn zit 'm dus in de staart. Na 144 kilometer, op 14 kilometer van de finish, komen de courers boven op deze Colombière. Een klim met een grotere geschiedenis dan de Col de Romme. De Colombière hebben we al een keer of 20 gezien in de Tour, voor het laatst in 2016. Toen kwam Thomas De Gendtals eerste boven, al liep de beklimming toen wel via Le Grand-Bornand. In 2007 kwamen we de klim tegen toen we ook naar Le Grand-Bornand gingen, Linus Gerdemann beleefde toen zo ongeveer zijn enige dag van glorie. Tijdens de epische solo van Floyd Landis in 2006 kwamen we deze berg ook tegen. En in 2009, toen de familie Schleck op pad was met Contador en Klöden. Andy Schleck reed een strak tempo op de klim en deed eigenlijk niet eens z'n best om aan te vallen. Contador deed dat wel, op twee kilometer van de top. Het enige wat hij daarmee bereikte was dat zijn ploeggenoot Klöden moest lossen, altijd lekker. Zodoende reed Contador dus samen met Frank en Andy Schleck over de top en gingen ze ook op weg naar Le Grand-Bornand.

800x600_8115-sitrapan252689_26851_col_colombiere.jpg

De afdaling van de Colombière is ongeveer 12 kilometer lang en om heel eerlijk te zijn poepsimpel. De weg is breed, het asfalt is redelijk in orde en er zijn maar weinig lastige bochten. In 2009 konden de Schleckjes hier gewoon op kop rijden en ze vlogen niet eens over de vangrail. In het begin van de afdaling komen de renners wel een paar haarspeldbochten tegen, maar dit zijn zulke brede bochten dat er bijna niets mis kan gaan. Vervolgens gaat het een tijdje over een rechte weg verder, met tijdelijk alleen wat flauwe bochten. Als men Le Grand-Bornand in de verte ziet liggen krijgen we wel weer te maken met drie echte bochten, waarvan eigenlijk alleen de eerste een beetje lastig in te schatten kan zijn. Na de derde bocht rijden we weer door de bewoonde wereld, een buitenwijk van Le Grand-Bornand. Hier vlakt de afdaling af en gaat het in licht dalende lijn verder tot op zes kilometer van de streep. Op dat punt komen we dan nog wel vier haarspeldbochten tegen, maar die zijn zo breed en lang dat zelfs Wilco Kelderman dit bij wijze van spreken had kunnen overleven. Het gaat daarna een kilometer rechtdoor, waarna er op iets minder dan vijf kilometer kilometer van de streep nog twee van zulke eenvoudige haarspeldbochten volgen. Het gaat dan weer een kilometertje goed en wel rechtdoor, richting de volgende haarspeldbocht. We rijden na die bocht het centrum van Le Grand-Bornand binnen en daar ligt op iets minder dan drie kilometer van een verraderlijke bocht naar rechts. Andy Schleck vloog hier in 2009 bijna uit de bocht, maar goed, dat is wel Andy Schleck natuurlijk. Daarna gaat het een kilometer rechtdoor, met alleen nog een rotonde onderweg. Het is inmiddels vlak geworden. Op anderhalve kilometer van de streep wacht er een bocht naar links op de renners, waarna de weg zelfs nog licht omhoog begint te lopen. Het gaat dan redelijk rechtdoor richting de finish, alleen op 500 meter van het eind ligt er nog een rotonde waar de renners schuin naar rechts moeten. Het blijft vals plat omhoog lopen tot aan de finish.

f3YjHDI.png

Le Grand-Bornand is een skiresort waar 25.000 toeristen kunnen verblijven. Ieder jaar komen er blijkbaar weer een miljoen mensen naar dit dorpje waar normaal slechts 2200 mensen wonen. Daarmee staat het op de lijst van Franse skiresorts op de 17e plaats. Valt me een beetje tegen, want als je kijkt naar de frequentie van de bezoeken van de Tour aan Le Grand-Bornand zou je verwachten dat het resort op z'n minst in de top 10 staat. Er is geld genoeg in ieder geval. Genoeg piste ook, 90 kilometer aan downhillpiste en 75 kilometer voor cross-country. In de afgelopen 20 jaar is er twee keer een rit van start gegaan in Le Grand-Bornand en vier keer kwam er een rit aan. Dit wordt de vijfde keer sinds 1999. In het verleden won in 2004 ene L. Armstrong in de straten van dit dorpje. In 2007 beleefde Linus Gerdemann hier zoals eerder gememoreerd zijn mooiste dag. In 2013 soleerde Rui Costa hier dan weer naar de zege. En in 2009 ging de overwinning naar Frank Schleck, die de rit cadeau kreeg van Alberto Contador en broertje Andy. De mannen kregen het niet voor elkaar om onderlinge verschillen te creëren op de Romme en de Colombière, dus reed men samen naar Le Grand-Bornand. Contador reed al in het geel en zag de familie Schleck het meeste werk voor hun rekening nemen op de klimmetjes, dus was hij zo schappelijk om de zege weg te geven. Van de gebroeders Schleck was Frank de minste, dus kreeg hij als als een soort van troostprijs de rit. Prima troostprijs wel, om eerlijk te zijn. Pas twee minuten later kwam de nummer 4 over de streep, ene V. Nibali. Met in zijn wiel een zekere L. Armstrong. Die keerde vijf jaar na dato weer terug, maar de beentjes werkten toch net even wat minder goed mee. Wat ik verder nog kan vertellen over Le Grand-Bornand is dat het een populaire bestemming voor bekende wintersporters is. Het is bijvoorbeeld het trainingsgebied van Tessa Worley, die kan wel aardig skiën dacht ik. Ook nog wat andere skiërs komen hier vandaan, maar die ken ik allemaal niet. Is geen sport.

alberto_contador_e_1448252a.jpg

Het gaat best warm worden in de Alpen, in Le Grand-Bornand kan het kwik oplopen tot 25 graden. In Annecy zal het zelfs nog warmer zijn, tegen de 30 graden aan. Onderweg is er kans op regen, maar het lijkt mee te vallen. De afgelopen dagen werd er veel regen verwacht, maar zoals het er nu uitziet zou het ook zomaar droog kunnen blijven. Vroeg op de dag is er wel wat kans op regen en ook in het begin van de middag, maar later op de dag zou het gewoon droog moeten zijn. Valt weer mee, al denk ik niet dat het tijdens deze etappe überhaupt veel invloed zou hebben gehad. De afdalingen zijn niet bijzonder lastig, al was het met nattigheid uiteraard wel iets lastiger geworden. Wind zal er verder niet veel zijn, dus de renners kunnen gewoon gaan koersen. Geen tegenwind op de beslissende klimmetjes. De rit begint relatief laat, om 13:15. Neutralisatie van 20 minuten en daarna gaan ze om 13:35 een rondje om het meer fietsen. Sporza is er om 13:30 bij, je hoeft dus geen moment te missen van deze rit. De NOS is er zelfs nog eerder bij, om 13:15 meteen. Genieten van de neutralisatie, heerlijk. Eurosport is er trouwens ook meteen bij en wel op Eurosport 1. Dat vervelende tennis is eindelijk voorbij, dus kunnen ze de Tour na 10 dagen eindelijk een keer op het hoofdkanaal uitzenden. Hebben we dus alleen geen reet meer aan, aangezien de rest er ook meteen bij is. Eurosport. :') Ritje is trouwens afgelopen ergens tussen 17:42 en 18:15, best laat voor Franse begrippen.

68084391.jpg

Overigens kan de echte liefhebber de tv beter wat eerder aanzetten. Het is immers ook weer tijd voor La Course, de wedstrijd voor de vrouwen. De afgelopen jaren mochten de vrouwen voor de mannen een rondje rijden in Parijs, maar vorig jaar week men af van dat plan. De vrouwtjes mochten toen over dezelfde bergen rijden als de mannen. Aankomst op de Izoard, waar ONZE Annemiek van Vleuten de rest op een hoop reed. Dat gaat Annemiek ook nu weer doen, want ze heeft de afgelopen week liefst drie ritten in de Giro Rosa gewonnen, naast het eindklassement. Daar gaat helemaal niets aan te doen zijn, al zou Ashleigh Moolman nog wel in de buurt kunnen blijven. Ook Anna van der Breggen is er weer bij, na haar behoorlijk mislukte uitstapje op de mountainbike. De vrouwtjes vertrekken ook vanuit Annecy en pakken ook de Côte de Bluffy mee, maar wijken daarna af van het parcours. Geen Plateau des Glières, maar een klimmetje van vijf kilometer aan 5%. Daarna rijden ze net als de mannen richting de Col de Romme, waarna ze dezelfde finale afwerken. 112 kilometer, da's alvast het dubbele van de afstand van vorig jaar. Voor de vrouwen een behoorlijk serieuze rit. De uitzending van deze rit begint bij de NOS om 10:35 en ook Sporza zal het in z'n geheel uitzenden. Leuk. Topshow.

la-course-by-le-tour-de-france-2018-profile-9c1f1ed3bf.jpeg
?appId=21791a8992982cd8da851550a453bd7f&quality=0.9

Na negen dagen koers krijgen we eindelijk de eerste bergrit. We zijn al een eeuwigheid bezig en eigenlijk hebben we nog geen enkel idee welke klimmers echt goed in vorm zijn. Daarom alleen al is dit een interessante rit. Het is ook nog eens de dag na de rustdag, die bij sommige renners nog wel een slecht wil vallen. Daarom verwacht ik wel wat van deze rit. Op Plateau des Glières is het zo lastig dat we ongetwijfeld al een eerste schifting gaan zien. Afhankelijk van welke namen er daar moeten lossen kunnen we koers tot de finish krijgen, of een gezapige rit tot aan de Romme. Het lijkt me in ieder geval geen perfecte dag voor de vluchters. Eerste bergrit en een aantal jongens staan al op een aardige achterstand, waaronder Froome. Die gaat ongetwijfeld tijdens deze rit proberen om aan Thomas duidelijk te maken dat hij toch echt de kopman is. Een strijd tussen de favorieten dus, is mijn voorspelling.
1. Froome. De astamalien moet meteen aan de bak. Minuut achter op Thomas en die tijd zal hij het liefst zo snel mogelijk willen goedmaken. Het is dan wel een aankomst na een afdaling, maar in 2016 liet hij zien dat hij dat ook kan. Lijkt me dat hij wel iets gaat proberen op de Colombière en daarna gooit hij zichzelf in de mongolenhouding naar beneden, waarna hij solo aankomt. Hooooooooo antigenot.
2. Valverde. Wint dan vervolgens de sprint van het achtervolgende groepje. Dit is een rit waar Valverde niet in de problemen gaat komen. We komen niet boven de 2000 meter, dus gaat alles fantastisch met Piti. Gaat gewoon weer aan Landa en Quintana laten zien dat hij toch echt de kopman is.
3. Thomas. Klimmer Thomas, ook wel bekend als G, zal lijdzaam moeten toezien hoe het winkelwagentje van Froome richting de kassa geduwd gaat worden. Hij zal dromen van de gele trui, maar de meeste dromen zijn bedrog. Alsnog fietst ie wel gewoon met de rest mee omhoog want zo'n lolbroek is het dan ook wel weer.
4. Martin. Aangezien hij op Mûr-de-Bretagne heeft gewonnen voel ik me genoodzaakt zijn naam te noemen. Al heb ik vooral de hoop dat hij, nu hij genoemd is, bezwijkt onder de druk.
5. Bardet. Gaat ongetwijfeld van fiets moeten wisselen op de onverharde strook op Plateau des Glières, maar heeft daarna nog genoeg tijd om terug te kijken. Heeft tot nu toe nog niet echt een lekkere Tour, maar daarom heb ik eigenlijk wel de verwachting dat hij meteen aanvallend gaat rijden in de bergen. Frustratie moet eruit.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:50
SPOILER: Etappe 11: Albertville - La Rosière Espace San Bernardo, 108,5 km
Etappe 11: Albertville - La Rosière Espace San Bernardo, 108,5 km

Je denkt dat het leuk wordt als we naar de bergen gaan, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Het kan namelijk gebeuren dat er vroeg in de rit een grote groep van een man of 20 wegrijdt, zonder renners die gevaarlijk zijn voor het algemeen klassement. Dat kan tot gevolg hebben dat er daarachter niet hard wordt gereden en als dat zo is loop je al heel snel het risico dat je naar helemaal niets aan het kijken bent. Een mooie groep, met onder meer Alaphilippe, Ion Izagirre, Robert Gesink en gele trui Van Avermaet reed weg en dat leverde totaal geen gevaar op voor Team Sky en andere ploegen. Greg had dan wel geel, maar die wappert er een dezer dagen grandioos af. Dus hoefde er niet per definitie hard gereden te worden in het peloton. Renners zeggen altijd dat ze het van dag tot dag bekijken, maar in de bergen kom je er vaak achter dat ze heel goed weten wat er nog volgt. Drie zware dagen achter elkaar, dan moet je blijkbaar op de eerste dag je krachten sparen. Onderweg konden we nog wel genieten van de steile klim naar Plateau des Glières en het onverharde stuk dat na de klim volgde, maar verder was het ingewikkeld om wakker te blijven. Aan het eind van de rit volgde er een mooie combinatie van klimmen, de Romme en de Colombière. Ideaal terrein voor wat actie, maar die actie kwam er niet. Vooraan werd het heel snel duidelijk dat Alaphilippe de rit zou gaan winnen, hij was veel te sterk voor de rest. Achteraan ondernam niemand een poging om het stokje over te nemen van Sky. Dus reed men in het peloton gedwee achter de Britse ploeg aan over de Romme en ook over de Colombière. Pas richting de top van de Colombière durfde Dan Martin iets te ondernemen. Eén speldenprikje, maar wel met gevolgen. Veel renners moesten lossen, waaronder Uran, Zakarin, Majka, Mollema en Jungels. Toch nog wat slachtoffers, terwijl er alleen maar een strak tempo gereden werd. We weten in ieder geval wie er niet goed is, hopelijk komen we er tijdens de volgende twee ritten achter wie er wel goed zijn. Nog twee ritten in de Alpen te gaan. Frankrijk heeft ondertussen dankzij Alaphilippe de eerste overwinning binnen en bij de vrouwenkoers zagen we een prachtige overwinning van Annemiek van Vleuten, die in extremis Anna van der Breggen nog wist te passeren. We gaan door naar de volgende Alpenrit, een bijzonder korte maar explosieve etappe.

tour-de-france-2018-stage-11-map-b131725069.jpg
84eb4

De tweede Alpenrit start een kilometer of 50 ten zuiden van Le Grand-Bornand in Albertville. Deze plaats, in de vallei van de rivieren L'Arly en de Isère herbergt 20.000 inwoners en maakt deel uit van het departement Savoie. In Albertville werden in 1992 de winterspelen georganiseerd. Veel van de evenmenten vonden plaats in de bergen in de omgeving, maar het Olympisch park en het Olympisch huis stonden wel in Albertville. De Tour komt best vaak voorbij Albertville, aangezien de plaats strategisch gezien best lekker tussen de bergen ligt, maar er is hier nog verrassend vaak een rit gestart of aangekomen. Slechts één keer kwam hier een rit aan, in de fameuze Tour van 1998. De zestiende rit van de 'Tour de Dopage' die gewonnen werd door Jan Ullrich eindigde in de stad. De volgende dag zou men vanuit Albertville vertrekken richting Aix-les-Bains, maar dat kwam er niet helemaal van. Festina was inmiddels al uit de Tour gegooid en ook TVM lag nog steeds onder vuur. In Albertville viel de politie binnen in het hotel waar TVM verbleef en in het peloton vond men dat het ondertussen verdacht veel op een heksenjacht begon te lijken. Dus ging men staken. Ploegen als ONCE, Banesto en Riso Scotti gingen zelfs naar huis. In 33 kilometer tijd stopte men twee keer met fietsen en na die tweede staking reed men met een slakkengangetje richting de finish. Lekkere tijden waren dat. Dit soort spanning en sensatie zou ik nu ook wel weer willen zien. Sindsdien ontweek de organisatie Albertville een tijd, maar in 2012 keerde de Tour terug naar deze stad, zonder politieinvallen. De elfde rit van de Tour bracht de renners van Albertville naar La Toussuire en Pierre Rolland won. Twee jaar geleden kwam de koers ook nog eens langs in Albertville. De 19e rit van die Tour begon hier en eindigde in Saint-Gervais Mont-Blanc. De winst ging naar Romain Bardet. De organisatie droomt hardop van een derde overwinning op rij voor een Fransoos. Is de ASO voor Frankrijk?

[quote]Tour de France: Stage town for the fourth time. Never two without three? The stages that started in Albertville in 2012 and 2016 harbour fond memories for Pierre Rolland and Romain Bardet, who went on to win on those days. Will a third Frenchman emulate them?[/quote]

00422289_N_0002_photo.jpeg

De rit start in het centrum van Albertville, voor het lokale hotel de ville. Deze etappe is bijna een exacte kopie van de zesde rit van het Criterium du Dauphiné van dit jaar. Het enige verschil is dat die rit van start ging in Frontenex, een paar kilometer buiten Albertville. Die rit was daarom ook twee kilometer langer. Verder is deze rit exact hetzelfde. Heel veel renners die hier aanwezig zijn zullen het parcours daarom perfect uit hun hoofd kennen. Zo zullen ze bijvoorbeeld weten dat het tijdens en na de neutralisatie meteen een paar kilometer omhoog gaat. Een klim van drie kilometer aan 3% gemiddeld, al is de eerste kilometer daarvan tijdens de neutralisatie. Daarna hebben de jongens met ambitie om de vlucht van de dag twee kilometer de tijd om dat op een oplopend stuk te doen. Voorbij Venthon wordt het vlak en dit blijft de komende drie kilometer zo. Daarna loopt het een kilometer of zeven vals plat omhoog richting de tussensprint van de dag, net buiten Villard-sur-Doron. Dat vals plat moet je trouwens niet al te serieus nemen, het is gewoon zo goed als vlak. Dat zal na de tussensprint nog twee kilometer zo zijn, maar daarna krijgen we te maken met de eerste klim van de dag. Na 13,5 kilometer begint een beklimming van de buitencategorie, Montee de Bisanne. In Villard-sur-Doron slaan de renners linksaf en daarna rijden ze over een smalle weg dwars door het dorpje. Het gaat direct aan een procent of zes omhoog tijdens de eerste kilometer van de klim. In totaal is deze Montee de Bisanne 12,4 kilometer lang en 8,2% gemiddeld. De tweede kilometer van deze beklimming van de buitencategorie is al meteen een stuk lastiger, het stijgt dan aan 8,4%. Daarna volgt er een vergelijkbare kilometer aan 8%, waarna het weer wat afzwakt richting 7%. Kilometertje erbij aan 8% en dan volgt halverwege de klim de makkelijkste kilometer aan 5,6%.

47497
Mont%C3%A9e_de_Bisanne_73-_lacets_de_la_Place-_mt_Outray.jpg

Het tweede deel van de klim is een stuk lastiger. We krijgen nu namelijk te maken met drie kilometer aan 9%, waarna het eventjes makkelijker wordt met een kilometer aan 8%. Vervolgens gaat het tot aan de top aan 10% omhoog. Een stuk voor de top rijden we langs het lokale skiresort, Ski Bisanne 1500. Aan deze informatie heb je verder niks, maar toch. Montee de Bisanne is een zware klim, maar om heel eerlijk te zijn is het ook echt een enorm lelijke klim. Qua natuurschoon is het droevig gesteld. De renners rijden continu over een redelijk smalle weg langs grasvelden, langs chaletjes, hotelletjes en wat bomen. Pas richting de top komen er wat vergezichten, maar dan valt prima te concluderen dat dit niet het beste deel van de Alpen is. Na 26 kilometer fietsen komen de renners in ieder geval boven op de klim. In de buurt van de top is er een kruising waar de renners naar rechts gaan, wat eigenlijk wel jammer is. Je kan ook naar links, dan wordt er verder gefietst naar Signal de Bisanne. Had nog twee kilometer aan meer dan 10% opgeleverd, maar dan was de etappe wel wat vroeg afgelopen geweest. Enfin, pas de tweede keer dat Montee de Bisanne zijn opwachting maakt in de Tour. Het debuut kwam in 2016 en Rafal Majka, de Pool met de HGH-kaak, kwam toen als eerste boven. Na de top van de klim volgt er een korte afdaling van twee kilometer zonder veel lastige bochten. De renners komen uit in Les Saisies, bekend van de Col des Saisies. Een klim met een behoorlijk lange geschiedenis in de Tour, is al een keer of 11 beklommen. Henk Lubberding, die tegenwoordig een beetje de weg kwijt is, kwam hier in 1979 bij de eerste beklimming van de Col des Saisies als eerste boven. Recentelijk kwam de klim nog voor in de Tour de l'Avenir. Op 25 augustus greep een jonge Colombiaan de macht op Les Saisies. Zijn naam? Egan Bernal. Nu, minder dan een jaar later, is hij terug op deze wegen, terwijl hij de Tour de France rijdt. Het kan snel gaan.

59a0526029788.JPG

In Les Saisies slaan we linksaf en daarna gaan we door het met volgende deel van de afdaling. Het gaat 15 kilometer naar beneden over een brede weg. De eerste vijf kilometer komen de renners amper bochten tegen. Wel twee haarspeldbochten, maar die zijn enorm breed. Daar komt de gemiddelde amateur nog lachend door. De renners rijden nu langs Hauteluce en hier gaat het nog even een halve kilometer licht omhoog, een hinderlijke onderbreking van de afdaling. Vervolgens gaat het verder naar beneden richting Villard-sur-Dolon, daar waar de renners aan de Montee de Bisanne begonnen. De afdaling wordt nu wel wat bochtiger, met onder meer een stuk of zes haarspeldbochten. Desondanks heb ik geen enkel moeilijk punt gevonden. Iedereen zou dus veilig Villard-sur-Dolon weer moeten kunnen bereiken, waar er een bocht naar links volgt. Het gaat dan een aantal kilometer volledig rechtdoor richting Beaufort over een brede weg, dwars door de vallei. De renners passeren na 43 kilometer in het pittoreske Beaufort en krijgen hier te maken met twee rotondes. Twee keer rechtdoor en daarna bij het volgende kruispunt naar rechts, waar de weg direct omhoog begint te lopen. We staan op het punt om te beginnen aan de tweede zware klim van de dag, de Col du Pré. Aan de buitenrand van het dorp krijgen we meteen te maken met een paar haarspeldbochtjes waar het meteen stijgt aan 7%. In totaal is de Col du Pré 12,6 kilometer lang en 7,7% gemiddeld, een col van de buitencategorie. Ook deze berg valt uiteen in twee delen. Het eerste deel begint dus met een kilometer aan 7%, waarna er nog twee lastige kilometers aan 8% volgen. Vervolgens zwakt het al snel af, richting 5% en de kilometer daarna is zelfs niet meer dan vals plat. We rijden over een brede en rechte weg richting het dorpje Arêches, waar het tweede deel van de klim begint.

f0043

Dit tweede deel van de klim is een stuk lastiger. Meteen in Arêches gaat het een kilometer omhoog aan 9,5%, met de nodige haarspeldbochten. Dat is sowieso wel het verhaal van de rest van de klim, heel veel haarspeldbochten. Ook hoge percentages, al komt er nu wel even een makkelijkere kilometer aan 7,5% aan. Daarna gaat het evenwel twee kilometer lang aan 9,5% omhoog. We bevinden ons dan op vier kilometer van de top en krijgen nog drie lastige kilometers voorgeschoteld. Eerst een kilometer aan 8,7%, dat lijkt ook lastig maar het valt best mee in vergelijking met de kilometers daarna. Twee kilometer met percentages boven de 10%. De voorlaatste kilometer van de klim stijgt het zelfs aan 11%. Richting de top zwakt het vervolgens af naar 4,5%. Na 57 kilometer, op 51 kilometer van de streep, komen de renners boven op de Col du Pré, een klim zonder geschiedenis in de Tour. Nog nooit eerder werd deze klim aangedaan, wat je gerust opmerkelijk mag noemen. De weg is niet overal even breed, maar verder kun je toch weinig redenen bedenken om deze berg over te slaan. Het is uitdagend genoeg in ieder geval. De klim kwam dit jaar dus wel voor in de Dauphiné, voor de echte kenners is het dus geen verrassing meer. Na de top van de klim gaat het een aantal kilometer naar beneden, over een weg die dus niet al te breed is. Weggetje heeft ook wat bochten, maar het is behoorlijk overzichtelijk, dus dat mag verder niet veel problemen opleveren. Na een kort stukje dalen wordt het uitzicht ineens adembenemend mooi. In de verte zien de renners de bergen en het Lac de Roselend liggen. Eigenlijk gaat het maar goed en wel twee kilometer redelijk steil naar beneden, voor de renners langs het meer komen te rijden.

Lac-Roseland.jpg

Als ze het stuwmeer hebben bereikt rijden ze over de dam, wat toch ook wel weer impressionante beelden oplevert. Op de dam is het een kilometer vlak, maar daarna loopt de weg een kilometer omhoog aan 3%, gevolgd door een vals platte kilometer aan minder dan 2%. Dit brengt ons naar de top van de Col du Méraillet, voor zover je van een col mag spreken. Eenmaal boven bevinden we ons nog steeds in de buurt van het meer en langs het meer gaat het nu een kilometer lang naar beneden, over een brede weg. Paar bochtjes, maar prima te doen. Als dit korte afdalinkje gedaan is loopt de weg direct weer omhoog. We gaan beginnen aan de Cormet de Roselend. Althans, een deel van Cormet de Roselend. Normaal gesproken beklim je dit ding vanuit Beaufort, maar tijdens deze rit doen we vanuit Beaufort de Col du Pré, waardoor we op een ander punt aansluiting krijgen bij Cormet de Roselend. Vanuit Beaufort is dat ding 20 kilometer lang, de renners hoeven nu alleen de laatste zes af te haspelen. Door een schilderachtige omgeving gaat het een kilometer omhoog aan 6%, waarna het twee kilometer lang aan ongeveer 8% omhoog gaat. In de laatste kilometers richting de top wordt het aanzienlijk minder lastig. Steeds een procentje minder, van 6,5% naar 5,5% om af te sluiten met een laatste kilometer aan 4,3%. Na 70 kilometer, op 38,5 kilometer van de finish, bereiken we de top van deze klim van de tweede categorie.

D_925_vers_Cormet_de_Roselend_%28Savoie%29.JPG

Cormet de Roselend is al een keer of 10 voorgekomen in de Tour, alleen nog nooit op deze manier. Enkele bekende renners die ooit als eerste boven wisten te komen op Cormet de Roselend zijn onder meer Claudio Chiappucci, Alex Zülle, Alejandro Valverde en ook weer Henk Lubberding. In 2007 kwam Michael Rasmussen hier als eerste boven, toen hij weer eens bezig was aan een epische solo. Leverde hem een ritzege op én de gele trui. Later bleek dat de rest van het peloton Rasmussen toch een klein beetje onderschat had, maar gelukkig kwamen Davide Cassani en Theo de Rooij toen toch nog in actie om dat probleem op een alternatieve manier op te lossen. Deze klim kwam laatst dus ook nog voor in de Dauphiné en dat is voor de deelnemers een nuttige les geweest. De klim zelf is niet zo het probleem, maar de afdaling dan weer wel. Dit is een afdaling van een kleine 20 kilometer naar Bourg-Saint-Maurice. Een afdaling die in het verleden nog wel eens voor problemen heeft gezorgd. Zo reed Johan Bruyneel in 1996 tijdens de afdaling van de Roselend rechtdoor het skoekeloen in. De afdaling begint nochtans makkelijk, het gaat eerst een kilometer rechtdoor naar beneden, daarna komen de bochten pas. In vijf kilometer krijgen we te maken een aantal haarspeldbochten en andere bochtjes, maar dit stelt relatief weinig voor omdat de weg behoorlijk breed is en het terrein vrij kaal. Daardoor is alles overzichtelijk. Na dit stuk wordt de weg weer wat rechter en wordt het ook wat vlakker. Een tussenstuk van een kilometer of drie, waarna het echte werk gaat beginnen. Voorbij Crêt Bettex wordt de weg ineens een stuk smaller en gaat het veel steiler naar beneden. We komen nu uit bij het deel waar Johan Bruyneel nog wel eens wakker van zal schrikken. Vrij snel bereiken we zijn bocht en toegegeven, dat is ook best een lastige bocht. Daarna komen er nog wat lastige bochten, waaronder een aantal haarspeldbochten. De renners rijden inmiddels door een bos, waardoor het overzicht wat minder is. Ook het feit dat de weg dus een stuk smaller is helpt niet mee. Desondanks ging het in de Dauphiné best goed hier, dat geeft de burger moed. Dit lastige stuk van de afdaling duurt zes kilometer. Daarna daalt het nog een aantal kilometer verder richting Bourg-Saint-Maurice, maar dat stelt minder voor.

tdf-2014-stage-2-roselend.jpg?ssl=1

Bourg-Saint-Maurice bereiken we na 88 kilometer, op 20 kilometer van het eind. Over Bourg-Saint-Maurice zou ik best wat dingen kunnen vertellen, maar dat ga ik even bewaren. De volgende rit zal hier namelijk van start gaan. Dan weten jullie dat vast. In Bourg-Saint-Maurice slaan we bij een rotonde linksaf en daarna moeten de renners iets meer dan twee kilometer over een weg die vals plat omhoog loopt fietsen, door de vallei van de Isère. Na 91,5 kilometer rijden de renners dan door het dorpje Seez, waar ze linksaf slaan. Vervolgens begint de laatste klim van de dag, de slotklim naar La Rosière. Deze klim is 17,6 kilometer lang en 5,6% gemiddeld. Een klim met een brede weg, die in het begin niet eens zo heel steil omhoog loopt. Het begint met vijf kilometer aan 5% gemiddeld, waarna het zelfs even wat afzwakt richting 4% en even later is er zelfs een kilometer aan 3%. Van de 17 kilometer in stijgende lijn hebben we er dan ondertussen zeven gehad en de klim lijkt nog helemaal nergens op. Voorlopig is het een flopshow, maar gelukkig komt daar snel verandering in. Er komt een bijzonder lastig tussenstuk aan, met zes steile kilometers. Dit stuk begint met een kilometer aan 7%, maar daarna volgt er een steile kilometer aan 9%. Het zwakt even af naar zes procent, maar die kilometer wordt opgevolgd door een strook van twee kilometer waar het steeds aan ongeveer 9% omhoog loopt. Dit is het deel van de klim waar het moet gebeuren. Aan het eind van deze steile strook hebben we nog 4,5 kilometer te gaan en die kilometers zijn niet al te best. Twee kilometer aan 4% en daarna 2,5 kilometer aan 5% richting de finish. Dat is geen straffen toebak. In de slotkilometers liggen er wel heel wat haarspeldbochten, maar tegelijkertijd is de weg heel breed. In de laatste kilometer moeten de renners wel nog een rotonde ontwijken en daarna rijden ze over een lichtelijk bochtig weg door La Rosière. Richting de finish blijft het omhoog lopen, maar het vlakt in de laatste meters nog wel wat af.

330b2

La Rosière is een bergresort waar buiten het seizoen amper 700 mensen wonen. Zowel in de winter als in de zomer is het hier vrij druk, met 12.000 bedden kunnen ze hier dan ook aardig wat mensen huisvesten. In de zomer kan je hier mountainbiken, blijkbaar behoorlijk veel routes in de buurt. Stuk of vijf downhilltrajecten, voor de echte waaghalzen. In de winter kan je hier uiteraard skiën, cross country en dat soort werk. Voor de Tour is La Rosière een onbekende plaats, nog nooit kwam hier een rit aan. Toch hebben ze hier wel wat met wielrennen. Er komen jaarlijks veel toeristen langs die deze en andere beklimmingen in de omgeving aandoen en daarbij even overnachten in La Rosière, maar ook is het dorp een samenwerkingsverband aangegaan met Chambéry Cyclisme Formation. Dit is de opleidingsploeg van AG2R en de renners van die ploeg komen hier dus wel eens langs voor een trainingskampje. La Rosière wilde graag eens een keer deel uitmaken van de Tour, maar dan moet je eerst door de ballotage. Die ballotage duurde in dit geval vrij lang. In 2014 kwam er voor het eerst een koers van de ASO langs, de Tour de l'Avenir. De zesde rit van de Ronde van de Toekomst zou eindigen op La Rosière en werd gewonnen door Miguel Angel Lopez, die net Rob Power voor wist te blijven. De ASO had toen blijkbaar nog niet genoeg gezien, dus keerde de Tour de l'Avenir een jaar later terug. De overwinning ging toen naar Guillaume Martin, nu aanwezig in de Tour. Daarna duurde het tot dit jaar voor de ASO nog eens omkeek naar La Rosière. En meteen komen we in hetzelfde jaar twee keer langs. Een paar weken geleden werkte het peloton in de Dauphiné nog exact dezelfde rit af als nu. Het was een prachtige rit. Vanuit een bepaald perspectief dan. Vroeg in de rit reed er een grote groep weg, met onder meer Pello Bilbao. Bilbao kwam uit de Giro, waar hij zesde was geworden, en begon zijn benen een beetje te voelen. Daags voor de rit naar La Rosière verloor hij meerdere minuten. Het leek over, maar een dag later voelde hij zich ineens best prima. Dus ging hij met heel wat andere jongens in de aanval. Op de slotklim leek hij weer te moeten passen, maar op zijn eigen tempo reed hij langzaam naar de kop. Het peloton was de hele rit nooit ver achter. Op een kilometer of 40 van de streep had de kopgroep nog niet eens een minuut over. Het gat werd alleen nooit volledig dichtgereden, en ook op de slotklim gebeurde dat niet. Pello reed in z'n eentje op kop en had nooit veel meer voorsprong dan een seconde of 20. In het peloton ging het daarachter op het steilere stuk een klein beetje los. Paar aanvalletjes. Dan Martin, Romain Bardet en Adam Yates moesten toch wat ondernemen om Geraint Thomas uit de gele trui te rijden. Lukte alleen niet helemaal, maar door een paar van die versnellingen zou je toch verwachten dat ze zo naar Bilbao zouden rijden. Dat gebeurde niet, Bilbao was bijzonder sterk en hield stand. Hij boekte zo een prachtige overwinning, niks mis mee. Bijna de hele slotklim voor z'n rekening genomen met een minieme voorsprong, hulde. Daarachter reed Thomas in de slotkilometer nog wel weg van Bardet, Martin en Yates. Hopelijk herhaalt dat scenario zich in ieder geval niet.

180610-stage6-dauphine-1200x628.ashx

Het is een korte rit, dus beginnen we lekker laat. Pas om 14:00 start de rit. We hebben deze keer voor de verandering een keer een korte neutralisatie, duurt slechts vijf minuten. De NOS is er meteen bij, net als Sporza. Eurosport ook, maar dat boeit dan al niet echt meer. De aankomst wordt verwacht tussen 17:10 en 17:37, een stuk eerder dan tijdens de vorige rit. Het wordt smerig warm en droog in La Rosière. 28 graden in de middag, heerlijk. Bijna geen wind, al zullen de renners desondanks gaan klagen over een stevige tegenwind. Geen kans op neerslag ook, met het oog op de laatste afdaling is dat ook mooi meegenomen. In Albertville wordt het zelfs nog een paar graden warmer, maar daar zijn we al vertrokken voor het 32 graden wordt. Ook daar geen kans op regen en maar weinig wind. Het wordt weer zo'n rit, afzien.

CHISwmV.jpg

De eerste bergrit werd dus een prooi voor de vluchters. In het peloton was er weinig ambitie om alles te controleren. Dat kan met het oog op deze rit zijn geweest. Nog even de krachten sparen en dat soort werk. Aangezien het maar een korte rit is zal er voor de vluchters in ieder geval minder tijd zijn om een grote voorsprong bij elkaar te fietsen, dat maakt de kans op een rit waar de favorieten het onderling gaan uitvechten alweer groter. Het wordt ondertussen wel tijd voor een beetje koers, dus ik ga gewoon weer uit van een strijd tussen de grote tenoren. Al valt het zeker niet uit te sluiten dat deze rit ook naar de vluchters gaat. In de Dauphiné hield Pello Bilbao stand vanuit de kopgroep en daar werd ook aangetoond dat de slotklim eigenlijk niet lastig genoeg is om echt grote verschillen bij elkaar te fietsen. Kan ervoor zorgen dat iedereen z'n pijlen richt op de Alpe d'Huez, wat extreem laf zou zijn. Laat ik toch nog maar een beetje vertrouwen in de fietsende mensheid houden. Ik copypaste m'n lijstje van de vorige rit gewoon want ik sta nog steeds wel volledig achter de genoemde namen.
1. Froome. Nog steeds hetzelfde verhaal. Hij zal tijd goed moeten maken op Thomas en daar kan hij maar beter vroeg aan beginnen. Hij heeft het al een dag uitgesteld, als hij het nu niet doet wordt het ineens een penibel verhaal. Dan moet er op Alpe d'Huez ineens heel veel gaan gebeuren. En dat is juist een klim waar ik als Froome niet graag alleen zou willen rijden. Of misschien wacht hij daarom wel juist tot na Alpe d'Huez, dat kan ook. Gele truitje zou kunnen werken als een rode lap op een stier. Al heb ik geen idee of ze zover doordenken bij Sky, maar van een ploeg waar de renners twee kilo aan stront met zich meedragen kun je alles verwachten.
2. Valverde. Slotklim is niet buitengewoon lastig dus, op het middenstuk na. Derhalve kan Valverde wel vooraan blijven. Sprintje aan het eind op dat afvlakkende stuk, typisch iets voor hem. Al kwam hij boven op de Colombière nog even spartelend in beeld, maar dat zou aan z'n ketting hebben gelegen. Ik sta nog steeds volledig achter Piti.
3. Thomas. Klimmer Thomas, ook wel bekend als G, zal lijdzaam moeten toezien hoe het winkelwagentje van Froome richting de kassa geduwd gaat worden. Hij zal dromen van de gele trui, maar de meeste dromen zijn bedrog. Alsnog fietst ie wel gewoon met de rest mee omhoog want zo'n lolbroek is het dan ook wel weer. Typte ik een dag geleden en is wel echt een haarscherpe analyse. Niks meer aan doen. Kent deze klim ook en reed hier aan het eind weg van Martin, Bardet en co. Kan nu ook zomaar weer het geval zijn.
4. Martin. Aangezien hij op Mûr-de-Bretagne heeft gewonnen voel ik me genoodzaakt zijn naam te noemen. Al heb ik vooral de hoop dat hij, nu hij genoemd is, bezwijkt onder de druk. Ook achter deze analyse sta ik nog volledig. Ging wel als enige in de aanval op de Colombière, met de benen zal het dus nog steeds wel goed zijn. Was op deze klim ook goed in de Dauphiné.
5. Bardet. Was al sterk in de Dauphiné op deze aankomst en hij zal van zijn ploegbaas hier ook wel moeten presteren wegens de link met Chambéry. Heeft zich een dag rustig gehouden, maar het is zo'n woelwater dat er nu weer wat energie uit dat lichaampje moet. Aanvallen dus.
SPOILER: Etappe 12: Bourg-Saint-Maurice - Alpe d'Huez, 175,5 km
Etappe 12: Bourg-Saint-Maurice - Alpe d'Huez, 175,5 km

De tweede bergrit van deze Tour werd gelukkig een stuk leuker dan de eerste. Al zal het resultaat niet voor iedereen bevredigend zijn geweest, waaronder uiteraard ondergetekende. Lang leek de vlucht van de dag weer voor de zege te mogen strijden en van de mannen vooraan was Baskische god Mikel Nieve de sterkste. Mede dankzij een aanval van Valverde op meer dan 50 kilometer van de streep schoot de koers toch in gang in het peloton, waardoor de voorsprong van de koplopers snel slonk. Tom Dumoulin ging in de afdaling van de Cormet de Roselend in het wiel van een blijkbaar goed dalende Soren Kragh Andersen zitten en reed zo weg uit het peloton, richting Valverde. Dat was een aanval waar toch flink wat lef voor nodig is, vooral omdat ook deze keer de afdaling van de Roselend een slachtoffer eiste. In die ene lastige bocht ging deze keer Mathias Frank het ravijn in. Ook deze keer weer zonder erg, dat scheelt dan weer. Op de slotklim had Dumoulin een mooie voorsprong op het peloton, waar Sky toch maar besloot om weer te doen wat ze altijd doen. Met z'n allen hard op kop rijden, erg verrassend recept. Ook nu weer succesvol. Vooral dankzij een ijzersterke Kwiatkowski kon Dumoulin nooit een grote voorsprong bij elkaar fietsen. Het hielp ook niet echt mee dat Valverde blijkbaar slechte benen had. Het brommertje van Piti sputterde opzichtig en aan het eind van de dag verloor hij drie minuten. Andere renners die veel tijd verloren waren onder meer Mollema en Uran, daar kan nu wel definitief een streep door. Ook Zakarin, Majka, Yates, Fuglsang en Landa kregen weer een gevoelige tik te verwerken. Klimmer Thomas had dan weer nergens last van. Nadat het laatste wagonnetje van de trein was opgerookt ging hij in de aanval en hij reed in een vloek en een zucht naar Dumoulin toe. Froome bleef verbijsterd achter, niet echt wetend wat te doen. Uiteindelijk profiteerde hij van een aanval van Dan Martin. Daar kon hij mooi in het wiel blijven zitten, terwijl Martin hem richting Thomas en Dumoulin reed. In de laatste kilometer deed Froome vervolgens een poging om het gat zelf te dichten, maar toen Thomas dat in de gaten had slingerde hij snel de brommer aan en zo reed hij in een meter of 800 20 seconden weg van Dumoulin en Froome. Helaas haalde hij door dit hallucinante manoeuvre ook Mikel Nieve bij, op 300 meter van de streep. Overwinning voor Thomas en ook meteen de gele trui. Froome op twee. Er is dan eindelijk een concurrent voor Froome, maar die komt dan weer uit de eigen ploeg. Het gaat nog ongezellig worden binnen Team Sky. Eigenlijk is het de bedoeling dat Froome wint, maar op deze manier kan dat nog wel eens een lastig verhaal worden. Of ze al een strategie hebben bedacht kunnen we tijdens de laatste rit van het drieluik in de Alpen misschien gaan merken.

tour-de-france-2018-stage-12-map-cb8b490c3c.jpg
df128

De rit gaat van start in een plaats die tijdens de vorige etappe al gepasseerd werd. Bourg-Saint-Maurice is een dorp met 7000 inwoners in de Savoie. In dit dorp valt echt niets te beleven, al hebben ze er wel een appelmuseum. Bourg-Saint-Maurice moet het vooral van Les Arcs hebben, een zogenaamd mega-resort met belachelijk veel pistes. In totaal 108 pistes blijkbaar, met een totale lengte van 200 kilometer. Sinds een aantal jaar is dit skigebied ook verbonden met La Plagne en de naam die dit gezamenlijke gebied krijgt is Paradiski. In totaal 450 kilometer aan piste, dat is echt fantastisch. Vanuit Bourg-Saint-Maurice kun je via een kabelspoorweg Les Arcs bereiken, dat is wel hip. Je moet hier dus vooral in de winter zijn, maar ook in de zomer valt er wel wat te beleven. Zo'n beetje iedere sport kun je hier wel beoefenen, tot aan BMX en skaten toe. Het dorp ligt in de vallei van de Isère en dat heeft dan weer tot gevolg dat je hier ook prima kan kanoën en kayakken. In Bourg-Saint-Maurice is de Tour wel eens vaker langsgeweest. In 1939 bijvoorbeeld, toen won de Belg Sylvère Maes hier een rit. Hij zou later ook voor de tweede keer de Tour winnen, leuk voor 'm. In 1996 kwam de Tour nog eens terug, voor een aankomst boven in Les Arcs. Die rit werd dan weer gewonnen door Luc Leblanc. De meest recente aankomst in Bourg-Saint-Maurice dateert van 2009 en leverde een fantastische winnaar op. Baskische god Mikel Astarloza ging na een zware etappe met de zege aan de haal. Een kleine kanttekening daarbij is dat hij niet veel later op EPO werd betrapt en de overwinning daardoor nu officieel op naam staat van de man met het hoofd dat altijd op huilen stond, Sandy Casar. Maar een kniesoor die daar op let, de laatste winnaar in Bourg-Saint-Maurice blijft natuurlijk gewoon een god van Euskaltel.

0016_Astarloza_aso_PhSpt.jpg?itok=fNgcnzUy

Na de start in Bourg-Saint-Maurice rijden de renners een aantal kilometer geneutraliseerd verder, door de vallei van de Isère. Ook als de neutralisatie voorbij is blijft dat zo, we gaan voor de gein 30 kilometer door de vallei afwerken. Dit steeds in licht dalende lijn, terwijl er over een brede weg gereden wordt. Links en rechts zien we de ene na de andere col liggen, maar we slaan ze allemaal over en gaan zo snel mogelijk naar de Madeleine. Het gaat een razendsnelle start worden, als er tenminste renners zijn die zin hebben om te ontsnappen. Deze start in dalende lijn is in het voordeel van de wat grotere en zwaardere jongens, dus een type Gaudu hoeven we niet zo snel vooraan te verwachten. In Aime, na 4,5 kilometer, loopt het even kort omhoog, maar verder gaat het toch echt vooral naar beneden, terwijl de renners door een toch best wel fraaie omgeving fietsen. Af en toe komen ze ook nog een leuk bouwwerkje tegen, zoals Château Sainte-Anne. Willekeurig kasteeltje bovenop een willekeurige rots, moet kunnen. Verder valt hier weinig over te vertellen. Het gaat heel geleidelijk naar beneden over een brede snelweg. De vallei van de Isère is fraai en na 19 kilometer passeren we Moutiers. We rijden wel nog door een tunneltje, maar daar hebben ze wat lampjes opgehangen, dus ook dat is prima. In Moutiers, wat best een prima dorpje is, verlaten we even de snelweg voor een toch door het dorp. Het is hier even vlak, al gaat het buiten Moutiers weer vrolijk verder in licht dalende lijn. De wegen blijven breed, het is eigenlijk een afgrijselijk begin van de rit. Ondertussen is er een groep met erkende hardrijders weggereden ofzo, niet te doen. Via Aigueblanche rijden we nog steeds langs de Isère verder richting de voet van de eerste klim van de dag. Een paar kilometer verderop komen we weer uit bij de snelweg waar we eerder over reden en als we onder een viaduct door zouden rijden komen we er via een oprit weer op uit. Doen we niet, we blijven de linkerkant van de Isère volgen en daar wordt de weg ineens een stuk smaller en bochtiger. Deze weg loopt ook stiekem een klein beetje omhoog. Zo kronkelen we ons richting Notre-Dame-de-Briançon en buiten dit gehucht begint de eerste verschrikking van de dag. Na 28 kilometer koers is het tijd voor het betere klimwerk.

I5A8grZ.jpg

We beginnen aan de Col de la Madeleine, een fameuze beklimming van de buitencategorie. Wat moet ik als simpele ziel in hemelsnaam over de Madeleine vertellen? Nou, bijvoorbeeld dat we 'm tijdens de Tour al een keer of 25 beklommen hebben. Een van de klassiekers onder de bergpassen. Al is de klim de afgelopen jaren wel een beetje uit de gratie geraakt, want in 2013 kwam de Madeleine voor het laatst voor in de Tour. Grootheden als Lucien Van Impe, Pedro Delgado en Jan Ullrich kwamen hier ooit als eerste boven. Richard Virenque kwam zelfs drie jaar achter elkaar als eerste boven. In 2002 slechtte Michael Boogerd hier als eerste de top, toen hij op weg was naar de overwinning op La Plagne. De Madeleine valt vooral op wegens de lengte, vanuit Notre-Dame-de-Briançon is de klim 25,3 kilometer lang en in deze kilometers gaat het gemiddeld aan 6% omhoog. Technisch gezien loopt de weg zelfs omhoog vanuit Aigueblanche, in z'n totaliteit spreek je dus over 28 kilometer aan 5,3%. Het is bijna ondoenlijk om zo'n lange klim te bespreken, maar ik wil wel graag de open deur intrappen dat het een onregelmatige klim is. Het begint vanuit Notre-Dame-de-Briançon met een kilometer aan 5%, maar al snel krijgen we te maken met een aantal haarspeldbochten, waar het twee kilometer omhoog gaat aan 9%. Vervolgens twee kilometer aan 7%, waarna de makkelijkste fase van de berg volgt. Vier kilometer aan 5%, gevolgd door een kilometer die zo goed als vlak is. Daarna gaat het zelfs nog een kilometer licht naar beneden. Dit stukje afdaling kent een paar bochtjes, maar zou toch weinig problematische situaties mogen opleveren. Na de afdaling gaat het weer omhoog, een kilometertje aan 3%. Vervolgens wordt de Madeleine steeds lastiger. Twee kilometer aan 7%, met daarna oplopende percentages. 8%, 8,5% en dan twee keer 9,5%. Het is nu nog zeven kilometer fietsen tot de top en de eerste drie daarvan zijn makkelijk. Van 6,5% zwakt het af naar 2,5%, waarna het in de volgende kilometer met 3,5% ook vrij makkelijk is. De laatste vier kilometer van de klim is het dan wel weer flink aanpoten, met drie kilometer aan 9% en een slotkilometer van 6,5%. Na 53,5 kilometer komen we dan boven op de top van de Madeleine, nadat we de afgelopen 25 kilometer mooie vergezichten hebben gehad, een aantal skidorpjes hebben gepasseerd en af en toe wat bochtige fases hebben meegemaakt op de weg die niet overal even breed en goed was. Al moet ik zeggen dat het aantal haarspeldbochten op deze klim nog wel meevalt, het zijn meer korte en kleine bochtjes, naast een groot aantal rechte stukken.

58449
cDyj4Xs.jpg

De klim is lang, dus de afdaling ook. Al is de afdaling wel een stukje korter, het gaat 20 kilometer naar beneden richting La Chambre. Dat de afdaling wat korter is merken we ook aan het gemiddelde stijgingspercentage, of in dit geval eerder het dalingspercentage. Het gaat gemiddeld aan 7,7% naar beneden, dat is fors. Toch zou ik deze afdaling niet enorm lastig willen noemen. De weg is ondertussen behoorlijk breed en het asfalt ziet er redelijk behoorlijk uit. Net als aan de andere kant van de Madeleine gaat het hier ook een aantal keer behoorlijk lang rechtdoor, al komen we onderweg ook genoeg bochten tegen. De meeste bochten zijn evenwel goed in te schatten, omdat er niet veel bomen aanwezig zijn. De renners komen wel nog door een aantal skidorpjes, zoals Saint-François-Longchamp. Hier passeren ze na acht kilometer in dalende lijn en er liggen hier wel wat rotbochtjes. Buiten dit skidorpje wordt de afdaling niet meer lastig. Nog genoeg bochten en ook wat haarspeldbochten, maar de weg is zo breed dat het voor de profs gesneden koek zou moeten zijn. Richting het eind van de afdaling, bij Saint-Martin-sur-la-Chambre, komen de coureurs nog een x-aantal haarspeldbochten tegen. Het blijft dus wel opletten en de jongens met meer techniek en meer bereidheid om risico's te nemen kunnen hier echt wel wat verschil maken, maar al bij al zou iedereen toch heelhuids La Chambre moeten kunnen bereiken. Hier passeren we na 72 kilometer, op iets meer dan 100 kilometer van het eind. In La Chambre slaan de renners linksaf, waarna ze een aantal kilometer door de vallei gaan rijden, op weg naar een stukje wegenbouwkunst waar ze bij de ASO een knellende panty van krijgen.

PIC550133702-e1437673754988.jpg

Het stuk door de vallei na de passage in La Chambre duurt zeven kilometer. Buiten wat bochtjes en rotondes in en rond La Chambre gaat het volledig rechtdoor, terwijl we langs de de rivier l'Arc rijden. Na een aantal kilometer komen ze uit in het nietige Pontamafrey, waar langs de kant van de weg twee uitgestorven tankstations te vinden zijn. Hier verlaten ze de brede doorgaande weg middels een bocht naar rechts, direct gevolgd door een bocht naar links. Ze rijden onder de doorgaande weg door en komen in het dorp terecht, waar er een bocht naar links volgt. Dit is het startsein voor de beklimming van Lacets de Montvernier. Een beeldschone klim die door de organisatie in 2015 werd ontdekt en een rol speelde in de slotfase van de 18e rit met aankomst in Saint-Jean-de-Maurienne. Het werd een rit voor de Fransen, Romain Bardet zou uiteindelijk winnen voor Pierre Rolland. In het peloton werd ook nog wel gekoerst, onder meer Alberto Contador probeerde aan te vallen. Daar had alleen niemand echt aandacht voor, we waren te druk bezig met het bewonderen van de klim. Lacets de Montvernier is met 3,4 kilometer aan 8,2% geen bijzondere klim, zou je zeggen. Het gaat anderhalve kilometer omhoog aan 8%, daarna iets meer dan een kilometer aan 9% waarna het richting de top afzwakt naar 5%. Niet heel boeiend, normaal gesproken. Maar, Lacets de Montvernier beschikt over een stuk of 17 haarspeldbochten, die dicht tegen elkaar aanliggen. Dat levert hele fraaie beelden op. Zagen we in 2015 al en dat zien we nu weer. Nu ze bij de ASO zo'n geweldige ontdekking hebben gedaan gaan ze 'm ook maximaal uitmelken hoor, geen enkel probleem. En dan daarna elkaar weer lekker afberen. Wat is het toch ook allemaal geweldig. Na 83 kilometer koers zijn de renners boven op deze klim.

0d70e
DJI_0548-768x576.jpg
bettiniphoto_0217539_1_full.jpg

Boven op de top van het klimmetje gaat het niet meteen naar beneden. We rijden langs het dorp Montvernier en daar volgt nog een kort knikje naar boven. Als dat knikje gedal is wordt er gedaald richting Hermillon over een weg met aanzienlijk minder haarspeldbochten. Alsnog wel een stuk of vier, dus helemaal simpel is deze korte afdaling niet. Buiten Hermillon steken de renners na een tweetal rotondes de Arc over en zetten ze koers richting Saint-Jean-de-Maurienne. Hier kwam de 18e etappe van de Tour van 2015 aan, gewonnen door Bardet. Die rit had dus een beetje dezelfde finale als dit deel van de etappe, met dat verschil dat we een ander rondje door het dorp rijden. We zoeken de doorgaande weg, om zo snel mogelijk door te kunnen rijden richting de volgende klim van de dag. In Saint-Jean-de-Maurienne komt na 91 kilometer de tussensprint van de dag. Na de tussensprint krijgen de renners te maken met vier rotondes en twee bochten, de doorgaande weg in dit dorp is niet zo heel doorgaand. Als we de laatste bochten en rotondes hebben gehad begint de weg buiten het dorp omhoog te lopen. Een van de beklimmingen waar ik ondertussen een punthoofd van krijg staat op het punt van beginnen. De Col de la Croix de Fer. Leuke naam, mooie klim, maar waarom komt ie ieder jaar weer terug? Vorig jaar nog van de andere kant beklommen, in 2015 zelfs drie dagen op een rij beklommen, ik word daar heel moe van. De finale van deze rit is exact hetzelfde als rit 19 van de Tour van 2015. Toen werd de rit op het laatste moment aangepast, eigenlijk zouden we richting Alpe d'Huez over de Galibier gaan, maar daar was wat instortingsgevaar. Daarom reden we via Saint-Jean-de-Maurienne over de Croix de Fer richting Bourg-d'Oisans en de Alpe d'Huez. Doen we nu ook. Creatief, inventief.

etappe-12-croix-de-fer.jpg

29 kilometer aan 5,2% dus. Een klim die onder te verdelen is in meerdere stukjes. Het eerste stuk van vijf kilometer gaat omhoog, met tussendoor een kilometer aan 10%. Daarna gaat het even een kilometer naar beneden, waarna het zwaarste deel van de klim gaat beginnen. Zes kilometer waarin het niet onder de 7% komt, met een paar kilometer aan 9 en 10%. Als de klim hier zou stoppen was het ook prima geweest, maar zoveel mazzel hebben we niet. Het is een kilometer vlak, het gaat een tweetal kilometer licht naar beneden en daarna is het weer een kilometer vlak. Om het leuk te houden krijgen we daarna nog een keer met zeven makkelijke kilometers te maken, waarin het nooit moeilijker wordt dan 5%. Pas in de laatste kilometers richting de top krijgen we met iets te maken wat op een klim lijkt, het stijgt vijf kilometer aan 8% gemiddeld, waarna het in de laatste kilometer van de klim aan 6% omhoog gaat. Na 121 kilometer, op 54 kilometer van de streep, bereiken we dan voor de 20e keer de top van deze col van de buitencategorie.

Croix_de_Fer-_View_to_South-West.JPG

De afdaling van deze kant van de Croix de Fer kennen we, als we een beetje over een goed geheugen beschikken. In 2015 reden we hier naar beneden en vorig jaar reden we hier omhoog. Daarom pak ik m'n oude aantekeningen er maar bij, als de ASO aan het kopiëren slaat dan mag ik dat ook natuurlijk. Oog om oog, tand om tand. In 2015 dacht ik er zo over: De eerste kilometers van de afdaling zijn vrij makkelijk, de renners dalen af richting het Lac du Grand Maison en dit stuk kent weinig lastige bochten. Het is hier ook nog niet echt een steile afdaling, bovendien is er bij het Lac du Grand Maison weer een heel stuk waar het even omhoog zal lopen. Tijdens deze afdaling van 28 kilometer gaat het zeker niet alleen maar naar beneden. Eenmaal voorbij het stuwmeer begint het wat bochtiger te worden. De renners krijgen te maken met een paar haarspeldbochten, maar de weg is hier best breed dus dat zou verder geen problemen op mogen leveren. Het begint wat steiler naar beneden te lopen, maar echt moeilijk wordt het nog niet. De meeste bochten zien er redelijk simpel uit. Na bijna 16 kilometer afdaling krijgen de renners nog een kilometer waar het serieus omhoog gaan aan een procent of zes. Vier haarspeldbochten lang gaat het omhoog, daarna is het een kilometer lang vlak, om daarna nog een kilometer of 9 af te dalen richting Allemont.

DSC02623.JPG

De laatste kilometers van de afdaling zijn niet zo heel bijzonder. Wel nog wat bochtenwerk, maar de renners hebben erger meegemaakt deze Tour. De laatste bochten van de afdaling zijn bij het Lac du Verney, net voor Allemont. Beneden in Allemont hebben de renners 150 kilometer afgelegd en is het nog iets meer dan 25 kilometer tot de top van Alpe d'Huez. Voor de renners aan die klim beginnen moeten ze eerst nog 10 kilometer door de vallei fietsen. Ze fietsen door de vallei van de rivier Le Romanche richting Bourg-d'Oisans. Deze kilometers door de vallei zijn volledig vlak. Na 159 kilometer komen de renners uit in Bourg-d'Oisans, een dorpje waar we de komende tijd nog veel van gaan horen. Bijvoorbeeld omdat de volgende rit hier van start zal gaan. Bourg-d'Oisans is een dorpje dat ook wel ieder jaar voorkomt in de Tour en nu zelfs twee keer, beetje vervelend. Als je goed luistert kun je heel in de verte de dronken Nederlanders al Schatje mag ik je foto horen zingen. Pak je je verrekijker erbij dan zie je al die idioten met een campingstoel boven hun hoofd staan. Enfin, Bourg-d'Oisans dus. De vertrekplaats van de klim richting Alpe d'Huez. De extreem overgewaardeerde en veel te vaak gebruikte 'Nederlandse' berg.

1_82.jpg

Na Bourg-d'Oisans is het nog een paar kilometer vlak, maar op 13,8 kilometer van de streep gaat de slotklim dan toch echt beginnen. Het is weer eens tijd voor Alpe d'Huez, de klim met de vele haarspeldbochten. 21 bochten in totaal, waarbij vooral bocht zeven altijd extra veel aandacht krijgt. De Alpe d'Huez is een beklimming van de buitencategorie en is gemiddeld 8,1%. Het is niet de langste klim van allemaal, maar wel best steil. De klim begint meteen met twee kilometer aan 10%. Door de brede weg lijkt het altijd minder steil dan het in werkelijkheid is. Langzaam wordt de klim iets minder zwaar, maar het blijft kilometerslang tussen 9,5 en 7,5% zitten. Na negen kilometer klimmen krijgen de renners met het zwaarste stuk te maken, een kilometer aan 11,5%. De kilometer daarna stijgt het nog aan 9%, maar de laatste drie kilometer is het ineens niet meer zo zwaar. Op drie kilometer van de streep zwakt het af tot een procent of 5 en dat zal zo blijven tot de finish.

68e6b

L'Alpe d'Huez heeft een fantastische historie in de Tour. Vooral omdat deze berg zo vaak wordt beklommen, dan krijg je al snel een grote historie. In 2015 stond Alpe d'Huez voor het laatst op het programma. Thibaut Pinot wist toen de Fransen blij te maken. Hij ging vroeg in de aanval en wist aan het eind de opstomende Nairo Quintana voor te blijven. Daarvoor waren we er nog eens in 2013. De Alpe d'Huez werd zelfs twee keer beklommen tijdens die rit. Lange tijd leek Tejay van Garderen op weg naar de overwinning, maar hij viel in de slotkilometers volledig stil en werd ingehaald door de grillige Fransman Christophe Riblon. Hij bezorgde de Fransen een mooie dag. De Fransen hadden ook een mooie dag in 2011, een rit die toen ook zou starten in Modane en over de Galibier naar de Alpe d'Huez zou gaan werd gewonnen door Pierre Rolland. De laatste jaren is het dus niet zozeer een Nederlandse berg, maar eerder een Franse berg. In 2008 was Carlos Sastre de sterke op Alpe d'Huez, hij legde op deze berg de basis voor zijn Tourwinst. Twee jaar eerder was Frank Schleck aan het feest. Ook in 2004 kwam Alpe d'Huez voor, er was een tijdrit van Bourg-d'Oisans naar deze klim. Lance Armstrong won die bergtijdrit. Dan zijn we aanbeland bij 2003, mijn favoriete beklimming van de Alpe d'Huez. Alles aan die editie was fantastisch. US Postal begon aan de klim alsof het een massasprint betrof. Op de brommer begonnen ze aan de klim en al snel waren er niet veel renners meer over. Vooral renners van US Postal zelf haakten nogal snel af, door deze sprint. Armstrong kwam al vrij snel alleen te zitten en werd flink bestookt. Hamilton, Beloki, Vinokourov, Mayo, allemaal waagden ze wel een poging om weg te komen. Het lukte niemand, tot Iban Mayo een keer serieus aanzette en alles gaf. Met zijn shirtje open vloog hij als superman naar boven. Niemand kwam in de buurt van Mayo. Vinokourov zou nog de achtervolging inzetten, maar hij kwam een kleine twee minuten later binnen. De groep Armstrong zou meer dan twee minuten verspelen op Mayo. Het werd een prachtige overwinning voor Euskaltel en voor Iban Mayo. Het was een demonstratie.

Mayo%2028.jpg

Helaas hebben we na die overwinning niet veel meer van Mayo gezien in de Tour. De Bask, die altijd vrij flamboyant leek, kon niet omgaan met de druk die ontstond na deze overwinning. Hij haalde nog goede resultaten in voorbereidingskoersen, maar zodra hij rond moest gaan rijden in de Tour lag hij vaak vrij snel op de grond en verdwenen zijn kansen om goed te presteren. Een positieve dopingtest en een paar depressies verder leeft hij nu een leven in totale anonimiteit. Alpe d'Huez is natuurlijk ook de klim waar een van de beste klimmers ooit twee keer won, Marco Pantani. In 1995 en 1997 was hij de sterkste. De tijd die Pantani in 1997 noteerde staat nog steeds, in de tussentijd is niemand sneller geweest. We noemen Alpe d'Huez ook wel eens de Nederlandse berg, in een ver verleden kwam dat door de prestaties van de Nederlanders op deze berg. Acht keer won een Nederlander op Alpe d'Huez. Joop Zoetemelk, Hennie Kuiper, Peter Winnen, Steven Rooks en Gert-Jan Theunisse, allemaal wonnen ze op Alpe d'Huez. Zoetemelk, Kuiper en Winnen wonnen zelfs twee keer. Na de overwinning van Theunisse in 1989 was het wel gedaan met de pret. Tegenwoordig moeten we het van bocht 7 hebben, waar alle Nederlandse kanalenvegers kachellam staan te zijn met een stoel boven hun hoofd. Gesink mag ik een demarrage? En doe er ook een ritwinst bij.

ANP-24027356-980x582.jpg

Voor de jongens in de bus is het geen probleem. Al willen de mensen nog wel eens zo dronken zijn dat ze gaan slaan in plaats van duwen, dat is dan toch net een tikkeltje minder. Om het ongemak wat minder groot te maken krijg je dan wel weer een biertje, is ook wat waard. Voor de jongens vooraan is dit eigenlijk geen leuke klim. Het is zo druk dat je op bepaalde punten niemand in kan halen en van het geluid gaan je oren kapot. Bovendien leef je continu met de angst dat er iets gaat gebeuren. Tot nu toe is het altijd best goed gedaan, maar dat kan niet blijven duren. Zeker niet nu Froome de afgelopen tijd nogal negatief in het nieuws is gekomen vrees ik het ergste. In het verleden kreeg hij al bekers urine en rochels naar z'n hoofd en dat was nog zonder salbutamol. Nu zou het zomaar kunnen zijn dat een dronken Nederlandse debiel hem van z'n fiets trekt. Enige voordeel daarvan is dat het gunstig is voor ONZE Tom dat we dan de onvermijdelijke Alpe d'Huez nooit meer gaan bezoeken. Vanuit dat oogpunt ben ik eigenlijk wel voor wat incidenten, want ik heb die berg in ieder geval wel gezien. 2003 was fantastisch, maar we hoeven er niet zo vaak weer terug te keren. Er zijn nog zoveel bergen in de buurt die het ook wel verdienen om een keer bezocht te worden. Het wintersportgebied L'Alpe d'Huez kennen we ondertussen wel. Heel leuk dat er meer dan 250 kilometer aan pistes is, maar dat is op andere plaatsen ook wel te vinden. Laten we het qua bezoeken van Alpe d'Huez gewoon bij de Alpe d'HuZes houden. Verder niets meer mee doen. Leuk geweest, dag.

WATSON_00003434-103.jpg

De renners vertrekken om 12:10 vanuit Bourg-Saint-Maurice. Het is dan weer eens tijd voor een neutralisatie van een kwartier, waardoor men pas om 12:25 echt begint. De NOS en Sporza zenden de rit integraal uit, jawel. De uitzending van Sporza wordt wel even hinderlijk onderbroken door het nieuws, maar dan kunnen we zappen naar Canvas. Ook Eurosport is erbij, maarja, Eurosport. De aankomst boven in Alpe d'Huez wordt verwacht tussen 17:30 en 18:19, behoorlijk late finish. In startplaats Bourg-Saint-Maurice wordt het mokerwarm. 32 graden in de middag, dat zijn toch geen temperaturen meer. Weinig wind ook nog eens, jongens toch. In Bourg d'Oisans, waar de voet van Alpe d'Huez ligt wordt het ook 31 graden, voor de gezelligheid. Ook daar weinig wind. Boven op Alpe d'Huez is het iets koeler, 22 graden. Al met al weer een niet al te prettige dag voor de meeste renners.

Het is weer een lastige rit om te voorspellen. Het scheelde niet veel of de tweede bergrit was ook al naar de vluchters gegaan. In principe lijkt er dus bij de klassementsrenners weinig ambitie te zijn om voor de rit te gaan. De overwinning van Thomas kwam min of meer toevallig tot stand. Door die overwinning is de buit voor hem en Sky wel binnen. De gele trui is er en de renners van Sky staan op 1 en 2. De kans is dus best groot dat Sky helemaal geen poging meer gaat doen om de boel te controleren. Waarom zouden ze? Nouja, omdat het Sky is. Dat dan weer wel. Toch zal het waarschijnlijk vooral van andere ploegen moeten komen, maar er zijn behoorlijk wat mondjes gesnoerd. Movistar probeerde iets met Valverde, maar die heeft de benen niet. Landa is ook nog niet helemaal fit en dus blijft van de helige drie-eenheid alleen Quintana nog over, maar die is laf. Weer een grote kans voor de vluchters dus, als je het mij vraagt. Vooral ook omdat de laatste twee aankomsten op Alpe d'Huez voor de vluchters waren. Riblon in 2013 en Pinot in 2015. Je zou dan voor deze rit aan een Barguil of een G. Martin kunnen denken, al is vooral Barguil echt ranzig slecht. Dat is dan wel weer het nadeel voor de vluchters, de meeste jongens hebben we de afgelopen dagen al vooraan gezien. Een Alaphilippe bijvoorbeeld heeft twee dagen achter elkaar met z'n krachten gesmeten, dat zal voorlopig wel even klaar zijn. De aanloop is ook nog eens in dalende lijn, waardoor de lichtgewichten wat in het nadeel zijn. Net iets moeilijker om in de vlucht van de dag te zitten. Enfin, als ik vijf namen voor de vlucht mag noemen kom ik uit bij Dani Martinez, Ion Izagirre, Omar Fraile, Kindsoldaat en Van Garderen. Tejay moet nog even wraak nemen nadat Riblon hem lachend voorbij fietste in 2013. Noem ik daarna nog even vijf klassementsrenners, want dat kan.
1. Froome. Bij iedere vlakke rit noteer je Gaviria en bij iedere bergrit Froome. Ook al werkt die tactiek nog niet echt lekker. De geniepige Thomas ging er op een mooi moment vandoor en Froome kon niets doen. Dat zal hem niet lekker zitten en hij zal zinnen op wraak. Dus zal hij op Alpe d'Huez voor de zekerheid maar vast gaan aanvallen voor het laatste wagonnetje van de trein verdwenen is. Spanning en sensatie. Hij moet natuurlijk ook wel hard gaan fietsen wil hij heelhuids door bocht 7 komen. Lachen man.
2. Quintana. De Capibara is altijd sterk op Alpe d'Huez. In 2015 werd hij tweede achter Pinot, omdat hij net te laat in de aanval ging. In 2013 werd hij vierde, achter drie vluchters. Eigenlijk is hij op deze berg dus steeds de beste van de favorieten, maar fietst er altijd nog iemand voor. Zal nu vast niet anders zijn. Hij liet tijdens de vorige rit zien dat de benen best goed zijn, nu alleen de tactiek nog.
3. Thomas. Klimmer Thomas gaat die gele trui natuurlijk verdedigen, al wordt het ingewikkeld als Froome vroeg in de aanval gaat. Dan maar hopen dat andere renners in de achtervolging gaan, waar hij dan op de trekhaak kan gaan zitten. Echt lachwekkend, deze gozer. Paar kilo verliezen en je kan de Tour winnen, ik ga zelf ook maar eens een rondje extra fietsen.
4. Roglic. De Roog had slechte benen en alsnog wist hij 11e te worden, 8e van de favorieten. Als de beentjes wat beter gaan aanvoelen zal de voormalig schansspringer (ja, echt) niet meer te stoppen zijn. En Kruijswijk zag dat het niet goed was. Dat wordt knechten, Steven.
5. Dumoulin. ONZE Tom, op de Nederlandse berg. Wordt helemaal niks natuurlijk. Of nouja, geen tweede plaats in ieder geval. Na die lange inspanning van een dag eerder toch een kleine terugslag. Wat verder zijn prestaties niet minder indrukwekkend maakt. Vooralsnog lijkt het er sterk op dat hij minstens bij de eerste vijf gaat rijden, misschien zelfs op het podium. Twee grote rondes achter elkaar een podium, dat zou gekkenwerk zijn. Beetje beangstigend ook, misschien moeten we voorzichtig wat bekers met urine gaan verzamelen voor Tom.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:50
SPOILER: Etappe 13: Bourg d'Oisans - Valence, 169,5 km
Etappe 13: Bourg d'Oisans - Valence, 169,5 km

Dit had een bijzonder uitbundige voorbeschouwing kunnen worden, maar uiteindelijk bleek de rit naar Alpe d'Huez toch een paar kilometer te lang te zijn. In het begin van de rit reed er een grote groep van 30 man weg, met onder meer Robert Gesink. Even later bleek ook Valverde van de partij te zijn, met in zijn wiel Steven Kruijswijk. De Kleerhanger is een van de weinige klassementsrenners die je wel vaker dit soort acties ziet ondernemen, al komt het meestal pas als hij echt op achterstand staat. Nu kwam de actie terwijl hij 6e stond, bijzonder gewaagd. Al was het in het begin behoorlijk risicoloos. Hij hoefde geen werk te verrichten en kreeg zomaar een paar minuten cadeau. Op de Col de la Croix de Fer schommelde de voorsprong zo rond de drie minuten, maar het ging toch niet snel genoeg naar de zin van Kruijswijk. Omdat verder niemand met hem wilde samenwerken koos hij ervoor om op 73 kilometer van het eind solo verder te gaan. Ondertussen waren we trouwens al een heel contingent aan sprinters verloren, onder meer Groenewegen, Greipel en Gaviria stapten af. Kruijswijk stapte niet af maar reed stevig door, hij bouwde zijn voorsprong uit tot meer dan zes minuten. Even leek hij een coup van jewelste op poten te zetten. Sky raakte echter niet in paniek en bleef rustig op kop rijden. Ze wilden hun knechten niet al te snel opsouperen en hadden uitgerekend dat alles goed zou komen. Andere ploegen waren daar niet zo zeker van, dus begonnen AG2R en Movistar op kop te rijden. De voorsprong van Kruijswijk werd daardoor niet meer dan die zes minuten. In de afdaling van de Croix de Fer verloor hij niet veel, hij had toen hij aan de vallei richting de voet van de Alpe d'Huez begon nog steeds een schappelijke voorsprong van meer dan vijf minuten. Die vallei viel alleen een beetje tegen, de wind stond er niet ideaal en het was hard werken als eenzaat. In de groep der favorieten zaten alle renners wat meer op hun gemak, terwijl Kwiatkowski het kopwerk voor z'n rekening nam. Kruijswijk verloor wat van zijn pluimen en begon met vier minuten voorsprong aan de beklimming van Alpe d'Huez. In principe een voorsprong die voldoende had kunnen zijn, misschien wel had moeten zijn. Helaas pakte het anders uit. De beentjes liepen meteen vol en het werd een strijd om boven te geraken. In de groep der favorieten mocht Bernal de klim voor zijn rekening nemen en dat deed hij op een buitengewoon indrukwekkende manier. Nibali viel nog eens aan, Quintana deed een poging, maar niemand kon wegrijden. Alleen Bardet slaagde erin om wat langer voor de groep te blijven rijden. Hij werd na een tijd dan wel weer overvleugeld door Froome, die een poging deed om de gele trui van Thomas wat minder geel te maken. Na de aanval van Froome kwam Kruijswijk snel in beeld. Het was een dappere tocht. 70 kilometer in z'n eentje. Helaas eindigde het op 3,5 kilometer van de streep. Niet ieder verhaal heeft een mooi eind, helaas. Alsnog een poging die we niet snel zullen vergeten, niets dan respect en lof. De ritwinst zou dus niet naar Nederland gaan, want Froome zou deze aanval wel volhouden. Tenminste, zo gaat dat normaal gesproken. Een aanval van Froome in de Tour kent meestal geen antwoord. Deze keer wel, Dumoulin reed naar Froome toe. Zo reden ze in de laatste meters met z'n vieren naast elkaar, want ook Thomas en Bardet waren er nog steeds. Aangezien ze steeds langzamer gingen rijden kon Landa in extremis ook weer aansluiten, terwijl Nibali in de tussentijd dankzij een supporter op de grond was gevallen. Dat leek zonder gevolgen te zijn aangezien hij snel weer op de fiets stapte, maar de nummer vier van het klassement ligt er nu toch echt uit dankzij een gebroken rugwervel. In de slotkilometer trok Landa de sprint aan, waarna Dumoulin een schakelfout maakte. Thomas profiteerde van zijn oude ploeggenoot Landa en sprintte naar de overwinning. Klimmer Thomas wint zo twee bergritten op rij. Bijzonder, om het voorzichtig uit te drukken. Een kleine anti-climax na een prachtige rit. Om van al dat geweld in de Alpen te bekomen krijgen we nu een overgangsrit. Van de Alpen richting het westen. Een behoorlijk vlakke rit, met aankomst in Valence. Op papier een rit voor de sprinters, maar krijgen we nog wel een sprint nu bijna alle rappe jongens in het vliegtuig naar huis zitten?

tour-de-france-2018-stage-13-map-f53b04585a.jpg
b514a

Bourg d'Oisans, of Le Bourg-d'Oisans is een dorpje met 3000 inwoners en een grote geschiedenis in de Tour. Bijna jaarlijks komen we hier wel weer langs, omdat het dorp op een belangrijk knooppunt van bergen ligt. De voet van de Alpe d'Huez ligt hier natuurlijk, maar even verderop kom je ook Les Deux Alpes tegen, om maar wat te noemen. Bourg d'Oisans is een ideale plaats om een bergrit te laten starten en dat heeft de organisatie dan ook al vaak gedaan. Meer dan 20 keer is hier al een rit vertrokken. Richting Morzine, Saint-Etienne, La Toussuire, Gap, La Plagne en ga zo maar door, het kan allemaal. Opvallend is dan wel weer dat hier slechts één keer een rit aankwam. Aangezien je door kan fietsen naar Alpe d'Huez, Les Deux Alpes of nog duizend andere bergen denkt men er niet echt aan om hier een rit te laten eindigen. Alleen in 1966 dacht men er een keer wel aan. Een rit van Privas naar Bourg d'Oisans over 203 kilometer werd gewonnen door de Bask Luis Otaño. In Bourg d'Oisans valt verder niet veel te beleven, ze moeten het vooral van het toerisme hebben en het organiseren van evenementen. Zo vertrekt hier jaarlijks La Marmotte, een cyclosportive voor de amateurs. Een toch met 5000 hoogtemeters, over de Glandon, Telegraphe, Galibier, en finish boven op Alpe d'Huez. Beter parcours dan een gemiddelde Tourrit. Ook de Alpe d'HuZes vertrekt natuurlijk vanuit Bourg d'Oisans. Een of meerdere keren de berg op in de strijd tegen kanker, prima evenement. Het wordt in het roadbook genoemd, dus blijkbaar zien ze het zelfs in Frankrijk als een serieuze happening.

bourg-d-oisans-img04.jpg

Na een rondje door Bourg d'Oisans rijden we tijdens de neutralisatie richting het noorden, over de weg door de vallei waar we gisteren ook al overheen reden en daar waar Kruijswijk tegen de wind in aan het vechten was, de arme jongen. Na de neutralisatie gaat het nog 3,5 kilometer rechtdoor over deze weg, tot het gehucht Rochetaillée, daar waar de afdaling van de Croix de Fer eindigt. We volgen nu de doorgaande weg en gaan naar links, op weg naar andere oorden. We blijven de vallei van de Romanche volgen en na een aantal kilometer begint de weg in deze vallei licht naar beneden te lopen. Over de Route des Alpes rijden we door een prachtige omgeving verder, terwijl we ondertussen weinig bochten tegenkomen. Aangezien de weg al snel naar beneden loopt en iedereen in de vlucht van de dag zal willen zitten krijgen we vast weer een razende start. Zonde wel, zo hebben we minder tijd om van de mooie vergezichten te genieten. Er wordt koers gezet richting het eind van de Alpen en daardoor wordt de omgeving wel steeds minder mooi. De weg wordt ook steeds vlakker, al loopt het in totaal toch wel een kilometer of 20 naar beneden. De vallei van de Romanche wordt 30 kilometer gevolgd, tot in het dorpje Vizille. Hier staat een prachtig kasteeltje midden in het dorp, aan het water. We rijden ook langs dit kasteeltje en hebben dan inmiddels de Romanche achter ons gelaten. Bochtje naar rechts en daarna een bochtje naar links, op weg naar de eerste klim van de dag. De Côte de Brié, een klimmetje van 2,4 kilometer aan 6,9%. De top van dit bergje van de derde categorie bereiken we na 32,5 kilometer. Na de top van dit klimmetje is het even vlak, waarna er nog een klein knikje naar boven volgt. Vervolgens gaat het probleemloos naar beneden. Brede weg, amper bochten. Wel nog wat vluchtheuvels en wat rotondes, maar buiten dat rijden we al snel de buitenwijken van Grenoble binnen. Over een rechte en brede weg gaat het vervolgens richting het centrum van Grenoble, dat we na 42 kilometer bereiken. In de 'hoofdstad van de Alpen' is de Tour al een keer of 800 geweest, al is het van 2014 geleden dat er nog eens een rit startte of eindigde.

149974_Grenoble-1024x681.jpg

Na een betrekkelijk lange tocht door Grenoble met de nodige bochten en ook wat passages over tramrails steken we in een buitenwijk via een brug de Drac over, een rivier die niet veel later samenvloeit met de Isère. Langs de oevers van deze rivier gaan we de komende tijd fietsen, over wegen die bijna niet vlakker en rechter hadden kunnen zijn. Zonder enige noemenswaardigheid rijden we na 71 kilometer door Saint-Quentin-Sur-Isère, waar de tussensprint van de dag is. Nu zo'n beetje alle sprinters zijn afgestapt boeit de tussensprint al helemaal niet meer. Sagan heeft een punt of 9000 voorsprong op de tweede in dat klassement. Ook na de tussensprint rijden we vrolijk verder over dezelfde brede en kaarsrechte weg dwars door de vallei. Na drie bergritten is dit echt afgrijselijk. Tussen Saint-Quinten en Rovon, een dorpje 10 kilometer verderop, komen we op wat bomen en akkers na helemaal niets tegen. Komen we dan na Rovon wel iets tegen? Nou, nee, ook niet echt. Richting Cognin-les-Gorges gaat het weer zes kilometer zo goed als rechtdoor, alleen loopt de weg een heel miniem piepklein beetje omhoog. Stelt geen kut voor, net als de komende kilometers. Gewoon nog steeds over dezelfde brede en vlakke weg, door het dorpje Izeron richting Saint-Romans. Hier volgt na 97 kilometer koers een bocht naar rechts en dan verlaten we voor het eerst in een kleine 50 kilometer de weg die ons door de vallei van de Isère bracht. We duiken de binnenlanden in en krijgen daar met wat meer geaccidenteerd terrein te maken. De weg wordt na Saint-Romans wat bochtiger en minder breed, maar het blijft nog even vlak. In de buurt van Bluvinaye, na 102 kilometer, loopt de weg even een kilometertje licht omhoog. Aan het eind van deze oplopende strook fietsen de renners door een slechtverlicht tunneltje en aan het eind van deze tunnel loopt de weg een kilometertje naar beneden, met nog een paar listige bochtjes. Vervolgens gaat het behoorlijk rechtdoor richting Pont-en-Royans, waar we na 106 kilometer passeren. Dit dorpje komt me smerig bekend voor. Het ligt aan een riviertje en ze hebben wat van die overhangende huisjes boven op een rots gebouwd. Dat is blijkbaar slecht gedaan, want in die huisjes mag je niet meer wonen. Maar ik heb het idee dat ik dit al eens eerder heb gezien, dus waarschijnlijk heeft men een oude toeristische gids uit de kast voor deze rit.

c986e9ff13f8c0358d7b510e4fa83f86.JPG

Na onze tocht door de smalle straatjes van het pittoreske maar niet per definitie heel bewoonbare Pont-en-Royans slaan we rechtsaf en als de renners dan even omkijken zien ze die kicken huisjes boven het water hangen. Niet dat ze daar veel tijd voor hebben, want het gaat even kort naar beneden tot aan de volgende bocht. Daar begint de weg ineens omhoog te lopen, we krijgen te maken met een paar haarspeldbochten en een klim van 1,5 kilometer aan 5%. De Côte de Sainte Eulalie-en-Royans is een bergje van de vierde categorie waarvan de top na 109 kilometer koers volgt, op 60 kilometer van het eind. We zitten inmiddels in de Drôme daar blijven we ook tot aan de finish. Na de klim is het even een aantal kilometer vlak, terwijl we over een brede en niet zo bochtige weg richting Saint-Laurent-en-Royans rijden. Paar bochtjes en rotondes hier, waarna het in licht dalende lijn verder gaat richting Saint-Thomas-en-Royans. Wel wat bochten, maar het is hier eigenlijk best eenvoudig fietsen. Dat is ook voorbij Saint-Thomas zo, als we richting Saint-Nazaire-en-Royans rijden. Hier komen we na 121 kilometer uit. Ook in dit stuk een paar bochtjes, zelfs nog een haarspeldbocht. Stelt allemaal niets voor, de weg is hier breed en erg steil gaat het ook nergens naar beneden. Het grootste gedeelte van de tijd is het gewoon vlak. In Saint-Nazaire-en-Royans, waar ze een aquaduct hebben, zijn we weer terug in het dal. Nog 48 kilometer tot de finish.

1280px-Saint-Nazaire-en-Royans_-_2011.jpg

In dit dorpje slaan we linksaf en daarna rijden we onder het aquaduct door. Oh oh oh, wat gaat dat weer een fantastische plaatjes opleveren. Vervolgens rijden we een aantal kilometer over een licht oplopende weg verder richting Hostun. Dwars door open velden, eventueel interessant mocht er wat wind staan. Na een bochtje naar links in Saint-Nazaire gaat het vier kilometer rechtdoor tot Hostun. In Hostun is er opnieuw een bocht naar links, waarna de weg zes kilometer omhoog loopt aan iets meer dan 3% gemiddeld. Een Alpencol wil ik het niet noemen, maar voor de overgebleven sprinters toch nog een soort van uitdaging. De weg is behoorlijk recht, waardoor ie niet echt omhoog lijkt te lopen. Pas in de buurt van Beauregard-Baret komen er wat bochtjes voor en daar zie je dan ook meteen dat er daadwerkelijk geklommen moet worden. In de buurt van dit gehucht komen we vrij snel de top van dit niet gecategoriseerde klimmetje tegen en daarna is het vijf kilometer relatief vlak tot aan Rochefort-Samson. Het gaat een paar keer licht naar beneden, maar van een echte afdaling is geen sprake. In de buurt van de camping Combe d'Oyans, waar de mensen een prachtig uitzicht op de bergen hebben, loopt de weg zelfs nog even kort omhoog. Halve kilometer aan een procentje of vijf, om toch maar aan te geven dat het geen doodsimpele finale is. Na dit korte stukje in stijgende lijn is het wel weer een aantal kilometer vlak terwijl we over een rechte weg door Rochefort rijden. Ook buiten dit dorpje blijft de weg behoorlijk recht en zijn de hoogteverschillen klein. Het feit dat we hier door een open veld rijden zou nog wel eens het meest interessante kunnen zijn. Veel klimwerk komen we niet meer tegen, het laatste klimmetje volgt na een linkse bocht in Charpey, op 26 kilometer van de finish. In de smalle straatjes van Charpey loopt het al even kort omhoog, maar dat is niet de klim waar ik op doel. Die komt buiten het dorp, het gaat daar anderhalve kilometer aan een procent of vier omhoog richting Peyrus, dolle boel.

T725291.jpg

Op 22 kilometer van de streep rijden we dan door Peyrus en hier zit het heuvelachtige gedeelte erop. De finale gaat beginnen en die finale werken we af in licht dalende lijn. Over een brede en rechte weg fietsen de renners richting Chabeuil, waar ze op 14 kilometer van het eind passeren. In Chabeuil krijgen we te maken met twee rotondes. Bij de eerste gaat het naar links en een kilometertje verderop bij de volgende naar rechts. Vervolgens gaat het kilometerslang rechtdoor over een brede en vlakke weg. Op een kilometer of negen van de finish ligt er een rotonde en in de drie kilometer daarna komen de renners nog drie rotondes tegen. Het gaat wel steeds rechtdoor, maar dus met een paar hinderlijke onderbrekingen. Op zes kilometer van de streep rijden we inmiddels in Valence en na een kilometer of acht over rechte wegen krijgen we dan met een echte bocht te maken. Het gaat naar links, verder over een weg die nog steeds breed is. Het gaat rechtdoor tot op iets minder dan vijf kilometer van de streep. De renners verlaten dan de brede weg en rijden via een wat smallere afrit de binnenstad in. Aan het eind van de afrit komen de renners een rotonde tegen waar ze rechtdoor gaan. Vervolgens wordt de weg weer wat breder. Er volgt een flauwe bocht naar rechts, waar de weg ook licht naar beneden loopt. De volgende bocht laat niet lang op zich wachten, op vier kilometer van de streep ligt er een listig bochtje naar links. De korte afdaling is voorbij en het gaat nu een klein beetje vals plat omhoog tot op 2,5 kilometer van de finish. Het grappige is dat we drie jaar geleden ook over deze weg reden, alleen dan in tegengestelde richting. Het rondje in Valence is nu zo ongeveer omgekeerd. De finishlocatie is wel hetzelfde gebleven, maar daar komen we later op terug. De weg waar de renners zich nu op bevinden heeft een rotonde, bij deze rotonde moeten de renners schuin naar rechts. Even verderop volgt er een nieuwe kruising, waar ze schuin naar links gaan. Op 2,5 kilometer van de streep ligt er een bocht naar rechts, waarna er 200 meter verderop nog een bocht naar rechts volgt. Op twee kilometer van de streep ligt er dan weer een schuine bocht naar links in het parcours, waarna men nog langs een rotonde rijdt. Bij die rotonde kan je eigenlijk gewoon zo goed als rechtdoor rijden en ook na de rotonde gaat het rechtdoor. We komen nog zo'n rotonde tegen, maar verder gaat het tot op 350 meter van de finish zo goed als rechtdoor. Onderweg loopt de weg richting de laatste kilometer licht omhoog, maar veel meer dan vals plat is het niet. Ook in de laatste kilometer loopt het nog licht verder omhoog, maar de grootste uitdaging is de rotonde op 350 meter van het eind. Een lange en brede rotonde, waar de parcoursbouwers dankzij wat hekken vast weer een kicken chicane van weten te maken. Vervolgens loopt het in de laatste 300 meter rechtdoor, licht omhoog. Zelfde laatste meters als in 2015. Ook toen kwamen we langs die rotonde, alleen dan van een andere kant.

D29UMbl.png
da963

Valence is een stad met 64.000 inwoners, op de grens van de Ardèche en Drôme, aan de oevers van de Rhône. Het is een stad waar door de jaren heen toch wel wat verschillende wielrenners zijn geboren. Charly Mottet bijvoorbeeld, die in 1991 twee ritten won in de Tour en zelfs vierde werd in het klassement. Ook Axel Domont van AG2R komt uit Valence. Hij deed mee aan deze Tour en had een van de belangrijke krachten van Bardet moeten worden, maar na een paar dagen koers lag hij al in het ziekenhuis. Een derde renner uit Valence is Guillaume Bonnafond, een jongen die zich al een jaar of 10 onzichtbaar door het peloton weet te manoeuvreren. Eerst jarenlang in dienst van AG2R, tegenwoordig bij Cofidis. In al die jaren heeft hij overigens nog nooit de Tour gereden, arme jongen. Valence maakt voor de derde keer deel uit van de Ronde van Frankrijk. De eerste keer was in 1996. Een rit met vertrek vanuit Gap zou aankomen in deze stad. De kleine Colombiaan Chepe González was in dienst van Kelme iedereen te snel af en rondde een vlucht succesvol af. Pas in 2015 keerde men weer terug en de renner die toen won kun je gerust het tegenovergestelde van González noemen. Van een kleine, gedrongen klimmer die het van de aanval moest hebben stapten we over op een stevige Duitse sprinter. André Greipel ging in een massasprint met de zege aan de haal, hij klopte John Degenkolb, Alexander Kristoff en Peter Sagan. In deze industriestad, waar ze zich vooral richten op leer, textiel en juwelen, kunnen we zomaar voor de tweede keer een massasprint gaan meemaken.

Kiosque_2004-09-18_009.jpg

De rit begint om 13:35 en na een neutralisatie van tien minuten gaat het om 13:45 echt van start. De uitzending van de NOS begint pas om 14:10, dus mis je een deel van de rit als je zo gek bent om naar Dijkstra & Ducrot te luisteren. Niet zo handig, want het enige interessante deel van deze rit komt waarschijnlijk in het begin. Of we een rit voor de vluchters of voor de sprinters krijgen hangt nogal af van de vlucht van de dag en die vlucht van je dag mis je dus bij de NOS en ook bij Sporza. Eurosport 1 is er dan wel weer vanaf het begin bij. Wat een genot. In Bourg d'Oisans wordt het weer pittig warm, richting de 30 graden overdag. Verder wordt het daar niet al te best weer, richting het eind van de middag regen onweer. Tegen die tijd zijn we al lang en breed weg, dat scheelt. Naar verluidt weer weinig wind, al blijkt het in de praktijk altijd te waaien in de vallei. In Valence wordt het ook gruwelijk warm, boven de 30 graden. Ook daar richting het eind van de middag kans op regen. Misschien dus een regenbuitje aan het eind van de rit, maar over het algemeen een droge dag. Weinig wind in Valence, maar het beetje wind dat er staat is waarschijnlijk grotendeels tegen of schuin tegen. We zeggen dus nee tegen eventuele waaiers.

Normaal gesproken was dit een rit die prima had kunnen eindigen in een massasprint. Al had ik daar vooraf al mijn bedenkingen bij omdat de sprinters meestal nogal dood en kapot zijn na drie dagen in de bergen. Aangezien deze rit niet volledig vlak is had ik me er best iets bij kunnen voorstellen dat een groepje mocht gaan lopen. Dat scenario is nu een stuk waarschijnlijker geworden aangezien bijna alle sprinters naar huis zijn. Van Cavendish en Kittel namen we al eerder afscheid. Op basis van de resultaten zou dat misschien niet zo boeiend lijken, maar Cavendish zette wel iedere dag een mannetje van zijn ploeg mee op kop. Dat mannetje van Dimension Data zal er nu dus niet zijn, tenzij ze voor Boasson Hagen gaat rijden. Ook Katusha hoeft niets meer te doen. Daar zijn tijdens de afgelopen rit nog wat ploegen bijgekomen. Lotto Jumbo heeft Gesink en Tolhoek opgeofferd in dienst van Groenewegen, dat hoeft na de opgave van Dillie niet meer. Ook Quick Step hoeft niets meer te doen nu Gaviria verdwenen is, al zou Richeze best zelf mee kunnen sprinten. De Gendt en Vanendert hoeven ook niets meer te ondernemen voor Greipel. Bijna alle ploegen die tijdens de vorige sprintritten op kop aan het rijden waren hebben nu geen reden meer om dat te doen. Het zal dus vooral van Bora-Hansgrohe en de ambities van Sagan afhangen of deze rit eindigt in een sprint. Verder blijft er maar weinig over. UAE zou kunnen rijden voor Kristoff, Bahrain voor Colbrelli, FDJ voor de altijd aan de auto hangende klootzak Demare en Wanty voor een van hun 25 sprinters, maar dan begeef je je al op dat terrein. Als er een sterk groepje wegrijdt zien we die niet meer terug, is mijn verwachting. En die verwachtingen van mij, daar kun je wat mee.
1. Boasson Hagen. Eddie is echt misselijkmakend slecht tijdens deze Tour en eigenlijk het hele jaar al. Nog geen moment in beeld gereden eigenlijk. En toch kan hij dan zomaar een rit gaan winnen. Nu Cavendish is verdwenen kan hij zijn eigen plan gaan trekken en hij weet heel goed wat hij moet doen. Vorig jaar liet hij dat namelijk zien in Salon-de-Provence. Niet kansloos mee gaan sprinten voor een verre ereplaats, maar in de aanval gaan en een vlucht succesvol afronden. Als het hem lukt om in de kopgroep terecht te komen is hij meteen een gevaarlijke kandidaat voor de winst.
2. Impey. Heeft nu eigenlijk ook niets meer om voor te rijden, aangezien Yates door het ijs is gezakt. Daarom maar eens een keer in de aanval gaan. Op basis van zijn vorm in de afgelopen maanden moet hij dan nog ver kunnen komen ook.
3. Stuyven. In de aanval gaan om ploeggenot Degenkolb dwars te bomen, ik zie het zomaar gebeuren. Helemaal mooi, zolang hij maar niet wint. Het is namelijk geen al te leuke jongen. Balend in beeld komen na de overwinning van Degenkolb, haha. Dikke nek.
4. Gaudin. Of een willekeurige andere gozer van Direct Energie, dat kan ook. Chavanel bijvoorbeeld. Al vind ik DamDam de leukste van het stel. Een blok beton op de fiets. Rammen zonder omkijken. Mag wel een keer in een vlucht belanden die het ook tot het eind weet uit te zingen, dan kan hij tenminste zijn tactisch onbenul aan de wereld tentoonspreiden. Heerlijke coureur.
5. Pichon. Of een andere willekeurige gozer van Fortuneo. Vachon, ofzo. Allemaal hetzelfde.
SPOILER: Etappe 14: Saint-Paul-Trois-Châteaux - Mende, 188 km
Etappe 14: Saint-Paul-Trois-Châteaux - Mende, 188 km

De rit naar Valence was echt superkut. Dat viel te verwachten, maar het is alsnog een lichte teleurstelling. De teleurstelling komt vooral voort uit het feit dat van die kansloze ploegen als FDJ en UAE de hele dag op kop gaan rijden voor hun sprinter van de derde rang. Demare en Kristoff zagen hun kans natuurlijk schoon omdat ze alle veel betere sprinters vertrokken zijn. Dat wringt vooral bij Demare nogal. Arnaud had namelijk ook naar huis moeten gaan. Alleen heeft hij in tegenstelling tot een renner als Greipel geen greintje eergevoel en hangt hij dus tijdens iedere bergrit uren aan de auto. Het was heel lelijk geweest als hij had gewonnen, daarom mogen we ons gelukkig prijzen met Sagan. Gelukkig toch nog een aardige winnaar, in de straten van Valence. Op de laatste kilometer na had je verder niets hoeven te kijken. Een flopgroepje dat wegrijdt omdat FDJ de weg blokkeert en daarna amper voorsprong krijgt, dan weet je al meteen hoe laat het is. Kwart voor in slaap vallen. Om twee voor wakker worden ging Gilbert nog even in de aanval, maar ook dat sloeg nergens op. Dus kregen we een massasprint waarbij Lampaert zesde werd en Van Avermaet vijfde. Wat een niveau. Laten we snel doorgaan met de volgende rit. We gaan naar Mende, een aankomst die de laatste jaren ook met enige regelmaat voorkomt. In ieder geval geen massasprint met de lamme en de blinde, maar het valt te bezien of het erg leuk gaat worden.

tour-de-france-2018-stage-14-map-9dc13a3f0b.jpg
976c1

Het weekend start in Saint-Paul-Trois Châteaux, een stadje met een kleine 9000 inwoners in de Drôme, gelegen aan het kanaal van Donzère-Mondragon. Deze plaats is al lang bewoond en ook de Romeinen zijn hier gepasseerd. Die vreemde jongens bedachten een moeilijke naam voor dit stukje aarde en die naam is later weer verkeerd vertaald naar het Frans, waardoor er nu geheel ten onrechte de indruk wordt gewekt dat er drie kastelen zijn in Saint-Paul. Geen sprake van, al staat er aan de overkant van het kanaal dan wel weer een kerncentrale. Ook leuk. Verder valt er in Saint-Paul weinig te beleven. Er staat een kerk uit de 12e eeuw en er is een archeologiemuseum. Voor de echte fijnproevers is er ook nog een truffelmuseum, want de zwarte truffel van de Tricastin is hier de lokale specialiteit. Het is een sportieve stad, je kan hier zo'n beetje alle sporten beoefenen. Je kan ook deelnemen aan verschillende evenementen, zoals een fietstocht die ze de truffeltocht noemen. Ook aan triatlon doen ze graag in Saint-Paul, mij niet gezien. Dankzij al die activiteiten hebben ze wel de aandacht van de ASO op zich weten te richting. In 2011 debuteerde Saint-Paul-Trois-Châteaux in de koers. De 16e rit van die Tour ging hier van start en zou eindigen in Gap, alwaar Hushovd zijn handjes in de lucht mocht steken. Eén jaar later keerde men terug, weer voor een vertrek in Saint-Paul. Ditmaal een aankomst in Le Cap d'Agde, waar Greipel won. Tussendoor kwam de Tour niet meer voorbij, maar wel een andere koers van de ASO. De vijfde rit van Parijs tegen Nice in 2016 zou starten in Saint-Paul en eindigen in Salon-de-Provence, waar Lutsenko won. Iets meer dan twee jaar later keert de ASO weer terug naar dit stadje, voor een ouderwets hoofdgerecht. Al begint het ondertussen een beetje zielig te worden voor deze plaats dat er alleen maar ritten starten, nooit een aankomst.

saint-paul-trois-ch%C3%A2teaux-france-3.jpg

Tijdens deze rit rijden we voornamelijk naar het westen, richting het Centraal Massief. In de neutralisatie rijden we van Saint-Paul richting het kanaal en als de neutralisatie voorbij is fietsen we over dat kanaal, via een rechte weg naar Bourg-Saint-Andeol. De eerste negen kilometer rijden we over vlakke en brede wegen, met alleen wat rotondes tussendoor. In Bourg-Saint-Andeol rijden we over de Rhône en via een korte tocht met wat bochten dwars door het dorp bereiken we buiten dit plaatsje een behoorlijk smalle en bochtige weg. Bourg-Saint-Andeol kennen we trouwens, hier startte in de Tour van 2016 een tijdrit, richting Le Caverne du Pont-d'Arc. Deze tijdrit werd gewonnen door niemand minder dan onze eigen Tom Dumoulin. Toen reden we vanuit Bourg-Saint-Andeol direct een klim van zeven kilometer op, nu kiezen we voor een andere weg. Deze weg is dus smal en bochtig, bovendien loopt de weg een beetje op en af, maar vooral op. Nooit meer dan veredeld vals plat, de lastigheid zit 'm meer in het draaien en keren. Aan het eind van deze weg rijden we door Bidon, een dorpje met een toch behoorlijk toepasselijke naam voor de koers. Hier slaan de renners linksaf, waarna ze over een wat bredere weg richting de rivier Ardèche fietsen. De weg langs de rivier bereiken we na 25 kilometer en blijven we ongeveer 30 kilometer volgen. We fietsen dwars door het nationaal park van de Gorges de l'Ardèche. Zoals we in 2016 al hebben kunnen zien is deze omgeving behoorlijk fraai, met heel veel uitmuntende rotspartijen en ook het nodige groen. De renners merken daar alleen niet zo gek veel van, want die zijn bijna continu aan het sturen. De weg langs de rivier loopt afwisselend op en af, met een honderdtal bochten. Het is wel een brede weg, maar een aantal van die bochten zijn toch best vervelend. Bij Col du Serre de Tourre komen de renners weer op een bekende weg terecht, dit deel van de weg werkten ze ook in 2016 af. Op dit punt is er ook het mooiste uitzicht over de Gorges, de afdeling touristique is weer in vorm. Voorbij Serre de Tourre gaat het een aantal kilometer naar beneden, over nog steeds dezelfde bochtige weg. Dit stuk kent gelukkig wat minder lastige bochten, al moet je altijd opletten. Ergens in deze omgeving werd Alaphilippe in 2016 van z'n fiets geblazen, pardoes tegen de rotsen aan. Enfin, zal nu wel meevallen, met open wielen. Aan het eind van deze afdaling rijden we na 46 kilometer langs Pont d'Arc, een behoorlijk mooie plek. Toeristisch ook.

1-editeur_page_bloc_element-camping-vallon-pont-d-arc-1600x900.jpg

Na Pont d'Arc rijden we nog even langs de Ardèche verder over de weg die bochtig blijft. Al hebben we het meest ingewikkelde deel al lang en breed achter de rug. Derhalve gaat het redelijk probleemloos verder naar Vallon-Pont-d'Arc, waar we na 51 kilometer passeren. Hier komen de renners een stuk of vijf rotondes tegen. Vervolgens gaat het een kilometer of drie rechtdoor, waarna de weg een beetje vals plat omhoog gaat. We fietsen nog een stukje langs de Ardèche en daar is het terrein dus opnieuw geaccidenteerd. Na een tweede knikje naar boven volgt er een bocht naar links en daarna gaat het een kilometer of 15 volledig rechtdoor over een brede en vlakke weg. Na 73 kilometer rijden we langs Cheyres en hier begint de weg wel voorzichtig te stijgen. Richting Saint-Paul-le-Jeune gaat het drie kilometer omhoog aan 3%, over een brede maar wel bochtige weg. Vervolgens is het een kilometer of drie vlak, waarna de renners rechtsaf slaan. We komen terecht in een iets smallere straat en het begint hier al snel te hellen. We bevinden ons op een klimmetje, de Côte du Grand Châtaignier, een bultje van één kilometer aan 7,4%. Na de top van dit klimmetje gaat het kort naar beneden met zelfs een haarspeldbocht, waarna er richting het dorpje Gagnières nog even kort verder geklommen wordt. In Gagnières is dat wel afgelopen, waarna er een aantal kilometer voorzichtig gedaal wordt richting de rivier La Cèze. Eenmaal beneden slaan we bij een rotonde rechtsaf, waarna we ons mogen opmaken voor de tussensprint. Deze nutteloze sprint komt in Bessèges, een klein dorpje met 3000 inwoners. Vooral bekend vanwege de Ster van Bessèges, een koers die altijd in het vroege voorjaar wordt verreden. Zo leer je toch iedere keer weer wat meer, ik dacht dat Bessèges wel weer een of andere streek of regio zou zijn, maar het is dus een dorp. Ze rijden tijdens deze koers dan wel weer vijf dagen door de regio en maar één dag in het dorp zelf. In het dorp wint eigenlijk altijd wel een Fransman. Coquard een paar keer, Chavanel, Calmejane en dit jaar Sarreau, om er maar een paar te noemen. De tussensprint, die na 90 kilometer komt, zal dan wel naar Demare gaan.

2018_etoile_de_besseges_stage3_marc_sarreau_wins1.jpg

In Bessèges steken we de Cèze over en gaan we een aantal kilometer langs de andere kant van de rivier rijden, richting Peyremale. De weg naar Peyremale is bochtig en sluipt een beetje omhoog. Dat is eigenlijk sowieso wel het verhaal van dit deel van de rit. We gaan richting de eerste echt bergen van het Centraal Massief toewerken en dus loopt het kilometerslang licht omhoog. Buiten Peyremale is het even wat smaller en bochtiger, tevens loopt de weg hier heel kort wat steiler omhoog. Dat is wel de uitzondering, over het algemeen is het zo vals plat dat het eigenlijk gewoon plat is. Paar korte afdalinkjes tussendoor ook, met een aantal onvoorziene bochten. Helemaal op het gemak kun je hier niet zitten. Na een van die afdalinkjes rijden we weer eens over een rivier, waarna er een bocht naar links volgt. De weg wordt hierna nog wat minder breed en juist nog wat bochtiger. Het loopt ook weer even licht omhoog, terwijl we richting Genolhac fietsen. In dit dorpje rijden we over de spoorbrug, nemen we een bocht naar links en rijden we weer terug naar het zuiden, tijdelijk. Paar kilometer in dalende lijn, waarna er een bocht naar rechts volgt en dan moet er geklommen worden naar de Col de Valoussière. Dit is eigenlijk maar een kort steil pukkeltje van een kilometer, maar daarna loopt het nog twee kilometer verder vals plat omhoog over een weg die ondertussen een stuk breder is geworden. Een kort afdalinkje volgt, waarna het 2,5 kilometer vals plat verder omhoog gaat. Als deze strook achter de rug is gaat het weer even kort naar beneden, maar al snel wordt het vlak. We komen na 119 kilometer uit in het kleine dorpje Vialas, waar er door smalle straatjes een lichte duik naar beneden volgt. Aan de rand van het dorp loopt de weg omhoog en beginnen we aan een echte klim, de Col de la Croix de Berthel.

CDB-Genolhac.png

Volgens de organisatie is de Col de la Croix de Berthel negen kilometer lang en 5,3% gemiddeld, maar zoals we op het kaartje hierboven kunnen zien is de klim eigenlijk slechts zeven kilometer lang. De bochtige weg, die ons dwars door een bos voert, is in het begin prima te doen. Paar kilometer vals plat en dan begint het langzaam steviger te stijgen. Na vier kilometer in bescheiden stijgende lijn krijgen we te maken met een kilometer aan 7%. Daarna een kilometer aan 8% waarna het richting de top aan 6% blijft stijgen. Na 129 kilometer komen we vervolgens boven op deze klim van de tweede categorie, die me wel bevalt. Vooral vanwege de omgeving. Het lijkt hier bijna niet op Frankrijk, ik heb eerder het gevoel alsof ik ergens in de Spaanse binnenlanden zit. Het is landelijk, rustig. Een paar vervallen nederzettingen onderweg, maar veel kom je verder niet tegen. Richting de top rijden we het bos uit en komt er een wat beter uitzicht over de fraaie omgeving. De top zelf is dan wel weer lelijk, maar goed, je kan niet alles hebben. In ieder geval leuk om eens een keer wat onbekender terrein met onbekende klimmetjes te verkennen. De weg op de klim was niet bijzonder breed, maar op de top komen we op een bredere weg terecht en die gaat een aantal kilometer naar beneden, richting Le Pont-de-Montvert. Deze afdaling stelt welbeschouwd geen reet voor. In het begin nog wel een bochtje of twee waar je enige stuurmanskunst voor nodig hebt, maar het vlakt al heel snel af. Zo gaat het probleemloos verder richting Le Pont-de-Montvert, waar er in het centrumpje nog wel wat vervelende bochtjes liggen. Leuk dorpje verder, bruggetje enzo. Moet kunnen. We passeren dit onbekende en onbeminde stukje Frankrijk na 137,5 kilometer, op 50 kilometer van de streep.

France_Lozere_Le_Pont-de-Montvert_02.jpg

Na die paar bochten in dit dorpje begint de weg meteen weer omhoog te lopen. Het volgende klimmetje is begonnen, Col du Pont sans Eau. De berg van de brug zonder water, uitstekende naam wel. Deze klim is 3,3 kilometer lang en 6,3% gemiddeld, krijgt het stempel derde categorie opgeplatk. Nog best een pittig dingetje, met enkele stroken die aanzienlijk steiler zijn dan 6%. De klim voert door een open gebied, het is hier zo'n beetje uitgestorven. Na de klim gaat het kort naar beneden, maar al snel volgt er een strook waar het weer omhoog gaat. We verlaten al snel de grote weg en kiezen voor een omleiding langs wat toeristische trekpleisters. Een stukje Frankrijk waar ze wat watervallen en dat soort dingen hebben, levert vast weer leuke plaatjes op. Deze weg loopt een kilometer vals plat omhoog, waarna het in de buurt van Runes anderhalve kilometer licht naar beneden gaat. Vervolgens gaat het weer even een kilometertje licht omhoog, halve kilometer naar beneden en dan volgt er een wat langere klim. Vier kilometer aan 5%, tikt toch best aardig aan. Vooral het eerste deel is steil, kilometertje aan een procent of 8, heerlijk. Na deze klim gaat het heel wat kilometers naar beneden, over een brede en niet al te bochtige weg. Vijftien kilometer in subtiel dalende lijn, stelt echt niks voor. Het gaat tussendoor zelfs nog een paar keer licht omhoog. Aparte finale, dat kun je wel stellen. Over een brede weg met een aantal bochten maar zonder echte obstakels komen we op 12 kilometer van de finish uit in Balsièges, een of ander kutdorpje met een kerk. Hierna gaat het zo goed als rechtdoor richting Mende.

48BALSIEGES_100.jpg

Richting Mende is het nog een aantal kilometer fietsen. Na een lange afdaling is het gewoon rechtdoor rijden over de grote weg, langs de Lot. Stiekem zijn er wel wat bochtjes, maar de weg is zo breed dat je het gevoel hebt continu rechtdoor te gaan. Stiekem loopt de afdaling een klein beetje door, maar eigenlijk is het zo goed als vlak. Op een kilometer of zes van de streep rijden we het stadje Mende binnen en hier komen we een rotonde tegen, waar we naar rechts gaan. Rond vijf kilometer van de streep stuiten we op de volgende rotonde, waar het ook naar rechts gaat. We fietsen nu via een bochtige weg richting de slotklim. Deze slotklim is drie kilometer lang en 10,2% gemiddeld. De Côte de la Croix Neuve begint net buiten Mende en heeft een aanloop die nog wel te doen is. Daarna wordt het steeds steiler, het begint op te lopen richting de 10% en daar blijft het niet bij. Uiteindelijk gaat het over de 13% heen, voor het weer langzaam af begint te vlakken richting 11% en daarna richting 5%. Het zit wel bijna drie kilometer achter elkaar dik boven de 10%, met dus uitschieters naar 13%. De top ligt op iets meer dan een kilometer van de streep, daarna wordt het bijna volledig vlak en zit er zelfs nog een klein stukje afdaling bij. We finishen langs het lokale vliegveld, het Aérodrome Mende-Brenoux.

00566

Finishplaats Mende is een dorp met 13.000 inwoners. Het plaatsje komt regelmatig voor in verschillende wielerkoersen, maar eigenlijk ligt de finish nooit in Mende zelf. De finish ligt bijna altijd op de plek waar we nu ook gaan aankomen, de Côte de la Croix Neuve. Voor de vijfde keer komt hier een rit aan. Het debuut kwam in 1995, Laurent Jalabert wist toen te winnen. Daarom is de klim snel naar hem vernoemd, we mogen nu dus spreken van de Montée Jalabert. Tien jaar later, in 2005, kwam er weer een rit in Mende aan. De overwinning ging toen naar de Spanjaard Marcos Serrano. In 2010 kwam er ook een rit aan boven Mende. Na een aanval van Contador zagen we voor het eerst Joaquim Rodriguez een rit winnen in de Tour. Later zou hij nog het een en ander winnen, maar dit was toch min of meer zijn doorbraak op het grote podium. Ook in Parijs-Nice komen ze wel eens aan in Mende. In 2007 en 2010 bijvoorbeeld, beide keren was Alberto Contador de sterkste. Toch stelde dat allemaal niets voor in vergelijking met de vijfde rit van Parijs tegen Nice in 2012. We reden richting Mende en zoals altijd had Team Sky alles onder controle. Tot een jongen van Vacansoleil in de aanval ging. De voormalige stratenmaker en pillenslikker Lieuwe Westra plaatste een demarrage. Niemand wist dat Lieuwe kon klimmen, zelfs Lieuwe niet. Maar dankzij de uitstekende begeleiding van Vacansoleil ging dat toch ineens best lekker. Niemand zag hem nog terug na deze aanval. Lieuwe Westra, die ooit hooguit een keer een tijdrit won, was nu ineens de beste klimmer van Parijs-Nice. Beter dan Wiggins, beter dan Valverde en Leipheimer. Een of andere stratenmaker uit Friesland was ze allemaal te snel af. Legendarische beelden. Ik schiet spontaan weer in een lachstuip. Vacansoleil was een geweldige ploeg. Zoveel lollige dingen laten zien, maar dit was met afstand het meest lollige ooit. Klimmer Westra, zelden zo genoten. En dan met het commentaar van Wuyts en De Cauwer erbij, die Lieuwe aan het aansporen waren om door te fietsen tot de finish en niet uitgebreid te juichen, omdat het wel eens een secondenspel kon worden. Klopte achteraf gezien wel, Westra werd uiteindelijk tweede in die Parijs-Nice, acht seconden achter Wiggins. Hahaha.

818westra.jpg

De laatste aankomst in de Tour was ook wel hilarisch. In 2015 kwam de 14e rit aan boven op de klim in Mende. Een grote kopgroep wist vooruit te blijven. In die kopgroep bevonden zich onder meer de grote Franse klimtalenten Romain Bardet en Thibaut Pinot. Op de slotklim reden zij weg van de rest van de groep. Renners als Rigoberto Uran, Bob Jungels en Peter Sagan hadden niets in te brengen, ze moesten allemaal lossen als een baksteen. Ook Stephen Cummings haakte bijna meteen aan het begin van de klim af. Bardet en Pinot zaten op rozen, ze moesten alleen nog even sprinten om de zege. Dat duurde wel redelijk lang. Ze keken naar elkaar, keken nog een keer, bleven kijken en ineens kwam er een renner uit de achtergrond tevoorschijn. Cummings, die zo ongeveer als eerste moest lossen, had direct zijn eigen tempo gekozen en op dat tempo reed hij bijna de hele kopgroep voorbij. Richting het eind van de klim, naar het vlakke deel toe, kreeg hij Bardet en Pinot in zicht. Omdat Bardet en Pinot alleen naar elkaar keken kon hij meteen nadat hij bij die twee gasten aansloot de kop pakken. In het dalende deel richting de finish besloot hij om vrij hard door een paar bochten te rijden. Pinot zat in zijn wiel en wilde of durfde hem niet te volgen, daardoor had Cummings zonder iets te doen ineens een gat te pakken. Bardet en Pinot bleven daarna naar elkaar kijken, waardoor Cummings onbedreigd naar de zege reed. Op Mandela Day won een renner van - toen nog - MTN-Qhubeka, de Zuid-Afrikaanse ploeg. Was best geniaal.

ol.jpg

De rit start redelijk laat, om 13:05. Na een neutralisatie van vijf minuten beginnen we er dan om 13:10 echt aan. Voor de verandering een keer niet zo’n ellenlange zinloze tocht, wat een opluchting. Als je de rit in z’n totaliteit wil zien ben je afhankelijk van onze vrienden van Eurosport, waar blijkbaar dagelijks slechts 7000 mensen naar kijken, hahaha. HOME OF CYCLING. Maar toch bedankt voor het uitzenden van het eerste deel van de rit. Om 14:10, na 40 kilometer koers, schakelen we snel over naar Sporza en de NOS. De aankomst wordt vervolgens verwacht tussen 17:28 en 17:54. Volgens het immer onbetrouwbare meteofrance krijgen we na dagen afzien in de hitte te maken met poepweer. Amper 20 graden in Mende, terwijl het regent en waait. In startplaats Saint-Paul-Trois-Châteaux schijnt het warmer te worden, 27 graden. Maar daar is het dan wel weer wat stormachtiger, met stevige windstoten en flink wat regen. Google geeft dan weer aan dat het de hele dag droog zal zijn. Na deze rit weet ik welke site van mij een grandioze en definitieve middelvinger krijgt.

Oh god nee he, moet ik me weer aan een voorspelling wagen. Deze minzame mens zit er dag op dag naast en slaat steeds meer een modderfiguur. Dat stemt niet tot tevredenheid, maar het is natuurlijk wel allemaal de schuld van de renners. Klootzakken, allemaal. Vooraf was mijn gedachte dat deze rit voor de vluchters zou zijn, dus kun je er wel met een gerust hart vanuit gaan dat de klassementsrenners hier weer een robbertje gaan matten. Enfin, aangezien de rit wel lastig is maar niet buitengewoon lastig zou ik niet weten wie dit gaat controleren. Daarom lijkt dit me alsnog een rit voor de vluchters. Ik ga strijdend ten onder, net als Kruijswijk. Veel van de jongens die in de Alpen in de aanval gingen hadden misschien beter hun krachten kunnen sparen voor de ritten in het weekend, want op papier is dit ideaal voor een vlucht. Maarja, we gaan het meemaken. Ik zuig even vijf namen uit m’n duim waarvan er met heel veel geluk eentje de kopgroep haalt. Als we trouwens heel even kort naar de favorieten kijken lijkt dit me wel een aankomst waar onze Tom wat tijd terug kan pakken, maar die heeft verder dan weer geen ploeg om de rit te controleren waardoor dit zich in de achtergrond zal afspelen.
1. Jesus Herrada. Ik sta volledig achter Geezoes.
2. Barguil. Vorig jaar ging alles een stuk makkelijker, met de toverdrank van Sunweb was alles mogelijk. De bietensap van Fortuneo blijkt wat minder effectief. Toch kan hij alsnog wel eens in de buurt gaan komen van een ritzege, zo is het dan ook wel weer. Dit is een geschikte rit en zelfs als het niet lukt om te winnen kan hij nog een paar puntjes pakken voor de bergtrui. Mogen we ook niet onderschatten.
3. Molard. Grappenmaker Rudy. Ik vind Molard echt een aparte gozer. Zo'n gast die je bijna nooit zien, maar als je hem ziet is hij ook meteen goed. Paar keer vooraan geëindigd in de Waalse Pijl bijvoorbeeld, de Muur van Huy kan hij dan ineens aan terwijl hij bij wijze van spreken een week eerder nog op een viaduct moest lossen. Tijdens de Tour ging hij al eens hard op z'n muil, maar we zijn nu een aantal dagen verder. De beentjes moeten nu zo ongeveer in staat zijn om een paar humoristische stoten uit te halen.
4. Alaphillipe. Gaat ongetwijfeld weer een poging wagen, maar ik kan me niet voorstellen dat er nog veel energie in zijn benen zit. Het is een nogal onrustige jongen, onstuimig zelfs. Energiepeil zal wel beneden nul zijn, waardoor hij op de beslissende klim hard gaat lossen.
5. Slagter. Ik vind mezelf soms zo lollig.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:50
SPOILER: Etappe 15: Millau - Carcassonne, 181,5 km
Etappe 15: Millau - Carcassonne, 181,5 km

Zoals verwacht werd de rit naar Mende er eentje voor de vluchters. Vroeg op de dag reed er een groep van meer dan 30 man weg en dan weet je hoe laat het is. Sky deed geen enkele moeite om de kopgroep kort te houden, waarbij ook het feit meespeelde dat Damiano Caruso de bestgeplaatste vooraan was, met een achterstand van ee minuut of 40. Andere ploegen hadden ook geen zin om de boel te controleren, dus liep de voorsprong gestaag op richting de 20 minuten. Zo'n grote kopgroep is altijd een heel gedoe. Veel renners die geen zin hebben om mee te werken, slechte samenwerking en slag om slinger demarrages. Op een van de vele klimmetjes reed Gorka Izagirre weg van de groep, later gingen Tom-Jelte Slagter en Jasper Stuyven achter hem aan. Ze reden een tijdje met z'n drieën, maar op een vals plat stuk tegen de wind in muisde Stuyven er vanonder. Izagirre en Slagter konden niets meer en werden later opgeslokt door de achtervolgende groep. In die achtervolgende groep was de samenwerking slecht, waardoor de voorsprong van Stuyven steeds groter werd. Er waren wel wat koppeltjes in die achtervolgende groep, maar de altijd arrogante Van Avermaet had geen zin om zich op te offeren voor zijn ploeggenoot Caruso. Gilbert had ook niet direct veel zin om zich op te offeren voor Alaphilippe, maar besloot uiteindelijk toch mee te werken. Daardoor kwam de voorsprong van Stuyven nooit boven de twee minuten. Na een lange tocht in z'n eentje tegen de wind in moest de Belg nog even drie kilometer aan 10% overleven en dat zou wel eens tegen kunnen vallen. Bleek ook zo te zijn. Vanuit de achtervolgende groep ging De Gendt op de klim meteen achter Stuyven aan en hij kreeg Fraile mee. Fraile leek een stuk beter in orde dan De Gendt en demarreerde. Gestaag slonk de voorsprong van Stuyven, die zichtbaar aan het afzien was. Fraile zag ook af, maar Omar is een taaie jongen. Die heeft van die dagen dat hij alles kan en dit was zo'n dag. Hij bleef maar inlopen, tot hij vlak voor de top Stuyven inhaalde. Meteen ging hij nog eens op de trappers staan om weg te rijden van Stuyven. Dat lukte en was ook noodzakelijk, omdat achter hem Alaphilippe in aantocht was. De drager van de bolletjestrui had zich rustig gehouden en demarreerde toen iedereen zijn kruid al had verschoten. De demarrage kwam alleen te laat, pas op de top sloot hij aan bij Stuyven en toen was de achterstand op Fraile eigenlijk al te groot, omdat het in de resterende anderhalve kilometer eerst nog naar beneden ging voor het in de laatste meters zou afvlakken. Fraile zagen ze niet meer en daardoor kon Omar zijn mooiste zege uit zijn carrière boeken. Na een rit in de Ronde van het Baskenland en de Ronde van Romandië pakt de Bask zijn derde zege van het jaar in de Ronde van Frankrijk. Een wonderjaar voor hem. Ondergetekende is meer dan tevreden. Fraile is een prachtige renner, niets dan lof. Een minuut of tien later zagen we het peloton aan de slotklim beginnen. We zagen daar wat plaagstootjes, van onder meer Landa, maar er leek niet heel veel te gebeuren. Tot Roglic in de aanval ging, hij sloeg meteen een gaatje en Bernal wist dat namens Team Sky niet dicht te rijden. Dumoulin leek even slecht te zitten maar keerde terug bij de favorieten en ging zelfs nog even in de aanval, een demarrage die te heftig was voor Bardet en Kruijswijk. Froome en Thomas hadden er dan weer geen problemen mee. Froome probeerde zelf ook nog een keer in de aanval te gaan, maar de grote drie bleven bij elkaar. Samen kwamen ze over de finish, een paar seconden achter een ontketende Roglic. Quintana, Kruijswijk en Bardet verloren wat seconden. Je moest er de hele dag op wachten, maar toen was het toch nog even tien minuten leuk. De volgende rit zal waarschijnlijk een vergelijkbaar scenario hebben. Op papier ook weer een rit voor de vluchters, waarbij het voor de klassementsrenners lastig zal zijn om veel verschil te veroorzaken. Moeilijker zelfs, omdat de laatste beklimming niet op anderhalve kilometer van de streep komt, maar op 35 kilometer van het eind. Een flopshow?

tour-de-france-2018-stage-15-map-72e5dc4f16.jpg
094d9

Een kleine 100 kilometer ten zuidwesten van Mende start de laatste rit van de tweede week in Millau, een naam die bijna iedereen wel bekend voor zal komen. Niet omdat Millau nou zo geweldig of geniaal is, maar vooral vanwege het gelijknamige viaduct. Volgens Wikipedia is het viaduct van Millau een meervoudige tuiconstructie over de rivier de Tarn, geopend in 2004. Blijkbaar is het de hoogste brug ter wereld (in constructiehoogte, d.w.z. de hoogte van de brugpijlers). Het viaduct bestaat uit acht overspanningen, ondersteund door zeven betonnen pijlers. De middelste stukken overspannen 342 meter, de uiterste overspanningen 204 meter. De brug ligt 270 meter boven de rivier de Tarn. De lengte is 2460 meter. Er zijn zeven enorme brugpijlers gebouwd, waarvan de hoogste 343 meter de lucht in reikt, iets hoger dan de Eiffeltoren. Dit is de hoogste brugpijler ter wereld. Het brugdek is 32 meter breed, en heeft in beide rijrichtingen twee rijstroken en een vluchtstrook. Nou, supervet dus. De Fransen zijn er maar wat trots op, dus rijden we iedere paar jaar wel weer een keer langs dit viaduct. Tijdens de rit naar Mende in 2015 reden de renners nog onder het viaduct door. Over het viaduct fietsen is wat lastiger aangezien je mokerveel tol moet betalen en de renners natuurlijk geen kleingeld op zak hebben. De stad Millau zelf heeft 23.000 inwoners, maar al die inwoners moeten het wel zo ongeveer doen met die brug. Verder valt er weinig te beleven. Paar oude gebouwen in de binnenstad, maar ik sla er niet echt steil van achterover. De lokale industrie is blijkbaar gespecialiseerd in het maken van handschoenen, is ook een optie blijkbaar. Ondanks het feit dat er niets te doen is in Millau is de Tour hier toch al een aantal keer geweest. De eerste aankomst in Millau was er al in 1954, Ferdi Kübler won toen. Een jaar later keerde de koers terug, de overwinning ging bij die gelegenheid naar de Italiaanse sprinter Alessandro Fantini. Fantini zou een paar jaar later tijdens een massasprint in de Ronde van Duitsland ten val komen en aan de gevolgen van die val overlijden, het blijft een merkwaardige sport dat wielrennen. De laatste winnaar in Millau is de Bask Marino Lejarreta. Hij won in 1990 op de Causse Noir, een klimmetje net buiten de stad. Een dag later zou er nog een rit starten in Millau, maar sindsdien is het bijna 30 jaar geleden dat er nog eens een rit startte of eindigde in de stad.

millau_viaduct.jpg

Tijdens de neutralisatie rijden we een rondje door Millau, waarna we aan het eind van de neutralisatie richting het viaduct der viaducten rijden. Direct loopt de weg anderhalve kilometer aan een procent of zeven omhoog. Ideaal moment voor wat sterke jongens om er meteen vanonder te muizen. Het zal snel moeten gebeuren, want daarna is het een kilometer vlak waarna er drie kilometer over een brede weg gedaald wordt naar Saint-Georges-de-Luzençon. Hier is het even een halve kilometer vlak, waarna al snel de eerste officiële klim van de dag begint. Er liggen wat bochtjes in Saint-Georges en aan het eind van het dorp ligt er een smal weggetje verstopt aan de zijkant van de doorgaande weg. Hier gaan de renners schuin naar rechts en meteen stuiten ze op twee haarspelbochtjes. De inleidende beschietingen van de Côte de Luzençon, een klimmetje van drie kilometer aan 6%. Halverwege het klimmetje is er een klein stukje in dalende lijn, dus de stukken waar het omhoog gaat zijn wel wat lastiger dan 6%. Prima dus om mee te beginnen. Op de top, na 9 kilometer, zijn we eigenlijk nog niet eens echt op de top. Het loopt nog drie kilometer heel licht omhoog, waarna er een korte afdaling zonder lastige bochten volgt. Alleen nog een brede en lange haarspeldbocht aan het eind, waarna we op een wat bredere weg terechtkomen die zes kilometer vals plat omhoog loopt. In die zes kilometer tijd komen we 150 meter hoger uit, een snelle rekensom leert ons dan dat het pukkeltje op de profielkaart interessanter lijkt dan het in de praktijk blijkt te zijn. Na dit stuk van zes kilometer in licht stijgende lijn volgt er een stuk van zes kilometer in licht dalende lijn. We rijden door open terrein over een brede weg, zonder veel bochten. Pas in het best leuke dorpje Saint-Affrique, na 26 kilometer, moet er weer wat gestuurd worden.

saint-affrique.jpg

In Saint-Affrique bereiken we het dal van de rivier La Sorgue en in dit dal blijven we een tijdje rondfietsen. Over grotendeels rechte, brede en vooral vlakke wegen fietsen we naar Vabres-l'Abbaye. In dit dorpje rijden we over een mooi bruggetje. We zijn dan afgeweken van de Sorgue en komen uit bij de Dourdou, veel riviertjes hier. De Dourdou volgen we een tijdje en gedurende dit tijdje is het eerst acht kilometer vlak. Brede weg, paar bochtjes, dit is echt terrein om van in slaap te sukkelen. Ter hoogte van Moulin Neuf bij Montlaur komt daar een klein beetje verandering in, want de weg gaat drie kilometer vals plat omhoog, aan een procent of drie. Korte afdaling en daarna weer een kilometer vals plat, jippie. Vervolgens slaan we linksaf en gaan we op weg naar Belmont-sur-Rance, waar de voet van de volgende officiële klim ligt. Dit stuk richting Belmont is zeven kilometer lang, waarvan de eerste drie kilometer in dalende lijn. Vervolgens gaat het een kilometertje vals plat omhoog, klein knikje naar beneden en dan volgt er een vervelend pukkeltje van twee kilometer aan 5%. Op de top rijden we Belmont-sur-Rance binnen en in dit dorpje gaat het ook weer anderhalve kilometer naar beneden, best een gevaarlijke afdaling. De weg is redelijk breed, maar wordt in het centrum wel steeds smaller. Tevens is de afdaling behoorlijk bochtig, met huizen langs de kant van de weg waardoor het ietwat lastig in te schatten is. Gaat ook best scherp naar beneden, even opletten dus. Na de doortocht in Belmont rijden we over de Rance en wordt het vlak. Dit blijft een kilometer of drie zo, waarna de echte klim begint.

033897-belmont-sur-rance-vue-generale-de-belmont-sur-rance.jpg

De klim waar we ons nu op bevinden heet de Col de Sié. 10,2 kilometer lang en 4,9% gemiddeld, daardoor een berg van de tweede categorie. Het is een loper, om er maar eens een typische wielerterm in te gooien. De klim wordt nooit steil, het blijft steeds vrij rustig omhoog gaan. Door de brede weg bekruipt je het gevoel dat het soms zo goed als vlak is. De klim voert trouwens door open gebied, dus de wind kan hier behoorlijk veel invloed hebben. De top van de klim bereiken we na 64 kilometer, maar dat wil niet zeggen dat het dan gedaan is met klimmen. Het is even een kilometer zo goed als vlak, licht dalend en dan verlaten we het departement Aveyron om de Tarn binnen te rijden. Hier gaat het nog even anderhalve kilometer omhoog aan 5%. Vervolgens slaan we linksaf en mogen we dalen richting Lacaune-les-Bains, een kuuroordje. De afdaling van een paar kilometer stelt niets voor, brede wegen zonder veel bochten. In Lacaune wel wat bochtjes, maar buiten het dorp gaat het al snel weer rechtdoor. Een volgend klimmetje begint, weer een klimmetje dat niet gecategoriseerd is. Het gaat twee kilometer omhoog aan 5%, daarna is het een kilometer of vier zo goed als vlak. Op het profielkaartje van de organisatie ziet het er een stuk spannender uit, moet ik zeggen. Die waren volgens mij niet geheel nuchter toen dit kaartje in elkaar werd gedraaid. Enfin, na die vier vlakke kilometers, door een bos over een vlakke weg, gaat het heel wat kilometers naar beneden richting Brassac. Zes kilometer in licht dalende lijn, gevolgd door vier kilometers in wat serieuzer dalende lijn. Afdaling wordt nergens lastig, wel wat bochten maar niets dat niet zou moeten lukken. Vervolgens is het nog twee kilometer vlak tot in Brassac, een dorpje aan de Agout. Hier passeren we na 93 kilometer, op 88 kilometer van de finish.

30072939021_eb89d1e973_b.jpg

We rijden over een bruggetje en het is nog even een halve kilometer vlak voor er een klimmetje van een kilometer aan 4% begint. Na dit klimmetje gaat het kort naar beneden, waarna het weer even vlak is. Vervolgens beginnen we aan de ongecategoriseerde Col de Caunan, een lichte beklimming van iets meer dan twee kilometer aan wederom een procentje of vier. Het stelt allemaal niet zo gek veel voor, maar het kruipt toch in de benen, zeker na twee weken koers. Het terrein is ook hier weer open, dus de wind heeft andermaal vrij spel. Na 100 kilometer rijden we door het dorpje Caunan, waar de top van de gelijknamige col ligt. Het gaat nu een aantal kilometer naar beneden en dit is wel nog een lastige afdaling. Paar korte bochtjes waar het niet helemaal zichtbaar is waar je naartoe gaat. Dit is wel vooral in het begin van de afdaling zo. Al snel gaat het minder steil naar beneden en blijven er ook minder bochten over. Zonder veel punten van aandacht dalen we verder af richting Boissezon, waar we na 109 kilometer passeren. In Boissezon, waar de Tour wel eens eerder is geweest, komen de renners wat bochtjes tegen, waarna het buiten het dorp twee kilometer relatief vlak is. Vervolgens verlaten ze de doorgaande weg en gaan ze schuin naar links, waar er een klein klimmetje bedwongen moet worden. Iets meer dan een kilometer omhoog aan 6%, lekker joh. Weer een kilometertje naar beneden over een iets smallere weg met wat bochtjes en dan gaat het weer een kilometer omhoog, deze keer aan een procentje of vijf. Continu op en af dus weer, maar nooit op een wereldschokkende manier. Na dit tweede klimmetje bereiken we het eind van de smalle weg en gaan we over een grote weg richting Mazamet rijden, waar na 121 kilometer de tussensprint van de dag volgt, op 60 kilometer van het eind. De laatste kilometers richting Mazamet daalt het lichtjes. Aan de rand van dit stadje komen we wat rotondes tegen en hier begint de weg weer wat vlakker te worden, met tussendoor zelfs nog een kort strookje naar boven. In Mazamet zelf slaan we na de tussensprint rechtsaf en daarna begint de weg definitief omhoog te lopen richting de zwaarste klim van de dag.

mazamet_tarn_eglise-saint-sauveur_photographie-semi-aerienne_1.jpg

In Mazamet loopt de weg al wat omhoog en ook buiten het dorp is dat zo, maar officieel hoort dat nog niet bij de klim. In zes kilometer tijd gaat het 200 meter omhoog, aan 3% gemiddeld dus. Het is echter pas bij Moulin Maurel, een gehuchtje dat we na 127 kilometer passeren, dat de Pic de Nore echt begint. Pic de Nore is een klim die debuteert in de Tour. In de jaren '90 kwam de klim al voor in het Criterium International, een wedstrijd die inmiddels niet meer bestaat. Pic de Nore maakt ook een deel uit van de cyclosportive La Jalabert, een wedstrijd voor amateurs die jaarlijks wordt georganiseerd in Mazamet en omgeving. Die locatie is niet willekeurig gekozen, want Laurent Jalabert komt namelijk uit Mazamet. Het voormalig Franse troetelkind doet met deze wedstrijd wat terug voor de omgeving, zullen we maar zeggen. Ook Christophe Bassons komt trouwens uit Mazamet, Lance Armstrong vindt dit niet leuk. Recentelijk kwam Pic de Nore voor in de Route d'Occitanie, de koers die eerder Route du Sud heette. Het was op deze klim dat Alejandro Valverde in de aanval trok, samen met Luis Leon Sanchez. Met z'n tweeën reden ze ver weg van het peloton, waarna ze pas in de allerlaatste meters van de rit werden gegrepen. Alleen de latere Franse kampioen Anthony Roux kon zijn wiel nog net voor dat van Valverde drukken. Piti kent deze berg in ieder geval en weet hoe je hier het asfalt moet laten smelten. Pic de Nore is een stevige klim, het gaat 12,3 kilometer omhoog aan 6,3%. De eerste kilometer van de klim is meteen lastig, het gaat aan 7,6% omhoog. Daarna zwakt het wat af naar 6,7%, waarna het in de daaropvolgende kilometers aan 7% blijft stijgen. De vijfde kilometer van de klim is met 6,4% wat makkelijker, maar dan volgt het lastigste deel van de klim. Een kilometer aan 8% gevolgd door eentje aan 9,4%, dat begint te tellen. Helaas stopt de klim daar wel zo'n beetje. Het is nog iets meer dan vijf kilometer tot de top, maar steil wordt het niet meer. Drie kilometer aan 5%, een kilometer aan 6% en dan richting de top een kilometer aan 2%. Vlak voor die slappe laatste kilometer is er nog wel even een kort steil stukje, maar als er iemand iets wil bereiken op deze klim zal het vroeg moeten gebeuren. De reden dat we de Pic de Nore nog nooit zijn opgereden in de Tour is overigens wel vrij duidelijk, de weg is hier behoorlijk smal. Geen brede snelweg zoals de organisatie ze het liefst heeft. Afwisselend rijden de renners door bossen en open terrein, waarna ze op 41 kilometer van het eind, na 140 kilometer koers, de top bereiken. Op de top staat een zendmast, supervet.

picdenore_open2.jpg
3d7f2

De afdaling van de Pic de Nore is pittig. De weg was tijdens de beklimming al niet zo breed en ook in de afzink is de weg behoorlijk smal. Het gaat vijf kilometer steil naar beneden richting Pradelles-Cabardès, terwijl de renners wat vervelende bochten tegenkomen. In dit dorpje liggen er ook wat bochten, maar daarna gaat de afdaling heel lang verder op een minder steile manier. Alsnog komen we tussendoor wel wat haarspeldbochten tegen en wat andere bochten waar er flink gestuurd moet worden, maar over het algemeen valt dit tweede deel van de afdaling wel mee. We rijden ondertussen ook een mooi gebied in, net als tijdens de vorige rit komen we weer wat mooie gorges tegen. De weg is overigens nog steeds niet enorm breed en ook het asfalt is niet al te best. Buiten dat verwacht ik tijdens deze afdaling niet enorm veel problemen. Een enthousiaste daler kan hier wel wat verschil maken, maar de rest hoeft niet met de daver op het lijf naar beneden te fietsen. Al doe je er toch wel goed aan om aandachtig te blijven, soms komt er uit het niets ineens weer een scherpe bocht tevoorschijn. Desondanks moet iedereen heelhuids Villeneuve-Minervois kunnen bereiken, op 18 kilometer van de streep. Hier begint het steeds vlakker te worden en aan het eind van dit plaatsje slaan de renners rechtsaf, richting finishplaats Carcassonne. We komen terecht op een brede en rechte weg. Het is ondertussen vlak en door de open velden gaat het kilometers rechtdoor, terwijl we ondertussen alleen een paar rotondes en wat vluchtheuvels tegenkomen. De weg richting de finish is enorm eenvoudig. Pas op zes kilometer van de streep krijgen we met spanning en sensatie te maken. Te weten, een rotonde. Hier gaan de renners schuin rechtdoor, waarna het tot op vijf kilometer van de streep weer makkelijk is. Bochtje naar rechts en dan gaat het rechtdoor tot op iets minder dan vier kilometer van het eind. Bochtje naar links en dan een bochtje naar rechts richting een rotonde. Op de rotonde zelf moeten we dan weer rechtdoor, waarna we langs de Aude komen te rijden. Langs deze rivier moeten er wat flauwe bochtjes genomen worden, maar de weg is zo breed dat het min of meer tot op iets meer dan een kilometer van het eind rechtdoor gaat. We rijden onder de spoorbrug door en daarna moeten we bij een soort van rotonde rechtdoor een iets smallere straat in. Aan het eind van deze straat volgt er een bocht naar rechts die vooral vervelend is omdat er wat vluchtheuvels in het midden liggen. Na deze bocht gaat het 400 meter rechtdoor, waarna er op 600 meter van de streep een bocht naar links volgt. Het gaat nu 300 meter rechtdoor, waarna er nog een schuine bocht naar links volgt. Na dit laatste vervelende puntje gaat het rechtdoor tot aan de finish.

46LQShC.png

Voor de derde keer in vijf jaar tijd zijn we in Carcassonne. In 2014 en 2016 startte er een rit in deze stad, die na Parijs en Mont-Saint-Michel de grootste toeristische trekpleister van Frankrijk is. De bekendste bezienswaardigheid van Carcassonne is uiteraard de citadel. De hele oude binnenstad is bijna volledig gerestaureerd en de vesting is zo'n beetje de grootste en best bewaarde uit de middeleeuwen, in Europa tenminste. La Cité de Carcassonne is de moeite van het bezoeken waard, volgens in ieder geval de organisatie van de Tour en meerdere duizenden mensen die zich hier jaarlijks vergapen aan alle pracht. Carcassonne is trouwens veel meer dan de vesting alleen, het is tegenwoordig een stad met 47.000 inwoners. Het is dus niet zo lang geleden dat de Tour nog in deze stad was, we komen er tegenwoordig bijna jaarlijks langs. Voor het laatst in 2016, toen in een rit die zou eindigen in Montpellier, waar Peter Sagan de snelste was. In 2014 zou er dan weer een rit vanuit Carcassonne richting Bagnères-de-Luchon gaan. Het grappige is dat we na de rustdag zo ongeveer dezelfde rit krijgen, in ieder geval qua start- en finishplaats. Na de aankomst in Carcassonne mogen de renners hier een dagje blijven en daarna gaan we weer op weg naar het veel te vaak gebruikte Bagnères-de-Luchon. De laatste keer dat er een rit eindigde in Carcassonne is ondertussen wel lang geleden, we moeten daarvoor terug naar 2006. De zege ging toen naar Yaroslav Popovych, het eeuwige talent dat uiteindelijk vrij geruisloos uit het profpeloton verdween dit jaar. Andere winnaars in Carcassonne zijn onder meer Jean Stablinski, André Rosseel en Lucien Teisseire. Daarnaast won Raleigh hier ooit een ploegentijdrit van meer dan 70 kilometer. Dat waren nog eens tijden.

1200px-1_carcassonne_aerial_2016.jpg

De etappe start om 13:10 en na een neutralisatie van 10 minuten rijden we rond 13:20 onder het viaduct van Millau door. Als je deze rit van begin tot eind wil meemaken ben je wederom afhankelijk van Eurosport. Karsten en Jozee zijn er direct bij. Dijkstra & Ducrot en Wuyts & De Cauwer schuiven pas rond 14:00 weer aan. De aankomst wordt weer relatief laat verwacht, tussen 17:34 en 18:02. Qua weer zal het wederom een warme dag zijn, al hebben we erger meegemaakt. Volgens Google wordt het 26 graden in Carcassonne en sinds de vorige rit weten we dat Google wel te vertrouwen is. Dat meteofrance voorspelde allemaal regen en onweer en ellende en een zondvloed maar het bleef de ganse dag droog. Google zei dat het droog zou blijven. Heil Google. Ook op zondag zal het droog zijn in Frankrijk, terwijl er wel behoorlijk wat wind is. Richting de finish zijn er wel wat open stukken aanwezig en daar lijkt de wind vooral tegen te staan. Niet heel gunstig voor eventuele aanvallers, als het allemaal klopt. Ook in Millau krijgen we met dit soort weer te maken. Warm, maar niet te warm. Wel veel wind en weinig kans op neerslag. Meteofrance geeft trouwens voor de verandering een keer hetzelfde aan, net nu ik ze wilde afschrijven. Berenlikkers.

528761.jpg

Goed, dit wordt dus weer een rit voor de vluchters. Het is onderweg niet lastig genoeg voor de klassementsmannen om de boel strak te controleren en het is dan weer te lastig voor de sprinters om überhaupt na te denken over de zege. Dus gaat er hier weer een grote groep wegrijden en die krijgen weer een enorme voorsprong, tenzij er gevaarlijke renners vooraan zitten. De Pic de Nore is een lastige klim, maar ver van de finish en als er dan aan het eind ook nog eens flinke tegenwind zou zijn gaat niemand hier actie ondernemen. Geen enkele ploeg die zo gek is om dat te doen. Het wordt hetzelfde scenario als tijdens de vorige rit, maar dan met minder actie tussen de klassementsrenners. Geweldige rit voor in het weekend, niks meer aan doen. Het was natuurlijk ook wel extreem noodzakelijk om in Carcassonne te eindigen, aangezien we hier de hele rustdag blijven en er na de rustdag ook nog starten. Er was totaal geen mogelijkheid om ergens op een iets strategischere plaats te finishen waardoor we eventueel koers zouden krijgen. Hulde, lof en genot voor Thierry Gouvenou en alle andere bananenbeffers die bij deze enorme shitshow betrokken zijn.
1. Jesus Herrada. Ik ga het nog een keer proberen. Tijdens de vorige rit was zo ongeveer heel Cofidis mee, met uitzondering van Herrada. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Als hij eenmaal vooraan zit is hij een gevaarlijke klant, aangezien hij behoorlijk kan klimmen en aan het eind ook nog eens behoorlijk rap is.
2. Barguil. Ja, proberen we ook nog maar een keer. Het zal er toch ooit van moeten komen.
3. Vichot. Of een andere dude van FDJ, Gaudu bijvoorbeeld, of grappenmaker Molard. Vichot is in ieder geval behoorlijk rap, dat kan tijdens deze rit nog wel van belang zijn. Beetje hopen dat je over de Pic de Nore komt en daarna in de afdaling de eventueel opgelopen schade herstellen om daarna een sprintje te trekken. Zou kunnen, maar kan ook net zo goed niet.
4. Ion Izagirre. De broertjes Izagirre wisselen elkaar een beetje af. Tijdens de vorige rit ging Gorka in de aanval, dan zal het nu weer de beurt zijn aan Ion. Zeker sinds het uitvallen van Nibali hebben de broertjes vrij spel. Al is er dan nog wel één spelbreker, namelijk de benen. Ze zijn allebei nog niet echt enorm vooruit te branden. Gorka bakte er tijdens de vorige rit niet veel van en Ion heeft ook nog niet echt laten zien over wonderbenen te beschikken. Hopelijk gaat dat nu wat beter.
5. Gesink. De Gees heeft zelf al aangekondigd tijdens deze rit in de aanval te mogen gaan. En als hij in de aanval wil gaan lukt dat meestal ook. Niet dat deze rit de meest geschikte voor hem is. Tenzij hij zijn sprintersbenen uit Canada mee heeft genomen lijkt er tijdens deze rit niet veel meer dan een verre ereplaats in te zitten.
SPOILER: Etappe 16: Carcassonne - Bagnères-de-Luchon, 218 km
Etappe 16: Carcassonne - Bagnères-de-Luchon, 218 km

De tweede week van de Tour was er vooral een voor de vluchters. Na een gecontroleerde eerste week kregen de renners in de rit naar Le Grand-Bornand wat meer vrijheid. Julian Alaphilippe wist het beste van deze vrijheid te profiteren. Hij reed weg van zijn vluchtgenoten en onder meer dankzij een paar goede afdalingen pakte hij zijn eerste ritzege in de Tour, bovendien nam hij de bollentrui over. Tussen de klassementsrenners gebeurde er weinig, alleen een aantal jongens die waren gevallen onderweg naar Roubaix verloren tijd. Ook de bergrit naar La Rosière leek lange tijd een prooi voor de vluchters. Mikel Nieve was de sterkste in de kopgroep, maar werd in de slotkilometer overvleugeld door Klimmer Thomas. Hij liet ploeggenoot Froome en renners als Dumoulin en Quintana achter zich, waardoor hij de rit pakte en ook meteen het geel mocht aantrekken. De zwaarte van het parcours in combinatie met z'n hitte begon voor veel renners zijn tol te eisen, zo ontplofte Adam Yates bijvoorbeeld. Marcel Kittel en Mark Cavendish kregen het dan weer niet voor elkaar om op tijd binnen te komen. De derde rit in de Alpen leek even de mooiste rit van allemaal te worden. Steven Kruijswijk had wat tijd verloren op de aankomst bergop in La Rosière en besloot mee te springen met de vroege vlucht. Op de Col de la Croix de Fer reed hij weg van deze kopgroep en met een voorsprong van zes minuten op de groep der favorieten kwam hij over de top van de klim. Na een afdaling en een stuk door de vallei had hij nog vier minuten over aan de voet van de Alpe d'Huez. Even leek hij een epische solo van 70 kilometer succesvol te kunnen afronden, maar hij kwam zichzelf een klein beetje tegen op de Nederlandse berg. Chris Froome haalde hem bij op 3,5 kilometer van de streep, maar won de rit niet. De winst ging opnieuw naar Klimmer Thomas, die in de sprint Dumoulin en Bardet te snel af was. Twee ritwinsten achter elkaar en een voorsprong van 1:39 op Froome, de zaken zien er steeds beter uit voor Thomas. Al gaat het in de Pyreneeën geheid nog gedoe opleveren binnen Team Sky. De resterende dagen van de tweede week was er in ieder geval weinig gedoe. Sprinters als Groenewegen, Gaviria en Greipel wisten de top van de Alpe d'Huez niet te bereiken, terwijl de immer aan de auto hangende Arnaud Demare dat wel voor elkaar kreeg. Hij zette een dag later in de rit naar Valence zijn ploeg op kop om een massasprint te bewerkstellingen, maar in die sprint werd hij gelukkig pas derde, achter Sagan en Kristoff. Derde ritwinst voor Sagan, aangezien bijna alle andere sprinters ondertussen verdwenen zijn zou hij nog wel eens op vier of vijf kunnen eindigen. In de ritten van zaterdag en zondag deed hij al een poging om die getallen te halen, maar dat slaagde net niet. In de rit naar Mende werd hij vierde, na een goed ingedeelde slotklim. Jasper Stuyven leek die dag lang op weg naar de overwinning, maar na een vrij lange solo kwam hij zichzelf een beetje tegen op de steile stroken van de Montée Jalabert. De altijd goedlachse en sympathieke Omar Fraile snelde hem voorbij en pakte zo de eerste zege voor Astana tijdens deze Tour. Op zondag volgde de tweede overwinning voor Astana, na een sterke prestatie van de Denen Valgren en Cort. Op de beklimming van de Pic de Nore wisten beide Denen verrassend ver vooraan te blijven. In de afdaling en het vlakke stuk richting Carcassonne kwam er daarna een groepje van acht man samen, waar een tactisch spelletje begon. Dat tactische spelletje werd uitstekende gespeeld door Astana. Bij iedere aanval was er wel een mannetje van Astana mee en vooral Cort bleek over bijzonder goede benen te beschikken. Toen Mollema aanviel zat Cort meteen op het wiel en even later wist ook Ion Izagirre nog aan te sluiten. Met z'n drieën reden ze naar de finish, terwijl Cort de situatie steeds onder controle had. Izagirre deed nog een late poging om weg te rijden, maar hij kreeg geen centimeter ruimte. De snelle Deen kon het vervolgens makkelijk afmaken in de sprint. Tussen de favorieten gebeurde er vrij weinig. Tijdens de rit naar Mende wist Primoz Roglic wel een beetje weg te rijden van Team Sky en Dumoulin, maar veel leverde het niet op. In Carcassonne gebeurde er helemaal niets. Dan Martin kwam nog met een kansloze aanval, verder hield iedereen zich koest. Het enige wat we verder zagen gebeuren was dat de racistische appelboer Moscon zijn handen weer eens niet thuis kon houden. Van dat ellendige hoopje mens zijn we gelukkig verlost de rest van deze Tour.

Tijdens de derde en laatste week van de Tour moet er dus nog een boel gebeuren. Het podium wordt op dit moment gevuld door Thomas, Froome en Dumoulin, terwijl Roglic vierde staat. Froome zal alsnog willen winnen, maar dan moet hij wel behoorlijk veel tijd pakken op Thomas. Zonder een monumentale inzinking lijkt de overwinning voor Thomas eigenlijk zo goed als zeker te zijn. Maar we hebben tijdens de Giro kunnen zien dat monumentale inzinkingen bestaan en dat miraculeuze verbeteringen ook mogelijk zijn. We duiken tijdens deze derde week de Pyreneeën in en beginnen met een lange rit richting Bagnères-de-Luchon. Vervolgens krijgen we te maken met de lachwekkend korte rit naar Saint-Lary-Soulan. 65 kilometer, een afstand voor junioren. Zou wel spektakel moeten opleveren, daar hopen mensen althans op. Als dat niet zo is kunnen we daags na die rit in ieder geval genieten van de rit naar Pau. En met genieten bedoel ik dan je tv uit het raam flikkeren. Wéér naar het onvermijdelijke Pau, ik krijg er een sik van. Daarna krijgen we nog een matige rit in de Pyreneeën met de verkeerde kant van de Aubisque en de Tourmalet op meer dan 100 kilometer van het eind. Vervolgens mogen we dan wel weer naar het mooiste stukje Frankrijk: het Franse Baskenland. Daar werken we een tijdrit af met de schamele lengte van 31 kilometer. De laatste kans voor de renners om nog wat tijdswinst te pakken, want vervolgens gaan we naar Parijs en is het feest weer voorbij.

tour-de-france-2018-stage-16-map-039e53e021.jpg
9ff13

De derde week start op bekend terrein. We zijn nog steeds in Carcassonne, de stad met de versierde citadel. Daar hebben we al uitgebreid van kunnen genieten, al viel de moderne kunst niet bij iedereen in de smaak. Ter ere van het feit dat de citadel al 20 jaar op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat werd er aan de Zwitserse prutser Felice Varini gevraagd om het geheel wat op te leuken. Hij kwam met wat gele aluminiumstrips op de proppen waarmee hij cirkels wilde gaan vormen, om een soort van optisch bedrog te creeëren. Cirkels in het water en alles. Als het de bedoeling was om ophef te veroorzaken en daarmee nog meer aandacht te genereren dan is men wel in die opzet geslaagd. Terwijl je zonder gele cirkels eigenlijk al genoeg hebt om te bespreken, aangezien Carcassonne qua toeristen al regelmatig met een tsunami te maken krijgt. Wel teleurstellend trouwens dat de citadel niet helemaal uniek is. Stamt weliswaar uit de 13e eeuw, maar ze hebben de hele teringzooi in de 19e eeuw nog een keer gerenoveerd. Ik voel me bekocht. Enfin, volgens de organisatie moet je ook zeker even de Château Comtal en de basiliek van Saint-Nazaire bezoeken, als je toch in de buurt bent. Verder zijn ze hier vrij trots op hun Canal de Midi, een kanaal waar de renners aan het eind van de 15e rit al even langs mochten rijden. Buiten dat schijnt er weinig te melden te zijn over de stad zelf. In het roadbook staan er nog wel wat punten van aandacht, maar die bevinden zich eerder ver buiten de stad. Als je het kasteel en de kathedraal hebt bezocht kun je eigenlijk alleen nog maar naar het museum van de inquisitie, daar waar je op allerlei ideeën wordt gebracht om mensen te martelen. Ik krijg er spontaan zin van om de organisatie van de Tour te vierendelen.

1526026169_000_1492M3.jpg

De zin om mensen te martelen krijg ik vooral omdat ik tot de conclusie kom dat deze rit het toonbeeld is van een schrijnend gebrek aan creativiteit. Zoals eerder al aan de orde is gekomen starten we de laatste jaren nogal vaak in Carcassonne. In 2016 bijvoorbeeld, toen er een rit was met aankomst in Montpellier. Peter Sagan won daar, maar de mensen met een goed geheugen weten dat. Je zal al een beter geheugen moeten hebben om te weten wat er in 2014 gebeurde. In die Tour was er ook een rit met start in Carcassonne en aankomst in Bagnères-de-Luchon. Kan gebeuren, want ook Bagnères-de-Luchon komt kneitervaak voor in de Tour. Enige probleem is dat de tweede steden nogal ver van elkaar liggen, dus krijg je linksom of rechtsom met een lange rit te maken. En dit heeft tot gevolg dat de eerste 155 van deze rit volledig gelijk is aan die rit uit 2014. Pas aan het eind van de rit wijken we af van het parcours van 2014 en werken we nog wat andere bergen af. De eerste 124 kilometer volgen we gewoon Google. Ga naar Google Maps, kies als startplaats Carcassonne, bestemming Bagnères-de-Luchon en een van de drie suggesties die je dan krijgt volgen we tot Saint-Girons. Hemeltergend, om heel eerlijk te zijn. Daarom pak ik de voorbeschouwing uit 2014 er maar even bij en gaan de middelvingertjes omhoog richting Frankrijk. Dit soort gedrag gaan we niet belonen.

Het départ réel is naast het vliegveld van Carcassonne. Al vroeg in de etappe moeten de renners een colletje op, Côte de Fanjeaux. 2,4 kilometer aan 5%. Geen enkel probleem. We fietsen nu al door een glooiend terrein, dus af en toe kom je een heuveltje tegen. De meeste echte heuveltjes worden overigens wel weer redelijk goed ontweken, dus het duurt even voor de volgende beklimming van de vierde categorie komt. Na 71 kilometer pas. Côte de Pamiers. 2,5 kilometer aan 5,4%. Dit heuveltje begint nadat de renners door Pamiers gereden zijn, een stad met 16.000 inwoners en een verleden in de Tour.

Pamiers_vu_des_coteaux.jpg

Het leuke is, vanaf Pamiers volgen we bijna exact de route van de vijftiende etappe in de Tour van 2010. Je moet het jezelf als parcoursbouwer natuurlijk niet te moeilijk maken. Deze etappe werd gewonnen door ieders favoriet Voeckler. Er is nog wel een klein verschilletje, de Côte de Pamiers zat niet in die etappe. Daar werd omheen gereden. Na 85 kilometer, in Pailhès, komen we zo ongeveer op de route van 2010 terecht. Eigenlijk nog een stukje verder, bij Sabarat. Al is die route van 2010 nu helemaal niet meer relevant, de route van 2014 des te meer. Het idee is exact hetzelfde, alleen krijgen we nu in plaats van de Col des Ares en de Port de Bales te maken met de Col de Mente en de Col du Portillon. Even wat bewijs tonen dat ze bij de organisatie echt enorm lui zijn:

etappe-16-profiel.png?04

De weg loopt langzaam omhoog richting het gehuchtje Clermont, niet te verwarren met het grotere Clermont. Voor de renners in Clermont aankomen passeren ze eerst nog de tunnel nabij Les Mas-d'Azil. Hier reden de renners acht jaar geleden ook door. Werden toen lastiggevallen door mensen verkleed als leden van een stam die hier 18.000 jaar geleden zou moeten hebben geleefd. La Tribu de Magda.

15i.jpg

Na Clermont is er een stukje afdaling, op weg naar de tussensprint van de dag in Saint-Girons. Een dorp met 6000 inwoners. Komt ook wel vaker voor in de Tour de France, want het ligt aan de voet van de Col de Portet-d'Aspet. Een klim die iedereen wel kent. In Saint-Girons volgt na 124 kilometer de totaal nutteloze tussensprint van de dag.

761896.jpg

De Col de Portet-d'Aspet is een beklimming van de tweede categorie. 5,4 kilometer aan 6,9% (al schijnt het tegenwoordig 7,1% te zijn, normaal worden bergen steeds kleiner maar deze groeit nog steeds). De eerste kilometers zijn redelijk makkelijk, maar vooral richting de top is het een ontzettend steile beklimming. De laatste twee kilometer van deze beklimming komt het eigenlijk niet onder de 9%. Een ontzettend populaire klim, komt ontzettend vaak voor in de Tour, vooral de laatste jaren. Zes keer in de afgelopen tien jaar, bijvoorbeeld. De beklimming is redelijk lastig, maar verder niet memorabel. Dit in tegenstelling tot de afdaling. 5 kilometer aan 9,2%, met stukken boven de 10%, zelfs een stuk aan 17%. Bovendien enorm bochtig, door een bos. Dit leverde vooral in 1995 enorm veel problemen op. Enkele renners kwamen toen ten val en braken ledematen, maar eentje was er helemaal slecht aan toe. Fabio Casartelli kwam met zijn hoofd tegen een betonblok aan en bezweek enkele uren later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. De olympisch kampioen van 1992 overleed op 24-jarige leeftijd. Nu, meer dan 20 jaar later, staat iedere beklimming en afdaling van de Col de Portet-d'Aspet nog steeds in het teken van Casartelli.

3319248.jpg

En tot zover de voorbeschouwing van 2014. De conclusie mag vooral zijn dat ik een aantal jaar geleden korter van stof was. Maar goed, met die conclusie doen we verder niets. Boven op de Portet-d'Aspet is het nog 62 kilometer fietsen tot de finish en de eerste kilometers daarvan werken we in dalende lijn af. Dat de afdaling van de Portet-d'Aspet lastig is zal ondertussen iedereen wel weten. We komen hier vaak genoeg voorbij, dus de meeste renners kennen dit terrein. De laatste die als eerste boven wist te komen was Georg Preidler in 2015, wat dan weer zou kunnen betekenen dat het niet al te vers meer in het geheugen zit. Daarom voor de zekerheid nog maar eens benadrukken: het is een lastige afdaling. Kort, maar krachtig. Weinig haarspeldbochten, maar wel een paar venijnige korte bochten die zichzelf pas laat aankondigen. De laatste jaren gaat het hier wat beter qua valpartijen, er staat nog steeds maar één monument langs de kant van de weg. Dat is er natuurlijk wel al een teveel, maar het geeft toch aan dat het geen gekkenwerk is om de renners hier naar beneden te sturen. Na iets minder dan vijf kilometer in dalende lijn komen de renners beneden aan bij een kruispunt, waar ze wel eens rechtsaf zijn geslagen. Nu gaan ze echter rechtdoor. De weg waar we nu over rijden kennen we nog van vorig jaar. In de rit van het afgrijselijke Pau richting Peyragudes reden we ook toen over dit terrein, op weg naar de Col de Menté. Voor we die col bereiken is het eerst twee kilometer zo goed als vlak en daarna loopt het een kilometertje aan 4% omhoog. Richting het gehuchtje Ger gaat het dan even kort naar beneden, waarna de Col de Menté begint. Net als vorig jaar is de Col de Menté nog steeds zeven kilometer lang en 8,1% gemiddeld, waardoor het een klim van de eerste categorie is. Vorig jaar kwam Michael Matthews hier als eerste boven, dat was toen ineens een wonderklimmer. Voor die tijd was de klim een paar jaar afwezig, het was van 2013 geleden dat de berg nog eens beklommen werd. De vreselijke Tom Danielson kwam toen als eerste boven. De Col de Mente is vooral in het begin behoorlijk zwaar, al verschillen de profielkaartjes nogal. Volgens sommige sites krijgen de renners een paar kilometer aan 10% voor hun kiezen, de ASO houdt het op drie kilometer aan iets meer dan 8%, een tweetal kilometer aan 7,5% en vervolgens richting de top twee kilometer aan 9%. Na 171 kilometer komen de renners boven op de behoorlijk bochtige Col de Menté. Liefst 20 haarspeldbochten tijdens de klim, naast talloze andere bochten.

a5867
11815186.jpg

De afdaling is niet minder bochtig dan de klim en dus is de afdaling per definitie lastig. Vraag dat maar aan Eddy Merckx. Hij reed in 1971 op de Col de Menté weg van zijn concurrenten, waanonder gele trui Luis Ocaña. Het was alleen wel een klein beetje hondenweer, met modderstrommen en alles. Het duurde niet lang voor Merckx op z'n plaat ging, terwijl hij nochtans een goede daler was. Hij kon al snel zijn weg vervolgen, maar achter hem ging Ocaña, die net een iets mindere daler was en nog veel meer risico's moest nemen om in de buurt van Merckx te blijven, veel harder onderuit. Zo hard, dat hij gedwongen werd om de Tour te verlaten. Voor Merckx kwam dat goed uit, zijn belangrijkste concurrent verdween en zo kon hij zijn derde Tour op rij winnen. Op de plaats van de valpartij van Ocaña staat een gedenkteken, we passeren zo'n beetje alle gedenktekens in de omgevint tijdens deze rit. De kant van de Menté die afgedaald wordt is nog een stukje lastiger dan de klim. Het gaat negen kilometer aan 9% naar beneden, dat is nog net even wat anders. In het begin van de afdaling liggen er kort na elkaar ook 14 haarspeldbochten in het parcours. De weg is wel breed en het asfalt is ook redelijk in orde, maar door al die bochten en het feit dat het vaak aan meer dan 10% naar beneden gaat is het toch ontzettend pittig. Je bent continu bezig met het inschatten van de volgende bocht, er is weinig respijt tussen de bochtjes. Het tweede deel van de afdaling is totaal anders dan het eerste deel. Er zijn bijna geen haarspeldbochten meer en de wegen zijn wat rechter. Wel blijft het steil naar beneden lopen, dus de snelheid gaat hier stevig de hoogte in. Er zijn wel nog een aantal lastige bochten, maar dit is te doen. Na 180 kilometer zijn de renners beneden in Saint-Béat, waar het uitzicht meer dan prima is. In dit dorpje, waar de koers vaker passeert, slaan de renners linksaf, om vervolgens een twintigtal kilometer door de vallei te rijden.

120-RTR353I0.jpg

De weg door de vallei is breed, recht en vlak. Langs de Garonne rijden we richting Spanje. Tot nu toe bleven we gezellig in Frankrijk, maar we gaan toch nog eens een uitstapje richting het buitenland maken. We bevinden ons weer op bekend terrein. Tijdens de 17e etappe van de Tour van 2014 reden we ook lansg Saint-Béat richting de grens met Spanje om vervolgens aan de Col du Portillon te beginnen, met daarna een afdaling richting Bagnères-de-Luchon. Toen reden we na Luchon verder over de Peyresourde en Val Louron-Azet richting Saint-Lary-Soulan, toevallig exact dezelfde route als tijdens de volgende rit, met uitzondering van de slotklim. Lekker man, beetje herkauwen. Ik begin Thierry Gouvenou ervan te verdenken een koe te zijn. Enfin, tot aan de grens met Spanje is het tien kilometer fietsen. In die tien kilometer loopt het heel licht omhoog, maar eigenlijk is het gewoon vlak. We komen onderweg nog twee rotondes tegen, maar verder is dit een eenvoudig stukje rit. Als we Spanje betreden na een kilometer of 190 begint de weg iets meer omhoog te lopen, het is daadwerkelijk vals plat. In de negen kilometer tot aan de voet van de Portillon overwinnen de renners iets meer dan 150 hoogtemeters, tussen de stukjes vals plat door is het alsnog voornamelijk vlak. We passeren een aantal kleine dorpjes, zoals Pontaut, Les en Bossòst. In dit toeristische dorpje, direct aan de Garonne, ligt de voet van de klim. Bij een rotonde slaan we rechtsaf en begint de weg vrijwel meteen stevig omhoog te lopen. Na 200 kilometer begint de Col du Portillon.

14148888681_6b7cd2cc23_b.jpg

We rijden rond in de provincie Lerida, regio Catalonië. Toch fijn om dat voor de volledigheid even mee te geven. Lang mogen we verder niet genieten van Catalaanse avontuur, boven op de top van de Portillon rijden we Frankrijk weer binnen. De Col du Portillon kwam dus voor het laatst in 2014 voor in de Tour en Joaquim Rodriguez kwam toen als eerste boven. In 2014 was het al een hele tijd geleden dat de klim nog eens bedwongen werd in de Tour. Acht jaar, om precies te zijn. In 2006 kwam David de la Fuente als eerste boven, een grappenmaker in dienst van het illustere Saunier Duval. Van dat hele zooitje ongeregeld is hij wel degene die het beste weg is gekomen. Zo goed dat hij tegenwoordig nog steeds kan koersen. Op 37-jarige leeftijd werkt hij zijn wedstrijden af in het Portugese circuit, waar hij afgelopen weekend nog derde wist te worden in een koers, achter de almachtige Raul Alarcon. Dit geheel terzijde verder. De Col du Portillon is heel vaak gebruikt in ritten met een aankomst in Bagnères-de-Luchon, al is dat wel een tijd geleden. In de jaren '60 en '70 was het zo ongeveer vaste prik. Tegenwoordig dalen we meestal vanaf de Peyresourde of Port de Balès richting Luchon. De Portillon is overigens 8,3 kilometer lang en 7,1% gemiddeld. Geen bijzonder lastige klim, vooral omdat het ook nog eens een behoorlijk gelijkmatige klim is. De weg is breed en het stijgt in de eerste twee kilometers van de klim steeds aan 6,6%. Daarna zwakt het in de volgende kilometer wat af richting 5,4%, waarna het weer wat steiler omhoog gaat, aan 6,8%. Dan volgt het steilste deel van de klim, met een kilometer aan 8,3%. De kilometer daarna gaat het aan 7,3% omhoog, waarna het weer even wat lastiger wordt met een kilometertej aan 7,7%. Richting de top gaat het aan 6% omhoog. Op de top van Portillon komen we trouwens ook nog een monumentje tegen, ter ere van alle Spaanse winnaars van de Tour de France. Ergens in 2016 onthuld en mooie jongens als Miguel Indurain, Pedro Delgado en Oscar Pereiro Sio kwamen gezellig langs voor een schnabbel.

00758
IMG_3670-001.jpg

Na 208 kilometer, op 10 kilometer van de streep, komen de renners boven op deze niet al te lastige klim van de eerste categorie. Eigenlijk een beetje een floprit, om eerlijk te zijn. Het is lastig om voor te stellen dat hier veel mannen spectaculair gaan kraken. Misschien dat het verschil daarom pas gemaakt gaat worden tijdens de afdaling. Dat is best plausibel, want dit is best een pittig afdalinkje. Direct na de top volgen er een paar lastige bochtjes. Afwisselend krijgen we te maken met korte en snelle bochten die elkaar rap opvolgen en een aantal listige haarspeldbochten. Na een kleine vier kilometer in snel dalende lijn gaat het twee kilometer lang wat minder steil naar beneden, over een rechte weg. Hier is het dan weer wat ingewikkelder om weg te rijden. Vervolgens komen we weer bij wat haarspeldbochtjes uit, terwijl er langs de kant van de weg wat watervalletjes gespot kunnen worden. Na deze bochtige fase van een kilometer gaat het twee kilometer zo goed als rechtdoor richting Saint-Mamet, een dorpje dat tegen Bagnères-de-Luchon aanschuurt. In Saint-Mamet slaan de renners scherp linksaf, waarna ze Luchon binnenrijden en ook meteen onder de boog van de laatste kilometer passeren. De slotkilometer is vlak, maar alsnog wel lastig omdat er nogal wat bochtjes aanwezig zijn. Op 700 meter van de streep een bocht naar rechts, waarna er op 450 meter van de streep opnieuw een bocht naar rechts volgt. Hierna volgt er op 200 meter van het eind nog een bocht naar links, daarna is het voorbij. Rechtdoor tot aan de finish.

6682_Col-du-Portillon.jpg
xcio6is.png

Om het jaar komt er tegenwoordig een rit aan in Bagnères-de-Luchon. Sinds 2010 is dat het geval. Derhalve heb ik in 2014 en 2016 al wat moeten schrijven over dit dorpje, waar amper 3000 mensen wonen. Zoals misschien wel duidelijk is heb ik een broertje dood aan dit soort terugkerende fenomenen, dus pakken we het archief er maar weer bij. Het dorpje is bekend geworden vanwegede warmwaterbronnen in de buurt, daardoor is het al sinds de tijd van de Romeinen een kuuroordje. Kuuroorden zijn vaak populaire plaatsen in grote rondes, daarom is het inmiddels al de 59e keer dat Bagnères-de-Luchon voorkomt in de Tour. Alleen in Pau, Bordeau en Parijs kwam de Tour vaker. Best wonderbaarlijk, aangezien het dus maar een klein dorpje van niks is. Hoewel ik wel moet oppassen met wat ik zeg, want Bagnères-de-Luchon schijnt het Cannes van de televisie te zijn! Jaarlijks wordt er in Luchon een filmfestival georganiseerd, waar 1000 professionels naartoe komen. Een paar jaar geleden waren er zelfs 15.000 bezoekers aanwezig. Bagnères-de-Luchon is verder vooral het dorp waar Thomas Voeckler een aantal mooie dagen beleefde. Titi, inmiddels op de motor actief namens de Franse televisie, won twee keer in dit dorpje. Het was dan in 2014 en 2016 mijn verwachting dat hij hier ook zou winnen, maar dat kwam steeds niet echt van de grond. In 2014 ging de walgelijke Michael Rogers, ook wel bekend als Teflon Mick, met de overwinning aan de haal. Twee jaar geleden zagen we dan weer voor het eerst in een eeuwigheid geen vluchters strijden om de zege in Luchon. Er was zowaar sprake van een strijd tussen de klassementsrenners. Via de Val Louron-Azet en de Peyresourde reden we naar Luchon. Onderweg gebeurde er eigenlijk niet gek veel, waardoor er een groep van 14 man over de top van de Peyresourde reed. Aangezien de afdaling richting Luchon niet zo heel spannend was dacht iedereen aan een sprint, behalve Chris Froome. Hij versnelde op de top en smeet zich naar beneden, terwijl Quintana, die in het wiel van Froome zat, even niet zat op te letten. Froome had een gat van een paar meter, besloot op z'n fiets te gaan zitten als Mohoric en kwam uiteindelijk met 13 seconden voorsprong aan in Bagnères-de-Luchon. Pufjesmonster nam de leiderstrui over van Greg van Avermaet en stond die niet meer af. Nouja, Bagnères-de-Luchon dus. Hoeven we van mij niet echt naartoe, maar aangezien het een kuuroord is met casino's en alles hebben ze hier geld genoeg. Zoveel geld dat de volgende rit hier ook gewoon weer van start gaat. Doffe ellende.

Bagn%C3%A8res-de-Luchon_thermes.JPG

Het is een lange rit, dus starten we voor de verandering een keertje vroeg. Om 11:30 worden de renners aan de start verwacht, waarna ze tien minuten los mogen fietsen door Carcassonne. Om 11:40 begint de rit dan echt. De NOS en Sporza zijn er pas om 14:10 bij, tegen die tijd hebben de renners al meer dan 100 kilometer afgewerkt en bevinden ze zich op de helft van de rit. Als je dan pas begint met kijken mis je dus het minst interessante deel van de rit, klinkt eigenlijk wel als een goed idee. Als je de vlucht van de dag wil zien ontstaan en daarna in slaap gesust wil worden kan je Eurosport 1 raadplegen. De HOME OF CYCLING is uiteraard van begin tot eind van de partij. Aankomst wordt verwacht ergens tussen 16:54 en 17:40. Tijdens zo'n lange rit zijn die tijdsindicaties vaak toch ietwat ruk. Het weer zou in de Pyreneeën nog wel eens slecht kunnen worden. Regen en onweer in de middag, weinig wind, maar wel een behoorlijk hoge temperatuur. 27 graden en regen op je bakkes, zoiets zal het worden. De verschillende sites zijn het zowaar een keer met elkaar eens, we gaan waarschijnlijk voor het eerst regen krijgen tijdens deze Tour. Met een paar afdalingen onderweg kan deze rit dus ineens een stuk lastiger worden. In Carcassonne is het overigens een totaal ander verhaal, daar wordt het 33 graden en is het droog. Het slechte weer hangt dus vooral in de bergen en houdt misschien wel dagen aan.

Dit wordt waarschijnlijk weer een rit voor de vluchters. Dat heeft meerdere redenen. Ten eerste is de rit niet lastig genoeg. In de eerste 100 kilometer is het zo goed als vlak en daarna krijgen we wel een paar lastige klimmen, maar niet de allerlastigste klimmen. Het zal voor de favorieten lastig zijn om elkaar te lossen op de Col du Portillon, denk ik. Ook op die andere klimmetjes zal dat niet evident zijn. Al is het natuurlijk wel de eerste dag na de rustdag en kan de omschakeling van meer dan 100 kilometer vlak en dan ineens wat beklimmingen soms ook slecht vallen. Desondanks heeft de kopgroep tegen die tijd waarschijnlijk al een gigantische voorsprong. Niemand zal dat lange vlakke stuk voor z'n rekening willen nemen in het peloton, dus lopen de vluchters een eind weg. Wat verder meespeelt is dat we hierna de korte en explosieve rit van 65 kilometer krijgen, waar sommige renners toch wel bevreesd voor zullen zijn. Kan best dat bepaalde favorieten daarom nu hun benen ietwat willen sparen. Die rit van 65 kilometer is waarschijnlijk ook onmogelijk te winnen voor een vluchter, dus zullen de jongens met ambities tijdens deze rit wat harder hun best doen. Al met al zet ik mijn geld dus op de vluchters. De namen die we nu voorin gaan zien zijn namen die we waarschijnlijk eerder ook al hebben gezien. Het is ondertussen wel duidelijk wie er nog wat wil proberen. Enige nadeel voor sommige lichte jongens is het feit dat de aanloop nogal vlak is. Zal wel flink wat krachten kosten om weg te rijden. Wellicht ontstaat de kopgroep pas na 25 kilometer, op het eerste echte klimmetje van de dag. Maar afijn, dat zien we dan wel.
1. Yates. Deed een paar pogingen om weg te rijden tijdens de rit naar Carcassonne, maar dat slaagde niet helemaal. Na een paar matige weken, waarin hij blijkbaar te maken had met uitdroging, speelt Yates geen rol meer in het klassement. Daarom kan hij nog een aantal keer proberen om in de aanval te gaan. Deze aanloop is misschien niet ideaal voor hem, maar als hij eenmaal in de kopgroep weet te belanden heeft de rest wel een dik probleem. Fladdert op de Portillon vast weg en dalen kan hij ook nog wel. Boeken toe.
2. Gaudu. Een rit met een vlakke aanloop en dan ga ik dit soort lichtgewichten noemen. Lekker bezig. Nee, hier is de wens meer de vader van de gedachte. Brilsmurf leek ooit een groot talent, maar dit jaar bakt hij er relatief gezien weinig van. Dat is jammer, want het is altijd wel lachen om zo'n gozertje van twee turven hoog en 12 kilo bergop te zien fladderen.
3. Barguil. Nee, nog steeds niet de Barguil van 2017. Deed er naar Carcassonne ook alles aan om mee te zitten, maar alles was niet genoeg. Misschien dat hij nu meer geluk heeft. Al zal winnen dan alsnog een lastig verhaal worden, want de beentjes en ook het hoofd staan niet op punt.
4. Pozzovivo. Na een paar dagen ziekte en een beetje hangen aan de auto gaat het ineens weer een stuk beter met kleine Domenico. Met de rustdag erbij zal de oude vorm wel weer zo ongeveer present zijn en daarom kan hij opnieuw in de aanval. De aanloop is dan wel weer wat ongunstig voor hem, maar hij kan vast meesluipen in het wiel van een van zijn ploeggenoten. Brilliant tactics. Afdaling aan het eind is dan wel weer een nadeel, als je maar 25 kilo weegt ben je immers niet zo snel beneden en buiten dat is dalen sowieso niet echt zijn specialiteit.
5. Majka. Veel hinder ondervonden na een val in Roubaix en omstreken, maar langzaam is het door testosteron en groeihormonen gemodificeerde lichaam aan het herstellen. Was de sterkste bergop van de kopgroep op de Pic de Nore, maar toen kwam er nog een afdaling en een lang vlak stuk richting Carcassonne. Dalen is niet echt de favoriete bezigheid van Majka en dat zal hem ook tijdens deze rit parten spelen.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:50
SPOILER: Etappe 17: Bagnères-de-Luchon - Saint-Lary-Soulan Col du Portet, 65 km
Etappe 17: Bagnères-de-Luchon - Saint-Lary-Soulan Col du Portet, 65 km

De 16e rit begon met een spervuur aan demarrages, maar door de vlakke aanloopfase wist niemand weg te rijden. Na een kilometer of 30 fietsen reden de renners ineens dwars door het terrein van wat boze boeren. Deze boze boeren hadden wat strobalen op de weg gelegd en daar was de Franse politie het niet echt mee eens. Aangezien de gendarmerie niet echt van de halve maatregelen is werd er meteen een fles pepperspray zo groot als een brandblusser tevoorschijn getoverd, wat niet echt een goed idee was. De renners reden dwars door de walm en kregen zodoende last van hun ogen. Lekker gewerkt, Frankrijk. Na een nieuwe neutralisatie van een kwartier, om de renners wat tijd te geven de troep uit hun ogen te spuiten, vertrok de rit weer. Talloze aanvalspogingen verder reed er pas na 100 kilometer koers een kopgroep weg. Meteen een dikke kopgroep ook, 47 renners in totaal. Vanaf dat moment viel de koers volledig stil. Het was even vermakelijk, maar tot aan de voet van de Portet d'Aspet gebeurde er helemaal niets meer. Vlak voor deze klim besloot Philippe Gilbert vanuit de kopgroep te vertrekken en hij reed in z'n eentje over de top van de klim waar Fabio Casartelli aan z'n einde kwam. In de afdaling deed Gilbert vervolgens een poging om Casartelli op te volgen. Hij vloog zo uit de bocht het skoekeloen in. Gelukkig kwam hij even later weer heelhuids naar boven en wist hij zelfs nod de rit uit te rijden. Op de tweede lastige klim reed Robert Gesink, ook aanwezig in de kopgroep, samen met Caruso en Barguil weg. Barguil bleek al snel weer rotslecht te zijn en moest lossen, maar Caruso hield prima stand. Vanuit de achtergrond slopen er nog wat andere renners naar voren, zoals Adam Yates, Julian Alaphilippe en Bauke Mollema. Met een select groepje begon men aan de afdaling en een lang stuk in de vallei. Dit selectere groepje werd wat minder select in die vallei, omdat het een beetje stilviel. Iedereen was op de Col du Portillon aan het wachten. Daar moest het dan maar gebeuren. Op die klim probeerde Gesink er op zijn eigen tempo weer van weg te rijden, maar dat lukte niet. Er waren enkele renners aanwezig die simpelweg beter waren. Adam Yates had zich de hele dag verstopt en ging er op een kilometer of drie van de top vandoor. Hij reed meteen een aardige voorsprong bij elkaar en hoefde alleen nog maar even de afdaling te overleven. Geen sinecure, zeker niet omdat Julian Alaphilippe zijn eerste achtervolger was. En Alaphilippe, die kan wel een aardig eindje dalen. Adam Yates klaarblijkelijk niet, in een niet eens zo lastige bocht ging hij in winnende positie onderuit. Tegen de tijd dat hij zo'n fiets zit was Alaphilippe hem al voorbij. De lollerende Fransoos kreeg zo de overwinning in de schoot geworpen. Daarachter deed Gorka Izaggire, ook geen misselijke daler, nog een poging om naar Alaphilippe te rijden, maar de Fransoos had een te groot gat geslagen op de klim. De tweede ritzege voor hem, bovendien zit de bollentrui nog wat steviger om zijn schouders. De Barguil van 2018, zijn energievoorraad lijkt onuitputtelijk.

Di3kN8bX4AAuzvd.jpg

Het werd dus weer een rit voor de vluchters, zoals te verwachten viel. Met de lange vlakke aanloop en de drie klimmen die net niet lastig genoeg waren was het voor de klassementsrenners moeilijk om iets te overnemen. De mannetjes van Sky konden makkelijk overleven en dus zagen we op de Portillon alleen nog een halfslachtige poging van Fuglsang en Zakarin. Verder deed niemand wat. Ten eerste omdat het niet lastig genoeg was en ten tweede omdat er nu een rit aankomt waar heel veel mensen heel wat van verwachten. We krijgen de kortste rit in de Tour sinds een jaar of 100. Een etappe van 65 kilometer, met drie beklimmingen. Een lachwekkende afstand, 65 kilometer. Zo'n afstand die je zelf op je stadsfiets nog wel kan halen. Een afstand waar junioren en nieuwelingen zich eigenlijk al voor schamen. Een afstand waar vrouwen voor belachelijk worden gemaakt. En tijdens de belangrijkste wedstrijd van het jaar kijkt iedereen er naar uit. Tikkeltje hypocriet en ook gerust een tikkeltje gênant. Het kan best heel spectaculair worden, maar het is ook heel spectaculair om de renners over een downhill-parcours te sturen. Heeft alleen weinig met wielrennen te maken, net als een rit van 65 kilometer. En je kan er donder op zeggen dat dit experiment vaker herhaald gaat worden als het morgen ook maar enigszins een beetje kijkwaardig is. Deze jongen vreest met grote vrezen.

tour-de-france-2018-stage-17-map-72f9400314.jpg
b1687

We beginnen waar we eindigden, in Bagnères-de-Luchon. Dit dorpje heeft immers nog niet genoeg aandacht gedacht. Sinds 2010 vijf keer een aankomstplaats en ook drie keer een plaats van vertrek. Bij de termen en het casino zijn ze er ongetwijfeld blij mee, maar verder zit niemand hier nog op te wachten. Je komt op zo'n punt aan dat je van gekkigheid niet meer weet wat voor anekdotes je moet vertellen over dit dorpje. Hebben ze bij de organisatie ook last van, daarom komen ze met verhalen over 1910 en 1969. In 1910 kwamen we voor het eerst aan in Bagnères-de-Luchon en de Pyreneeën in het geheel. Bij deze eerste kennismaking met de bergen was Octave Lapize duidelijk de sterkste. Hij won in Luchon, won later in Bayonne en nam de gele trui mee naar huis. In 1969 leverde Eddy Merckx dan weer een krachttoer af in een rit naar Luchon. Hij reed in z'n eentje 130 kilometer op kop en kwam met acht minuten voorsprong aan bij de finish. Nouja, te gek. De laatste keer dat er een rit vertrok vanuit Bagnères-de-Luchon is trouwens alweer van 2012 geleden. Toen reden we naar Peyragudes, waar Alejandro Valverde zowaar een keer vroeg in de aanval ging en solo wist aan te komen. We gaan nu ook op weg naar Peyragudes, de geschiedenis blijft zich herhalen. Toen reden we alleen met een enorme omweg naar die berg, nu fietsen we er direct naartoe. Nog wat willekeurige feitjes over Bagnères-de-Luchon: boven het dorp ligt een skioord, Superbagnères. Is de Tour ook wel eens geweest, voor het laatst in 1989. Toen won Robert Millar Philippa York daar. Ze hebben hier ook hun eigen mineraalwater, maar dat is weinig verrassend te noemen. Dat er blijkbaar ook een modeltreinmuseum is vind ik dan wel weer lichtelijk verrassend. Is niet het enige museum, ze hebben er nog wel wat meer, kun je tussen het gokken en het badderen door ook nog wat andere activiteiten ondernemen. Starten doen we aan de rand van het dorp, langs de lokale begraafplaats.

Rwqyvxy.jpg

Alsof een rit met een afstand van 65 kilometer nog niet lachwekkend genoeg is hebben ze bij de organisatie in een ietwat beschonken toestand nog iets nieuws bedacht. Voor de verandering is er een keer geen lange neutralisatie, maar starten de renners op volgorde van het algemeen klassement. Alsof we hier te maken hebben met de MotoGP of de Formule 1 (zijn trouwens geen sporten) staan de renners los van elkaar op de start grid. Geraint Thomas zal helemaal vooraan staan, met in zijn schaduw Chris Froome en Tom Dumoulin. Daarachter staan de resterende renners uit de top 10 ook schuin naast elkaar. Na de eerste 10 zit er wat meer ruimte en staan de renners in rijen van vijf naast elkaar. Na de nummers 11 t/m 20 krijgen we steeds vier vakken van vijf renners met wat ruimte ertussen. Waar dat op slaat? Als een lul op een drumstel. Het is geen veldrit of een wedstrijdje mountainbiken waarbij je meteen van een brede weg een smalle steeg induikt, nee. We rijden richting de Col de Peyresourde over een enorm brede weg, waar iedereen dus een kilometer later meteen zijn positie ingenomen kan hebben. Er hoeft geen enorme sprint getrokken te worden om vooraan aan de klim te beginnen, dus er is geen praktisch nut. Het is niet eens een leuk idee en de uitvoering is ook nog eens compleet ruk. Wijn is niet fijn. Om de neutralisatie te vervangen mogen de renners trouwens in een soort van afgesloten ruimte warmfietsen. Ze mogen met 150 man in een soort van arena rondjes fietsen terwijl er misschien, als het een beetje meezit, supporters aan de kant staan. De renners zijn gedegradeerd tot aapjes in een circus. Het is een meelijwekkend, mensonterend en weerzinwekkend gebeuren. Doe uit dat licht, weg de ASO.

x1080-rRr.jpg

Deze rit, waar de gemiddelde toerist z'n hand nog niet voor zou omdraaien, begint na de ongetwijfeld bespottelijke start meteen met een lastige beklimming. Een beklimming die we allemaal wel kennen. De Col de Peyresourde zit tegenwoordig bijna ieder jaar in het parcours. In 1910 debuteerde de klim al en sindsdien heeft men deze klim een keer of 50 opgezocht. Vorig jaar nog, toen de rit aankwam boven op een steile nieuwe weg in Peyragudes. Ook in 2016 kwam de klim voor, toen werd hij alleen wel van de andere kant beklommen. Dat was de bewuste rit waar Froome koos voor een aanval in de afdaling. Vanuit Bagnères-de-Luchon is de Peyresourde 13 kilometer lang en 7% gemiddeld. Direct na de lollerstart gaat het een kilometer omhoog aan 6%. Daarna wordt het wat makkelijker met een kilometer aan 3%. Tegen deze tijd heeft het treintje van Sky zich waarschijnlijk wel al geformeerd. Een kilometer aan 6% wordt opgevolgd door een steile aan 8%, waarna er een kilometer aan 7,5% volgt, wat dan weer het einde is van het eerste deel van de klim. Een kilometer ter recuperatie aan 4% volgt. Dit is dan weer het startschot voor het tweede, lastige deel van de Peyresourde. Het gaat zeven kilometer omhoog tussen de 7 en 8,5%. Geen makkelijke stukken meer, steeds stevig bergop. Na 13,2 kilometer koers bereiken we dan de top van de Peyresourde, waar geen punten uitgedeeld worden. We beginnen aan de afdaling van de Peyresourde, maar na 500 meter slaan we linksaf richting Peyragudes. Over een wat smaller weg loopt het direct weer steil omhoog aan een procent of acht. Dit duurt een halve kilometer, daarna gaat het nog een kilometer verder aan 5% naar de top van Peyragudes. Na 15 kilometer bereiken we de top van de eerste van drie bergen, eentje van de eerste categorie. Een andere passage van Peyragudes dan in 2017 en 2012, maar we pakken toch weer even anderhalve kilometer in stijgende lijn mee. Hoera.

9af3e
France_Col_Peyresourde.jpg

Net buiten het skidorpje begint de weg al naar beneden te lopen. Het gaat anderhalve kilometer voorzichtig naar beneden, waarna we een redelijk vlakke passage tussen de chaletjes en hotels hebben, met alleen een rotonde tussendoor. Als de bebouwing stopt komen we terecht op de weg waar de renners vorig jaar omhoog moesten. Een steile weg, met onder meer een kilometer aan 9%. Hier gaan we nu dus naar beneden en omdat het zo steil is valt deze afdaling niet mee. Meteen in het begin een paar haarspeldbochten, best wel opletten geblazen. Na ongeveer drie kilometer over deze iets smallere weg bereiken we deze bocht, waar de renners linksaf slaan. We zijn nu weer op de brede weg van de Peyresourde aanbeland en hier gaat het iets simpeler naar beneden richting Loudervielle. Na een kilometer of twee zo goed als rechtdoor gedaald te hebben komen we in Loudervielle twee haarspeldbochten tegen. Daarna gaat het weer anderhalve kilometer min of meer rechtdoor, tot Estarvielle. Hier nemen we een haarspeldbochtje naar links, om vervolgens over een iets smallere weg door het dorp te rijden. Buiten Estarvielle is de afdaling klaar. Het is een kilometertje vlak terwijl de coureurs over een bochtig weggetje rijden, richting Loudenvielle. Eerst Louderviellle, daarna Loudenvielle. Altijd lachen. Richting dit dorpje, waar de tussensprint van de dag ligt, gaat het zelfs nog even vals plat omhoog. De tussensprint bereiken we na 27,5 kilometer, op 37,5 kilometer van het eind. Loudenvielle kennen we omdat de karavaan hier zo'n beetje jaarlijks passeert. Daarnaast kwam hier al drie keer eerder een rit aan, voor het laatst in 2007. De overwinning ging toen naar Vinokourov, maar die werd later betrapt en daarom staat de overwinning nu op naam van Kim Kirchen. Het blijft toch een merkwaardige sport he, dat wielrennen?

trail-decouverte-de-loudenveille-val-louron.jpg

Loudenvielle ligt aan het Lac de Génos-Loudenvielle en langs dit meer fietsen de renners over een rechte weg naar Génos. Vlak voor de tussensprint kwamen ze nog wel een vervelende bochtencombinatie tegen, met daarna nog twee bochtjes naar rechts, maar vervolgens gaat het anderhalve kilometer rechtdoor richting Génos over een vlakke weg. In het dorpje Génos ligt de voet van de volgende klim van de dag, de Col de Val Louron-Azet. In het dorp begint de weg omhoog te lopen en na een bocht naar links krijgen we meteen met stevige percentages te maken. De Col de Val Louron-Azet is 7,4 kilometer lang en 8,3% gemiddeld. De eerste kilometer van deze klim van de eerste categorie stijgt het meteen aan 7,5%, maar dat is niets vergeleken met de kilometers die volgen. Twee kilometer aan 9% en een kilometer aan 10%, straffe kost. Daarna wordt het wel weer wat makkelijker met een kilometer aan 7,6%, gevolgd door een duizendtal meter aan 6%. Richting de top wordt het dan weer wat lastiger, we nemen afscheid van de klim met een kilometer aan 8,5% en een afsluitende strook aan meer dan 10%. Na 37 kilometer komen de renners boven op deze klim die de laatste jaren aan populariteit heeft gewonnen. In 1997 debuteerde de klim pas en Marco Pantani was toen de allereerste die als eerste boven wist te komen. In 1999 keerde de klim terug, de altijd scheef op zijn fiets zittende Fernando Escartin was toen de eerste die de col wist te bedwingen. Daarna kwam de klim alleen in 2001 en 2005 nog terug, tot 2013. Sinds 2013 is dit de vierde keer dat we hier passeren. De laatste die als eerste bovenkwam op deze col was Chris Froome, in 2016. Toevallig in de rit die later over de Peyresourde richting Bagnères-de-Luchon zou voeren.

90bb8
2446236Master.jpg

De beklimming is behoorlijk bochtig, met in het begin meteen een stuk of 10 haarspeldbochten. Kan Wilco Kelderman je alles over vertellen, die ging hier in 2016 vol op z'n muil in de afdaling. Maar goed, dat zou Wilco Kelderman overal kunnen overkomen. We dalen nu in ieder geval langs de andere kant van de klim af en deze afdaling is wat langer dan de klim. 10 kilometer lang, daardoor is het gemiddelde dalingspercentage ook wat lager, 'slechts' 7%. Het eerste deel van de afdaling valt best mee, de eerste vier kilometer komen de renners wel wat bochten tegen, maar weinig onoverkomelijkheden. Pas in het dorpje Azet wordt de afdaling echt technisch. Net buiten het dorpje ligt er een venijnige haarspeldbocht en in het dorpje zelf is het enorm veel draaien en keren, terwijl er allemaal stenen muurtjes en huizen langs de kant van de weg staan. Als we het dorpje uitrijden komen we weer in een lastige fase met wat haarspeldbochten terecht, dit houdt nog een aantal kilometer aan. Net buiten het volgende dorpje, Estensan, liggen er nog twee listige bochtjes op de coureurs te wachten en dan is het lastige deel van de afdaling wel geweest. Er wordt nog drie kilometer licht verder gedaald tot we Saint-Lary-Soulan bereiken. Dit dorpje met 1000 inwoners passeren we op weg naar de voet van de slotklim. Aan het eind van de afdaling is er een bocht naar rechts en daarna gaat het in Saint-Lary anderhalve kilometer min of meer rechtdoor, al komen we nog wel drie rotondes tegen.

saint-lary-soulan.jpg

Bij de derde rotonde slaan de renners linksaf en daarna is het nog even een halve kilometer vlak. Een bocht naar rechts volgt en dan zijn we vertrokken. We gaan beginnen aan de Col de Portet. Deze col is 16 kilometer lang en 8,7% gemiddeld, daardoor een beklimming van de buitencategorie. De eerste zeven kilometer van de klim rijden de renners over een voor velen bekende weg. De Tour is al behoorlijk vaak in Saint-Lary-Soulan geweest en meestal eindigde de rit dan op Pla d'Adet. We rijden over een brede, bochtige en steile weg naar boven. In de eerste kilometer van de klim gaat het meteen aan 9% omhoog en daarna zelfs drie kilometer achter elkaar aan 10%. Het zwakt dan wel even af met twee kilometer aan iets meer dan 8,5%, maar het blijft lastig. Hierna krijgen we een kilometer aan 9,5% en dan rijden de renners door het dorpje Espiaube, waar er een heel kort knikje naar beneden in het parcours ligt, met een lange bocht naar links. Aan het eind van deze bocht kan je rechtdoor rijden, dan kom je uit in Pla d'Adet. Doen we niet, we gaan direct rechtsaf. De weg begint weer omhoog te lopen en we zijn definitief begonnen aan de Col du Portet. Nog negen kilometer tot de finish, en het zijn pijnlijke kilometers. Mede door het korte stukje in dalende lijn valt deze kilometer wel mee, het gaat gemiddeld aan 5% omhoog. Daarna wordt het evenwel weer een stuk heftiger, met een kilometer aan 9%, gevolgd door een kilometer aan 8%. Vervolgens weer twee heftige kilometers aan 9%, waarna er toch nog even een moment van ontspanning volgt, een kilometertje aan 6,7%. Het is nu nog drie kilometer fietsen tot de top, over een weg met nogal wat haarspeldbochten. Verder wel een behoorlijk open terrein. Richting de top krijgen de coureurs nog twee kilometer aan 8,5% voorgeschoteld, voor het in de laatste kilometer nog eens aan 10% omhoog gaat. Het leukste bewaren we voor het laatst. Na 65 kilometer eindigt de rit van boven op deze klim, terwijl we in de slotkilometer nog even door een tunneltje hebben moeten rijden.

b8424
DiuJpeDW0AALM2n.jpg:large

Het is voor het eerst dat de Col du Portet voorkomt in de Tour de France. Andere bronnen spreken trouwens van de Col de Portet, maar aangezien du organisatie voor du gaat doe ik dat ook. Ergens in 1982 was men al van plan om de Portet een keer te beklimmen, na een tip van de lokale bevolking in Saint-Lary-Soulan. Kwam er niet van, dus heeft men tot 2018 moeten wachten. Er is wel een goede reden te bedenken waarom de organisatie nooit aan de Portet is begonnen. Tot een paar maanden terug was een groot deel van de klim namelijk niet geasfalteerd. Of nouja, er lag wel ooit asfalt, maar daar had men al zo ontzettend lang niets meer aan gedaan dat het vanzelf een grindweg was geworden. Enkele renners hebben tijdens hun verkenning nog over deze grindweg mogen fietsen. Nu ligt er een verse laag asfalt op de klim, al schijnt er her en der nog wel wat steenslag te liggen. Dat ruimt de organisatie meestal wel weer op tijd op, dus mogen de renners zich over prachtig nieuw asfalt naar boven hijsen. Langs de kant van de weg zullen er niet alleen menselijke toeschouwers staan, want in het dagelijks leven is dit toch vooral het terrein van enkele groepen loslopende koeien. Het is een mooie, lastige klim. De organisatie hoopt dat dit een 'nieuwe Tourmalet' wordt. Dat hoop ik niet, want dat zou betekenen dat deze klim bijna jaarlijks opgenomen zou worden in het parcours en in zo'n overkill heeft niemand zin. Leuke bijkomstigheid van de Col du Portet is dat hier op de top de Souvenir Henri Desgrange ligt. Met 2215 meter boven zeeniveau is dit de hoogste top van de Tour van 2018. Naast flink wat bergpunten en een ritzege ligt er voor de sterkste van de dag dus ook nog een mooie geldprijs in het verschiet. Niks mis mee.

QU8UWwC.jpg

In de officiële aankondigingen heeft men het steeds over Saint-Lary-Soulan als aankomstplaats, maar inmiddels mag duidelijk zijn dat dit larykoek is. We passeren Saint-Lary-Soulan op 16 kilometer van de finish en moeten dan nog een heel eind bergop, ver weg van het nietige dorpje met amper 1000 inwoners. Het grappige is dat de Tour al 11 keer in Saint-Lary-Soulan is geweest, maar nog nooit in het dorpje zelf is geëindigd. De vorige tien keer dat we door het dorp reden moesten de renners iedere keer verder naar Pla d'Adet. Voor het eerst in 1974, toen een 38-jarige Raymond Poulidor wist te winnen. Andere winnaars op Pla d'Adet zijn onder meer onze eigen Joop Zoetemelk en Lucien van Impe wist zelfs twee keer te winnen. Recentelijk wonnen een aantal jongens met een streep door hun naam op Pla d'Adet. In 2005 reed George Hincapie hier de lafste koers van zijn leven, wat hem dan wel weer een ritzege opleverde. Een paar jaar eerder, in 2001, won zijn kopman Lance Armstrong dan weer. Hij reed Ullrich, Beloki en co frontaal de vernieling in. De laatste aankomst op Pla d'Adet dateert van 2014. Rafal HGHajka won zijn tweede rit van die Tour, na het wegvallen van Alberto Contador ontpopte hij zich als een waardig rittenkaper. Een echte opvolger gaat Majka niet krijgen, ondanks het feit dat de naam Saint-Lary-Soulan weer in alle krantenkoppen zal staan. Er zit toch wel een significant verschil tussen Pla d'Adet en de Col du Portet. 10,2 kilometer aan 8,3% tegenover 16 kilometer aan 8,7%. Dat de naam van de Col du Portet een beetje weggemoffeld wordt ten gunste van Saint-Lary-Soulan heeft vooral een economische betekenis. Dit hele gebied is zo ongeveer het grootste skigebied van de Franse Pyreneeën en moet daarom zoveel mogelijk onder de aandacht gebracht worden. Lekker voorspelbaar allemaal, daarom krijgen jullie van mij een foto met koeien.

hDMboRH.jpg

Deze debiel korte rit start vanzelfsprekend pas vrij laat. Om 15:15 staan Max Verstappen en Lewis Hamilton (waarom ken ik deze namen?) in de starthouding om meteen richting de eerste bocht te sprinten en elkaar daarna van de baan af te tikken zodra de lichten op groen gaan. Of misschien zien we wel ineens Mathieu van der Poel en Wout van Aert richting het veld sprinten. Wat ook kan is dat we de klassementsrenners op hun gemakje zien vertrekken waarna een halve kilometer verderop Kwiatkowski en Twan Poels een rustig tempo gaan rijden, terwijl nobuddies als De Gendt en Vanendert in de aanval gaan. Laten we er mee kappen, ik word er niet goed van. We kunnen dit stukje antigenot in ieder geval wel overal live meemaken. Dat is dan weer het voordeel van een rit met een afstand voor de nieuwelingen. Tussen 17:23 en 17:44 komen de renners boven aan op de nieuwe Tourmalet, een klim die je ook met de Ventoux zou kunnen vergelijken. Tijdens de vorige rit zou het best slecht weer worden, maar dat viel in de praktijk alleszins mee. Een paar buitjes onderweg, maar niet de enorme buien die werden voorspeld. Niets is zo veranderlijk als het weer, blijkbaar. Ook tijdens deze etappe wordt er beestenweer voorspeld. De ganse dag regen, met ook nog wat kans op onweer. 27 graden in Bagnères-de-Luchon en 97% kans op regen. Ook in Saint-Lary-Soulan een vergelijkbaar weerbericht. 26 graden en tussen de 80 à 90% kans op regen in de middag. Het zal dus wel weer droog blijven, want zo gaat dat. Tevens wordt er weinig wind voorspeld, dus gaat het keihard waaien.

Aangezien de rit maar heel kort is zal er weinig tijd zijn voor eventuele vluchters om weg te rijden. Bovendien hebben bijna alle rittenkapers heel veel van hun krachten weggegooid tijdens de vorige ritten. Derhalve lijkt het me best plausibel dat deze rit naar een van de favorieten gaat. Er zijn best wat ploegen die nog iets zullen willen proberen. Sunweb bijvoorbeeld, of Movistar, of Lotto Jumbo. Tevens gaat er binnen Sky natuurlijk nog het nodige gebeuren. Ondanks alle mooie praatjes wil Froome natuurlijk maar één ding, en dat is de Tour de France winnen. Een winnende ploeggenoot zou de pijn van het verliezen maar licht verzachten. Het lijkt me geen al te onrealistische scenario dat Movistar op de eerste klim van de dag gaat proberen om het peloton behoorlijk uit elkaar te rijden, in de hoop dat Thomas en Froome snel geïsoleerd komen te zitten. Wordt alleen een lastig verhaal, want Bernal zal sowieso niet snel kraken. Het is de derde week, dus ook Wout Poels zal weer in bloedvorm zijn en dan heb je ook nog Kwiatkowski. Voor de koers zou het mooi zijn als alle knechten vroeg moeten lossen, maar de kans is ook best aanwezig dat het gewoon weer gesloten gaat worden en dat Sky alles naar de vaantjes rijdt. Het kan best dat we pas actie gaan krijgen op de slotklim, de bijzonder lastige slotklim. Zal wel wat angst inboezemen bij de renners, ondanks de gering afstand van de rit. Showdown op de laatste klim en dan gaan we waarschijnlijk wel wat aardige verschillen zien.
1. Froome. De coup gaat dan eindelijk komen. Gaat op de Portet gewoon iedereen helemaal naar huis fietsen. Brommertje aan en rechtdoor met het winkelwagentje naar de kassa. Zonder te pinnen vervolgens rechtdoor naar huis, want zo is ie dan ook wel weer.
2. Landa. Ik sta volledig achter Landani. Gaat weer eens ouderwets schroeien tijdens de derde week. Quintana en Valverde mogen zich op kop zetten.
3. Dumoulin. Dumourain gaat weer eens laten zien hoe onmenselijk hij is. Even lekker de nieuwe Tourmalet opknallen op je eigen tempo, want verder is er nog nooit iemand op het idee gekomen om z'n eigen tempo te rijden. Behoorlijke marginal gain. Tomatensoepje van de AH erbij, helemaal mooi.
4. Thomas. Ik geloof eigenlijk niet dat Thomas nog een slechte dag gaat krijgen, maar wel geloof ik dat hij zijn niveau van de eerste twee weken net niet helemaal gaat volhouden. Een klein dipje dus, waardoor hij in ieder geval niet zijn derde rit gaat winnen. Kan waarschijnlijk wel de gele trui vasthouden aangezien zijn voorsprong toch aanzienlijk is. Als die voorsprong een beetje slinkt krijgen we nog hilarische dagen. Zwarte humor, dat dan weer wel.
5. Roglic. Wisten jullie dat hij ooit schansspringer is geweest?

Overigens is dit echt een lachwekkend korte rit.
SPOILER: Etappe 18: Trie-sur-Baïse - Pau, 171 km
Etappe 18: Trie-sur-Baïse - Pau, 171 km

En jongens, hebben we genoten van het fantastische experiment? Ik in ieder geval niet echt. De start was een regelrechte blamage, zoals te verwachten viel. Geen start zoals bij het veldrijden waar iedereen richting de eerste bocht sprint. Nee, een start waarbij alle renners rustig in de klikpedaaltjes proberen te komen en daarna achterom kijken, wachtend op de knechten. Renners van de tweede en derde rij gingen in de aanval terwijl we 500 meter verderop al een treintje van Sky op kop hadden rijden. Geweldig idee, goede uitvoering, niks meer aan doen. Voortaan bij iedere rit, als het even kan. Na deze buitengewoon epische start voltrok zich een scenario dat je vooraf wel kon uittekenen. Een groepje reed weg en daarachter reed Sky op kop. Vooraan reed Kangert solo, met een kleine voorsprong op wat achtervolgende groepjes. In het peloton mocht Luke Rowe het tempo bepalen op de hele Peyresourde en het stukje Peyragudes. Aan de kop van de koers kreeg Kangert na een tijdje gezelschap van Alaphilippe en samen reden zij naar de slotklim, waar Alaphilippe dan weer moest lossen omdat zijn krachtenarsenaal klaarblijkelijk toch niet onuitputtelijk is. In het peloton moesten we wachten tot op 35 kilometer van het eind voor wat koers. Dan heb je slechts een rit van 65 kilometer en dan krijg je de eerste 30 kilometer ook nog eens helemaal niets te zien, briljant. AG2R zette wat mannetjes op kop, joost mag wegen waarom. Daarna nam Marc Soler namens Movistar het commando over, want die ploeg had wel wat bedacht. Aan het begin van de slotklim reed Nairo Quintana weg van de groep der favorieten, terwijl Peter Sagan zo ongeveer voor het eerst in zijn carrière onderuit ging in een afdaling. Quintana reed meteeen een mooie voorsprong bij elkaar en kreeg later gezelschap van Alejandro Valverde, die in een groepje tussen de kop van de koers en het uitgedunde pelotonnetje aan het zwemmen was. Mede dankzij de hulp van Valverde liep de voorsprong van Quintana gestaag op. Daarachter deed Roglic een poging om samen met Froome weg te rijden, maar omdat Dumoulin dat gat weer dichtreed lukte dat niet. Na een tijdje haalde Quintana Kangert bij, terwijl Majka als een van de laatste overblijvers van de vroege vluchters nog even wist aan te haken. Uiteindelijk ging Quintana solo, terwijl het tempo in het peloton werd bepaald door een herboren Wout Poels. Die derde week he, altijd lachen. We keken dus eigenlijk helemaal nergens naar. Vooraan een Colombiaantje waarvan al vrij snel duidelijk werd dat hij ging winnen en daarachter een groep van een man of negen met daarin vier renners van Sky. Leuke sport, dat wielrennen. Alleen tijdens de laatste drie kilometer kregen we nog wat koers. Kruijswijk die nog met een soort van aanvalletje kwam, maar daar kon Bernal alleen maar om lachen. Later nog wat aanvalletjes van Dumoulin en Roglic, met gevolgen. Froome moest passen. Thomas moest dan weer niet passen. Hij reed in de laatste meters van de rit zelfs nog weg van Roglic en Dumoulin. Veel dichter bij Quintana kwam hij dan weer niet, de Colombiaan pakt na een knappe aanval zijn eerste ritzege in deze Tour en pas zijn tweede in totaal. Dan Martin werd nog knap tweede, die heeft er zo'n beetje de hele klim tussen zitten te zwemmen. Thomas derde, zijn medemutanten Roglic en Dumoulin vierde en vijfde. Froome verloor iets meer dan 40 seconden en dreigt van het podium te vallen. Al zegt dat bij Froome niets, weten we sinds de Giro. Aan de achterkant van de koers hing de immer vervelende Arnaud Demare weer eens de hele dag aan de auto. Met één rit in het achterhoofd, de rit die we nu gaan krijgen. Een misselijkmakende en mensonterende rit, om spontaan agressief van te worden. Na twee dagen in de Pyreneeën is het blijkbaar tijd voor een extra rustdag. Je kan het volgens Gouvenou de renners niet aandoen om drie bergritten achter elkaar te rijden, ook al is een van die bergritten slechts 65 kilometer lang. Het is tijd voor een vlakke rit, eentje die aankomt op een onvermijdelijke plaats. We gaan voor de 400e keer naar Pau.

tour-de-france-2018-stage-18-map-4590396db1.jpg
0da67

Na twee dagen in de Pyreneeën bevinden we ons nu op een kilometer of 60 van Saint-Lary-Soulan op het Franse platteland in een klein dorpje met net iets meer dan 1000 inwoners. Voor het eerst in de lange geschiedenis van de Tour de France start de koers in Trie-sur-Baïse. In het verleden is men wel eens door het dorp gereden, maar starten of eindigen deed men er nog nooit. Waarom nu dan wel? Geen idee. Er valt werkelijk waar niets te melden over dit dorpje. Ja, dat de meeste inwoners zich vooral bezighouden met agriculturele toestanden. Blijkbaar zou er hier ook sprake moeten zijn van toerisme, het hele jaar door. Zou niet weten waarom, maar goed. Verder schijnt het voor sommige mensen op de route richting Lourdes te liggen. Wat verder opvalt aan Trie-sur-Baïse is de vorm van het dorp. Het is nogal planmatig aangelegd. Van bovenaf lijkt het net een rooster. In het midden van de blokkendoos is er nog een klein pleintje met een kerkje uit de 15e eeuw. Tegenover de kerk staat het lokale stadhuis en dat kan er ook nog wel mee door. Volgens de organisatie is een ander punt van aandacht het feit dat Perry Taylor hier woont, een man die cartoons maakt over het Franse plattelandsleven. Nouja, dat dus. We kunnen wel stellen dat Trie-sur-Baïse perfect past bij Pau. Wat een onzin allemaal.

triesurbaise4.jpg

Vanuit Trie-sur-Baïse zou je rechtdoor richting Pau kunnen rijden en dan is deze verschrompelde puinhoop tenminste binnen 80 kilometer voorbij. Doen we natuurlijk niet, er volgt een flinke omweg via het noorden. Natuurlijk, het noorden. Daar liggen immers geen bergen. Je zou het ook nog enigszins interessant kunnen maken door naar het zuiden te fietsen en nog wat uitlopers van de Pyreneeën mee te pakken, maar nee. We worden ondergedompeld in een bad gevuld met een kratje Heineken dat tijdens deze hittegolf buiten wekenlang in de zon heeft staan te bederven. Het kan bijna niet droeviger uitgetekend worden, al zou je het willen. Deze keer starten we in ieder geval niet op volgorde, maar gewoon normaal zoals het hoort, dat is dan nog iets. Na de neutralisatie rijden we al snel het departement Gers binnen, een departement dat bijna niet beter had kunnen passen bij deze rit. De extreem smakeloze muziek van de misselijkmakende Gers Pardoel past perfect bij deze barre helletocht. De ASO neemt ons mee. Neemt ons mee op reis. Naar Pau. Of naar Pau. Misschien Pau. Maar in ieder geval zeker Pau. En Parijs. Wie weet ook ooit weer Londen. Ik laat de ASO in ieder geval thuis, achter het fornuis. Al zou het me niet verbazen als m'n eten dan aanbrand en m'n huis tot aan de grond toe affikt. In de eerste 11 kilometer van de rit rijden de renners over een rechte en brede weg richting Miélan, maar zou het wat uitmaken? In Miélan slaan ze linksaf om over een wat smallere en bochtigere weg verder te rijden naar Laas. Hier komen ze dan weer een bocht naar links tegen, waarna het een kilometer of 13 rechtdoor gaat dwars over het platteland richting Marciac. In Marciac is er een bochtje naar links en daarna gaat het eigenlijk ook weer ontzettend lang rechtdoor, terwijl we ondertussen alleen wat akkers en velden met zonnebloemen tegenkomen. De zonnebloemen moeten deze rit gaan redden. Krijg je toch nog het ultieme Tourgevoel van. Een schijtrit naar Pau en een veld vol gele bloemen. Op de achtergrond zetten we dan Une belle histoire aan, maar niet van Michel Fugain. Om het nog kutter te maken gaan we natuurlijk voor de versie van Pau-l de Leeuw. De gifbeker moet leeg. In Maubourguet, waar de renners na 42 kilometer passeren, is overigens geen reet te doen. Ze hebben er wel een vervallen molen, te gek.

Maubourguet_%28Hautes-Pyr%2C_Fr%29_moulin_sur_l%27%C3%89chez.JPG

Buiten Maubourguet slaan de renners rechtsaf en gaat het weer wat kilometers rechtdoor over een brede en vlakke weg. Na een tijdje verlaten ze die weg voor een kort klimmetje. De Côte de Madiran. 1,2 kilometer aan 7%, waarvan akte. Na dit pukkeltje gaat het weer een aantal kilometer rechtdoor. Even later loopt het dan wel weer kort omhoog, maar dat kan me net niet genoeg interesseren om op te zoeken hoe lastig het is. Daarom ga ik maar meteen door naar de tussensprint, die na 73,5 kilometer in Aurensan komt. Zal wel. Eenmaal voorbij de tussensprint gaat het rechtdoor richting Aire-sur-l'Adour, waar het tijd is voor de ravitaillering. We passeren hier na 86 kilometer, godzijdank op minder dan 100 kilometer van het eind. Vervolgens rijden de renners tien kilometer over wat bochtigere wegen verder. Na 97 kilometer rijden ze door Eugénie-les-Bains. Bij die naam moet ik meteen aan een ietwat minder geslaagde anekdote denken. Ik had ooit een gesprek met een vrouw en dat is om te beginnen al een slecht idee. Je moet gewoon met de gordijntjes dicht voorbeschouwinkjes schrijven en je verder nooit aan dat soort praktijken wagen. Enfin, ik vroeg haar naam. Bleek Eugénie te zijn. 'Wat een kutnaam', was mijn ongefilterde reactie. Nadien hebben we nog weinig woorden gewisseld. Enfin, deze anekdote sluit qua niveau wel perfect aan bij deze rit, dacht ik zo. Ondanks het feit dat er maar 500 mensen wonen in Eugénie-les-Bains is het toch een populaire toeristische bestemming. Dit omdat de Franse sterrenkok Michel Guérard bijna het hele dorp heeft opgekocht en er succesvol een spa runt. Potsierlijke tuin erbij natuurlijk, want het kan bij zulke figuren nooit proleterig genoeg zijn.

eugenie-parc.jpg

We hebben zo ongeveer het meest noordelijke punt van de rit bereikt en gaan nu overwegend terug naar het zuiden fietsen. Op basis van de profielkaart gaat het al een aantal kilometer een beetje op en af, maar ik voel zo weinig liefde voor deze rit dat ik dat echt niet allemaal uit ga zoeken. Het is gewoon vlak, basta. Via onbeduidende dorpjes als Pécorade en Samadet rijden we door de bossen richting de hel op aarde. Buiten Samadet gaat het 14 kilometer volledig rechtdoor richting Arzacq-Arraziguet. Richting Haarzak schijnt de weg wat op te lopen, maar dat introduceert me verder vrij weinig. Na wat bochtjes in dit plaatsje gaat het gewoon weer vrolijk heel wat kilometers rechtdoor. Door een efficiënt verkaveld gebied fietsen we doodleuk richting het zuiden. Af en toe passeren de renners een dorpje en een van die dorpjes is Thèze, na 139 kilometer. Hier loopt de weg een beetje op, voor zover het wat boeit. Even buiten Thèze moet er zowaar een keer wat gestuurd worden. De renners verlaten de brede weg om op een nog bredere weg te gaan rijden. Deze weg loopt licht naar beneden en heeft zelfs nog een haarspeldbocht! Gekkenhuis, ziekenhuis, pannenkoekenhuis. Als na de korte afdaling de weg omhoog dreigt te gaan lopen slaan we snel linksaf en gaat het over een kaarsrechte weg verder richting Anos. Hier begint de Côte de Anos, een klimmetje van twee kilometer aan 4,6%. Het is allemaal wat.

1280px-Anos%2C_route_principale_depuis_la_mairie.jpg

Na de klim is het nog een kleine 20 kilometer fietsen tot de finish. Ik zou die laatste 20 kilometer richting het onmogelijke Pau best kunnen beschrijven, maar ik ga het niet doen. Ik ga niet vertellen dat het na een korte afdaling grotendeels vlak is, ik vertik het. Jullie krijgen ook niet van mij te horen dat er in de laatste vijf kilometer nog vier rotondes aanwezig zijn en dat de renners in de laatste kilometer nog met een rotonde en een bocht naar links te maken krijgen. Zoek het uit. Nee, letterlijk. Zoek het zelf maar uit, als je geïnteresseerd bent in Pau. Kan me niet voorstellen dat iemand daar daadwerkelijk in geïnteresseerd is. Fucking Pau. Ik word er niet goed van. Kutdorp. Opdoeken, in de zee schuiven, over de kaasschaaf halen, klein beschaafd atoombommetje, van mij mag het allemaal. Marcel Kittel won trouwens vorig jaar in Pau, om nog maar eens extra te benadrukken hoe kut Pau wel niet is. Sinds die overwinning is Kittel een geknakte braadworst. Het zou daarom voor iederen beter zijn als dat kutpau met z'n teringgeld een keer keihard failliet gaat en moeilijk hard op z'n muil valt.

tenor.gif

Deze is voor jou, Pau:
giphy.gif

Deze is ook voor jou, Pau:
giphy.gif

En deze kun je in je zak steken, Pau:
200.gif

Deze is dan weer voor de ASO:
Fuck-YouMiddle-Finger.gif

Thierry Gouvenou, na twee dagen in de Pyreneeën hoef je ons helemaal niet met deze kutkloterij op te zadelen. Die voor je:
410c6a85f0be4f10574fea4b4f96f00a.gif

Deze jongens zijn voor iedereen die bij dit hemeltergende stukje waanzin betrokken is:
tumblr_o0ek43fhCB1udh5n8o1_500.gif

Dellie Ellie heeft trouwens ook nog een mening:
tumblr_ovryxxr4zW1tf8a5ao1_500.gif?resize=522%2C303&ssl=1

En dan hebben we Huub Stevens nog niet eens geraadpleegd:
maj6dz.gif

Die Fransen deugen niet.

Deze is trouwens voor Team Sky:
yutRrqm.jpg

Deze rit, die je het beste kunt vergelijken met een ontbindend lichaam dat al een paar maanden in een huis ligt weg te rotten, begint om 13:55. Ik hoop van ganser harte dat er dan niemand voor de tv zit. Er zijn belangrijkere dingen in het leven. Als je toevallig een vrije dag hebt zijn er wel betere dingen die je kunt doen. Maak de wc een keer schoon, ofzo. Sproei de tuin een beetje, je planten hebben het nodig. Misschien dat het weer eens tijd is om te strijken, kan zomaar. Eventueel kan je ook prima stofzuigen. Alhoewel het wel nog steeds heel warm is, dus je kan ook gewoon prima een boek gaan lezen en verder niks. Steek je wellicht nog wat van op, zo'n boek. Van deze rit in ieder geval niet. Wat een ramp. Ik kijk nog liever naar Toren C. Of misschien nog wel erger, ik zet nog eerder een aflevering van de Avondetappe op. Een weerbericht begin ik ook niet meer aan. Het zou twee dagen achter elkaar regenen in de Pyreneeën en we hebben amper een spatje regen gezien. Tijdens deze rit zou het droog en 32 graden worden, dus krijgen we vast te maken met een stortbui. Een hele stevige stortbui, hoop ik. Dan spoelt dat miezerige Pau misschien weg.

Een voorspelling kan je verder ook mooi in je reet steken. Ik voorspel dat dit een kutrit wordt. Waarschijnlijk mijn beste voorspelling van deze hele Tour. De ideale winnaar voor deze rit zou de gigantische klootzak Demare zijn, het liefst terwijl hij aan de auto over de finish komt.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:52
SPOILER: Etappe 19: Lourdes - Laruns, 200,5 km
Etappe 19: Lourdes - Laruns, 200,5 km

De rit naar Pau was een rit naar Pau. Hemeltergend, mensonterend kut. Zo'n rit waar je dwergpython niet echt van gaat kronkelen. Pau kreeg wel een terechte en verdiende winnaar. De misselijkmakende valsspeler tevens geweldige klootzak Arnaud Demare won. Een nederlaag voor de koers. Talloze betere sprinters zitten inmiddels thuis voor de buis omdat ze geen zin hadden om dagenlang aan de auto te hangen. Vonden ze niet eervol, niet correct. Zo'n gladde Fransoos met gebleekte tanden heeft daar natuurlijk dikke schijt aan, die doet alles wat niet mag en rijdt op die manier een snellere slotbeklimming dan menig klimmer. In de sprint geeft hij ook nog een kwak en wijkt hij van z'n lijn af, want wie doet je wat? Sport is vaak niet fraai en Arnaud Demare is daar het levende bewijs van. De lelijkste stad van Frankrijk krijgt zodoende de lelijkste winnaar. Perfecte match, niets meer aan doen. Nu alleen nog hopen dat zowel de stad als het individu nooit meer voorkomen in de Tour. Op de matige sprint na was het verder voor veel renners de derde rustdag van de Tour, behalve voor Quintana. De ene dag is de andere niet, een dag na een prachtige overwinning kan je ook zomaar op je muil gaan. Vervelend met het oog op de etappe die nu volgt. De laatste bergrit van de Tour en het is er niet echt een om over naar huis te schrijven. Voor de zoveelste keer de Tourmalet, en dan ook nog eens op een vrij nutteloos moment in de koers. Na deze zware klim moeten de renners nog een kleine 100 kilometer fietsen. En dan rijden we tot overmaat van ramp ook nog eens over de verkeerde kant van de Aubisque, met daarna een lange afdaling. Dit is voor veel renners de laatste kans om tijd te pakken, maar gezien het parcours is de kans aanwezig dat er heel wat muizen gebaard gaan worden.

tour-de-france-2018-stage-19-map-84f0c3d475.jpg
4dd79

De rit gaat van start op heilige grond, voor katholieken tenminste. Lourdes, een stad met 17.000 inwoners, is de grootste katholieke bedevaartsplaats van Frankrijk. Dat heeft natuurlijk te maken met een of ander ongeloofwaardig verhaal, dat we integraal van Wikipedia kopiëren: In 1858 verklaarde Bernadette Soubirous, toen een 14-jarig meisje, tussen 11 februari en 16 juli verschillende verschijningen te hebben gezien, die door de belangrijkste hoogwaardigheidsbekleders van die tijd werden beschouwd als die van de Heilige Maagd Maria in de verre grot van Massabielle. In 1864 werd er een standbeeld opgericht ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes bij de plaats van de verschijningen. Er werd een kapel gebouwd die al spoedig te klein werd en ging dienen als crypte voor de eerste basiliek, de Basiliek van de Onbevlekte Ontvangenis. In de loop der jaren kwamen hier nog twee basilieken bij en verschillende andere gebouwen, die thans alle deel uitmaken van het Heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes. De Rooms-Katholieke Kerk heeft verschillende wonderbaarlijke genezingen erkend. Hiervoor werd in 1905 het Bureau van de medische vaststellingen en in 1947 het Internationaal Medisch Comité van Lourdes opgericht. Op 11 februari 2018 werd door bisschop Jacques Benoit-Gonnin de 70e officiële wonderbaarlijke genezing erkend. Allemaal gelul dus, u hoort het al. Het hele jaar door maar vooral vanaf maart tot oktober komen pelgrims uit heel Europa, maar ook uit andere delen van de wereld, naar het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes om er te bidden en zich te laven aan het bronwater van de grot waaraan heilzame kwaliteiten toegedicht worden. Knettergek. Dankzij al die pelgrims is Lourdes dus ontzettend populair. Om al die mensen te kunnen ontvangen telt Lourdes de meeste hotels van Frankrijk, op Parijs na. De afgelopen jaren fietsen we eigenlijk altijd wel een keer langs Lourdes, ik kan me in ieder geval herinneren vaker wat over deze plaats geschreven te hebben. Daarom vond ik het verder wel verrassend om tot de conclusie te komen dat er pas twee keer een rit is aangekomen bij dit heiligdom. In 2011 was er een rit van het immer vervelende Pau richting Lourdes en die werd gewonnen door Thor Hushovd. Thor won normaal de massasprintjes, maar in Lourdes kwam hij voor de verandering een keer solo aan. Hushovd de sterkste in een rit met de Aubisque onderweg, het was een aparte etappe. Lourdes debuteerde in 1948, in die tijd was Gino Bartali nogal goed. Hij won zeven ritten in die Tour, waaronder de rit naar Lourdes. Er is drie keer eerder een rit van start gegaan in Lourdes, voor het laatst in 1994. Een rit met aankomst boven in Luz-Ardiden werd gewonnen door Richard Virenque.

mariale-1920x1280.jpg

De renners starten uiteraard naast het Heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes. Vanuit Lourdes zou je direct naar het zuiden kunnen fietsen, dan zit je meteen op de weg naar de Aubisque. Doen we alleen niet, we rijden tijdens de neutralisatie richting het oosten en ook als de neutralisatie voorbij is blijven we aan de rand van de Pyreneeën oostwaarts fietsen. Dat we in de buurt van de bergen zitten gaan de renners al vrij snel maken. In de eerste vijf kilometer van de rit gaat het rechtdoor over een vlakke weg, maar daarna begint de Côte du Loucrup, een klimmetje van twee kilometer aan 7%. Hier zou de kopgroep van de dag best wel eens weg kunnen fietsen. Op de top van dit klimmetje van vierde categorie rijden we door het dorpje Loucrup en vervolgens gaat het kort kort naar beneden over een brede weg met een aantal niet al te lastige bochten. Aan het eind van de afdaling slaan de renners rechtsaf en rijden ze over een brede weg dwars door de vallei richting Bagnères-de-Bigorre. Na 16 kilometer bereiken we dit stadje met 8000 inwoners. Na een paar dagen Bagnères-de-Luchon mocht de andere Bagnères natuurlijk niet ontbreken. Hier komt de Tour immers ook met enige regelmaat langs. In 2013 bijvoorbeeld nog, toen Dan Martin hier een ritje won. Enfin, na wat bochtjes in Bagnères-de-Bigorre rijden de renners verder over een grote, brede en rechte weg, die een aantal kilometer vals plat omhoog loopt. In de buurt van Cieutat mogen ze dan weer bij een rotonde rechtsaf, waarna de weg een kilometer of zeven licht naar beneden loopt. Wel wat bochtenwerk, maar over het algemeen is het hier best prettig fietsen. Aan het eind van deze afdaling fietsen de renners langs een best mooi abdijtje en daarna slaan ze linksaf. Het is nu een aantal kilometer min of meer vlak, terwijl de renners over een relatief smalle weg door een bos rijden. Niet helemaal vlak, het blijft glooiend. Na 33 kilometer rijden we door Gourgue en hier begint de weg omhoog te lopen. We gaan toewerken naar het tweede klimmetje van de dag. De Côte de Capvern-les-Bains, een aperitiefje voor het echte werk in de Pyreneeën. Buiten Gourgue loopt de weg drie kilometer vals plat omhoog en daarna gaat het 3,4 kilometer aan 5,1% omhoog. Na 40 kilometer koers komen de renners dan boven op de Côte de Capvern-les-Bains, een bultje van de vierde categorie. De afgelopen jaren deden we vaak de Côte de Capvern aan en ik dacht eerst dat dit dezelfde klim was, maar het is toch net weer anders. In plaats van de grote doorgaande weg vanuit Tournay nemen we nu een wat smaller weggetje binnendoor. Het effect is in ieder geval hetzelfde, aan het eind van de klim komen we uit in Capvern. Capvern-les-Bains komen we halverwege de klim tegen en dat is een klein kuuroordje met wat thermen enzo.

144259vue-capvern-les-bains.jpg

Na de passage in Capvern rijden de renners over een rechte, brede en vlakke weg verder richting La Barthe-de-Neste, zo'n dorpje dat we ook bijna jaarlijks passeren. Vlak voor de renners dit dorpje bereiken slaan ze bij een rotonde rechtsaf, waarna het zuidwaarts gaat. We rijden de Pyreneeën in, al moeten we nog even wachten op de bergen. Het gaat een kilometertje of 15 rechtdoor over een zo goed als vlakke weg richting de tussensprint in Sarrancolin. Na de tussensprint fietsen de renners nog eens een kilometer of zes rechtdoor, over een weg die licht omhoog loopt. Als ze 66 kilometer hebben afgewerkt fietsen ze door Arreau en hier ligt de voet van de eerste serieuze klim van de dag, een bekende klim in de Tour. Voor het laatst waren we hier in 2016, toen in een rit met aankomst bij Lac de Payolle. Daar won Stephen Cummings, in de tijd dat hij nog wel eens een koers wist uit te rijden en meer deed dan alleen in het allerlaatste wiel van het peloton hangen. Verder is dit sowieso bekend terrein voor de renners, want tijdens de elfde rit van de Tour van 2015 kwam de koers hier ook al langs. In een rit van het deerniswekkende Pau richting Cauterets reden we ook over de Aspin en was de aanloop min of meer hetzelfde. Ook toen reden we via Lourdes via de Côte de Loucrup richting Bagnère-de-Bigorre om via een klimmetje in de buurt van Capvern richting Arreau te gaan. Originaliteit? Nergens voor nodig. Ik heb alleen nog niet verteld aan welke klim we gaan beginnen, maar de echte kenners weten dat natuurlijk al. De Col d'Aspin is een beklimming van de eerste categorie, 12 kilometer lang en 6,5% gemiddeld. De klim begint redelijk makkelijk, een kilometer aan 5% en een kilometer aan 3,5%. Daarna wordt het toch even wat zwaarder met een kilometer aan 7%. Na die derde kilometer van de klim komt het niet meer onder de 6%. Na zeven kilometer klimmen is het tijd voor het zwaarste stuk van de klim. Vier kilometer achter elkaar met hoge percentages. Van 9,5% naar 7,5%,weer naar 8% en dan terug naar 7,5%. In de laatste kilometer vlakt het wat af, waarna de renners na 78 kilometer bovenkomen op de klim.

etappe-11-col-d-aspin.png
TDF2016.st7_.CummingsGBflag.jpg

De Col d'Aspin is een best wel mooie klim die al ontzettend vaak is voorgekomen in de Tour. In 2016 en 2015 dus bijvoorbeeld, maar de mooiste beklimming van de Aspin is toch wel overduidelijk die van 2008. In een rit van Toulouse naar Bagnères-de-Bigorre snelde Riccardo Ricco weg uit het peloton. Op deze klim scheurde hij op het buitenblad naar boven en bezorgde hij iedereen die hij inhaalde een verkoudheid. Hij won de rit, met verve. Helaas werd hij daarna betrapt en uit de Tour gezet, maar gelukkig hebben we de beelden nog. De Col d'Aspin, die behoorlijk onregelmatig is, voert over een redelijk bochtige weg, met zo nu en dan een behoorlijk mooi uitzicht over de omgeving. De beklimming van de Aspin gaat over een weg die niet heel smal is, maar ook weer niet echt breed. Dat geldt ook voor de afdaling. Deze afdaling is niet bepaald, vooral omdat het vrij bochtig is. In het begin van de afdaling wordt er door een bos gereden, waardoor de meeste bochten nogal onoverzichtelijk zijn. Er zitten een aantal onvoorspelbare bochten in, je lijkt naar links te draaien maar bijna meteen gaat het weer naar rechts, dat soort dingen. Tussen de bomen door zijn er ook best wat open stukken en die overgang van licht naar donker schijnt ook niet altijd mee te vallen. Na vijf kilometer dalen rijden de renners door het dorpje Espiadet en hier wordt de weg wat breder. De haarspeldbochten zijn achter de rug en het bos is weg. Vanaf dit moment wordt er nog een kilometer of zeven gedaald, maar dit deel van de afdaling is een stuk eenvoudiger. Ondertussen passeren we ook het gehucht Payolle, waar een bocht naar links ligt die we in 2016 namen. Dat was dus de rit die Cummings won en tevens de rit waar er een boog op Adam Yates viel. De directe reden dat we tegenwoordig met zo'n lullig boogje moeten doen als de renners de laatste kilometer betreden. Na Payolle stelt de afdaling dus geen reet meer voor, het gaat een aantal kilometer lang aan amper 3% naar beneden. De weg is breed en er zijn weinig bochten. Zonder problemen zou iedereen dus moeten kunnen aankomen in Sainte-Marie-de-Campan, na 90 kilometer. In dit kleine dorpje ligt de voet van de volgende klim van de dag, eentje die echt niemand kent. Geniale ontdekking weer van Gouvenou, wat een visionair.

Tour_de_France_2011_etape_12_Sainte_Marie_de_Campan.jpg

Na het bochtje dat hierboven te bewonderen valt loopt de weg meteen omhoog. We gaan beginnen aan de Col du Tourmalet, voor de zoveelste keer dat mijn rekenkunsten het niet meer kunnen bolwerken. Alleen vorig jaar ontbrak de Tourmalet even, maar in 2014, 2015 en 2016 zat ie er gewoon in hoor, jawel. In 2014 en 2015 toevallig ook nog eens van deze kant, wat leuk. Bovendien zat er in 2015 ook de Aspin voor, je verwacht het niet. We graven maar weer eens in het archief en treffen deze teksten aan: De Tourmalet begint makkelijk, een paar kilometer aan 4%. Daarna wordt het steeds een beetje zwaarder, van een kilometer aan 7% naar drie kilometer aan 8%. Rond de 10e kilometer van de klim wordt het pas echt zwaar. Zes kilometer achter elkaar komt het niet onder de 9%, af en stijgt het zelfs flink boven de 10%. Alleen de laatste meters richting de top wordt het nog even wat minder zwaar. Het is een belachelijk zware klim, geheel terecht een klim van de buitencategorie. Wel een klim die al veel te vaak is voorgekomen in de Tour. Er zijn zoveel mooie beklimmingen waar de ronde nooit komt of bijna nooit, zoals bijvoorbeeld de nieuwe Tourmalet die we een paar dagen terug zagen, haha. De Tourmalet is natuurlijk mooi, maar hebben we dat niet een keer gezien? Hoe dan ook, we krijgen een opvolger voor Thibaut Pinot, hij kwam in 2016 als eerste boven op de Tourmalet. Zijn voorganger was dan weer Rafal Majka, die in 2015 de laatste was die als eerste deze kant van de Tourmalet wist te bedwingen. Op de top van de Tourmalet, na 108 kilometer, treffen we ook weer de souvenir Jacques Goddet aan. Een voormalig koersdirecteur van de Tour, die op de klim nog een mooie buste heeft staan. Enfin, dat verhaal kan iedereen waarschijnlijk ook wel dromen ondertussen.

d8ea6
tourmalet-september-31.jpg

De kant van de Tourmalet die we beklommen is 17 kilometer lang, de kant waarlangs we afdalen is 19 kilometer lang. Het wordt dus een bijzonder lange afdaling, die het grootste gedeelte van de tijd ook nog eens vrij steil is. Bovendien is de afdaling bochtig, je kan wel stellen dat deze kant een stuk lastiger is. Buiten dat moet bijna iedere renner deze afdaling wel kennen, we komen er godbetert bijna ieder jaar langs. Verder weet ik niet zo goed wat ik over deze afdaling moet vertellen. Ja, het gaat een aantal kilometer aan 10% naar beneden, da's best pittig. Er gebeuren volgens mij eigenlijk nooit echt ongelukken op de Tourmalet dus het zal wel goed zijn. We gaan snel door naar het eind van de afdaling. Beneden rijden de renners door Luz-Saint-Sauveur, een dorpje dat ze vaak doorkruisen maar waar de Tour eigenlijk nooit start. Alleen een keer in 1985, toch best opvallend. Dat geheel terzijde, na de passage in dit dorp is het nog 74 kilometer tot de finish. Spijtig genoeg moeten we nu eerst een eeuwigheid door een vallei rijden. Als er al iemand van plan was om op de Aspin of de Tourmalet aan te vallen dan zal het geen klassementsrenner zijn. Vanuit Luz-Saint-Sauveur gaat het 12 kilometer bijna volledig rechtdoor over een licht dalende weg richting Soulom. Het is een mooie vallei, dat dan weer wel. Prachtige bergen en stevige rotswanden langs de kant van de weg, riviertje aan de linkerkant. Erg plezierig om naar te kijken, alleen is het voor de koers wel vrij dodelijk. Dat volledig rechtdoor moet je trouwens wel met een korreltje zout nemen, er zitten een paar stroken tussen waar het wat rapper naar beneden gaat en daar zijn ook wat scherpe bochtjes aanwezig. Duurt evenwel niet lang, paar kilometer na. In de buurt van Soulom zijn de wegen echt recht en hebben we ook het mooie deel van de vallei uit het oog verloren. Via dorpjes met onmogelijke namen als Pierrefitte-Nestalas en Argelès-Gazost rijden we richting de volgende klim van de dag. Argelès-Gazost bereiken we na 144 kilometer en het stuk van zes kilometer tusen Soulom en Argelès kende op wat rotondes na geen verrassingen.

Soulom_%2865%29_%C3%A9glise.JPG

Na wat bochtjes in Argelès loopt de weg aan de rand van het kuuroordje ineens een paar kilometer omhoog. Drie kilometer aan 7%, al denkt de organisatie eerder aan drie kilometer aan 5%. Maar goed, wat weten die mensen er nou van? Boven komen we in ieder geval in Arras-en-Lavedan en in dit kleine gehucht slaan de renners linksaf, waarna ze direct door de smalle straatjes van het gehucht mogen afdalen. De weg loopt ongeveer anderhalve kilometer naar beneden, daarna wordt het weer een kilometer vlak. Vervolgens rijden de renners over een smal bruggetje en dan is de volgende gecategoriseerde klim van start gegaan. De Col des Bordères, zowaar een klim die wel origineel is. Pas de derde keer dat we deze doen in de Tour. Alleen in 1987 en 1989 werd dit ding eerder beklommen. Teun van Vliet en Miguel Indurain zijn tot nu toe de enigen die kunnen zeggen dat ze ooit als eerste boven waren op de Col des Bordères. Al is deze klim in andere koersen ook wel eens voorgekomen, in de Route du Sud bijvoorbeeld. Mikel Bizkarra is daardoor KOM op Strava op deze klim, zal hij uit de boeken gefietst worden? Waarschijnlijk wel. Deze col is 8,6 kilometer lang en 5,8% gemiddeld. Mooie, onregelmatige klim. Paar simpele kilometers tussen de 4 en 5%, maar ook een paar flinke knallers. Twee kilometer aan 8% en richting het eind van de klim zelfs nog een kilometer aan 10%. De laatste kilometer is het dan weer zo goed als vlak. Het steile stuk aan het eind komt na de passage in het dorpje Estaing. Hier ligt heel geniepig een bochtje naar rechts verstopt. Als je deze bocht niet over het hoofd ziet en rechtsaf slaat gaat het een honderdtal meter verderop bijna recht omhoog, leuk man. Na 159 kilometer komen de renners boven op deze klim en dan hebben ze eigenlijk het eerste deel van de Aubisque gehad, zou je kunnen stellen.

a5e9d
img_0011.jpg

Op de top is het nog 41 kilometer tot de finish en het steile deel bereiken de renners op 43 kilometer van het eind. Eerlijk gezegd lijkt dat steile stuk mij wel een geschikt moment om de knuppel eens een keer in het hoenderhok te gooien. Na de klim volgt er namelijk maar een korte afdaling van vier kilometer, daarna loopt de weg meteen weer omhoog. De afdaling mag dan wel kort zijn, maar is alsnog behoorlijk pittig. De weg omhoog was al smal en naar beneden is het van hetzelfde laken een pak. Voor Tourbegrippen zelfs heel smal. Paar haarspeldbochten en een aantal snellere bochten, je kan hier zomaar een keer ergens uit de bocht vliegen. Eenmaal beneden rijden de renners door Arrens-Marsous en daar fietsen ze nog eens over een smalle brug, waarna ze dit fraaie bouwwerk aantreffen. In Arrens is het even vlak, maar moeten er wel wat bochten genomen worden. Bij het buitenrijden van het dorp loopt de weg meteen omhoog en bevinden we ons op de Route Soulor, een straat die ons rechtstreeks naar de top van de Col du Soulor gaat leiden. Dit is een bijzonder lastige klim. Het gaat zeven kilometer omhoog aan iets meer dan 8% gemiddeld. Vijf kilometer aan 8%, twee kilometer aan 8,5%. Dat is ook wel te zien, in Arrens loopt de weg meteen bijzonder steil omhoog en in de kilometers daarna lijkt het geen moment af te vlakken. Best mooi klimmetje wel, is toch heerlijk man. Enige vreemde is dat er op de top van de Soulor geen punten te verdienen zijn. Die punten kun je pas even verderop gaan oprapen, terwijl er na de top van de Soulor nochtans een korte afdaling volgt.

jason-marlow-soulor-2-21.jpg

De top van de Soulor bereiken de coureurs op iets minder dan 30 kilometer van het eind. Het is trouwens alweer een tijd geleden dat deze klim nog eens voorkwam in de Tour. De combinatie van Soulor en Aubisque is geen onbekende, maar de organisatie kwam voor het laatst op dat idee in 2010. Toen kwam Marcus Burghardt of all places als eerste boven op de Col du Soulor. In 2012 reden de renners ook nog wel even over de klim, maar toen deden we de Aubisque van de andere kant en hoefde alleen het kleine stukje dat we nu in dalende lijn gaan afwerken beklommen te worden. Dat stukje in dalende lijn is eigenlijk maar twee kilometer lang, maar wel nog een klein beetje gevaarlijk. Het gaat grotendeels rechtdoor, maar de paar aanwezige bochten zijn link omdat de afgrond hier nogal diep is. Als je van plan bent om op dit traject een Gilbertje te doen dan vinden ze je nooit meer terug. Maar goed, dat zal wel loslopen, zo ingewikkeld is het niet. Na de korte afdaling loopt de weg meteen weer omhoog, al valt dat in het begin nogal mee. Het is nog acht kilometer tot de top van de Aubisque en de eerste twee daarvan zijn vals plat. Daarna krijgen we drie kilometer aan 4%, dat stelt eigenlijk ook geen reet voor. Gelukkig kunnen we nog wel genieten van de mooie omgeving, dat is ook wat waard. Paar tunneltjes onderweg, best mooi. Richting de top van de Aubisque krijgen we dan nog te maken met drie kilometer aan 7%. Lijkt een beetje op een klim, maar is eigenlijk ook niet al te interessant. De organisatie heeft gekozen voor de flopkant van de Aubisque, zoveel is duidelijk. Op 20 kilometer van het eind bereiken we de top van deze klim van buitencategorie, waarvan je je stevig mag afvragen of het op deze manier eigenlijk wel een klim van de buitencategorie is.

Litor.jpg

Achja, Col d'Aubisque. Wel een leuke klim hoor. Vooral van de andere kant dan. 19 kilometer aan 6% of zeven aan 5%, zeg het maar jongens. De Col d'Aubisque is natuurlijk wel een iconische klim. Al meer dan 70 keer voorgekomen in de Tour de France. Wij Nederlanders kennen de Aubisque vooral dankzij Wim van Est. In de Tour van 1951 viel hij in de afdaling van de Aubisque in een ravijn. Hij viel meer dan 70 meter naar beneden, maar kwam er wonder boven wonder zonder ernstige verwondingen vanaf. Enfin, dat verhaal zal wel bekend zijn. Recenter speelde de Aubisque ook nog een hoofdrol. Hoewel, recent, het is ondertussen alweer meer tien jaar geleden. In de Tour van 2007 zou de laatste lastige bergrit aankomen boven op de Col d'Aubisque. Het was de laatste kans voor Alberto Contador om Michael Rasmussen uit de gele trui te rijden. Rasmussen was in de vorm van zijn leven, nam nog wat extra middeltjes en was er helemaal klaar voor. Tijdens de rit naar de Aubisque trok hij gekke bekken, om aan Contador en Leipheimer te laten zien dat hij het moeilijk had. De renners van Discovery Channel trapten erin en deden er alles aan om Rasmussen te lossen. Af en toe liet de Deen een gat, om die jongens het gevoel te geven dat het echt nog kon, maar steeds reed hij het op eigen tempo weer dicht. Hij deed helemaal niets, tot de slotkilometer van de rit. Hij versnelde en meteen waren Leipheimer en Contador weg. In één simpele kilometer pakte hij 26 seconden op Leipheimer en 35 op Contador. Het was ongekend. Onwerkelijk. Rabobank ging de Tour winnen, voor het eerst. Een grandioos moment, zowel voor Rasmussen als de ploeg. Het bleek alleen al vrij snel dat het te mooi was om waar te zijn. De hele Tour waren er al geruchten rond Rasmussen, maar die dag kwam het grootste verhaal. Hij zou in Mexico zijn geweest om te trainen, maar Davide Cassani had hem in die periode in Italië gezien. Theo de Rooij scheet meteen zeven kleuren stront en was er klaar mee. Al weken zat de arme man met de handen in het haar, maar dit was de druppel. Hij haalde Rasmussen uit de Tour en de rest is geschiedenis. Sinds die aankomst in 2007 is er geen aankomst meer geweest op de Aubisque in de Tour. Wel nog een paar passages onderweg, maar de berg is nu toch een beetje besmet. Ook nu weer geen aankomst bergop, durven ze toch niet echt.

OK-Michael-Rasmussen

Verder kennen wij de Aubisque natuurlijk van de Vuelta van 2016. De Spaanse koers besloot om eens over de grens te gaan kijken en tekende een rit uit met onderweg drie zware cols en een aankomst bergop op Col d'Aubisque. Robert Gesink zat die dag in de kopgroep, maar voor de Aubisque reed hij ineens in een achtervolgend groepje. De renners reden door Laruns, de aankomstplaats van de rit van vandaag, en begonnen aan de goede kant van de Aubisque. Gesink deed wat Gesink de laatste jaren wel vaker doet, hij besloot op een zo groot mogelijk verzet op kop te beuken en dan maar te zien waar het schip zou stranden. Dat leidde hem uiteindelijk naar de kop van de koers. Alleen kon hij het tempo toch niet helemaal vasthouden, dus kwamen onder meer Kenny Elissonde en Egor Silin nog terug. In de laatste kilometer reden ze met z'n drieeën richting de finish en strijkijzer Gesink leek weer eens naast de prijzen te grijpen. Op 400 meter van de finish ging hij de sprint al aan en niemand snapte er iets van. Maar hij wist zijn sprint door te trekken tot aan de finish en Elissonde en Silin wapperenden er allebei af. De handjes van Gesink konden in de lucht. Een overwinning in een grote ronde, eindelijk. Het was hem echt gegund. We hadden hem daarna graag nog vaker zien winnen, maar dat is er niet echt van gekomen. Misschien kan deze terugkeer op heilige grond hem inspireren tot nog een grootse daad.

Crdki0hXEAUuCaa.jpg

De Aubisque dus. Die moeten we nog even gaan afdalen. Een kilometer of 18 à 19 naar beneden, over een bochtige weg. Het loopt steil naar beneden, de bochten zijn scherp en de afgronden diep. Gevaarlijke afdaling dus. Vooral de eerste 10 kilometer van de afdaling kan er flink wat verschil gemaakt worden. Het gaat eigenlijk continu aan 7 à 8% naar beneden, met onderweg flink wat bochten. Als we dit stuk van 10 kilometer even bekijken dan zijn vooral de eerste vier kilometer interessant. De weg is relatief smal, tot aan het skidorpje Gourette. In dit dorpje ligt er een venijnige bocht naar rechts, maar daarna wordt de weg ineens een stuk breder. Hoewel het daarna nog steeds steil naar beneden gaat is de weg ineens zo breed als een snelweg, dat zal het toch wat ingewikkelder maken om verschillen te creëren. Voorbij Gourette komen de renners nog wel twee lastige haarspeldbochtjes tegen, maar vervolgens stelt de afdaling echt kilometerslang geen reet voor. Op acht kilometer van de streep rijden de renners door Eaux-Bonnes en vlak voor ze dit dorp bereiken kunnen we nog twee lastige bochten noteren, maar verder is dit met je ogen dicht te doen. In Eaux-Bonnes is er een scherp bochtje naar rechts en daarna gaat het zonder problemen verder richting de finish. De afdaling vlakt steeds meer af en wordt niet meer lastig. Op vijf kilometer van de streep komen de renners nog drie haarspeldbochten tegen, maar die zijn prima te nemen. Onderaan de afdaling slaan de renners rechtsaf en even verderop linksaf, Laruns in. Als ze dit dorpje betreden loopt de weg zowaar nog een halve kilometer vals plat omhoog, voor wat het waard is. Aan het eind van deze oplopende strook rijden de renners door een smalle winkelstraat, waarna ze op iets minder dan twee kilometer van het eind een rotonde tegenkomen waar ze rechtsaf slaan. We zijn nu in het centrum van Laruns, maar rijden nog een stuk door. Er gaat gefinished worden ergens ver buiten het dorp op een weg met aan de ene kant gras en de andere kant een of ander aftands bedrijf. Lekker bedacht weer, is goed joh. Om dat aftandse bedrijf te bereiken moet er nog wel wat bochtenwerk afgewerkt worden. Na de rotonde gaat het tweehonderd meter verderop naar links, waarna het min of meer rechtdoor gaat tot op 800 meter van de streep. Brede bocht naar rechts, waarna de coureurs op 500 meter van de streep bij een rotonde naar links mogen. Daarna nog even een flauwe bocht naar links gevolgd door eentje naar rechts en dan rechdoor naar de finish, ergens in de middle of nowhere.

BnC1z8j.png
a6e12

Na 200 kilometer koers is de laatste bergrit afgelopen en weten we waarschijnlijk wie de Tour gaat winnen. Dat we in Laruns kunnen finishen en de Aubisque kunnen beklimmen en afdalen is trouwens nog een soort van wonder ook. Tijdje terug was het hier nogal slecht weer, wat heeft gezorgd voor een stukje weg dat er geen zin meer in had. De lokale Fransoosjes hebben er dag en nacht aan moeten werken, maar kregen het toch nog net op tijd voor elkaar om de weg te herstellen. Daardoor kunnen we deze rit toch gewoon afwerken op de manier zoals het bedoeld was. Zonde eigenlijk, een omleiding was voor deze rit misschien wel beter geweest.

DizMUF1WkAAt-cZ.jpg:large

Goed, finish in Laruns dus. Daar is de koers wel eens gepasseerd, vooral om te kunnen beginnen aan de Aubisque. Een aankomstplaats was het dorpje met 1200 inwoners nog nooit. Wel vertrok er ooit een rit, in 1985. Dat was een bijzonder korte rit van 83 kilometer richting De-Stad-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden. Wat is er in Laruns te doen? Nou, helemaal niks. Volgens Wikipedia had dit dorp in 2006 nog 1400 inwoners, dus blijkbaar sterft iedereen hier van de pure verveling. Zelfs de mensen die het roadbook in elkaar moeten draaien zullen hier een paar slapeloze nachten door hebben gehad. Ze komen dan aanzetten met dingen als het feit dat ze in de omgeving van Laruns waterkracht opwekken, dat er ergens boven in de bergen een skiresort te vinden is, dat er nog een stukje verderop ook nog wat thermen aanwezig zijn en dat ze hier kaas maken. In Laruns zelf moet je vooral op de kerk van Saint-Pierre letten, die is verder niet heel bijzonder maar het is beter dan niks. Verder moet je zonde meer naar het Château de Espalungue. In de 17e eeuw woonde hier een of andere rijke speknek en die had een dochter. Henri d'Aramitz vond die dochter wel leuk en dus trouwde hij met haar, want zo werkt dat. Henri heeft daarna nog een tijdje gewoond in Laruns en daar zijn ze hier bijna 500 jaar later nog steeds trots op. Want Henri diende later als inspiratie voor Alexandre Dumas en werd een van de vier musketiers. Aramitz veranderde in Aramis en de rest is geschiedenis. Ook meteen de enige geschiedenis van Laruns.

imglaruns6.JPG

De laatste bergrit start om 12:05. Redelijk bijtijds, het is immers een lange rit. Dat betekent natuurlijk wel weer dat we niet de hele rit kunnen zien bij de NOS en Sporza. Zij zijn er zoals te doen gebruikelijk om 14:10 pas bij. Eurosport 1 is er dan wel weer direct om 12 uur bij, dus dan kunnen we weer genieten van José Been en dat is toch wel echt fantastisch hoor. Willen jullie trouwens José de volgende keer wel uit de greppel halen als ze weer eens van haar fiets is gemieterd na een overdosis tramadol? Bij voorbaat dank. Mocht je het een beter idee vinden om José te laten creperen dan kan je ook pas inschakelen als het 14:10 is. Dan maak je waarschijnlijk nog net een deel van de beklimming van de Aspin mee. De finish wordt tussen 17:31 en 18:11 verwacht. In Laruns gaat het bijzonder warm worden, 31 graden in de middag. Al is dat eigenlijk best fris, want bij ons in dat koude kikkerlandje wordt het gewoon 35 graden. Geen genot, naar wij dachten. In Laruns is er 's middags een klein beetje kans op regen, maar het zal ongetwijfeld wederom droog blijven. Geen wind. In Lourdes is het ongeveer hetzelfde verhaal. 29 graden, kleine kans op regen, geen wind.

Ik vond m'n vorige voorspelling eigenlijk wel geslaagd. Een gigantische kutrit en Demare dit wint, ik zat er boenk op. Eigenlijk zou ik moeten stoppen op m'n hoogtepunt, maar ik ga toch door. De voorlaatste rit in lijn is bijzonder moeilijk te voorspellen. Het is de laatste kans voor een aantal klassementsrenners om nog iets te doen. Toch hebben de parcoursbouwers ook hier weer episch gefaald. Je moet nooit een bergrit inplannen voor de tijdrit. Iedereen weet dat er een lastige tijdrit zit aan te komen en dat kan verlammend werken. Het was beter geweest om de ritten om te draaien. Eerst die tijdrit en dan de laatste bergrit. Niet dat het in dit geval veel verschil maakt, omdat Team Sky te sterk is. Thomas is ongenaakbaar en heeft nu met Froome en Bernal twee luxeknechten, daarnaast met Poels, Kwiatkowski en Castroviejo nog drie jongens die enorm lang mee kunnen gaan. Het zal daarom lastig zijn om tijdens deze rit iets te forceren. Misschien is Froome wel de enige die nog iets kan forceren. In de Giro hadden we hem ook al lang en breed afgeschreven, maar toen zette hij ineens de brommer aan op de Finestre en de rest zag hem pas na de finish weer terug. Een vergelijkbaar scenario valt niet uit te sluiten. Froome zal nog steeds willen winnen, ook al staat zijn ploeggenoot in het geel. Misschien is hij wel degene die wegrijdt op de Aspin of de Tourmalet. Ik weet niet of hij dat gaat overleven met al die Fransen langs de kant, maar gelukkig staan er in de Pyreneeën ook altijd veel lieve Basken. Het is maar de vraag wie er verder vroeg durft aan te vallen. De Tourmalet is ideaal voor een aanval, maar je moet daarna nog wel een ellenlang stuk door de vallei overleven. Die knechten van Sky rijden het gat dan gewoon dicht. Het is eigenlijk niet te doen. We krijgen hooguit een keer een aanvalletje op de Soulor, maar dan is het kalf al verdronken. Ik zie niemand overgaan tot doldwaze plannen. Je plekje op het podium of in de top 10 beschermen en dan nog wat krachten overhouden voor de tijdrit. Het wordt een flopshow, mede dankzij het niet zo best uitgetekende parcours. Gezien de vlakke aanloop kan dit gewoon een rit voor de vluchters gaan worden en daar ga ik dan maar vanuit.
1. Yates. We gaan het nog eens proberen. Een paar dagen terug had ik bijna gelijk, tot hij besloot op z'n muil te gaan in winnende positie. Nu een rit die lichtelijk vergelijkbaar is, in ieder geval weer met een afdaling op het eind. Kan dus weer slecht aflopen, maar we gaan er vanuit dat hij leert van zijn fouten.
2. Izagirre. Een van de twee. Want die worden tijdens deze Tour altijd tweede.
3. Fuglsang. Dat is denk ik de categorie renner waar we het van moeten hebben tijdens deze rit. Zo'n mannetje op de 10e plaats op negen minuten van Thomas die het wel durft om in de aanval te gaan. Als iemand die boven Fuglsang staat aan een kamikazeaanval begint zou dat een behoorlijke verbazing zijn. Fuglsang zelf is het bijna aan z'n stand verplicht. Hij zal vooraf hebben gedacht dat hij meer zou laten zien tijdens de Tour. Al schijnt dat vooral aan de bijzonder sterke tegenstand te liggen. Naar eigen zeggen haalt hij een hoog niveau, maar haalt de rest een buitengewoon hoog niveau. Als je begrijpt wat hij bedoelt.
4. Zakarin. De Tartaar van Tatarije heeft een bijzonder matig jaar en bovendien een bijzonder matige Tour. 12e op meer dan 11 minuten, dat past niet bij deze genetisch gemodificeerde Rus. Gezien de ruime achterstand mag hij wel eens in de aanval gaan, lijkt me leuk. Zakarin in een aantal van die afdaling lijkt me ook wel leuk. De nieuwe Wim van Est, ik sluit het niet uit. Hopelijk doet zijn Pontiac het dan ook nog.
5. Demare. Hij hangt niet aan de auto, hij wordt niet geduwd en hij heeft geen motortje. Puur op klasse en karakter weet hij bergop de 35e tijd neer te zetten. Het is eigenlijk gewoon een kanjer. Laat hem een paar kilo verliezen en hij wint de Tour. Daarom gaat Arno in de aanval tijdens deze rit en gaat hij onze mondjes snoeren. Klimmer Demare fietst lachend over de Tourmalet en de Aubisque. Gesink zit stoempend in z'n wiel en moet lossen. Arno heeft ons al die tijd in de maling genomen, het is eigenlijk een fenomen bergop. Zo, nu heeft ie wel genoeg gehad. Maar het blijft een lul.
noodgangdinsdag 31 juli 2018 @ 07:52
SPOILER: Etappe 20: Saint-Pée-sur-Nivelle - Espelette, 31 km (ITT)
Etappe 20: Saint-Pée-sur-Nivelle - Espelette, 31 km (ITT)

De laatste bergrit van de Tour was redelijk enerverend. Ondanks het feit dat het parcours niet perfect was deden de renners toch nog hun best om er wat van te maken. In het begin van de rit reden er verschillende groepjes weg, met een mannetje van AG2R en wat mannetjes van Movistar. Toch nog wat ploegen die iets in hun schild voerden. De voorsprong van de kopgroep liep gestaat op, maar toen ging Katusha op kop van het peloton rijden omdat Jungels de 12e plek van Zakarin kwam bedreigen, ofzo. Door de werken van Katusha bleef de voorsprong van de kopgroep beperkt en dat was voor enkele renners het signaal om op de Tourmalet al aan te vallen. Romain Bardet, Mikel Landa en Rafal Majka gingen er vandoor. Bardet en Landa kwamen al snel hun ploeggenoten tegen, die kopwerk mochten verrichten. Amador werd meegenomen naar de top van de Tourmalet en mocht daarna de afdaling en het stuk in de vallei voor zijn rekening nemen. Sky reed inmiddels op kop in het peloton en liet de voorsprong gestaag omhoog lopen. Landa leek even op weg naar het podium, maar daar was men het bij Lotto Jumbo niet echt mee eens. De ploeg had een goede dag en kwam met vier renners over de top van de Tourmalet. In de aanloop naar de Col des Bordères zette Gesink zich op kop en in tien kilometer tijd wist hij twee minuten van de voorsprong af te rijden. Daarna nam Tolhoek niet over, waarschijnlijk vooral omdat hij even later moest lossen. Sky zette zich weer op kop en daarom nam de voorsprong van Landa en co weer toe. Dat was het signaal voor Steven Kruijswijk om op de Col du Soulor aan te vallen. Kruijswijk leek even een mooie voorsprong bij elkaar te fietsen, maar achter hem werd aangevallen. Door Dumoulin, in een ultieme poging om Thomas te laten breken. Lukte niet echt. Daarna probeerde Roglic het eens en zijn poging was wat meer de moeite waard. Al lukte het uiteindelijk niet echt een gat te slaan, omdat de onvermoeibare Dumoulin steeds maar weer ieder gat bleef dichtrijden. Thomas hoefde ondertussen geen meter op kop te komen. Onderweg naar de top van de Aubisque werd het grootste gedeelte van de kopgroep opgeraapt, alleen Majka bleef voor de groep uitrijden. Roglic probeerde nog een paar keer weg te rijden, maar Dumoulin hield stand. Thomas ook, geen enkel probleem. Froome moest wel weer een keer lossen, maar werd steeds teruggebracht door de verbluffende Bernal. Uiteindelijk kwam alles aan op de afdaling van de Aubisque en Roglic liet duidelijk zien dat hij de sterkste was. Bergop was hij al bijna niet te stoppen en bergaf reed hij de rest steeds op een gat van een paar meter. Dat kon een aantal keer gedicht worden, maar na een tijd was het over. Volgens Dumoulin door de motor, volgens mij eerder omdat Roglic beter daalde en wellicht ook wat meer risico nam. Het eindverdict is in ieder geval dat Majka vrij snel werd bijgehaald en dat Roglic later wegreed van de rest. Ze zagen hem pas na de finish weer terug en zo wist de Sloveen in zijn derde grote ronde zijn derde rit te winnen. Aardig gemiddelde. En passent passerde hij ook nog eens Froome en zodoende staat hij nu virtueel op het podium. Door het wegvallen van Quintana, die een moeilijke dag had na zijn valpartij van de voorgaande etappe, schoof de sterke Kruijswijk op naar plek vijf, al reed hij een vreemde wedstrijd waarbij hij vooral voor eigen kans leek te gaan en niet echt van plan was om veel knechtwerk te verrichten voor Roglic. Met nog twee ritten te gaan lijkt Thomas de Tour te gaan winnen. De zesde Britse overwinning in zeven jaar tijd, blijft toch lichtelijk opvallend. Drie verschillende Britten hebben die zeges bij elkaar gefietst, drie renners waarvan je nooit had verwacht dat ze ooit de Tour zouden kunnen winnen. Het blijft toch een merkwaardige sport he, dat wielrennen? Wel een sport waar nog steeds veel liefde voor is. Dat gaan we merken tijdens de volgende rit. Een tijdrit.

tour-de-france-2018-stage-20-map-ed8b33038f.jpg
4495a

JAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA WE ZIJN IN HET BASKENLAND TOETERTJES

Basque-country_240-animated-flag-gifs.gif
bKlb876.gif

Al een jaar of tien is de Tour de France niet meer in het mooiste stukje Frankrijk geweest. Het Franse Baskenland wordt al jaren genegeerd, volledig ten onrechte. Vroeger was er nog wel eens een stevige rit in dit deel van Frankrijk. In 2003 bijvoorbeeld, toen er een aankomst in Bayonne was. Tyler Hamilton met z'n gebroken sleutelbeen en zijn verborgen tweeling won die rit. Sindsdien ging er ergens aan de rand van het Franse Baskenland nog wel eens een rit van start, maar een rit dwars door dit prachtige stukje wereld durfde men niet aan. Daar zijn meerdere redenen voor te bedenken. Een van die redenen is dat dit niet echt het dichtsbevolkste deel van Frankrijk is. Voor de geldschrapers van de ASO valt er hier weinig te rapen. Een andere reden is dat de wegen in het Baskenland over het algemeen vrij smal zijn. Dat levert twee nadelen op. Ten eerste is het nadelig voor de reclamekaravaan. De carnavalsoptocht heeft altijd wat moeite met smalle wegen, steile klimmen en steile afdalingen. Dan ben je hier dus niet aan het juiste adres en aangezien de reclamekaravaan belangrijker is dan fatsoenlijke koers vermijden we deze regio dus als de pest. Het tweede nadeel is dat de smalle, bochtige en steile wegen nog wel eens gevaarlijke situaties willen opleveren voor de renners. Slap excuus, maar men maakt er dankbaar gebruik van. Daarom is er nu een compromis uit de koker komen rollen. We keren terug naar het Franse Baskenland, maar dan niet voor een rit in lijn. Een tijdrit, dat levert waarschijnlijk minder risico op. We zullen het er maar mee moeten doen. Blijft zonde wel, want in deze regio kan je ook geweldige bergritten uittekenen. Maar afijn.

Even wat Baskische muziek tussendoor om helemaal in de stemming te komen:

Het wordt in ieder geval een heuglijke dag. Een dag die voor iedere renner zal beginnen in Saint-Pée-sur-Nivelle. Een dorpje met 6750 inwoners in de Baskische provincie Labourd, de regio Nouvelle-Aquitaine en het departement Pyrénées-Atlantiques. We bevinden ons in een gebied waar ze zich vooral specialiseren in de agricultuur. Ook weten ze hier het een en ander van hydrobiologie, wat blijkbaar een vakgebied binnen de biologie is dat zich bezighoudt met de biologische en ecologische studie van organismen in het water. Blijkt dat schrijven van voorbeschouwingen nog educatief te zijn ook. De hydrobiologische sectie van het Franse Nationale Instituut voor Agricultureel Onderzoek bevind zich in deze regio, dus blijkbaar hebben ze hier water waar zich organismen in bevinden. In Saint-Pée-sur-Nivelle kom je wat vakwerkhuisjes tegen en de kerk van Saint-Pierre, waar zich een altaarstuk uit de 18e eeuw bevind. Ziet er wel gaaf uit, om heel eerlijk te zijn. Verder kom je in Saint-Pée een museum tegen waar je alles kan vinden over de geschiedenis van pelota. Dit typische Baskische spelletje heeft een sterke link met Saint-Pée-sur-Nivelle. Het spel werd hier niet bedacht, maar de xistera werd wel in 1857 bedacht door een inwoner van dit dorpje. De xistera, of chistera, is een soort van gebogen mand die vastzit aan een handschoen. Een van de varianten van pelota wordt gespeeld met deze mand aan je hand en dat hebben we allemaal te danken aan Saint-Pée-sur-Nivelle. Het mag daarom geen verrassing heten dat je op drie plaatsen in dit dorp pelota kan spelen. Leuk spelletje wel, volgens sommige mensen te vergelijken met het kaatsen, maar niemand weet wat kaatsen is. Een vergelijking met squashen is wat accurater, alleen gebruik je dan geen soort van misvorm tennisracket maar je blote handen, een plankje of een xistera. In Saint-Pée-sur-Nivelle wordt ook jaarlijks een soort van bekend festival georganiseerd. Herri Urrats, een festival ter ere van de Baskische taal en cultuur. Meer in het bijzonder ter ere van de ikastolas, Franse scholen waar er overwegend in het Baskisch lesgegeven wordt. Er zijn in dit deel van Frankrijk best wat scholen te vinden waar je geen woord Baskisch te horen krijgt, maar op zo'n ikastolak krijg je wel les in het Baskisch. Om deze scholen te behouden en er zelfs meer te stichten wordt er dus jaarlijks een festival georganiseerd, waarbij de deelnemers een rondje rond een meer buiten Saint-Pée mogen lopen en onderweg allerhande activiteiten tegenkomen. Geld inzamen is een belangrijk onderdeel van dit geheel en dat heeft geleid tot het stichten van meer dan 25 nieuwe ikastolas. De Baskische cultuur is dus nog lang niet tanende en dat is bijzonder goed nieuws.

860_20180711_145026.jpg

Het lollige is dat de renners van start gaan op de plaats waar men normaal pelota speelt. De ene Baskische volkssport maakt even plaats voor de andere. Aangezien het toch over pelota gaat gooi ik er deze kneiter ook maar even in:

Aan het eind van het pelotaveld slaan de renners rechtsaf en rijden ze 200 meter over een vlakke weg door het centrumpje van Saint-Pée. Daarna volgt er een flauwe bocht naar rechts en verlaten we het centrumpje. Door de buitenwijken van het dorp gaan we op weg naar de Baskische binnenlanden. De weg loopt meteen omhoog, want zo gaat dat in deze regio. Direct een klim van een kilometer aan 7%, dan zit je er als renner meteen lekker in. Na deze kilometer loopt het anderhalve kilometer verder omhoog aan een procentje of drie. Daarna nog een kilometertje wat vals plat, waarna we na vier kilometer koers boven zijn op de eerste klim van de dag. Vooral de eerste kilometer is lastig dus, daarna is het gewoon op de grote plaat stampen. De coureurs rijden over een voor Baskische begrippen brede weg, die wel bochtig is. Maakt voorlopig niet gek veel uit. De wind zal hier verder ook niet veel invloed hebben, aangezien we dwars door een bos rijden. Na het klimmetje is de weg drie kilometer min of meer vlak. Lichtjes glooiend, maar het stelt weinig voor. Na 7,5 kilometer koers slaan de renners rechtsaf en komen ze terecht op een smallere weg, het echte Baskische werk. De weg is niet alleen smal, het asfalt is ook nog eens slecht. Geen genot om hier op je ossenkopje te liggen. Deze weg loopt 3,5 kilometer lang licht naar beneden. Geen zware afdaling, maar aan het eind van dit stukje weg komen de renners nog wel twee à drie bochten tegen die ze vooraf maar beter bestudeerd kunnen hebben. Net buiten Ustaritz stuiten de renners in dalende lijn op een rotonde. Ook best een kutpunt. Met hoge snelheid even een boog om die rotonde maken en dan rechtdoor, als iemand een Rasmussentje wil doen is dat hier perfect mogelijk. Na deze rotonde loopt de weg rechtdoor een kilometer vals plat omhoog. We bereiken de buitenkant van Ustaritz, maar gaan het dorp verder niet verkennen. Een bocht naar rechts volgt en daarna loopt de weg nog even een halve kilometer aan 6% omhoog richting het eerste meetpunt van deze rit. Aan de buitenkant van Ustaritz krijgen we na 13 kilometer een eerste indicatie van de prestaties van de jongens.

1280px-Ustaritz_Fa%C3%A7ades_basques.jpg

De renners zullen er weinig van meekrijgen, maar Ustaritz is best leuk. Allemaal van die oude vakwerkhuisjes, keischattig. Voor de rit verder dus niet relevant, want na het eerste meetpunt rijden we snel verder richting andere oorden. Het gaat kort naar beneden, maar al snel komen de renners weer over een glooiende weg te rijden die meer omhoog gaat dan omlaag. Vlak is het nergens, dat maakt deze tijdrit toch wel ingewikkeld. In een strook van 2,5 kilometer na de tussensprint gaat het bijvoorbeeld vier keer 250 meter omhoog aan een procentje of vijf. Tussendoor gaat het dan ook drie keer kort naar beneden. De weg is bovendien ook nog eens bijzonder bochtig, maar wel breed. Door al die bochten in combinatie met de continue hoogteverschillen heb je geen moment rust. In de kilometer die volgt gaat het nog twee keer kort omhoog, maar daarna volgt er een wat langere afdaling richting Souraïde. Deze afdeling is niet bijzonder lastig, maar kent wel wat bochten. In Souraïde komen we na 18 kilometer aan en we stuiten op een rotonde. Bij deze rotonde zou je naar links kunnen gaan, dan ben je binnen een kilometer of twee aan de finish. Doen we niet, we slaan rechtsaf en maken nog een extra lusje door het Baskische land. Geen al te lastige bocht, maar de weg loopt na die bocht wel meteen weer omhoog. Het gaat een halve kilometer vrij bescheiden omhoog door de straten van het dorpje, maar dan stuiten de renners ineens op een bizar steile muur. Deze muur is evenwel maar 200 meter lang, desondanks gaat het in die 200 meter aan meer dan 10% omhoog. Lekker kuitenbrekertje tussendoor, niks mis mee. Aan het eind van dit korte muurtje slaan de renners rechtsaf. De weg blijft nog een tijdje omhoog lopen, maar wel wat minder steil. Het is nog twee kilometer fietsen tot het tweede tussenpunt van de dag en in die twee kilometer gaat het ook weer vooral omhoog. Twee korte afdalinkjes tussendoor, die best technisch zijn omdat de weg weer eens smal is en de nodige bochten kent. Na die korte afdalinkjes gaat het steeds weer omhoog, lekker man. Richting het tussenpunt is er bijvoorbeeld nog een klimmetje van 500 meter aan een procentje of vijf. Het tussenpunt komt na 22 kilometer, in een gehuchtje waar amper een paar huizen staan. Souraïde-Xurxurieta, zo heeft de organisatie deze locatie bij gebrek aan een beter alternatief dan maar genoemd.

dTsVhUn.jpg
Het muurtje in Souraïde

Tevens heeft Romain Sicard, toch wel de régional de l'étape, fans.

860_img_20180726_124130.jpg

Na het tweede tussenpunt is het nog maar negen kilometer fietsen tot de finish. Het gaat nu weer kort naar beneden over een smalle weg met opnieuw een paar snelle bochtjes kort achter elkaar. Vervolgens is het tijd voor een scherpe naar links en daarna wordt er ongeveer een kilometer over een iets bredere weg gereden. Op dat gegeven na is het verder hetzelfde verhaal. In die kilometer twee knikjes naar boven en drie stevige duiken naar beneden. Aan het eind van de laatste duik naar beneden volgt er een bijna onmogelijke bocht naar links. Als je hier met hoge snelheid aan komt razen loop je het risico uit de bocht te mieteren. Dit punt komt op 7,5 kilometer van de streep en daarna fietsen we terug richting Souraïde, het dorp dat we al eerder passeerden. Na deze onmogelijke bocht volgt zowaar het makkelijkste deel van het parcours. De weg loopt zowaar een kilometer rechtdoor en bovendien is het ook nog eens een halve kilometer vlak, wtf? Het tweede deel van die kilometer gaat het licht naar beneden, maar wegens een gebrek aan bochten zal dat voor de verandering een keer deugd doen. Daarna volgt er wel weer een klein knikje naar boven, waarna het 600 meter naar beneden gaat richting Souraïde. Dit afdalinkje kent nog wel een lastige bocht naar links, maar daarna gaat het rechtdoor richting een rotonde aan de rand van Souraïde. Voor we die rotonde bereiken wordt er dan nog wel even een half kilometertje aan 4% geklommen, want dat is leuk. Na deze rotonde gaat het 400 meter steil naar beneden over een smalle weg met enkele bochtjes. Aan het eind van dit afdalinkje komen we uit bij een bocht naar rechts en direct na die bocht volgt er een rotonde waar de renners ook naar rechts moeten. Technisch? Jawel. Als de renners heelhuids door deze bochten zijn gekomen mogen ze ongeveer een kilometer over een brede en vlakke weg rijden, maar daarna slaan ze op vier kilometer van de streep linksaf. Ze komen op een smalle weg terecht, waar de ellende begint.

860_tdf_-_clm_-_aupa_landa_pinodieta_-_c_tv.jpg
xXoARZQ.jpg

De Baskische fans hebben de weg al volgekalkt en niet zonder reden. We bevinden ons op de scherprechter van de rit. De Col de Pinodieta, een korte klim van 900 meter aan 10,2%. Een bijzonder lastig onding, vooral omdat het ook nog eens onregelmatig is. De klim heeft een paar vlakkere stukjes, waardoor andere stukjes dan logischerwijs weer zwaarder zijn dan 10%. We tikken de 20% aan en dat is natuurlijk genieten. Een typisch Baskisch klimmetje, het is een beetje alsof we halverwege april tijdens de Itzulia de muur van Aia bedwingen. Ik word er helemaal vrolijk van, zeker als je bedenkt dat de Baskische fans hier rijendik zullen staan. Wat een ambiance, jongens toch. Op de top van de klim volgt er nog een kleine uitloper, waarna de renners linksaf slaan. Ze komen terecht op een bredere weg en die gaat ze rechtstreeks naar Espelette brengen. Het is maar goed dat de weg wat breder is, want we bevinden ons nu in een afdaling. Het gaat 2,5 kilometer redelijk stevig naar beneden. Dit stuk bevat weer talloze bochten, technisch afdalinkje. Dat technische deel is evenwel niet lang. Op iets meer dan één kilometer van de streep zijn de renners min of meer beneden. Na een flauwe bocht naar rechts gaat het 500 meter rechtdoor tot in Espelette, over een weg die min of meer vlak is. Op 400 meter van de streep komen de renners uit bij een rotonde, waar ze rechtsaf slaan. Daarna gaat het zo goed als rechtdoor tot aan de streep, terwijl de weg nog vals plat omhoog loopt aan een procent of twee. Een paar fijne laatste hectometers om nog even verder af te sterven na deze zware tijdrit. Ik ben fan.

7f7a6
InmOmFB.png

De finishplaats van dienst is Espelette, een dorp met 2000 inwoners dat net als Saint-Pée-sur-Nivelle nog nooit deel uitmaakte van de Tour. Ook Espelette ligt in de Baskische provincie Labourd, maar dat is logisch aangezien we hemelsbreed maar een paar kilometer van Saint-Pée eindigen. Espelette is een bijzonder mooi dorpje. Een dorpje dat in zekere zin typisch is voor deze regio. In veel van de dorpjes in Labourd kom je typische Baskische vakwerkhuisjes tegen. Witte gevels, rode luiken. Ziet er heel pittoresk uit. Zo pittoresk dat Espelette een populaire toeristische bestemming is geworden. In de smalle en steile straatjes in het kleine centrumpje bulkt het van de winkeltjes. Espelette beschikt ook nog eens over een kasteel, het Château des Barons d'Ezpeleta. Ezpeleta is dan weer de Baskische naam van Espelette, maar dat kan je natuurlijk ook zelf bedenken. Een andere typische Baskische bezigheid is blijkbaar het versieren van de kerk. Ook hier een opvallend altaarstuk en bovendien een plafond dat volledig geschilderd is. Best fraai. Ook in Ezpeleta doen ze aan pelota, eigenlijk een gemiste kans dat we niet op die baan finishen, dan was de cirkel wel rond geweest. Al loop je dan wel het risico dat de renners niet op tijd remmen en tegen de muur fietsen, maar dat had dan wel weer spectaculaire beelden opgeleverd. De mensen in Espelette zijn trots op hun Baskische identiteit en daarom wordt hier ook Baskisch gesproken, verstandige mensen. Waar het dorp verder bekend om is zijn de lokale pepers. De piment d'Espelette of Ezpeletako Biperra is een gedroogde rode peper, die men doodleuk aan het huis hangt, want daar droogt het blijkbaar het beste. Volgens het roadbook is de peper echt fantastisch: "its great aromatic finesse and long-lasting flavour contribute its unique taste. Its fragrance and colour embellish the kitchen on a daily basis and it is used in dishes from aperitifs through to desserts." Als je het wil proberen moet je een keer op een woensdag passeren, want dan is hier de markt en kom je om in de pepers.

village-espelette_008.jpg

Deze nu al legendarische en onovertroffen tijdrit start om 12 uur. Rond dat tijdstip zal Lawson Craddock, de rode lantaarn, de eerste zijn die zich mag onderdompelen in het Baskische genot. Dit kunnen we live meemaken bij de NOS en Sporza, want die beginnen er gelukkig een keer op tijd aan. Ze zijn er meteen om 12 uur bij. Eurosport ook, maar dat boeit dan al niet meer. Om 16:29 zal Geraint Thomas de laatste zijn die vertrekt. De organisatie verwacht dat hij rond 17:13 binnen is en dat hij dus 44 minuten nodig zal hebben voor deze 31 kilometer. Het is in ieder geval wel duidelijk dat we geen 60 gemiddeld gaan halen op dit parcours dus meer dan een half uur zal je sowieso wel nodig hebben. Het weer wordt waarschijnlijk niet al te best in het Baskenland. 22 graden in de middag, met flink veel kans op regen. De afgelopen week is er heel veel regen voorspeld en bijna nooit kwam het, dus de kans is aanwezig dat het nu ook weer droog zal blijven. De meeste kans op regen is er sowieso in de ochtend en het begin van de middag, op het moment dat de mindere goden aan het werk moeten. Die mindere goden maken sowieso al geen kans op dit zware parcours, dus de uitslag van de rit zal er waarschijnlijk niet ernstig door beïnvloed worden. Niet heel veel wind, ook dat lijkt geen enorme rol te gaan spelen.

16:11:00 ZAKARIN Ilnur TKA RUS
16:13:00 QUINTANA Nairo MOV COL
16:15:00 MARTIN Daniel UAD IRL
16:17:00 BARDET Romain ALM FRA
16:19:00 LANDA MEANA Mikel MOV ESP
16:21:00 KRUIJSWIJK Steven TLJ NED
16:23:00 FROOME Chris SKY GBR
16:25:00 ROGLIC Primo¸ TLJ SLO
16:27:00 DUMOULIN Tom SUN NED
16:29:00 THOMAS Geraint SKY GBR

xerri-karrika-street.jpg

Op papier leek de tijdrit al zwaar, maar na een nadere beschouwing blijkt het echt heel erg lastig te zijn. Het is een heuvelachtige tijdrit zoals je ze in de Ronde van het Baskenland ziet. Bijna geen moment vlak, continu op en af met tussendoor ook nog wat steile klimmetjes. Veel smalle wegen en heel veel bochten. Het is niet alleen zwaar omdat je hard moet trappen, maar ook omdat je continu aandachtig moet zijn. In je ritme komen zal lastig zijn aangezien er altijd wel weer iets aan de hand is. Het is geen tijdrit voor de echte specialisten. De jongens die het vooral van een vlak of licht glooiend parcours moeten hebben zijn in het nadeel. Op de grote plaat rechtdoor stampen is er maar beperkt bij. Ook de klimmers zijn niet echt in het voordeel, ondanks de vele korte klimmetjes. Ze zijn eigenlijk allemaal net niet lang genoeg om lekker omhoog te fladderen, het is toch vooral werk voor de jongens met redelijk wat power. Toevallig de jongens die hoog in het klassement staan. De mutanten van de 21e eeuw. De mannen die alles kunnen. De tijdrit lijkt misschien bedacht met het oog op Bardet, maar dit is geen ritje voor Bardet. Dit is juist een tijdrit voor Dumoulin, Thomas, Roglic en Froome. De rest kan net zo goed niet op de fiets stappen, niemand gaat zich tussen deze buitenaardse gasten kunnen plaatsen. We leven in een eigenaardige tijd. Normaal zou een tijdrit een moment voor de mindere klimmers moeten zijn om tijd terug te pakken op de rasechte klimgeiten. Alleen zijn de beste klimgeiten tegenwoordig ook de beste tijdrijders. Deze renners, zoals Froome, Thomas en Roglic beschikken eigenaardig genoeg ook over het vermogen om steeds beter te klimmen én ook nog eens sneller te rijden in een tijdrit. Kon vroeger niet, tegenwoordig wel. Andere generatie. Menselijke maat. Nieuwe wielrennen.
1. Thomas. Klimmer Thomas, Klassiekerrijder Thomas en Sprinter Thomas. Alles hebben we gezien tijdens deze Tour. Alleen Tijdrijder Thomas nog niet. Dat komt nu. Thomas is zo'n moderne mutant die alles kan. Paar kilootjes verliezen en dan kan je vlammen in de bergen terwijl je tijdrit ook goed blijft of zelfs nog beter wordt. In de Dauphiné van dit jaar zou hij zelfs nog de tijdrit gewonnen hebben als hij niet op z'n muil ging. Hij won de eerste tijdrit van de Tour van vorig jaar en hij gaat deze tijdrit winnen. Hij heeft een gigantische voorsprong op de rest en gaat glansrijk de Tour winnen, zoveel is ondertussen duidelijk. Geen enkel zwak moment, waarschijnlijk kon hij zelfs nog veel harder dan hij heeft laten zien. Het is wonderbaarlijk. Of ongeloofwaardig, ligt er maar net aan hoe je het bekijkt. Daar heeft hij verder natuurlijk lak aan. Tijdritje ook nog even winnen op halve kracht, lekker lekker.
2. Roglic. De Roog was de sterkste in de rit naar Laruns en is een van de beste tijdrijders van de wereld, maar tijdrijden en de Tour de France is nog geen gelukkige combinatie. Vorig jaar op z'n muil in Düsseldorf, van fiets wisselen in Marseille en dit jaar liep de ploegentijdrit dan weer voor geen meter. Er zal nu dus vast ook wel weer iets gaan gebeuren. Alsnog zou hij op basis van zijn benen wel minstens een podiumplaats uit de brand moeten slepen en daarmee dus ook meteen een podiumplaats in Parijs. Ook opmerkelijk. Of ongeloofwaardig.
3. Dumoulin. Het is blijkbaar mogelijk om de Giro en de Tour te combineren. En dat voor een zware jongen die eigenlijk toch voornamelijk een tijdrijder is. Bijzonder. Of ongeloofwaardig. Als wereldkampioen tijdrijden zal hij nu moeten laten zien dat hij dat truitje waard is, maar de concurrentie is niet misselijk. Op basis van de laatste dagen zou je vermoeden dat Roglic en Thomas net een tikje beter zijn.
4. Froome. Toch wel opmerkelijk, dat Froome niet de mutant van het jaar is. Had ik vooraf niet gedacht. Met Thomas hield ik niet echt rekening, die zou vast wel een keer tegen een slechte dag aanlopen of weer eens ouderwets onderuit gaan. Is allemaal niet gebeurd. Bovendien dacht ik dat Froome toch wel wat ervaring had met het combineren van grote rondes. Al kan het zo zijn dat hij nu net wat minder salbutamol durfde te gebruiken dan in 2017. Uiteindelijk geen al te beste Tour voor Froome, na vier overwinningen kan het zomaar zo zijn dat hij nu niet eens op het podium eindigt. Verslagen door een ploeggenoot en ook verslagen door een man die hetzelfde programma volgde, ONZE Tom. Is ook niet best voor Tom trouwens, die voert de beste combinatie Giro-Tour uit sinds Pantani. Niet echt iets wat je op je geweten wil hebben. Ondanks het feit dat Froome niet de mutant van het jaar is blijft het wel een volkomen lachwekkende gozer. Of ongeloofwaardig, maar da's praktisch hetzelfde.
5. Bernal. Die kon vorig jaar niet tijdrijden, maar nadat hij een keer door een windtunnel liep kan dat wel. Bovendien kan hij ook steeds beter klimmen, terwijl zijn niveau al hoog was. Gaat de komende jaren alles winnen wat er te winnen valt. Geinig. Of ongeloofwaardig.
6. Kwiatkowski. Nog een Skygod, want die kunnen allemaal tijdrijden. En bergop rijden is ook geen enkel probleem. Rondere wielen, geen nutella eten en water met ananassmaak drinken. Het leven kan zo simpel zijn.
7. Castroviejo. De Baskische Skygod van dienst. Die moest het vroeger vooral van de tijdrit hebben. Nu gaat hij ook een eeuwigheid mee bergop. Niet dat het altijd een slechte klimmer was, maar zijn niveau is toch wel omhoog gegaan. Dat kan. Kan ook niet.
8. G. Izagirre. Ondanks het feit dat de mannen van Bahrein het met een misselijkmakend slechte Merida moeten doen verwacht ik mijn mannetjes wel in de top 10 want Baskenland enzo en motivatie en waarschijnlijk worden ze pas 30e maar dit geheel terzijde.
9. I. Izagirre. Ja, zie hierboven.
10. Latour. Moet de Franse eer redden. Twee jaar op rij Frans kampioen tijdrijden. Kan aardig uit de voeten op zo'n parcours, een stuk beter dan zijn kopman in ieder geval. Moet ook nog wel even doorfietsen om de witte trui binnen te hengelen. Tijdens zo'n tijdrit kan je immers zomaar zes minuten verliezen ten opzichte van Bernal.
SPOILER: Etappe 21: Houilles - Paris Champs-Élysées, 116 km
Etappe 21: Houilles - Paris Champs-Élysées, 116 km

De laatste rit van belang werd toch wel lichtelijk verrassend gewonnen door Tom Dumoulin. Sinds de Vuelta van 2015 heeft hij in iedere grote ronde waaraan hij deelnam een rit gewonnen. Daar leek een eind aan te komen, maar hij was toch net één seconde sneller dan Froome en daardoor wint hij voor de zesde ronde op rij een etappe. De overwinning zorgde er ook voor dat hij zijn tweede plaats in het klassement wist te behouden. Roglic leek na zijn enorm indrukwekkende prestatie tijdens de 19e rit grote kans te maken om Dumoulin nog voorbij te streven, maar de vloek van de tijdritten tijdens de Tour houdt aan bij de Sloveen. Bij de vierde poging weer geen fatsoenlijke tijdrit, terwijl hij normaal toch wel een aardig houtje kan tijdrijden. Omdat Froome ook ineens weer ergens benen en een opgeladen fiets vandaan had getoverd tuimelde Roglic zelfs van het podium, naar de vierde plaats. Alsnog een prima prestatie, maar toch een kleine teleurstelling voor de mannen van Djumbo die er toch vrij stellig van waren overtuigd dat Roglic op het podium zou eindigen. Alsnog eindigen ze met twee renners in de top vijf, want Kruijswijk wist Landa en Bardet af te houden. De gele trui kwam verder niet in de problemen. De compleet ongeloofwaardige Thomas wist derde te worden in de rit en gaat de Tour winnen met bijna twee minuten voorsprong op Dumoulin. We eindigen de Tour dus met een top vier vol ongeloofwaardige mannen. De vier beste tijdrijders van het peloton zijn ook de vier beste klimmers van het peloton. Ee nrenner die in de eerste jaren van zijn carrière tot tweemaal toe als 140e eindigde in het klassement gaat nu de Tour winnen. Mijn verwachting is dat we over een jaar of 10 weten dat dit een van de meest smerige edities was van de Tour. De complete top vier valt niet serieus te nemen, op geen enkele manier. Klimmer Thomas, die ooit vooral goed was in het voorjaar, is een renner die nooit heeft laten zien ooit de Tour te kunnen winnen. Tom Dumoulin komt in de buurt van Marco Pantani. Il Pirata won in 1999 de Giro en de Tour in hetzelfde jaar, Tom wordt twee keer tweede. Een prestatie die je niet op je geweten wil hebben, omdat iedereen nu wel weet hoe laat het is. En dan staat Froome uiteindelijk toch nog op het podium. Na de winst in de Giro een derde plaats erbij, ook een prestatie waar alleen een cynisch applausje op z'n plaats is. Al blijft toch vooral de Giro opmerkelijk, zijn prestaties tijdens deze Tour kun je misschien nog door de vingers zien. Ook al was de tijdrit dan weer verrassend sterk uit het niets. Gelukkig werd die tijdrit verreden in het Franse Baskenland, dat zorgde voor wat momenten van genot op een verder vrij nutteloze dag. Roglic viel nog van het podium, maar verder was het een tijdrit zonder veel belangrijke positiewisselingen. We trekken daarom met Thomas in het geel naar Parijs. Een beeld waarvan we later waarschijnlijk kunnen stellen dat we in ieder geval de foto's nog hebben. Foto's die over een tijdje door de shredder kunnen. De Tour van 2018, een Tour die een gat in de ozonlaag heeft veroorzaakt. De vier mutanten zien we hierna weer tijdens de Ronde van Saturnus.

tour-de-france-2018-stage-21-map-b62b910db6.jpg
941c2

De flopshow die wij de 21e rit van de Tour plachten te noemen start dit jaar in Houilles. Na een kleine verplaatsing van een kilometer of 800 hebben we het prachtige Baskenland verlaten en bevinden we ons ineens in een van de voorsteden van Parijs. Houilles is een stad met 32.000 inwoners waar de Tour nog nooit was. Toch zijn ze hier niet volkomen onbekend met het wielrennen, aangezien Parijs tegen Nice hier in 2013 was. Die editie van Parijs-Nice startte met een proloog in de straten van Houilles en de overwinning ging naar ijzervreter Damien Gaudin. 2013 was trouwens ook het jaar dat Geraint Thomas 140e werd in de Tour, tijden kunnen blijkbaar veranderen. Houilles is de plaats waar het strategische centrum van de Franse marine zich ooit bevond. Dat is best bijzonder, aangezien we in de buurt van Parijs niet echt een zee tegenkomen. Houilles is ook de plaats waar Victor Schoelcher heeft gewoond en is overleven. Schoelcher streef jarenlang na de afschaffing van de slavernij en uiteindelijk mocht hij in 1848 een decreet schrijven dat zorgde voor de afschaffing van de slavernij in Frankrijk. Een held dus. Verder valt er over Houilles weinig te vertellen. Blijkbaar organiseren ze hier jaarlijks een braderie met meer dan 2000 tentjes verspreid over 10 kilometer, dat klinkt nog wel impressionant. Qua architectuur valt er in Houilles weinig te beleven. Een aantal spuuglelijke moderne gebouwen en een schrijnend gebrek aan mooie oude gebouwen. Zelfs de lokale kerk is het aanzien niet waard.

Houilles%2C_%C3%89glise_Saint-Nicolas%2C_fa%C3%A7ade_de_nuit.jpg

Deze rit is één lange neutralisatie, maar merkwaardig genoegen moeten de renners na de start vijf minuten geneutraliseerd rijden. Zou er iets veranderen nadat er met de vlag gezwaaid wordt? Lijkt me niet. Dit is ieder jaar weer zo'n enorme flopshow, niet normaal. Ik ga gewoon bier drinken hoor, als jullie het niet erg vinden. De renners drinken waarschijnlijk champagne. De afgelopen jaren zagen we steeds Froome aan de wagen hangen, nu mag Thomas het stokje overnemen. Same shit, different rider. Houilles is een voorstad van Parijs en dus zouden we binnen een aantal kilometer kunnen finishen, wat misschien nog wel het beste plan zou zijn. Doen we alleen niet, er moet nog een rondje gefietst worden langs andere voorsteden van Parijs. Het valt allemaal niet serieus te nemen. Op een enorm laag tempo zal er gefietst worden van Houilles naar Satrouville. Buiten dit dorpje steken we de Seine over en daarna wordt er over rechte wegen gefietst. Zou het iets uitmaken? Nee he. Van Saint-Germain-en-Laye naar Poissy en dan nog wat dorpjes en laten we er mee uitscheiden joh ik heb hier echt helemaal geen zin in, deze carnavalstocht door onbeduidende Franse dorpjes waar niemand een poging doet om koers te maken. Doe uit dat licht, weg deze etappe. Na 48 nutteloze kilomers rijden we in Suresnes over deze Seine en dat ziet er ongeveer zo uit:

Suresnes_view_from_the_Seine_002.JPG

Na Suresnes fietsen de renners richting het centrum van Parijs en na een tijdje rijden ze langs de Arc de Triomphe, want dat is gaaf. We rijden dan nog een stukje om maar bereiken na 57 kilometer het lokale circuit in Parijs. Vier kilometer verderop rijden we voor de eerste keer over de finish en daarna gaan we heel wat rondjes rijden. Stuk of acht rondjes ofzo, je kent het wel. Na de eerste passage aan de meet begint de rit dan eindelijk, hoewel dat vaak ook tegenvalt. Paar flopdemarrages, want renners geloven er tegenwoordig ook niet eens meer in dat ze het kunnen halen. We krijgen te maken met acht rondjes van iets meer dan 6,5 kilometer. Iedereen zal dit rondje wel kennen, maar voor de volledigheid toch maar weer een korte beschrijving. Over de Champs-Élysées naar de Arc de Triomphe, daar helemaal omheen fietsen, dan weer terug over de Champs-Élysées. Over het Place de la Concorde en dan langs de Tuileries weer terug naar de Champs-Élysées. Heel erg spannend is het niet. Na 76 kilometer is er nog een tussensprint. Deze tussensprint ligt net na de derde passage van de streep, een kilometer verder op de Champs-Élysées. Na die acht rondjes en in totaal 116 kilometer koers zal de Tour voorbij zijn. Gelukkig.

tour-de-france-2018-4.jpg

Voor de 44e keer vormt de Champs-Élysées het slotstuk van de Tour de France. De laatste jaren is het iedere keer een rit voor de sprinters. Vorig jaar kon de vlaggetjesbrigade hier hard juichen omdat Dylan Groenewegen iedereen regelrecht naar huis fietste. Dillie, die er nu niet meer bij is, pakte zijn eerste zege tijdens de laatste rit, dat was best een prima sprintje. Dit jaar zal hij dat kunststukje evenwel niet kunnen herhalen, wat wel jammer is. Met een bijzonder uitgedund sprintersgilde trekken we naar Parijs. In 2016 redde Greipel hier zijn Tour, na een aantal kansloze sprints wist hij op de Champs-Élysées toch nog een rit te winnen. Het jaar daarvoor ging dat hem beter af, toen won Greipel er zijn vierde rit van die Tour. De twee jaar daarvoor was Marcel Kittel met afstand de sterkste en de vier jaar daar weer voor was deze rit iedere keer een prooi voor Mark Cavendish. In 2008 won Gert Steegmans verrassend en in 2007 ging de rit naar Daniele Bennati. 2006 was het jaar dat Thor Hushovd won op de Champs-Élysées en 2005 was dan weer het laatste jaar dat de rit niet eindigde in een massasprint. Alexandre Vinokourov muisde er vanonder in de straten van Parijs en hij won, net voor de sprinters. Op die manier schoof hij ook nog een plekje op in het klassement, het kan dus nog wel in deze rit. Net als de afgelopen jaren hoop ik weer op een nieuwe Vino, maar waarschijnlijk wordt het wel weer heel erg saai. Er zijn al een hoop goede sprinters naar huis, zoals Gaviria, Groenewegen, Greipel, Cavendish en Kittel, maar er blijven nog genoeg sprinters over die zullen willen rijden voor een laatste sprint. Van die enorme buffelbeffers als Arnaud Demare en Alexander Kritstoff. Misschien dat Sagan ondertussen ook weer aan de beterende hand is en er hier nog een sprintje uit kan persen. Het wordt hoe dan ook een sprint die niet serieus te nemen valt. Daarom toch maar weer hopen op een late uitval, van Rittenkaper Roosen bijvoorbeeld.

gettyimages-821259260.jpg?itok=SkvkuNpC&mtime=1500832936

Dit stukje anti-reclame voor de sport begint om 16:15. Na een neutralisatie van vijf minuten rijden we nog een uur of twee geneutraliseerd verder, tot ergens rond 18:00. Tegen die tijd zijn we met een beetje geluk in Parijs en dan beginnen de lokale floprondjes. De ellende is voorbij ergens tussen 19:01 en 19:19 en dan heeft de ultieme valsspeler Demare er waarschijnlijk weer een overwinning bij. In Parijs wordt het 28 graden, terwijl er geen kans op regen is maar wel behoorlijk wat kans op wind. Het zal stevig gaan waaien in Parijs, maar maak dat iets uit? Nadelig voor eventuele aanvallers waarschijnlijk, dus dit wordt weer gewoon een massasprint krijg de tyfus enzo. De rit wordt overigens door iedereen meteen om 16:00 uur uitgezonden maar doe jezelf een plezier en trek de wijde wereld in en drink jezelf een delirium of ga door tot een coma want alles is beter dan het eeuwige Parijs. Met je smog.

Massasprint. Flopshow.
1. Demare. De altijd irritante klootzak Demare gaat na drie weken aan de auto hangen gewoon zijn derde rit pakken. Het leven is niet eerlijk en Demare is een sjacheraar.
2. Kristoff. Die werd vorig jaar op de Champs Elysees ook tweede dus dit lijkt me wel accuraat.
3. Sagan. Ja, misschien ook wel niet. Geen idee hoe het met zijn blessures staat. Kan ook best 58e worden want voor die groene truit maakt het allemaal niet meer uit.
4. Laporte. Was wel sterk tijdens de vorige sprint. Voor wat het waard is.
5. Richeze. De beste lead-out van het peloton. Zonder Gaviria is het altijd een beetje zoeken voor Richeze, maar qua pure snelheid kan hij zelf nog wel een aardige uitslag rijden.
naatje_1dinsdag 14 mei 2019 @ 10:16
Voor de Giro van 2019 is R_R zichzelf aan het overtreffen

SPOILER: Tappe 1: Bologna - Bologna (San Luca), 8 km (ITT)
Tappe 1: Bologna - Bologna (San Luca), 8 km (ITT),

Buongiorno, Girini! Wat supergaaf om jullie hier allemaal aan te treffen. We staan namelijk aan de vooravond van de 102e editie van de Giro d'Italia. Echt te gek. Er gaat weer eens drie weken dwars door Italië gefietst worden en deze keer beginnen we warempel zelfs in Italië. Geen uitstapje naar een niet zo sympathiek land als Israël, nee, gewoon een start in het hart van een derdewereldland dat wij Italië plachten te noemen. Nadat we de afgelopen jaren veelvuldig in het zuiden zijn geweest blijven we deze keer vooral in het noorden en het midden van Italië hangen. Het vertrek zal plaatsvinden in Bologna, eigenlijk precies in het midden van de route. Na de start vertrekken de renners richting het zuiden, waarna we met een bocht weer terug naar het noorden gaan. Dit heeft tot gevolg dat het eerste deel van de route niet bijster interessant is. Zodra we het noorden bereiken wordt het pas echt interessant, want daar liggen natuurlijk de bergen.

0b9b49e0-dbfd-4637-bbfc-b522911b8ba2.jpg

Beginnen doen we met een korte tijdrit in Bologna. Geen makkelijke tijdrit, want er zal geklommen moet worden naar de legendarische San Luca. De toon zal direct gezet worden, hier komen de jongens die de Trofeo Senza Fine willen winnen meteen bovendrijven. Vervolgens kunnen die jongens wel weer even naar de bodem zinken, want de eerste rit in lijn van Bologna richting het zuiden zal slechts licht heuvelachtig zijn. De sprinters mogen al snel aan de bak, is het niet tijdens de tweede rit dan toch zeker wel tijdens de derde. Deze rit is volledig vlak. Rit vier is er eentje zoals de Italianen het graag zien. Een paar heuveltjes onderweg en vervolgens een lastige aankomst. Een paar kilometer bergop aan het eind, al hebben we het in het verleden wel eens steiler gezien. Een aankomst voor de punchers, de Battaglins van deze wereld. Een dag later is het dan weer voor Viviani en co, volledig vlak. Dan zijn we dus inmiddels vijf dagen onderweg en is er waarschijnlijk nog maar weinig spektakel geweest. Tijdens de zesde rit bereiken we het zuidelijkste puntje van deze Giro en dat vindt plaats op een typisch Italiaanse manier. Een verraderlijke aankomst, met wat klimmetjes aan het eind. Geen dag voor grote tijdsverschillen, wel een dag om attent te zijn. Dat zal ook tijdens rit zeven het advies zijn. We gaan weer terug naar het noorden en dat doen we via L'Aquila. De stad die bekend staat vanwege de aardbevingen. Ook nu zal de stad weer op haar grondvesten schudden, we krijgen weer een aankomst voor de punchers. Ik schrijf Ulissi alvast op. We zijn dan ondertussen alweer een week bezig en gaan op weg naar het tweede weekend van deze Giro. Op de zaterdag zal er de ganse dag langs de kust worden gefietst. Dit heeft een grotendeels vlakke rit tot gevolg, maar af en toe is de kustlijn wat grilliger. Dit merken de renners vooral aan het eind, als ze met wat klimmetjes te maken krijgen. Het eind van de rit kenmerkt zich door een wat langere afdaling, waarna er nog maar een paar vlakke kilometers resteren tot aan de finish. Op papier een rit voor de sprinters, maar het kan alle kanten op. De eerste week sluiten de renners af zoals ze 'm begonnen, met een tijdrit. Ze verlaten Italië tijdelijk voor een tijdrit die ze naar San Marino brengt. Een tijdrit van 35 kilometer die in twee delen te hakken is. Een vlak eerste deel en een stijgend tweede deel. Je krijgt bijna het idee dat de organisatie liefhebber is van Tom Dumoulin.

Na de rustdag krijgen de renners nog een extra rustdag. Een korte en vlakke rit dwars door de Povlakte. Ergens halverwege komen de renners nog langs Bologna, dus dan zijn ze weer terug bij af. Eindigen doen we in Modena, waar de sprinters weer eens aan het feest zullen zijn. Wordt het daarna interessanter? Nee, niet echt. We gaan nog een dag langer door de Povlakte fietsen, ook rit 11 zal dus voor de sprinters zijn. Het is voorlopig wel hun laatste kans, na deze rit gaan we de klimmers aan het werk zien. Al valt rit 12 nog reuze mee. We rijden tijdens die rit van Cuneo naar Pinerolo en dat had een soort van eerbetoon aan Coppi moeten zijn, maar uiteindelijk is het een rit met maar één echt lastige beklimming onderweg. Enfin, het zal alsnog vermakelijker zijn dan een vlakke rit. De volgende rit zal helemaal vermakelijk zijn, we krijgen dan de eerste echte aankomst bergop voorgeschoteld. Twee lastige beklimmingen onderweg en daarna beginnen we aan de Colle del Nivolet, wat best een mooie klim is. Die doen we alleen niet helemaal, we stoppen een paar honderd meter lager bij een meertje. Alsnog prima, toch 20 kilometer aan 6%. Vervolgens duiken we de Aosta-vallei in en daar heb je bijna alleen maar mooie beklimmingen. Een korte rit van 131 kilometer met zes beklimmingen, waaronder de zware Colle San Carlo. Volgens de moderne wetten van het wielrennen zou dit spectaculair moeten worden. Naar goed Italiaans gebruik zal de laatste beklimming een relatief makkelijke loper zijn, na een zware klim vooraf. De tweede week sluiten we vervolgens af met een rit richting Como. Een rit die in het begin vooral vlak is, maar aan het eind doen we nog enkele bekende klimmetjes. De Madonna del Ghisallo, bijvoorbeeld. Na een laatste klim van vier kilometer aan 9% gaat er gedaald worden richting Como, dat kan leuke taferelen opleveren.

De eerste week was dan misschien niet zo bijzonder, de tweede week mag er zijn. Ook de derde week heeft het nodige te bieden. Dat merken we meteen na de rustdag al. Een zware bergrit, met onderweg de Gavia en de Mortirolo. Hier gaat met minuten gesmeten worden, normaal gesproken. Wel weer het typische Italiaanse trucje, na de Mortirolo en de afdaling van de Mortirolo krijgen we weer een finish op een klimmetje dat het best valt te omschrijven als vals plat. Na deze lange bergrit van 226 kilometer krijgen de renners opnieuw een bergrit voorgeschoteld, maar deze is wel een stuk makkelijker. Rit 17 heeft eigenlijk maar vier klimmetjes en die klimmetjes zijn behoorlijk goed te doen, zeker in vergelijking met de Mortirolo. Bij de aankomst in Anterselva (5,5 kilometer aan 7%) moeten de renners opletten dat ze niet worden neergeschoten, finishen doen we bij het lokale biathlonstadion. Vervolgens krijgen we zowaar nog een keer een vlakke rit. Het is maar de vraag hoeveel sprinters er ondertussen nog in koers zijn, maar die dappere overlevers krijgen een laatste kans om een rit te winnen. We sluiten de Giro vervolgens af met twee bergritten en een tijdrit. De voorlaatste bergrit is ietwat tegenvallend. Kort, matige klimmetjes. Wel een aankomst bergop, van 13 kilometer aan 5,5%. Van dat werk waar Tom Dumoulin een strak plassertje van krijgt, dan weet je wel dat het niet echt om over naar huis te schrijven is. Gelukkig hebben we rit 20 nog, om de meubelen te redden. Een bergrit in de Dolomieten van ongeveer 200 kilometer met onderweg onder meer de Passo Manghen en de Passo Rolle. Aan het eind van de rit krijgen we nog twee klimmetjes, waar iedereen zijn duivels zal moeten ontbinden. Eerst 11 kilometer aan 5,5% om vervolgens bergop aan te komen met zeven kilometer aan 7%. Mocht het na deze rit nog niet beslist zijn dan krijgen we een razend spannende slotrit. Eindigen doen we in Verona en dat met een tijdrit van 17 kilometer. De tijdrit heeft onderweg een klimmetje van 4,5 kilometer aan 4,5%. Daarna gaat het in dalende lijn verder. Kort, maar misschien wel heel krachtig. Het is dan inmiddels al juni. Zondag 2 juni gaan we weten wie de 102e editie van de Giro d'Italia wint. Ik kan niet wachten.

De kanshebbers op de eindzege zijn wel even het overlopen waard. Ik was van plan om als eerste Egan Bernal te noemen, maar ik vergat dat Colombiaantjes helemaal niet kunnen sturen. Tijdens een trainingsrondje ter voorbereiding op de Giro kwam Egan ten val en brak hij zijn sleutelbeen. Geen Giro voor de renner die vooraf toch werd gezien als een van de grootste kanshebbers. Een opluchting voor zijn concurrenten, waaronder natuurlijk ONZE Tom Dumoulin. In 2017 won hij en vorig jaar werd hij tweede. Iedereen en zijn moeder probeerde hem naar de Tour te duwen, maar Dumoulin is weer terug in Italië. Ook nu heeft hij weer goede papieren om te winnen, denk ik. Geen idee eigenlijk, Dumoulin zien we amper in beeld rijden. Het zijn jongens als Dumoulin die hun best doen om de sport belachelijk te maken. Driekwart van het jaar spelen ze verstoppertje. Een maand in Zuid-Afrika, een paar weken op de Sierra Nevada, nog even veertien dagen op de vulkaan. Dumoulin is overal te vinden, behalve in koers. Vroeger was koersritme opdoen altijd belangrijk, de hardheid van de koers kan je niet trainen. Dat schijnt nu niet meer zo te zijn. Als je maar lang genoeg op de vulkaan blijft komt alles vanzelf goed. Voor de fans toch een hard gelag, zo slaat Dumoulin al een paar jaar de Amstel Gold Race over. Ook andere koersen hoeven niet op zijn aanwezigheid te rekenen. Tom Dumoulin staat op 16 koersdagen. In de UAE Tour en de Tirreno was hij redelijk goed, in Milaan-San Remo reed hij verdienstelijk en in Luik-Bastenaken-Luik was hij ronduit slecht. We hebben geen idee waar hij staat, maar op basis van de afgelopen jaren zal hij er wel klaar voor zijn. Een andere renner die trainingskampen boven de koers verkiest is Primoz Roglic. De Sloveen van ons aller Jumbo-Visma danst ook wel eens op de vulkaan. Als hij danst in de koers is het vaak meteen raak. Zo'n beetje iedere wedstrijd waar hij aan meedoet wint hij, recent nog de Ronde van Romandië. Van hem weten we in ieder geval met zekerheid dat de vorm dik in orde is. Een andere onzekere factor is Simon Yates. Vorig jaar was Simon Yates verschrikkelijk goed in de Giro, de eerste twee weken maakte hij iedereen belachelijk. Uiteindelijk volgde in de derde week zijn inmiddels fameuze inzinking. Hij ging van alles naar niets. De eerste twee weken verspilde hij veel krachten in een poging om zoveel mogelijk seconden voorsprong bij elkaar te sprokkelen. Hij heeft daarvan geleerd, liet hij later dat jaar in de Vuelta zien. Die koers won hij, daarom is hij nu ook weer een grote favoriet. Hij heeft al aangegeven anders te gaan koersen dit jaar. Niet meer iedere dag in de aanval, het doel zal zijn om zoveel mogelijk krachten te sparen voor de laatste zware bergritten. Dat krachten sparen neemt hij wel serieus, aangezien hij dit jaar nog niet echt heel veel heeft laten zien. Merkwaardig genoeg wel al twee overwinningen, hij kwam een keer solo aan tijdens een bergrit en hij won warempel een tijdrit. De klassementen nam hij verder nog niet echt serieus. Daar zal nu wel verandering in komen, die vervelende Britten zijn toch niet te stoppen.

Dit zijn de grote namen, alles wat daarachter komt valt toch net een stukje minder serieus te nemen. Al blijven er nog genoeg grote namen over. Vincenzo Nibali bijvoorbeeld, niet de eerste de beste. Volgens zijn trainer is hij in bloedvorm en trapt hij vermogens weg als in zijn beste jaren. Enige probleem voor Vincenzo, ten opzichte van zijn beste jaren fietsen ze nu een stuk harder. Daarom heb ik niet het idee dat Nibali echt mee gaat doen met de grote jongens. In dezelfde categorie valt voor mij Miguel Angel Lopez. Hij fietst bij Astana en bij Astana winnen ze dit jaar zowat alles, maar de Giro zal toch nog een ander verhaal zijn. Lopez is goed in orde, hij won onder meer de Ronde van Catalonië dit jaar, maar de strijd tegen de grote drie zal een ongelijke blijken te zijn. Vorig jaar werd hij derde in de Giro, maar dan wel op een minuut of drie van Dumoulin. Dat er dit jaar drie tijdritten zijn opgenomen in het parcours spreekt ook niet direct in zijn voordeel. Het is wel weer in ons voordeel, want als Lopez wat wil zal hij in de bergritten vroeg de knuppel in het hoenderhok moeten gooien. Een ploeg die hem daarbij zal willen helpen is Movistar. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat zij met drie sterke mannen naar Italië zouden trekken, maar eentje is er ondertussen afgehaakt. Alejandro Valverde kan het allemaal niet meer aan, de oude krijger is moe. Eindelijk is het gelukt om wereldkampioen te worden, maar daarna ging eigenlijk alles mis. In Luik-Bastenaken-Luik stapte hij gedesillusioneerd af en daarna besloot hij om een rustperiode in te lasten. Daarom gaat de aandacht bij Movistar nu volledig uit naar Mikel Landa en Richard Carapaz. Carapaz kennen we nog van vorig jaar, hij was toen de verrassing. Hij won een rit en werd vierde in het klassement. Dit jaar loopt het nog een beetje stroef bij hem, maar in aanloop naar de Giro etaleerde hij wel goede vorm in de Ronde van Asturië. Op de Alto del Acebo reed hij samen met Landa een oud record uit de boeken, dan weet je hoe laat het is. Landa heeft overigens ook nog niet echt een lekker jaar, na een valpartij en een sleutelbeenbreuk aan het begin van het jaar is hij eigenlijk continu bezig geweest om de opgelopen achterstand in te halen. Voor beide jongens is het misschien goed dat de koers pas echt in de tweede week begint.

Nu ik deze namen heb genoemd kom ik in de categorie van de vraagtekens terecht. Een van die vraagtekens is Ilnur Zakarin. De Tartaar van Tatarije was ooit iemand om rekening mee te houden, maar 2018 was voor hem een jaar om snel te vergeten. Ook 2019 is nog niet echt een tropenjaar. Slecht is het ook weer niet, maar uitblinken deed hij nog nergens. Alsnog wel een kandidaat voor de top 10. Een man waar we misschien meer rekening mee moeten houden is Rafal Majka, de Pool van Bora-Hansgrohe. Bij Bora zijn ze dit jaar massaal op de brommer en ook Rafal heeft een prima model kunnen leasen. In Catalonië en de Tour of the Alps was hij bergop behoorlijk sterk. Bora neemt ook Davide Formolo mee, die heeft dit jaar ook al straffe stoten laten zien. Tweede in Luik-Bastenaken-Luik bijvoorbeeld, maar ook een indrukwekkende solo tijdens de laatste rit van de Ronde van Catalonië. In een grote ronde is hij meestal wel vrij onzichtbaar en blijkt hij na drie weken ineens tiende te zijn geworden. Deceuninck-Quick Step neemt Bob Jungels mee, in het verleden wel eens goed voor een top 10 in de Giro. Geen idee wat hij dit jaar gaat doen, dit jaar heeft hij zich vooral gericht op de voorjaarsklassiekers en dat toch wel met succes. Tenminste, een overwinning in Kuurne-Brussel-Kuurne is toch best leuk. Sinds de Ronde van Vlaanderen hebben we hem niet meer in koers gezien, dus geen idee wat zijn vorm is. Ambitieus is hij in ieder geval wel, hij denkt dat hij mede door de drie tijdritten die deze Giro rijk is mooie dingen kan laten zien. Als hij niet veel laat zien kan James Knox het altijd nog overnemen, hij laat de laatste tijd zien een aardig eindje te kunnen klimmen.. Bij Trek-Segafredo nemen ze Bauke Mollema mee. Die schijnt wel eens hoog te eindigen in een grote ronde, al moet je dat dan vooral achteraf op teletekst lezen. Bij Sky hebben ze sinds Egan Bernal is uitgevallen ineens een probleem. Al hebben ze nog voldoende troeven achter de hand. In de Tour of the Alps waren Pavel Sivelkov en Tao Geoghegan Hart ineens in topvorm. Dat zouden ze nu ook kunnen zijn. Bovendien maken we het debuut van Ivan Sosa mee, weer een Colombiaan om rekening mee te houden.

Denk dat ik dan wel zo ongeveer alle belangrijke namen heb gehad, al blijkt dan achteraf dat je er toch weer een paar bent vergeten. Daarom noem ik zomaar Hugh Carthy. De jongens van Vaughters zijn dit jaar ook in vorm, al is hun Giroploeg op papier niet zo indrukwekkend. Carthy lijkt dan nog de jongen met de beste papieren. Al mogen we ook Tanel Kangert niet uitvlakken, die schijnt net op tijd in vorm te zijn. Verder is Androni in topvorm, de mannen van Savio staan op punt. Zodra de weg bergop loopt moeten we vooral rekening houden met Mattia Cattaneo en Fausto Masnada, al lijken het me allemaal jongens die toch vooral voor de ritten en de bergtrui moeten gaan. Bij AG2R nemen ze de onvermijdelijke Hubert Dupont mee, die heeft wel een hilarisch rijtje uitslagen in de Giro. Daarnaast Gallopin en Vuillermoz, al weet je nooit wat dat soort gasten gaan uitspoken. Alles of niks, meestal niks. Miguel Angel Lopez wordt gesteund door onder meer Pello Bilbao en Ion Izagirre, al het meezit eindigen die ook wel vrij hoog. En dan hebben ze ook nog de beschikking over Jan Hirt, het is onvoorstelbaar. Nibali heeft Pozzovivo aan z'n zijde, al is kleine Domenico in de Waalse Pijl vrij hard gevallen en is het maar de vraag in hoeverre hij in fatsoenlijke vorm aan de start komt. Caruso is er ook bij, wil nog wel eens hoog eindigen in een grote ronde zonder dat zijn kopman wat aan hem heeft. Bardiani is een kutploeg, maar misschien dat Carboni wat kan laten zien. CCC heeft Antunes en De la Parte bij, dat is niet veel. Bij Groupama-FDJ moeten we kijken naar de verrichtingen van Valentin Madouas, bij de Israhel Cycling Academy lijkt Neilands ineens in topvorm maar dat zal tijdens de Giro ongetwijfeld enorm meevallen. Lotto-Soudal doet niet aan klimmers, bij Jumbo-Visma staat alles in het teken van Roglic en bij Mitchelton-Scott hebben ze met Nieve en Chaves wel wat jongens die je in het verleden kon opschrijven. Bij Chaves is dat inmiddels lang geleden, maar Nieve lijkt wel in orde te zijn. Nippo-Vini Fantini is een lachwekkend slechte ploeg, maar zelf zijn ze van mening dat Ivan Santaromita een rol van betekenis kan spelen. Dimension Data bakt er nooit iets van, hun grote hoop Ben O'Connor zal het ongetwijfeld weer niet lukken om op de fiets te blijven zitten. Amanuel met de moeilijke naam zal de eer hoog moeten houden. Dumoulin krijgt na het uitvallen van Kelderman Oomen mee. Sam werd vorig jaar nog 9e, mogen we dus nu ook weer voorzichtig met potlood noteren. Trek-Segafredo heeft naast Mollema ook nog Brambilla en Ciccone, als alles meezit zouden die twee ook wel binnen de tijdslimiet kunnen blijven. Om het geheel af te sluiten hebben we ook nog UAE-Emirates, maar zij komen niet echt met een interessante ploeg voor de bergen. Conti en Polanc zijn meer jongens voor de vroege vlucht dan mannen die een mooi klassement gaan rijden.

Zo, bijna de hele startlijst doorgenomen ondertussen. We voegen er nog een paar namen aan toe, de mannen die voor het vlakke werk gaan. De sprinters, jawel. De meest in het oog springende naam is die van Elia Viviani. Vorig jaar won Viviani drie ritten in de Giro en daarnaast won hij het puntenklassement. Een tijdje na de Giro werd hij Italiaans kampioen en daarom mag hij nu in een opvallende trui deelnemen aan de Giro. Speciaal voor de Giro hebben ze zijn trui van Italiaans kampioen een update gegeven, al kan ik niet direct zeggen dat het een vooruitgang is. Ongetwijfeld zal het gegeven dat hij in die trui rond mag rijden hem wel motiveren om ook dit jaar weer een paar ritten te winnen. Wel ietwat grieperig afgestapt in Romandië, maar ik twijfel er niet aan dat hij er zal staan. De concurrentie zal moeten komen van Bora-Hansgrohe. Dat was vorig jaar ook al zo, toen bleek Sam Bennett een geduchte concurrent. Bennett won drie ritten. Sindsdien brak Pascal Ackermann door bij Bora en omdat de ploeg Duits is heeft Sam Bennett een dik probleem. Ondanks goede prestaties is Bennett gezakt in de pikorde, wegens het zijn van een Ier. Ackermann is nu de tweede sprinter van de ploeg, na Sagan. Sagan gaat naar de Tour, dus mag de tweede sprinter naar de Giro. Ackermann is dit jaar eigenlijk niet eens zo goed op dreef, maar in aanloop naar de Giro won hij wel in eigen land Eschborn-Frankfurt. Hij gaat in zijn eerste grote ronde meteen meedoen voor de ritzeges. Een andere man die dat moet doen is Caleb Ewan. De kleine Australiër werd naar Lotto-Soudal gehaald als vervanger van Greipel. Een topjaar heeft Ewan nog niet, maar hij won wel drie ritten in de Ronde van Turkije. Een andere sprinter die een transfer maakte en ook nog geen topjaar heeft is Fernando Gaviria. Hij ging van Quick Step naar UAE-Emirates en daar begon hij nog wel goed, maar de laatste tijd is het kommer en kwel. Alsnog een renner die je niet mag afschrijven, waarschijnlijk staat hij er wel weer. Mocht dat niet zo zijn dan hebben ze bij zijn ploeg met Simone Consonni nog een snel alternatief achter de hand, om over Molano nog maar te zwijgen. Groupama-FDJ neemt Arnaud Demare mee. Op papier een grote naam, maar dit jaar is hij tot nu toe echt ranzig slecht. Nog niks gewonnen, helemaal niks. Zal vast zo blijven, tenzij hij weer aan de auto mag hangen.

Dimension Data neemt Giacomo Nizzolo mee. Dat was ooit een sprinter om rekening mee te houden, maar dat is nu niet echt meer het geval. Al won hij dit jaar wel ineens een ritje in Oman. Mocht hij niets presteren dan moet het bij DiData van Ryan Gibbons komen. De afgelopen twee jaar liet Gibbons zien dat hij af en toe zesde of zevende kan worden in een massasprint in de Giro. Joepie. Androni neemt altijd een sloot snelle gasten mee, maar de man die we voor de massasprints moeten noteren is zonder enige twijfel Manuel Belletti. Een andere naam die je moet noemen, al was het maar voor de lol, is die van Jakub Mareczko. Kuba, de parodie op een wielrenner die tegenwoordig in de WT actief is omdat hij Poolse roots heeft. Bij CCC waren ze op zoek naar Poolse renners, maar omdat die nogal schaars waren was ook een Italiaan met Poolse roots van harte welkom. Kuba probeert het al jaren, maar hij verdwijnt iedere keer weer huilend uit de wedstrijd na een dag of 10. Zodra de bergen in zicht zijn stopt deze amateur er meteen mee. Maar goed, de eerste week is vrij makkelijk dus hij zal vast wel ooit een keer bij de eerste tien sprinten als het heel makkelijk is en als alles meezit. Bij Katusha nemen ze Marco Haller mee, waarom mag Joost weten. Nou, dan hebben we nog Modolo. Moet je op basis van het verleden noemen, maar dit jaar sluit hij zich niet echt aan bij zijn ploeggenoten. Bijna iedereen in een roze tenue gaat veel harder dan vorig jaar, maar Sacha gaat juist steeds verder achteruit. Nouja, nu komen we in het mongolenhoekje uit. Bij ICA nemen ze drie 'snelle' jongens mee. Cimolai, Boivin en Sbaragli. Op dit moment moeten we Cimolai noteren als kopman voor de sprinters, maar dat kan zomaar weer veranderen. Bij Nippo hebben ze voor de lastigere aankomsten Lobato en Canola. Als het wat makkelijker is zullen ze wel Damiano Cima en vooral Giovanni Lonardi naar voren schuiven. Veel zin heeft dat niet, maar toch. Bij Bardiani zullen ze dan wel voor Paolo Simion gaan ofzo, want er moet toch iemand 13e worden. Bij Trek moeten we kijken naar het talent Matteo Moschetti. Begon wel veelbelovend aan het jaar, maar is inmiddels ver teruggevallen. Dat was het wel zo'n beetje, hoop ik. Voor de wat lastigere aankomsten heb je natuurlijk nog jongens als Gavazzi, Battaglin, Ulissi en misschien dat Gasparotto wat laat zien. Vendrame mogen we na zijn prestaties dit jaar ook niet onderschatten. Dat vind ik verder wel voldoende. Bij Feltet zijn ze jaloers op de hoeveelheid namen die ik hier heb opgelepeld.

Goed, laten we doorgaan naar de eerste rit van deze nu al fenomenaal legendarische epische prachtige Ronde van Italië. Al wil ik wel nog even graag van deze gelegenheid gebruik maken door het keiharde statement in de ether te slingeren dat het een schande is dat Neri Sottoli hier niet van de partij is. Bardiani en Nippo zijn echt volkomen ruk. Ik heb wel een aantal namen van Nippo-Vini Fantini genoemd, maar gasten als Lonardi en Canola vallen toch wel in het niet bij wat Neri Sottoli in de aanbieding heeft. Etienne van Empel had hier zomaar de bergkoning kunnen worden, het is een schande dat ze hem deze kans ontnemen. Luca Pacioni had zomaar in iedere vlakke rit 10e kunnen worden. Simone Velasco had samen met Davide Gabburo en Giovanni Visconti in iedere vlucht kunnen zitten en Dayer Quintana had zomaar heel eervol 25e kunnen worden in het klassement. RCS, ga je schamen, ga je schamen, ga je schamen. Slechte organisatie, matig. Dit verder geheel terzijde. Het is wat het is. Niets is belangrijker dan iets anders en dus gaan we beginnen met de eerste rit. Een tijdrit, zoals ondertussen bekend mag zijn. Een korte tijdrit, van acht kilometer. Eerst vlak en daarna een lastige klim. Die klim brengt de renners naar een speciale plaats. Het is bijna de moeite van een voorbeschouwing waard.

G19_T01_SanLuca_ITT_plan_jpg-1.jpg
G19_T01_SanLuca_ITT_alt_jpg-1.jpg

De Grande Partenza vindt dit jaar plaats in Bologna. Er wonen 390.000 mensen in deze stad, er zijn slechts zes steden in Italië met meer inwoners. Het is een behoorlijk oude stad, al in de zesde eeuw voor Christus werd deze stad gesticht door de Etrusken. In die tijd noemde men deze plek Felsina. Qua naam zijn ze er in al die eeuwen dus wel op vooruit gegaan. Bologna was met name in de middeleeuwen een belangrijke stad, het was op een moment qua bevolkingsomvang zelfs de vijfde stad van Europa. Tegenwoordig is het de hoofstad van de regio Emilia-Romagna, ook wat waard. Dat de stad behoorlijk oud is gaan de renners meteen merken, want ze gaan van start in het oude centrum van Bologna. Er zijn nog veel oude elementen bewaard gebleven, al schijnt het zo te zijn dat de stad een echte publiekstrekker mist. Daardoor blijft het massatoerisme uit, zogenaamd. Volgens de organisatie gelden de Torre degli Asinella en Torre Garisenda als het gezicht van de stad. Deze twee torens staan praktisch naast elkaar, maar de ene is wel een stuk hoger dan de andere. Opvallend is het zeker, mooi allerminst. Nee, dan heeft Bologna toch mooiere dingen in de aanbieding. Zo loop als je toerist wel de hele dag droog, aangezien bijna overal in het centrum enorme bogengalerijen te vinden zijn in de straten. Op de verschillende pleinen kom je dan weer allerlei fraaie gebouwen tegen, zoals de nodige basilieken en talloze paleizen. Vlak bij het startpunt van de rit komen de renners de Piazza Maggiore tegen, het grote plein. Hier kom je mooie gebouwen tegen zoals de Palazzo Re Enzo en de Palazzo Dei Banchi. Bovendien staat hier de Basilica di San Petronio, een basiliek. Om het geheel af te maken is er ook nog een fontein, de fontein van Neptunus. Eigenlijk best wel een fraaie binnenstad, als ik het aantal historische gebouwen moet oplepelen ben ik langer bezig dan met het oplepelen van alle renners die eventueel zouden kunnen gaan sprinten tijdens deze Giro. Enfin, Archiginnasio is nog wel de moeite van het noemen waard. Dat is volgens niet geheel onafhankelijke bronnen een van de mooiste gebouwen van Italië en een van de meest belangrijke gebouwen van Bologna. Vroeger het hoofdgebouw van de universiteit van Bolgona, tegenwoordig zit er een bibliotheek en theater in. De kerk van Stana Maria della Vita krijgt ook nog een eervolle vermelding, want daar hebben ze een indrukwekkend beeldhouwwerkje met de naam Compianto del Cristo Morto. Een stuk of zes gebeeldhouwde personen die ietwat ontredderd kijken naar de overleden Christus. Tijd om die citytrip te boeken dus, je hoort het wel. Aangezien ook de tweede rit van start zal gaan in Bologna kap ik het toeristische praatje hier even af, ik moet nog wat van m'n kruit droog houden. Wel durf ik te vermelden dat het vrij lang geleden is dat er nog eens een rit van start ging in Bologna. We moeten daarvoor zelfs helemaal terug naar het jaar 1994. Ook toen vond de Grande Partenza plaats in deze stad. Grande was het zeker, met liefst drie ritten in en rond Bologna. Op de eerste dag waren er meteen twee ritten. Eerst een korte rit in lijn met aankomst en finish in Bologna, gewonnen door Endrio Leoni. Later op de dag zou er een korte tijdrit van zeven kilometer verreden worden. Deze tijdrit werd gewonnen door Armand de las Cuevas, de Fransman die vorig jaar in het nieuws kwam omdat hij zichzelf op 50-jarige leeftijd van het leven beroofde. Laten we hopen dat het met de winnaar van deze tijdrit beter afloopt.

Bologna_Panorama.jpg?format=2500w

De korte tijdrit gaat van start op de stenen van de Via Rizzoli, een winkelstraat in hartje Bologna. Geen asfalt in de eerste meters, maar het is ook weer geen plaveisel dat bij het eerste drupje regen spekglad dreigt te worden zoals je in Italië wel vaker ziet. Eigenlijk zijn het stoeptegels, op het feit na dat het geen stoep is. Hoe dan ook, de eerste 1400 meter van deze tijdrit mogen de renners praktisch rechtdoor fietsen. Ze komen direct langs een van de vele paleizen die het stadscentrum rijk is en als ze goed opletten zien ze in hun ooghoeken ook nog de fontein van Neptunus. Ze rijden rechtdoor, maar de straat krijgt wel een andere naam. Het wordt nu de Via Ugo Basso, ook een winkelstraat. Bij de eerste kruising gaan de renners rechtdoor waarna ze in de iets smallere Via San Felice terechtkomen. Hier komen ze voor het eerst asfalt tegen, maar even later bereiken ze een nieuwe straat met een soort van kasseien. Wel zo'n straat die ineens een glijbaan wordt met een beetje regen. Na bijna anderhalve kilometer quasi rechtdoor te zijn gereden botsen de erkende hardrijders op de Porta San Felice, een oude stadspoort die nu midden op een rotonde staat. Hier slaan de renners linksaf, de eerste bocht van de dag. Meteen een verraderlijke bocht, maar dat mag na een grondige verkenning geen problemen opleveren. Na een kleine 200 meter rechtdoor te rijden volgt er een nieuwe bocht, ditmaal naar rechts. Deze bocht is een stuk beter te nemen en vervolgens gaat de weg weer een tijdje rechtdoor. De renners gaan het centrum verlaten via een weg die steeds breder wordt en steeds minder wordt omgeven door huizen. Het gaat een meter of 500 rechtdoor, waarna er een flauw bochtje naar links volgt. Vervolgens moeten de renners nog een keer links aanhouden, waarna ze aan de verkeerde kant van de weg komen te rijden. Al spookrijdend komen ze nu op een soort van snelweg terecht die een kilometer rechtdoor gaat. Het is overigens continu vlak. Na dit stuk rechtdoor komen de coureurs bij een flinke rotonde uit, die ze eigenlijk toch vooral heel erg gaan negeren. Ze houden links aan en draaien via twee lange en lopende bochten terug richting de stad. Het gaat een meter of 600 rechtdoor, waarna er vrij plotseling een scherpe bocht naar links volgt. Men bereikt de Via della Barca, de straat van de boot. Ook hier gaat het weer een meter of 500 rechtdoor, waarna er een redelijk makkelijke bocht naar rechts volgt. Bijna meteen komt de volgende bocht, ditmaal naar links. Vervolgens gaat het weer rechtdoor, de renners rijden langs het stadion van de lokale trots Bologna FC en daarna botsen ze bijna op een poort. Een bekende poort.

976e18ad73fe9f81e934de0c70a8c86c.jpg?quality=75&format=pjpg&fit=bounds&width=980&height=880

De Arco del Meloncello is een boog waaronder de renners in een ander Italiaanse koers nog wel eens passeren, als ze op het punt staan om aan de klim naar San Luca te beginnen. Nu rijden de renners niet onder de boog door, maar maken ze een scherpe bocht van 90 graden en draaien ze rechtsop, waarna de klim meteen begint. Het is zes kilometer vlak geweest, nu is het tijd voor twee kilometer pure ellende. Voor die ellende begint moeten de renners nog wel een keuze maken. Het is tegenwoordig hip om van fiets te wisselen als een tijdrit eerst vlak is en daarna een steile beklimming kent. Normaal gebeurt dat wisselen altijd op een klungelige manier, waarbij de renner tot stilstand komt, van de fiets stapt, de net iets te dikke verzorger bijna op z'n bek vallend uit de auto klautert, met pijn en moeite de reservefiets van het dak pakt, die een seconde of tien later aan de renner geeft waarna er een slap duwtje volgt en de renner op een wegfiets verder gaat. Tijdens het WK in Bergen in 2017 probeerde men dat anders aan te pakken, door een speciale wisselzone in te richten met een rode loper. Daar mocht alvast iemand klaar gaan staan met een reservefiets, waardoor de wissel bij de meeste renners net even wat soepeler ging. Al was dat zeker niet bij iedereen het geval, het bleeft zo nu en dan amateuristisch geklungel. Nou, dat spektakel gaan we nu ook weer meemaken. Vlak voor de scherpe bocht naar rechts gaat de organisatie weer zo'n fantastische strook inruimen, hopelijk ook weer met een rode loper. De renners die willen kunnen hier dus een andere fiets nemen. Voordeel: op een wegfiets kun je beter klimmen dan op een tijdritfiets. Nadeel: je verliest er wel flink wat tijd mee en je komt even volledig tot stilstand, wat geen feest is voor de benen. In dit geval is het wel zo dat de renners door die bocht van 90 graden sowieso bijna tot stilstand komen, waardoor je misschien minder verliest als je wisselt. Wel is het zo dat de klim aan het begin meteen heel steil is, waardoor er niet echt een moment is om even lekker op je gemakje in een goed ritme te komen. Enfin, er moet dus een lastige keuze gemaakt worden. Weegt het tijdsverlies van het wisselen op tegen de tijdswinst die je kan boeken op een andere fiets?

Waarom wordt er überhaupt nagedacht over een fietswissel? Nou, omdat we gaan klimmen naar het heiligdom van de Madonna van San Luca. Een klim van 2100 meter aan 9,7% gemiddeld. Wielerliefhebbers kennen deze klim, omdat deze kuitenbijter altijd een hoofdrol speelt in de Italiaanse najaarsklassieker Giro dell'Emilia. In die wedstrijd komt de klim een aantal keer voor, nu hoeven de renners maar één keer naar boven. Die ene keer is wel erg genoeg, want de weg naar het heiligdom is onregelmatig. Het begint direct met een steile strook van 13%, maar daarna vlakt het wat af richting 9%. Net als je denkt dat het eigenlijk wel meevalt wordt het pas echt steil. Op een kilometer van de streep zit het steilste stukje verstopt, aan 16%. Het blijft na dit steilste stukje nog een paar hectometer steil, nog een paar meter dik boven de 10%, maar in de laatste meters richting de finish wordt het dan toch iets eenvoudiger. Nog een wat steiler strookje voor de finish, maar in de laatste meters is het vals plat. Toch kom je in de laatste 500 meter nog aan 6% gemiddeld, echt op je gemak ben je dus nooit. Al bij al zit het venijn dus vooral in het begin en is het zeker tijdens deze tijdrit de bedoeling om daar niet al meteen jezelf op te blazen. In het laatste iets minder steile stuk naar de streep gaat de meeste tijd gewonnen of verloren worden. Na acht kilometer komen de renners boven op de San Luca en zit de eerste rit van de Giro er alweer op.

stage_01_sanluca_kom_670.jpg
Madonna_di_San_Luca_Panorama.jpg

Bologna is de stad van de bogen, ook wel arcaden genoemd. Dit was al te zien in het oude centrum, bij de startplaats. Onder al die bogengalerijen blijf je lekker droog als het regent en als de zon schijnt heb je geen factor 50 nodig. Ideaal. In totaal schijn je een tocht te kunnen maken van 35 kilometer onder al deze bogen. Een deel van de bogen begeleiden de weg naar de Madonna van San Luca. De boog die de renners zien vlak voor ze beginnen aan de klim is ook vooral gebouwd voor de voetgangers. Zij kunnen zo de weg oversteken en beginnen aan hun beklimming. Voor voetgangers is de weg naar boven een kleine vier kilometer lang. De weg omhoog is compleet overdekt en zou bestaan uit 666 bogen. De legende wil dat men dit reusachtige bouwwerk uit de grond heeft gestampt voor de jaarlijkse processie. De voorwerpen die men dan mee naar de basiliek op de top wil nemen hebben zodoende geen last van de weeromstandigheden. Op de top van de heuvel vinden we het santuario della Madonna di San Luca, een basiliek die men ergens in de 18e eeuw heeft gebouwd. Niet de eerste basiliek die men op deze plek bouwde, in de loop der jaren hebben hier talloze gebouwen gestaan. Het huidige gebouw dus een jaar of 400. In die jaren is het een bedevaartsoord geworden, onder meer vanwege het icoon dat ze hier hebben. Een schilderijtje van Maria dat men dusdanig bijzonder vond dat ze dus die hele overdekte arcade hebben gemaakt. De weg waar de renners overheen moeten fietsen ligt langs deze arcade, wat de weg toch wel extra speciaal maakt. Vooral van een afstandje is het een apart beeld, een niet ophoudende galerij langs de openbare weg. Een iconisch beeld, dat daarom vrij geschikt is om een grote ronde op een memorabele manier te laten beginnen.

Bologna%2C_Santuario_della_Madonna_di_San_Luca_001.JPG
1._santuario_di_san_luca__1.jpg

De San Luca is een bekend fenomeen in het wielrennen. Jaarlijks komt hier de Giro dell'Emilia aan, een van de Italiaanse najaarsklassiekers in aanloop naar de Ronde van Lombardije. Tenminste, dat is het tegenwoordig. Vroeger kwam de koers ná de Ronde van Lombardije. Tegenwoordig is het een voorbereidingswedstrijd en sindsdien lijkt de status van de koers toch iets minder te zijn geworden. De erelijst van de Giro dell'Emilia is indrukwekkend. In het redelijk recente verleden komen we namen tegen als Boogerd, Bartoli, Simoni, Ullrich en Ivan Basso. Een jaar of 10 geleden beleefde Robert Gesink zijn gloriejaren, hij won twee keer achter elkaar op de San Luca. Na die twee mooie edities dacht in 2011 Bauke Mollema dat hij won. Juichend kwam hij over de streep, om even later tot de conclusie te komen dat Carlos Betancur al een halve minuut binnen was. Ja, was lachen. Het jaar na Betancur won Nairo Quintana, maar sindsdien is de erelijst niet heel veel indrukwekkender geworden. De oude vos Rebellin won nog eens, Jantje Bakelants mocht een keer de handjes in de lucht steken en Chaves beleefde in 2016 zijn laatste goede jaar. Daarna mochten we het doen met Giovanni Visconti en Alessandro De Marchi, niet direct om heel enthousiast van te worden, al wonnen ze allebei wel op een knappe manier. De Giro kwam voor het laatst aan op de San Luca in 2009. Dat was de Giro van Denis Menchov en Danilo Di Luca. Hilarische duels waren dat. Halverwege droeg Menchov het roze en kreeg Di Luca het maar niet voor elkaar om hem echt te lossen. De aankomst boven op San Luca was een nieuwe mogelijkheid om hem te snel af te zijn en wat bonificatieseconden te pakken, maar dan moest wel eerst de kopgroep bijgehaald worden. De 14e rit, van Campi Bisenzio naar Bologna. Een kopgroep van 14 reed weg, met mannen als Francesco Gavazzi, Rubens Bertogliati, Phil Deignan, Simon Gerrans, Vasil Kiryienka en een schier onbekende renner uit Kenia, Kris Vrome. Nog nooit hadden we van deze Vrome gehoord, maar tijdens deze rit beleefde hij zijn mooiste momenten als renner. In dienst van Barloworld reed Vrome naar de kop van de koers op de San Luca. Na een plaatstootje van Bertogliati nam Vrome de kop over, met alleen Gerrans in zijn wiel. De altijd wieltjesplakkende Gerrans was toen nog net even wat minder een wieltjeszuiger, maar onder het verbluffende tempo van de Keniaan moest hij toch even in het wiel blijven zitten. Helaas, de Keniaan overschatte zichzelf. Op de steilste stroken van de San Luca versnelde Gerrans en Vrome was op. Hij kon amper boven komen. Hij zwalkte, van links naar rechts. Hij had de hele weg nodig om een paar meter vooruit te komen. De glorietocht van de Keniaan duurde maar een paar seconden. Gerrans demarreerde en ze zagen hem niet meer terug, ook het peloton kwam niet meer in de buurt. De laatste dag dat de man uit Australië zichzelf liet zien als een rittenkaper, daarna werd hij een oervervelende coureur. Het was ook de laatste dag dat we Vrome zagen. Zo snel als hij kwam verdween hij ook weer. Na zijn zigzaggende manier van fietsen werd hij nog door een aantal renners ingehaald, waarna hij uiteindelijk pas zesde werd in de rit. De rest van de Giro en dat jaar zagen we Vrome niet meer. Aan het eind van het jaar kreeg hij nog wel een contract aangeboden bij Team Sky, omdat hij dankzij zijn ouders in aanmerking kwam voor een Brits paspoort. Twee jaar lang mocht hij het proberen bij Sky, maar het lukte niet. Na een 85e plaats in de Ronde van Polen in 2011 kreeg hij te horen dat hij mocht vertrekken. Geen enkele andere ploeg wilde de Britse Keniaan nog. Zo blijft het zigzaggen op de San Luca het zeldzame hoogtepunt in de carrière van Kris Vrome, die stopte voor hij goed en wel begonnen was.

290-PIC32254439.jpg

Een tijdrit in de Giro die begint in Bologna en op de heuvels buiten de stad eindigt, is dat een unicum? Nee, zeker niet. In 1956 reden de coureurs ook van Bologna naar de Madonna van San Luca. Dat deden ze toen zonder een omweg, waardoor de tijdrit amper drie kilometer lang was. Het was toen eigenlijk puur en alleen klimmen, derhalve kwamen ook de gevreesde klimmers van die tijd bovendrijven. De Luxemburger Charly Gaul won, voor Federico Bahamontes. Charly Gaul zou de Giro van dat jaar ook winnen, degene die hem nu gaat opvolgen maakt ook een aanzienlijke kans om het roze naar Verona te brengen. Dat de favorieten voor deze Giro niets aan het toeval over willen laten blijkt wel uit de starttijden. Tom Dumoulin, volgens de NOS de grote favoriet, zal als allereerste van start gaan, om 16:50. Dit omdat de kans bestaat dat de wind later op de dag gaat draaien, waardoor het gunstiger is om vroeger te rijden. Roglic volgt zijn voorbeeld en gaat om 17:01 van start. Andere grote namen als Zakarin, Lopez en Landa starten ook zo vroeg mogelijk. Sinds een paar jaar beschikt Eurosport over de rechten en we zullen ons ook nu weer tot deze zender moeten wenden. Direct vanaf de start zijn Jeroen en Karsten van de partij en wij als kijkers doen er goed aan om ook meteen in te schakelen, de kans is groot dat de winnaar al vrij snel bekend is. 16:45 inschakelen bij Eurosport dus. Vaak wordt een tijdrit steeds interessanter richting het eind, maar daar zal nu minder sprake van zijn. De enige grote favoriet die schijt heeft aan de weersvoorspellingen is Simon Yates. Volgens hem zijn het maar voorspellingen. Dat zijn teksten. Hij vertrekt zo ongeveer als laatste, om 19:43. Na hem vertrekt Guy Sagiv of all places en daarna mag Salvatore Puccio als laatste vertrekken. Om 19:45 gaat hij er vandoor en dus weten we rond 20:00 wie er gewonnen heeft. Spannend! Om nog even terug te komen op die weersvoorspellingen, de kans is aanwezig dat het richting de avond gaat regenen in Bologna. Het kan dus prima zo zijn dat de latere starters over natte wegen moeten rijden. Dat hoeft geen groot nadeel te zijn aangezien het parcours niet heel erg technisch is, maar je rijdt toch liever droog. De wind neemt wat toe richting de avond, zodra de regenbuien in aantocht zijn. Vroeg starten zou dus een voordeel kunnen zijn, maar het kan ook zomaar zo zijn dat we met z'n allen in de maling worden door Pietro Paolini.

portico-san-luca.jpg

De Giro begint meteen op een stevige manier. Dit is niet zomaar even een rustige proloog, dit is meteen volle bak. De eerste zes kilometer van deze tijdrit zijn vrij eenvoudig, met relatief weinig bochten en vooral brede wegen. Het eerste deel van de tijdrit zal dus snel afgewerkt worden, voor die zes kilometer zullen de echte toppers ook maar een minuut of zes nodig hebben. Misschien een minuut of zeven, zes is vrij optimistisch. Daarna is het nog maar twee kilometer fietsen, maar die twee kilometer zijn enorm lastig en gaan een eeuwigheid duren. De klim naar de Madonna van San Luca is vooral heel onregelmatig en af en toe extreem steil. In de Giro van 2009 hadden de toppers bijna zes minuten nodig om boven te komen op dit ding. In de Ronde van Emilië van 2017 deed Nibali ongeveer 5:45 over deze klim, hij was toen de sterkste van het groepje der favorieten dat een verloren strijd reed achter de ontsnapte Visconti. Volgens Strava heeft dezelfde Nibali het record op deze klim, met een tijd van 5:19. Bij die tijd is het laatste stukje weg voorbij het heiligdom niet meegerekend, maar dat moeten we wel doen want die laatste 150 vlakke meters tellen ook gewoon mee. In koers, na een lange en zware dag, hebben de renners dus een kleine zes minuten nodig voor de klim. Het kan nu sneller, aangezien de rit maar acht kilometer lang is en meteen alles kan worden gegeven. Desondanks zullen de grote kanonnen toch nog wel een minuut of vijf nodig hebben om deze klim te bedwingen. Kom je in totaal dus aan een inspanning van een minuut of 12, bijna evenredig verdeeld tussen vlak en klim. We kunnen dus al voorzichtig de conclusie trekken dat dit geen tijdrit is voor de echte tijdrijders. De inspanning bergop is daarvoor toch net wat te lang, een renner als Campenaerts zal hier waarschijnlijk toch wel zijn meerdere moeten erkennen in de klassementsrenners. Niet dat Campenaerts dit niet kan, in heuvelachtige tijdritten heeft hij vaker laten zien ook wel een aardig eindje te kunnen klimmen. Het kan prima zo zijn dat hij bij de eerste tien eindigt, maar bij de eerste vijf zou wel een verrassing zijn. Voor de overwinning en de eerste roze trui kijk ik naar die klassementsrenners, en dan specifiek de klassementsrenners die ook een aardig eindje kunnen tijdrijden. Toch een voordeel om op het vlakke alvast wat voorsprong te pakken.
1. Roglic. De Roog wint dit jaar alles. En dan te bedenken dat hij nog niet eens in topvorm is, naar eigen zeggen. De Ronde van Romandië reed hij als voorbereiding op de Giro en het was niet de bedoeling dat hij daar een grote rol van betekenis zou spelen. Daar dacht deze voormalig schansspringer (wist u dat al?) duidelijk anders over. Hij won drie ritten en het eindklassement. De laatste rit was een tijdrit, waar hij de tegenstand verpulverde. Dit dus zonder over topvorm te beschikken. De topvorm moet pas tijdens deze Giro komen. Velen vrezen dat hij te vroeg in vorm is. Misschien wel, maar als dat zo is gaat hij in ieder geval wel met deze overwinning aan de haal. Het zwaartepunt van de Giro ligt in de tweede en derde week, het zou zomaar kunnen dat andere favorieten nu nog niet 100% zijn. Als de mensen die zeggen dat Roglic te vroeg in vorm is gelijk hebben is Roglic dus wel 100% en dan schroeit hij hier iedereen van het heiligdom af. Sowieso moet je op zo'n heilige plaats wel winnen als je vrij pontificaal een kruis op je arm hebt laten tatoeëren.
2. Dumoulin. Tom. Dumoulin. Tom Dumoulin. Tom. ONZE Tom. Moeten we daar verder nog woorden aan verspillen?
3. Yates. Simon Yates is normaal gesproken een renner van weinig woorden. Het is lastig om hem te betrappen op een spannende uitspraak. In de koers wil hij nog wel eens wat opvallends doen, maar buiten de koers bestaan er geen grijzere muizen. Simon vond het tijd om daar wat aan te doen, hij heeft vlak voor de Giro begint de spannendste uitspraak uit zijn leven gedaan: hij ziet zichzelf als topfavoriet voor deze Giro. Niks geen indekken, nee, jezelf zomaar bombarderen tot de grote favoriet. Ik zou bijna respect voor hem krijgen. Met de Giro van vorig jaar in het achterhoofd overigens helemaal geen gek verhaal. Hij was, tot zijn legendarische inzinking, met afstand de beste in koers. Hij heeft geleerd van die inzinking, naar eigen zeggen. Wil nu conservatiever koersen, meer energie sparen. Dat het parcours in de eerste week niet zo moeilijk is gaat hem daarbij helpen. Sinds de inzinking van vorig jaar en het mislopen van de eindzege is hij bezig met deze wedstrijd. Beetje gelul natuurlijk, want hij won tussendoor ook gewoon de Vuelta. Buiten dat geloof ik hem wel. Het scheelt ook dat hij hard heeft gewerkt aan het tijdrijden. Normaal een zwak punt, maar dit jaar won hij zowaar een tijdrit. In Parijs-Nice was zijn klassement snel verdwenen en moest hij vroeg van start. Hij zette een goede richttijd neer voor de rest, tot het weer veranderde. Mede daardoor, en omdat hij gewoon hard had gereden, kwam er niemand meer in de buurt van zijn tijd. En dan te bedenken dat zijn tijdritten vorig jaar eigenlijk ook helemaal zo slecht niet waren. Kortom: Dumoulin en Roglic hebben een probleem. Al liet Yates bergop dit jaar relatief weinig zien. Maar dat zou dus bewust moeten zijn geweest, omdat alles afhangt van deze Giro. We gaan het meemaken. Ondanks het feit dat hij niet de hele dag door buienradar checkt en dus laat van start gaat mogen we hem toch noteren voor een podiumplek tijdens deze rit. Vooral de klim naar San Luca is uiteraard in zijn voordeel.
4. Izagirre. Ion, om precies te zijn. Gorka is niet van de partij, Ion wel. Hij zal hier vooral aan de start staan om Miguel Angel Lopez te ondersteunen. Dat is de absolute kopman van de ploeg, maar Miguel zit niet op tijdrijden. Of op sturen. Dus is het voor de andere renners in zijn ploeg geen gek idee om in ieder geval tijdens deze eerste tijdrit volle bak te gaan. Pello Bilbao, nu ook van de partij, liet vorig jaar zien dat hij zo'n korte tijdrit ook wel aankan. Ook hij gaat hoog eindigen, maar op basis van de uitslagen tijdens de tijdritten van dit jaar mogen we in Bologna het meeste verwachten van Ion. Astana is dit jaar massaal op de brommer en daar zal waarschijnlijk niet snel verandering in komen. Ion gaat ook vroeg van start, de ambitie is dus duidelijk aanwezig.
5. Jungels. Volgens mij heb ik nu wel zo ongeveer de meest voor de hand liggende namen genoemd. Al is het gissen naar de vorm van Bob. Na de Ronde van Vlaanderen stopte hij met koersen om de focus te verleggen naar deze Giro. Lang uit koers geweest, maar genoeg tijd gehad om de switch van de voorjaarsklassiekers naar het rondewerk te maken. Bob is in ieder geval een erkende hardrijder, dus dat eerste deel moet hij goed kunnen afwerken. Dat hij kan klimmen heeft hij in het verleden ook vaak genoeg laten zien. We mogen hem dus noteren. Al zie je tijdens zo'n eerste tijdrit in de Giro vaak genoeg verrassingen, dus het kan zomaar zijn dat Valerio Conti ineens vijfde wordt ofzo weet je wel.

d67271eaed63a65d644ebb0280e1ae9e.jpg

Starttijden
Klassementsrenners/favorieten tijdrit:
16.50 uur Tom Dumoulin
16.52 Ilnur Zakarin
16.54 Miguel Angel Lopez
16.55 Davide Formolo
16.56 Bob Jungels
16.57 Victor Campenaerts
16.58 Vincenzo Nibali
17.01 Primoz Roglic
17.02 Mikel Landa
17.11 Tao Geoghegan Hart
17.16 Ion Izagirre
17.33 Pavel Sivakov
17.49 Bauke Mollema
18.01 Rafal Majka
18.14 Tom Bohli
18.15 Luke Durbridge
18.59 Brent Bookwalter
19.43 Simon Yates
Laatste renner: 19.45 Salvatore Puccio

Starttijden Nederlanders:

16.50 Tom Dumoulin
17.34 Sam Oomen
17.43 Ramon Sinkeldam
17.44 Laurens ten Dam
17.45 Jos van Emden
17.49 Bauke Mollema
18.07 Koen Bouwman
18.51 Tom Leezer
19.13 Antwan Tolhoek

https://gallery.mailchimp(...)dine_di_Partenza.pdf
naatje_1dinsdag 14 mei 2019 @ 10:18
SPOILER: Tappa 2: Bologna - Fucecchio, 205 km
Tappa 2: Bologna - Fucecchio, 205 km

De kop is eraf. De 102e Giro is begonnen. En wat voor een spetterende start was het! Of nouja, dat viel eigenlijk reuze mee. We waren amper een half uur onderweg en de winnaar was al bekend. Door de tactische keuze van veel toppers stonden zowat alle grote namen vroeg aan het vertrek. Tom Dumoulin ging er zelfs als eerste vandoor, maar het bleek al vrij snel dat hij niet zou gaan winnen. Eerst doken Miguel Angel Lopez en Vincenzo Nibali onder zijn tijd. Dat was nogal een verrassing, vooral de prestatie van Lopez komt redelijk uit het niets. Tijdrijden was niet zijn ding, maar ook dat vak lijkt hij nu te beheersen. Nibali zette even de snelste tijd neer, maar lang kon hij daar niet van genieten. Een paar minuten later kwam de pletwals uit Slovenië opzetten en hij vermorzelde iedereen. Roglic was 23 seconden sneller dan Nibali, 28 seconden sneller dan Lopez en Dumoulin. Het was dus vrij snel duidelijk dat Roglic een tijd had neergezet die niemand ging benaderen. Hooguit Simon Yates zou nog in de buurt kunnen komen, maar op hem moesten we nog meer dan twee uur wachten. We werden voor dat wachten niet echt beloond, want ook Yates kwam niet echt dichtbij. Hij veroverde de tweede plaats, 19 seconden achter Roglic. De eerste roze trui van deze Giro gaat dus naar de mannen van Addy Engels en Jan Boven, de mannen van ONZE ploeg, Team Jumbo-Visma. Tevens schijnt het de eerste roze trui te zijn voor Slovenië. Het kan verkeren, een paar jaar geleden was Jan Polanc de eerste Sloveen die een rit won in de Giro, nu maken ze in dat land ineens kans om het hele zooitje te winnen. De eerste slag is in ieder geval duidelijk gewonnen door Roglic, als de krachtsverhoudingen de komende weken zo blijven krijgen we een enorm saaie Giro. Maar goed, het blijft wielrennen. Deze acht kilometer zeggen eigenlijk niets. Veel renners gaan naar eigen zeggen wat later pieken omdat het zwaartepunt van deze koers niet in de eerste week ligt, maar in de weken daarna. Roglic zou te vroeg in vorm zijn, volgens velen. We komen er later achter of dat klopt, maar hij heeft zijn rit alvast binnen. Vierde grote ronde, vierde keer dat hij een rit wint. Dat doet niemand hem na, gok ik zonder het te controleren. De tijdrit bleek in ieder geval een kolfje naar de hand van de klassementsrenners te zijn. De top vijf bestaat volledig uit de vijf namen die vooraf ook het meest werden genoemd als grootste kanshebbers op de eindzege, alleen de volgorde is niet helemaal accuraat. Ook op de zesde plaats komen we met Majka iemand tegen die in Verona dezelfde positie zou kunnen bezetten. Er waren maar een paar dissonanten, te weten Izagirre, Landa en Zakarin. Al ligt het bij Izagirre niet in de lijn der verwachting dat hij überhaupt voor een klassement gaat, hij zal Lopez moeten ondersteunen, zeker nu Lopez de schade meer dan heeft weten te beperken tijdens de tijdrit. Aan de achterkant van de koers zagen we de afgang van een Japanner van Nippo-Vini Fantini. Deze ploeg met veel Japanse invloeden wilde graag een paar Japanners meenemen, al was het maar om wat extra aandacht te vragen voor de Olympische Spelen in Tokio 2020. Daarom is het shirt ook aangepast, maar van deze aangepaste versie heeft Hiroki Nishimura niet lang kunnen genieten. Hij kreeg het voor elkaar om buiten tijd aan te komen. Het waren acht prachtige kilometers. Neri Sottoli had het beter gedaan dan Nippo, maar dat heb ik al eerder gezegd. We gaan snel verder met de volgende rit. Een rit die vooraf lastig in te schatten is. We trekken Toscane in en daar stikt het van de heuvels. De meeste heuvels weten we te ontwijken, maar we pakken er toch een aantal mee. Het is maar de vraag of de sprinters de heuveltjes gaan overleven en dus zou dit misschien wel een rit kunnen zijn voor de vluchters, of wellicht komt er een wat uitgedund groepje aan in Fucecchio, want daar gaan we naartoe. Tevens eren we tijdens deze etappe Gino Bartali, blijkbaar. Dat staat in het roadboak tenminste. Omdat hij uit Toscane kwam, ofzo. Ze zijn bij de Giro nogal van de eerbetonen, alleen komt de uitwerking er meestal niet helemaal uit. Het voelt vaak eerder alsof ze nog even over iemand z'n graf heen willen pissen. Dat is nu niet anders.

G19_T02_Fucecchio_plan_zoom.jpg
G19_T02_Fucecchio_alt_jpg-1.jpg

Bologna, daar zijn we nog steeds. We hebben al een deel van de stad gezien, maar toch vooral het deel buiten de stad. De Madonna van San Luca en de weg daarnaartoe werd uitgebreid in beeld gebracht, van Bologna zelf zagen we minder. Dit terwijl Bologna in 2000 toch echt de culturele hoofdstad van Europa was. Het is een stad waar merkwaardig genoeg niet echt grote wielrenners vandaan komen. Wel andere sporthelden, zoals Alberto Tomba. Hij kwam tijdens de eerste rit al eens in beeld. Tomba kon heel goed slalommen, heb ik me wel eens laten vertellen door Evert ten Napel. Ook Christian Vieri komt uit Bologna, dat was wel een goede spits vroeger. Pierluigi Collina was dan weer een goede scheidsrechter. Of misschien ook wel niet, maar hij straalde met zijn kale knar wel heel veel autoriteit uit. Sara Errani komt ook uit Bologna. Zij doet aan tennis, wat op zich natuurlijk al een grote fout is. Blijkt dat ze ook nog eens doping gebruikt, moet niet gekker worden. Al had ze zelf wel een geniaal excuus, de verboden substantie die zich in haar lichaam bevond zou afkomstig zijn uit de medicatie die haar moeder slikte tegen kanker en die medicatie was toevallig in de tortellini terecht zijn gekomen. Ik vind het wel creatief, eerlijk gezegd. In een verder verleden was Luis Garcia del Moral haar dokter, die kennen we in het wielrennen ook nog wel. Frisse dame dus. Maar, genoeg over dat. Bologna staat natuurlijk ook bekend vanwege de geweldige keuken. De spaghetti bolognese komt hier natuurlijk vandaan! Al noemen ze dat hier helemaal geen spaghetti bolognese. Ten eerste eten ze het met tagliatelle en helemaal niet met spaghetti. En dan noemen ze het nog ragu ook. Zou het wat uitmaken? Voor de Italianen wel. Mortadella komt hier ook vandaan, blijkbaar, net als wat andere worsten. Daarom noemen ze Bologna ook wel de vette stad, omdat je van een langdurig verblijf in de lokale horeca niet direct gaat afvallen. Buiten dat is Bologna een universiteitsstad. Het schijnt zelfs zo te zijn dat de universiteit van Bologna de oudste van allemaal is. Het jaartal dat wordt genoemd is 1088, da's wel vrij oud dan inderdaad. Gedurende de middeleeuwen was Bologna een bakermat der kennis. Tegenwoordig is het nog steeds een belangrijke stad op dat gebied, met meer dan 80.000 studenten. Ook als sportstad is Bologna niet onbelangrijk. Tijdens de tijdrit zagen we het stadion van de lokale voetbalclub in beeld. Bologna FC is actief in de Serie A, al zijn ze nog niet helemaal veilig. Naar alle waarschijnlijkheid mogen ze nog wel een jaartje langer op het hoogste niveau spelen, maar ze kunnen zichzelf een grote dienst bewijzen door maandag in het eigen Stadio Renato Dall'Ara te winnen van Parma. Basketbal schijnt een andere belangrijke sport te zijn in deze stad. Tot zover de informatie over Bologna, het is wel weer leuk geweest.

%22_Piazza_Maggiore_-_Bologna_%22.jpg

De tweede etappe start op dezelfde plaats als de eerste. Weer vertrekken de renners in het centrum op de Via Rizzoli. Tijdens de neutralisatie door de straten van Bologna volgen ze nog een tijdje het parcours van de tijdrit, maar na een paar kilometer wijken ze daar vanaf. Wel zijn de renners nog niet definitief van de ellende van de eerste rit af, want ze rijden nu via een andere weg, de Via Saragossa, naar de Arco del Meloncello. Deze keer rijden ze wel onder deze boog door, maar godzijdank slaan ze niet linksaf. Dat zou namelijk betekenen dat ze weer naar de San Luca zouden moeten klimmen, maar dat blijft ze bespaard. Via de doorgaande weg verlaten ze de stad. Aan de rand van Bologna is de neutralisatie voorbij en wordt de rit definitief in gang geschoten. Via een brede maar wel redelijk bochtige weg rijden de coureurs over een opvallende brug door Casalecchio di Reno, waarna ze buiten het dorp richting het zuiden gaan rijden. Op een aantal rotondes na komen de renners de komende kilometers weinig tegen, bovendien is het ook nog eens zo goed als vlak. Na een kilometer of 13 komt de koers aan in Sasso Marconi, waar bij een rotonde een bocht naar links volgt waarna men via een brug over de rivier Reno fietst. Het uitzicht is hier mooi en daar kan iedereen nog een tijdje van genieten. Even verderop mondt de Torrente Setta uit in de Reno. Deze Torrente Setta gaan de renners de komende tijd volgen. We bevinden ons in de Apennijnen, wat best een leuk gebergte is. De organisatie vond het alleen iets te vroeg om daar wat mee te doen, dus blijven we in het dal van dit riviertje fietsen, om de rit toch maar zo vlak mogelijk te houden. De weg langs de rivier is behoorlijk bochtig, maar het is wel voornamelijk vlak. Al bij al toch een redelijk makkelijk begin van de rit, er zal de nodige tijd zijn om te genieten van de heuveltjes links en rechts. De weg waar we ons nu op bevinden gaan we een eeuwigheid volgen. Dat is natuurlijk vooral heel erg zonde, want je hoeft maar een keer een afslag naar links te pakken en je zit meteen in de heuvels. Enfin, met deze snelste route richting het zuiden hebben we al heel veel kilometers nodig om de finishplaats te bereiken, dus deze rit was eigenlijk al verloren voor het parcours nog ingevuld moest worden. Goed, gelukkig hebben we dus het uitzicht nog. Overigens kwam de naam Sasso Marconi mij wel bekend voor, en de rotsen buiten het plaatsje ook. Blijkt dat de renners in 2017 een tijd over dezelfde wegen hebben gereden! Te gek zeg, mijn geheugen werkt nog. Of nouja, in ieder geval een beetje.

111-007.jpg

Het zal een kilometer of 37 lang zo goed als vlak zijn. Natuurlijk gaat het een beetje omhoog en omlaag, maar de Via Val di Setta is nooit meedogenloos. Na veel bochtenwerk en een paar kleine knikjes naar boven en beneden krijgen we na 37 kilometer een strook van 14 kilometer in stijgende lijn. De rivier Setta wordt bij Ponte Locatella overgestoken waarna we toch een deel van de binnenlanden gaan verkennen. We gaan klimmen naar La Serra. Gemiddeld stijgt het in deze 14 kilometer aan een procent of drie, waarbij wel de kanttekening geplaatst moet worden dat het niet altijd even makkelijk zal zijn omdat sommige stroken in dalende lijn gecompenseerd worden door wat steiler stijgende stukjes weg. Vooral in het begin van de klim komen de renners kort achter elkaar een paar haarspeldbochten tegen waar het eigenlijk best serieus klimmen is. Maar goed, het is het begin van de rit, dus op Jakub Mareczko en de overgebleven excuusjapanner van Nippo na gaat hier natuurlijk niemand in de problemen komen. Via een bochtige weg, met vooral veel groen langs de kant van de weg en tussendoor wat schattige gehuchtjes verlaat de koers na 51 kilometer de regio Emilia-Rogmana en betreden we Toscane. Eenmaal in Toscane loopt de weg nog wat verder omhoog, waarna we na 57 kilometers koers uitkomen in Montepiano. Dat is best een leuk dorpje, zo in the middle of nowhere. In Montepiano zijn we helemaal boven en dat kan maar één ding betekenen, het gaat hierna naar beneden. De afdaling die volgt is een kilometer of tien lang en kenmerkt zich vooral door een ontelbare hoeveelheid bochten. Door al dat draaien en keren en slecht onderhouden asfalt is het geen prettige afdaling, ook al gaat het niet heel steil naar beneden. Eenmaal beneden komt het peloton uit in het dorpje Vernio, hier komen we in het dal van de rivier Bisenzio terecht. Deze rivier gaan we een tijdje volgen. De weg langs de rivier leidt ons door een aantal kleine dorpjes, terwijl er tussendoor vooral veel groen te bewonderen valt. De weg is wederom aan de bochtige kant, maar hier wel wat beter onderhouden. Het is ondertussen zo goed als vlak, al komen we uiteindelijk nog wel een paar meter lager uit. Het loopt dus lichtjes naar beneden, maar zo licht dat niemand dat in de gaten heeft. Na een kilometer of 70 rijden de renners ter hoogte van La Dogana langs een oude kasteelruïne en een middeleeuwse brug over de Bisenzio. Deze Ponte di Cerbaia heeft zelfs een eigen Wikipediapagina, vooral omdat het de oudst bewaard gebleven brug over de Bisenzio is. Al spelen ze wel een beetje vals, want de brug is een aantal keer gerestaureerd. Het verhaal wil dat Giuseppe Garibaldi, een figuur zo belangrijk dat de Italianen zelfs het roadbook naar hem hebben vernoemd, deze brug heeft gebruikt om de Bisenzio over te steken, in een poging aan de Oostenrijkers te ontsnappen.

Ponte_di_cerbaia_prato.jpg

De mannen op de fiets zien de brug overigens helemaal niet liggen, maar dat geheel terzijde. Ze rijden langs de bomen verder richting Usella, waar ze na 75 kilometer passeren. Hier loopt de weg tijdelijk zowaar een keer omhoog, maar dat duurt niet lang. Vlak na Usella komen we uit in Vaiano, de stad waar Fiorenzo Magni werd geboren. Deze Magni was een renner die actief was in de jaren '50. Hij won onder meer drie keer achter elkaar de Ronde van Vlaanderen, boekte talloze ritzeges in de Ronde van Frankrijk en won drie keer de Giro. Eigenlijk had ik zijn naam tijdens de vorige voorbeschouwing ook al kunnen noemen, omdat er op het internet memorabele beelden te vinden zijn van Magni op de San Luca. Tijdens de Giro van 1956 brak hij zijn sleutelbeen, maar van opgeven was geen sprake. Hij wilde door. In een poging zijn lichaam te ondersteunen en de pijn te verbijten bond hij een tube vast aan zijn stuur, waarna hij dat ding in z'n mond stak. Kan me niet voorstellen dat het ter ondersteuning daadwerkelijk geholpen zal hebben, maar de pijn wist hij er in ieder geval mee te verbijten. Hij zou tweede worden in die Giro, niet slecht met een gebroken sleutelbeen. Nou, hebben we die anekdote ook weer gehad, beter laat dan nooit. We fietsen snel door, nog steeds richting het zuiden. In de vallei van Bisenzio blijven de wegen breed, grotendeels vlak met zo nu en dan een bocht. Via wat onbeduidende dorpjes bereiken we na 89 kilometer Prato, een grote stad met ongeveer 200.000 inwoners. Het is tevens de hoofdstad van de gelijknamige provincie, waar we ons nu uiteraard in bevinden. Prato heeft een mooi historisch centrum, dat de koers zorgvuldig gaat vermijden. We blijven een beetje aan de buitenrand van de stad hangen en zien vooral veel industrie, wat niet onlogisch is aangezien Prato vooral een industriestad is. Een industriestad met een flinke hoeveelheid Chinezen. Blijkbaar is zo ongeveer een kwart van de inwoners Chinees. Dat is wel vrij bijzonder te noemen. De meeste Chinezen zijn hier gekomen om in de kledingindustrie te werken, 3500 fabriekjes zouden er hier moeten zijn. Geen doorsnee stad in ieder geval. Tevens de geboortestad van Andrea Fedi, een inmiddels alweer bijna vergeten wielrenner. Een getalenteerde renner die door knieblessures al op 26-jarige leeftijd moest stoppen, in 2017. Terwijl hij een jaar eerder nog de Trofeo Laiglueglia won. Arme jongen. Midden in het centrum van Prato staat trouwens een kasteel, nu heb ik echt het gevoel dat de Giro begonnen is.

Prato-Tour-Classico-2.jpg

Via brede wegen die af en toe worden onderbroken door een rotonde rijden we van Prato naar Campi Bisenzio, de stad die in 2009 als startplaats gold van de 14e rit. Dat was de rit die aan zou komen boven op de San Luca. Zo, weer een cirkeltje rond. Ze hebben hier overigens wel flink hun best gedaan om dit hele gebied vol te bouwen, we rollen van het ene dorpje in het volgende, zonder dat er tussendoor veel open ruimte te bespeuren valt. Buiten Campi Bisenzio liggen er alleen nog maar meer rotondes, verder gaat het vooral rechtdoor over brede en vlakke wegen. In Signa komen de renners uit op de Via Roma, die in het centrum wat bochtiger wordt. Via deze bochten komen we uit bij een brug over de Arno, die ons naar Ponte a Signa brengt. Hier slaan de renners rechtsaf waarna ze een kilometer of 12 over dezelfde brede en vlakke weg mogen rijden. Deze weg voert langs de river Arno, op wat bochten na valt er verder weinig te beleven. We bevinden ons overigens in de provincie Firenze, ondertussen. Dicht in de buurt van de gelijknamige stad, maar het is toch ver genoeg weg om er geen woorden aan te verspillen. Na 116 kilometer komt de koers door Montelupo, waar bij een rotonde een bocht naar links op de renners wacht. Even verderop ligt er nog een rotonde in het parcours, maar daarna gaat het een kilometer of vijf rechtdoor tot aan Ginestra. Na twee rotondes en wat bochten in dit plaatsje gaan we op weg naar een klimmetje. Voor dat zover is gaan we eerst nog wel een paar kilometer rechtdoor rijden over een brede en vlakke weg dwars door het Toscaanse platteland. In de buurt van Molino del Ponte wordt die rechte weg een stuk bochtiger en gaat er geklommen worden naar Montespertoli. Een korte klim van 2,5 kilometer aan een procent of vier. Stelt dus niets voor, we zijn hier vooral voor het uitzicht. We bevinden ons namelijk in de streek van de Chianti en dus kan het geen kwaad om wat heuveltjes waarvan de flanken zijn gevuld met wijnranken in beeld te brengen. Boven in het centrumpje van Montespertoli komen we de eerste tussensprint van deze Giro tegen. Dit jaar geeft men de tussensprints aan met een S-symbool, de ouderwetse Traguardo Volante met TV-symbool is afgevoerd. Zijn we in ieder geval wel van de verwarring af, nee, de tv-uitzending begint niet zodra er een TV-symbool in beeld is.

Fietstocht%20Montespertoli%20kastelenroute%207-Toscane.jpg

We rijden door het centrum, werken de tussensprint af en verlaten het dorp richting het westen. De renners rijden een aantal kilometer zo goed als rechtdoor, waarna er een bocht naar rechts volgt. Het gaat vervolgens weer een aantal kilometer bijna volledig rechtdoor, in licht dalende lijn. Na een aantal passages door nog wat dorpjes rolt de koers richting Empoli, waar we na 147 kilometer uitkomen. Ik dacht altijd dat Empoli een grote stad was, maar dat valt blijkbaar reuze mee. Slechts 47.000 inwoners. Desondanks wel een voetbalclub in de Serie A, al staan ze op dit moment op degraderen. Het is vooral een industriestad, waar een aantal wielrenners vandaan komen. Wat te denken van Manuele Mori? De eeuwige knecht van UAE-Emirates, die op 38-jarige leeftijd nog steeds actief is. Niet actief in deze Giro, in tegenstelling tot Kristian Sbaragli. Deze parodie op een wielrenner van de Israel Cycling Academy is ook afkomstig uit Empoli en hem zien we de komende weken misschien wel een keer in de top 10 eindigen in een vlakke rit. In Empoli krijgen we te maken met de tweede tussensrint van de dag, misschien is dat wel een leuk doel voor Sbaragli. Verder geen bijzondere stad, dat Empoli. Het centrum is nog wel aardig, maar het is verstandig dat de koers de stad snel weer verlaat in aanloop naar de volgende klim van de dag. Na wat bochten en een brug over de Arno slaan we rechtaf richting Limite Sull'Arno. Op wat rotondes na gaat het langs de rivier vooral rechtdoor, terwijl het vlak is. Zodra de renners Limite binnenrijden begint de weg omhoog te lopen, maar de klim begint pas verderop. In het dorp volgt er een bocht naar rechts, waarna de renners even verderop linksaf slaan. Hier begint de klim van Montalbano echt. Een beklimming van de derde categorie, zes kilometer aan 6,8%. Een serieuze klim, die vooral in het begin heel lastig is. Het loopt direct aan een procent of negen omhoog, een kilometer lang. Daarna wordt het wat makkelijker, maar we spreken toch over een middenstuk van vier kilometer aan ongeveer 8%. Het is dat het aan begin en aan het eind even wat vlakker is waardoor het gemiddelde wat zakt, maar dit is geen kinderachtig gedoe. Als er hier serieus gas wordt gegeven zijn de sprinters weg, zeker omdat er ook nog een strook aan 13% zit halverwege de klim. De kans is natuurlijk aanwezig dat hier nog niet zo hard gereden gaat worden omdat het pas de tweede dag is. In ieder geval, na 157,5 kilometer komen de renners boven op deze klim.

G19_T02_S01_Castra_SAL_jpeg.jpg
U027_Capraia_Castra_112482_foglia.jpg

Na de klim slaan de renners linksaf en gaat het tien kilometer naar beneden. De afdaling is niet echt lastig. er zijn wat bochten en de weg is niet enorm breed, maar tegelijkertijd gaat het niet echt hard naar beneden. Pas na een paar kilometer dalen als de renners het dorp Vitolino binnenrijden liggen er kort achter elkaar twee lastige bochten. Dat is ook meteen het laatste verraderlijke aan deze afdaling, we dalen nog een aantal kilometer verder richting Vinci zonder dat het lastig wordt. Ja, we gaan naar Vinci. Van Leonardo? Van Leonardo. Een paar kilometer buiten dit dorp werd Leonardo da Vinci geboren. Je weet wel, die ene alleskunner. De Mathieu van der Poel van zijn tijd, maar dan anders. Met z'n Mona Lisa en z'n weet ik veel allemaal wat. Voor meer informatie moet je maar even Diederik van Vleuten bellen. Of je gaat naar Vinci zelf, dat kan ook. Er is namelijk een museum hier, het Museo Leonardiano, waar enkele van zijn uitvindingen zijn te zien. Ook het geboortehuis van Leonardo is te bezichtigen, al kom je daar op een paar tekeningen na niet veel tegen. Enfin, de volgende rit gaat hier van start, dus dan kan ik vast wat meer vertellen over Vinci. Eenmaal buiten Vinci, nadat we langs het museum zijn gefietst, gaan we richting het noorden en daar loopt de weg direct omhoog. De volgende klim van de dag begint, eentje van de vierde categorie. De klim naar San Baronto is lang, maar niet lastig. 11,3 kilometer aan 2,5% zo'n beetje, dat is gewoon helemaal niks eigenlijk. Al kent de klim wel een paar steilere stroken, afgewisseld door wat stukjes in dalende lijn. Desondanks mag op deze klim geen enkele renner in de problemen komen. Als de sprinters na de vorige klim nog aanwezig zijn, dan gaan ze hier ook niet lossen. Als er wel wordt gekoerst en ze lagen er al af dan komen ze hier zeker niet terug. Boven komen de renners in ieder geval na 178 kilometer, op 27 kilometer van de finish.

San_Baronto_Vinci,_zona_industriale_profile.jpg
Vinci-mura.jpg

De afdaling van deze klim is een stuk spannender. De klim naar San Baronto stelde van de kant die de organisatie heeft gekozen niet veel voor. In een andere koers komt de klim naar San Baronto voor van de kant die we nu gaan afdalen. Dat is de GP Larciano, voluit GP Industria & Artigianato di Larciano. Een van de koersen vroeg op het jaar, waardoor de wedstrijd met enige regelmaat wordt afgewerkt in barre omstandigheden. Dat was dit jaar niet anders. In de regen bleek Max Schachmann prima in zijn sas te zijn. Hij was bergop prima in orde en gooide zich naar beneden. Alleen Mattia Cattaneo kon nog een beetje in zijn buurt blijven. De afdaling is van de makkelijke kant al lastig, laat staan van deze kant. Kan voor verschillen zorgen, als de renners er een beetje zin in hebben. De weg is breed, maar gaat wel vrij steil naar beneden en kent een aantal lastige bochten. Na vier kilometer dalen komen de renners uit in Lamporecchio. Dit is een plaats met een speciale betekenis voor Vincenzo Nibali. Hij is een Siciliaan, maar wielrenners van dat eiland die prof willen worden verhuizen vaak richting het noorden van Italië, omdat daar alle belangrijke clubs zijn gevestigd en alle belangrijke koersen worden verreden. Zodoende kwam Nibali hier terecht, bij de club van Mastromarco. Twee jaar reed hij voor deze club, waarna hij de overstap maakte naar Fassa Bortolo. Toen deze ploeg een jaar later stopte maakte hij de overstap naar Liquigas en de rest is geschiedenis. Nibali keert dus terug op vertrouwde grond, dat kun je bijvoorbeeld ook zien aan de naam van de lokale club. Mastromarco Sensi Nibali, zo heet de ploeg tegenwoordig. Daarom sluit ik niet uit dat Nibali zich gelijk gaat willen laten zien. De afdaling richting Mastromarco geeft er in ieder geval voldoende aanleiding toe. Al rest er na de afdaling nog wel een lange, grotendeels vlakke weg. Het gaat over een brede weg vooral vaak rechtdoor, terwijl we een boel dorpjes passeren. Lazzeretto bijvoorbeeld, een van de vele niet zo boeiende plaatsjes hier. Buiten Lazzeretto krijgen we weer even een stukje natuur te zien, waarna we koers zetten richting Cerreto Guidi. Het is een kilometer of zes zo goed als vlak geweest, maar zodra Cerreto in zicht is moet er zowaar weer wat geklommen worden. Het gaat in twee trapjes omhoog. Eerst moet er anderhalve kilometer aan een procent of vier geklommen worden, vervolgens is het een halve kilometer vlak, waarna er nog een kilometer aan 3% volgt. Normaal niet iets om wakker van te liggen, maar als de sprinters hier nog aanwezig zijn kunnen de voorgaande inspanningen gaan doorwegen. Cerreto Guidi passeren we overigens op 13 kilometer van de streep en het is best een opvallend gebouwd dorpje.

cerreto-guidi-aerial-view.jpg?auto=compress,enhance,format&w=

Buiten Cerreto Guidi gaan we bij een rotonde rechtdoor, waarna we over een plattelandsweggetje afdalen richting de Arno. Al is dat afdalen relatief, we krijgen ook nog te maken met twee korte knikjes omhoog. Steeds maar van een paar honderd meter, na eerst een aanloop in dalende lijn. Vliegen we dus zo overheen. Na het tweede knikje gaat het wat langer naar beneden, gewoon rechtdoor. Aan het eind van dit stukje in dalende lijn slaan we rechtsaf, waarna het vlak is. Vlak tot aan de finish. Over een brede provinciale weg rijden we via Pieve a Ripoli naar finishplaats Fucecchio. Het gaat kilometerslang rechtdoor, pas voorbij Pieve a Ripoli gaat er weer iets gebeuren en dan zitten we inmiddels op vier kilometer van het eind. Bij een rotonde slaan de renners rechtsaf, waarbij ze rekening moeten houden met een wegversmalling. Het gaat 500 meter rechtdoor, waarna er een scherpe bocht naar links volgt. Op drie kilometer van het eind volgt er een nieuwe bocht, weer naar links. Bovendien wordt de weg hier weer smal. Eerst moeten de renners een vluchtheuvel ontwijken, daarna staan er langs de kant van de smal geworden weg een paar gebouwen. Dat wordt proppen jongens! Hierna komen ze op een soort van pleintje uit, waar ze eerst even rechtdoor rijden, om vervolgens een flauwe bocht naar links te maken. Het blijft ondertussen smal, als het een massasprint wordt is positionering wel een ding. Een paar hectometer gaat het rechtdoor, waarna er een nieuwe bocht volgt. Deze keer gaan we naar rechts, we bereiken een nieuwe weg die een stuk breder en rechter is. Het gaat nu rechtdoor tot op iets minder dan twee kilometer van het eind. We stuiten op een rotonde, waar het net niet helemaal rechtdoor gaat. Een beetje schuin naar rechts, dan weer naar links. We rijden rechtdoor tot aan de volgende rotonde, waar een bocht naar links volgt. Even verderop ligt er een nieuwe bocht naar links in het verschiet en dan rijden we ineens onder de vod door. De laatste kilometer is aangebroken en deze kilometer gaat volledig rechtdoor. Volledig vlak en volledig recht, een prima slotkilometer. Na 205 kilometer zit de eerste rit in lijn van deze Giro er dan op.

G19_T02_Fucecchio_ARR_jpg.jpg
G19_T02_Fucecchio_ukm_jpg.jpg

We finishen in Fucecchio, een stad 23.000 inwoners in de provincie Florence, regio Toscane. Laat ik meteen maar met de deur in huis vallen: het is een laffe streek van de organisatie dat we finishen in deze stad. Luca Scinto komt hier namelijk vandaan, de grote baas van Neri-Sottoli. Sinds een aantal jaar worden ze bij RCS niet meer zo vrolijk van Scinto. Vroeger werd zijn ploeg altijd uitgenodigd, maar sinds een aantal positieve gevalletjes is de liefde wat bekoeld. Ook wordt hem kwalijk genomen dat renners bij hem een plaats kunnen kopen door een sponsor mee te brengen. Dat schandaal hangt altijd een beetje over het Italiaanse wielrennen heen, maar Savio en Scinto worden het hardste aangepakt. Daarom is Androni ook een paar jaar niet welkom geweest, maar de sluwe vos heeft daar een slimme oplossing voor gevonden: hij wint gewoon ieder jaar de Ciclismo Cup waardoor hij automatisch uitgenodigd wordt. Scinto probeert dat natuurlijk ook, maar met net wat minder succes. Hoe dan ook, dit had een mooie dag voor Scinto kunnen zijn. Finishen in zijn stad, terwijl hij in koers is. Nu is hij niet in koers, terwijl hij de weinig getalenteerde renners van Bardiani en Nippo ziet stuntelen. Eentje van Nippo is er zelfs al niet meer bij, kun je nagaan. Een andere bekende man uit Fucecchio is Andrea Tafi. Deze voormalig wielrenner was bijna geen voormalig wielrenner meer. Hij kwam uitgebreid in het nieuws omdat hij van plan was een comeback te maken. 20 jaar na zijn overwinning in Parijs-Roubaix wilde hij terugkeren in het peloton, om die koers weer te rijden. Naar eigen zeggen waren er verschillende ploegen met interesse, maar een gebroken sleutelbeen gooide roet in het eten. Al denk ik dat het ook zonder gebroken sleutelbeen niets was geworden, een man van 52 moet helemaal niet meer aan die onzin beginnen joh. Een gesprek met een psycholoog ligt meer voor de hand dan een terugkeer in de koers. Is er verder iets te melden over Fucecchio? Nee, niet echt. Indro Martinelli komt hier vandaan, dat is in de vorige eeuw een bekende Italiaanse journalist geweest. Verder hebben ze er nog wel een aardige kerk en een parkje, het Parco Corsini, waar een oude kasteelruïne staat. Buiten de stad komen we ook nog wel een merkwaardig bouwwerkje tegen, de Ponte Mediceo. Dit is een brug over een rivier, waar ze vervolgens een woning van hebben gemaakt. Doet tegenwoordig dienst als een hostel voor pelgrims. In het centrumpje komen we in de buurt van het stadhuis ook nog een gebouw tegen met aan de buitenkant een opvallend fresco. Dat was het wel zo'n beetje.

Fucecchio_4.jpg

In Fucecchio zal het 's middags niet veel warmer worden dan 14 à 15 graden. Bovendien is de kans vrij groot dat het gaat regenen. Zo'n beetje de hele dag kans op regen, maar rond het middaguur is die kans het grootst. In de finale niet echt een groot probleem, maar bij een aantal afdalingen onderweg zou dat toch best vervelend kunnen zijn. Het gaat ook best hard waaien, windkracht 4. De wind komt wel uit het noorden en we rijden bijna de hele dag naar het zuiden, dus dan ligt het zomaar in de lijn der verwachting dat we een snelle rit krijgen. In de laatste kilometers zal de wind in de zij komen te staan, dus misschien dat we in die laatste rechte kilometers nog een klein beetje waaierspektakel krijgen. Misschien he. Heel misschien. Niet boos naar mij kijken als het niet zo is, want in de praktijk blijkt toch vaak dat het op niets uitloopt. Wat we in ieder geval wel met zekerheid kunnen vaststellen is dat de rit om 12:10 begint met een neutralisatie van 10 minuten. Om 12:20 vertrekken we dus helemaal en daarna krijgen we blijkbaar al best vroeg beelden. Eurosport schijnt er om 12:55 al bij te zijn, maar dat zal dan wel de voorbeschouwing zijn. Vermoedelijk begint het om 13:05 echt. Het is niet direct een rit die je bijna integraal wil zien, maar ach, het is weekend. Finishen doen we volgens het roadbook ergens tussen 16:59 en 17:23. Als de weersvoorspelling een beetje klopt zou het wel eens voor vijf uur afgelopen kunnen zijn.

ponte_mediceo_Cappiano.jpg

Het is pas de tweede rit en ik weet nu al niet wat ik met m'n voorspelling aanmoet. Deze rit is eigenlijk amper te voorspellen. Ik denk dat ik uiteindelijk toch maar voor de laffe optie ga en de rit toebedeel aan de sprinters. Het voordeel voor de sprinters is dat het niet de hele dag lastig is, het eerste deel van de rit valt reuze mee. Uiteindelijk komt er die klim van een kilometer of zes aan heel wat procentjes, daar hebben ze allemaal een dik probleem. Toch zal het tempo hier niet noodzakelijk heel hoog zijn, omdat de klassementsrenners niet veel te winnen hebben tijdens deze rit. Daardoor zou het mogelijk moeten zijn om er als sprinter aan te blijven hangen of in ieder geval niet te ver achterop te raken. Het is ook pas de tweede dag, dus met een beetje mazzel zijn ze nog fris en fruitig. Bovendien mogen de sprinters niet teveel kansen laten lopen, het moet meteen in de eerste week en het begin van de tweede week gebeuren. Daarna zijn de kansen op. Uiteindelijk komen er nog een aantal factoren bij. Het weer bijvoorbeeld, als het echt verschrikkelijk slecht wordt krijgen we natuurlijk een slijtageslag en dan komt zo'n klim nog harder aan. Het zal ook afhangen van de kopgroep, als er allemaal jongens als De Gendt vooraan zitten zie je ze natuurlijk ook niet meer terug. Quick Step en Bora zullen er alleen wel alles aan doen om alleen een kopgroep weg te laten rijden met die Japanner van Nippo en een volkomen onbekende knaap van Bardiani. Onderweg het verschil klein houden, rustig proberen de klimmetjes op te rijden. Dat moet dan maar de tactiek worden. Anders weet ik het ook niet hoor. Mocht er hard doorgereden worden op die klimmetjes dan gaat dit allemaal niet op, dan krijgen we een apart sprintje met een kleinere groep.
1. Ackermann. Het is pas zijn eerste grote ronde, maar hij gaat ongetwijfeld meteen een keer een rit winnen. Is het niet nu dan wel tijdens een andere etappe. Dat Pascal een bergje kan overleven liet hij recent in eigen land nog zien. In Eschborn-Frankfurt moeten de renners een paar keer over de Mammolshainer Berg en dat is een behoorlijk onding. Wel wat minder lang dan die lastige klim van vandaag, maar even steil. Bij de laatste passage zakte hij er wat door, maar er was nog tijd genoeg om terug te keren en de sprint te organiseren. Nu wordt het misschien wat krapper, maar de organisatie had de rit nog een stuk zwaarder kunnen maken dus het doel zal toch zijn dat we hier gaan sprinten. Als we gaan sprinten is Ackermann een van de snelste renners van het peloton. Al vond ik hem dit jaar nog niet heel indrukwekkend, maar toen won ie ineens in Frankfurt dus ik zet 'm gewoon op 1. Ik laat me niet meer foppen door Pascal.
2. Viviani. Normaal zou ik Elia op 1 zetten, maar hij stapte in Romandië af met wat darmprobleempjes. Of dat echt zo was weet ik niet, kan ook een goedkoop excuus zijn geweest om wat vroeger naar huis te gaan. Hoe het ook zij, hij is op papier de grootste favoriet tijdens alle sprints. Alleen zet ik hem nu dus even een plaatsje lager, vanwege het eerder genoemde voorbehoud. Bovendien is hij in vergelijking met vorig jaar sowieso wat minder bezig. Toch al een paar keer een flinke pandoering gekregen. Maarja, Groenewegen is er niet, dus dan wordt het leven ineens een stuk makkelijker. En dan is er natuurlijk ook nog de trui, die trui van Italiaans kampioen. Daardoor ga je 5% harder fietsen in Italië, is de gedachte. We gaan het meemaken.
3. Ewan. De altijd vervelende Ewan met zijn vervelende manier van sprinten. Liet recent in Turkije zien dat hij nog wel wat kan, Jakobsen en Sam Bennett kloppen is geen eenvoudige opdracht. Is bovendien met zijn kleine postuur in het voordeel tijdens deze wat lastigere ritten. We gaan hem vaak genoeg vooraan zien, hopelijk wint hij niks. Walgelijke renner, in de prullenbak ermee.
4. Gaviria. Geen idee of ie in vorm is. In het begin van het jaar wel, daarna totaal niet meer. Ik noem hem puur op basis van zijn status. Een Gaviria in goede doen moet hier vooraan eindigen.
5. Cimolai. Davide was twee jaar lang de slaaf van Demare, maar daar had hij wel genoeg van. Hij koos voor zichzelf en tekende een contract bij Israel Cycling Academy. Daar contracteerden ze 100 sprinters, maar van al die sprinters is Cimolai tot nu toe duidelijk de beste. Vooral de laatste tijd is hij goed in vorm. Hij won twee ritten en het eindklassement in Castilië en Leon, in beestenweer. Een van die twee ritten trouwens wel na ingrijpen van een Israëlisch jurylid, maar dit geheel terzijde. Een paar dagen later in Frankfurt werd hij vierde, Cimolai is dus klaar voor de Giro. Heeft als voordeel dat hij in zijn betere tijden ook wel aardig over een heuvel kwam, dat zal hem tijdens deze rit van pas komen.

Parco_Corsini_dallalto2.jpg
naatje_1dinsdag 14 mei 2019 @ 10:19
SPOILER: Tappa 3: Vinci - Orbetello, 220 km
Tappa 3: Vinci - Orbetello, 220 km

De eerste rit in lijn van de Giro is gedaan en het werd uiteindelijk een vrij typische eerste rit in lijn. Het regende bijna de hele dag en er waren in de finale wat klimmetjes, waaronder een behoorlijk lastige, maar aan het begin van zo'n grote ronde krijgen we eigenlijk nooit verrassende ontwikkelingen. Er reed een relatief sterke groep van acht renners weg, met Ciccone als bekendste naam. Nooit kregen ze een grote voorsprong, de sprintersploegen namen meteen de controle op zich. Wat volgde was een dag die behoorlijk snel werd afgewerkt, ook met dank aan de wind. Op de lastigste klim van de dag deed het peloton het dan weer wat rustiger aan, om de sprinters binnenboord te houden. Ploegen zonder sprinters deden geen poging om te koersen, alleen richting de natte afdalingen wilde men goed gepositioneerd zijn. Al bij al een geschiedenisloze rit, die wel ontsierd werd door een paar valpartijen. Omdat de koplopers bij gebrek aan talent ook niet echt hard omhoog reden slonk hun voorsprong snel en werd het duidelijk dat er gesprint zou gaan worden. Een paar sprinters werden wel gelost, maar bijna alle grote namen waren nog steeds vooraan te vinden. In de laatste kilometers van de rit zagen we de sprintvoorbereiding zonder veel incidenten plaatsvinden. Op een paar lekke banden na gebeurde er tot de slotkilometer niets. In deze laatste kilometer zagen we nog wel een valpartij, waardoor de sprint nog een klein beetje ontregeld werd. De snelste mannen zaten echter voor de valpartij en zij ondervonden er geen hinder van. De sprint werd het beste aangetrokken door de mannen van Lotto-Soudal, zij brachten Caleb Ewan in een zetel naar de meet. Ewan ging aan, maar werd overvleugeld door Pascal Ackermann. In zijn eerste grote ronde pakt de jonge Duitser meteen een ritoverwinning. Achter hem werd Viviani tweede, op gepaste afstand. Vorig jaar begon Viviani heel goed aan de Giro, nu lijkt het erop dat hij een groot probleem heeft. Achter Ackermann, Viviani en Ewan zagen we Gaviria en Demare 4e en 5e worden. Zoals te verwachten viel kwamen zij er niet echt aan te pas. Of dat een incident is of het verhaal van de rest van de ronde gaan we meteen merken tijdens de volgende rit. Ook rit 3 zal grotendeels vlak zijn, een nieuwe kans voor de sprinters. Zonder ongelukken kan het wonderbaarlijk goed presterende Bora weer een nieuwe overwinning boeken.

G19_T03_Orbetello_plan_zoom.jpg
T03_Orbetello_alt_jpg.jpg

Van start gaat de koers in Vinci, het stadje dat tijdens de vorige rit ook al werd gepasseerd. Toen reden we er snel doorheen, nu blijven we er iets langer bij stilstaan. Het zal de eerste keer zijn dat de Giro vertrekt vanuit dit stadje met 14.500 inwoners. Natuurlijk is Vinci vooral de stad van Leonardo, al moet er dan wel eerlijk bij vermeld worden dat het geboortehuis van Leonardo drie kilometer buiten de stad staat. Het casa natale doet tegenwoordig dienst als museum, al valt er niet gek veel te zien. Het huis zelf is ook niet direct heel bijzonder, maar alleen de naam Leonardo is al genoeg om toch toeristen te trekken. Als je toch in de buurt bent doe je er goed aan om gewoon in Vinci te blijven, zeker als je Mikel Landa heet. Veel olijfbomen bij het geboortehuis van Leonardo, niet goed voor de allergieën. In het centrumpje van Vinci weten ze ook wel hoe ze de toeristen in de maling moeten nemen. Het lokale restaurant heet Monnalisa, het lokale hotel heet Mona Lisa, zo'n beetje alles hier heet Mona Lisa. Terwijl Leonardo da Vinci toch echt wel wat meer heeft gedaan dan het schilderen van die postzegel alleen. Volgens Wikipedia was Leonardo een architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, natuurkundige, scheikundige, anatomist, beeldhouwer, schrijver, schilder en componist uit de Florentijnse Republiek, tijdens de Italiaanse renaissance. Hij wordt gezien als het schoolvoorbeeld van het renaissance-ideaal van de homo universalis en als genie. Vrij veelzijdig, meer dan schilder alleen. Een deel van zijn werk is terug te vinden in het lokale museum, het Museo Leonardiano. In dit museum hebben ze onder meer enkele van zijn schetsen uitgewerkt en levensecht nagemaakt. Voor ons als wielerliefhebbers is het de moeite van het vermelden waard dat ook een schets van een fiets is uitgewerkt. In feite zijn meer dan 60 modellen van machines te zien, gepresenteerd met nauwkeurige verwijzingen naar de schetsen van de kunstenaar en handgeschreven annotaties, ook vergezeld van digitale animaties en interactieve toepassingen, aldus Google translate als we de Italiaanse Wikipediapagina van het museum bezoeken. Een van de grootste collecties met betrekking tot Leonardo, zeggen ze zelf. Naast het Museo Leonardiano is er ook nog het Museo Ideale. Dit museum houdt zich meer bezig met de teksten van Leonardo en doet daar onderzoek naar, heden ten dage nog steeds. Al zijn werk dat nog niet is gevonden of nog niet is onderzocht, daar is men hier naar op zoek en zodra men wat heeft gevonden volgt er weer een nieuwe tentoonstelling. Het zal wat minder aansprekend zijn voor de toeristen, maar alsnog interessant. De locatie van beide musea zit ongeveer op dezelfde plek, bij het kasteel van Conti Guidi. Hier komen we ook nog de lokale bibliotheek tegen, eveneens vernoemd naar Leonardo. De bibliotheek bevat kopieën van alle tekeningen en manuscripten van Leonardo, als we het propagandapraatje mogen geloven. De reden dat we nu voor het eerst in Vinci zijn heeft overigens te maken met het feit dat het dit jaar 500 jaar geleden is dat Leonardo da Vinci overleed.

NX-48234.jpg?itok=9IInA_a2

Verrassend genoeg start de rit niet voor de deuren van het museum. Iets ten zuiden van het museum, bij een kerkje, start deze lange rit. Er wordt direct koers gezet richting het zuiden. Over rechte en brede wegen wordt er naar Empoli gefietst, een stad die gisteren ook al de revue passeerde. We rijden ook nu weer dwars door Empoli, waarna er buiten de stad voor het eerst geklommen moet worden. Het was een kilometer of 10 vlak, maar buiten Empoli gaat het twee kilometer lang aan 3% omhoog. Dit klimmetje over een wat smallere en bochtige weg voert door een fraai landschap. Na het klimmetje gaat het kort naar beneden, waarna de renners afslaan en op een brede provinciale weg belangen. Deze weg voert rechtstreeks naar Castelfiorentino, waar we na 25 kilometer passeren. Castelfiorentino is een klein stadje, maar huisvest wel twee bekende wielrenners. De eerste is Kristian Sbaragli. Gisteren wist ik nog te vermelden dat hij in Empoli geboren is, maar het blijkt dat hij woonachtig is in Castelfiorentino. Goed om te weten. Hij werd gisteren overigens 9e, voor zijn doen niet slecht. Ook de man die vriend en vijand verbaasde door dit jaar de Ronde van Vlaanderen te winnen is woonachtig in deze stad. Alberto Bettiol, jawel. Wegens blessures en luiheid kwam zijn talent er lang niet uit, maar dit voorjaar was hij enorm op dreef. Al had hij natuurlijk wel geluk dat Mathieu van der Poel het nodig vond om over een bloembak te sprinten, anders had hij natuurlijk nooit die koers gewonnen. Na de passage in Castelfiorentino volgt er aan de rand van het stadje wat bochtenwerk, waarna men richting het westen gaat fietsen. De weg blijft nu nog een aantal kilometer vlak, maar na een kilometer of 30 begint het ineens fors omhoog te lopen. Tussen de wijnranken, olijfbomen en wat huizen door gaat het omhoog richting Poggio all'Aglione. Deze klim is een kilometer of zeven lang, aan iets meer dan vijf procent gemiddeld. Best een stevig dingetje wel, hier hadden best wat bergpunten mogen liggen. Na de klim gaat het een aantal kilometer naar beneden over een brede en niet al te bochtige weg. De renners rijden door Gambassi Terme, waar er nog een kort knikje naar boven volgt. Ook is het hier weer wat bochtiger, maar dat duurt niet lang. Het grootste deel van de afdaling is vrij eenvoudig en brengt de renners naar Certaldo. In dit geboortedorp van Giovanni Boccaccio, de schrijver, dichter en humanist uit de middeleeuwen komen ze na 50 kilometer uit. Pittoresk dorpje wel.

Certaldo-Palazzo-Pretorio.jpg

In Certaldo is de afdaling gedaan, het zal voorlopig vlak blijven. De komende 13 kilometer rijden de renners over een brede weg langs de rivier de Elsa richting het zuiden. Na 63 kilometer komen ze uit in Poggibonsi, waar de eerste tussensprint van de dag ligt. Poggibonsi is de geboorteplaats van Alberto Bettiol. Net waren we in z'n woonplaats, nu in z'n geboorteplaats. En hij maar denken dat de Italianen hem niet kennen. Kort na de tussensprint liggen er twee korte klimmetjes op het parcours. Bij het verlaten van Poggibonsi zien de renners nog wat restanten van een oude stadsmuur en daarna zien ze vooral dat de weg iets meer dan een kilometer aan een procent of zes omhoog gaat. Daarna gaat het even kort naar beneden, waarna er een nieuw knikje omhoog volgt. Dit tweede knikje stelt een stuk minder voor. Via een lichtelijk golvende weg rijden we naar Colle di Vall d'Elsa. In dit plaatsje slaan de renners rechtsaf, waarna ze weer een tijd rechtdoor gaan rijden over brede en rechte wegen richting het zuiden. De komende kilometers rijden de renners door open terrein, waar de wind vrij spel heeft. De weg is voornamelijk vlak, al gaat het wel een paar keer op en af. We volgen de weg 25 kilometer lang en in deze 25 kilometer gaat het twee keer wat langer omhoog. Een keer een klimmetje van een kilometer of twee aan een procent of vier en even later een stuk van een kilometer of vier aan een procent of drie. Tussendoor schommelt het wat, maar er blijft genoeg vlak over. Open terrein is er dan weer niet de volle 25 kilometer, af en toe rijden de renners ook door een bos. Na 95 kilometer koers volgt er een bocht naar rechts, waarna er drie kilometer aan 5% geklommen moet worden over een bochtige en brede weg. Na dit klimmetje gaat het vier kilometer naar beneden, met onderweg één lastige bocht. Vervolgens is het een aantal kilometer vlak, waarna er een bocht naar rechts volgt. De renners komen nu op een weg terecht die ze langs de opvallende abdij van San Galgano brengt. Galgano Guidotti was een Toscaanse heilige die hier even verderop in een tombe begraven ligt. Naast de abdij is er ook nog een kapel, met als belangrijkste attractie een zwaard in een stuk steen. Dat zwaard zou daar door San Galgano geplaatst zijn. Dat zijn de betere legendes.

san_galgano_55714489.jpg

Voorbij de abdij volgen we een kilometer of 15 lang dezelfde weg. Een bochtige weg, die steeds een beetje omhoog loopt. In totaal komen we in die 15 kilometer 200 meter hoger uit. Verder rijden we hier voornamelijk door de bossen, de wind heeft hier wat minder te vertellen. Aan het eind van deze weg volgt er een bocht naar links in Le Fornaci, waarna het acht kilometer fietsen is richting Meleta. In deze acht kilometer gaat het een beetje op en af, maar vooral af, dwars door een bos. In Meleta ligt er een scherpe bocht naar rechts, waarna we vervolgens verder fietsen naar Montemassi. De weg richting Montemassi loopt nog een kilometer een beetje vals plat omhoog, maar daarna gaat het een kilometer of zes naar beneden. Deze afdaling is vrij technisch omdat er nogal wat bochten genomen moeten worden. De weg is wel breed en het asfalt is goed, dus zou dit alsnog goed te doen moeten zijn. Tijdens de afdaling zien de renners in de verte Montemassi al liggen. Dit is een dorpje gebouwd op een heuvel en dat hebben de Italiaantjes uit vervlogen tijden best mooi voor elkaar gekregen. Voorbij Montemassi gaat de afdaling nog een tijdje verder, maar het gaat steeds gelijkmatiger naar beneden. Na een kilometer of 141 zijn we beneden, op 80 kilometer van het eind. We zijn nu uit de bergen en gaan de komende kilometers rechtdoor rijden over de grote weg richting Grosseto.

italy-italia-town.jpg

Tien kilometer lang gaat het volledig rechtdoor, terwijl we nog een klein stukje verder afdalen richting zeeniveau. We bevinden ons ineens op vruchtbare bodem, want links en rechts zijn er alleen maar akkers te zien. Dat wil dus zeggen dat het terrein volledig open is, met een beetje wind en eventueel wat regen krijg je hier een heel spektakel. Na de tien kilometer in rechte lijn volgt er een bocht naar links, kort daarna een bocht naar rechts en dan gaan we eigenlijk weer een kilometer of tien rechtdoor. Niet zo rechtdoor als net, wel met nog een keer een passage over een viaduct en een paar bochten, maar geestverruimend kunnen we dit stukje etappe toch niet echt noemen. Het blijft vooral hard rechtdoor beuken tot aan Grosseto, de stad waar de Giro in 2015 voor het laatst was. Toen vertrok er een rit richting Fiuggi, nu rijden we alleen even kort door de buitenwijken van de stad om er een tussensprint af te werken. Deze tussensprint volgt na 167,5 kilometer, op iets meer dan 50 kilometer van het eind. Na flink wat bochten en rotondes in Grosetto, wat overigens geen onaardige stad is, gaan we buiten de stad verder waar we gebleven waren. Het gaat nog een aantal kilometer vooral rechtdoor over recht en brede wegen. Deze wegen zijn ook overwegend vlak, tot we in de buurt komen van Montiano. Er wacht namelijk nog een laatste klimmetje van de dag, de Poggio l'Apparita. Dit klimmetje van de vierde categorie is een kilometer of vier lang. In deze vier kilometer stijgt het ook aan een procentje of vier gemiddeld, het is dus niet al te lastig. Na het klimmetje blijven we nog een kilometer of drie op een plateautje rijden, waarna voorbij Montiano de afdaling richting de kust begint. We hebben nu 186 kilometer afgewerkt en bevinden ons op 34 kilometer van het eind. Montiano is trouwens weer zo'n typisch dorpje gelegen op een heuvel.

montiano-3-grossetooggi.net.jpg

Voorbij Montiano gaat het vier kilometer naar beneden. De afdaling stelt niet veel voor, in het begin twee stevige bochten achter elkaar, maar vervolgens gaat het op een vrij rechte manier verder naar beneden. Na dit stukje in dalende lijn krijgen we nog een nieuwe knik omhoog, maar daarna wordt het vlak. Een paar bochtjes nog en dan vervolgens drie kilometer volledig rechtdoor richting Fonteblanda. In dit plaatsje aan de Tyrreense kust slaan de renners linksaf, waarna het over een brede en kaarsrechte weg verder gaat richting het zuiden. Zeven kilometer rijden we volledig rechtdoor tot aan Albinia. De weg is hier vrijwel de hele tijd beschut, de wind kan dus even niet z'n ding doen. In Albinia nemen de renners de afslag en even verderop botsen ze op een rotonde waar ze links moeten aanhouden. Daarna rijden ze richting een smal stukje land tussen twee wateren in. Op papier klinkt dat fantastisch, ik was me al helemaal aan het voorbereiden op een waaierspektakel. Niets is minder waar, de Italiaantjes hebben dit hele stuk volgebouwd. Is het niet met campings of huizen, dan wel met bomen. De weg tussen de zee en de lagune was perfect geweest zonder enige begroeiing of bebouwing, maar helaas heeft het toerisme ook deze strijd gewonnen van de koers. De weg over het smalle stukje land langs de lagune is negen kilometer lang en het gaat in deze kilometers volledig rechtdoor. Het is ook vlak, uiteraard. Er zijn wel een paar stukjes waar de bomen wat minder heftig aanwezig zijn, maar eigenlijk verwacht ik niet direct dat de wind hier een gigantische rol gaat spelen.

1136.jpg

Op iets meer dan vijf kilometer van de streep rijden de renners door Gianella. Ze rijden buiten dit dorpje over een brug en slaan daarna linksaf. We bevinden ons nu op het eiland Argentario. Hier blijven we niet lang, want de finish ligt niet op het eiland, maar ergens midden in de lagune. We rijden over een brede weg verder langs die lagune, op weg naar Orbetello. Hier krijgt de wind dan wel weer vrij spel, langs het water is het terrein wat meer open. Tot aan de finish zal er weinig beschutting zijn. In de laatste kilometers komen we ook weinig bochten tegen. Tussen kilometer 5 en 3 van het eind komen we een keer een flauwe bocht naar links tegen en daarna een lange lopende naar rechts. Vervolgens komen we tot aan de slotkilometer alleen wat flauwe bochten tegen, in grote lijnen gaat het toch vooral rechtdoor. Vlak voor de laatste kilometer begint is er nog wel een wat scherpere bocht naar links, waarna we ons ineens op een dijk bevinden. Deze dijk brengt de renners naar Orbetello. Halverwege rijden we onder de vod door en daarna gaat het rechtdoor tot op 450 meter van de streep. Een bijzonder scherpe bocht naar links volgt, met daarna bijna direct weer een bocht naar rechts. We rijden over een bruggetje en komen daarna terecht op een stukje Orbetello dat normaal dienst doet als parkeerplaats. Nu eindigt hier na 220 kilometer de derde rit van deze Giro. Een laatste kilometer die vraagt om een flinke chute, dat wordt lachen.

G19_T03_Orbetello_ukm_jpg.jpg
G19_T03_Orbetello_ARR_zoom-1.jpg
5P0DmBf.jpg

Orbetello is een plaats met 14.800 inwoners in de provincie Grosseto, regio Toscane. Het is een stad die niet voor het eerst voorkomt in de Giro. In 1998 debuteerde de stad, toen vertrok de vijfde etappe hier. Die etappe zou vervolgens aankomen in Frascati, waar vervolgens Mario Cipollini zijn handjes in de lucht stak. Opvallend genoeg zal de volgende rit hetzelfde patroon volgen. We gaan namelijk een dag later ook van start in Orbetello, waarna we aankomen in Frascati. Het verschil tussen de twee ritten die 21 jaar uit elkaar liggen is dat de vierde rit van deze Giro een kilometer of 30 langer zal zijn. Nu dus voor het eerst een aankomst in de stad, gelegen aan de lagune die dezelfde naam draagt. Orbetello is opvallend gepositioneerd. Een kleine inham midden in de lagune is volledig volgebouwd, vooral vanuit de lucht ziet het er fascinerend uit. Door de dijk is de lagune in tweeën gesplitst, we spreken daarom van de Laguna di Levante en Laguna di Ponente, dit voor de volledigheid. Orbetello werd al in de zesde eeuw voor Christus bewoond door de Etrusken. Zij brachten versterkingen aan waar nog delen van te zien zijn, Etruskische muurtjes dus. Later kwamen de Romeinen hier ook nog langs en ergens in de middeleeuwen was het de hoofdstad van een door Spanje geregeerde staat met de naam Presidio. In het verleden was Orbetello dus wel enigszins belangrijk, tegenwoordig is het vooral een locatie waar veel toeristen op afkomen. Het belangrijkste bouwwerk in het centrum is de kathedraal Santa Maria Assunta, deze kathedraal vertoont Spaanse invloeden. Niet zo gek, als je de geschiedenis kent en die kennen we ondertussen een beetje. Er is ook nog een archeologisch museum in het stadje, ongetwijfeld de moeite waard. Net buiten Orbetello zien we in het water nog een opvallende verschijning. Een molen. Een Molino Spagnolo, om precies te zijn. Daar stonden er hier vroeger blijkbaar liefst negen van, maar in de loop der tijd zijn ze allemaal verdwenen, op eentje na. Buiten dat is de lagune ook een belangrijk natuurgebied waar de heremietibis overwintert. Da's een vogel. Tot zover Orbetello, morgen meer.

orbetello.jpg?__scale=w:1205,h:800,t:2,q:85

In Vinci zal het overdag 16 graden zijn. Het blijft er vermoedelijk wel droog, maar de wind gaat behoorlijk hard waaien. Windkracht vijf wordt verwacht, vanuit het noorden. Aangezien we vooral richting het zuiden fietsen zal de wind dus grotendeels in de rug staan. In Orbetello zal het ongeveer 17 graden zijn, ook daar weinig kans op regen, maar de wind waait er zo mogelijk nog harder. Het is alleen wel de vraag of de wind een beetje gunstig staat voor waaiers. Tijdens een deel van de etappe wel, maar in de finale dan weer wat minder. In de laatste kilometers langs de lagune zal de wind tegen staan, in de slotkilometer al helemaal. Eventuele waaiers zullen eerder moeten ontstaan. In de buurt van Grosseto zou dat prima kunnen, in theorie staat de wind daar schuin in de rug en er zijn ook nog eens open vlaktes. Wel wat ver van de finish, dus een regelrechte flopshow sluit ik niet uit. Al moet er met windkracht 5 wel iets gebeuren, toch? Toch? We gaan het meemaken vanaf 12:10, dan start de rit officieus. Na een korte neutralisatie volgt het echte vertrek vijf minuten later. Een uurtje later is Eurosport van de partij, de uitzending zal beginnen rond 13:15. Jeroen en Karsten zullen ons daarna een paar uur begeleiden. Het roadbook gaat uit van een aankomst tussen 17:01 en 17:29, maar met windkracht vijf in de rug gaan we ongetwijfeld wat eerder aankomen. De tv dus niet te laat aanzetten, is het devies.

Dit wordt een sprint. Met of zonder waaiers, het wordt een sprint. De groep kan groot zijn, de groep kan klein zijn, maar we gaan sprinten. Eerlijk gezegd verwacht ik gewoon een massasprint. Het is onderweg niet enorm lastig, vooral niet in het laatste deel van de rit. Het wordt lastig om de sprinters in de problemen te brengen, tenzij er waaiers ontstaan en ze de slag missen. We missen alleen in de slotfase een stuk terrein waar de wind én schuin in de rug staan én er geen bomen of andere dingen langs de kant van de weg te vinden zijn. Maar goed, het waait verder zeker wel hard genoeg. In de slotfase is het in ieder geval wel zo dat je niet te vroeg op kop moet komen, met die tegenwind. Belangrijk voor de voorbereiding van de sprint en belangrijk voor de sprinters zelf. Ewan gaat hier nog langer dan normaal in de wielen plakken, als hij niet op voorhand al in de greppel is gewapperd.
1. Ackermann. Pascal is dik in orde. Hij was vrij duidelijk de beste en dan heeft hij ook nog eens een paar sterke mannen om zich heen. Het valt niet uit te sluiten dat Ackermann een heleboel ritten gaat winnen tijdens deze Giro. De andere ploegen gaan iets anders moeten bedenken om hem te verslaan. Ik heb alleen geen idee hoe goed hij is als het een beetje waait, maar zoals gezegd onderschat ik hem niet meer. Kan hij vast ook wel. Wint gewoon z'n tweede rit, prima.
2. Viviani. Elia kwam een beetje tekort. Zelfs de magische trui kon hem niet redden. Het lijkt me dat dit het scenario gaat worden tijdens de hele Giro. Goed, Ackermann kan altijd een keer waardeloos gepositioneerd zijn, maar normaal komt Viviani dus niet in de buurt. Zeker niet tijdens de eerste etappes. Het blijft Ackermann z'n eerste grote ronde, dus misschien dat de krachten na een aantal dagen wat wegvloeien. We zitten alleen nog aan het begin, Ackermann is fris en Elia komt niet in z'n buurt. Een nieuwe tweede plaats, staat genoteerd.
3. Gaviria. Tijdens de vorige rit vierde en dat zal normaal ook zijn plaats zijn tijdens de rest van de Giro. Het begon nog zo goed bij de Emiraten, maar ondertussen kunnen we voorzichtig de conclusie trekken dat hij beter bij Quick Step had kunnen blijven. Geen idee wie de dokter is bij UAE-Emirates, maar hij is duidelijk niet zo goed als José Ibarguren Taus. Enfin, normaal vierde dus. Nu een keer derde, want ik heb besloten dat Ewan in de mongolenwaaier eindigt. Zelfs als die er niet is.
4. Cimolai. Zesde geworden in de vorige sprint, niet slecht voor een renner van een procontinentale ploeg. Dat hij in vorm was liet hij voorafgaand aan de Giro al zien. In Castilië en Leon maakte hij vooral indruk, daar eindigde hij van voren terwijl het behoorlijk slecht weer was. Regen en wind, ellende. Nu krijgen we dus ook wind, schijnt het verhaal te zijn. Daar kan hij dus blijkbaar mee omgaan, dus mogen we nu ook weer rekening met hem houden.
5. Demare. Mijn vorige voorspelling klopte bijna helemaal, alleen Arnaud reed mijn karretje in de poep. Waarschijnlijk omdat ik altijd onaardige dingen zeg over Arnaud. Altijd terechte teksten, maar wel onaardig. Om mij helemaal dwars te zitten wilde hij eigenlijk natuurlijk winnen, maar daar is ie niet goed genoeg voor. Jammer Arno! Dat wordt weer een mooie vijfde plaats, knul.
naatje_1dinsdag 14 mei 2019 @ 10:19
SPOILER: Tappa 4: Orbetello - Frascati, 235 km
Tappa 4: Orbetello - Frascati, 235 km

In een grote ronde werkt het vaak zo dat er geen waaiers komen als iedereen waaiers verwacht. Dat was ook nu weer het geval. Het waaide de hele dag wel, maar geen enkele ploeg ondernam een poging om de boel aan flarden te fietsen. Vooraf waren de ploegen wel nerveus en mede daarom waren er maar weinig renners met zin om in de vroege vlucht te gaan zitten. Uiteindelijk was het Sho Hatsuyama, bijnaam Shostopper, die in z'n eentje in de aanval ging. Niemand volgde hem en dus kreeg hij uitgebreid de kans om het nieuwe truitje van Nippo-Vini Fantini aan het publiek te tonen. De eenzame Japanner kreeg een flinke voorsprong. Achter hem deed het peloton het rustig aan. Ondanks het feit dat de wind een groot deel van de dag in de rug stond reden we langzamer dan het langzaamste schema. Op een kilometer of 70 van het eind werd Hatsuyama weer ingerekend en daarna was het wachten op het ons voorspelde waaierspektakel. Dat spektakel kwam alleen niet. In de buurt van Grosseto was er wat open terrein, maar men werkte deze kilometers gegroepeerd af, zonder te versnellen. In de finale zou er nog een stuk volgen waar het eventueel in waaiers kon worden getrokken, maar ook dat viel in de praktijk reuze mee. Dus reden we op een vrij kalme manier naar de finish. Pas in de laatste kilometers gebeurde er wat, er gingen een paar renners op de grond liggen. Daardoor reed er een wat kleinere groep naar de finish. In aanloop naar de sprint leek Groupama-FDJ goed werk te verrichten, maar ze kwamen uiteindelijk toch wat te kort. De lastige chicane op 450 meter van het eind leverde verrassend genoeg geen valpartijen op, wel verloor Ackermann hier eigenlijk al de sprint. Hij kwam te vroeg op kop te zitten en ging ook te vroeg aan. Viviani zat in z'n wiel, terwijl er nogal veel tegenwind stond. Lachend reed Viviani hem voorbij, waarbij hij wel nog een zwieper naar links maakte. Een zwieper die hem duur zou komen te staan. Hij kwam als eerste over de streep, voor Gaviria en Demare. Moschetti, die uit moest wijken voor Viviani, werd achter Ackermann vijfde. Vrij snel na de finish bleek dat de jury geen moeite heeft om de Italiaanse kampioen te deklasseren. Dankzij zijn manoeuvre staat hij nu 73e in de daguitslag, terwijl Gaviria een plaatsje opschuift. Winst voor de Colombiaan, zonder te winnen. Een onverwacht succes voor UAE-Emirates en een grandioze woedeuitbarsting van Viviani, Bramati, Lefevere en co. Nadat er al frustatie was wegens het mislopen van de ritzege een dag eerder is de normaal vrij kalme, grijze en saaie Viviani nu pisnijdig. Hij zal nog even moeten wachten om sportieve revanche te nemen, rit 4 is een wat lastigere rit, met een aankomst die naar het zich laat aanzien niet helemaal op zijn maat gesneden is. We krijgen waarschijnlijk eerder de puncheurs te zien. Een van die puncheurs, Enrico Battaglin, was een van de slachtoffers van de valpartij aan het eind. Ook Tao Geoghegan Hart en Jan Hirt verloren tijd, daarnaast liep ook de nummer 4 van vorig jaar, Richard Carapaz, achterstand op door een lekke band aan het eind. Toch nog wat interessante ontwikkelingen, ondanks het feit dat het een waardeloze rit was. Hopelijk wordt de volgende rit een stuk leuker.

T04_Frascati_MOD_plan_zoom.jpg
T04_Frascati_MOD_alt_jpg.jpg

We gaan van start waar we een dag geleden zijn geëindigd. In het centrumpje van Orbetello wordt de vierde rit in gang geschoten. Ik heb al heel wat verteld over Orbetello, maar ik had wel nog even over het hoofd gezien dat de afdeling toeristische propaganda een prachtige manier heeft gevonden om de vorm van Orbetello te omschrijven: het lijkt op een boot, of met een beetje fantasie zelf op een amandel. Ja, vast wel, als je maar genoeg lokale wijn drinkt lijkt het overal op. Als je trouwens toch aan de zuip gaat moet je zeker even bij een van de vele barretjes of restaurantjes gaan eten, want aangezien er toch zoveel water in de buurt is kun je hier vele lekkere gerechten met vis eten. Gerookte paling is blijkbaar een lokale specialiteit. Buiten dat zijn er ook pastagerechten, bijvoorbeeld de tortelli maremmana. Tortellinidingen gevuld met spinazie en ricotta, klinkt niet slecht. Beetje wild zwijn erbij, dat schijnt ook bij deze streek te horen. De organisatie probeert Orbetello af te schilderen als een ideale uitvalsbasis voor een vakantie. Je hebt natuurlijk een aantal stranden in de buurt, je kan het water op, er is een natuurgebied en er zijn verschillende fraaie dorpjes in de buurt. Je kan bijvoorbeeld naar Porte Ercole, daar hadden Juliana en Bernhard blijkbaar ooit een buitenverblijf. Dat kregen ze ooit gratis en werd later verkocht voor een miljoen of 10, de koninlijke familie kent dus meer pandjesprinsen. Tijdens de vorige rit kwamen de renners door Fonteblanda, daar even verderop is het dorpje Talamone te vinden. Mooi dorpje met wat oude stadsmuren en een historisch centrumpje. De andere kant op kun je ook naar Ansedonia gaan. Daar bovenop een heuvel komen we Cosa tegen, wat vroeger een Romeinse nederzetting was. Er zijn nog wat ruïnes over, zeker de moeite waard. Je moet er ook wel naartoe als je hier bent, want in Orbetello zelf ben je snel klaar.

orbetello%20air.jpg

Tijdens de neutralisatie rijden de renners dwars door Orbetello, over het inhammetje dat de vorm zou hebben van een boot. Buiten de stad slaat men linksaf, waarna de neutralisatie nog even verdergaat over een brede en rechte snelweg. Vervolgens slaat het peloton rechtsaf waarna de koers echt begint. In het begin van de rit rijden we richting het oosten, over brede en rechte wegen die ook nog eens vlak zijn. Het terrein is ook nog eens volledig open, deze weg hadden we beter tijdens de vorige rit kunnen nemen. De eerste 12 kilometer van de rit gaat het rechtdoor, tot in Marsiliana. In dit dorp gaan we bij een rotonde links, waarna het nog een kilometer of 15 vlak blijft, terwijl de weg wel wat bochtiger worden. Draaien en keren, vooral als we in de buurt van Manciano komen. In de buurt van dit fraaie dorpje boven op een heuvel gaan we klimmen. Niet de enige van de dag, maar boven op deze eerste bult van de dag liggen wel de enige bergpunten van vandaag. In totaal is de klim acht kilometer lang, in deze kilometers gaat het aan 4% gemiddeld omhoog, waardoor het een redelijk makkelijke lijkt. Klopt ongeveer, maar het is nog wel de moeite van het vermelden waard dat het een aantal kilometer vals plat is, waarna het in de laatste meters van de klim richting Manciano nog even wat steiler omhoog gaat. Na de passage in dit fraaie dorpje, tevens de geboorteplaats van Massimiliano Lelli, volgt er een korte afdaling die door het nodige bochtenwerk vrij pittig is. De afdaling wordt opgevolgd door een stukje in stijgende lijn, waarna het nog een tweede keer kort naar beneden gaat. Vervolgens gaan we op weg naar Pitigliano, een van de mooiste dorpjes van Toscane. De weg richting Pitigliano lopt licht omhoog, waarna het weer kort naar beneden gaat zodra het dorp in beeld komt. Het is een opvallend dorp, want het is bovenop een rotspartij gebouwd. Rotsen van tufsteen, jawel. De Etrusken zagen al dat dit een handige plaats was om te bebouwen. Bovenop de heuvel zijn wat stadsmuren gebouwd en een flink aantal fraaie gebouwtjes. Onder de stad schijnt er dan weer een heel gangenstelstel te zijn, waar vooral wijn wordt bewaard. Dat tufsteen is nogal makkelijk om een stuk uit te hakken, in de hele stad zie je allerlei garages die zijn uitgehakt in het steen. Die garages komen de renners tegen als ze na het korte afdalinkje weer omhoog fietsen, de stad in. Die matige nieuwe interviewer van Eurosport vraagt vaak aan de renners of ze genieten. Het antwoord is altijd nee, want natuurlijk geniet je niet als je een grote ronde aan het fietsen bent. Deze locatie is dan alleen wel weer geschikt om heel even kort van te genieten. Na 50 kilometer koers kan dat wel.

000.jpg
pitigliano3.jpg

Boven op de heuvel in Pitigliano zijn we eigenlijk nog lang niet boven. De komende 13 kilometer gaat er geklommen worden richting Poggio Evangelista. Het stijgt gemiddeld aan 3%, wat niet wil zeggen dat het continu makkelijk is. Er zitten een aantal vlakke stukken tussen, daardoor gaat het ook een aantal keer wat steviger omhoog. Op de grens van Toscane en Lazio, na 63 kilometer, komen we boven op deze klim. Eenmaal in Lazio gaan we de komende kilometers vooral naar beneden rijden, met wel nog een paar hellende stroken tussendoor. De weg waar we ons op bevinden is behoorlijk nieuw, het asfalt ligt er nog prima bij. Aangezien het verder nooit enorm steil naar beneden gaat en er weinig lastige bochten zijn, is het de komende kilometers heerlijk fietsen. Naarmate we dichter in de buurt komen van Tuscania wordt het steeds vlakker, al blijft het terrein toch wel licht glooiend. In dorpen als Marinello en Piansano komen we wat bochten tegen, maar verder gaat het toch vooral rechtdoor verder. Buiten Piansano verlaten we de mooie nieuwe weg en rijden we verder over een iets oudere weg, die iets meer aan slijtage onderhevig is. De weg leidt naar Tuscania, waar we na 93 kilometer passeren. Opmerkelijk genoeg ligt Tuscania niet in Toscane, best verwarrend. We bevinden ons in de provincie Viterbo, regio Lazio. Tuscania is een oud stadje waar nog het nodige bewijs te vinden is dat hier Etrusken hebben gewoond. Daarnaast is er nog een heleboel moois te vinden dat in de middeleeuwen is gebouwd. Was vroeger een belangrijk dorpje, dicht bij de zee, waar diverse handelroutes liepen. Gebouwd op een heuveltje natuurlijk. Wat uit de tijd van de Etrusken nog bewaard is gebleven zijn enkele sarcofagen, waar rijke inwoners van Tuscania die kwamen te overlijden in gestopt werden. Een beeld van zichzelf boven op de sarcofaag, liggend, alsof ze aan het eten waren.

Tuscania-citt%C3%A0-1.jpg

In 2015 kwam de koers ook door Tuscania. Dat is op zichzelf niet zo opvallend, wel is het opmerkelijk dat we de komende 100 kilometer dezelfde route gaan volgen als in 2015. Vier jaar geleden tekende de organisatie een rit uit van 264 kilometer tussen Grosseto en Fiuggi. Na 95 kilometer kwamen de renners toen door Tuscania en daarna werden ze over dezelfde glooiende wegen gestuurd als nu. Aangezien de organisatie aan recyclen doet ga ik hun uitstekende voorbeeld volgen. Waarbij ik toch altijd tot de pijnlijke conclusie komen dat ik het mezelf een paar jaar geleden veel makkelijker maakte. Voorbij Tuscania is het een tijdje zo goed als vlak, waarna de weg richting de eerste tussensprint van de dag omhoog begint te lopen. Het gaat in totaal zeven kilometer omhoog aan een procent of drie, met tussendoor ook hier weer een paar zwaardere stroken. Ergens halverwege rijden we door Vetralla, waar na 115 kilometer de eerste tussensprint van de dag ligt. Na een afdaling van een paar kilometer gaat het weer een heel stuk vooral rechtdoor over wat vlakkere wegen. Aan het eind van de afdaling komen de renners langs Capranica, weer zo'n typisch dorpje gelegen op een heuvel. Nog een paar linke bochten hier, maar daarna komen we weinig tegen tot het Autodromo di Vallelunga. Hier lag in 2015 een tussensprint, nu niet. Na 150 kilometer passeren we langs dit circuit dat wel eens wordt gebruikt door teams uit de Formule 1 om te testen. Het circuit is vernoemd naar Piero Taruffi, dat schijnt vroeger een goede courreur te zijn geweest.

5139-lautodromo-piero-taruffi-di-vallelunga.jpg

Na dit circuit dus weer een klimmetje, maar veel stelt dat niet voor. Vier kilometer aan een procent of drie, schijnt het te zijn. Daarna een licht dalend stukje richting Castelnuovo di Porto. Voorbij dit plaatsje dalen we nog wat verder richting een klimmetje waar in 2015 nog wat bergpunten te verdienen vielen. Dat is nu niet zo, maar we gaan alsnog richting Monterotondo. Een korte klim van anderhalve kilometer aan een procent of zes, vervelend dingetje. Na 183 kilometer komen de renners boven in dit stadje met 34.000 inwoners. Ze rijden vervolgens verder naar Mentana, waar drie kilometer later de tweede tussensprint van de dag volgt. In de straten van Mentana loopt de weg nog wat verder omhoog, het zal dus geen vlakke tussensprint zijn. Na de tussensprint gaat het een tijdje naar beneden, waarna het ook weer even kort vals plat omhoog gaat. Vervolgens krijgen we te maken met heel wat vlakke kilometers. Over brede wegen rijden we dwars door het Romeinse platteland. Via Guidonia rijden we tussen Tivoli en Tivoli Terme door. Af en toe een rotonde, af en toe een bocht. Verder toch vooral rechtdoor, zonder hoogteverschil. Na ongeveer 208 kilometer rijden we door Villaggio Adriano. Even verderop in de heuvels ligt Villa Adriana, een uitgestrekte residentie die de Romeinse keizer Hadrianus tussen 126 en 134 liet aanleggen. Een deel ervan is nog bewaard gebleven, best ziek allemaal.

coopculturae_id_sito_75_207.jpg

Na Villaggio Adriano blijft het nog een tijdje vooral rechtdoor gaan. Er wordt koers gezet richting Gallicano nel Lazio en richting dit dorpje gaan we in 10 kilometer tijd 150 meter hoger uitkomen. Het gaat dus een tijd vals plat omhoog. We zijn ondertussen afgeweken van het parcours van 2015 en gaan nieuwe wegen verkennen. De weg die we nu volgen is breed en wordt omgeven door flink wat bomen. De strook vals plat lijkt bijna oneindig, het blijft steeds maar een beetje zeurend verder omhoog lopen. In de buurt van Gallicano, na 217 kilometer koers, gaat het even kort naar beneden. De renners slaan rechtsaf en dan gaat het weer anderhalve kilometer omhoog. Dit korte klimmetje heeft één verdomd steile bocht, maar verder is het weer vals plat. Eenmaal boven moeten de renners nog over een viaduct en een spoorbrug, waardoor het wat op en af gaat. We rijden richting Colonna en de weg daarnaartoe wordt gekenmerkt door talloze wijngaarden langs de kant van de weg. Het gaat voornamelijk rechtdoor, maar helemaal vlak wil het niet worden. In Colonna gaat de weg zelfs weer een kilometer omhoog, een pittig klimmetje aan een procent of zes met een paar steile stroken tussendoor. Het is toch best een venijnige finale, stiekem.

1200px-Colonna_-_Panorama_2.JPG

Na het klimmetje in Colonna is het nog tien kilometer fietsen tot de finish. Het gaat eerst eventjes naar beneden, waarna een nieuwe strook van anderhalve kilometer bergop volgt. Het gaat aan een procent of vier omhoog, toch best lastig. Na dit klimmetje is het even vlak, de renners stuiten vervolgens op een rotonde waar ze de rechterkant moeten aanhouden. Na deze rotonde duurt het niet lang voor het weer vals plat omhoog gaat lopen. Tot op vijf kilometer van de streep blijft het stijgen, waarna men een nieuwe rotonde tegenkomt. Hier volgt een bocht naar rechts en een duik naar beneden. Het gaat een kilometer rechtdoor naar beneden, tot aan de volgende rotonde. Hier moeten we dan weer linksaf slaan, waarna het 600 meter rechtdoor gaat. Vals plat omhoog, want vlak doen we niet meer aan. Kort achter elkaar krijgen we dan weer met twee rotondes te maken. Bij de eerste gaan we rechtdoor, bij de tweede slaan we rechtsaf. Inmiddels bevinden we ons op drie kilometer van de streep en het gaat weer even naar beneden. Vrij snel volgt de volgende rotonde, waar het naar links gaat. Na een paar meter rechtdoor te hebben gereden volgt er weer een rotonde, waar we rechtdoor gaan. Daarna komen we bijna direct bij de volgende rotonde uit, waar het dan weer naar links gaat. We bevinden ons nu op twee kilometer van het einde en hier begint de laatste klim van de dag. Het gaat direct aan 7% omhoog, het steilste stuk van het laatste klimmetje zit meteen aan het begin. Na dit brutale begin vlakt het vrij snel af, maar vervolgens loopt het weer wat steviger omhoog. Dit tweede steile stukje is korter en wordt opgevolgd door een stuk dat bijna volledig vlak is. Pas richting de boog van de laatste kilometer loopt de weg weer wat meer omhoog. Voor de laatste kilometer begint krijgen we nog wel te maken met een flauwe bocht naar rechts en een scherpere naar links. Eenmaal onder de vod door gaat het een paar hectometer rechtdoor, terwijl het aan een procent of drie omhoog blijft lopen. Op 700 meter van het eind volgt er een bocht naar rechts, waarna er nog even kort een wat steiler stukje van 5% volgt. Dit duurt niet lang, het zwakt al snel weer af richting 3%. Dit blijft zo tot de finish. In de laatste meters van de rit zit er nog wat bochtenwerk verstopt. We maken een lange bocht naar links. Het is amper recht tot aan de finish, pas in de laatste 100 meter gaat het volledig rechtdoor.

T04_Frascati_ARR_zoom.jpg
T04_Frascati_ukm_jpg.jpg

Deze typisch Italiaanse finale eindigt in de stad Frascati. Een plaats met 22.000 inwoners in de provincie Rome, regio Lazio. De stad is gebouwd op een van de Albaanse heuvels, een gebergte van vulkanische origine. Het is een stad die enige affiniteit heeft met wielrennen. Niet in de laatste plaats omdat er in de stad ooit een WK wielrennen werd georganiseerd. Dat was wel lang geleden, in 1955. De Belg Stan Ockers ging toen met de titel aan de haal. Ook in de Giro heeft Frascati een geschiedenis. Vier keer eerder kwam er een rit aan in de stad. In hetzelfde jaar dat het WK passeerde kwam er hier ook een Girorit aan, dat moet een goed jaar zijn geweest voor de lokale gemeenschap. De Spanjaard Bernardo Ruiz won die rit in de Giro. Twee jaar later kwam de Giro terug en toen ging de iets bekendere Spanjaard Miguel Poblet er met de zege vandoor. Daarna moest Frascati meer dan 30 jaar wachten op een nieuwe aankomst. In 1998 kwam de Giro terug. Mario Cipollini won, de gedroomde winnaar. Tijdens de laatste passage in Frascati kregen we dan weer te maken met een iets minder gedroomde winnaar. Robert Förster won, voor Hushovd en Petacchi. Die rit was wel iets makkelijker dan de rit van vandaag, anders had Förster natuurlijk nooit kunnen winnen. Wat opvalt aan de stad Frascati is dat de mensen die hier geboren worden vaak briljante namen hebben. Zo komt de mij tot een paar seconden geleden onbekende renner Adriano Angeloni hier vandaan. Ook Francesca Lollobrigada is afkomstig uit Frascati. Zij doet iets met schaatsen ofzo, geen idee, boeit niet, het gaat om de naam. Ook Amedeo Amadei komt uit Frascati, dat was lang geleden een voetballer van AS Roma en het Italiaanse elftal. En dan is er ook nog eens een Bonaparte geboren in Frascati! Jawel, familie van Napoleon. Frascati staat bekend vanwege de vele villa's die er in en rond de stad te vinden zijn. In een van die villa's, de Villa Parisi, woonde Pauline Bonaparte. Dat was dan weer de zus van Napoleon. Best een decadent stadje, dat Frascati. Morgen meer, want dan gaan we hier van start.

Villa-Aldobrandini-Frascati.jpg

In startplaats Orbetello wordt het overdag 18 graden. Het zal nog steeds hard waaien, maar wel iets minder hard dan gisteren. Kans op regen is er niet. Zodra we Orbetello verlaten en verder naar het zuiden fietsen neemt de wind in kracht af. In Frascati waait het helemaal niet hard. Het zonnetje schijnt er ook iets minder fel, slechts 16 graden. Minieme kans op neerslag, het blijft gewoon droog dus. Het is een lange rit, dus gaan we vroeg van start. Om 11:15 vertrekken de renners voor een stukje neutralisatie van een kwartier. Om 11:30 begint het dus officieel en wij krijgen beelden vanaf 13:15. Eerlijk gezegd lijkt het me niet de moeite waard om deze rit bijna volledig integraal te kijken. De aankomst wordt verwacht tussen 16:57 en 17:23. Als je rond een uur of vier inschakelt ben je waarschijnlijk ruim op tijd. De finale kan nog wel interessant worden, alles daarvoor wat minder.

In eerste instantie zou deze rit een andere finale hebben. Een vlakkere aanloop en daarna een kilometer of vier klimmen richting Frascati. Dat hebben ze omgegooid, waardoor we nu een finale hebben met allemaal korte klimmetjes en uiteindelijk een laatste klim van twee kilometer. Of het direct heel veel makkelijker is geworden weet ik niet. Het is een lange rit, dus alle inspanningen onderweg kunnen aan het eind door gaan wegen. Continu op en af is waarschijnlijk wel wat vermakelijker dan een massasprint richting de voet van de laatste klim. De aankomst is lastig, maar niet extreem lastig. Sprinters die goed vooraan worden afgezet en beschikken over een fatsoenlijke conditie doen hier mee om de dagzege. Al is dat makkelijker gezegd dan gedaan. In totaal bevat de rit toch bijna 3000 hoogtemeters, verspreid over 235 kilometer. Op een van de laatste klimmetjes van de dag, bijvoorbeeld in de buurt van Colonna, zouden er best al eens jongens kunnen afhaken. Het is een beetje lastig in te schatten. Ik ga er toch maar vanuit dat het net wat te lastig is voor jongens als Ackermann en Viviani. We krijgen de puncheurs en beter klimmende sprinters aan het werk te zien. Denk ik. Weet ik veel joh. Kan ook gewoon naar de vluchters gaan, als ploegen als Bora en Lotto-Soudal geen zin hebben om te achtervolgen.
1. Ewan. Met tegenzin zet ik de naakte molrat op 1. In Turkije liet hij zien dat hij een man is voor dit soort aankomsten. Ook in het verleden heeft hij zich wel eens van voren laten zien in vergelijkbare ritten, dit jaar op Hatta Dam nog bijvoorbeeld. Bovendien heeft hij na twee mislukte sprints iets goed te maken. Vooral in Orbetello leek het helemaal nergens op wat hij liet zijn.
2. Moschetti. Waarschijnlijk sla ik nu een beetje door, maar dit zou zomaar een goede rit kunnen zijn voor Moschetti. Op papier is dit in ieder geval een aankomst voor hem. De afstand is natuurlijk wel weer een ander verhaal, plus het feit dat het een grote ronde is. Zou dus prima kunnen dat hij vroeg lost en 128e wordt, maar als hij weet te overleven tot aan de slotklim is het iemand om ernstig rekening mee te houden. Liet vorig jaar zien dat hij dit soort klimmetjes aankan, al was dat wel op een lager niveau. Dit jaar liet hij dan vooral op Hatta Dam een teken van leven zien. Ik dacht dat hij slechte benen had in aanloop naar de Giro en dat leek bevestigd te worden tijdens de eerste sprintrit. Toch herpakte hij zich knap, zonder de zwieper van Viviani was hij misschien wel bij de eerste drie geëindigd tijdens de vorige rit. Opportunistisch als ik ben noteer ik hem daarom nu.
3. Cimolai. Komt tijdens de vlakke sprints nog wel wat tekort ten opzichte van de grote kanonnen. Daarom moet hij het tijdens deze rit nog maar eens proberen. In een verder verleden, toen hij nog bij Lampre reed, kon hij nog wel eens wat laten zien tijdens dit soort etappes. Won nog een keer zo'n lastig ritje in Parijs-Nice, al is dat ook zo ongeveer zijn enige wapenfeit meteen. Maar afijn.
4. Vendrame. Het wordt tijd dat de jongens van Savio zich eens gaan tonen. Ik begin ongeduldig te worden. Vendrame komt tot nu toe niet in het stuk voor, maar dat is geen schande. Dit is alleen wel een etappe waar hij zich moet laten zien. Als hij dat tijdens deze Giro niet voor elkaar krijgt gaat het geen renner voor de World Tour worden. Die stevige stelling gooi ik er zomaar even in. Hoppa.
5. Ulissi. Een usual suspect voor dit soort aankomsten. Je zou ook aan Battaglin en Lobato kunnen denken, maar Lobato heeft volgens mij weer eens geen benen en Battaglin kwam tijdens de vorige rit ten val. Daarom schuif ik Ulissi naar voren, al denk ik dat dit eigenlijk nog net iets te makkelijk is voor hem. Er komen nog wel ritten die hem beter liggen.
naatje_1maandag 20 mei 2019 @ 10:21
SPOILER: Tappa 5: Frascati - Terracina, 140 km
Tappa 5: Frascati - Terracina, 140 km

De vierde etappe met aankomst in Frascati kende een rustige aanloop. In het begin reden drie renners weg, drie onbeduidende Italianen van de procontinentale Italiaanse ploegen. Ze kregen een grote voorsprong en heel kort leek het er even op dat ze misschien wel voor de ritzege mochten gaan. Uiteindelijk schoot het peloton toch in gang. Ploegen als UAE-Emirates en Bora gingen controleren. Dat leverde uiteindelijk het gewenste resultaat op, de koplopers werden uiteindelijk weer bijgehaald. Damiano Cima haakte vooraan als eerste af, Marco Frapporti en Mirco Maestri hielden het nog een tijdje langer vol. De rit kende onderweg wat beklimmingen, maar spanning en sensatie kwam er niet tot de absolute slotfase begon. De laatste 25 kilometer van de rit waren vrij pittig. Daardoor werd het peloton een beetje nerveus en dit leidde uiteindelijk tot meerdere valpartijen. Koerstechnisch gebeurde er niet veel wat de moeite waard was, al het spektakel moest weer eens van een paar tuimelpertes komen. Bij een valpartij op 12 kilometer van het eind zagen we dat James Knox weer eens op de grond lag. Even later werden de koplopers ingerekend, waarna het peloton steeds harder begon te rijden in de omgeving van Frascati. Het was nerveus in het peloton en een van de meest nerveuze renners was Salvatore Puccio. Bij ieder shot van boven zag je dat Puccio aan het omkijken was, vermoedelijk op zoek naar een van zijn ploeggenoten. Het lukte hem blijkbaar een paar kilometer lang niet om die ploeggenoot te vinden en dat had zware gevolgen. Op iets meer dan zes kilometer van het eind keek Puccio weer eens om, maar toen hij weer vooruit keek was er een mannetje voor hem uitgeweken en die kon hij niet meer op tijd ontwijken. Een valpartij was het logische gevolg, met enkele slachtoffers tot gevolg. Dani Navarro was het zwaarst getroffen, hij ligt nu in het ziekenhuis met meerdere breuken, een geperforeerde long en nog meer ellende. Ook ONZE Tom lag erbij, hij kwam vrij snel na de valpartij in beeld met een bebloede knie. Kracht zetten lukte blijkbaar niet meer en dus zagen we hem op een laag tempo naar de finish rijden. Aan het eind verloor hij meer dan vier minuten, de Giro gaat hij dit jaar dus niet winnen. Terwijl we beelden te zien kregen van deze valpartij reden de overgebleven renners verder. Een paar meter verderop ging het toen blijkbaar weer mis, ditmaal bij een rotonde. Onder meer Landa en Yates kwamen buiten beeld ten val. Toen de camera weer naar voren ging zagen we ineens nog maar een klein groepje vooraan van een man of 15. Totale chaos, ontstaan door een paar stompzinnige valpartijen. Sprinters als Viviani, Ackermann, Demare en Ewan waren mee, van de klassementsrenners hadden Roglic en Carapaz de slag overleefd. Roglic met dank aan Tom Leezer, die daadwerkelijk een keer goed werk leverde. Groupama-FDJ had nog een paar mannetjes over en zij reden hard op kop richting het laatste klimmetje van de dag. Ook UAE-Emirates was goed vertegenwoordigd met drie renners. Ulissi zou daar de sprint moeten doen en hij wilde wel graag van de echt rappe mannen af, daarom stuurde hij zijn jongens naar voren op dat laatste klimmetje. Viviani moest er meteen af en later zagen we ook Demare afhaken. Marcato reed hard op kop en daarna nam Valerio Conti het over. Conti gaf alles wat hij had, maar Richard Carapaz voelde dat het tempo wat stoke. Daarom ging hij op een meter of 400 in de aanval. Ulissi zat praktisch in z'n wiel, maar reageerde niet. Ook Roglic reageerde niet. Ewan had nog wat over, maar de Australiër probeert altijd eerst van anderen te profiteren voor hij zelf actie overneemt. Gelukkig werd dit gedrag keihard afgestraft. Hij ging nog wel in de achtervolging op Carapaz, maar dat kwam te laat. De Ecuadoriaan behield zijn voorsprong en kwam als eerste over de streep. Hij herhaalt zijn kunstje van vorig jaar. Eerst de Ronde van Asturië winnen en daarna een rit in de Giro. Na zijn tijdsverlies in de vorige etappe door een lekke band staat hij er nu weer beter voor. Het zou zomaar kunnen dat hij zijn vierde plaats van vorig jaar gaat bevestigen, zeker nu Tom Dumoulin wegvalt. Achter Carapaz werd de laffe Ewan tweede. Ulissi werd derde, Roglic drong niet echt aan en werd zesde op twee seconden van Carapaz. Achter hem liep een groep met Miguel Angel Lopez en Simon Yates binnen op 18 seconden. Weer wat tijdswinst voor Roglic, die nu meer dan een halve minuut voorsprong heeft op zijn concurrenten. Een betekenisloze rit die ineens heel veel betekenis kreeg door wat valpartijen. Het is jammer dat het zo moet, maar ook dat is wielrennen. Na deze dag die ervoor heeft gezorgd dat de vlaggen in Nederland massal halfstok hangen gaan we verder met een korte en simpele rit. 140 kilometer en bijna geen heuvels onderweg, we gaan sprinten.

G19_T05_Terracina_plan_zoom.jpg
G19_T05_Terracina_alt_jpg-1.jpg

In het vervolg gaat Frascati door het leven als de stad waar Tom Dumoulin het onderspit dolf. Als Dumoulin een beetje verdrietig is kan hij in deze stad in ieder geval wel prima zijn verdriet verdrinken, want Frascati is toch ook vooral bekend van de witte wijnen met dezelfde naam. Blijkbaar maakten ze hier in de vijfde eeuw voor Christus al wijn, het zou zelfs de favoriete wijn van de Romeinen zijn geweest. Ze maken hier in ieder geval DOC-wijntjes, wijn met een kwaliteitslabel. Moet wel heel gek lopen wil het dan niet fantastisch zijn. Ze maken hier overigens niet alleen wijn, in Frascati zijn ze behoorlijk veelzijdig. Blijkbaar heeft het bedrijf INFN hier de eerste Italiaanse deeltjesversneller gemaakt. Datzelfde bedrijf heeft hier nog steeds een laboratorium zitten, waar ze zich met dit soort dingen bezighouden. Daarnaast heeft het ESA, de European Space Agency, hier het ESRIN laten vestigen. Het ESA Centre for Earth Observation, ze houden zich dus vooral met de aarde zelf bezig. Via informatie van satellieten meer te weten komen over de aarde, ofzo. Daarnaast is er ook nog een astronomisch observatorium in de heuvels rond Frascati, de renners passeren dat complex in het begin van de rit. Ze hebben in dit stadje dus in ieder geval meer dan alleen een boel villa's, al zijn dat toch wel de meest opvallende dingen uiteindelijk. Hoewel, dat kerkje in het centrum is ook niet lelijk.

Frascati_1_BW.JPG

De rit is dan wel kort en relatief eenvoudig, maar in de eerste kilometers lijkt het daar zeker niet op. Starten doen de renners in de straat waar de vorige rit eindigen. Direct tijdens de neutralisatie begint de weg al omhoog te lopen en ook als de koers officieel begint wordt het voorlopig niet vlak. Het gaat pardoes omhoog, 8 kilometer aan 4,5%. Niet fijn om mee te beginnen, maar aangezien het verder een relatief makkelijke rit is zal er hier niet direct oorlog worden gemaakt. Alleen de jongens die in de vlucht van de dag willen zitten kunnen hier het tempo omhoog gooien, maar de afgelopen dagen was de vlucht snel weg. Aangezien dit een ideale kans voor de sprinters lijkt zullen er ook nog wel weer wat C-artiesten van de Italiaanse procontinentale ploegen de enige gegadigden zijn. Tijdens de klim rijden de renners door fraaie dorpjes als Monte Porzio Catone en Monte Compatri. In Monte Comprati verlaten de renners de doorgaande weg en rijden ze via een smalle passage verder richting Rocca Priora. Buiten het dorp belanden ze in een donker bos, waar de weg af en toe nog wel wat steiler omhoog lijkt te lopen dan 4,5%. Als er wat sterke mannen zijn die in de vlucht van de dag willen zitten krijgen ze uitgebreid de gelegenheid om iets te forceren. Na acht kilometer komen we boven in Rocca Priora. Buiten dit dorpje volgt er een korte afdaling over een weg met behoorlijk slecht asfalt. Lang duurt dit niet, want al snel slaat iedereen rechtsaf waarna het even een paar kilometer vlak is. Vervolgens gaat het over dezelfde weg, die wel voorzien is van fatsoenlijk asfalt, nog een aantal kilometer verder naar beneden zonder veel noemenswaardigheden. Aan het eind van de afdaling rijden we door Grottaferrata, waar er bij een rotonde een bocht naar links volgt. Direct na deze rotonde loopt de weg weer omhoog, de klim richting Rocca di Papa is begonnen. Deze tweede klim van de dag is 5,5 kilometer lang aan iets meer dan 6% gemiddeld. Merkwaardig genoeg vallen op deze en de vorige klim geen bergpunten te verdienen. Dit ongetwijfeld om te voorkomen dat een mindere god uit de vroege vlucht veel punten pakt, maar toch apart. De top van deze toch behoorlijk pittige klim bereiken de renners na 25 kilometer. In de buurt van de top zien ze boven op de heuvel Rocca di Papa liggen. Een waanzinnig mooi beeld. Karsten Kroon vindt dit ongetwijfeld schitterend.

5872149175_0e8d484f05_b.jpg

De klim zal niet voor alle renners onbekend zijn, want in de helaas ter ziele gegane wedstrijd Roma Maxima kwam deze klim net als de vorige klim voor. Alleen ging men tijdens deze wedstrijd nog wat verder naar boven, dwars door Rocca di Papa. Dat doen we nu niet, we rijden eigenlijk langs de heuvel af en bereiken het hogergelegen deel van het dorp niet. Richting de top wordt de weg even smal, maar zodra de afdaling begint is de weg weer breed. Het is een korte afdaling van een kilometer of twee, met een paar bochten. Tijdens een van die bochten wordt de weg in tweeën gesplitst, verder zijn we zo beneden. Bij een rotonde gaat het naar links en dan volgt er een glooiende strook van vijf kilometer. Paar keer omhoog en omlaag, voordat de echte afdaling begint. Deze afdaling die over een brede maar bochtige weg leidt is een kilometer of zeven lang. Het is een vrij makkelijke afdaling, die de renners laat uitkomen in Velletri. Er staat hier een gave poort, die ze de Napelse Poort noemen. Tevens komt de beste Italiaanse wielrenster van het moment hier vandaan, Marta Bastianelli. Na wat bochten en rotondes in en rond Velletri loopt de weg nog een aantal kilometer verder naar beneden, maar het stelt steeds minder voor. Buiten Velletri is het zo goed als vlak. We bevinden ons nu op een brede en kaarsrechte weg die 10 kilometer lang gevolgd gaat worden. 10 kilometer rechtdoor over een vlakke weg, inspirerend. Om toch voor wat inspiratie te volgen krijgen we aan het eind van deze weg te maken met een tussensprint, in Cisterna di Latina. Deze tussensprint wordt gehouden na 51,5 kilometer. We fietsen rechtdoor door Cisterna, over een weg met steentjes. Buiten de stad gaat het weer een eeuwigheid rechtdoor. Meer dan tien kilometer rechtdoor tot aan Borgo Piave, terwijl we tussendoor ook nog even door Borgo Podgora rijden. In Borgo Piave slaan we bij een rotonde linksaf, waarna we op weg gaan naar Latina. We rijden rechtdoor de stad in, waarna we voor we het centrum bereiken afslaan en over de ring rond het centrum blijven rijden. Na 68 kilometer koers komen we op deze ring de tweede tussensprint van de dag tegen. Latina is overigens best een grote stad, 110.000 inwoners. Het schijnt dat Tiziano Ferro hier vandaan komt. Die had met Perdono echt een nummer dat op een Songfestival niet zou misstaan.

latina.jpg

Na een rotonde en een paar bochten in Latina gaat het buiten de stad weer een aantal kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg. Vijf kilometer rechtdoor, met alleen een rotonde onderweg. Daarna komen we door Borgo San Michele, waar er zowaar een bocht naar links in het parcours ligt. Na deze bocht gaat het nog eens zeven kilometer zo goed als rechtdoor. Ja, er is nog wel een rotonde tussendoor, maar jeminee, wat is dit slaapverwekkend. Komt wel nog even verandering in, want na 83 kilometer koers gaan we zowaar nog een keer klimmen. In Sezze Scalo begint de weg omhoog te lopen richting Sezze. Het is een mooi klimmetje, waar warempel punten te verdienen zijn. Deze klim van de vierde categorie beschikt over een brede weg en een stuk of vijf haarspeldbochten. Het gaat vier kilometer omhoog aan 5%. Eenmaal boven in Sezze, na 87 kilometer, zal het drie kilometer lang zo goed als vlak zijn. Daarna gaat het opnieuw omhoog, ditmaal 2,5 kilometer aan 4%. Nog een vervelend knikje, waarvan de top zich bevindt op 50 kilometer van de streep. Geen reden voor paniek, zelfs voor Mareczko zal er nog genoeg tijd zijn om terug te keren. Na dit stukje omhoog gaat het drie kilometer naar beneden, waarna het weer wat meer op en af gaat terwijl we ons inmiddels in de omgeving van Roccagorga bevinden. Dit is weer zo'n stadje op een heuvel, met in het centrum een locatie waar je artistieke foto's kunt maken. In de buurt van Roccagorga hebben we 98 kilometer afgewerkt, het is nog iets meer dan 40 kilometer fietsen tot de finish.

roccagorga4-1.jpg

Buiten Roccagorga gaat het nog eens een aantal kilometer verder naar beneden, over een niet al te brede en slecht onderhouden weg. Duurt niet lang, snel slaan we rechtsaf en daarna wordt de weg wat breder en beter. Het wordt ook weer recht en vlak, drie kilometer zo goed als rechtdoor. Bocht naar rechts, naar links en dan weer even rechtdoor. Een afslag naar rechts volgt, waarna we een rotonde tegenkomen. Hier gaat het rechtdoor, waarna niet veel later een scherpe bocht naar rechts volgt. Het loopt hier ook even omhoog, want we gaan richting de snelweg. Deze brede en rechte weg gaan we enorm lang volgen. Bijna 20 kilometer over dezelfde, saaie weg. Gaap. Na 124,5 kilometer gaat er eindelijk weer eens iets gebeuren, jawel! De renners blijven rechtdoor rijden, tot we de afslag naar Terracina moeten nemen. Van een rechte weg gaat het over in een lange, lopende bocht naar links. Aan het eind van deze lange bocht komen we uit op een brede en rechte weg die ons direct naar Terracina brengt. We zijn op een aantal kilometer van de streep. Op een kleine versmalling na valt er verder niets noemenswaardigs te noteren. We rijden rechtdoor langs een kanaal, dat is het. Aan de buitenrand van Terracina rijden we onder de boog van de laatste kilometer door, waarna het een kilometer rechtdoor gaat tot aan de streep. Dan zijn we er alleen nog niet. Nee, de bel gaat luiden. Sinds kort weten we dat dat een slecht teken is. Met een beetje pech komt er dadelijk een draak aangevlogen die heel Terracina in de as legt. De renners gaan in ieder geval nog een lokale ronde van 10 kilometer afwerken. Voorbij de streep gaat het een kilometer rechtdoor, met alleen een niet al te vervelende rotonde onderweg. Een ruimte bocht naar rechts volgt, waarna we toch nog een beetje met een debiele fase te maken krijgen. 150 meter verderop volgt een nieuwe bocht naar rechts, met 200 meter daarna een scherpe bocht naar links. Bijna direct daarna rijden we langs het haventje van Terracina, waar we over een brug fietsen met meteen daarna een bocht naar links. Daarna gaat het even 300 meter rechtdoor, met aan het eind van dit stuk een flinke bocht naar rechts. Daar houdt het debiele stuk wel weer op, we gaan nu 2,5 kilometer rechtdoor langs het strand. Inmiddels bevinden we ons op vijf kilometer van het eind. Een bocht naar rechts wordt genomen, met bijna direct daarna een bocht naar links. Het gaat nu rechtdoor tot op vier kilometer van de finish. We krijgen nu te maken met een flauwe bocht naar rechts en even verderop weer een flauwe naar rechts. Een paar hectometer verderop krijgen we nog te maken met een lekkere chicane, bij een rotonde gaat het eerst lastig naar links en dan direct weer naar rechts. Wel zo ongeveer de laatste moeilijkheid van de dag, nu is het tot aan de finish vrij evident. Op twee kilometer van het eind volgt er nog een versmalling. De laatste, flauwe, bocht naar rechts ligt op 1500 meter van het eind. Daarna gaat het volledig rechtdoor tot aan de meet.

G19_T05_Terracina_ARR_zoom.jpg
G19_T05_Terracina_ukm_jpg.jpg

Na 140 kilometer eindigt deze rit in Terracina. Door het extra lokale rondje hebben we al een beetje een beeld gekregen van deze stad met 46.000 inwoners. We bevinden ons aan de Tyrreense kust, in de provincie Latina en regio Lazio. Buiten het feit dat het een badplaats is met een langgerekt stuk strand en een haven is het vooral een stad met een behoorlijk grote historische waarde. Het is een echte Romeinse stad, met nog enkele overblijfselen uit die tijd. Op een heuvel boven de stad komen we bijvoorbeeld de Tempio die Giove Anxur tegen, een tempel die gebouwd zou zijn ter ere van Jupiter. De weg waar we op finishen heet de Via Appia Nuova. Nuova, want er is ook een oude Via Appia. Een oude Romeinse weg, die men in 362 voor Christus al aangelegd zou hebben. Een deel van de weg is bewaard gebleven. Voor de meeste historische vondsten moet je naar Terracina Alta, het hogergelegen oude deel van de stad. Hier is een centraal plein te vinden, waar alle tijden bij elkaar komen. Een kathedraal die wat meer uit de middeleeuwen stamt, om de hoek de overblijfselen van een oud Romeins theater. Dit centrale plein was vroeger het forum, dat zie je onder meer aan wat oude muren en restanten van pilaren. Dit is ook de plaats waar je een deel van de oude Via Appia ziet liggen. Je kan kortom je ogen wel uitkijken op dit pleintje. Iets verder weg komen we ook nog een oude Romeinse poort tegen en aan de andere kant van Terracina Alta is er ook nog een klein kasteeltje te vinden. Beneden, waar de renners fietsen, valt er verder ook wel wat te zien. Zo is het alleen al de moeite waard om van beneden naar boven te kijken. Het is vrij terrasvormig gebouwd hier, je kijkt tegen stevige muren aan. Tijdens de slotronde fietsen de renners verder nog langs een kerk die meer op een tempel lijkt. Uiteraard is er ook nog een archeologisch museum in de stad. Valt wat voor te zeggen. Dat Terracina een stad is uit de Romeinse stad merken we trouwens niet alleen aan de ruïnes. Nee, deze stad heeft zelfs nog een keizer voortgebracht. Servius Sulpicius Galba, niet de meest succesvolle keizer uit de geschiedenis. Hij benoemde zichzelf tot de opvolger van Nero. Daar was alleen niemand het mee eens, dus een paar weken later werd hij al vermoord. Groot succes, wel. Iemand die meer succes heeft gehad in z'n leven luistert naar de naam Eddy Merckx. Hij won de allereerste Girorit met aankomst in Terracina, in het jaar 1969. Veertien jaar later kwam de Giro nog eens terug naar deze historische stad, de overwinning ging bij die gelegenheid naar Guido Bontempi. De laatste passage in Terracina dateert van 2000. Toen won Ivan Quaranta, een andere snelle Italiaan. In het roadbook staat daarna nog een tekst in het Italiaans die er volgens mij niet hoort te staan. Voor de lol delen we dat ook maar, want fouten maken is natuurlijk niet menselijk.

1969 (Merckx), 1983 (Bontempi), 2000 (Quaranta) (non è segnalata come tappa di arrivo nel file excel che ci avete passato, noi abbiamo trovato queste: verificare, grazie
[quote]it is not reported as an arrival point in the excel file you have passed, we found these: check, thank you[/quote]

centro-storico.jpg

Het wordt niet echt lekker weer in startplaats Frascati. De hele dag regen, terwijl we amper de 10 graden halen. In Terracina is het weer ook niet echt om te genieten. Ook daar de hele dag veel kans op regen, terwijl het daar 14 graden wordt. Het enige voordeel is dat er niet veel wind staat. Waarschijnlijk wel een beetje tegenwind in de laatste kilometer, dat is toch handig om te weten met het oog op de sprint. Het parcours is verder gelukkig vrij makkelijk, dus de natte wegen zouden niet voor veel problemen mogen zorgen. Al weet je dat in Italië maar nooit, het kan zomaar een glijbaan worden. Of dat het geval is gaan we pas vanaf 14:00 meemaken. Dan begint de rit officieel na een korte neutralisatie van vijf minuten. Het is een korte rit, dus mogen de renners wat langer in bed blijven liggen. Eurosport is er meteen live bij, dus deze rit wordt integraal uitgezonden. In principe is het wel de moeite waard om het begin mee te pikken. Even kijken hoe de vlucht van de dag tot stand komt, dan weten we vrij snel daarna ook of het een sprint gaat worden of niet. Als er alleen maar een paar sukkels van kleine ploegjes weten te ontsnappen hoeven we pas rond vijf uur weer in te schakkelen. De finish wordt immers verwacht tussen 17:01 en 17:21. Het zou zo'n rit kunnen zijn dat je aan één minuut genoeg hebt.

terracina-5.jpg

Ondanks het feit dat het waarschijnlijk de hele dag gaat regen verwacht ik gewoon een massasprint. Moet ook wel, want na deze rit duurt het wel weer even voor de sprinters nog een kans krijgen. Het is een korte en makkelijke rit, met vooral richting het eind geen obstakels meer. Dit wordt een sprint, klaar.
1. Viviani. Hij zal erop gebrand zijn om sportieve revanche te nemen. Dat lukte tijdens de vorige rit niet echt, maar dat lag ook niet in de lijn der verwachting. Deze rit is een stuk simpeler en gaat bijna zeker eindigen in een massasprint. Hij heeft laten zien dat hij Ackermann kan kloppen, al lag dat ook wel een beetje aan Ackermann zelf. Enfin, ik verwacht wel dat hij dan nu toch echt de overwinning pakt.
2. Ackermann. Pascal is bijzonder sterk bezig. Ook de lastige aankomst in Frascati wist hij behoorlijk goed te verteren, al zat er geen laatste versnelling meer in. De rit die nu volgt lit hem beter. Hij kan Viviani verslaan, dat heeft hij al laten zien. Als hij in een betere positie aan de sprint kan beginnen en niet te vroeg met z'n neus in de wind komt te zitten is er veel mogelijk. Maar goed, laten we Elia ook maar gewoon z'n rit gunnen.
3. Gaviria. Heeft toch wel mazzel dat hij gratis en voor niets een overwinning heeft gekregen. Ik vrees dat het verder niet veel meer gaat worden. Een paar derde plaatsen erbij, met wat mazzel nog een keer tweede. Nee, het is nog steeds niet de Gaviria van Quick Step.
4. Demare. Arnaud ging lang mee in Frascati, maar moest uiteindelijk toch lossen. Hij is niet slecht, maar toch duidelijk niet goed genoeg. Dat wordt weer een nieuwe ereplaats tijdens deze rit.
5. Ewan. Best sterk gereden, maar teveel in de geest van Gerrans gekoerst. Nu komt er weer zo'n sprint die hem eigenlijk wat minder ligt. Met tegenwind ook nog, dan komt ie helemaal niet vooruit. Nee, dat wordt weer niks. Met een beetje pech laat hij weer lopen en dan zien we hem terug op de 16e plaats. Dat zou alleen niet helemaal terecht zijn, op basis van zijn kwaliteiten hoort hij toch wel bij de beste vijf sprinters in deze Giro.

424010201190345_Terracina-878220088.jpg
naatje_1maandag 20 mei 2019 @ 10:23
SPOILER: Tappa 6: Cassino - San Giovanni Rotondo, 238 km
Tappa 6: Cassino - San Giovanni Rotondo, 238 km

Laten we meteen met het belangrijkste nieuws van de dag beginnen: Kristijan Koren is er niet meer bij. Het is gebleken dat hij een van de klanten van de inmiddels beruchte dopingdokter Mark Schmidt was. Naar aanleiding hiervan is hij meteen geschorst en zodoende moest hij de Giro verlaten. Na Sebastian Molano de tweede renner die op een dubieuze manier de Giro moet verlaten. Oja, Tom Dumoulin is er ook niet meer bij. Na de valpartij een dag eerder wilde hij het nog wel proberen, maar het bleek een kansloze missie. Hij kon geen kracht zetten en dat was vooral in het begin van de rit wel nodig. Het liep direct bergop en dus kneep Dumoulin heel snel in de remmen. Op naar de Tour. De rest van het peloton ging wel verder. Het zou een saaie dag worden, met onderweg heel veel regen. Meteen in het begin reed er een kopgroepje weg met daarin Giulio Ciccone als bekendste naam. Giulio zag dat de weg omhoog liep en daarom dacht hij dat hij als drager van de bergtrui vast wat punten kon sprokkelen. Dat was alleen niet het geval, er vielen helemaal geen bergpunten te verdienen. De niet al te snuggere Italiaan liet zich daarom maar snel weer uitzakken. De overgebleven koplopers reden nooit een grote voorsprong bij elkaar, veel meer dan twee minuten kregen ze niet. Na een wat lastigere aanvangsfase met wat klimmetjes werd de rit wat makkelijker. Er gebeurde onderweg niets. Op het laatste klimmetje van de dag ging Louis Vervaeke vanuit de kopgroep in de aanval, omdat Sunweb nu op een andere manier in beeld moet zien te komen. Uiteraard leverde zijn poging niets op, hij werd ruim op tijd ingerekend door het peloton. Op een vrij rustige manier reed men verder naar finishplaats Terracina. Hier zou een lokale ronde volgen, die door de organisatie wegens de regen te gevaarlijk werd geacht. Daarom werd de tijd opgenomen tijdens de eerste passage aan de meet. Daardoor konden de sprinters rustig gaan sprinten en konden de klassementsrenners zich laten uitzakken. We kregen daardoor een wat andere sprint dan normaal, met iets minder hectiek en een iets lager tempo. Pas in de allerlaatste kilometers van de rit schoot het echt op gang en werd het toch nog een beetje chaotisch. Viviani leek lang te ver te zitten, maar uiteindelijk kwamen zijn mannen in de laatste kilometer toch naar voren. Ze leken de sprint goed aan te trekken, maar Viviani kon niet mee. Last van het weer, of last van z'n versnellingsapparaat. Gaviria kon wel goed mee, hij ging hard aan. Even leek hij op weg naar de winst, maar het was uiteindelijk Pascal Ackermann die nog een goede laatste jump in huis had en zo zijn tweede rit wist te winnen. Nou, fantastisch. We gaan door met een rit die hopelijk wat interessanter zal worden. Een heuvelrit, met wat klimmetjes aan het eind. Het kan een uitgelezen kans zijn voor de puncheurs, of juist voor de vluchters.

G19_T06_SanGiovanniRotondo_plan_zoom.jpg
G19_T06_SanGiovanniRotondo_alt_jpg.jpg

Deze behoorlijk lange rit gaat van start in Cassino. In een casino? Nee, in Cassino. Een stad met 36.000 inwoners in de provincie Frosinone, regio Lazio. De Giro is nog nooit in Cassino geweest, zeggen ze zelf. Klopt niet helemaal, want in 2014 kwam er een rit aan in Montecassino, dat is de heuvel buiten de stad. Die rit naar Montecassino was vergelijkbaar met de rit naar Frascati tijdens deze Giro. Er gebeurde de hele dag niets en in de absolute slotfase veranderde een grote valpartij alles. Al was die valpartij toen nog een stuk massaler, er laten toen wel meer dan 50 renners op de grond. Door die valpartij bleef er ook toen een enorm kleine groep voorop. In die groep kwamen we met Michael Matthews en Cadel Evans vooral Australiërs tegen. Matthews won de rit en pakte het roze, Evans deed een goede zaak voor het algemeen klassement en zou later ook nog een aantal dagen het roze mogen dragen. Tim Wellens werd tweede, toch wel een beetje zijn doorbraak. Op de heuvel boven de stad vinden we de abdij van Montecassino. Dit is naar verluidt een van de belangrijkste abdijen van de wereld. In 2014 schreef ik het volgende over deze locatie:

Monte_Cassino_abbey_from_cemetery.JPG

Montecassino heeft een strategische positie, daardoor zijn er hier de nodige gevechten geweest, voornamelijk in de Tweede Wereldoorlog. De eerste slag begon op 4 januari 1944, Amerikaanse eenheden probeerden van 17 tot 25 januari de berg en de stad in te nemen. Dit lukte niet, met zware verliezen waren de Amerikanen genoodzaakt zich terug te trekken. Een kleine maand later volgde een bombardement, waardoor het klooster werd verwoest. De paus gaf toestemming voor dit bombardement. Dit was ook wel nodig, want in die tijd was men nog vrij gelovig en als katholieke piloot is het toch vrij lastig om een klooster te vernietigen. Het klooster werd verwoest en een deel van de inwonenden, monniken en burgers, verloor het leven. De Duitsers echter niet, die bevonden zich niet in het klooster, maar in een bergwand, op minstens 300 meter van dit klooster. Een nieuwe aanval volgde, maar ook deze slaagde niet.

De ruïnes werden in maart opnieuw gebombardeerd, daarna volgde een derde aanval. De Duitsers gaven zich nog steeds niet gewonnen. Het klooster en ook de stad bleken niet in te nemen.

Hierna volgde de vierde slag om Montecassino. Ditmaal mochten de Polen het klusje klaren. Dit lukte niet helemaal, maar het zorgde er wel voor dat de Engelsen beneden in de vallei door de Duitse linies konden breken. Een voorzichtig succesje. Een tweede aanval van de Polen volgde. Zware verliezen werden wederom geleden, maar de Duitsers werden verdreven uit de heuvels rondom het klooster. De Polen hadden ook Franse hulptroepen bij, vooral jongens van Algerijnse en Marokkaanse afkomst. Deze Algerijnen en Marokkanen trokken na afloop van de aanval de omliggende dorpen in om daar de vrouwelijke bevolking te verkrachten, dat was wat minder fraai. Hebben ze in Italië wel een woord aan overgehouden, Marocchinate, massaverkrachting. Niet veel later werden de ruïnes van het klooster bezet door de Polen en waren de Duitsers definitief een vogel voor de kat.

montecassino_italy_1944apr_800.jpg

De verovering van Montecassino was vrij belangrijk, hierdoor konden de Amerikanen en Britten een opmars naar Rome maken. Veel troepen zijn hier gesneuveld, 20.000 Duitsers en 54.000 geallieerden. Vooral de Polen speelden dus een belangrijke rol, maar verloren ook veel mensen. Voor de Polen was het een van de belangrijkste overwinningen op de Duitsers. Heden ten dage kent men nog steeds grote betekenis toe aan deze slag.

Monte_Cassino_-_the_Polish_War_Cemetery_-_closer.JPG
Een Pools ereveld op een van de heuvels in de omgeving van Montecassino.

Tot zover Montecassino. Over Cassino zelf valt ook nog wel het een ander te vertellen. Zo is Angelo Ogbonna hier bijvoorbeeld geboren! Dat was ooit een voetballer van Juventus die nu volgens mij bij West Ham United speelt. In het centrum van Cassino komen we dankzij alle bombardementen weinig historische gebouwen tegen, maar aan de rand van de stad is er nog wel een Romeins amfitheater te vinden, in ieder geval de resten daarvan. Even verderop vinden we ook nog een Romeins theater, dat heden ten dage nog steeds gebruikt wordt. In de Romeinse tijd heette deze plaats Casinum. Als je alles wil weten over dit verre verleden moet je in de buurt van het amfitheater een bezoek brengen aan het lokale archeologische museum. Verder vinden we op een ander hoger gelegen deel buiten de stad ook nog een kasteeltje, Rocca Janula. Ze hebben daarnaast ook nog thermen in Cassino, de terme varroniane. Al moet je je daar niet veel bij voorstellen, een paar plassen water bij elkaar zonder veel bebouwing. Dat was het wel, zo ongeveer. De renners gaan van start in het centrum, waar zo op het eerste oog weinig te beleven valt.

42663299910_6ae3b4317d_b.jpg

In de eerste drie kilometer van de rit loopt de weg direct vals plat omhoog. We gaan tijdens het eerste deel van deze rit over brede en rechte wegen rijden, het is een ietwat saaie openingsfase. Na het eerste stukje vals plat zal het een kilometer of zeven vlak zijn voor we te maken krijgen met de eerste echte klim van de dag. Voorbij San Pietro Infine, een dorpje dat ooit bijna volledig werd verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog, begint de weg omhoog te gaan. In totaal gaat het een kilometer of vier omhoog aan een procent of vier, ook dit is niet zo indrukwekkend. Een korte en weinig spannende afdaling volgt richting het dorpje Venafro. We rijden vervolgens dwars door dit fraaie plaatsje met wat Romeinse overblijfselen en een kicken kasteeltje. Buiten het dorp zal het een kilometer of vlak zijn, terwijl we nog steeds over een brede weg door een ietwat leeg landschap rijden. Na een kilometer of 33 begint de weg dan weer wat vals plat omhoog te lopen en dat zal het verhaal van de komende kilometers zijn. In totaal loopt de weg de komende 20 kilometer omhoog. In die kilometers komen we 500 meter hoger uit, dan is het de logica zelve dat het vooral veel vals plat is. Vooral de eerste tien kilometer van dit stuk komen we maar weinig zware stukken tegen. Het tweede deel van dit stuk in stijgende lijn is iets lastiger. Als we ter hoogte van Isernia nog steeds over een enorm brede en rechte weg fietsen krijgen we zowaar te maken met wat stukjes aan 5%, al kom je gemiddeld nog steeds maar aan een procent of drie. De top van dit ellendig lange stuk omhoog wordt na 54 kilometer bereikt. Aan de rechterkant zien de renners dan iets verderop in de heuvels een opvallende kerk liggen, Santuario di Maria Santissima Addolorata. Naar deze kerk hoeven de renners gelukkig niet toe, dan hadden ze nog langer moeten klimmen. In plaats daarvan blijven ze over de brede snelweg rijden, die vanaf nu naar beneden gaat.

7e8b0051012df822be358bedf3e56834.jpg

Het gaat een kilometer of vijf naar beneden, zonder dat de renners een serieuze bocht tegenkomen. Na die vijf kilometer in dalende lijn wordt het weer vlak, terwijl we ons ondertussen al een tijdje in de regio Molise bevinden. Dit even voor de volledigheid. De weg kende eerst nog wel een paar bochten, maar nu gaan we een aantal kilometer volledig rechtdoor naar Bojano knallen. In de buurt van Bojano krijgen we wel weer met wat bochten te maken omdat deze stad blijkbaar betaald heeft voor een tussensprint in het centrum. Deze tussensprint volgt na 70 kilometer. Na dit doorgaans vrij nutteloze sprintje gaan we zo snel mogelijk weer terug naar de grote brede weg. Eenmaal terug op deze weg gaat het weer een kilometer of 10 zo goed als rechtdoor terwijl het nog steeds vlak is. Het duurt even, maar dan krijgen we zowaar nog een keer te maken met wat bochtenwerk. De snelweg wordt via een afslag verlaten, aan het eind van de afslag volgt een rotonde en daar gaat het naar links. Vervolgens begint de weg vrij snel omhoog te lopen. We krijgen te maken met een nieuwe klim, richting Campobasso. We zitten op een andere weg, maar ook deze weg is enorm breed. Daardoor lijkt het amper omhoog te gaan, wat meestal ook zo is. Het gaat een kilometer of negen omhoog aan ongeveer 3%. Daarna gaat het kort naar beneden, waarna er nog een nieuw knikje omhoog volgt van een kilometer of twee aan 4%. De renners rijden daarna door een tunneltje en komen vervolgens uit aan de buitenrand van Campobasso. Ze verlaten de snelweg en gaan dwars door deze stad rijden, de hoofdstad van Molise. Dat Molise niet de meest dichtbevolkte regio van Italië is blijkt wel uit het feit dat er maar 50.000 mensen in Campobasso wonen. Ooit waren dat er 60.000, er is dus sprake van een kleine leegloop. We bevinden ons ten zuiden van Rome, dus dan krijg je met dat soort problemen te maken. Onze tocht dwars door Campobasso maken we na 94 kilometer, nog niet eens op de helft van de rit. Het is best een aardige stad trouwens, vooral het historische centrum mag er zijn. Boven op een heuvel hebben ze ook nog eens een fraai kasteeltje en een redelijk kerkje staan.

appBig_1a1a25be41cecf2da05e94770801089d.jpg

Na de tocht door Campobasso komen we buiten de stad al snel weer op een brede snelweg terecht. Deze weg is wat minder recht dan de wegen die we tot nu toe gewend zijn en dat heeft alles te maken met het feit dat het de komende kilometers vooral naar beneden gaat. Al wordt deze afdaling nog wel onderbroken door een knikje omhoog. Eerst twee kilometer naar beneden, dan anderhalve kilometer vals plat omhoog en vervolgens gaat het een kilometer of vier verder naar beneden. Omdat de weg enorm breed is en het nergens heel steil naar beneden gaat is dit vanzelfsprekend geen lastige afdaling. Aan het eind van dit dalende deel wordt de weg weer wat rechter. We rijden hierna weer eens een kilometer of tien zo goed als rechtdoor over een vlakke weg door het midden van het niets. Het landschap is hier niet echt rijkelijk gevuld en veel mensen wonen er ook niet. Na die tien kilometer zonder veel afwisseling stuiten we zowaar nog een keer op een rotonde, waarna het naar links gaat. Na deze rotonde wordt het voorlopig niet veel beter, het zal nog een kilometer of acht zo goed als vlak zijn terwijl we ondertussen Molise weer verlaten en Apulië binnenrijden. In Puglia, zoals we dat dan in het Italiaans moeten nemen, begint de weg na een tijd vals plat omhoog te lopen. In tien kilometer komen we 200 meter hoger uit, dan kun je zelf wel uitrekenen hoe lastig het hier is. Tijdens dit stuk in stijgende lijn passeren we Volturara Appula. Uit dit plaatsje boven op een heuvel komt de huidige president van Italië, Giuseppe Conti. Deze man is sinds vorig jaar president, ofschoon hij geen enkele politieke ervaring had voordien. Het blijft toch een merkwaardig land he, dat Italië. Voorbij Volturare blijft de weg vals plat omhoog lopen, in totaal nog een kilometer of acht. Richting het eind van dit stuk vals plat loopt het nog even wat steviger omhoog, al wordt het nooit echt een serieuze klim. Op de top van dit stukje omhoog rijden we door een tunnel en na die tunnel gaat het naar beneden. Eerst gaat het vier kilometer behoorlijk naar beneden over een slecht onderhouden weg, daarna gaat het nog eens zeven kilometer wat subtieler naar beneden. In de buurt van Lucera wordt het vlak. Deze stad met behoorlijk wat geschiedenis passeren we na 163 kilometer.

20190312152337Castello%20di%20Lucera%20-%20fortezza%20Sveva.jpg

Lucera is een stad van Romeinse oorsprong. Later werd de stad door de Byzantijnen vernietigd, waarna Frederik II ergens in de middeleeuwen de stad liet herbouwen. Het werd een kolonie voor meer dan 20.000 moslims die hij had verdreven uit Sicilië. Lucera werd in 1300 op aandringen van de paus door koning Karel II van Napels verwoest, waarbij de bewoners die zich nog niet hadden bekeerd tot het christendom werden verkocht als slaaf. Op de ruïne van de moskee werd de huidige kathedraal gebouwd. Dat is ook lekker hoor. Het huidige Lucera heeft een goed bewaard gebleven middeleeuws centrum. Het meset opvallende bouwwerk vinden we alleen net buiten het centrum, het kasteel. Dit kasteel is een van de grootste van Italië, vooral dankzij die gigantische muren. Ook komen we in de stad nog de resten van een Romeins amfitheater tegen. Terwijl we rond Lucera rijden krijgen we te maken met een aantal bochten, maar vervolgens gaat het weer heel wat kilometers rechtdoor over een vlakke weg tot we bijna Foggia binnenrijden. Voor we dat doen slaan we linksaf. Daarna gaat het weer zo ongeveer tien kilometer rechtdoor, want moet een parcours spannend zijn? Het blijft vlak, het blijft breed en de omgeving blijft, als ik heel eerlijk ben, gewoon kut. We slaan rechtsaf, nemen nog twee bochten en vervolgens gaat het eigenlijk gewoon rechtdoor tot aan de enige klim van de dag waar punten te verdienen zijn. Het terrein is overigens behoorlijk vaak volledig open, hier ook. Mocht de wind een beetje gunstig staan dan is het prima mogelijk om hier een aardig waaiertje te trekken. Na 12 kilometer volledig rechtdoor te rijden dwars door de Italiaanse variant van een polder over een volledig vlakke weg, komen we uit bij een berg. Tijdens dit stuk rechtdoor zien we de heuvels in de verte al liggen, boven op een van deze heuveltjes zien we zelfs een dorpje. Dit blijkt om Rignano Garganico te gaan.

428801659_f4d1afb735_b.jpg

Nadat we een eeuwigheid over vlakke wegen hebben gereden begint na 205 kilometer koers de klim naar Coppa Casarinelle. Aan het eind van de lange weg rechtdoor gaan we bij een kruispunt weer rechtdoor, waarna het plotseling omhoog gaat. We komen ook meteen een paar bochten tegen en niet veel later zelfs een paar haarspeldbochten. De klim waar we ons nu op bevinden is 15 kilometer lang en in deze kilometers gaat het aan 4,4% gemiddeld omhoog. Lijkt dus vrij makkelijk, maar zeker in het begin komen we een aantal haarspeldbochten tegen waar het wat steiler omhoog gaat. Het is een fraaie klim, vooral tijdens die bochten. Mooie rotswanden langs de kant, niks mis mee. Na tien kilometer klimmen komen de renners vlak voor Rignano het steilste stukje tegen, aan 9%. Eenmaal in Rignano, het dorpje dat we beneden al zagen liggen, slaan we rechtsaf, waarna het nog een aantal kilometer omhoog gaat. Deze laatste kilometers van de klim zijn wel wat makkelijker, het is in de laatste vijf kilometer omhoog vooral vals plat met af en toe een wat zwaardere strook. De top van de klim van tweede categorie volgt na 220 kilometer, op 18 kilometer van de streep. Richting de top van de klim wordt het terrein overigens behoorlijk open, met een soort van maanlandschap langs de kant van de weg. Vooral veel rotsen en rotsblokken, met af en toe wat groen tussendoor. Als er wind staat gaat dat sowieso invloed hebben op het koersverloop.

G19_T06_S01_Casarinelle_SAL_jpg.jpg
700

Eenmaal boven volgt er een korte maar venijnige afdaling van drie kilometer richting San Marco in Lamis. Het gaat vrij steil naar beneden en de scherpe bochten volgen elkaar snel op. Eenmaal in San Marco krijgen de renners ook nog te maken met twee bijzonder scherpe en lastige haarspeldbochten. Daarna wordt het weer vlak en krijgen we heel laat op de dag te maken met de tweede tussensprint van de dag. Deze volgt na 225 kilometer in San Marco in Lames. Vervolgens loopt de weg direct weer omhoog, we krijgen met een volgend klimmetje te maken. Er zijn geen punten te verdienen, maar het gaat toch echt drie kilometer omhoog aan 5%. Tijdens dit klimmetje, met enkele stroken die duidelijk steiler zijn dan 5%, passeren we nog een kathedraaltje, waarna we bovenkomen in Borgo Celano. Na de top van dit laatste heuveltje is het nog 10 kilometer fietsen tot de finish. Buiten het dorp gaat het anderhalve kilometer licht naar beneden over een brede weg, waarna het weer een kilometer licht omhoog loopt. Vervolgens gaat het weer licht naar beneden, tot we op zes kilometer van de streep een rotonde tegenkomen. Bij deze rotonde slaan we rechtsaf. We duiken dan nog wat verder naar beneden over een slechte weg zonder veel bochten. Op vier kilometer van de streep vlakt het weer af. Het gaat zo ongeveer rechtdoor tot op iets meer dan drie kilometer van het eind, dan volgt er een rotonde waar we naar links gaan. Na deze bocht loopt het weer een paar hectometer naar beneden, waarna er weer een bocht naar links volgt. De weg begint nu weer vals plat omhoog te lopen, tot op twee kilometer van de finish. Kort daarna slaan we scherp linksaf, waarna het even min of meer vlak is. Niet lang daarna krijgen we een flauw bochtje naar links en weer naar rechts, daarna loopt de weg naar beneden tot aan de laatste kilometer. In deze laatste kilometer gaat het volledig rechtdoor, terwijl de weg vals plat omhoog loopt. Het stijgt tot aan de finish aan 2% gemiddeld, waarbij het in de laatste meters eerder richting de 4% gaat.

G19_T06_SanGiovanniRotondo_ARR_zoom.jpg
G19_T06_SanGiovanniRotondo_ukm_jpg.jpg

Na 238 kilometer eindigt deze rit in San Giovanni Rotondo, een plaats met 27.000 inwoners die debuteert in de Giro. We bevinden ons op het schiereiland Gargano, op de zuidelijke helling van de Monte Calvo. San Giovanni Rotondo is lang geleden gesticht op de fundamenten van een veel oudere stad, maar het heeft een tijd geduurd tot de stad iets voorstelde. Vroeger moest men het vooral van landbouw en veeteelt hebben, maar de heilige Pater Pio bracht hier verandering in. Deze man, geboren als Francesco Forgione, werd geboren in 1887 en kwam een kleine 30 jaar later in San Giovanni Rotondo terecht. Hij richtte hier een ziekenhuis op, Casa Sollievo della Sofferenza. Dat zou je vrij kunnen vertalen als het huis der verlichting van de lijdenden. San Pio wilde dus vooral graag mensen die het moeilijk hadden een beetje helpen. Het ziekenhuis werd een groot succes en schijnt tot op de dag van vandaag een van de modernste van Italië te zijn. Ze gebruiken hier moderne technieken, waardoor het een efficiënt ziekenhuis zou zijn, tevens buitengewoon hygiënisch. Ze doen er ook onderzoek, Pater Pio heeft dus behoorlijk veel nagelaten. Ter ere van deze man, die na zijn dood zalig en heilig werd verklaard, is er ook een heus heiligdom uit de grond gestampt, dat in 2004 haar deuren opende. Het is dus een vrij modern gebouw, wat voor een heiligdom opvallend is. Santuario di San Pio da Pietrelcina, van buiten lijkt het meer op een nieuwerwets Centraal Station. Niet ver van dit heiligdom vandaan staat er nog een, het Santuario di Santa Maria della Grazie. Alsof dat nog niet genoeg is hebben ze ook nog eens een groot kruis bij al dit geheel geplaatst. Het is al bij al nogal een bedevaartsoord geworden. Starten tegen we al op een heilige plaats, dat is bij de finish niet veel minder.

13_03_19-04_53_48-Ve4379051e87c92868e333a6d73c6421.jpg

In startplaats Cassino wordt het tijdens deze rit 18 graden. 's Middags is er kans op wat regen, maar het lijkt er niet op dat we een herhaling van gisteren gaan krijgen. Tevens staat er vrij weinig wind, wat eigenlijk best jammer is omdat de wind best invloed had kunnen hebben tijdens deze rit. In finishplaats San Giovanni Rotondo zal het een stuk frisser zijn, daar halen we amper 10 graden. Ook is er daar wat meer kans op regen, al valt die regen vooral in de ochtend en het begin van de middag. Tegen de tijd dat de renners arriveren zal het vermoedelijk droog zijn. Is misschien maar beter ook, de finale is best wel technisch. Wind zal er ook in San Giovanni niet veel zijn, dat lijkt dus geen factor te zijn om rekening mee te houden. De rit is lang, dus gaan we vroeg van start. Om 11:20 staan de renners aan het vertrek. Na een neutralisatie van vijf minuten schieten ze definitief in gang en daarna is het tot 13:15 wachten op de beelden van Eurosport 1. Mensen met smaak kunnen tien minuten eerder al inschakelen op de player. Of dat tijdens deze rit veel zin heeft is maar de vraag, waarschijnlijk wordt het heel lang saai en krijgen we pas aan het eind wat spektakel. Finishen doen we ergens tussen 16:57 en 17:32.

70649111.jpg

Op papier lijkt dit de eerste echte kans voor de vluchters te zijn. Het is een lange rit, die voor de sprinters duidelijk te zwaar is. Voor de klassementsrenners is het dan weer te licht, dus houden we verder alleen de puncheurs over. Het is de vraag of zij in staat zullen zijn om deze rit te controleren. Zal Katusha alles op alles zetten voor Battaglin? Gaat UAE-Emirates mannetjes opofferen voor Ulissi? Het kan, het kan zeer zeker. Vooral voor Ulissi zou dit een gouden kans kunnen zijn. Toch lijkt het me waarschijnlijker dat er een relatief grote groep wegrijdt, met enkele erkende hardrijders. Het is een lange en daardoor lastige dag. Niet fijn voor een ploeg als UAE-Emirates om dit te controleren en Katusha acht ik daartoe al helemaal niet in staat. Ze zouden dan hulp moeten krijgen van Jumbo, of van Mitchelton. Maar waarom zouden die ploegen helpen? Niet realistisch. Dus ga ik voor het eerst deze Giro een keer vijf namen uit m'n duim zuigen.
1. De Gendt. Oké, deze hoefde ik niet echt uit m'n duim te zuigen. Als je het over vluchters hebt dan heb je het automatisch over Thomas De Gendt. Tot nu toe heeft hij vooral moeten werken voor Ewan, maar voor de Australiër is deze rit duidelijk te zwaar. Dus zal De Gendt zijn kans krijgen en als hij in de vlucht wil zitten krijgt hij dat voor elkaar. Desnoods rijdt hij even een paar minuten lang iedereen het snor voor de ogen, maakt hem allemaal niet uit. Als hij maar meezit. Het zal afhangen van de sterkte van de groep of hij dan ook daadwerkelijk kan winnen, maar je moet van goede huize komen om De Gendt te verslaan. Ik wens iedereen alvast een prettige Thomas De Gendt-dag.
2. Ciccone. Giulio is niet zo intelligent, die conclusie heb ik al eerder getrokken. Maar ik neem aan dat ze na het debacle van de vorige dag hem hebben ingefluisterd dat er nu wél punten te verdienen zijn. Een klim van de tweede categorie aan het eind, dat begint ergens op te lijken. Als hij nu meezit kan hij aardig wat punten verzamelen. Bovendien maakt hij dan meteen kans op de rit, het is hem in het verleden al eens eerder gelukt om als rittenkaper in de Giro boven te komen drijven. Een man om rekening mee te houden, ook al kan hij niet zelfstandig z'n tanden poetsen.
3. Masnada. Fausto was in aanloop naar de Giro in vorm. In bloedvorm zelfs, in de Tour of the Alps won hij zelfs twee ritten. Tijdens deze Giro hebben we hem nog niet echt gezien, maar daar kan nu verandering in komen. Als hij eenmaal in een kopgroep terechtkomt wordt het een gevaarlijke klant. Hij liet in de Tour of the Alps zien dat hij een aardig eindje hard kan rijden en dat hij ook nog eens aardig kan timen. Als deze man demarreert zie je hem niet zomaar weer terug. Gevaarlijke klant voor de komende weken, is het niet tijdens deze rit dan wel tijdens de volgende. Overigens is ook Cattaneo iemand om rekening mee te houden, maar Mattia staat momenteel nog vrij kort in het klassement en het zou kunnen dat hij voorlopig nog niet ten strijde trekt.
4. Neilands. Krists was echt vreselijk goed in Asturië. Hij kon zelfs een tijd Carapaz en Landa volgen bergop. Moest uiteindelijk toch lossen, maar dat is geen schande. Dat zijn vorm goed is hebben we deze Giro nog niet gezien. Met een beetje mazzel komt daar verandering in. Als hij in de vlucht van de dag weet te geraken en een beetje goede benen heeft kan het vermakelijk worden. Neilands is een vreemde renner die op een goede dag tot veel in staat is.
5. Kangert. Willekeurige suggestie. Staat op drie minuten in het klassement. Kan met een beetje mazzel de roze trui pakken, als het peloton hem niet als een gevaar ziet. Er gaan in ieder geval renners proberen in de vroege vlucht te geraken die nog kort in het klassement staan, je weet maar nooit. Het zou interessant zijn om te zien wie er allemaal in de vroege vlucht willen zitten, maar dat deel van de rit gaan we dus missen. Jammer.
naatje_1maandag 20 mei 2019 @ 10:24
SPOILER: Tappa 7: Vasto - L'Aquila, 185 km
Tappa 7: Vasto - L'Aquila, 185 km

De zesde rit begon met heel wat spektakel, helas kregen wij daar alleen niets van mee. Er werden talloze pogingen ondernomen om in de vlucht van de dag te geraken. Tussendoor was er in het peloton nog een grote valpartij, met bekende slachtoffers. Roglic ging onderuit en moest de rest van de dag verder fietsen in z'n blote reet. Ook renners als Landa en Zakarin waren bij deze valpartij betrokken. Grootste slachtoffer bleek Rob Power te zijn, hij stapte af. Even daarvoor had Laurens ten Dam dat ook al gedaan, na een eerdere valpartij werkte zijn lichaam totaal niet meer mee. Uiteindelijk reed er net voor de uitzending begon een groepje weg, een vaak terugkerend fenomeen. Daardoor konden we zodra de uitzending begon een paar uur lang naar groeiend gras gaan kijken, tot aan de finale. Met een kopgroep van een ma nof 13 begonnen we aan de klim van tweede categorie op een kilometer of 30 van het eind. Vanuit deze kopgroep demarreerde Fausto Masnada al vrij snel en alleen Valerio Conti sloot bij hem aan. Het duurde lang voor er een reactie kwam van de rest van de vluchters, dus liepen Masnada en Conti snel uit. Even later reden Plaza, Rojas en Carboni weg. Ze kwamen alleen nooit meer in de buurt van Masnada en Conti, gedurende de rest van de klim en het stuk daarna richting de finish bleven ze steeds op ongeveer een halve minuut achterstand hangen. Nog verder daarachter zagen we een groepje met onder meer Oomen en Madouas, zij kwamen al helemaal niet in de buurt van de kop van de koers. De finale van de rit viel daardoor behoorlijk tegen, erg spannend werd het niet. Vooral omdat het er ook op leek dat Conti en Masnada een dealtje hadden gesloten. Van alle koplopers stond Conti het korste in het klassement en aangezien Jumbo-Visma in het peloton geen enkele poging deed om het gat te dichten zou hij in de roze trui eindigen als hij vooraan wist te blijven. Als Masnada met hem mee zou rijden zou de etappe voor hem zijn. Zo geschiedde het. In de straten van San Giovanni Rotondo zette Masnada vroeg zijn sprint in en Conti deed geen enkele poging om hem te volgen. Een ritoverwinning voor de man die dit jaar zo goed in vorm is, Fausto Masnada. Voor het eerst sinds 2012 weer eens een etappezege voor de ploeg van Gianni Savio in de Giro. Savio zag dat het goed was en spoedde zich direct naar de dichtsbijzijnde camera. De roze trui ging inderdaad naar Valerio Conti. De eerste Italiaanse zege van deze Giro en ook de eerste Italiaan in de roze trui. Jumbo-Visma controleerde in het peloton, maar maakte weinig aanstalten om de schade te beperken. Op de klim van tweede categorie liet men Paul Martens het kopwerk doen, waardoor de voorsprong van de koplopers snel opliep van vijf naar acht minuten. Uiteindelijk verloor het peloton iets meer dan zeven minuten, waardoor Conti nu een royale voorsprong heeft in het algemeen klassement van meer dan vijf minuten. Verder gebeurde er in het peloton helemaal niets, niemand ondernam een poging om nog wat seconden te sprokkelen. De verhoudingen tussen de favorieten bleven hetzelfde, we hebben nu alleen ietwat merkwaardige top 10 met allemaal renners die vanzelf wel weer naar beneden vallen.

5cdd7eb756056-savio1.gif

Na de lange en lastige rit naar San Giovanni Rotondo gaan we verder met een nieuwe lastige rit. Weer een heuvelrit, met een lastige finale. We gaan naar L'Aquila, daar waar in het verleden wel eens verrassende dingen zijn gebeurd. Op papier een rit voor de vluchters, maar na de ontwikkelingen van de vorige rit zou het ook zomaar zo kunnen zijn dat UAE-Emirates de boel gaat willen controleren zodat Conti een dag langer in het roze kan blijven en Diego Ulissi een kans maakt om de rit te winnen. Het kan alle kanten op en daarom heb ik goede hoop dat deze rit interessanter zal worden dan de vorige rit.

G19_T07_Aquila_plan_zoom.jpg
G19_T07_Aquila_alt.jpg

Vasto is de plaats van vertrek. Deze stad met 41.000 inwoners heeft een behoorlijke geschiedenis in de Giro. In 1959 passeerde de koers voor het eerst in Vasto. Een etappe die begon in Napels eindigde hier en werd gewonnen door Gastone Nencini. Niet direct een naam die mij veel zegt, maar het blijkt dat deze man ooit de Giro én de Tour won. Daarnaast was hij blijkbaar een ketteringroker en een amateurschilder. Weer een hiaat in mijn kennis gevuld, altijd prettig. Later zou de koers in 1983 terugkeren naar Vasto, de winst ging toen naar Eduardo Chozas. Kijk, die ken ik dan weer wel. Vijf jaar later kwam er weer een rit aan in onze startplaats, met een voor mij weer onbekende renner die wel een briljante naam heeft: Stephan Joho. Het was toen wel feest in de stad, want een dag later ging de volgende rit er ook nog eens van start. Toen werd er gefietst naar Rodi Garganico, waar Massimo Podenzana won. Geen flauw benul wie dat is. Tien jaar later waren we weer terug in Vasto, de winst ging toen naar de Zweed Glenn Magnusson. Dat is blijkbaar de vader van Kim Magnusson, die vorig jaar nog bij Education First reed. Magnusson voorkwam hier de drie op een rij van Cipollini. Twee dagen daarvoor won Mooie Mario, een dag later zou hij weer terug aan het feest zijn. Vier sprints op een rij, vroeger was niet alles beter. In 2000 kwamen we weer terug in Vasto, bij die gelegenheid ging Dmitri Konychev er met de bloemen vandoor. Zijn zoon Alexander rijdt momenteel dan weer bij de opleidingsploeg van Dimension Data en namens die ploeg is hij de laatste tijd behoorlijk goed op dreef. De laatste keer dat de Giro in Vasto vertrok of aankwam dateert van 2008. Toen ging er net als nu alleen een rit van start, met aankomst in Pescoconstanzo. De Italiaanse grappenmaker Gabriele Bosisio ging er met de overwinning vandoor, het zou niet lang duren voor hij daarna door de mand viel. Twee jaar geleden ging de Giro niet van start in Vasto, maar tijdens de negende rit met aankomst boven op Blockhaus werd er in de stad wel een tussensprint gehouden. Ook de moeite waard.

torre-bassano-vasto.jpg
castello-caldoresco-vasto.jpg

Gisteren bereikten we het zuidelijkste puntje van deze Giro. Vandaag bevinden we ons alweer een stuk verder richting het noorden, in de Abruzzen. Vasto ligt op een plateau boven de Adriatische kust. Aan zee ligt Marina di Vasto, dat ook tot de gemeente behoort, met een haven en brede zandstranden. Vasto zou gesticht zijn door een volk afkomstig uit Dalmatië. Later zouden de Romeinen hier zijn gepasseerd en in die tijd moet het een belangrijke stad zijn geweest. Er zijn nog wat restanten te vinden uit de Romeinse tijd, hoewel de stad later wel is verwoest door de barbaren. Enkele stukjes van de oude thermen en een amfitheater zijn wel bewaard gebleven. Bij de thermen kom je ook nog wat oude mozaïeken tegen, dat vind ik altijd wel de moeite waard. In de middeleeuwen kwam Vasto in handen van de D'Avalos, die het best wel grote Palazzo D'Avalos lieten bouwen. Dit complex doet tegenwoordig dienst als museum. In het centrum komen we ook nog een kicken torentje tegen, de Torre di Bassano. Dit torentje ligt aan de Piazza Rossetti, een pleinte met aan meerdere kanten mooie gebouwen. Zo komen we hier ook een kasteel tegen, het castello Caldoresco. Het plein is vernoemd naar Gabriele Rossetti, een dichter en geleerde uit de 18e en 19e eeuw die afkomstig was uit Vasto. Ter ere van deze man staat er ook een standbeeld op het plein. Aan de rand van het hogergelegen deel van de stad heeft men een weg aangelegd, de loggia Amblingh. Een prima stukje Vasto, geschikt voor een wandeling. Rechts kijk je uit over de zee, links kom je een stuk of 100 koffietentjes tegen en je ziet ook nog wat van de stad. Onderweg kom je ook nog een oude poort tegen, de Porta Catena. Uiteraard is er in het centrum van Vasto ook nog een kerk te vinden die de moeite waard is, een Italiaanse stad kan niet zonder. En dan is er ook nog een kathedraal! Nouja, genoeg te zien dus in deze stad, de moeite van het bezoeken waard.

46693_9_vasto.jpg
8877f336fa296228c9558ddaab9d1bbf.png

Na de neutralisatie start de rit net buiten Vasto, in de buurt van de kast. We bevinden ons in de buurt van de Punta Penna, het ruigste stuk kust in deze omgeving naar het schijnt. Bij dit stukje tot beschermd natuurgebied verklaarde rotskust komen we de haven van Vasto tegen, met in deze haven een aantal opvallende gebouwen. Zo staat er een kerk, de kerk van Santa Maria della Penna. Bovendien vinden we hier een vuurtoren, de vuurtoren van Punta Penna. Dit is de op één na hoogste vuurtoren van Italië en blijkbaar zijn er in de hele wereld maar zeven hoger. Of dat allemaal klopt weet ik niet, maar het gebouw ziet er hoe dan ook indrukwekkend uit. In de haven komen we ook nog een paar aparte gebouwtjes op palen tegen, van waaruit men naar het zich laat aanzien vissen probeert te vangen. Op de rand van de klif komen we ook nog eens een oud torentje tegen, je maakt wat mee in de Abruzzen.

faro-1.JPG

Goed, laten we ondertussen maar eens met de rit beginnen. Tijdens de eerste kilometers van deze etappe rijden we eerst door een industriegebied buiten Vasto, niet echt fraai dus. In deze eerste kilometers fietsen we eerst heel kort weg van de kust. Dit stukje wat meer richting het binnenland loopt een kilometer of drie heel subtiel omhoog. Na twee rotondes gaat het bij de derde rotonde naar rechts waarna we weer rechtdoor rijden terug naar de kust. In aanloop naar de derde rotonde gaat het een kilometer fors naar beneden. Voorlopig even het laatste hoogteverschil, we krijgen langs de kust heel wat vlakke kilometers voorgeschoteld. Na negen kilometer bereiken we het kustplaatsje Termini, waar een bocht naar links volgt. Vervolgens gaat het een kilometer of 30 zo goed als rechtdoor langs de kust. Tot in de omgeving van Ortona zal de weg zo goed als vlak zijn. De brede weg die we volgen zal soms direct langs het water liggen, op andere momenten rijden we wat meer landinwaarts tussen de bomen door. Af en toe komen we een dorpje tegen, maar massaal volgebouwd hebben ze deze kuststrook nog niet. Na 22 kilometer fietsen we door Fossacesia Marina en buiten dit plaatsje komen we langs de kust weer van die malle vissershutjes op palen tegen. Die dingen hebben zelfs namen. Een mooie is de Trabocco Punta Torre. Voor de volledigheid gooien we er dan maar even wat achtergrond en geschiedenis in: Trabocchi zijn houten vissershutten op palen die rond de achttiende eeuw werden gebouwd zodat vissers gemakkelijk hun netten konden uitgooien en weer binnenhalen. De netten waarmee gevist werd, waren verbonden aan een soort antennes die wel tot vijftig meter in zee reikten. Tegenwoordig zijn de meeste trabocchi hun oorspronkelijke doel verloren, en veranderd in uitkijkpunten en restaurants. Dat pikken we ook weer even mee. Typisch iets van deze regio.

1c6f8ddff5b8b3c127f614a0b09255e6.jpg

De komende kilometers rijden we langs tal van deze voormalige vissershutjes, terwijl de weg langs de kust wat bochtiger wordt. Het wordt ook wat minder vlak, vooral voorbij Ripari Bardella. Het gaat even anderhalve kilometer aan een procent of vijf omhoog, moet kunnen. Direct na dit klimmetje gaat het ook weer anderhalve kilometer naar beneden, tot aan de buitenrand van Ortona. Meteen loopt de weg weer een kilometer omhoog, ditmaal zelfs aan 6%. Lekker klimmetje tussendoor, op weg naar de eerste tussensprint van de dag. Na een paar steile haarspeldbochten bereiken we de buitenwijken van deze stad, waar we doorheen fietsen op weg naar het centrum. Een flink aantal bochten verder komen we in het centrum aan en als we ons eenmaal op de Corso Libertà bevinden volgt na 40 kilometer de tussensprint. Ortona is een stad die net als Vasto voorkwam in de rit in 2017 met aankomst boven op Blockhaus. Voor een deel hebben we dezelfde route gevolgd als in 2017. Ook in het vervolg van de rit werken we nog een deel van de route van 2017 af, maar er is nog genoeg variatie om de organisatie niet van luiheid te beschuldigen. Over Ortona gesproken, daar staat een Aragonees kasteeltje. Wat dan weer een leuk bruggetje is naar een andere koers, morgen begint de Vuelta Aragon! Tevens komt Rocco Siffredi uit deze stad. Dat schijnt een goede acteur te zijn, die louter in kwalitatief hoogstaande producties schittert. Nou goed, verder leert Google mij dat ze hier recentelijk de wegen hebben opgeknapt, speciaal voor de Giro. Was ook wel nodig, wat een pleuriszooi was het op bepaalde plaatsen.

Ortona-CH-001-1200x800.jpg

De vorige keer dat we in Ortona waren reden we langs de kust verder, maar nu trekken we juist het binnenland in. Via een rechte weg verlaten we Ortona, terwijl het vals plat omhoog gaat. Drie kilometer rechtdoor, dan een rotonde en nog eens tien kilometer zo goed als rechtdoor. In deze tien kilometer komen we iets meer dan 200 meter hoger uit, ik ontkom er niet aan om ook dit als vals plat te bestempelen. Na dit lange stuk rechtdoor licht omhoog dwars door de Abruzzen slaan we even linksaf voor een kleine tocht door het dorpje Poggiofiorito. Waarom we dat doen weet ik niet, want het lijkt niet echt een levendig dorpje. In de straten van Poggiofiorito loopt de weg nog wel wat omhoog, maar nadat we wat bochten hebben genomen en bij een rotonde rechtdoor gaan wordt het buiten dit dorpje even vlak. We rijden rechtdoor naar Arielli waarna er een korte afdaling van een kilometer volgt met twee stevige haarspeldbochten. Wegversmallinkje kort daarvoor, grande casino. Na dit korte afdalinkje rijden we over een wat smallere en bochtigere weg verder die nog twee keer kort omhoog loopt. Voorbij Canosa Sannita gaat het een kilometer of vijf zo goed als rechtdoor richting Tollo, in licht dalende lijn. Eenmaal in Tollo slaan we linksaf, waarna een stukje serieuze afdaling met een aantal haarspeldbochten volgt. Een stuk of vier lastige bochten verderop rijden we twee kilometer praktisch rechtdoor, met onderweg een rotonde. Na deze rotonde gaat het nog even rechtdoor en dan slaan we rechtsaf waarna we beginnen aan een klimmetje richting Miglianico. Het gaat eerst een kilometer vals plat omhoog, daarna vlakt het even af en vervolgens krijgen we nog een kilometertje aan 5%. We rijden door het centrumpje van dit plaatsje en daarna gaan we vrij snel weer rechtsaf, waarna het kort naar beneden gaat. Een lastige haarspeldbocht in dit afdalinkje, daarna knallen we rechtdoor een kruispunt over waarna het opnieuw omhoog gaat. Deze keer een wat langere klim, die verder niet zo lastig is. In vijf kilometer komen we 150 meter hoger uit, vijf kilometer aan 3% dus.

ripateatina-3.jpg

De klim brengt ons naar Ripa Teatina, een redelijk nietszeggend dorpje boven op de heuvel. Het is wel het dorp waar de vader van Rocky Marciano is geboren. Rocky zelf werd gewoon geboren in Amerika, waar hij jaren later veel mensen op hun muil zou slaan. Dit deed hij blijkbaar zo goed dat hij zelfs nog eens wereldkampioen boksen is geworden. Ondanks het feit dat ze daar in Ripa Teatina part noch deel aan hebben zijn ze er wel buitengewoon trots op, getuige het standbeeld. Boven op de top van de klim wordt de tweede tussensprint van de dag gehouden, in het centrumpje van Ripa Teatina. Na 78 kilometer krijgen we dat zinderende spektakel. Voorbij de sprint verlaten we het plaatsje gelijk weer en dat doen we in dalende lijn. Vier haarspeldbochten verder zijn we beneden. Even verderop stuiten we op nog wat bochtenwerk en daarna zitten we ineens op de grote weg. Deze weg leidt richting Chieti, maar voor we rechtdoor deze stad binnenrijden verlaten we de grote weg weer en gaan we over een bochtigere weg in stijgende lijn verder naar Chieti. Vijf kilometer lang gaat het omhoog aan 5%. Na 86 kilometer koers komen de renners boven in Chieti, een stad die toch wel enige naamsbekendheid heeft in het wielrennen. De Giro komt hier wel eens langs, al dateert de laatste start in deze stad alweer van 2009. Ook in de Tirreno komt Chieti wel eens voor, dan als aankomst. In 2012 en 2013 kwam men hier bijvoorbeeld aan, maar dan wel op een wat lastiger klimmetje. Je kan hier met gemak een achterlijk steil muurtje vinden, maar de organisatie is voorlopig nog niet echt van plan om vijanden te maken. Chieti is overigens best een leuk stadje, gelegen boven op een heuvel, met in het centrum nog wat fraaie gebouwtjes. Het is tevens de stad van Giulio Ciccone, de drager van de bergtrui.

Chieti.jpg

Toen we in 2017 naar Blockhaus reden kwamen we ook door Chieti. We zitten nu weer even op dezelfde route. Na de passage door de stad gaan we een aantal kilometer naar beneden over een brede maar bochtige weg. Een snelle, technische afdaling. Aan het eind van deze afdaling komen we een paar rotondes tegen. Bij de tweede gaat het naar links, waarna het steeds vlakker wordt. Nog een paar rotondes verderop wordt het helemaal vlak en dan gaan we lang rechtdoor fietsen. Een kilometer of 10 zal er geen reet gebeuren. Immer geradeaus, af en toe een nietszeggend dorpje tussendoor en bij hoge uitzondering een keer een rotonde. Af en toe een mooi uitzicht over de omgeving, dat dan weer wel. Na 106 kilometer koers rijden de renners door Scafa en in de buurt van dit plaatsje begint de weg wat vals plat omhoog te lopen. Buiten Scafa gaat het een keer een halve kilometer wat steiler omhoog, volgt er een klein knikje naar beneden en loopt het weer twee kilometer vals plat omhoog. We rijden dan door Piano D'Orta en buiten deze plaats gaat het twee kilometer omhoog aan 5%. Ja dames en heren, we maken wat mee. Het gaat kort naar beneden, wanneer het weer afvlakt is dat het startsein van een nieuwe strook van tien kilometer min of meer rechtdoor over een brede en zo goed als vlakke weg. We gaan op weg naar Popoli en dit doen we dwars door de vallei. In die tien kilometer komen we 50 meter hoger uit, het is dus gewoon vlak eigenlijk. Gelukkig is het uitzicht wel mooi, verder is dit een fase die we even moeten overleven. Na 130 kilometer komen we uit in Popoli, een redelijk onbeduidend dorpje met als opvallendste bouwwerk de kasteelruïne die boven het plaatsje uittorent.

popoli_castello_cantelmo.jpg

In Popoli slaan we rechtsaf en rijden we over een brug, waarna een klim begint. De klim van de tweede categorie waar we ons aan gaan wagen heet Le Svolte di Popoli. Het is een redelijk pittige klim. Negen kilometer lang en 5,6% gemiddeld. Eigenlijk is de klim nog lastiger dan dat, want in de eerste kilometer gaat het slechts vals plat omhoog. Daarna gaat deze bochtige klim die in het geheel is voorzien van een brede weg wat steiler omhoog. Kilometertje aan 5%, met daarna zowaar een kilometer aan 8%. Het zwakt vervolgens weer wat af richting 3%, waarna we twee lastige kilometer krijgen aan 9%. Na deze zware strook wordt de klim wat makkelijker. In de laatste drie kilometer richting de top stijgt het aan 5%. Na 139 kilometer komen de renners boven op deze klim die ook wel eens wordt misbruikt voor autoraces. Aan de foto's op Google te zien gaat dat vooral vaak mis. Vermakelijke beelden. Er worden wel eens wat wedstrijden georganiseerd en om het geheel wat meer het gevoel van een race te geven is bijna de hele klim voorzien van wat verf. Blokjes zwart wit in sommige bochten en langs de kant van de weg. Ja, dat racen nemen ze hier serieus. Komt zelfs behoorlijk wat volk op af. Mooie test dus om te zien welke sport nu écht populair is in Italië, de hele bergrand moet gevuld worden.

images?q=tbn:ANd9GcS5By1GFuIdnbw_EDhVvwCfHuW1aE-GhiXT5z7jSAvXgASE8If-
Riccardo-Tanzi-Honda-Civic-equipaggiata-Sassa-roll-bar.jpg

Na de top van de klim gaat het héél kort naar beneden. Een paar honderd meter, dan een bocht naar rechts en vervolgens gaat het voor de leuk vals plat omhoog. We rijden rechtdoor over een plateau richting Barisciano. In de komende 20 kilometer komen we een stuk of vier rotondes tegen en verder gaat het rechtdoor. Een brede, rechte weg, met links en rechts wat heuvels. We rijden langs al deze heuvels af, rechtdoor naar L'Aquila. Het is zeven kilometer lang vlak, daarna gaat het richting de tweede rotonde even een halve kilometer vrij stevig omhoog, maar al snel volgt een nieuw vlak stuk van een kilometer of vijf. Als dit vlakke stuk achter de rug is gaat het nog acht kilometer vals plat omhoog richting Barisciano. In dit stuk komen we 150 meter hoger uit, het spreekt dus voor zich dat er van echt klimmen geen sprake is. Na 160 kilometer rijden we voorbij Barisciano. We slaan linksaf en dan gaan het een aantal kilometer naar beneden. Deze afdaling duurt zeven kilometer en is poepsimpel, want het gaat bijna continu rechtdoor. Beneden komen we uit in San Gregorio. Buiten dit dorpje gaat het drie kilometer rechtdoor over een weg die het beste als vlak valt te omschrijven. We rijden richting Bazzano en onderweg naar dit dorpje passeren we twee rotondes en een afzichtelijk industrieterrein. Na Bazzano rijden we nog eens een aantal kilometer rechtdoor over een weg die alleen wordt onderbroken door twee rotondes. We rijden naar Sant'Elia, dat we op 10 kilometer van de finish bereiken. Dit stuk tussen Bazzano en Sant'Elia is licht glooiend, met een paar korte stukjes vals plat tussendoor. Op 10 kilometer van het eind verlaten we de doorgaande weg en slaan we rechtsaf. We bevinden ons nu op het grondgebied van L'Aquila, dicht in de buurt van een vrij gek uitziend basiliekje.

Basilica-di-Santa-Maria-di-Collemaggio.jpg

Zodra we rechtsaf slaan begint de weg direct omhoog te lopen. Na een scherpe bocht gaat er nu drie kilometer aan 5% geklommen worden, waarbij het belangrijk is om op te merken dat het in de eerste anderhalve kilometer aan 7,5% omhoog gaat, met een steilste strook van 9%. Na deze stevige aanvangsfase krijgen we nog een halve kilometer aan 5%, maar daarna wordt het in de laatste kilometer van dit klimmetje zo goed als vlak. Richting de top van het klimmetje slaan we rechtsaf en bijna direct daarna bij een rotonde naar links, waarna het afvlakt. Op zeven kilometer van de finish gaat het even kort naar beneden, waarna er na een bocht naar rechts weer een klein stukje vals plat omhoog volgt. 6,5 kilometer van het eind gaat het wat langer naar beneden, tot op ongeveer vijf kilometer van het eind. In dit stuk van de slotfase komen we in dalende lijn een rotonde tegen, waar we linksaf moeten. Daarna gaat het dwars door een winkelstraat verder naar beneden in rechte lijn. Op iets meer dan vijf kilometer van het eind komen we een lastige rotonde tegen, waar het uiteindelijk rechtdoor gaat. Daarna komen de renners uit op een weg met slecht asfalt, die een beetje vals plat omhoog loopt. Aan het eind van deze weg slaan we linksaf en even verderop volgt een nieuwe bocht naar links. We rijden langs of misschien wel door een oude poort en daarna houden we links aan. De weg gaat nu een kleine kilometer naar beneden lopen. Aan het eind van dit stuk komen we een rotonde tegen, waar er een scherpe terugdraaiende bocht gemaakt moet worden. Na deze bocht bevinden we ons op vier kilometer van het eind. Het loopt nu weer een aantal meter vals plat omhoog, tot een bocht naar rechts. Na deze bocht gaat het anderhalve kilometer naar beneden over een brede weg. Deze afdaling is eigenlijk best makkelijk, tot de laatste bocht. Op twee kilometer van de finish volgt deze bocht en het is een terugdraaiende bocht naar rechts. Jan Bakelants is geen fan van deze bocht, maar daar kom ik later nog wel op terug. Na de bocht gaat het een kilometer rechtdoor, vals plat omhoog. Het is 500 meter lang eigenlijk helemaal vlak, daarna begint het serieus op te lopen. Eerst nog eens 500 meter aan 3%, maar zodra we onder de vod passeren gaat het los. De weg buigt af naar rechts en even later volgt er een haarspeldbocht naar rechts. Hier gaat het aan 11% omhoog, het steilste stuk van de slotklim richting de finish. 500 meter lang gaat het an 8,6% gemiddeld omhoog. Na de haarspeldbocht volgt een bocht naar links en daarna gaat het rechtdoor tot aan de finish. In de laatste 500 meter wordt het iets makkelijker, maar met 6,6% gemiddeld blijft het lastig.

G19_T07_Aquila_ukm.jpg
G19_T07_Aquila_ARR_zoom.jpg

Na die lastige slotkilometer aan 7,6% gemiddeld finishen we een beetje aan de buitenkant van L'Aquila. We bevinden ons in de hoofdstad van de Abruzzen. 69.000 mensen wonen in deze stad, waarvan de naam letterlijk de adelaar betekent. Dat moet Karsten Kroon toch wel aanspreken. Het is geen toeval dat we dit jaar in L'Aquila finishen, het is namelijk 10 jaar geleden dat hier een grote ramp plaatsvond. Italië is een land dat vrij gevoelig is voor aardbevingen en dan met name dit gebied. Het is lang geleden dat ik nog iets met aardrijkskunde heb gedaan, dus ik wil geen heel verhaal afsteken over platentektoniek, maar we zouden wel eufemistisch kunnen stellen dat de geologische situatie hier vrij complex is. Door de eeuwen heen zijn er in L'Aquila en omgeving talloze aardbevingen geweest, waardoor de stad al een paar keer ernstig werd beschadigd. De meest recente verwoestende aardbeving vond plaats in 2009. In de nacht van 5 op 6 april werd de stad opgeschrikt door een aardbeving met een kracht van 6,3 op de Schaal van Rigter. Het bleef niet bij die ene aardbeving, er werden nog vele naschokken waargenomen. In totaal kwamen in L'Aquila en omgeving 309 mensen om het leven, 39.500 mensen raakten dakloos en 15.000 huizen liepen beschadigingen op. Een van de zwaarste aardbevingen in de recente Italiaanse geschiedenis, zeker qua aantal slachtoffers. Sindsdien heeft men de stad wel weer aardig opgebouwd. Het is ook de moeite van het telkens weer opnieuw opbouwen waard, want L'Aquila is een fraaie stad. Er zijn ondanks alle verwoestingen door de jaren heen nog veel oude elementen overgebleven. Zo beschikt de stad over oude stadsmuren en poorten. In de finale van de rit rijden de renners ook nog eens een rondje om het Forte Spagnolo, het Spaanse fort. Er is ook nog een merkwaardig pleintje in de stad, die bijna volledig wordt omgeven door een fontein. Niet zomaar een fontein, nee, een fontein met 99 kopjes die allemaal de hele dag door water uit hun bek spugen. In de buurt van dit fonteintje staat ook de Porta Rivera, een van de stadspoorten die bewaard is gebleven. Er is ook nog een andere fontein in de stad, de Fontana luminosa. Ook best een opvallend ding, twee naakte vrouwen die een emmer omver kieperen. 's Nachts geeft dit ding licht, vandaar de naam. Verder kan je nog wel een tijdje doorgaan over de dingen die in L'Aquila te zien zijn. Het is geen buitengewoon toeristische stad, dus je kan het ook een keer op je gemakje zelf gaan bekijken zonder dat je onder de voet wordt gelopen door allerlei Aziaten.

36155_9_l_aquila.jpg

L'Aquila heeft een behoorlijk grote geschiedenis in de Giro. Je zou een boek kunnen schrijven over alle aankomsten in deze stad. De editie van 1954 is bijvoorbeeld de moeite waard. Toen reed de Zwitser Carlo Clerici in de straten van L'Aquila naar de overwinning. Dit deed hij vanuit de vroege vlucht. Hij kreeg een half uur voorsprong, want in het peloton had niemand zin om te rijden. De verwachting was dat Clerici tijdens de rest van de Giro nog wel wat tijd zou verliezen, de rit naar L'Aquila was immers pas de zesde van 22. Dat gebeurde alleen niet, Clerici hield stand. Hij hield zelfs 24 minuten van z'n voorsprong over. Hij won de Giro van 1954. Voordien en nadien kwam hij nooit meer in de buurt van zo'n prestatie, vier jaar later was zijn carrière zelfs helemaal voorbij. Soms herhaalt de geschiedenis zich, op z'n minst een beetje. De laatste aankomst in L'Aquila dateert van 2010, het jaar na de zware aardbeving. Om de mensen in L'Aquila te steunen kwam de koers langs, een geschiktere pleister op de wonde bestaat er niet. De 11e rit van de Giro van 2010 voerde de renners van Lucera naar L'Aquila over geaccidenteerd terrein. De rit was 262 kilometer lang en het was hondenweer. Het regende dat het goot. Een omvangrijke kopgroep van meer dan 40 renners reed weg uit het peloton. Zo'n grote kopgroep, dat zag je in die jaren nog wel eens. Tegenwoordig is alles toch veel meer gecontroleerd, wat in 2010 gebeurde zou nu niet snel meer gebeuren. De grote kopgroep van 40 renners reed een gigantische voorsprong bijeen, van meer dan 10 minuten. In die kopgroep zaten enkele renners die kort in het klassement stonden, waaronder de toen nog schier onbekende Richie Porte en David Arroyo. Alexandre Vinokourov droeg op dat moment de roze trui, maar hij zette zijn mannen niet echt op kop van het peloton. Het moest van Liquigas komen, de ploeg van Ivan Basso. Zij begonnen wel te rijden, maar het kalf was al lang en breed verdronken. De finale van de rit in 2010 valt te vergelijken met de finale van nu. Ook toen werd er vanuit Popoli geklommen en ook toen zagen de slotkilometers er hetzelfde uit. Alleen aan het stuk tussendoor is een beetje gesleuteld, maar het komt op hetzelfde neer. In de straten van L'Aquila zagen we meerdere pogingen van de koplopers om de kopgroep wat uit te dunnen. Dat lukte wel, onder meer de in een grote ronde debuterende Steven Kruijswijk dolf het onderspit. We zagen een toen nog jonge Danilo Cataldo aan het front verschijnen, hij ging in de aanval. Even later werd hij alweer overvleugeld door Linus Gerdemann, met een jonge Jan Bakelants in het wiel. Linus en Jan gingen hard naar beneden in de afdaling die kletsnat lag. Nu zijn we er alleen al achtergekomen dat die afdaling niet lastig is, op één bocht na. In die ene bocht maakt Linus Gerdemann een stuurfout, daardoor moet Jan Bakelants corrigeren en dat heeft tot gevolg dat Jan op de grond eindigt. Hij zit snel weer op de fiets, maar het is dan al te laat. Gerdemann lijkt op weg naar de overwinning, maar in de lastige laatste kilometer fietst opeens een of andere gozer van Katusha hem voorbij. Dat bleek Evgeni Petrov te zijn. Niet echt een memorabele winnaar voor een memorabele rit, maar het kan niet altijd meezitten. Richie Porte werd op een paar seconden 13e, hij nam de roze trui over. Een paar dagen later nam David Arroyo de roze trui over en Ivan Basso moest tot het einde van de Giro knokken om de roze trui weer van hem af te pakken. Bijna lukte Arroyo wat Clerici meer dan 50 jaar eerder lukte. Hij moest uiteindelijk de vlag hijsen tijdens de 19e rit, onderweg naar Aprica.

315-Tappa%2011-2.jpg

L'Aquila is dus onlosmakelijk verbonden met de fuga bidone. Al is dat niet altijd het geval. Soms krijgen we ook gewoon een sprint met de groep der favorieten, zoals in 2005 bijvoorbeeld. Toen klopte Danilo Di Luca iedereen. In een verder verleden zagen we ook Gino Bartali twee keer winnen in L'Aquila, die gast kon wel wat volgens mij. Qua weer gaan we in ieder geval geen herhaling van 2010 krijgen. Er is geen kans op neerslag in Vasto, het zonnetje schijnt en het wordt 17 graden. In de middag wel wat kans op wind, maar die zou dan vooral in de rug staan. In L'Aquila gaat het vanaf zaterdag regenen, maar vrijdag blijft het waarschijnlijk nog droog. 16 graden daar en bijna geen wind. Het wordt een andere rit dan in 2010. Minder kilometers en beter weer. De rit begint om 12:25 en na een redelijk lange neutralisatie van een kwartier gaat het om 12:40 echt los. Eurosport is er zoals we gewend zijn om 13:05 weer bij voor de mensen met de legendarische PLAYER. Voor de gewone stervelingen is het wachten tot het 13:15 is. Met een beetje mazzel pakken we dus nog het ontstaan van de vlucht van de dag mee. Het zou erg vervelend zijn als nu toevallig de eerste de beste groep wegrijdt. Aankomst wordt verwacht ergens tussen 16:57 en 17:25.

30492216880_0a9c982555_b.jpg

Voor de verandering hebben we weer eens te maken met een lastig te voorspellen rit. Voor de Giro begon leek me dit een ideale rit voor de vluchters. Nu is dat door de recente ontwikkelingen iets bijgedraaid. UAE-Emirates zal niet meteen de roze trui willen verliezen en bovendien maken ze met Ulissi ook nog kans op de rit. Het enige nadeel is dat ze alleen totaal geen ploeg hebben om deze rit te controleren. Normaal zou Conti moeten knechten, maar die heeft nu dus de roze trui. Dan moet het komen van mannen als Marcato en Polanc. Misschien dat Consonni en Gaviria mee willen helpen, maar je komt al snel tot de conclusie dat het niet veel is. UAE zal dus geholpen moeten worden door andere ploegen, maar welke ploegen hebben ambities? Katusha zou kunnen rijden voor Battaglin, maar dat is behoorlijk vergezocht. Nee, Matxin zal een ander plan moeten verzinnen. Er zijn twee opties. Je kan de vluchters controleren tot er een groepje weg is met alleen maar mensen die 20 minuten achterstand hebben, of je stuurt Ulissi mee. Linksom of rechtsom verwacht ik dat de vluchters het weer gaan halen. Dat wordt weer vijf namen noemen waarvan er met wat mazzel eentje mee is. Die mazzel had ik tijdens de vorige rit, Masnada was toevallig mee en wint ook meteen. Al had iedereen wel rekening met hem gehouden, zo ongeveer. Kijken of ik nu meer geluk heb bij het draaien aan het rad van fortuin. Overigens is dit voor de klassementsrenners toch ook nog wel een belangrijke dag. Op de klim van tweede categorie gaat waarschijnlijk niet veel gebeuren, maar de klim in de laatste kilometer gaat ongetwijfeld voor wat tijdsverschillen zorgen. Belangrijk om vooraan te zitten in de laatste afdaling, zodat je in een goede positie aan dat klimmetje kan beginnen. In 2010 viel het in het peloton nog aardig uit elkaar in de slotfase, al was die rit wel langer, lastiger en natter. Als we toch een sprintje van de klassementsrenners krijgen moet je volgens mij vooral naar Roglic en Yates kijken, met Ulissi die daar dan tussendoor komt gefietst.
1. Ciccone. Ik noemde Giulio al tijdens de vorige rit, maar dat was achteraf gezien best dom. Ik had geen rekening gehouden met het feit dat Ciccone afkomstig is uit Chieti, de stad die we tijdens deze rit passeren. Hij heeft zich tijdens de vorige rit niet bovenmatig ingespannen, omdat hij alles heeft gezet op deze rit. Ik zie het hem nog doen ook, als hij eenmaal in de kopgroep weet te belanden gaat het een lastig verhaal worden om hem te lossen. Dat klimmetje op het eind zou hem ook nog eens moeten liggen. Kan niet meer misgaan eigenlijk.
2. Cattaneo. In aanloop naar de Giro lieten de mannen van Savio al zien in topvorm te zijn. Vooral Cattaneo en Masnada waren gruwelijk goed. Masnada heeft nu zijn rit in de Giro al binnen, dan kan Cattaneo eigenlijk niet achterblijven. Hij stond goed in het klassement, maar staat nu toch al snel op een minuut of zeven van Conti. Kan dus mee in de kopgroep zonder dat iedereen meteen een paniekaanval hoeft te krijgen. Als Cattaneo vooraan zit kan hij ook meteen de rit winnen. Qua niveau toch wel aardig gelijk aan Masnada.
3. Bakelants. Jan was dus in 2010 dichtbij de overwinning, een valpartij schakelde hem uit. Normaal zou Jan hier vooral moeten knechten voor Dumoulin, maar aangezien ONZE Tom al uit de koers is verdwenen mogen de jongens van Sunweb doen waar ze zin in hebben. We hebben Vervaeke al in actie gezien, daarna deed Oomen een duit in het zakje en nu is het de beurt aan Bakelants. Hij heeft nog wat recht te zetten. Al lijkt het me met zijn huidige vorm vrijwel uitgesloten dat hij wint.
4. Vuillermoz. Een Pikachu in vorm zou heel blij worden van deze rit. Een ideale aankomst voor hem, maar echt hard fietsen lijkt hij een beetje te zijn verleerd. Al staat hij er voorlopig nog niet slecht voor, een 34e plaats in het klassement op meer dan zeven minuten van Conti. Toch zou het niet zo handig zijn als hij een beetje overal aan blijft klampen in een matige poging om een verre ereplaats bij elkaar te fietsen. Kan beter in de aanval, zeker tijdens zo'n rit. Enfin, gaat niet gebeuren, maar het zou wel moeten.
5. Brambilla. Ik weet het niet, ik noem gewoon nog maar een andere gozer van Trek. Anders moet je iemand als Senni gaan noemen ofzo, of Awet Gebremedhin. Of Gavazzi of Santaromita of Neilands of nouja whatever.
naatje_1maandag 20 mei 2019 @ 10:25
SPOILER: Tappa 8: Tortoreto Lido - Pesaro, 239 km
Tappa 8: Tortoreto Lido - Pesaro, 239 km

De zevende rit kende een razendsnelle aanvangsfase. Het eerste uur slaagde er geen enkele groep in om weg te rijden, we werkten in dat uur 50 kilometer af. Uiteindelijk reed er een grote groep weg van een man of 20, met daarin renners als Bilbao, Izagirre en Carthy. Dat was het sein voor Bahrein-Merida om aan een achtervolging te beginnen. Men vond Bilbao toch een wat te groot gevaar, of misschien gingen ze juist wel rijden om Laurens de Plus de nek om te draaien. De Belg, beoogd meesterknecht van Roglic, moest vroeg in de rit al lossen. Hij was al een tijd ziek en daarom haakte hij vrij snel af toen het tempo omhoog ging. Na een kilometer of 80 stapte hij af, terwijl ondertussen ook Fernando Gaviria uit koers was verdwenen met knieproblemen. De kopgroep werd in ieder geval weer bijgehaald, maar direct daarna reed er een nieuwe groep weg met grotendeels dezelfde namen. Bilbao zat er weer bij en ook Formolo had zich vooraan gemeld. De situatie was dus niet echt gunstiger geworden voor Bahrein, al waren ze wel van De Plus af. Nadat de nieuwe kopgroep wegreed was het aan UAE-Emirates om te controleren. Als Valerio Conti zijn roze trui nog wat langer wilde houden moesten zijn mannen de schade weten te beperken. Dat lukte heel behoorlijk, de voorsprong van de koplopers schommelde steeds rond de twee minuten. De finale van de rit was vrij lastig, met enkele klimmetjes. Op de langste klim van de dag bleven vooraan de sterkste mannen over. Enkele renners die op het laatste moment de oversteek hadden gemaakt naar de kopgroep zoals Thomas De Gendt en Ruben Plaza haakten weer af. In het peloton gebeurde niet veel, maar later op het plateau in aanloop naar L'Aquila begon Trek op kop te rijden. Achteraf bleken ze dit gedaan te hebben om het klassement van Bauke Mollema te verdedigen. We hebben nog geen bergrit gehad en Bauke Mollema is nu al zijn verre ereplaats aan het verdedigen, het blijft een minderwaardige renner. Uiteindelijk gingen ook andere ploegen met Trek meerijden, omdat ze ineens een kans zagen om de rit nog te winnen. Dat feest ging alleen niet door, kleiner dan een minuut werd de voorsprong niet. In de straten van L'Aquila kregen we vervolgens een mooi schouwspel voorgeschoteld. Op de lastige klimmetjes in deze stad leek Formolo over de beste benen te beschikken. Lucas Hamilton probeerde een paar keer aan te vallen, maar er bleven steeds een paar mannen in z'n wiel hangen. Formolo reed alles makkelijk dicht, Cattaneo kwam er ook snel bij en Bilbao en Gallopin volgden steeds iets later. Rojas moest lossen, maar kwam in de laatste afdaling van de dag weer terug. In die afdaling ging hij ook maar meteen in de aanval. Ook nu koos Formolo ervoor het gat dicht te rijden. Toen dat gebeurd was zag Bilbao zijn kans schoon, in het zicht van de vod demarreerde hij. Formolo had al zoveel gedaan dat hij nu even naar de rest keek. De rest deed niets, dus moest Formolo zelf weer in de achtervolging. Hij slaagde er niet meer in om Bilbao bij te halen. De Bask pakte zodoende zijn eerste ritoverwinning in een grote ronde, ondergetekende is content. Achter Bilbao werd de afwachtend rijdende Gallopin tweede, voor Formolo. Het peloton kwam een minuut later binnen. Geen enkele renner van belang verloor tijd, in die zin was het een nutteloze dag. Inmiddels zijn we wel al een week bezig. De tweede zaterdag van de Giro komt eraan en we krijgen deze zaterdag een lange rit voorgeschoteld. Geen aankomst bergop zoals je vaak in het weekend zit, het is een relatief vlakke rit met een lastige finale. Het kan een kans voor de sprinters zijn, maar het is ook goed mogelijk dat we voor de derde dag op rij met eeen rit voor de vluchters te maken krijgen.

G19_T08_Pesaro_plan_zoom.jpg
G19_T08_Pesaro_alt_jpg-2.jpg

De langste rit van de Giro van 2019 start in Tortoreto Lido, een badplaats aan de Adriatische kust. Tortoreto Lido is het nieuwe gedeelte van Tortoreto. Er is ook nog een Tortoreto Alta, dat wat hogerop in de heuvels ligt. In heel Tortoreto wonen 11.800 mensen, waarvan 6.000 in Lido. De naam van deze plaats zou in de middeleeuwen zijn ontstaan door de aanwezigheid van een bepaald soort duiven, de tortore. Dat zou Paus Gregorius I zijn opgevallen, hij vermeldde deze bijzonderheid in een brief en sindsdien had deze locatie ineens een naam. Met een beetje zin voor cynisme kan men Tortoreto dus letterlijk en figuurlijk een schijtstad noemen. Tortoreto Lido is een stad zonder veel geschiedenis in de Giro. Eén keer eerder ging er hier een rit van start, dat was in de Giro van 2011. De elfde rit van die Giro zou hier starten en aankomen in Castelfidardo. Daar zagen we de legendarische Fransoos John Gadret van Team Gadret met de overwinning aan de haal gaan. Op een lastige aankomst heuvelop was hij Joaquim Rodriguez met een goed getimede aanval te snel af. Een van de weinige overwinningen van Gadret op de weg, ook meteen zijn laatste. Tortoreto Lido is verder een badplaats zonder veel franje. Ze moeten het hier vooral van hun stranden hebben. Buiten dat komen we weinig tegen dat de moeite waard is. Ja, ze hebben een fontein met een zeemeermin in het midden. Vol trots vermelden ze dat er een fietspad ligt langs het hele strand, dat zelfs nog doorloopt naar de dorpjes ten noorden en ten zuiden van Tortoreto. Prima, maar daar zijn wij als Nederlanders natuurlijk niet van onder de indruk. Er zou ook nog een maritiem museum in Tortoreto Lido moeten zijn, maar als ik dat zo even vlug bekijk ziet het er niet uit alsof het veel voorstelt. En dan hebben ze in deze plaats ook nog eens een spuuglelijke moderne kerk neergezet. Geen gezicht. Nee, als je genoeg op het strand hebt gelegen is het verstandiger om even naar Tortoreto Alta te gaan. Daar staan een stuk of drie kerken die een paar eeuwen ouder zijn en er derhalve direct van een fraaier uiterlijk en innerlijk zijn voorzien. Bovendien heb je boven op de heuvel een mooi uitzicht over het lagergelegen deel en de zee. Daarnaast valt er ten zuiden van Tortoreto Lido nog een gigantisch viaduct waar te nemen. Maar goed, hoogtepunt blijft de zeemeermin natuurlijk.

slider-home-06.jpg

Na een start op de lungomare naast het strand rijden we een rondje door Tortoreto Lido. Buiten de stad begint de rit echt en het zal heel lang een rit zijn om snel te vergeten. We gaan een kilometer of 100 rechtdoor langs de kust rijden, richting het noorden. Ik voel eigenlijk weinig behoefte om dit deel van de rit uitgebreid te beschrijven. Al is het nog wel de moeite waard om te vermelden dat we na 16 kilometer dwars door San Benedetto del Tronto rijden, voor wielerliefhebbers een bekende stad. Hier eindigt sinds jaar en dag de Tirreno-Adriatico met een korte tijdrit. Dit jaar werd die tijdrit gewonnen door Victor Campenaerts, leuk voor Victor. Buiten San Benedetto del Tronto gaat het vrolijk rechtdoor verder over een enorm brede weg die we continu volgen. Af en toe zien de renners de zee en als dat niet zo is rijden ze door een dorpje. Na een kilometer of 40 rijdt het peloton door Porto San Giorgio en hier komen ze zowaar twee rotondes tegen, holy shit. Nouja, daarna rijden we weer een eeuwigheid rechtdoor van het ene badplaatsje naar de volgende. Porto Civitanova, Porto Recanati, porto dit en porto dat. Af en toe een bocht en een rotonde, maar continu brede en vlakke wegen. Vre-se-lijk. In Porto Recanati zijn we ondertussen al een kilometer of 75 onderweg. We hebben continu langs de kust gereden, maar daar komt tijdelijk een klein beetje verandering in. We rijden even een stukje door het binnenland. Of nouja, een stuk eigenlijk. 25 kilometer door de binnenlanden, nog steeds over brede en grotendeels vlakke wegen. Dezelfde saaie shit eigenlijk, maar dan zonder dat er water in beeld is. We rijden nu eigenlijk met een grote boog om Ancona heen, de grote stad hier aan de kust. Om de stad toch in beeld te brengen volgt hier een foto.

AnkonPanorama.jpg

De saaie weg waar we ons op bevinden wordt kort iets minder saai. We rijden door drie tunneltjes en tussen deze tunneltjes loopt de weg twee keer kort omhoog. Hoogteverschil, hoe is het mogelijk. Lang duurt dit niet. Kort na de derde tunnel nemen we een afslag, rechtsaf richting Falconara Maritima. Buiten dit plaatsje aan de kust komen we een spuuglelijk industrieterrein tegen, echt niet te doen. Niet lang daarna slaan we linksaf en dan rijden we weer langs de kust. De zee is in de verte weer te zien, na een kilometer of 30 zijn we weer terug aan de kust. Eenmaal terug langs het water gaan we weer een eeuwigheid rechtdoor rijden. Het verhaal van het eerste deel van de rit komt weer terug. Brede weg, vlak, rechtdoor. Af en toe een dorpje tussendoor, af en toe wat bomen langs de kant van de weg, af en toe wat blauws aan de rechterkant van de weg. Deze weg leidt naar Senigallia, een plaats met 45.000 inwoners aan de kust. Niet te verwarren met het land in Afrika. In Senigallia krijgen we na 127 kilometer koers te maken met de eerste tussensprint van de dag. Voor deze tussensprint liggen er zowaar een paar bochten in het parcours. In het centrum van Senigallia komen we een kicken fortje tegen. Aan de kust, waar men blijkbaar fluwelen stranden heeft, is dan weer een pier te vinden. Na de tussensprint in Senigallia rijden we overigens nog een aantal kilometer volledig rechtdoor, richting Fano.

visit-senigallia-rotonda-sunrise.jpg

We bevinden ons nu een weg waar we tijdens de Giro van 2015 ook gebruik van maakten. Ook in die Giro nam men een lange rit langs de kust op in het parcours. Finishplaats Pesaro werd toen ook gepasseerd, net als Senigallia. Ook reden we dwars door Fano heen, maar dat gaan we nu niet doen. Vanuit Senigallia rijden we rechtdoor tot in Marotta, buiten dit plaatsje aan de kust slaan we linksaf waarna we ons voor het eerst deze dag op een smallere weg met slecht asfalt bevinden. We verlaten de kust en duiken het binnenland in. Aan het eind van deze slechte weg slaan we rechtsaf en daarna rijden we over een viaduct. Na dit viaduct wordt de weg niet ineens vlak, het blijft hierna twee kilometer omhoog lopen aan 6%. Een stevig klimmetje, zeker nadat het 140 kilometer vlak is geweest. Na dit korte steile pukkeltje gaan we een kilometer of 16 over een soort van plateau rijden. Het gaat de komende kilomers wel een beetje omhoog en omlaag, maar echte beklimmingen of afdalingen komen we voorlopig niet tegen. Via San Constanzo rijden we naar Cerasa, over een brede en fatsoenlijke weg. In Cerasa komen we nog wel een muurtje tegen, dat is het lastigste stukje van deze tocht over het plateau. Na 153 kilometer rijden we door Piagge en daarna volgt er een afdaling richting de tweede tussensprint van de dag. Buiten Montemaggiore al Metouro gaan we afdalen over een weg met een aantal haarspeldbochten. We komen uit in Villanova, waar de weg rechtdoor nog wat verder naar beneden gaat. Aan het eind van de afdlaing rijden we over een brug en bijna direct daarna begint de weg weer omhoog te lopen. We zitten nu in Calcinelli, waar na 159 kilometer de tweede tussensprint van de dag ligt. Van Calcinelli rijden we naar Saltara, een dorpje waar in 2013 nog een rit in de Giro aankwam.

Saltara6Zoom.jpg

Dat was de achtste etappe van die Giro, een tijdrit met een lastige aankomst heuvelop. Gewonnen door Alex Dowsett, hij leek in die tijd nog op een fatsoenlijke wielrenner. Dat het hier lastig is gaan de renners nu ook achterkomen. Het einde van de tijdrit in 2013 was bijzonder lastig en we gaan nu vanaf Calcinelli hetzelfde parcours volgen. Twee kilometer lang gaat de weg omhoog aan 3,5%, tot we Saltara binnenrijden. Hier krijgen we te maken met een kilometer aan 9% gemiddeld, met tussendoor een zware strook aan 13%. In het centrum van Saltara komen we terecht op een weg met kasseitjes. Deze weg wodt ineens heel smal als we op weg gaan naar een kerkje boven het dorp. 500 meter aan 11%, altijd gezellig. In 2013 stopte de klim daar, nu rijden we voorbij de kerk verder. Het gaat nog eens zes kilometer langer omhoog, maar zo steil als in Saltara wordt het niet meer. In totaal gaat het negen kilometer omhoog, waarna we na 169 kilometer bovenkomen op de Monte della Mattera. In deze negen kilometer gaat het gemiddeld aan 4% omhoog, maar dat laat de klim makkelijker lijken dan het eigenlijk is. We hebben dus de steile passage in Saltara, maar tussendoor komen we ook nog een paar korte stroken in dalende lijn tegen. Daardoor daalt het gemiddelde nogal, want tussen de makkelijke stroken door gaat het nog een aantal keer vrij stevig omhoog. Er zitten genoeg stroken tussen aan zes à zeven procent. Tijdens het klimmetje komen we ook nog door Cartoceto, geen onaardig dorpje. Hier is het ook weer vrij steil, ook buiten het dorp blijft het nog een kilometer scherp omhoog lopen. Daarna is het even een kilometer zo goed als vlak, waarna het in de laatste kilometer van deze klim van tweede categorie weer aan een procent of zeven omhoog loopt. Nadat we ongeveer tien kilometer hebben geklommen gaan we nu ook tien kilometer naar beneden. In het begin is het een snelle en technische afdaling, met de nodige lastige bochten. Na een paar kilometer dalen rijden we door Mombaroccio, waar ze beschikken over een opvallende toegangspoort richting het centrumpje.

Mombaroccio.01.Foto_.di_.Andrea.Contenti.jpg

De poort zien de renners niet, voor die tijd zijn ze al scherp rechtsaf geslagen. Het gaat verder naar beneden, al vlakt de afdaling tijdelijk af na de volgende scherpe bocht. We rijden door wat dorpjes, zoals Caivola en Villagrande. Buiten dat tweede dorpje gaat het weer wat serieuzer naar beneden, al is de voorraad lastige bochten wat opgedroogd. Eén lastige bocht, daarna gaat het meer dan een kilometer rechtdoor naar beneden. Zonder verdere noemenswaardigheden komen de renners na 178 kilometer beneden uit in Santa Maria dell'Arzilla, waar de weg direct weer omhoog begint te lopen. Het gaat nu drie kilometer omhoog aan 4,4% gemiddeld richting Candelara. Geen enorm boeiend klimmetje, maar de sprinters zullen er alsnog niet vrolijk van worden. Na 182 kilometer komen we uit in Candelara, een klein dorpje dat op het eerste oog vrij nietszeggend lijkt. Niets is minder waar, in de wintermaanden schijnt dit de place to be te zijn. Ze organiseren hier rond kerst een kerstmarkt. Nu is dat op zichzelf niet zo bijzonder, voor het speciale effect moet je wachten tot de nacht valt. Dan gaat alle verlichting uit en steekt men duizenden kaarsen aan die de plaats alsnog van licht voorzien. Candele a Candelara, hoe krijg je het verzonnen. Kaarsen zijn onlosmakelijk verbonden met deze plaats, er is een lokale legende dat men met een kandelaar met drie kaarsen dwars door deze streek ging lopen op zoek naar een plaats waar de wind het kaarslicht niet liet doven. Op de locatie waar het licht bleef branden zou men dit dorp hebben gebouwd. Sterke verhalen, altijd goed. Het hedendaagse doven van het kunstlicht en het aansteken van de kaarsen schijnt overigens maar een kwartier te duren, daarna heeft men wel weer genoeg van het beperkte zicht.

candele_candelara_2018.jpg

In Candelara bevinden we ons op een kilometer of 60 van de streep, maar eigenlijk zouden we ook bijna direct kunnen finishen. Dat kon al eerde in de rit, als we vanuit Senigallia rechtdoor waren blijven gaan kwamen we vanzelf uit in Pesaro. Nu dalen we buiten Candelara een stukje af en schuren we langs de buitenwijken van Pesaro. Een week die gevuld is met ritten van 200+ kilometer had dus prima een extra rit van <200 kilometer kunnen hebben, maar de organisatie wil de renners voor de tijdrit van zondag graag nog wat extra afmatten. Buiten Candelara is het even vlak, maar al snel volgt er een korte afdaling van 2,5 kilometer met aan het eind nog twee lastige bochten. Beneden in Ponte della Valle slaan we rechtsaf en daarna gaat het een aantal kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg. We rijden daarna Pesaro binnen, door een stadspoort. Hier wordt het even wat smaller. Vervolgens gaat het quasi rechtdoor tot aan een rotonde, waar de renners linksaf slaan. Ze rijden rechtdoor tot de volgende rotonde, waar wederom een bocht naar rechts volgt. Na een derde rotonde, waar ze rechtdoor mogen, komen ze nog een vierde en een vijfde rotonde tegen. Tweemaal rechtdoor en vervolgens vier kilometer volledig rechtdoor tot in Chiusa di Ginestreto. In dit afzichtelijke plaatsje waar alleen maar industrie te vinden is slaan we bij een rotonde rechtsaf, waarna het rechtdoor naar Borgo Santa Maria gaat. Het is nog steeds vlak, al gaat daar binnenkort verandering in komen. Na wat rotondes en bochten verlaten we Borgo Santa Maria snel weer, waarna de volgende gecategoriseerde klim van de dag in zicht komt. We gaan klimmen naar Monteluro, een klim van de vierde categorie die 4,5 kilometer lang is. Gemiddeld gaat het aan 3,3% omhoog, maar ook dit geeft weer een vertekend beeld. In het begin gaat het namelijk anderhalve kilometer aan een procent of zeven omhoog, toch best pittig. Daarna loopt het nog een beetje vals plat verder omhoog naar Monteluro, terwijl we tussendoor langs Tavullia fietsen. Dit is het dorp van nummer 46, Valentino Rossi. Deze legende uit de MotoGP die ondertussen alweer 40 is komt hier vandaan en na een periode in het buitenland te hebben gewoond schijnt hij hier weer terug te zijn. Die gast rijdt nog steeds volgens mij, best bizar. De Davide Rebellin van de MotoGP. Al is MotoGP verder geen sport.

055.jpg

Voor fans van de MotoGP schijnt Tavullia een soort van bedevaartsoord te zijn geworden. Best opvallend, maar het is een gegeven dat mensen soms van gekkigheid niet meer weten wat ze moeten doen. Daarom schrijf ik bijvoorbeeld deze teksten. Enfin, na 204 kilometer komen we boven in Monteluro. Eenmal boven volgt er direct een afdaling, met in het begin gelijk een stuk of drie vervelende bochten. Dat is ook wel meteen het enige lastige deel van de afdaling, in het restant van dit stuk in dalende lijn richting Gradara komen we niets bijzonders meer tegen. Als we op Gradara afstormen zien we in de verte boven op een heuvel een kasteel liggen. Even heb je het idee dat je in Granada bent in plaats van Gradara. Het kasteel dat hier boven op de heuvel ligt schijnt een van de best bewaarde kastelen van Italië te zijn. Ziet er wel ziek uit in ieder geval. Van heel dichtbij gaan de renners het alleen niet zien, want hun tocht door Gradara is vrij kort. Snel verlaten ze de stad weer, waarna het nog even wat verder naar beneden gaat. Na een kort knikje omhoog en een laatste stuk in dalende lijn zetten we koers richting het centrum van Gabicce Mare. Het zal drie kilometer vlak zijn, maar deze kilometers hebben dan weer andere uitdagingen. Zo komen we maar liefst zes rotondes tegen, altijd lachen. Een van de eerste rotondes is het ergste. We rijden over een viaduct, duiken naar beneden en botsen dan op deze rotonde. Lekker bochtje naar rechts en dan meteen weer naar links, ik voorspel ellende. Verder valt het mee.

gradara-def.jpg

Na de rotondes in Gabicce Mare slaan we rechtsaf, op weg naar de laatste gecategoriseerde klim van de dag. We rijden een tijdje rechtdoor dwars door het centrum van deze badplaats, waarna de weg plotseling omhoog begint te lopen. We gaan klimmen naar Gabicce Monte, een klim van twee kilometer aan 5% gemiddeld. Klimmetje van de vierde categorie. Best een vervelend klimmetje, zeker na meer dan 200 kilometer koers. Na 215 kilometer komen we boven, op 24 kilometer van het eind. Dan zijn we er alleen nog niet. We bevinden ons nu op een van de favoriete stukjes Italië van de organisatie. Monte San Bartolo, hier zijn we de afgelopen jaren vaker geweest. Tijdens de tijdrit in 2013 die al eerder de revue passeerde bijvoorbeeld. Die tijdrit ging van start in Gabicce Mare, leidde over de Monte San Bartolo en ging via Pesaro verder. Een jaar eerder kwam de Giro hier ook tijdens een rit in lijn voorbij. Die rit zou aankomen in Fano, waar Mark Cavendish uiteindelijk de sprint won. Ondanks het feit dat een sprinter de rit won was het toch een hectische finale, mede dankzij Monte San Bartolo. Het parcours van de komende kilometers is lastig te omschrijven. Het gaat eigenlijk continu op en af, maar dat is niet het enige. Het aantal bochten valt niet te tellen, het is continu draaien en keren. Als je iedere afzonderlijke strook omhoog of omlaag moet beschrijven ben je zo ongeveer een dag bezig, dus moet ik iets verzinnen om het mezelf wat makkelijker te maken. Het gaat een keer of zes langer dan een paar hectometer omhoog. Tevens gaat het vier keer wat langer naar beneden. Alles tussendoor komt neer op een hoogteverschil van een paar meter. Vooral het feit dat het hier zo bochtig is zal het hectisch maken. Tijdens een aantal van die stukjes naar beneden komen we toch wel wat scherpe bochten tegen, al hebben de renners voorlopig de mazzel dat de haarspeldbochten die hier ook af en toe aanwezig zijn vooral omhoog lopen.

gabicce-costa-adriatica-italia-1280x640.jpg

Op zes kilometer van de finish bereiken we het einde van het golvende stuk van San Bartolo. Het gaat nu naar beneden tot op 2,5 kilometer van het eind. De afdaling is enorm technisch. Direct krijgen we te maken met twee scherpe haarspeldbochten. Daarna liggen er kort achter elkaar drie vervelende bochten op het parcours, terwijl het asfalt ook nog eens ondermaats is. Op vijf kilometer van het eind is het even een paar meter wat makkelijker, maar dan duiken we snel weer een nieuwe fase van haarspeldbochten in. De laatste van de haarspeldbochten volgt op drie kilometer van het eind, in de tussentijd werken we er zes af. In principe is de weg breed genoeg, maar de bochten hier zijn wel erg scherp en vooral erg onoverzichtelijk. Je hebt geen idee waar de bochten naartoe leiden. Een gevaarlijke afdaling, waar sowieso verschil gemaakt gaat worden als er renners zijn die zich naar beneden smijten. Na de laatste haarspeldbocht bevinden we ons in Pesaro. Het gaat nog een aantal meter verder naar beneden over een rechte weg. Op 2,5 kilometer van het eind stuiten we op een rotonde, waar we rechtsaf slaan. Het zal vanaf nu vlak zijn tot aan de finish, maar dat wil niet zeggen dat al het gevaar al is geweken. Tot op twee kilometer van het eind rijden we rechtdoor, maar dan volgt er een gevaarlijke bocht naar links. Vervolgens gaat het een kilometer min of meer rechtdoor, waarna we een laatste kilometer krijgen om duimen en vingers bij af te likken. Op 750 kilometer van het eind slaan de renners rechtsaf, best een scherpe bocht. Daarna rijden ze rechtdoor tot 250 meter van het eind. Er volgt opnieuw een scherpe bocht naar rechts, waarna het in de laatste 200 meter rechtdoor gaat tot aan de streep. Als het een massasprint wordt is dit vragen om ellende.

G19_T08_Pesaro_ukm_jpg.jpg
G19_T08_Pesaro_ARR_zoom.jpg

Finishen doen we na 240 kilometer in Pesaro, een stad met 95.000 inwoners in de Marche. Het is een stad die wel eens voorkomt in de Giro. De afgelopen jaren reden we dus wel eens door Pesaro, maar op een aankomst hebben ze hier lang moeten wachten. De laatste dateert van 1986, toen Guido Bontempi won. In 1979 eindigde er ook een rit in Pesaro, met een opvallende winnaar. Het zou een rit voor de vluchters worden, aangezien ze in het peloton niet veel zin hadden om hard te fietsen met het oog op de bergetappes die nog zouden volgen. De koplopers mochten de zege verdelen en aan de meet bleek een Zuid-Afrikaan de snelste te zijn. Alan van Heerden was in 1979 de eerste Zuid-Afrikaan die ooit aan de start stond en hij won meteen een rit. Het blijkt dat er een heel verhaal achter deze overwinning zit. Mocht u interesse hebben in dat verhaal dan verwijs ik u door naar Het is koers. In een nog verder verleden waren er nog twee aankomsten in Pesaro. In 1927 won Bresciani en in 1949 ging de zege naar Leoni. Pesaro is de stad van Graziano Rossi, de vader van Valentino. Daarnaast komt ook Massimo Ambrosini hier vandaan, daar worden de fans van PSV nog wel eens badend in het zweet van wakker. Filippo Magnini is eveneens afkomstig uit deze stad, dat is weer zo'n dopingzwemmer. Qua wielrenners is het niet zo best gesteld met Pesaro. Federico Canuti schijnt de belangrijkste afgevaardigde te zijn, die jongen reed blijkbaar in het verleden nog voor Liquigas maar ik kan hem me niet voor de geest halen. De bekendste van het stel schijnt Gioachino Rossini te zijn, dat is een componist uit de 19e eeuw die heel bekend zou moeten zijn. In Pesaro hebben ze zo ongeveer alles naar hem vernoemd, dat zal niet zonder reden zijn.

Pesaro%2C_fontana_di_piazza_del_popolo_02.JPG

Voor de mooie plaatjes moeten we ons richting het historische centrum van Pesaro begeven. Op de Piazza del Popolo komen we bovenstaande fontein tegen, die blijkbaar in de 16e eeuw werd gebouwd. Aan dit plein komen we ook het Palazzo Ducale tegen. Dat zou mooi moeten zijn, maar ik vind het wel meevallen. Aan de overkant komen we nog een ander palazzo tegen, valt ook wel mee. De lokale kerk is vooral van binnen indrukwekkend, met prachtige fresco's en wat glas in lood. Verder bevinden we ons hier natuurlijk aan de kust. Er is dus genoeg strand te vinden, daar moeten ze het in Pesaro ook vooral van hebben. Net als in de startplaats zijn ze ook hier heel trots op hun fietspad, maar wederom zijn we als Nederlanders niet onder de indruk. Nee, dan het kasteel van Pesaro. Dat ziet er wel indrukwekkend uit, zulke dingen hebben we in Nederland dan weer niet echt. Mooie theaters heb je hier ook niet zo gek veel, in Pesaro hebben ze er wel in. Het Teatro Rossini, vernoemd naar Gioachino. Ziet er prachtig uit aan de binnenkant. In de laatste meters van de rit, vlak voor de laatste bocht, rijden de renners overigens nog langs een van de hoogtepunten van Pesaro. Een bronzen bol, het is wat.

Pesaro-def.jpg

In Tortoreto Lido wordt het overdag 19 graden. Er werd slecht weer voorspeld, maar voorlopig lijkt het mee te vallen. Kleine kans op regen, maar waarschijnlijk blijft het droog. Wind zou er wel een beetje staan, maar dan waarschijnlijk wel in de rug. Dat zal dus vermoedelijk niet echt voor veel problemen zorgen, terwijl we nochtans 100 kilometer langs de kust rijden. In Pesaro zelf voorspellen ze iets meer ellende. 17 graden slechts en vooral in het begin van de middag veel kans op regen. De kans op regen neemt af naarmate het later wordt, met een beetje mazzel houden de renners het dus droog. Met regen wordt de finale van deze rit heel erg gevaarlijk. Het waait er ook nog een beetje bij, grote kans dus dat het geen prettige rit wordt voor de renners. Tot overmaat van ramp moeten de coureurs ook nog eens vroeg van start. Het is de langste rit, dus staan ze om 11:15 aan het vertrek. Na een neutralisatie van 10 minuten begint de tocht langs de kust om 11:25. Zoals we ondertussen gewend zijn zal Eurosport 1 er om 13:15 weer bij zijn. We missen dus een groot deel van de vlakke aanloop langs de kust en dat is misschien maar beter ook. Veel zal er vermoedelijk niet gebeuren. Inschakelen hoeven we waarschijnlijk pas het laatste uur te doen. Aankomst wordt verwacht tussen 16:58 en 17:33, lekker ruim.

rocca-costanza.JPG

Op papier lijkt dit een rit voor de sprinters. Het is in ieder geval geen rit voor de klassementsrenners. Zeker met het oog op de tijdrit die hierna volgt zullen de mannen met roze ambities zich willen sparen. Al valt het ook niet uit te sluiten dat Nibali aan het eind van de rit nog wat wil proberen. Als het echt nat wordt kan er aan het eind iets geforceerd worden. Tijdens de passage in 2012 lukte het om verschillen te creëren, maar aangezien de finish toen niet direct in Pesaro lag maar een aantal kilometer verderop in Fano kwam alles weer terug samen. Als de afdaling richting Pesaro nat ligt kunnen we sowieso onze lol op. Droog is de afdaling al lastig, alleen al vanwege het slechte wegdek. Regen helpt dan natuurlijk niet. Ik kan me goed voorstellen dat de meeste renners daarom liever wat rustiger naar beneden rijden. Het is nogal zonde om hier je hele Giro te grabbel te gooien. Op Nibali na zie ik niemand die gek genoeg is om hier de knuppel in het hoenderhok te gooien. Krijgen we dan een massasprint? Dat wordt een lastig verhaal. Ewan zal hier graag willen sprinten. Hij heeft laten zien dat hij de lastige ritten kan overleven. Ackermann zal er ook wel zin in hebben, want Ackermann heeft er altijd zin in. Daarna wordt het lastig. Viviani heeft moeite als het regent en Demare zou ondertussen toch in moeten zien dat het voor hem allemaal geen zin heeft. Er zullen dus niet veel ploegen zijn die willen controleren, zeker aangezien de finale lastig is. De rit is vreselijk lang, het wordt slecht weer en sommige renners zitten met de tijdrit van zondag in het hoofd. Daarom heb ik zomaar het vermoeden dat er groepje weg gaat rijden. Aangezien de aanloop volledig vlak is gaat dat een groepje zijn met hardrijders. Oftewel, renners die er eigenlijk geen reet van kunnen. Mochten we wel gaan sprinten dan wordt dit de derde van Pascal, met Ewan op twee en Demare op drie.
1. Gavazzi. Of een willekeurige andere renner van Androni.
2. Barbin. Of een willekeurige andere renner van Bardiani.
3. Canola. Of een willekeurige andere renner van Nippo.
4. Biermans. Als die imbecielen van Katusha eens een keer slim doen sturen ze iemand mee in plaats van iedere keer ergens achteraan te moeten rijden voor een renner die toch niet gaat winnen. Niet dat Biermans wel gaat winnen, maar toch.
5. Bennett. Sjon Bennett. Weet ik veel, moet toch aan de vijf namen komen. Alsnog voor de sprinters gaan was makkelijker geweest.
naatje_1maandag 20 mei 2019 @ 10:25
SPOILER: Tappa 9: Riccione - San Marino, 34,8 km (ITT)
Tappa 9: Riccione - San Marino, 34,8 km (ITT)

Nou, dat viel niet mee. Op de tweede zaterdag van de Giro van 2019 kregen we te maken met een regelrechte flopetappe. In het begin van de rit reden er maar drie renners weg en een van die drie besefte al snel dat het een vrij zinloze onderneming was waardoor we urenlang mochten kijken naar twee koplopers. Marco Frapporti en Damiano Cima waren de vogels voor de kat van dienst. Vrij vroeg werden de koplopers ingerekend en het leek er lang op dat we in gesloten rangorde naar de streep zouden rijden. Op het geaccidenteerde terrein in de slotfase zagen we ineens Louis Vervaeke in de aanval gaan. Hij kreeg Giulio Ciccone met zich mee en even later sloot ook Francois Bidard aan. Ciccone ging eigenlijk alleen mee voor de bergpunten, maar aangezien ze een aardige voorsprong kregen reed hij toch maar door. Even leek het wat te worden, maar het peloton had alles onder controle. Ruim op tijd werden ze weer ingerekend en zodoende gingen we in gestrekte draf verder richting Pesaro. Het sprintje richting de laatste afdaling van de dag was eigenlijk het meest interessante van de rit. Omdat het zo goed als droog bleef viel de afdaling wel mee en kwam iedereen veilig beneden. Eenmaal in de straten van Pesaro leek het erop dat Bora-Hansgrohe de zaakjes prima op orde had. In de laatste kilometer kwamen we nog twee lastige bochten tegen, na die laatste bocht op 200 meter van het eind zat Ackermann keurig in tweede wiel achter ploeggenoot Rudiger Selig die de sprint weer eens keurig aantrok. Ackermann kwam uit het wiel en versnelde, maar de versnelling viel een beetje tegen. Zodoende kon Ewan hem nog remonteren. Een overwinning voor de kleine Australiër. Logisch, een waardeloze etappe verdient een waardeloze winnaar. Laten we deze dramatische dag snel vergeten. Op naar de volgende rit, de laatste van de eerste week. We eindigen deze eerste week zoals we 'm begonnen, met een tijdrit. Een tijdrit die qua profiel een beetje vergelijkbaar is met de tijdrit in Bologna. Het zal eerst namelijk een tijd vlak zijn, waarna er nog een stevig stuk geklommen moet worden. Deze tijdrit richting San Marino is alleen wel een stukje langer. Met bijna 35 kilometer tikken we een afstand aan die er nog net mee door kan.

G19_T09_San_Marino_plan_zoom.jpg
G19_T09_San_Marino_alt_jpg.jpg

De tijdrit gaat van start in Riccione, een plaats aan de Adriatische kust met 35.000 inwoners. We bevinden ons in de regio Emilia-Romagna, provincie Rimini, eigenlijk niet eens heel erg ver van de finishplaats van de vorige rit. Een kleine verplaatsing, wel eens fijn voor de renners. Riccione beschikt naar het schijnt over een zes kilometer lang zandstrand. Daarnaast hebben ze hier een jachthaven, te gek. Net buiten Riccione komen we een kasteeltje tegen, Castello degli Aglolanti. Niet het mooiste kasteel ooit, maar wel een kasteel. Daarnaast zou er nog een ander kasteel moeten zijn volgens het roadbook, maar van de zogenaamde Tomba Bianca is geen spoor te bekennen. In dit kasteel zou het Museo del Territorio zitten. Dit museum bestaat wel, maar zit in een spuuglelijk modern gebouw. Als je geen zin hebt om op het strand te liggen kun je altijd nog over de Viale Ceccarini lopen, dat de is promenade waar alle winkeltjes zitten. Er is ook nog een galerij voor moderne kunst in een best fraaie villa. Villa's hebben ze sowieso behoorlijk veel in Riccione. Er is ook een Villa Mussolini, jawel. Tussen 1934 en 1943 was dit een van de buitenverblijven van Benito Mussolini. Aan de rand van Rimini komen we ook nog Oltremare tegen, een soort van dolfinarium. Als je hier bent blijf je uiteindelijk toch het beste in de buurt van het strand. Dat ziet er hier prima uit en waar het zand verdwijnt verschijnen er allerlei opvallende bouwwerken. Op de promenade komen we bijvoorbeeld een aantal bankjes tegen die samen een boot vormen, creatief wel. Voorbij de promenade kom je dan weer gigantisch veel hotels tegen, het is hier buitengewoon toeristisch. Een van de bekendste badplaatsen van Italië, zeggen ze. In deze buitengewoon toeristische plaats is de Giro al een tijd niet meer geweest voor een vertrek of een aankomst. We zijn hier nog wel een aantal keer gepasseerd, vorig jaar bijvoorbeeld nog. Laatste aankomst was in 1967, dat is een eeuwigheid geleden. De voor mij onbekende Belg Georges Vandenberghe won toen. Ook in 1952 was er een aankomst in Riccione, toen won er een bekendere Belg. Rik van Steenbergen is toch een man met een aardige erelijst. In de jaren van Mussolini zagen we in Riccione Fernand Cornez en Giuseppe Olmo winnen. Tot zover de geschiedenis van Riccione. In het heden zien we dat ze in deze toeristische trekpleister kosten noch moeite hebben gespaard. Het lokale fietspad langs het strand hebben ze overigens voor de gelegenheid roze gemaakt, blijkbaar. Ook de promenade is voorzien van allerlei roze balonnen en meer van dat soort dingen. Ook met parasols kan je blijkbaar heel wat bereiken.

riccione-1.jpg
giro2.jpg?v=201905181651

De start van een tijdrit schijnt vaak te moeten worden voorzien van een gimmick. Ergens gewoon midden op de straat starten is vaak niet meer genoeg, er moet een speciaal tintje aan worden toegevoegd. Het speciale tintje van deze tijdrit is dat we langs het strand starten, op het fietspad. Het fietspad dat dus voor de gelegenheid roze is gemaakt. Helemaal te gek. Heeft wel tot gevolg dat we vrij snel met een paar vervelende bochten te maken krijgen. Na een paar meter fietsen komen we namelijk uit in de haven en daar kunnen we niet rechtdoor. We nemen een scherpe en smalle bocht naar links en direct daarna een bocht naar rechts. We rijden over een brug, zien links en rechts wat plezierjachten liggen en kachelen daarna een kilometer rechtdoor over een vlakke weg. Aan het eind van deze kilometer komen we een rotonde tegen, daar zal er even gestuurd moeten worden. Het gaat na deze rotonde een tijd rechtdoor, tot we de buitenkant van Riccione bereiken. 1,5 kilometer zonder bocht, met daarna een scherpe bocht naar links. Het gaat nu maar 400 meter rechtdoor, we rijden dan onder een viaduct door en komen bij een rotonde uit, waar het naar links gaat. Direct na deze rotonde komen we de volgende rotonde tegen, waar het weer naar links gaat. 400 meter rechtdoor, bocht naar rechts, 200 meter rechtdoor, bocht naar links. Het is toch vrij technisch in Riccione, ook nu gaat het maar kort rechtdoor. Paar hectometer in rechte lijn, met daarna in licht dalende lijn een scherpe bocht naar rechts onder een viaduct door. Vervolgens komen we uit bij een rotonde, waar we rechtdoor moeten. Na deze rotonde gaat het een kilometer min of meer rechtdoor, richting de volgende rotonde. Bij deze rotonde moeten we links aanhouden, om vervolgens 500 meter rechtdoor te gaan. Bocht naar rechts, meteen weer een bocht naar links en dan verder rechtdoor. 500 meter tot aan de volgende rotonde, ook daar gaan we rechtdoor. Via een viaduct rijden we verder richting Osteria del Fiume, een meter of 600 zo goed als rechtdoor. In Osteria krijgen we te maken met een soort van chicane, kort achter elkaar eerst naar rechts en meteen weer naar links. We gaan vervolgens een aantal kilometer fietsen over een wat smallere weg die een aantal flauwe bochten kent. De meeste bochten vereisen weinig stuurmanskust, pas anderhalve kilometer verderop in San Salvatore moet er een keer of drie gestuurd worden. Na de bochten in San Salvatore gaat het 900 meter rechtdoor. We slaan dan linksaf en komen op een bredere weg terecht, die dwars door Ospedaletto, waar na 11,7 kilometer de eerste tussentijd wordt opgemeten.

D62OiLQWkAE89rC.jpg:large

Vlak voor we aan het eerste tussenpunt passeren komen we nog een rotonde tegen, waar de renners links moeten aanhouden. Daarna gaat het een kilometer vooral rechtdoor, waarna er een bocht naar rechts volgt. Na deze bocht rijden we anderhalve kilometer volledig rechtdoor dwars door een open veld. Het is overigens voorlopig nog steeds zo goed als vlak, de minieme hoogteverschillen die we tegenkomen stellen voor de renners met hun gigantische verzetten niets voor. Na het lange stuk rechtdoor gaat het flauw naar rechts en daarna weer een kilometer rechtdoor, nu door een bos. We bevinden ons blijkbaar in het Parco naturale del Marano, maar daar merken de renners niet veel van. In de buurt van Vecciano krijgen we kort achter elkaar wat meer flauwe bochten en ook loopt de weg hier wat vals plat omhoog. Dat is eigenlijk continu het verhaal als we richting het einde van Italië fietsen. Een kilometer of drie vooral rechtdoor met ondertussen wat flauwe bochten waar je niet eens hoeft te remmen over een weg die vals plat omhoog loopt. Dat brengt ons na 19,7 kilometer voor het eerst in het buitenland. Tot nu toe zijn we steeds in Italië geweest, maar we laten dat land nu achter ons en rijden San Marino binnen. Eenmaal in San Marino blijft het tot aan het tweede tussenpunt hetzelfde verhaal. 2,5 kilometer zo goed als rechtdoor vals plat omhoog over een brede weg. Een van de eerste bochten in San Marino is wat scherper, maar verder hoeft er niet geremd te worden. Dat komt pas weer vlak voor het tweede tussenpunt, in Faetano ligt er een lange en lopende bocht naar rechts in stijgende lijn. Vlak na deze bocht wordt de tussentijd opgenomen. Na 22,2 kilometer sluiten we het vlakke deel van deze tijdrit af, het echte werk gaat nu beginnen.

Sede-Ente-Cassa-Faetano-Ph_ECF.jpg

Het is nog iets meer dan 12 kilometer fietsen tot aan de finish en in deze laatste kilometers van de tijdrit gaat de weg vooral omhoog. Na het tussenpunt gaat het even rechtdoor, waarna er een rotonde overwonnen moet worden. Na de rotonde loopt de weg direct steil omhoog, het feest gaat dan echt beginnen. De renners worden getrakteerd op een eerste kilometer omhoog aan 8,5%, met een zwaar stuk richting de 10%. Vooral de drie haarspeldbochten die elkaar opvolgen zijn vrij steil. Daarna gaat het een kilometer omhoog aan 7%, nog steeds behoorlijk steil. Het blijft ook nog even bochtig, zodra de bochten verdwijnen zwakt de klim in de derde kilometer omhoog ook wat af. Het gaat in deze kilometer aan 4,5% omhoog, maar daarna volgt wel meteen het steilste stuk van de klim. We rijden Montegiardino binnen, waar het weer heel bochtig is. Een van die bochten is nog vrij lastig omdat het heel kort een paar meter naar beneden gaat. Na deze bocht gaat het direct weer omhoog en worden we geconfronteerd met een halve kilometer aan 8% en in deze halve kilometer een strook aan 11%. Als deze steile strook achter de rug is gaat het een kilometer verder omhoog aan 5%, het blijft pittig in San Marino. Dit wordt bevestigd in de volgende 500 meter, het gaat nog eens aan 7% omhoog. We bereiken nu wel bijna het einde van het eerste deel van de klim. In de laatste 500 meter gaat het nog maar aan 4% omhoog. We hebben dan 5,6 kilometer aan 6,2% gemiddeld geklommen. Best pittig voor een tijdrit. Aan het eind van dit stuk in stijgende lijn slaan we rechtsaf, waarna het een kilometer lang in licht dalende lijn ongeveer rechtdoor gaat richting Fiorentino. Wel nog een wat scherpere bocht naar rechts, maar iedereen zou zonder kleerscheuren het niet zo fraaie Fiorentino moeten kunnen bereiken. Vanaf dit moment is het nog 6,5 kilometer fietsen tot de finish.

G19_T09_S01_San_Marino_SAL_jpg.jpg
G19_T09_San_Marino_ARR_zoom.jpg

Aan het eind van Fiorentino komen we een rotonde tegen, waar het schuin rechtdoor gaat. Het vlakke deel is even voorbij, we gaan weer omhoog. Een kilometer aan 3,5% gemiddeld moet overwonnen worden. Er zit een wat zwaardere strook in deze kilometer, maar het gemiddelde is laag omdat het ook vrij snel weer wat vlakker wordt. Via een brede weg met wat bochten rijden we van Fiorentino naar Murata. In Murata volgt er een bocht naar links waarna er een lopende bocht naar rechts volgt. Richting Murata loopt het nog kort even omhoog, maar daarna gaat het een kleine twee kilometer naar beneden over de brede Via Gamella. Een afdaling zonder gevaar. Het gaat niet heel steil naar beneden, de weg is breed en de aanwezige bochten zijn niet lastig. Wel een keer een bocht naar rechts en direct eentje naar links kort achter elkaar, maar ik verwacht niet dat men daar echt problemen mee gaat hebben. Aan het eind van de afdaling begint de weg automatisch omhoog te lopen. We gaan nog eens iets meer dan twee kilometer klimmen. Aanvankelijk loopt de weg vrij bescheiden omhoog, maar na de eerste bocht begint het feest. We gaan ons via een stuk of vijf haarspeldbochten omhoog hijsen naar de stad San Marino. Het gaat 2,2 kilometer omhoog aan 6,4% gemiddeld en het is eigenlijk continu steil. Vooral de eerste kilometer van deze klim is steil met een heel stuk aan 8% en een steilste strook van 10%. In de laatste kilometer wordt het iets makkelijker, het gaat aan 5,5% omhoog. In de laatste meters van de rit vlakt het af. Al bij al wel een zwaar klimmetje, zeker na alles wat eraan vooraf is gegaan. In totaal gaat het in de laatste 12 kilometer van de tijdrit aan 4% omhoog, maar dat gemiddelde wordt dus naar beneden gehaald door enkele vlakke stukken en korte afdalinkjes. Zodra het omhoog gaat is het meestal ook meteen lastig. Een tijdrit die vooral bedacht lijkt te zijn voor de klassementsrenners.

G19_T09_San_Marino_ukm_jpg.jpg

Na 35 kilometer komen we boven in San Marino, de kleine staat met 33.000 inwoners. Dit kleine staatje is volledig omringd door Italië, wat algemeen bekend mag worden verondersteld. Het zal daarnaast ook geen verrassing zijn dat San Marino de kleinste bevolkingsomvang heeft van alle leden van de Raad van Europa. San Marino is de oudste nog bestaande constitutionele republiek van de wereld, dat is misschien nog wel een verrassend feitje. Daarnaast hebben ze hier de oudste nog van kracht zijnde grondwet van de wereld. Vastgelegd in 1600, dat is wel oud dan inderdaad. De nationale economie van San Marino steunt vooral op financiën, industrie, diensten en toerisme. Ze hebben hier de zaakjes verder prima op aarde. Een van de rijkste landen van de wereld, naar het schijnt. Daarnaast is de economie stabiel, zijn de werkloosheidcijfers laag en is er een overschot op de begroting. In de stad San Marino zelf wonen ongeveer 4000 mensen. De stad is gebouwd op de Monte Titano, de hoogste berg van San Marino. Het historische centrum van San Marino staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO en dat niet zonder reden. Er valt genoeg moois te zien, de Porta San Francesco is bijvoorbeeld al de moeite waard. Dit is de toegangspoort van het fraaie historische centrum. In dit centrum is er een mooi pleintje, met een palazzo en een basiliekje. Ook heeft San Marino nogal wat kasteelmuren. Tussen die muren door komen we drie torens tegen, die drie torens vormen samen het symbool van San Marino. Het ziet er wel gruwelijk mooi uit allemaal, zou bezoeken. De Cava dei Balestrieri is ook nog de moeite waard, een kleine groeve midden in de stad. De stenen die men hier weg heeft gehakt zijn gebruikt om de rest van de stad van te bouwen. Tegenwoordig is het een mooi klein parkje. Buiten dat kom je in alle straten wel iets tegen. Zo is er ook nog een Museo della Tortura, voor de mensen die graag willen zien hoe mensen vroeger gemarteld werden. Ik boek m'n vakantie alvast.

San-Marino-Europe-1129x752.jpg.optimal.jpg

Tevens is San Marino natuurlijk het land dat met Serhat de beste deelnemer leverde aan het Eurovisiesongfestival. Helaas heeft San Marino geheel ten onrechte niet gewonnen. In tegenstelling tot het slaapverwekkende Arcade kwam Serhat tenminste met een echte knaller. Say Na Na Na! Topnummer. Helaas is Europa een smakeloos continent. Na na na na na na. Niks mis mee, is toch heerlijk man. Dat San Marino de moeite waard is weet de organisatie ook maar al te goed, daarom zijn we hier in het verleden vaak genoeg geweest. Al dateert de laatste passage ondertussen alweer van 21 jaar geleden. In de Giro van 1998 kwam er een rit in lijn aan in San Marino. Een lastige rit, waar de klimmers hun ding konden doen. De oude krijger die toen nog een jonge krijger was won toen zijn enige rit in de Giro. Ik heb het dan natuurlijk over Andrea Noè, hij versloeg in San Marino met Marco Pantani en Pavel Tonkov niet de minsten. Vooral niet omdat Tonkov een jaar eerder nog in San Marino won. Dat was toen ook in een tijdrit, al was die tijdrit maar 18 kilometer lang. In een verder verleden wonnen er behoorlijk veel grote namen in San Marino. Onder meer Charly Gaul, Felice Gimondi, Franco Bitossi, Eddy Merckx en Giuseppe Saronni. Merckx en Bitossi wonnen in hetzelfde jaar, 1969. Bitossi won eerst een rit in lijn richting San Marino, waarna Merckx een dag later een tijdrit van 49 kilometer won. Tijdritten in San Marino zijn dus een vaker terugkerend fenomeen. Ook in 1979, toen Giuseppe Saronni won, werd er een tijdrit verreden in San Marino. Toen Roberto Visentini in 1987 won in San Marino deed hij dat ook na 48 kilometer tegen de klok te hebben gereden. 1968 met Gimondi was ook een tijdrit, hetzelfde geldt voor 1958 met Gaul. Twee jaar eerder nam men ook een tijdrit op in het parcours met aankomst in San Marino. Die tijdrit werd verrassend gewonnen door de Nederlander Jan Nolten, hij versloeg Bahamontes. De eerste aankomst in San Marino maakten we mee in 1951, de mij niet geheel bekende Giancarlo Asrua won toen. Was dat een tijdrit? Jazeker.

22633213892_b1f3d25fb8_c.jpg

In startplaats Riccione wordt het overdag 17 graden. Gedurende de dag is er veel kans op regen. Vooral vroeg in de middag wordt er regen verwacht, de kans op regen zou afnemen richting het eind van de middag. Veel wind lijkt er niet te staan, wel zou er iets meer tegenwind komen later op de dag, maar dat lijkt maar een vrij miniem verschil te zijn. In San Marino is het iets frisser, boven op de Monte Titano wordt het 12 graden. Ook daar 's middags veel kans op regen. Richting het eind van de dag neemt de kans op regen af, maar het is wel de vraag in hoeverre het echt verschil gaat maken. Buitengewoon technisch mogen we het parcours niet noemen. Als het weerbericht wat ik zie klopt gaat het weer niet veel verschil maken. De tijdrit begint trouwens om 12:50. Nico Denz draagt de virtuele maglia nera en mag er als eerste vandoor. Victor Campenaerts is niet veel later aan de beurt, om 13:19. Tegen die tijd is Eurosport er op tv niet bij. Op Eurosport 1 zenden ze namelijk MotoGP uit, hahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahaha. Dat wordt dus de PLAYER aanslingeren, want die gaat om 13:05 live. Tegen 15:00 kunt u inschakelen op Eurosport 1, maar dan zijn we al een heel eind opgeschoten. Tegen die tijd gaat Tao Geoghegan Hart van start. Even later gaat Bob Jungels er vandoor en om 15:40 vertrekt de grote favoriet, Primoz Roglic. Daarna vertrekken er nog wel wat renners, maar dat boeit minder. Sam Oomen gaat er om 15:46 vandoor, maar zou het wat uitmaken? Om 16:13 vertrekt Valerio Conti als laatste, hij mag gaan proberen de schade te beperken. Overigens moet u ook zeker niet vergeten om even in te schakelen bij het mountainbiken. Het is inmiddels een kleine maand geleden dat Mathieu van der Poel op een fenomenale wijze de Amstel Gold Race won. Nu gaat hij het weer eens proberen op een andere fiets. Vanaf 14:30 ofzo zijn de successupporters van Ziggo van de partij, maar u kunt ook genieten van de expertise en het onfeilbare Engels van Bart Brentjens, online bij Red Bull tv.

Goed, een lastige tijdrit. 22 kilometer vlak en daarna 12 kilometer vooral omhoog. Je moet toch al snel aan een inspanning van een minuut of 50 denken. Een tijdrit waarbij de indeling belangrijk is, omdat je in het vlakke stuk van 22 kilometer niet voluit kan gaan. Je moet nog wat energie bewaren voor de lastige klim naar San Marino. Door die lange klim zijn de klassementsrenners en klimmers wel behoorlijk in het voordeel. Eigenlijk verwacht ik een uitslag zoals in Bologna. Het is een beetje vergelijkbaar, al is deze tijdrit natuurlijk een stuk langer. Voor pure specialisten als Van Emden en Campenaerts is deze tijdrit waarschijnlijk toch wel weer te zwaar, al verwacht ik desondanks wel dat Campenaerts vrij kort gaat zijn. In dat vlakke stuk van 22 kilometer kan hij ten opzichte van de klimmers een aardige voorsprong bij elkaar fietsen. Buiten hem zie ik eigenlijk geen echte tijdrijder vooraan eindigen, tenzij het tot een uur of drie volledig droog is en er daarna enorme plensbuien over de renners uitgestort worden. De klim naar San Marino is echt lastig. In het verleden waren het ook vooral de gevleugelde klimmers die tijdritten met aankomst in San Marino wonnen. Dat zal nu niets anders zijn.
1. Roglic. De grote favoriet. In Bologna reed hij iedereen naar huis en zonder ongelukken gaat hij dat nu ook doen. Het is eigenlijk alleen de vraag hoeveel tijd hij gaat pakken. Als we Bologna als maatstaf nemen gaat dat in de minuten lopen, maar dat is misschien wat te ambitieus. Als hij überhaupt aan een minuut komt zou dat al een grote prestatie en een flinke opsteker zijn. Nu hij onderweg De Plus is verloren heeft hij minder steun in de bergen, dan kan je maar beter met een grotere voorsprong aan die lastige tweede en derde week beginnen.
2. Yates. Ik respecteer de uitslag van Bologna. Daar kwam Yates het dichtste bij Roglic in de buurt. Als Simon de Giro wil winnen zal hij nu ook dicht moeten zijn. Voor hem is het van levensbelang om hier niet meer dan een minuut te verliezen. Alles minder dan dat lijkt me eigenlijk wel een opsteker voor hem. Aangezien hij dit jaar behoorlijk kan tijdrijden en bergop waarschijnlijk niet veel verliest lijkt het me geen onmogelijke opgave om in het spoor van Roglic te blijven.
3. Nibali. Vincenzo lijkt heel erg goed te zijn. Voorafgaand aan de Giro zei zijn trainer dat ook en toen deed ik daar wat smalend over, maar de kans is aanwezig dat ik die woorden moet inslikken. In Bologna reed Nibali een vreselijk sterke tijdrit. Sindsdien heeft hij nog weinig hoeven te ondernemen, maar om een of andere reden vind ik hem gewoon sterk ogen. Ik verwacht dat hij net als in Bologna ook nu weer derde kan worden.
4. Jungels. Bob viel me een beetje tegen in Bologna, maar deze tijdrit zou hem wel wat beter moeten liggen. Een stuk langer, dat scheelt. Bob zal het hier ook wel goed moeten doen, anders wordt een mooi klassement een lastig verhaal.
5. Conti. In de leiderstrui zijn renners tot veel meer in staat dan normaal. Het gaat Valerio lukken om zijn roze trui nog een paar dagen langer te houden, het wordt een prachtige uitslag voor hem.

San-Marino-9109-1.jpg
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:18
SPOILER: Tappa 10: Ravenna - Modena, 145 km
Tappa 10: Ravenna - Modena, 145 km

Jeetje mina, de eerste week van de Giro zit er al weer op. Het was een spannende, doldwaze, legendarische eerste week. Ik heb continu op het puntje van m'n stoel gezeten, zoveel gebeurde er. Of nouja, dat net niet helemaal. Het viel eigenlijk reuze mee. Op voorhand was het eigenlijk al wel duidelijk dat het de eerste week vooral een kwestie van overleven zou worden, zowel voor de renners als de kijker thuis. Toch is het een eerste week geweest die later nog wel betekenis gaat krijgen. Door het slechte weer en de vele lange etappes gaan we richting het eind van de Giro verrassende ontwikkelingen krijgen, daar ben ik vrij zeker van. Niet dat ik er verstand van heb, maar toch.

De Giro begon met een tijdrit in Bologna, met overmacht gewonnen door Primoz Roglic. De Sloveen van Jumbo-Visma droogde de tegenstand af en pakte de eerste roze trui. Tom Dumoulin zakte een beetje door het ijs, hij verloor voor zijn doen veel tijd. Simon Yates wist nog wel aardig in de buurt te blijven, net als de verrassende Nibali en een buitengewoon sterke Lopez. Na de tijdrit gingen we twee dagen sprinten. De eerste massasprint van de Giro werd gewonnen door Pascal Ackermann, die veruit de sterkste was. De tweede massasprint werd in eerste instantie gewonnen door Elia Viviani, maar in de hectische finale deelde hij een kwak uit waardoor hij gedeklasseerd werd. De overwinning ging zodoende naar Fernando Gaviria, zonder dat hij er iets voor hoefde te doen. Een dag later volgde de dramatische vierde rit. In principe een best wel saaie rit waar niet veel gebeurde, tot de slotfase. Een paar grote valpartijen kort achter elkaar, met als grootste slachtoffer Tom Dumoulin. Met een bebloede knie reed hij na deze valpartij verder en het zag er meteen niet goed uit. Vooraan waren er door die valpartij weinig renners overgebleven, van de klassementsrenners eigenlijk alleen Carapaz en Roglic. In de finale speelde Carapaz het slim, hij demarreerde op het juiste moment en Ulissi en Ewan reageerden te laat waardoor de Ecuadoriaan in zijn tweede Giro ook meteen zijn tweede rit wist te winnen. Roglic pakte kostbare seconden op al zijn concurrenten.

Een dag later vroeg iedereen zich vooral af of Tom Dumoulin nog van start zou gaan. Dumoulin ging van start, maar een paar minuten later stapte hij alsnog af. Het ging niet, hij kon geen kracht zetten met de knie. Heel Nederland in diepe rouw, de enige reden dat wielerminnend Nederland naar de sport kijkt verdween plotseling uit koers. Voor Roglic goed nieuws, zijn misschien wel grootste concurrent zomaar uit koers verdwenen. En dan te bedenken dat Egan Bernal voor de Giro al moest afhaken met een gebroken sleutelbeen. Vooraf ging het maanden over het sterke deelnemersveld van de Giro, maar na amper vijf dagen zagen de zaken er al volledig anders uit. Die vijfde rit werd overigens gewonnen door Pascal Ackermann. Weer een sprint, weer de Duitser als winnaar. Dit was overigens een vreemde rit, met een geneutraliseerde finale. Wegens het feit dat het regende werd de tijd van de renners al op 10 kilometer van het eind opgenomen. Merkwaardige tendens dat er steeds sneller maatregelen worden bedacht om de veiligheid te waarboren, ook als dat eigenlijk niet eens echt nodig is. Enfin, een dag later gingen we eindelijk een keer de heuvels in. Zoals te verwachten viel werd het een rit voor de vluchters. Een sterke kopgroep van een man of 13 wist voorop te blijven. In die kopgroep bleek Fausto Masnada de sterkste te zijn. Hij demarreerde vrij vroeg en kreeg alleen Conti met zich mee. Conti was degene die het hoogste stond in het klassement en aangezien het peloton geen enkele moeite deed om de koplopers in te rekenen maakte hij kans om de roze trui over te nemen. Samen reden ze richting de finish, waarbij het al vrij vroeg duidelijk werd dat Masnada de rit zou winnen en Conti het met de roze trui mocht doen. En zo geschiedde.

Met Valerio Conti in het roze trokken we verder door de heuvels. Rit zeven kende een razendsnelle aanvangsfase. Dit razendsnelle begin van de rit had tot gevolg dat Laurens de Plus moest afstappen. De beoogde meesterknecht van Primoz Roglic was al dagen wat ziekjes en door het hoge tempo in het begin van de rit moest hij al snel afhaken. Dat nieuws bereikte waarschijnlijk de mannen van Nibali, want Bahrain-Merida begon plotseling heel hard op kop te rijden. Of ze dat nu deden om de kopgroep terug te halen of om alleen maar De Plus de vernieling in te rijden zullen we nooit weten, maar het gevolg was wel dat Roglic zijn beste klimknecht nu kwijt is. De kopgroep werd en passent ook teruggehaald, maar niet veel later vertrok er weer een nieuwe groep. Met Bilbao en Formolo reden er voor het algemeen klassement gevaarlijke mannen mee vooraan, daarom werd hun voorsprong nooit groot. Wel groot genoeg om voor de ritzege te gaan. In de straten van L'Aquila zagen we vooral Formolo imponeren, maar het was Bilbao die de rit met een goed getimede demarrage naar zijn hand zette. De eerste overwinning voor de Bask in een grote ronde. Achter hem zagen we in de groep der favorieten vrij weinig gebeuren, het was na het snelle begin uiteindelijk toch een tamme etappe. Ook rit 8 bracht weinig spanning. Een lange rit, met veel kilometers langs de kust en uiteindelijk wat meer geaccidenteerd terrein in de finale. Het was daardoor vooral stressen in het peloton, maar als kijker kregen we daar weinig van mee. We zagen weinig renners een poging ondernemen om er wat van te maken, zodoende kregen we een sprint van een lichtelijk uitgedunde groep in de straten van Pesaro. Caleb Ewan won deze sprint, voor Viviani en Ackermann.

De laatste dag van de eerste week van de Giro van 2019 kregen we opnieuw een tijdrit voorgeschoteld. Na een paar uur kijken naar renners die zich een weg baanden door de San Marinese regen konden we maar één conclusie trekken: De eerste week eindigde zoals hij begon, met een tijdrit gewonnen door Primoz Roglic. De Sloveen van Jumbo-Visma vermorzelde de tegenstand. Hij pakte een minuut op de verrassend goed rijdende Bauke Mollema, iets meer dan een minuut op Nibali en liefst drie minuten op de tegenvallende Simon Yates. Het zorgt ervoor dat Roglic in het klassement een fantastische uitgangspositie heeft. Iedereen die vooraf als favoriet werd aangeduid staat op minuten van de Sloveen. En dan heeft hij ook nog de mazzel dat Valerio Conti voorlopig rond blijft rijden in het roze, waardoor hij niet iedere dag al die plichtplegingen hoeft te ondergaan. We hebben nog geen bergrit gehad, maar op papier zou je zeggen dat het al bijna beslist is. Als Roglic dit niveau vast weet te houden gaan de andere ploegen het moeilijk krijgen om hem te verslaan. Nadeel voor Roglic is dan wel weer dat zijn ploeg behoorlijk gedecimeerd is. Voor de Giro verloor hij Gesink al en nu is hij De Plus kwijt. Zijn twee beste adjudanten zijn er niet meer bij, hij is nu afhankelijk van Sepp Kuss en Koen Bouwman. Dat gun je niemand. Tweede in de tijdrit werd overigens Campenaerts, dat is ook nog wel het vermelden waard. De Belg had als voordeel dat hij in drogere omstandigheden mocht rijden, maar hij verloor uiteindelijk toch tijd door mechanische pech. Zonder die pech had hij de tijdrit gewonnen. Maar goed, als hij in de regen had moeten rijden was het ook weer een heel ander verhaal geweest. Met Roglic als winnaar valt dus wel te leven. Campenaerts moet het dan maar gaan doen in Verona.

Na de niet zo boeiende eerste week gaat de tweede week beginnen met twee verschrikkelijke ritten. Het zal twee dagen achter elkaar volledig vlak zijn. Twee ritten door de Povlakte, die zonder enige twijfel gaan eindigen in massasprints. Daarna krijgen we op donderdag voor de eerste keer een fatsoenlijke berg voorgeschotel. Een vrijwel vlakke rit, met tussendoor een klim van negen kilometer aan 9%. Het kan zo zijn dat de andere klassementsrenners hier al iets gaan proberen, aangezien ze toch ergens hun achterstand moeten goedmaken. Toch lijkt de rit daar niet heel geschikt voor, lijkt meer iets voor de vluchters. Een dag later, op vrijdag, krijgen we te maken met de eerste aankomst bergop. Dat zal ook de eerste afspraak voor de grote mannen zijn, daar gaan we voor het eerst meemaken hoe de kaarten echt geschud zijn. Vervolgens duiken we het weekend in met een vermakelijke rit in de Aosta-vallei met vier serieuze beklimmingen. De tweede week sluiten we daarna af met een soort mini Ronde van Lombardije, met aankomst in Como. Het gaat ongetwijfeld een leukere week worden dan de eerste, maar we gaan wel eerst de dinsdag en woensdag moeten overleven. Op dinsdag gaan we fietsen van Ravenna naar Modena. 145 kilometer lang vooral rechte wegen, dwars door de Povlakte. Ik heb er geen zin in.

G19_T10_Modena_plan_zoom.jpg
G19_T10_Modena_alt_jpg-2.jpg

Deze niet zo leuke rit gaat van start in Ravenna, een stad met 158.000 inwoners in de regio Emilia-Romagna. Ravenna is de hoofstad van de provincie Ravenna en in deze provincie wonen in totaal 391.500 mensen. Het is een stad waar de Giro al vaker is geweest, hoewel het lang geleden is dat hier nog eens een rit aankwam. Daarvoor moeten we terug naar 2005, in die Giro eindigde een vlakke rit in deze stad. De recentelijk opnieuw in opspraak geraakte Alessandro Petacchi won, voor Bettini. Een dag later zou er een rit vertrekken vanuit Ravenna, met aankomst in Rossana Veneto. Die rit werd dan weer gewonnen door Robbie McEwen, een dag eerder nog vierde. In 1972 kwam de eerste rit van de Giro aan in Ravenna, Marino Basso pakte toen de ritwinst en meteen ook de roze trui. In 1968 vertrok er dan weer een rit vanuit Ravenna, richting Imola. Ook toen Marino Basso als winnaar, wat een toeval. In 1938 won Cino Cinelli een rit in Ravenna, dat lijkt me een naam die te mooi is om te negeren. Blijkbaar komt deze Cinelli uit Montespertoli, een dorp waar we eerder deze Giro nog dwars doorheen zijn gefietst. Hij is ook de oprichter van het bedrijf Cinelli, naar het schijnt. Verder is Ravenna de stad waar Dante Alighieri gestorven is. Zijn graftombe vinden we ook terug in deze plaats, die volgens Wikipedia van cultuurhistorisch groot belang is. Er zijn een aantal met mozaïeken gedecoreerde vroegchristelijke bouwwerken te vinden in de stad, die dateren uit de tijd dat Ravenna de hoofstad was van het Ostrogetische Rijk. Dan moeten we terug naar de jaren 493-553. Een aantal van deze bouwwerken zijn opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Je moet dan bijvoorbeeld denken aan het mausoleum van Galla Placidia, de basiliek van San Vitale, de basiliek van Sant'Apollinare in Classe, de basiliek van Sant’Apollinare Nuovo, het mausoleum van Theodorik en dan nog wat dingen. Oude gebouwen, veel mozaïeken, best grappig allemaal. Ravenna is dus in principe wel het bezoeken waard.

Ravenna-Galla-Placidia-12.jpg
ed96a45c-eeae-4798-b564-ad95ddcc5f14-istock-159005849.jpg?ch=DPR&w=1200&s=7ff58ce1387a850a0817c72591baab1b

Deze enorm inspirerende rit begint in het centrum van Ravenna met een vrij lange neutralisatie. De renners rijden dwars door de stad, pas bij het verlaten van Ravenna gaat de rit echt beginnen. Zodra de neutralisatie erop zit gaat het de eerste vier kilometer rechtdoor langs een kanaal richting San Marco. Na een bocht naar rechts gaat het een kilometer of acht voornamelijk rechtdoor richting Godo. We bevinden ons in de Povlakte en dat is te merken. Op de dorpjes na valt hier weinig moois waar te nemen. Het is vlak en het is vooral leeg. Een eindeloze leegte, waar alleen boeren bestaansrecht hebben. Tot aan Godo rijden we vooral over smalle wegen, maar na flink wat bochtenwerk in Godo komt daar verandering in. We komen op een brede weg terecht, die rechtdoor naar Bagnacavallo zal leiden. Dat is blijkbaar de geboorteplaats van Bartolomeo Ramenghi, een Italiaanse kunstschilder uit de tijd van de Renaissance. Een kilometer of 10 rechtdoor, paar bochten in Bagnacavallo en dan gaan we rechtdoor verder naar Lugo. Ik dacht altijd dat Lugo een plaats in Spanje was, maar blijkbaar hebben ze in Italië ook een Lugo. Uit het Italiaanse Lugo komen zelfs een aantal bekende personen. Giacomo Ferretti bijvoorbeeld, een voormalige ploegleider die het onder meer jarenlang voor het zeggen had bij Fassa Bortolo. Ook Alan Marangoni komt uit Lugo, de inmiddels gestopte renner die in het verleden vijf keer de Giro op viel eind vorig jaar op door de allerlaatste wedstrijd die hij reed te winnen. Dat was dan wel in Japan, maar toch. Ook de oplichter Charles Ponzi was uit Lugo afkomstig. Beetje ponzifraude, lekker man. De regio waar we ons nu bevinden is zeker niet de fraaiste van Italië en de meeste dorpjes die we doorkruisen zijn ook het begluren niet waard. Toch is er in Lugo nog wel een aardig centraal pleintje te vinden.

La_piazza_del_mercato_%28Lugo%2C_Italy%29.jpg

Vanuit Lugo rijden we nog een tijd verder dwars door de Povlakte, in een zo goed als rechte lijn richting de finish. We passeren af en toe een dorpje, waar het nog wel eens bochtig wil worden. In Massa Lombarda liggen er bijvoorbeeld vijf bochten kort achter elkaar, maar daarna komen we in de tien kilometer tot aan Sesto Imolese zo ongeveer alleen een rotonde tegen. De dag na de rustdag begint steeds meer aan te voelen als een tweede rustdag, het is lastig om een rit in elkaar te draaien die saaier en nietszeggender is dan deze. Na Sesto Imolese gaat het ook vooral weer rechtdoor. De enige verandering onderweg is dat we af en toe wat bomen langs de kant van de weg waarnemen, waardoor het landschap toch nog enigszins opgevuld wordt. In het dorpje Crocetta komen we een verdwaalde bocht tegen. Net buiten het dorp slaan we nog een keer rechtsaf en dan gaat het zes kilometer volledig rechtdoor richting Villa Fontana. Hier ligt er warempel een rotonde op de renners te wachten, waarna we nog eens vijf kilometer rechtdoor gaan. De rit begint steeds meer aan te voelen als een misdaad tegen de menselijkheid. Aan het eind van weer een lang stuk rechtdoor bevinden we ons in de buurt van Budrio en hier wordt het parcours niet direct interessanter. Eigenlijk gaan we nog eens een keer een kilometer of 10 zo goed als rechtdoor rijden, met af en toe een flauwe bocht naar links of rechts. Het blijft verder gewoon vlak en op wat incidentele bebouwing na blijft het ook vooral heel erg leeg. Aan het eind van dit lange stuk niets volgt er zowaar een keer een echte bocht. We nemen de afslag aan de rechterkant van de weg en slaan dan aan het eind linksaf. Even later nog een bocht naar rechts en dan kunnen we weer rechtdoor verder richting Granarolo dell'Emilia. Dit is een plaatsje van drie keer niks waar we na 68 kilometer passeren. Past wel bij deze rit dus, de grenzeloze troosteloosheid valt van de gebouwen af te schrapen.

Palazzo_Municipale_%282%29_%28Granarolo_dell%27Emilia%29.jpg

Overigens begeven we ons nu niet ver van een stad die wél mooi is. 12 kilometer verderop ligt Bologna, de stad waar iets meer dan een week geleden de Giro begon. Na een rondje door het midden en het noorden van het zuiden van Italië zijn we nu weer terug in de regio van de Grande Partenza. Even afwijken richting het zuiden en we rijden Bologna zo binnen, maar dat gaat niet gebeuren. Vanuit Granarolo rijden we verder naar het westen. Na een bocht en een rotonde in dit dorpje gaat het drie kilometer rechtdoor tot aan de volgende rotonde. Na deze rotonde rijden de renners kort over een wat smallere en bochtigere weg, wat ter afwisseling wel goed is. Lang duurt dat niet, er volgt al snel een bocht naar rechts, direct daarna eentje naar links en dan gaat het rechtdoor richting Castel Maggiore. Drie kilometer rechtdoor, met onderweg drie rotondes. Bij de volgende rotonde slaan de renners rechtsaf, waarna ze zo ongeveer voor het eerst deze dag richting het noorden gaan fietsen. Van Castel Maggiore rijden we rechtdoor naar Funo, over een weg die af en toe onderbroken wordt door een rotonde. In Funo komen we na wat bochtenwerk weer op een brede weg terecht die de komende 13 kilometer gevolgd zal worden. Vlakke kilometers, uiteraard, met bovendien weinig tot geen bochten. In de buurt van San Giovanni in Persetico nemen we een afslag, waarna we in een boog rond de stad rijden. Uiteindelijk volgt er een bocht naar links, waarna we wel nog even de stad betreden. Twee bochten vederop krijgen we in San Giovanni te maken met de eerste tussensprint van de dag, na 98 kilometer. Voorbij de tussensprint rijden de renners negen kilometer volledig rechtdoor richting de tweede tussensprint. Op een stuk of drie rotondes na komen de renners niets tegen, pas in Crevalcore zelf krijgen ze met een bocht of vier te maken. Na 108 kilometer volgt dan de tweede tussensprint van de rit, in de plaats waar jaarlijks de Settimana Coppi e Bartali passeert. Meestal wint er een sprinter in de straten van Crevalcore, zoals Mareczko of Lawless. Dit jaar won de Waal Ludovic Robeet. Samen met Mikkel Bjerg en Jacopo Mosca wist hij uit de greep van het peloton wist te blijven en vervolgens was hij de snelste in het sprintje.

4a-tappa-arrivo.jpg

Crevalcore is een plaats van drie keer niks, daarom worden jullie getrakteerd op een foto van Ludovic Robeet. Je moet toch wat. Na de tussensprint in Crevalcore is het nog 37 kilometer fietsen tot de finish. Het gaat weer eens twee kilometer rechtdoor, dan slaan we bij een rotonde rechtsaf voor nog eens 5,5 kilometer in rechte lijn. We zetten koers richting Camposanto, het noordelijkste puntje van de route van vandaag. In Camposanto slaan we een aantal keer kort achter elkaar linksaf, waarna we weer terug naar het zuiden gaan fietsen. De komende 17 kilometer rijden we weer eens over rechte en brede wegen, nog steeds door een landschap dat vooral heel erg leeg is. Af en toe rijden we door een dorpje, zoals Bomporto, maar verder valt er hier bijzonder weinig waar te nemen. De regio waar we ons nu bevinden schijnt overigens nog wel eens last te hebben van wat overstromingen. In 2014 bijvoorbeeld nog, toen kwamen wat dorpjes in Modena en omgeving er toch slecht vanaf. Dat zou de reden moeten zijn waarom we deze trieste rit op het programma hebben staan. In het genoemde Bomporto komen we overigens nog een rotonde tegen, maar verder is hier dus echt niets he. Helemaal niets. In Villavara komen we een keer een vluchtheuvel tegen, dat is het grootste obstakel. De wind zou misschien nog een rol kunnen spelen, het is toch best vaak behoorlijk open. Op een kilometer of zeven van de streep krijgen we pas weer wat spanning en sensatie, de weg buigt af naar rechts! In Bomporto zijn ze overigens heel trots op hun nieuwe brug, vinden jullie het ook een fantastische brug?

37447929592_d9c65fafef_b.jpg

Goed, de laatste zeven kilometer dus. Na de bocht naar rechts komen de renners kort achter elkaar twee rotondes tegen, met daarna een bocht naar links. Dan weer naar rechts en vervolgens gaat het even rechtdoor richting Modena over een brede weg. 500 meter verderop komen we weer een rotonde tegen, waar we rechtdoor moeten. Na deze rotonde gaat het een kleine twee kilometer volledig rechtdoor, tot we een viaduct bereiken. Het gaat even naar rechts, dan naar links en ondertussen loopt de weg zowaar een paar meter omhoog. We bevinden ons nu op minder dan vijf kilometer van het einde. Het gaat nadat we over het viaduct zijn gereden iets meer dan 500 meter rechtdoor, waarna er op minder dan vier kilometer van het eind een bocht naar links volgt. Een makkelijke bocht, daarna loopt de weg wel weer een paar meter omhoog omdat we over een spoorbrug moeten. Verder gaat het rechtdoor tot op drie kilometer van het eind, waar we weer eens een rotonde tegenkomen. Best een pittige rotonde, daar moet wel serieus gestuurd worden. Daarna gaat het wel weer rechtdoor tot op ongeveer twee kilometer van het eind. Een scherpe bocht naar rechts volgt, meteen de laatste bocht van deze rit. Het gaat de laatste twee kilometer van de rit volledig rechtdoor. Toch is er nog wel een extra puntje van aandacht. In de finale rijden de renners door het centrum van Modena en in de winkelstraat waar we doorheen fietsen liggen steentjes. Op iets minder dan twee kilometer van het eind ruilen we het asfalt in voor de steentjes en daarna rijden we 450 meter over deze typisch Italiaanse kasseitjes. Bij droog weer geen probleem, bij toestanden als in de eerste week vragen om problemen. Die steentjes zijn wel het laatste obstakel tijdens deze rit, zodra we weer terug zijn op het asfalt gaat het vrolijk rechtdoor tot aan de finish op een weg die breed genoeg is. Desalniettemin zal het wel een gekke finale worden. Korte rit, dag naar de rustdag, iets smallere passage in het centrum op die steentjes, ik verwacht hectiek.

G19_T10_Modena_ARR_zoom.jpg
G19_T10_Modena_ukm_jpg.jpg

Finishen doen we in Modena, een stad met 190.000 inwoners waar de Giro de laatste jaren met enige regelmaat te vinden is. In 2016 bijvoorbeeld nog, toen ging de 11e rit van start in deze stad. Ook in 2014 ging er een Girorit van start in Modena, ook toen was dat rit 10, daags na de rustdag. We vertrekken de laatste jaren vooral vaak vanuit Modena, een aankomst heeft deze stad dan weer een eeuwigheid op moeten wachten. Voor het laatst kwamen we hier aan in 1985, toen won Daniel Gisiger. In een verder verleden wonnen de Belgen Rik Van Looy en de recent overleden Patrick Sercu in Modena. De grootste naam op de lokale erelijst is zonder enige twijfel Fausto Coppi, hij wist in 1940 te winnen in de straten van deze stad die vooral bekend is vanwege de auto's. De fabrieken van onder andere Ferrari, Lamborghini en Maserati zijn hier ooit gevestigd geweest. Het hoofdkantoor van Maserati bevindt zich nog steeds in Modena. Toch is Modena vooral de stad van Ferrari, aangezien Enzo Ferrari in deze stad is geboren. Ook Luciano Pavarotti kwam uit Modena, dat is niet misselijk allemaal. Naast auto's hebben ze hier ook wat met balsamicoazijn, dat schijnt de lokale specialiteit te zijn. In het centrum van Modena komen we wel wat mooie gebouwen tegen, zoals de dom. Deze dom staat op de Piazza Grande en heeft vooral een opvallende klokkentoren, de Torre della Ghirlandina. Dit hebben ze op de werelderfgoedlijst van UNESCO gepleurd, dan moet het wel de moeite waard zijn. Op een ander pleintje, de Piazza Roma, komen we nog wat fraaie gebouwtjes tegen, onder meer Palazzo Ducale. Uiteraard is er ook een Museo Enzo Ferrari, waar je allerlei soorten Ferrari's kunt bekijken. Speciaal voor Thijs Zonneveld is er ook een paninimuseum in Modena. De bedenker van de paniniplaatjes, de gebroeders Panini, hebben het hoofdkantoor van hun bedrijf gevestigd in Modena. Even kort koekeloeren op Wikipedia leert mij dat er in die plaatjeshandel meer dan 500 miljoen omgaat. Dat had ik toch niet direct verwacht. Enfin, Thijs kan zich melden bij het Museo della Figurina, waar alle verschillende collecties die Giuseppe Panini en consorten door de jaren heen hebben uitgepoept te begluren zijn.

modena-2324333_960_720.jpg

In Ravenna gaat het dinsdag overdag 21 graden worden. Er is in het begin van de middag een kleine kans op regen, maar waarschijnlijk blijft het droog. Wel staat er een aardig briesje, schuin op de kop. Dat wil dus zeggen dat deze slaapverwekkende etappe waarschijnlijk nog een stuk slaapverwekkender gaat worden. In Modena wordt het iets warmer, 24 graden in de middag. Minder kans op regen, het lijkt droog te blijven. Ook iets minder wind in Modena, maar dat beetje wind zal in de finale vooral ongunstig staan. Deze rit waar niemand op zit te wachten zal om 13:45 beginnen, met een neutralisatie van een kwartier. Om 14:00 begint het echt, maar de vraag is of het dan ook daadwerkelijk echt begint. We noteren Marco Frapporti en Damiano Cima voor de mongolenvlucht van de dag en dat is het dan. Eurosport is er meteen live bij, deze allesbehalve epische rit wordt dus integraal uitgezonden. Mijn advies zou zijn om een paar uur lang lekker wat anders te gaan doen en rond een uur of vier een keer in te schakelen. Finishen doen we tussen 17:04 en 17:22, dus je kan van vier ook prima half vijf maken.

1280px-Palazzo_Ducale_Estense_di_Modena.jpg

Dit wordt een massasprint.
1. Viviani. Hij zal toch een keer moeten winnen, een Giro zonder zege zou voor Elia toch wel behoorlijk gênant zijn.
2. Ackermann. IJzersterk, maar maakt toch ook wel eens een foutje. Wil nog wel eens te vroeg aangaan, dat heeft hem al twee keer de zege gekost. Om Viviani te laten winnen zal hij nu ook weer een fout moeten maken, zonder fouten denk ik nog steeds dat Ackermann de snelste in koers is.
3. Ewan. Ja, deze pisvlek zal ook wel weer hoog eindigen.
4. Demare. Dat hij de rest van zijn leven nog vele vierde plaatsen bij elkaar mag fietsen.
5. Mareczko. Deze kutrit verdient maar één winnaar en dat is Kuba. Toch gaat dat niet gebeuren, want Kuba is veel te slecht om ooit iets van enig belang te winnen.
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:19
SPOILER: Tappa 11: Carpi - Novi Ligure, 221 km
Tappa 11: Carpi - Novi Ligure, 221 km

En RCS, ga je schamen, ga je schamen, ga je schamen! Waardeloos, waardeloos, waardeloos! Sjongejongejongejongejonge, praat niet meer over de mooiste ronde, als je zulke slechte etappes ontwerpt. Slechte organisatie, matig.

Dat is toch wel mijn eerste reactie na het zien van de tiende etappe. Daags na de rustdag kregen we nog een extra rustdag voorgeschoteld. Direct vanuit het vertrek waren er maar twee renners die zo dom waren om voor het peloton te gaan rijden. De sympathieke Japanner Sho Hatsuyama met het oorbelletje en lichtgewicht Luca Covili waren de lul. Het was maar een korte rit van 145 kilometer, toch kwam er maar geen einde aan. Op een kilometer of 30 van het eind werden Hatsuyama en Covili alweer ingerekend, maar in het peloton gebeurde verder vrij weinig. Ja, Enrico Battaglin ging ergens onderweg op z'n muil. Verder gebeurde er tot in de straten van Modena niets. Daar zagen we Francisco Ventoso in de aanval gaan. Een dappere poging, maar een kilometer voor het eind werd hij weer ingerekend. Onder de vod zagen we ook een valpartij. Pascal Ackermann kwam in aanraking met Jakub Mareczko en ze gingen samen onderuit. Ze namen nog wat renners mee, waaronder Moschetti. De jonge Italiaan leek vrij zwaar gehavend, net als Ackermann zelf. Van zijn paarse puntentrui was niet veel meer over. De schade bij Ackermann lijkt mee te vallen, hij gaat gewoon door. Moschetti was er slechter aan toe, hem zien we niet meer terug deze Giro. Door die valpartij zagen we wel weer een ontregelde sprint van een kleine groep. Aan de linkerkant zagen we Quick Step en Lotto Soudal, aan de rechterkant Groupama-FDJ. Lotto Soudal trok de sprint aan voor Ewan en Viviani kroop in dat wiel. Bleek niet echt de goede keuze te zijn, want aan de andere kant ging Demare er met een ferme sprint vandoor. Ewan en Viviani gingen even later aan maar kwamen niet in zijn buurt. Een overwinning voor de buitengewoon antipathieke Fransoos, een nederlaag voor het wielrennen. Tevens weer geen overwinning voor Viviani, dat begint een beetje pijnlijk te worden. Elia krijgt nog één laatste kans. Na de waardeloze rit met een waardeloos einde krijgen we een nieuwe waardeloze rit. Misschien nog wel waardelozer zelf. Alsof 140 kilometer door de Povlakte nog niet erg genoeg is, we krijgen nu zelfs 220 kilometer door de Povlakte voorgeschoteld. Weer een massasprint, de laatste voorlopig. Daarom gaan renners als Viviani en Ewan er na deze rit vandoor. We gaan ze niet missen.

G19_T11_NoviLigure_plan_zoom-1.jpg
G19_T11_NoviLigure_alt.jpg

Van start gaan we in Carpi, een stad met 72.000 inwoners in de provincie Modena. We bevinden ons een kilometer of 20 ten noorden van de stad Modena, waar we gisteren aankwamen. De Giro heeft weinig met Carpi, men is pas één keer aangekomen in deze stad. Dat was in 1998, toen won het Franse boefje Laurent Roux. Een dag later ging er dan weer een rit van start in Carpi, met aankomst in Schio. Michele Bartoli won die rit. Carpi ken ik verder vooral van de lokale voetbalclub, Carpi FC. Een piepklein clubje, met een ministadion, dat het een paar jaar geleden volledig uit het niets voor elkaar kreeg om naar de Serie A te promoveren. Dat avontuur duurde niet lang, na één seizoen volgde de degradatie naar de Serie B en ondertussen zijn ze onderweg naar de Serie C. De Nederlandstalige Wikipediapagina van Carpi lijkt me overigens geschreven te zijn door een Belg, als ik dit soort teksten lees: Carpi kan de Piazza dei Martiri voorleggen, een renaissanceplein dat doorgaat voor het grootste plein van de regio. Over de ganse lengte van de westkant wordt het geflankeerd door een portiek met 52 zuilen. Het Palazzo dei Pio zoomt de oostzijde van het plein af. Het is het oude kasteel van de familie Pio. Dat is wel even informatie die je meekrijgt hoor. Aan de noordzijde van het plein staat de kathedraal. Daar zijn ze blijkbaar een jaar of 200 mee bezig geweest om het helemaal af te bouwen. Aan de achterkant van het Palazzo dei Pio staat de romaanse kerk Santa Maria in Castello, ook La Sagra genoemd. Ze wordt door een hoge romaanse klokkentoren geflankeerd. Zo, dat is niet mis. En dan komt de zwemmer Gregorio Paltrinieri ook nog eens uit Carpi! Hij won tijdens de Olympische Spelen in Rio blijkbaar goud op de 1500 meter vrije slag. Overigens komen we in de omgeving van Carpi het dorpje Fossoli tegen, een plaatsje dat vooral bekend is omdat hier tijdens de Tweede Wereldoorlog een concentratiekamp gesitueerd was. Dit kamp was met name bedoeld om Italiaanse Joden naar Auschwitz door te sturen. Een van die Italiaanse Joden was Primo Levi, een schrijver en chemicus die Auschwitz wist te overleven en daarna enige bekendheid wist te vergaren. In het Palazzo dei Pio komen we een tweetal musea tegen. Het Museo Monumento al Deportato Politico e Razziale richt zich vooral op de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog, en dan met name de mensen die vanuit Fossoli doorgestuurd werden naar Auschwitz.

Castello_Carpi_Modena.jpg

Ja, hier heb ik dus geen zin in he. De tandjes, wat een ellende. Goed, we gaan dus van start bij het Palazzo dei Pio, dat is nog een prima locatie voor een vertrek. Daarna rijden we een rondje door de stad, waarna buiten Carpi de rit echt begint. Over rechte en brede wegen rijden we dan weer een eeuwigheid door de Povlakte. Het is hetzelfde verhaal als de vorige rit, je kunt je dus wel voorstellen hoe het er ongeveer uitziet. Vooral veel platteland, met af en toe een dorp tussendoor. Soms een paar bomen langs de kant van de weg, soms warempel een keer een bocht. Via dorpjes als Rio Saliceto en Coreggio rijden we een tijdje richting het zuiden. Na wat bochtenwerk in en rond Coreggio gaat het dan weer verder richting Massenzatico en vanuit dit dorpje stevenen we af op Reggio Emilia. Deze stad bereiken we na 26 kilometer en hier is het even draaien en keren. Reggio Emilia is een plaats waar de Giro de laatste jaren veel te vaak komt. In 2017 kwam hier bijvoorbeeld nog een rit aan, toen won Fernando Gaviria. Het meest verrassende van die rit was nog wel de tweede plaats van Jakub Mareczko, in een rit van 237 kilometer nota bene! Enfin, Reggio Emilia is verder de stad van Zucchero en ook Benny Benassi komt hier vandaan! Push me, and than just touch me, etc. Kenners weten.

4F6CidT.jpg

Echt denderend was de route al niet, maar buiten Reggio Emilia wordt het nog erger. Het gaat zonder grappen 17 kilometer volledig rechtdoor, maar dan ook echt volledig. Alleen een paar rotondes onderweg, maar verder geen bocht tot aan Sant'Ilario d'Enza. Wordt het na Sant'Ilario anders? Nee, natuurlijk niet! In dit plaatsje liggen er wel twee bochten op de renners te wachten, maar daarna gaan we weer vrolijk tien kilometer rechtdoor tot in Parma. Onderweg weer een paar rotondes, maar dat is het dan ook wel. Na 54 kilometer komen we uit in Parma, wat toch een behoorlijk grote en bekende stad is. In 2011 kwam de Giro hier nog aan, de tweede rit eindigde in een massasprint en die werd gewonnen door Alessandro Petacchi. Parma is verder ook de stad van de onfortuinlijke Adriano Malori, de hardrijder van Lampre en later Movistar die na een aantal zware partijen noodgedwongen moest stoppen met fietsen. Parma kennen we natuurlijk ook van de kaas en de ham, en de voetbalclub die ooit iets van 500 voetballers onder contract had waardoor ze failliet gingen en moesten herbeginnen in de Serie D. In een recordtempo knokten ze zichzelf weer terug naar de Serie A. Prima stad verder. Ook de grote Italiaanse wielerkampioen Vittorio Adorni komt hier vandaan.

parma-duomo-square.jpg

De tocht door Parma is ook verrassend recht. Op een paar rotondes na rijden we in een rechte lijn door de stad. Ook buiten de stad gaan we gewoon vrolijk verder rechtdoor, ja hoor, geen enkel probleem. In de 20 kilometer die we nodig hebben om Fidenza te bereiken komen we alleen wat rotondes tegen. Meest spannende rit ooit, echt waar. Maar uh, buiten Fidenda, dan wordt het vast wel spannender toch? Hahaha, nee, natuurlijk niet. Wat dacht jij dan? Dacht jij dat wielrennen leuk moest zijn? Het moet een kwelling zijn. Is het niet door 58 bergen in een rit te gooien, dan maar door een volledig vlakke rit met alleen maar rechte wegen te ontwerpen. Ik heb ook medelijden met de renners op dit moment. Na een tijd heb je ook geen onderwerpen meer om te bespreken, dan fiets je ook maar een beetje zwijgend naast elkaar, hopende dat de ellende snel voorbij is. Maar de ellende is niet snel voorbij. We zijn pas net begonnen juist. Na Fidenza gaat het namelijk nog eens een kilometer of 13 gewoon vrolijk rechtdoor richting Fiorenzuola d'Arda. Rechtdoor over vlakke wegen, dwars door open terrein, met af en toe wat huizen langs de kant van de weg. Het voelt alsof je bij een crematie aanwezig bent waar ze de overledene herdenken door een nummer van Frans Bauer te draaien. En er is geen ontsnappen aan, je kunt niet halverwege de dienst de zaal verlaten natuurlijk. Je moet doorbijten. Alsof je tanden worden uit je bek getrokken zonder verdoving. Tot zover de Thijs Zonneveld in mij. Heb ik al gezegd dat dit echt een mooi stukje Italië is? Ik hoop het niet, want dat zou een leugen zijn. Weet je wat we na Fiorenzuolo d'Arda, waar wel wat bochten liggen, gaan doen? Nou, het zal misschien als een verrassing komen, maar we gaan weer 20 kilometer rechtdoor. Dezelfde brede en rechte weg, met nog steeds alleen her en der een rotonde als obstakel. Aan het eind van dit nieuwe stuk door een moeras van nietszeggenheid komen we uit in Piacenza. Dat is dan wel weer een mooie stad, zo eerlijk moet ik zijn. Het is een stad waar de Giro al een tijd niet meer is geweest voor een aankomst of een vertrek, maar we rijden met enige regelmaat door de stad tijdens een van de talloze kutritten door de Povlakte. Over kutritten gesproken, de Giro voor vrouwen kwam hier vorig jaar wel aan! Dat was om Giorgia Bronzini te eren, een van de bekendste Italiaanse wielrensters. Toevallig is zij uit Piacenza afkomstig. 2018 was haar laatste jaar op de fiets en daarom was het de bedoeling dat ze in een van haar laatste koersen in eigen stad zou winnen. Lukte niet helemaal, ze werd 113e. Enfin, een paar maanden later won ze dan wel weer haar daadwerkelijk laatste koers, in de Vuelta voor vrouwen.

stucchi-p.-cavalli-tramonto.jpg

Piacenza is verder de stad van de familie Inzaghi. Filippo Inzaghi kennen we natuurlijk allemaal, de Caleb Ewan onder de voetballers. Ook Giorgio Armani komt hier blijkbaar vandaan, met z'n kleding die louter door proleten wordt gedragen. Dit verder geheel terzijde natuurlijk. In Piacenza bevinden we ons ongeveer op de helft van de route, 114 kilometer van deze ellende hebben we gehad. Zaagmans heeft dan al z'n ding gedaan, toch een soort van opluchting. Oké, wat zullen we na Piacenza eens doen? Ja, RCS, jullie een suggestie? Wat? Nog eens 20 kilometer rechtdoor? Top, doen we dat. Na 134 kilometer komen we dan uit in Castel San Giovanni. Hier gaan we rechtd... wacht, wat? Holy fuck, we slaan hier gewoon warempel daadwerkelijk een keer rechtsaf. Wtf gek. Ik ben even van mijn à propos. Na de bocht in Castel San Giovanni rijden we rechtdoor naar de as van het kwaad. De grootste klootzak van Italië. De Po. De fucking Po. Met je vlakte. Het valt me nu pas op dat ik een hekel heb aan alles wat klinkt als po. Pau, Po, die teringteletubbie, ze kunnen me allemaal de tyfus genieten.

HelpfulUnimportantAyeaye-max-1mb.gif

Nadat we over de Po zijn gefietst verlaten we Emilia-Romagna en rijden we Lombardije binnen. In Lombardije slaan we snel linksaf richting Pieve Porto Morone en hier liggen nog meer bochten. Een stuk of vier bochten kort achter elkaar, het kan niet anders dan dat de renners hier spontaan hartkloppingen van krijgen. Ik schrik mezelf in ieder geval wel een hoedje. Buiten Pieve Porto Morone rijden de renners over een kronkelige en smalle weg verder langs de Po. Deze weg is zo smal dat een tractor de berm moet opzoeken als hij een auto tegenkomt, dit leert Streetview mij. We rijden hier ook langs een dijk, jawel! Een dijk in Italië, nu voelen de Nederlanders in het peloton zich helemaal thuis. Aan de andere kant komen ze dan vooral akkers en grasvelden tegen. Het is net of je ergens in Tiel aan het fietsen bent ofzo, dus Bobbie Traksel zal in z'n element zijn. In de zomer blijken ze hier trouwens ook nog maïs te hebben, loopt echt uit de hand nu. De kronkelende weg brengt ons naar het dorpje Zerbo, waar de weg nog wat smaller wordt. Midden in het dorp komen de renners een roze huis tegen, misschien wel speciaal in die kleur geverfd omdat er wielerliefhebbers wonen. Na wat bochten in Zerbo komen we daarna weer in een kaal landschap terecht. Het terrein zal een aantal kilometer volledig open zijn, de weg nog steeds smal. Als de wind hier goed staat kan je hier je lol op, maar zelfs dat krijgen ze in de Povlakte nooit voor elkaar. Waardeloos. Aan het eind van dit stukje route rijden we even over de dijk, echt fantastisch. Al snel gaan we weer van de dijk af en dan maken we ons op voor de eerste tussensprint van de dag. Deze tussensprint wordt na 148 kilometer gehouden in San Zenone al Po. Dit dorpje ziet er zelfs van boven niet interessant uit, dan weet je het wel. Al hebben ze buiten het dorp nog wel een opvallend kerkje staan, maar boeien.

san_zenone_po_img_2680.jpg

Oh god, we moeten nog meer dan 70 kilometer. Afzien. Na de tussensprint rijden we nog een aantal kilometer verder door de polder over de kronkelende en nog steeds smalle weg. Dit doen we tot in Spessa, waar een bocht naar links volgt. Na deze bocht gaan we weer terug de Po over. Als we over de brug zijn gereden gaan we bij een rotonde naar rechts en bij de volgende rotonde die vrij snel volgt weer naar links. We komen nu weer op een brede weg terecht en deze weg gaat een aantal kilometer rechtdoor. Yes, ik kreeg al bijna afkickverschijnselen. Tijdens dit stuk rechtdoor moeten we wel over een viaduct trouwens. Damn, hoogteverschil. Na dit viaduct komen we uit bij een rotonde, die we vrij snel benaderen wegens het feit dat het een stukje naar beneden gaat. Bij deze rotonde moeten we naar rechts, vervolgens gaan we verder richting Stradella fietsen. Paar bochten en wat rotondes, het parcours begint bijna technisch te worden. Buiten Stradella krijgen we zelfs drie rotondes achter elkaar, moet niet gekker worden. Bij de vierde rotonde gaan we naar links en dan direct weer naar rechts, waarna we dwars door Broni rijden. In dit dorpje komen we weer zo'n typisch Italiaans centrumstraatje tegen met van die keitjes. Zoals we tijdens de vorige rit in de finale ook konden zien is dat geen enkel probleem, mits droog. Zodra we het centrum van Broni verlaten komen we nog twee rotondes tegen, maar daarna gaan we weer ouderwets immer geradeaus door richting Fumo. Hier ligt één rotonde klaar voor de renners, waarna we verder rechtdoor gaan naar Casteggio. In en rond Casteggio komen we nog wat rotondes tegen, maar verder gaat het gewoon weer vrolijk rechtdoor hoor. Geen enkel probleem voor de parcoursbouwers. Over een brede weg die alleen af en toe onderbroken wordt door een nieuwe rotonde zetten we koers richting Voghera. In de verte zie ik ondertussen trouwens wel wat heuvels liggen, wat dus wil zeggen dat deze rit absoluut minder kut had kunnen zijn. Hoe dan ook, na 183 kilometer bereiken we Voghera. Enige affiniteit met de koers heeft deze plaats wel, Milaan-San Remo komt hier namelijk bijna ieder jaar langs. Sowieso rijden we nu over een deel van het parcours dat ook deel uitmaakt van Milaan-San Remo. Het is wel het eerste deel van het parcours, het vlakke deel in het begin van de koers dat nooit in beeld komt. Na mijn grondige inspectie blijkt nu dat het volkomen terecht is dat deze bullshit niet in beeld komt. Al is Voghera nog wel een aardig stadje.

an03_0.jpg

We blijven nog een tijdje de wegen van Milaan-San Remo volgen. Deze wegen blijven natuurlijk godsgruwelijk kut. Het blijft vlak, al zijn we ondertussen wel een paar meter hoger uitgekomen. Ten opzichte van het begin van de rit gaan we een meter of 200 hoger uitkomen, dat doen we alleen op zo'n manier dat het niemand gaat opvallen. In Voghera krijgen we overigens wel te maken met wat bochten en rotondes, maar daarna gaat het vrolijk rechtdoor richting de tweede tussensprint van de dag. Deze tussensprint bereiken we na 190 kilometer, op 30 kilometer van het eind. Sprinten doen we in Pontecurone, een klein dorpje waar na zes uur alleen de brievenbus nog open is. Er komt blijkbaar een heilige uit dit dorpje, Luigi Orione. Hij is door de paus heilig verklaard omdat hij een man genezen zou hebben van longkanker. De doktoren wilden de man niet opereren en ook een chemokuurtje hoorde niet tot de mogelijkheden. Toen ging de man eventjes een paar minuten kletsen met ome Luigi en plotsklaps was hij genezen. Ja, goed verhaal. Bijna net zo ongeloofwaardig als iemand die zegt dat deze rit echt heel erg leuk is. Weet je trouwens wat we na de tussensprint gaan doen? Zes kilometer rechtdoor fietsen. Had je kunnen weten, lijkt me. Niet zo'n moeilijke gok. Bij het verlaten van Pontecurone even een wegversmalling, maar daarna gewoon een brede weg dwars door een Italiaanse polder. Jezusmina, wat een troosteloze bende. Aan het eind van dit lange stuk rechtdoor komen we een rotonde tegen, maar daarna gaat het nog wat verder rechtdoor. Via nog een aantal rotondes rijden we Tortona binnen, op 21 kilometer van de finish. Tortona zou een bekende naam kunnen zijn, in 2017 kwam hier namelijk een Girorit aan. Die rit eindige in een massasprint, logischerwijs. Fernando Gaviria won, een dag nadat hij ook al in Reggio Emilia had gewonnen. Tortona is tevens de plaats waar Fausto Coppi is overleden. In 1960 overleed Coppi in het ziekenhuis van Tortona aan de gevolgen van malaria. Zijn naam komt iedere Giro weer terug en ook nu zijn jullie nog niet van hem af. Vooral tijdens de volgende rit zal hij een hoofdrol spelen. Wat een cliffhanger jongens, niet normaal.

Tortona.jpg

We bevinden ons trouwens ondertussen in Piëmonte, dit voor de mensen die zoals ondergetekende vroeger altijd een tien hadden voor topografie. Nou, verder met de laatste 20 kilometer van de rit. Gaat er nog iets spannends gebeuren? Haha, dacht het niet he. Na wat bochten en rotondes in Tortona verlaten we de stad, waarna we een opritje pakken. Na een lange bocht komen we op een brede weg richting het zuiden terecht. De komende acht kilometer gaat deze weg volledig rechtdoor. Toppiejoppie. We kunnen weer uitgebreid genieten van de Italiaanse landbouw langs de kant van de weg, schitterend. Na dit lange stuk rechtdoor gaat het eigenlijk nog eens drie kilometer langer rechtdoor, maar in deze kilometers komen we dan nog wel drie rotondes tegen. Aan het eind van dit stuk rijden we Pozzolo Formigaro binnen, waar een bocht naar links volgt. Even later buigt de weg af naar rechts, daaropvolgend gaat het weer even rechtdoor. Aan het eind van Pozzolo Formigaro komen we een kleine rotonde tegen, waar we naar links gaan. We bevinden ons inmiddels op een kilometer of zes van het eind, de helletocht zit er bijna op. We komen nog een rotonde tegen, hier moeten we rechtdoor. Daarna volgt er buiten Pozzolo een bocht naar rechts, waarna het rechtdoor gaat tot op iets meer dan vier kilometer van het eind. We rijden Novi Ligure binnen en dan volgt er een flauwe bocht naar rechts, waarna het eigenlijk gewoon rechtdoor gaat tot op drie kilometer van het eind. Onderweg komen we wel nog een rotonde tegen, na die rotonde wordt de weg een stukje minder breed. Op iets meer dan drie kilometer van het eind rijden we ook nog onder een spoorbrug door, daar wordt de weg nóg een stukje smaller. Na de spoorbrug loopt de weg een beetje omhoog en daarna komen we een verkeerseilandje en een rotonde tegen. Bij deze hindernissen moeten de renners linksaf slaan, best een scherp bochtje. Daarna gaat het in de laatste drie kilometer van de rit wel volledig rechtdoor tot aan de streep. Al komen we vlak na de bocht wel nog een rotonde tegen, maar ik heb zo'n vermoeden (en de hoop) dat ze die wel tijdelijk gaan verwijderen aangezien er op de kaart geen melding van wordt gemaakt. In de laatste rechte kilometers van deze rechte rit verlaten we finishplaats Novi Ligure eigenlijk weer. Over een weg die steeds een beetje vals plat omhoog loopt zien we langs de kant vooral een aantal vervallen gebouwen staan. Ik kan bijna geen passender einde bedenken voor deze niet al te plezante rit. In de laatste kilometer komen we trouwens 11 meter hoger uit, dus dan weet je hoe vals plat het is. 1,1% stijging, schokkend.

G19_T11_NoviLigure_ARR_zoom-1.jpg
G19_T11_NoviLigure_ukm-1.jpg

Deze belediging voor de sport eindigt na 221 kilometer in Novi Ligure, een stad met 28.300 inwoners in de provincie Alessandria, regio Piëmonte. Het is de vierde keer dat er een rit aankomt in deze stad. In 1965 was de Italiaan Danilo Grassi de eerste die in Novi Ligure wist te winnen. Hij kreeg in 1978 een opvolger, de Belg Rik Van Linden won toen. De laatste aankomst in Novi Ligure dateert van 2010, toen ging Jerome Pineau met de zege aan de haal. Het is geen toeval dat de Giro zo nu en dan Novi Ligure bezoekt. Ze hebben namelijk in deze stad een sterke connectie met twee van de bekendste wielrenners uit de Italiaanse wielergeschiedenis. De eerste is Constante Girardengo, een renner die tussen 1912 en 1936 actief was. Tijdens zijn loopbaan boekte hij talloze successen, zo won hij twee keer de Giro en wist hij maar liefst zes keer Milaan-San Remo te winnen. En dan te bedenken dat hij een aantal jaar niet kon fietsen dankzij de Eerste Wereldoorlog. De tweede kampioen die banden heeft met Novi Ligure zag zijn carrière dan weer onderbroken worden door de Tweede Wereldoorlog. Jawel, we komen weer uit bij Fausto Coppi. Hij woonde een aantal jaar in deze stad, in de Villa Coppi. Ter ere van deze twee grote renners heeft men in Novi Ligure een museum gebouwd. Museo dei Campionissimi, het museum van de superkampioenen. Speciaal voor de Giro heeft men dit museum, waar ook genoeg informatie is te vinden over wielrennen in het algemeen, voorzien van een mooie roze gloed. Verder hebben ze in Novi Ligure nog een kicken pleintje, het Piazza Delle Piane. Vernoemd naar de familie Delle Piane, in deze regio een van de meest prominente families gedurende de middeleeuwen. Op dit pleintje komen we onder meer het stadhuis tegen, dat aan de buitenkant is voorzien van enkele fresco's die de tand des tijds niet helemaal hebben doorstaan. Ook staat hier natuurlijk een kerk, kan niet missen. Verder is Novi Ligure vooral een industriestadje, waar ze zich bezighouden met het produceren van voedsel, ijzer, staal en textiel. Ook zou Novi Ligure een belangrijk knooppunt moeten zijn voor het verkeer en ook het treinverkeer. Nouja, de renners rijden in de finale in ieder geval onder een spoorbrug door en ze hebben hier een station. Dus dat deel zou kunnen kloppen. Wat het produceren van voedsel betreft maken ze hier overigens vooral chocolade. Novi chocolade, ken ik niet. Ook het bedrijf Pernigotti zit hier, dat zou bekend moeten zijn. Blijkbaar ben ik niet viesdik genoeg.

download.aspx?ID=11648&IDc=54&nomeFile=dinoferrettimuseodeicampionissimi2_54_11648.jpg

In Carpi wordt het overdag 23 graden. Er is gedurende de hele dag een klein kans op regen, maar de ervaring leert mij dat het bij zo'n kleine kans gewoon droog blijft. Wind is er amper, want we bevinden ons op de Povlakte. Als het hier een keer mokerhard zou waaien krijg je meteen een andere koers, aangezien het terrein bijna de hele rit toch vooral heel erg open is. Maar goed, het waait dus niet. Wandeletappe incoming, feest. In Novi Ligure wordt het iets frisser, 21 graden. Minder kans op regen, eigenlijk totaal geen kans. We krijgen dus wat dat aangaat geen herhaling van de eerste week, voorlopig in ieder geval. Wel iets meer wind in Novi Ligure, maar dat zal vooral tegenwind zijn. Ook geen garantie voor spektakel dus. Flop, flop, flopshow. Het is wel weer een lange rit, dus beginnen we er weer vroeg aan. Om 11:55 staan de renners klaar en om 12:00 schieten ze definitief in gang. Dan zien we waarschijnlijk weer een debiel van Nippo in de aanval gaan, vergezeld door een idioot van Androni of een mafkees van Bardiani. Heerlijk genieten. De uitzending van Eurosport begint iets meer dan een uur later, om 13:15. Ik kan iedereen opnieuw van harte aanraden om alsjeblieft niet te vroeg in te schakelen. De finish wordt verwacht tussen 17:00 en 17:29, dus als je rond 16:30 inschakelt ben je echt meer dan op tijd.

127858179.jpg

Razende ebola. Dan kun je wel finishen in een stad van kampioenen, maar zo eer je ze dus echt totaal niet. Sterker nog, ze draaien zich om in hun graf. Als er zoiets bestaat als een wielerhemel zullen ze hoofdschuddend naar beneden staren, weer een waardeloze massasprint.
1. Viviani. Het zal hem uiteindelijk toch een keer moeten lukken. Dit is zijn laatste kans, hierna gaat hij het naar huis. Als het hem niet lukt heeft hij gelukkig wel de foto's van Orbetello nog. Ook wat waard.
2. Ewan. Ja, bah.
3. Demare. Nou, dat heb ik weer mooi bij elkaar gejinxt. Wat een waardeloze gozer blijft dit toch ook, winnen lukt hem alleen als de rest er bij gaat liggen. Arno, je bent een lul. Dat je maar snel met pensioen mag gaan.
4. Cimolai. Akkerfans lijkt mij iets te gehavend om nog voor een mooi resultaat te gaan, dus dan komen we bij dit soort achterhoedesprinters uit.
5. Belletti. Omdat ik uit principe weiger om Nizzolo te noemen. Hup Manuel, je bent beter dan die jongen met z'n proleterige sleeve. Al heeft Belletti dan weer proleterige sterretjes en andere tierelantijntjes, net als Cimolai. Die Italiaantjes hebben er weinig van begrepen.
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:21
SPOILER: Tappa 12: Cuneo - Pinerolo, 158 km
Tappa 12: Cuneo - Pinerolo, 158 km

De lange en vlakke rit naar Novi Ligure was net begonnen en mijn voorspelling kwam al uit. We zagen weer een debiel van Nippo in de aanval gaan, vergezeld door een idioot van Androni en een mafkees van Bardiani. Damiano Cima, Marco Frapporti en Mirco Maestri waren de treurwilgen van dienst. Zij mochten met z'n drieën voor de zoveelste keer urenlang in beeld rijden terwijl het peloton daarachter op het gemakje de boel controleerde. Ruim op tijd werden de koplopers weer ingerekend en daarna werd er tergend langzaam toegewerkt naar de massasprint. De rit was nog saaier dan de vorige, want we hadden nu niet eens een valpartij onderweg om ons mee bezig te houden. Van begin tot eind was het een kwelling, en dan zagen we tot overmaat van ramp in de straten van Novi Ligure ook nog eens Caleb Ewan de massasprint winnen. Pascal Ackermann reed verrassend sterk, gezien zijn verwondingen. Hij ging vroeg aan en hij zag er ondanks alles vrij sterk uit, maar hij werd toch nog overvleugeld door Arnaud Demare en Caleb Ewan. Demare kon zijn sprint van een dag eerder niet herhalen, in de licht oplopende straten van Novi Ligure moest hij zijn meerdere erkennen in de Australische dwerg van Lotto Soudal. Achter Ackermann werd Viviani vierde, de Italiaans kampioen gaat naar huis zonder een zege op zak. Dat zijn we niet gewend van Quick Step, de ploeg die normaal alles wint bakt er tot nu toe niets van. Het gemis van Morkov en Richeze was te groot, de waardeloze Sabatini heeft anderhalve week kunnen laten zien hoe waardeloos hij is. Al lag het ook aan Viviani zelf, iedere keer zelf naar voren proberen te rijden en van wiel naar wiel springen kost teveel krachten. Hoe het ook zij, we zijn gelukkig voorlopig van deze ellende af. We hebben elf etappes gehad zonder veel spektakel, maar nu gaat de Giro echt beginnen. Van woensdag tot zondag worden we getrakteerd op etappes in de bergen. Al beginnen we nog voorzichtig. Er gaat gefietst worden van Cuneo naar Pinerolo, wat een eerbetoon aan Fausto Coppi zou moeten zijn. Het voelt alleen niet echt zo, met het oog op de geschiedenis is het eerder een schoffering.

G19_T12_Pinerolo_plan_zoom.jpg
G19_T12_Pinerolo_alt_jpg-3.jpg

De twaalfde rit gaat van start in Cuneo, een stad met 56.000 inwoners in Piëmonte. Cuneo is tevens de hoofdstad van de gelijknamige provincie. We bevinden ons ineens helemaal in het westen van Italië, aan de voet van de bergen, op een kilometer of 130 van Novi Ligure, de finishplaats van gisteren. De bergen hier noemen we blijkbaar de Zee-Alpen, Cuneo ligt op een plateau aan de voet van deze bergketen. Cuneo heeft een aparte vorm, van boven lijkt het een beetje op een driehoek. Daar komt ook de naam van de stad vandaan, want Cuneo zou Italiaans voor hoek moeten zijn. Volgens Google translate klopt daar geen reet van, maar afijn. Dwars door Cuneo loopt de Via Roma, dat zou de mooiste straat van de stad moeten zijn. Link en rechts zien we voor de gebouwen zuilengalerijen zoals we ze ook in Bologna zagen, best fraai inderdaad. Een aantal van die gebouwen hebben dan ook nog een vrij aardige façade, tussendoor komen we nog een mooie kerk tegen. Prima, wel. Ze gebruiken in het roadbook het woord statig, dat is een vrij treffende omschrijving. De Via Roma wordt onderbroken door de Piazza Galimberti, een vrij groot plein in het midden van de stad. Ook langs dit plein komen we weer allerlei fraaie gebouwtjes tegen. Naast een kerk beschikken ze in Cuneo ook nog over een kathedraal, die van Santa Maria del Bosco. Van buiten lijkt die kerk eerder op een of andere Romeinse tempel. Van binnen is ie goed versierd, met flink wat goud en fresco's. Verder hebben ze hier nog een klokkentoren van een meter of 52 hoog, je moet 132 traptreden bedwingen om de top van deze toren te halen. Van boven zou je dan een mooi uitzicht moeten hebben over de stad en de omgeving. Tegenwoordig is Cuneo een belangrijk verkeersknooppunt; de route vanuit het noorden naar de Tendapas voert langs de stad. Er is een nieuwe snelweg in aanleg die de verbinding met de stad Asti aanzienlijk zal verbeteren. Ten westen van de stad liggen drie bergdalen, de zogenoemde Valli di Cuneo, die diep de Cottische Alpen indringen. Zo, dankje Wikipedia. Cuneo is overigens niet alleen een belangrijk verkeersknooppunt, het is ook een belangrijk knooppunt voor de koers. De Giro is hier ontzettend vaak geweest. In 2016 nog, toen vertrok in Cuneo de laatste rit van de Giro, met aankomst in Turijn. Die rit werd gewonnen door Nikias Arndt, of all places. In 2010 zagen we dan weer een ploegentijdrit in de straten van Cuneo, gewonnen door Liquigas. Eén jaar eerder, in 2009, ging er ook een rit van start in Cuneo. Die rit zou aankomen in Pinerolo, net als nu.

p_0d0c827e7f.jpg

Laten we eerst beginnen met een korte geschiedenisles. Het is geen toeval dat er in 2009 van Cuneo naar Pinerolo werd gereden, net als het geen toeval is dat we nu van Cuneo naar Pinerolo rijden. We gaan terug naar het jaar 1949. Lange tijd droeg Adolfo Leoni de leiderstrui tijdens deze Giro, tot de 17e etappe op het programma stond. Een rit van 254 kilometers tussen Cuneo en Pinerolo. Vijf beklimmingen onderweg, de Maddalena, de Vars, de Izoard, Montgenevre en Sestrière. Op de eerste klim van de dag ging Primo Volpi, een van de toppers in die tijd, meteen in de aanval. Fausto Coppi wilde achter hem aan gaan, maar hij had een probleem met zijn ketting. Na een korte pauze moest hij in de achtervolging. Al snel kwam hij terug aan de kop van de koers en hij ging meteen solo verder. Het was een gure dag, met veel motregen en mist. De wegen waren in die tijd nog niet echt van asfalt voorzien, zeker niet in de bergen. Dat gaf nog wat extra cachet aan de heroïsche zegetocht die volgde. Coppi reed al snel een grote voorsprong bij elkaar, niemand was in staat om hem te volgen. Ook Gino Bartali niet, al had hij wel een bijzonder excuus waarom hij niet kon volgen. Hij moest drie keer van wiel wisselen, onder meer omdat de enthousiaste fans langs de kant van de weg een keer een bos bloemen in zijn wiel wisten te gooien. Na een vreselijk lange solo van Coppi kwam hij als de grote overwinnaar aan in Pinerolo. Bijna twaalf minuten na hem kwam de nummer twee over de streep, Gino Bartali. Op de derde van de dag was het nog langer wachten, twintig minuten na Coppi wist Alfredo Martini derde te worden. Coppi pakte uiteraard ook meteen de leiderstrui en die zou hij in de resterende etappes niet meer afstaan. Een machtsontplooiing zoals ze het in Italië niet eerder zagen. Niet zonder reden is deze rit door een aantal journalisten verkozen tot de beste rit in de geschiedenis van de Giro d'Italia. Daarom werd er in 2009 weer gereden van Cuneo naar Pinerolo, 60 jaar na de glorietocht van Fausto Coppi. De rit in 2009 mocht er ook wel zijn, het was namelijk een rit met een vergelijkbare lengte. 262 kilometer, met onderweg drie lastige beklimmingen. Niet zo moeilijk als de rit in 1949, maar toch best behoorlijk. De overwinning zou naar Danilo Di Luca gaan, maar hij werd uiteindelijk uiteraard weer betrapt en verloor die overwinning. Nu staat de overwinning op naam van Franco Pellizotti, dat is dan toch wel altijd de humor van het wielrennen. Van de regen in de drup. Nu, tien jaar later, gaan we weer rijden van Cuneo naar Pinerolo. Ditmaal omdat het 100 jaar geleden is dat Fausto Coppi werd geboren. Waar het eerbetoon in 2009 nog ergens op leek krijgen we nu eerder te maken met een regelrechte belediging. De beste man kon zich gisteren al omdraaien in z'n graf omdat de rit naar Novi Ligure enorm saai was, nu wordt hij zogenaamd herdacht door een korte rit van 150 kilometer te ontwerpen met onderweg amper een serieuze klim. Heiligschennis is het. Schaam je dood, RCS.

5c2fd168dba88817b23ae402-medium
Tappa17--473x264.jpg?v=20121212222836

De geschiedenis leert ons dat er een prachtige rit te ontwerpen valt na een vertrek uit Cuneo. Alle ingrediënten zijn aanwezig voor een regelrechte topshow, maar we moeten nog wat langer op onze honger blijven zitten. Starten doen we in ieder geval op de bekende Via Roma en misschien zien we daar wel Niccolo Bonifazio langs de kant staan. Niccolo is namelijk afkomstig uit Cuneo. De vaak van ploeg veranderende sprinter is tegenwoordig actief bij het Franse Total Direct Energie, momenteel dus niet actief in de Giro maar wie weet zien we hem terug in de Tour. Na een korte neutralisatie in de straten van Cuneo verlaten we de stad richting het noorden, waarna we de eerste 15 kilometer van de rit over rechte, brede en vlakke wegen zullen afwerken. Tussen Cuneo en Busca gaat het zelfs twaalf kilometer volledig rechtdoor, met onderweg alleen drie rotondes. De mensen die dachten dat we van de vlakke en rechte ellende verlost waren worden mooi in de maling genomen. Na wat bochten in Busca verlaten we vrij snel deze stad weer, waarna we recht op de bergen afstevenen. Twee kilometer rechtdoor, daarna slaan de renners rechtsaf. Nu begint er een klim, jawel! Oké, het is wel maar een korte klim. Iets meer dan twee kilometer aan 5%, het begint bijna ergens op te lijken. Via een aantal haarspeldbochten slepen de renners zich over een wat smallere weg naar boven. Dit klimmetje lijkt vooral geschikt te zijn om de vlucht van de dag vorm te geven, als er op het vlakke gedeelte van de rit nog geen groep is gaan lopen. Eenmaal boven gaan we rechtdoor naar beneden over een bredere weg. Al is er van een echte afdaling geen sprake, de weg loopt vals plat naar beneden. Als we bijna beneden zijn rijden we door Rossana en buiten dit plaatsje krijgen we met wat bochten te maken. Na die bochten komen we een rotonde tegen, waar we rechtdoor gaan. Via wat binnenwegen rijden we nu door Sant'Antonio en Piasco, waarna het over de grote weg verder gaat richting Saluzzo. In de tien kilometer tussen Piasco en Saluzzo komen de renners op een paar rotondes na weinig obstakels tegen. Het gaat steeds licht naar beneden, zo licht dat het aanvoelt als vlak. Saluzzo passeren we na 37 kilometer.

saluzzo.jpg

De weg richting Saluzzo liep vanaf Manta een kilometer of drie rechtdoor, maar eenmaal in Saluzzo komen we twee rotondes tegen. Na de tweede rotonde rijden we door het centrum van dit plaatsje, over wegen waar normaal alleen voetgangers komen. Dwars door de winkelstraatjes, lekker man. Aan het eind van de tocht door Saluzzo komen we een rotonde tegen, waar we rechts moeten aanhouden. Vervolgens gaat het weer eens ouderwets lang rechtdoor richting Revello. Een kilometer of zeven in rechte lijn, met onderweg alleen twee rotondes. Nadat de weg steeds een beetje verder naar beneden liep bereiken we buiten Saluzzo het diepste punt, hierna gaat de weg weer wat vals plat omhoog. Tot Revello stelt dat niet veel voor, het stijgt zo'n beetje tien meter per kilometer. Na een paar bochten in Revello fietsen we verder richting het zuiden, richting de Po. We gaan weer eens naar deze rivier toe, och jongens wat vind ik dat leuk. In de drie kilometer tussen Revello en Morra San Martino komen we nog een paar meter hoger uit, maar daarna slaan we linksaf en is het een tijdje vlak terwijl we over de Po fietsen. Aan de overkant van de Po fietsen we naar Martiniana Po en hier gaat de weg tijdelijk wat steviger omhoog. Anderhalve kilometer aan 5%, heftig. Na dit korte klimmetje rijden we van Martiniana verder naar Sanfront over een brede en rechte weg. Het is nu weer even een aantal kilometer vlak. In Sanfront worden we geconfronteerd met wat bochten, maar buiten dit plaatsje gaat het gewoon weer rechtdoor richting de eerste tussensprint van de dag. Die eerste tussensprint van de dag volgt na 61 kilometer in Paesana. In de drie kilometer na Sanfront loopt de weg nog wat vals plat omhoog, maar zodra we Paesana binnenrijden vlakt de weg weer af. De passage in Paesana is wat smal, zo moeten de renners bijvoorbeeld over een vrij smalle brug rijden als ze opnieuw de Po oversteken.

paesana_11.jpg

Na de smalle tocht in Paesana en het afwerken van de tussensprint slaan we rechtsaf en daarna gaat het over een brede weg een kilometer rechtdoor naar beneden. Plotseling wordt die weg dan ineens een stuk smaller en krijgen we zelfs met een nieuw klimmetje te maken, het gaat een kilometer omhoog aan 4%. Tijdens dit korte stukje omhoog komen we een haarspeldbocht tegen. Omhoog is dat prima, maar het vervelende gedeelte komt nu. Na het korte knikje gaat het drie kilometer serieus naar beneden. De weg is hier dus smal, maar vooral bochtig. Kort achter elkaar komen de renners zeven haarspeldbochten tegen, en nog een aantal andere bochten. Een gevaarlijke afdaling, zo tussendoor. Gelukkig duurt het niet zo lang. Al snel komen we weer op een bredere en rechtere weg terecht, die ons naar Mondarello brengt. In dit dorpje begint de weg wat af te vlakken. We rijden verder door richting Barge, waar we een paar keer naar links en naar rechts mogen. Vervolgens rijden we over een grote en brede weg verder richting Cavour. Buiten Barge loopt de weg, die voornamelijk rechtdoor gaat, nog een kilometer of drie lichtjes naar beneden. Vervolgens is het vijf kilometer vlak tot in Cavour. In Cavour betreden we 78 kilometer koers een lokaal circuit. Naar goed Italiaans gebruik gaan we weer eens ouderwets een rondje rijden. Dit lokale rondje beginnen we met een bocht naar rechts in Cavour, waarna we door een smalle winkelstraat gaan rijden. Even verderop volgt er een bocht naar links. Na deze bochten rijden we zo goed als rechtdoor naar finishplaats Pinerolo, zonder daadwerkelijk te finishen. Het stuk richting Pinerolo begint met een rechte en vlakke weg van 3,5 kilometer. Daarna komen we een rotonde tegen, waar we rechtdoor moeten. Na deze rotonde rijden we nog eens vier kilometer rechtdoor, al komen we wel opnieuw een aantal rotondes tegen. We komen uit in Osasco, een klein dorpje. Buiten dit dorpje gaat het bij een rotonde naar rechts, waarna we koers zetten richting Pinerolo. Op een rotonde na gaat het rechtdoor tot aan de rand van deze plaats. Eenmaal in Pinerolo gaat het ook best lang rechtdoor, al komen we opnieuw een rotonde tegen. 600 meter na die rotonde slaan de renners scherp linksaf, 500 meter daarna gaat het weer naar rechts. Hierna gaat het weer 500 meter rechtdoor, waarna we opnieuw rechtsaf slaan. Opeens bevinden we ons in de nauwe straatjes van Pinerolo, waar het asfalt wordt verruild voor kasseitjes. Niet lang daarna slaan we linksaf en dan komen we ineens dit tegen:

2016-05-26-photo-00000118.jpg?itok=p3jhvyUC
5420841_mediagallery-page.jpg

Jawel, in het lokale rondje in en rond Pinerolo heeft men een klein kasseienklimmetje verstopt. Zoals aan de foto's te zien valt is dit klimmetje geen noviteit in de Giro. We zagen het klimmetje al langskomen in de Giro van 2016, tijdens de 18e rit. Het is een kort klimmetje, van 500 meter. In die meters gaat het wel steil omhoog, aan 13% maar liefst. Er zit zelfs een zwaarste stukje in van 20%, en dan rijden we dus ook nog over kasseien. Een vervelend obstakel, dat tijdens de eerste passage nog geen rol van betekenis zal spelen. Boven op dit korte rotklimmetje gaan we in de laatste ronde nog even rechtdoor, nu slaan we meteen linksaf. We verlaten de geplaveide straatjes en komen weer op het asfalt terecht. Het blijft smal, dat merken de renners vooral tijdens de korte afdaling die volgt. Het gaat slechts een kilometer naar beneden, maar in die kilometer komen we wel zes bochten tegen, terwijl de weg smal is en er allerlei gebouwen langs de weg staan. Gevaarlijke afdaling, maar niet zo lang gelukkig. Na deze kilometer naar beneden slaan we linksaf en daarna is het meteen vlak. Even verderop slaan we rechtsaf en dan rijden we daarna door Abbadia Alpina, een dorpje met een stuk of vijf rotondes. Na de laatste rotonde gaat het een halve kilometer rechtdoor, waarna we twee keer kort achter elkaar rechtsaf slaan. We steken de rivier Chisone over en gaan dan langs de andere kant van de rivier richting San Secondo di Pinerolo rijden. Het gaat behoorlijk rechtdoor richting San Secondo, de weg is bovendien behoorlijk vlak. Wel een wat smallere weg, al komen we in de buurt van San Secondo op een bredere weg terecht. Die weg loopt dan overigens ook twee keer kort omhoog. Eerst 200 meter vrij stevig, even later nog eens 400 meter. Daarna rijden we het plaatsje in en hier pakken we nog een stuk of vier bochten mee. Na het draaien en keren in San Secondo gaat het een kilometer of vier vooral rechtdoor richting Bricherasio. Er werd even kort gedaald, maar nu is de weg weer vlak. Na een paar bochten gaan we vervolgens rechtdoor naar Luserna San Giovanni, waar we na 111 kilometer passeren. Ze hebben hier wel een opvallend gemeentehuis.

Luserna_san_giovanni_municipio.jpg

De weg richting Luserna is breed en in eerste instantie vlak, maar na een tijd begint de weg vals plat omhoog te lopen. In een kilometer of 5 komen we ongeveer 80 meter hoogte uit, niet echt heel spannend dus. Gelukkig is de omgeving wel mooi, de heuvels in de omgeving liggen er prachtig bij. Alleen jammer dat ze bij de organisatie zo hun best hebben gedaan om bijna alle bekende beklimmingen in deze omgeving te vermijden. Toch is het ze niet gelukt om alles te ontlopen, want we zijn nu angstvallig dicht in de buurt van de eerste serieuze klim van de dag. In Luserna slaan de renners linksaf, waarna ze over de rivier Pellice rijden. Aan de andere kant van de rivier loopt de weg tijdelijk wat steiler omhoog, terwijl we via een aantal bochten Lusernetta binnenrijden. In dit dorpje komen we weer wat rotondes tegen, bij de laatste van die rotondes volgt een scherpe bocht naar links. Vervolgens gaan we over een brede en golvende weg koers zetten naar Bibiana. In de vijf kilometer richting dit plaatsje gaat het vooral naar beneden, met tussendoor nog wel een paar knikjes omhoog. Als we Bibiana binnenrijden is het eerste wat we zien een lelijk industrieterrein. Daarom slaan we snel rechtsaf, waarna we dwars door het dorp rijden. Aan het eind van het dorp slaan we scherp rechtsaf en dan begint de klim. Er gaat voor het eerst in de historie van de Giro geklommen worden naar Montoso. De klim van de eerste categorie waar we nu aan beginnen is 8,8 kilometer lang en het stijgt in deze kilometers gemiddeld aan 9,5%. Het is dus best raar dat we hier niet eerder zijn geweest, dit is een heerlijke klim. Na een smalle passage in Bibiana en de scherpe smalle bocht naar rechts loopt de weg niet direct heel steil omhoog. We beginnen nog rustig, met een kilometer aan 5%. De weg is hier ook tijdelijk breed, maar al snel wordt het weer wat smaller. In het begin gaan we ook een tijdje rechtdoor, maar al snel verschijnen er de nodige bochten. De tweede kilometer van de klim is met 7,5% gemiddeld een stuk lastiger. We komen in een bos terecht, waar de steile bochten elkaar snel opvolgen. Na de twee relatief makkelijke kilometers aan het begin krijgen we nu het echte werk, de resterende kilometers gaat het aan 10,6% gemiddeld omhoog. De derde kilometer valt wat dat aangaat nog mee, we blijven voorlopig nog onder de 10% gemiddeld. Pas in de vierde kilometer gaat het echt los, in die kilometer komen we niet onder de 10%. Ook in de volgende kilometer blijft het steil, we gaan weer omhoog aan 10,5%. We passeren ondertussen een aantal vervallen gebouwen. Vroeger moet er ergens halverwege de klim nog een vakantieoord hebben gezeten, maar dat is geen succes geweest. Meerdere vervallen en verlaten gebouwen bij elkaar in de buurt. Hierna krijgen we overigens ook even een klein stukje vlak, even een klein stukje om weer op adem te komen. Lang duurt dit niet, want al snel gaat het weer verder aan 11%. We rijden overigens over de de Via San Vincenzo, zou dat Nibali nog kunnen motiveren om tot grootse daden te komen? Dit verder terzijde natuurlijk. Richting de top van de klim bereiken we het meest bochtige deel, kort achter elkaar moeten de renners door een stuk of tien haarspeldbochten omhoog. Het zal geen verrassing zijn dat hier het steilste stuk van de klim zit, het gaat tijdelijk aan 14% omhoog. Het wordt eigenlijk alleen maar steiler, met tussendoor ook nog een halve kilometer aan 12,5%. Onder de 10% komt het niet meer, we krijgen pas in de laatste 500 van de klim weer te maken met normale percentages.

G19_T12_S01_Montoso_SAL_jpg-3.jpg
tumblr_prhpkdb5gl1ropreyo3_r1_1280.jpg

Na 126 kilometer, op 32 kilometer van het eind, bereiken we de top van de klim. We rijden het skidorpje Montoso binnen. Een dorpje met een ietwat treurig voorkomen. Het heeft er alle schijn van dat dit niet het drukstbezochte skigebied van Italië is. Tijdens de klim kwamen we al enkele vervallen gebouwen tegen, ook in Montoso ziet het er niet fraai uit. Veel huizen en appartementen die verlaten lijken. Dat heeft voor een deel te maken met het feit dat het skigebied zich niet in Montoso bevindt. Vanuit Montoso kun je nog een kilometer of vijf verder klimmen naar Rucas. Hier staan nog wat hotels en in totaal zouden ze een kilometer of zes aan piste moeten hebben. Niet veel, maar voor de lokale bevolking voldoende. Voor de toeristen is het dan weer niet echt tot de verbeelding sprekend, er zijn betere alternatieven in Italië. Aangezien we ons hier ook nog niet eens heel ver boven de zeespiegel bevinden zit je natuurlijk ook met de sneeuwval, dat kan hier tegenvallen. Al met al een paar redenen waarom deze omgeving er behoorlijk treurig uitziet. Vergane glorie, je zou kunnen zeggen dat men Montoso op de verkeerde plaats uit de grond heeft gestampt. De weg omhoog die we net hebben genomen is overigens niet de hoofdweg richting dit hoopje ellende. Nee, die weg is doorgaans afgesloten. De hoofdweg komt vanuit Bagnolo Piemonte. Wij gaan nu afdalen richting dit plaatsje. Het enige wat deze regio aan de Giro heeft is dat men speciaal een nieuwe laag asfalt heeft neergelegd voor deze afdaling, die normaal dus dienst doet als klim. Dat is maar goed ook, want de kant waarlangs we nu afdalen is eigenlijk nog lastiger. Nog steiler, zonder momenten van relatieve rust tussendoor. Het gaat dus een snelle afdaling worden. De afdaling is iets meer dan tien kilometer lang en buitengewoon technisch. De korte en snelle bochten volgen elkaar snel op, met tussendoor af en toe een pittige haarspeldbocht. Het is maar goed dat er nieuw asfalt ligt, want op de oude beelden van Google zag het er vrij ellendig uit. Al blijft het nu nog steeds ellendig. Het gaat tien kilometer lang aan ongeveer 10% naar beneden, met heel veel bochten tussendoor. Daar hoef ik verder geen tekening bij te maken denk ik, dat is gewoon lastig. Het is dat er daarna nog een lang vlak stuk volgt, anders was dit een ideale plaats geweest om iets te forceren. In de buurt van Boaglio begint de afdaling wat rechter te worden. Over een brede weg gaat het dan rechtdoor verder naar Bagnolo, waar we na 136 kilometer passeren. Het laatste stuk van de afdaling is dus iets makkelijker dan het begin. Eenmaal in Bagnolo pakken we in het centrum wat bochten mee, waarna we koers zetten richting Cavour.

Cavour_panorama.jpg

De weg tussen Bagnolo en Cavour is vooral vlak, al komen we stiekem een paar meter lager uit. Het gaat een kilometer of vijf vooral rechtdoor, na de bochten in Bagnolo. Als we voor de tweede keer vandaag Cavour betreden is het bijna tijd voor de tweede tussensprint van de dag. Deze tussensprint komt na 142 kilometer, op 16 kilometer van het eind. In de smalle winkelstraat van Cavour waar we eerst zonder na te denken doorheen fietsten gaat er nu gesprint worden voor de punten. Of nouja, dat is de bedoeling, in de praktijk stelt zo'n sprint alsnog vaak niets voor. In ieder geval bevinden we ons nu weer op het lokale circuit en we gaan nu weer verder fietsen naar Pinerolo over dezelfde weg als een kilometer of 60 geleden. We slaan dus opnieuw linksaf, waarna we 3,5 kilometer rechtdoor rijden door open terrein. Dan komen we een rotonde tegen, waarna het weer vier kilometer rechtdoor gaat. Ja, goed, met tussendoor wat rotondes. Nou, het is wat. We komen weer in het kleine Osasco uit en buiten dit dorpje gaat het bij een rotonde opnieuw naar rechts, waarna we weer koers zetten richting Pinerolo. Op een rotonde na gaat het rechtdoor tot aan de rand van deze plaats. Eenmaal in Pinerolo gaat het ook best lang rechtdoor, al komen we opnieuw een rotonde tegen. 600 meter na die rotonde slaan de renners scherp linksaf, 500 meter daarna gaat het weer naar rechts. Hierna gaat het weer 500 meter rechtdoor, waarna we opnieuw rechtsaf slaan. We bevinden ons weer nauwe straatjes van Pinerolo, waar het asfalt wordt verruild voor kasseitjes. We slaan nog een keer linksaf en dan komen we weer dat ene kasseienklimmetje tegen.

jr6ufr.png
PW_T18_S02_Acaja-2.jpg

De Via Principe d'Acaja is nog steeds een meter of 500 lang. We hebben hem ondertussen al gezien, dus weten we hoe lastig de klim is. Het is vooral vrij smal, al is er ergens halverwege een wat breder deel waar we wat oude muren en oude gebouwtjes zien. Voor de mensen met een kort geheugen is het goed om te vertellen dat het omhoog gaat aan 13% gemiddeld, met een zwaarste stukje van 20%. En ja, er liggen dus kasseien. Niet van die dingen als op de Koppenberg ofzo, maar prettig fietsen is het allerminst. Op twee kilometer van de streep komen de renners boven op dit ellendige ding. Tijdens de vorige ronde sloegen ze linksaf, maar nu rijden ze nog een stukje rechtdoor. Het stuk rechtdoor is nog steeds voorzien van steentjes, maar al snel schakelen we over op asfalt. We slaan rechtsaf en dan gaat het meteen steil naar beneden. Het gaat 200 meter rechtdoor naar beneden, daarna volgt er een haarspeldbocht naar links. Bijna direct na die bocht volgt er dan weer een lastige bocht naar rechts, waarna het 150 meter rechtdoor gaat tot de volgende scherpe bocht naar rechts volgt. Het gaat nu 200 meter rechtdoor, nog steeds in dalende lijn. Een bocht naar links volgt, waarna we even verderop de vod zien hangen. Het gaat 400 meter rechtdoor, tot op 800 meter van de streep. Ondertussen is het vlak geworden en dat zal zo blijven tot aan de finish. Van 800 tot 500 meter van het eind gaat het zo goed als rechtdoor, met alleen bij een vluchtheuvel een kleine kronkeling in de weg. Op 500 meter van de finish slaan we rechtsaf, even verderop maken de renners bij een rotonde eerst een flauwe bocht richting rechts, om dan weer naar links te gaan. Vervolgens gaat het in de laatste meters van de rit rechtdoor.

G19_T12_Pinerolo_ukm_jpg.jpg
G19_T12_Pinerolo_ARR_zoom.jpg

Wie wil weten hoe de finish er precies uitziet moet even de beelden van 2016 opzoeken. Tijdens de Giro van 2016 kwam de 18e rit namelijk aan in Pinerolo. Ook toen beklommen we in de finale de steile kasseienklim en het stuk na die kasseienklim richting de finish was precies hetzelfde. De rit in 2016 was er eentje voor de vluchters. Het was een lange rit met een vlakke aanloop, in en rond Pinerolo zaten er wel wat klimmetjes maar de klassementsmannen voelden zich niet geroepen om de knuppel in het hoenderhok te gooien. ONZE Steven Kruijswijk reed toen nog in de roze trui, maar dat zou niet lang meer duren. Een dag later ging alles mis. Maar oké, de rit met aankomst in Pinerolo dus. Vluchters, met een gigantische voorsprong. Meer dan 13 minuten voor op het peloton. Voorin zaten veel sterke renners, waaronder Moreno Moser en Gianluca Brambilla. Ja, Moreno Moser had toen nog af en toe een goede dag. Ondertussen is hij helaas gestopt, fysieke en misschien ook wel mentale problemen. Enfin, op de beklimming van Pramartino gingen Moser en Brambilla samen in de aanval, de rest werd gelost. Onderweg terug naar Pinarello bleef een achtervolgend groepje op een kleine achterstand hangen, maar de verwachting was tot dat de ritzege naar Moser of Brambilla zou gaan. Het kopduo begon aan het kasseienklimmetje met een voorsprong van een seconde of 15, normaal gesproken genoeg. In de achtervolging zagen we een jongen van Tinkoff uit de bocht vliegen bij het aansnijden van de bocht naar de klim, dat zal dus ook tijdens de rit van nu weer een aandachtspuntje worden. Moser en Brambilla kwamen samen boven en daalden af richting de finish. Ergens ver in de achtergrond zagen we Trentin naderen, maar hij zat veel te ver weg om het duo nog te bedreigen. Of niet? Moser en Brambilla keken wel erg veel naar elkaar. Brambilla en Trentin waren toen ploeggenoten, dus Brambilla nam niet meer over. Moser voelde zich niet geroepen om hard op kop te rijden, dus werd het tempo vooraan steeds lager. Desalniettemin zat Trentin op 500 meter van de streep nog steeds niet in het wiel, de afstand leek nog steeds onoverbrugbaar. Moser en Brambilla bleven alleen pokeren, ze kwamen bijna tot stiltand. Op 200 meter van het eind sloot Trentin aan en hij demarreerde meteen. Slaapkop Moser had niets in de gaten en reageerde pas toen Trentin al vertrokken was. Trentin won in zijn blote bast, omdat hij niet eens tijd had om z'n truitje dicht te ritsen. Sulletje van de dag was Moreno Moser, hij werd tweede. Gianluca Brambilla werd derde, maar hij zag tenminste nog een ploeggenoot winnen. Een aankomst die misschien wel te vergelijken is met de overwinning van Van der Poel in de Amstel Gold Race, het was een buitengewoon onwaarschijnlijke finale. In het peloton zagen we verder weinig actie, Kruijswijk kwam samen met zijn concurrenten in dezelfde tijd aan. Het klimmetje aan het eind is dus niet lastig genoeg om verschillen te creëren als niemand vol gaat. Weten we dat ook meteen weer.

dar_4725.jpg?itok=fQGiG4tS

Pinerolo dus, de aankomstplaats van vandaag. Een stad met 36.000 inwoners, waar Fausto Coppi in 1949 een van zijn mooiste overwinningen wist te boeken. Alleen al daarom is Pinerolo bijna een heilige plaats in het wielrennen, al weten de Italianen dat niet altijd op een ideale manier vorm te geven. In 2016 eindigde de rit in Pinerolo dus als een ordinaire prooi voor de vluchters. In 2009 was het dan wel nog een redelijk groot succes, met de rit die eigenlijk steeds hilarischer wordt. Aan het begin van mijn voorbeschouwing heb ik blijkbaar een fout gemaakt. Niet alleen Di Luca is door de organisatie geschrapt, ook door de naam van Pellizotti is een streep gezet. Maar, nu wordt het pas echt grappig. Wie was de nummer drie in 2009? Wie eindigde er na 262 kilometer als derde in de rit tussen Cuneo en Pinerolo? Denis Menchov. Hahaha ja, daar schieten we dus ook echt helemaal niets mee op he. Weet je wat, we pleuren gewoon een streep door die hele rit. Geen winnaar, is beter. Naast de heroïsche en epische tocht van Coppi in 1949 is er trouwens nog een andere fenomenale aankomst in Pinerolo geweest. Wel fenomenaal op een iets andere manier. In 2007 eindigde een vlakke rit in deze stad. Het zou een massasprint worden, maar het had een beetje geregend die dag. In Italië willen wegen dan nog wel eens glad worden, zo ook in 2007. De weg veranderde in een glijbaan. Gabriele Balducci won de sprint voor McEwen en Hushovd. Aanvankelijk leek het nog goed te gaan, maar ergens rond de tiende positie viel de eerste van z'n fiets. Daarna was er geen houden meer aan, de een na de ander gleed op z'n bips over het Italianse asfalt waar zich inmiddels een mooi laagje zeep had gevormd. Blij dat ik glij! De beteuterde blik van Bettini blijft goud.

2_0016875_1_thumb2.jpg

Er valt nog veel meer te vertellen over Pinerolo, maar aangezien de volgende rit ook van start gaat in deze stad bewaar ik dat voor morgen. Voorlopig moeten we vooral onthouden dat het de bedoeling was om Coppi te eren. Is dat gelukt? Nou, nee, niet echt. Met een beetje pech is het net als in 2016 een rit voor de vluchters, dat valt dan moeilijk te omschrijven als een waardevol eerbetoon. We krijgen in ieder geval geen herhaling van 1949, geen held gaat het zich hier op de hals halen om de hele dag solo rond te rijden. We krijgen ook geen herhaling van 2007, want het blijft droog. In Cuneo wordt het een graad of 21, met geen kans op regen en weinig wind. In Pinerolo wordt het íets warmer, 22 graden. Ook daar geen kans op regen en heel weinig wind. Aan het weer zal het dus niet liggen, een prima dagje. Met die lastige afdalingen onderweg is het misschien maar beter ook dat het droog blijft. Het is een korte rit, dus beginnen we vrij laat. 13:10 staan de renners aan de start, 13:15 schieten ze echt in gang. Het kan voor de verandering een keer een leuke aanvangsfase worden, aangezien er vandaag veel renners zullen zijn met ambities om in de vroege vlucht te komen. Eurosport is er meteen om 13:15 bij, dus alle spanning en sensatie kunnen we live meemaken! Finish wordt verwacht tussen 16:59 en 17:25.

Nou, jongens en meisjes, dit is een lastige rit om te voorspellen. Het is de eerste rit in een reeks van lastige ritten. Aangezien dit van de vier ritten tot de rustdag de minst lastige is heb ik zomaar het vermoeden dat de klassementsrenners het voorlopig nog rustig aan gaan doen. De klim naar Montoso is lastig, maar ik heb niet het idee dat een Nibali denk dat hij hier direct Roglic gaat lossen. Bij andere renners zoals Lopez, Landa en Yates is de nood om aan te vallen wat hoger, maar ook zij kunnen waarschijnlijk ook beter wachten op de ritten met meerdere beklimmingen. Zelfs met de ranzigmatige ploeg van Jumbo-Visma moet deze rit nog gecontroleerd kunnen worden. Het lastige klimmetje aan het eind lijkt me ook niet lastig en lang genoeg om voor verschillen te zorgen. In 2016 leverde het alleen leuke plaatjes op, in ieder geval. Ik verwacht hooguit wat plaagstootjes op Montoso, voor het echte werk zullen we moeten wachten op de volgende rit. We gaan vluchters krijgen. Wel interessant om te zien wat voor mannen in de aanval gaan. Bij UAE moeten ze daar bijvoorbeeld goed over nadenken. Enfin, dat gaan we allemaal live meemaken dus. Leuk!
1. Izagirre. Dit is nergens op gebaseerd, buiten het feit dat ik inmiddels wel weer zin heb om met mijn Baskische vlaggetje te gaan zwaaien. Astana zal vast wat mannetjes in de aanval willen sturen, om te kijken of ze daar later tijdens de rit nog hun voordeel mee kunnen doen. Al verwacht ik eigenlijk dat deze tactiek pas tijdens de volgende rit echt rullevant wordt. Maarja, je moet toch vijf namen verzinnen. Izagirre staat in ieder geval ver genoeg in het klassement waardoor hij een grote voorsprong kan krijgen. Staat hij daarna meteen weer wat dichter en kunnen ze ook hem gaan uitspelen. Zoiets. #vinotactics
2. Vuillermoz. Ja, uh, Pikachu zal toch iets moeten proberen om wat van z'n Giro te maken. Momenteel is hij rond aan het fietsen als een grijze muis, wat eigenlijk wel heel goed bij hem past. Desalniettemin gaan we de komende dagen veel mannen van AG2R in de aanval zien. De slecht presterende Gallopin zal wel weer een poging wagen, net als de matige Amerikaan Warbassie. En Vuillermoz dan, misschien. Toch degene die het meeste kans maakt op een ritzege vanuit een kopgroep.
3. Bakelants. Jantje Bakelmans! In ieder geval iemand van Sunweb, volgens Thijsje Zonneveld hebben de jongens van dominee Spekenbrink keiharde pegels ontvangen van RCS om de koers te kleuren. Daarom stond Dumoulin hier ook aan de start, aangezien ze bij ASO geen geld konden vangen. Wat een ordinair wereldje is het toch ook eigenlijk. Enfin, nu Tom weg is moeten ze op een andere manier het ontvangen geldbedrag om zien te zetten in prestaties. Dat zal dus moeten door iedere dag in de aanval te gaan met Bakelants, Vervaeke, Haga en Oomen. Wordt dat wat? Nee, dat wordt niks.
4. Montaguti. Of een andere god van Androni. Cattaneo en Masnada staan nu misschien iets te kort in het klassement naar de zin van Conti, dus dan kom ik uit bij de tot nu toe volkomen onzichtbare Montaguti. In het verleden wel een vaste klant voor dit soort ondernemingen. Of hij dat nu nog is, dat gaan we de komende dagen meemaken! Oh wat spannend.
5. De Gendt. Ewan is weg, dus mag De Gendt nu zelf z'n kansen gaan pakken. Hem kennende gaat hij meteen in de aanval, maar hij heeft wel als nadeel dat hij de afgelopen dagen hard heeft moeten werken voor Ewan. Zou daarom zomaar zo kunnen zijn dat hij net dat beetje frisheid mist om voor de ritzege te gaan.

08-960x683.jpg
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:22
SPOILER: Tappa 13: Pinerolo - Ceresole Reale (Lago Serrù), 196 km
Tappa 13: Pinerolo - Ceresole Reale (Lago Serrù), 196 km

Two sunny cities, one break. Dat waren de eerste woorden die ik hoorde toen ik de etappe terugkeek via de fantastische Eurosport PLAYER. Ik heb helaas de etappe gemist omdat ik zo nodig bier moest gaan zuipen met Knut en Saind. Echt superdom, want nu ben ik als een teringlamme mongool op m'n toetsenbord aan het duwen. Oh, oh oh. Wat een dom idee. Jeroen Vanbelleghem dacht dat hij Jan Polanc herkende in de kopgroep. Daar had hij meer dan gelijk in. Karsten Kroon dacht dan weer Sütterlin te herkennen, ook correct en tevens juist. Connor Dunne was er ook bij, met zijn twee meter en vier! Blijkbaar reed er een grote groep weg, met daarin Jan Polanc. Dat is wel echt een briljante zet van UAE-Emirates, volgens Karsten. Die hoeven de hele dag niet te werken! Nee, dat klopt. Ik zie Vuillermoz in de patattenjacht, hahaha sukkel! De kopgroep van dienst was best groot, met in deze kopgroep onder meer de sympathieke Conor Dunne, Jan Bakelants en Jantje Polanc. Nou, jongens, daarna zagen we nog een interview van Mark de Bruijn met Sho Hatsuyama. Ik had al er al geen zin meer in, maar toen werd ik wel even heel verdrietig hoor. Jezusmina, wat hemeltergend kut. Arme Sho. #pray4sho. Hoe dan ook, de voorsprong van de kopgroep werd vrij groot. Op een bepaald moment kregen ze zelfs meer dan 15 minuten voorsprong. Dat was wel het moment dat de ploegen in het peloton in actie kwamen, de voorsprong mocht een beetje verkleind worden. Swishfund. Jeroen en Karsten zitten weer niet op dezelfde golflengte. Imitatie van Bram Tankink. Ondertussen zagen we Marco Haller en Sean Bennett vooraan in de aanval gaan, zonder veel succes. We kunnen de finale reclamevrij volgen, heeft iemand die bingo genoteerd? Op de lastige klim naar Montoso bleven er vooraan niet veel renners over. Polanc, Dunbar, Caruso, Brambilla, Capecchi en Cataldo reden op kop, met in de achtervolging Cesare Benedetti. In het peloton zagen we ondertussen Miguel Angel Lopez in de aanval gaan op de klim naar Montoso. Carapaz en Nibali reageerden en dus moest Roglic zelf in de achtervolging. Het werd meteen duidelijk dat zijn ploeg abominabel slecht is, Roglic zal de komende anderhalve week alles zelf moeten corrigeren. Nadat de situatie hersteld was ging Landa in de aanval en Lopez ging achter hem aan. Met z'n tweeën reden ze weg van de rest. Ondertussen werd roze trui Conti gelost, misschien nog wel enigszins relevant. Vooraan gebeurde er niet heel veel, men reed in gestrekte draf richting de laatste klim van de dag. Achter de kopgroep zagen we dat de knechten van Movistar en Astana zich uit hadden laten zakken. Boaro en Sütterlin mochten op kop gaan rijden voor Landa en Lopez, waardoor deze heren een aardige voorsprong bij elkaar wisten te fietsen. Op de steile slotklim in Pinerolo zagen we dat Brambilla en Capecchi vooraan de sterkste renners waren. Dunbar kon net aan volgen, hij sloot na het klimmetje in de afdaling aan. Na de afdaling zagen we in de straten van Pinerolo weer wat we ook in 2016 zagen. Het tempo kwam vooraan steeds lager te liggen, waardoor een aantal achtervolgers wisten aan te sluiten. Benedetti en Caruso konden in de laatste meters terugkeren. Aangezien er geen enkele rappe man vooraan te vinden was kregen we een nogal opmerkelijke sprint voorgeschoteld. De sprint der traag stervende zwanen werd gewonnen door Cesare Benedetti, de Italiaan die blijkbaar ook een halve Pool is. Op 31-jarige leeftijd wint hij zijn allereerste koers ooit, het Bora-effect. Een minuut of acht later zagen we Lopez en Landa over de streep bollen, beide heren wisten een halve minuut van hun achterstand af te knabbelen. Roglic kwam samen met Carapaz, Nibali, Mollema en nog een aantal renners over de streep. Het is meteen duidelijk geworden dat Roglic een waardeloze ploeg heeft, maar verder weten we na deze rit nog steeds vrij weinig. Misschien dat we na de volgende rit meer gaan weten. Er gaat nu echt serieus geklommen worden. 200 kilometer, drie serieuze bergen onderweg. Je moet er anderhalve week op wachten, maar dan begint de Giro echt. Jantje Polanc nam overigens de roze trui over van zijn ploeggenoot Valerio Conti. Toch een pluim voor UAE-Emirates, ze hebben het perfect gespeeld. Polanc heeft ook meteen een behoorlijk grote voorsprong in het klassement, vier minuten voor op Roglic. Ik denk niet direct dat we met een nieuwe Arroyo te maken hebben, maar het gaat ook weer niet heel eenvoudig worden om Jan de vernieling in te fietsen. Dat gaat dus spettacolo opleveren, zin in!

G19_T13_CeresoleR_plan_zoom.jpg
G19_T13_CeresoleR_alt_jpg.jpg

Dames en heren, we bevinden ons nog steeds in Pinerolo. We weten ondertussen al het een en ander over de wielergeschiedenis van deze stad, maar er is nog meer! Zo kwam hier vijftien jaar na de glorietocht van Fausto Coppi nog een keer een rit aan. Die rit in 1964 werd gewonnen door Franco Bitossi, ook geen kleine naam. Een kleine 20 jaar later kwam men nog eens terug, in 1982 ging Giuseppe Saronni met de zege aan de haal. Toch best veel grote namen aan het feest in Pinerolo, in het verleden nochtans. Wat ook opvalt is dat we bijna altijd twee dagen in Pinerolo zijn. Na een aankomst in de stad gaat er een dag later vaak een rit van start. Dat zagen we in 2016 bijvoorbeeld, vraag dat maar aan Steven Kruijswijk. Zijn rit vanuit Pinerolo over de Agnello richting Risoul liep niet helemaal goed af, hij schijnt er 's nachts nog wel eens huilend van wakker te worden. Jan Boven krijgt nog steeds een hartaanval iedere keer dat hij de vrouwelijke stem van de koersradio CADUTA hoort roepen. Arme Jan. Overigens is ook de Tour ooit in Pinerolo geweest, dat was in 2011. In die jaren leek Edvald Boasson Hagen nog een veelbelovende renner. In een lastige etappe met Montgenevre, Sestriere en Pramartino bleek hij de sterkste van een kopgroepje te zijn. Bauke Mollema zat ook in die kopgroep, maar hij moest zijn meerdere erkennen in de toen nog jonge Noor. Die etappe werd vooral memorabel dankzij de afdaling van de Pramartino. Tijdens de technische afdaling dwars door een donker bos zagen we meerdere renners rechtdoor het skoekeloen in vliegen. Ook Bauke Mollema vloog een keer rechtdoor, desondanks wist hij wel tweede te worden tijdens deze rit. Dit was natuurlijk ook de afdaling waarin de man in de gele trui, Thomas Voeckler, een bocht totaal verkeerd inschatte en met een sprongetje ineens bij een paar mensen op het terras terechtkwam. Ja, was lachen. Ook tijdens de Tour van 2011 gingen we een dag later weer van start in Pinerolo, ze hebben de zaakjes hier goed op orde. Terwijl het verder geen al te bijzondere stad is. Zelfs het lokale pleintje, de Piazza Vittorio Veneto, stelt niet veel voor. Vooral een grote parkeerplaats, met langs die parkeerplaats een aantal gebouwen die net aan de moeite waard zijn. Fonteintje erbij, stadhuisje, nog wat oude gebouwtjes. Verderop staat de lokale duomo, best een aardig kerkje. Aardige façade, van de binnenkant ook wel weer aardig aangekleed. Verder valt het eigenlijk wel mee. Het kasseienklimmetje is een van de hoogtepunten van Pinerolo en dat zagen we gisteren al. Aan het eind van dat klimmetje komen we trouwens nog wel de kerk van San Maurizio tegen, al zal dat tegen deze tijd al uitgebreid in beeld zijn gebracht. Geen onaardige kerk, in ieder geval.

f35ae39adc0f60142ba5f18b669a3293.jpg

We beginnen in het centrum van Pinerolo. Lang blijven we niet in de stad, we gaan al snel op weg naar het oosten, in een poging om de stad te verlaten. Na de start gaan we direct een kilometer of twee rechtdoor, over een vlakke weg. We slaan daarna linksaf en vervolgens gaat het een kilometer of drie rechtdoor tot Roletto. In Roletto slaan we rechtsaf en daarna gaat het een kilometer of twee omhoog aan een procentje of vier. Wisten jullie trouwens al dat de ziekte van Loëlle leefbaar is geworden? Ten eerste, wie de fuck heet er Loëlle? Ten tweede, wie de fuck wil haar helpen? Enfin, de frisdrank schijnt in de aanbieding te zijn bij de Coop. Goed, na het klimmetje gaat het even kort naar beneden richting een of ander dorpje waarvan ik de naam niet weet. In dit plaatsje slaan we linksaf en dan gaat het een kilometer of vijf rechtdoor over een rechte en vlakke weg. Vervolgens slaan we nog een keer linksaf, op weg naar Cumiana. Richting Cumiana begint de weg al een beetje omhoog te lopen, maar na een aantla bochten in dit dorp loopt de weg serieus omhoog. We pakken de Colletta di Cumiana mee, een klim van vier kilometer aan 6%. Paar stevige bochten onderweg, een best serieus klimmetje dus. Na dit klimmetje gaan we naar beneden richting Giaveno, een korte afdaling van twee kilometer met een paar bochten. Daarna rijden we over een rechte weg het dorp in, waarna het een beetje vals plat omhoog verder gaat. Buiten het dorp gaat het dan weer licht naar beneden, waarna we langs een aantal meertjes fietsen. We komen na 26 kilometer uit in Avigliana, een dorpje met een kerk. En nog een aantal gebouwtjes. Tja, gewoon een dorp. Iha, holiday ads.

Avigliana-De-stad-van-avigliana.jpeg

Buiten Avigliana pakken we nog heel wat bochten en rotondes mee, maar het is verder wel vlak. We rijden naar Almese, waar de voet ligt van de eerste echte klim van de dag. Richting Almese komen we nog wat bochten tegen, maar verder is het in dit deel van Italië best aangenaam fietsen. Buiten Almese begint de eerste serieuze klim van de dag, de Colle del Lys. Dit is best een pittige klim, het gaat 15 kilometer omhoog aan 6,4% gemiddeld. We zijn ondertussen al een kilometer of 26 onderweg, dus als de vlucht van de dag nog niet vertrokken is zal het hier zeker gebeuren. De eerste drie kilometer van de klim gaat het namelijk aan 7% omhoog, dat is toch vrij serieus werk. Daarna vlakt het wel even af, met een kilometer aan 3%. Vervolgens gaat het een kilometer of drie omhoog aan 6%, dat is vrij acceptabel. We krijgen daarna wel te maken met een kilometer in dalende lijn, waarna het weer een kilometer of vijf omhoog gaat aan een procent of zeven gemiddeld. De Colle del Lys is voorzien van een smalle weg, dwars door een bos. Na het lange stuk aan een procent of zeven gaat het in de laatste kilometers van de klim nog even wat steiler omhoog. In de laatste twee kilometer van de klim worden we geconfronteerd met percentages rond de tien procent. Twee kilometer aan 9,3% gemiddeld, dat is het echte werk. Na 54 kilometer komen we boven op de Colle del Lys, een klim die we vorig jaar nog in de Giro zagen. Toen kwam de klim van de andere kant voor in de rit naar Jafferau, dat was die ene rit waar Chris Froome iedereen om z'n moeder liet roepen.

G19_T13_S01_Lys_SAL_jpg.jpg
3-3-6%20colle%20del%20lys.jpg

De afdaling van de Colle del Lys is niet zo eenvoudig. De weg is vrij smal en vooral vrij bochtig. Een technische afdaling, die de nodige gevaren met zich meebrengt. Uiteindelijk gaat het een kilometer of 13 naar beneden, met heel veel bochten en met name een aantal haarspeldbochten onderweg. Het is een onregelmatige afdaling, met tussendoor ook wat vlakke stukjes. Beneden komen we uit in Viu, waarna we een aantal kilometer door een vallei gaan fietsen. In deze vallei gaat het voornamelijk naar beneden, al gaat dat wel op zo'n manier dat het vooral vlak lijkt. De weg door de vallei is niet heel spannend. We rijden wel door wat dorpjes en we komen ook wel wat bochten tegen, maar het is vooral vlak. Tussendoor komen we wel een stuk of drie of drie korte knikjes omhoog tegen, maar daar krijgt een paard zeer zeker niet spontaan de hik van. Serieus, wie de fuck heet er Loëlle? Hoe dan? De tocht door de vallei is echt eindeloos lang, na heel veel kilometers door deze ellende komen we uit in Busano, waarna het rechtdoor gaat richting Cuorgnè. Dit plaatsje bereiken we na 118 kilometer en hier komen we de eerste tussensprint van de dag tegen.

cuorgne-due-torri.jpg

Na Cuorngnè gaan we weer eens even een beetje klimmen. Het loopt een aantal kilometer omhoog, een kilometer of drie aan een procent of drie. Daarna is het in de buurt van Castelnuovo eventjes vlak, waarna de volgende klim van de dag echt begint. We gaan beginnen aan Pian del Lupo, een klim van 9,4 kilometer aan 8,7%. Een serieuze klim, die meteen begint met twee kilometer aan 8%. Daarna wordt het echt vervelend, met twee kilometer aan 11%. Zelfs een steilste stuk aan 14% tussendoor, dat is niet al te best. Vervolgens wordt de klim wel weer wat makkelijker, met drie kilometer aan 7,5%. In de laatste kilometer richting de top zwakt het helemaal af, we gaan dan nog maar omhoog aan 5,5%. Na 134 kilometer komen we dan boven op de Pian del Lupo, een klim die debuteert in de Giro. Nog nooit bedwong men deze klim, terwijl het toch wel een hele behoorlijke berg is. Een beklimming van de tweede categorie, een vrij steil onding. Het weggetje is hier weer eens smal, bovendien behoorlijk bochtig.

G19_T13_S02_PiandelLupo_SAL.jpg

Ja, goed, normaal zou ik dit allemaal wat uitgebreider bespreken, maar gezien de omstandigheden blijft het vandaag allemaal een beetje beknopt. Of gewoon slordig, zo mag je het van mij ook best noemen. Na de beklimming van Pian del Lupo gaan we naar beneden, echt waar. Een lastige afdaling, wat te verwachten viel. De klim is bochtig en kent een smalle weg, de afzink is niet veel anders. Het gaat een kilometer of 15 naar beneden over een bochtige weg, het is dus weer eens een technische afdaling. Wat is Guinness trouwens toch een vreselijk bier. Die shit drink ik echt nooit meer. Dit verder terzijde. Vooral het tweede deel van de afdaling is lastig, omdat het enorm bochtig is. Na een enorm lange afdaling met een stuk of 12 haarspeldbochten komen we beneden uit in Pont Canavese. Na de passage in dit dorpje gaan we heel wat kilometers door een vallei fietsen, langs een of ander riviertje. De weg in de vallei loopt steeds een beetje vals plat omhoog, al begint de slotklim officieel nog niet. Na 162 kilometer rijden we door Locana en hier ligt de tweede tussensprint van de dag. Locana is op zich een fraai stadje, maar ze kampen hier toch wel met wat problemen. Er is vooral sprake van een enorme leegloop, iedereen hier trekt richting Turijn in de hoop een baantje te vinden. Daarom schijn je hier 9000 euro te krijgen als je alleen al op het idee komt om je in Locana te vestigen. Lijkt me de moeite waard, als je dan een huisje krijgt met een watervalletje op de achtergrond.

Locana.jpg

Na Locana fietsen we nog een aantal kilometer verder door de vallei. Daarna begint de slotklim. Ik ga slapen. Morgen wordt deze regelrechte ramp van een voorbeschouwing nog wel enigszins aangevuld, misschien. Hieronder is een profiel te zien. Dan weet je ongeveer wat voor een klim het is. Het wordt een rit voor de klassementsrenners, dat durf ik ook vast te zeggen.
G19_T13_S03_Ceresole_SAL.jpg

Deel 2:
Na Locana fietsen we nog een aantal kilometer verder door de vallei. De weg door de vallei is breed en het uitzicht is beeldschoon. Links en rechts doemen verschillende hoge bergen op, maar de renners ondervinden daar voorlopig nog weinig hinder van. In het stuk na Pont Canavese loopt de weg een kilometer of 10 vals plat omhoog, we komen iets meer dan 100 meter hoger uit in dit stuk. De weg is vooral recht, met her en der wat flauwe bochten naar links en rechts. Veel zal dat ondertussen niet uitmaken, want na de zware Pian del Lupo zal de groep hier inmiddels niet meer zo groot zijn. Af en toe rijden de renners door een schattig gehuchtje, zoals Bardonetto. Hier wordt de weg wat smaller en volgt er ook een kort klimmetje, waarna we buiten dit plaatsje ineens de rivier Orco zien liggen. Best een prima riviertje, niks mis mee. Langs de rivier fietsen we verder, terwijl de weg ondertussen gewoon vlak is. Na de licht oplopende sprint in de straten van Locana fietsen de renners nog een aantal kilometer verder door de vallei. Het is nog een kilometer of 13 fietsen tot de slotklim echt begint. In deze 13 kilometer komen de renners dan wel weer 400 meter hoger uit, de weg begint steeds heviger omhoog te lopen terwijl de natuur steeds ruiger wordt. Buiten Locana valt het nog wel mee met het klimwerk, het gaat eerst twee kilometer omhoog aan 2%. Daarna krijgen we een kilometer aan 3%, met daarna weer twee kilometer aan 2%. Vooral vals plat dus, al wordt het na het eerste tunneltje waar de renners doorheen moeten wel een wat ander verhaal. We krijgen zowaar te maken met een kilometer aan 4%, afgewisseld door wat werk aan 3,5%. We passeren het ene na het andere pittoreske dorpje, waar de weg af en toe wat smaller wordt. Na nog een paar kilometer aan 4% bereiken we bijna Noasca, waar de organisatie de klim officieel laat beginnen. Volgens de organisatie is de klim slechts 20 kilometer lang, eigenlijk gaat het 34 kilometer omhoog. En dan te bedenken dat men de laatste vijf kilometer van deze klim nog geschrapt heeft ook. Het fraaie dorpje Noasca bereiken we dus op 20 kilometer van de streep, de laatste twee kilometer richting dit dorp loopt het zowaar vrij steil omhoog met een kilometer aan 6% en eentje aan 5%. De Colle del Nivolet is nu echt losgebarsten.

NivoletS.gif
Het kaartje van de hele klim, met de vals platte aanloop en ook het laatste deel dat we niet doen, na Lago Serrù.
Noasca_panorama.png

Voorbij Noasca gaat het dus echt los. Zoals op de verschillende profielen te zien valt is de Colle del Nivolet, die we nu de klim naar Lago Serrù noemen omdat we de top niet gaan bereiken, een onregelmatige klim. Buiten Noasca wordt het meteen lastig, we komen kort achter elkaar vier haarspeldbochten tegen en hier gaat het aan 10% omhoog. Anderhalve kilometer aan 8%, dat is toch fatsoenlijk. Daarna krijgen we wel te maken met anderhalve kilometer vals plat. Vervolgens verlaten we de brede doorgaande weg, omdat we anders door een tunnel van drie kilometer zouden moeten rijden. Dankzij de gebrekkige Italiaanse techniek zouden we dan vrij lang niemand zien, dus pakken we een alternatieve weg. Deze alternatieve weg is lastig, het gaat drie kilometer omhoog aan 8,7% gemiddeld. Tussendoor zit er een steil stukje aan 14% tussen, dat is het echte werk. Op oude beelden ziet deze alternatieve weg er trouwens heel slecht uit, maar het schijnt dat er ook hier een nieuw laagje asfalt is neergelegd. Na nog wat haarspeldbochten maken we weer de aansluiting met de normale weg, ook meteen het signaal dat een wat vlakker stuk zich aankondigt. In de buurt van het dorpje Prese krijgen we met een kilometer aan 3% te maken, waarna er richting Ceresole Reale nog wel even een steile kilometer aan 7% volgt. We fietsen door dit dorpje dat heeft te gelden als aankomstplaats, maar zijn er dan nog lang niet. Het is nog 12 kilometer fietsen tot de finish, terwijl we langs het kunstmatig aangelegde meer van Ceresole rijden. Best een blauw meertje.

lago-di-ceresole-5.jpg
G19_T13_S03_Ceresole_SAL.jpg

In de laatste 12 kilometer van de rit krijgen we eerst te maken een korte afdaling zonder lastige bochten. Daarna is het een kilometer of vier min of meer vlak. Het loopt heel vals plat omhoog, terwijl we door een omgeving fietsen die steeds aan schoonheid lijkt te winnen. Veel groen, af en toe gigantische rotsen langs de kant van de weg en soms komt de rivier ook weer in beeld. Een lust voor het oog. Na het lange stuk vals plat komen we weer in een aantal haarspeldbochten terecht, waar de weg uiteraard wat steiler omhoog loopt. Kilometer aan 7,5%, lekker. Daarna vlakt het wel weer wat af, een vals platte kilometer aan 2% volgt. We werken daarna toe naar de volgende haarspeldbochten en hier krijgen we ook met een verandering van het terrein te maken. We verlaten het bos en komen in open terrein terecht. De vergezichten zijn hier prachtig, de weg begint voor de renners wat minder prachtig te worden. We komen in de bochtige slotfase van de rit terecht. In de laatste zes kilometer van de klim gaat het aan 9% gemiddeld omhoog, terwijl er ondertussen meer dan 10 haarspeldbochten afgewerkt moeten worden. Het venijn zit dus in de staart, met op drie kilometer van de streep zelfs een kilometer aan 10%. In de voorlaatste kilometer van de rit gooien we er nog een schepje bovenop, met een halve kilometera aan 11%. Daarna hebben we het zwaarste werk wel gehad, in de slotkilometer zakt het langzaam van 10% richting 4%. In de laatste meters van de rit wordt het dus weer makkelijk, terwijl de renners recht op de stuwdam van Lago Serrù afstevenen.

agnello%20046.jpg

Na een kleine 200 kilometer is de rit gedaan, maar het had nog zoveel mooier kunnen zijn. De klim stopt niet in Serrù, het gaat nog een kilometer of vijf verder omhoog. Die laatste kilometers van de Colle del Nivolet zijn de mooiste van de hele klim, maar dat gaan we dus niet te zien krijgen. Een gemiste kans, nog vijf kilometer aan 7,5% erbij was natuurlijk fantastisch geweest. De organisatie durfde dat echter niet aan, misschien vanwege ruimtegebrek op de top of omdat ze het op deze manier ook wel zwaar genoeg vinden. Zwaar is het natuurlijk wel, we gaan duidelijk boven de 2000 meter. Als Valverde hier van de partij was riep hij nu al om z'n moeder. De Colle del Nivolet behoort met zijn 2612 meter tot de hogere geasfalteerde bergpassen van Europa. Het landschap is in deze zone ongeschonden en erg ruw, volgens Wikipedia. Dat kan ik wel bevestigen. In zuidelijke richting heeft men hier uitzicht op de berg Cima d'Oin en zijn gletsjer. 300 meter onder de pashoogte liggen twee stuwmeren; het één groen, het ander blauw. Daar weten we alles van, want we gaan dus finishen bij een van deze meertjes. Dat doen we trouwens voor het eerst in de historie van de Giro. De Nivolet is nochtans een bekende klim, zeker onder wielertoeristen. Desondanks is men nog nooit op het idee gekomen om deze klim daadwerkelijk aan te doen. Gelukkig komt daar nu verandering in. Het is absoluut de moeite waard. Ceresole Reale, dat de aankomst zou moeten zijn, is overigens een piepklein dorpje met 164 inwoners. Ze moeten het hier vooral van de toeristen hebben die in de zomer door de bergen willen wandelen. Er is een hiking trial van negen kilometer rond het meer van Serrù, voorzien van picnic areas! Er is ook een bezoekerscentrum, waar je leert over de geschiedenis van deze locatie. Onder meer over de verhouding tussen man en de alpensteenbok. Nou, dat lijkt me reuze interessant. Goed, leuke klim, volgende keer wel graag tot de top van de Nivolet, al was het maar voor de plaatjes. Al schijnt de berg momenteel wat minder groen te zijn, richting de top komen we momenteel vooral enorme sneeuwmuren tegen. Het is maar goed dat Kruijswijk er niet bij is. Misschien ook wel een van de redenen waarom we deze klim niet eerder hebben gezien, ze hebben best wat moeite moeten doen om alle wegen begaanbaar te maken.

ddce1552-aa80-4934-8ee2-535ec8587b93.jpg

Ja, ondertussen is de rit dus al bezig. Eurosport is ook al begonnen met de uitzending, dus niemand gaat mijn poging om de beschamende vertoning van afgelopen nacht te rectificeren lezen, maar afijn. Wellicht dat het nog de moeite van het vermelden waard is dat we niet zo'n best weer hebben in de buurt van van de aankomst. 13 graden in Ceresole Reale, richting de top zal het dan nog wel wat frisser zijn. Er is kans op regen, wat niet zo fraai is. Toch een aantal lastige afdalingen onderweg, dus het zou de voorkeur genieten als het gewoon droog blijft. Wind is er dan weer niet echt, dat scheelt.

Ondertussen zitten we al op een kilometer of 120 van het eind en na een razendsnelle openingsfase is er een vrij omvangrijke groep weggereden, met in die groep onder meer Mollema en Zakarin. Een dappere poging van Mollema, het mag gezegd. Deze groep heeft al drie minuten voorsprong en aangezien er zulke sterke gasten voorin zitten lijkt het me niet eens volledig uitgesloten dat de kopgroep het gaat halen. Op voorhand leek me dat niet het meest logische scenario. Ik was normaal gesproken uitgegaan van een strijd tussen de klassementsmannen. Dat kan nog steeds natuurlijk, het stuwmeer is nog ver. Iemand heeft een poging gedaan om mij te imiteren en met de top vijf die deze persoon heeft bedacht kan ik redelijk goed leven, daarom nemen we het integraal over. Al is Sam Oomen natuurlijk een waardeloze suggestie.

[quote]1. Mikel Landa. Mikel is een Bask, dus die moet ik wel als eerste noemen. Verder hebben we gisteren kunnen zien dat hij zijn benen niet voelt en hij heeft ook nog eens 5 minuten goed te maken, want typisch voor #FreeLanda staat hij alweer een godsgruwelijk eind op achterstand. Zijn ploeg kan ook nog inzetten op Carapaz maar die heeft natuurlijk nooit het niveau om op het podium van een grote ronde te eindigen, dus dat zou wel heel dom zijn.
2. MAL. Superman zit in het zelfde schuitje als Landa, namelijk een voorlopig vrij kansloos schuitje voor de eindoverwinning. Dat is meestal een teken voor MAL om een hele serie demarrages te plaatsen op slotklimmen, waar de concurrenten niet warm of koud van worden aangezien je hem gerust een half minuutje kan geven. Vandaag eindigt de klim bergop wat betekent dat hij niet hoeft af te dalen na de top en dat werkt natuurlijk in zijn voordeel. Astana heeft ook een veel te goede ploeg om níet het initiatief te nemen, die zullen ook de kopgroep wel kort houden.
3. Yates. Gisteren leek hij niet heel sterk, maar dat leek Roglic ook niet en voor Chaves is deze berg natuurlijk te lang. Hij vindt zichzelf de favoriet voor de eindzege, dus dat mag hij dan in deze eerste serieuze bergrit laten zien. Waarschijnlijk springt hij 300 meter voor de streep weg uit een groepje favorieten, zo'n laffe haas is het wel. Zijn ploeg gaat uiteraard ook geen flikker uitvoeren.
4. Roglic. Roglic de tijdrijder, Roglic de daler, Roglic de sprinter , Roglic de klimmer die als eerste bovenkomt op een klim van 20km, waarom ook niet. Primoz is al 3 maanden in topvorm en hij zegt zelf dat zijn beste dagen nog moeten komen. Dat zou natuurlijk hilarisch zijn nu half Slovenië een dopingstraf boven het hoofd hangt. En dan wint hij vanzelfsprekend in juli ook nog eens de Tour, als ultiem eerbetoon aan Pantani.
5. Oomen. Het kan natuurlijk ook gewoon zo zijn dat de kopgroep wel vooruitblijft en dat een matige B-klimmer bovenaan met de bloemen mag zwaaien terwijl de grote namen nog maar halverwege de klim zijn. Dat zou wel passend zijn bij deze Giro die tot dusver een heel peloton aan muizen gebaard heeft en een half uurtje spektakel. Verder is Oomen natuurlijk vies slecht in vorm, dus ik had hier veel beter Sosa kunnen noemen. Een overwinning van Gallopin zou echt mensonterend zijn.[/quote]
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:23
SPOILER: Tappa 14: Saint-Vincent - Courmayeur (Skyway Monte Bianco), 131 km
Tappa 14: Saint-Vincent - Courmayeur (Skyway Monte Bianco), 131 km

Hoe vat je een rit samen die niet samen te vatten valt? Onderweg naar Lago Serrù werden we getrakteerd op een waar spektakel. De eerste echte bergrit kende een razendsnelle aanvangsfase. Het duurde lang voor er een groep weg wist te rijden, maar uiteindelijk kregen we te maken met een kopgroep van liefst 27 renners. In deze kopgroep zaten met Mollema en Zakarin twee outsiders voor het algemeen klassement. Jumbo-Visma probeerde koers te controleren, terwijl ondertussen de ene na de andere renner afstapte. In totaal raakten we tijdens deze rit acht renners kwijt, onder meer Tao Geoghegan Hart die letterlijk wegviel uit de kopgroep en met een gebroken sleutelbeen de strijd moest staken. De controle van Jumbo duurde vrij lang, tot op de Pian del Lupo. Paultje Martens reed de longen uit z'n lijf, totdat hij werd afgelost door de mannen van Astana. Pello Bilbao zette zichzelf op kop en er werd meteen een hoop volk gelost. Roze trui Polanc moest lossen, net als Bob Jungels. Zij kwamen later in de afdaling wel weer terug, vooral dankzij het harde werk van Jungels. In de vallei na de afdaling werd het gat met de grote kopgroep bijna dichtgereden, op een gegeven moment was het verschil nog maar een halve minuut. Daarna ging er wel wat mis, de ploegen stopten met rijden. De voorsprong van de koplopers liep plotseling op naar twee minuten, een gigantische voorgift voor renners als Mollema en Zakarin.

Ondertussen zagen we voorin meerdere demarrages. Fausto Masnada probeerde met een aantal renners weg te rijden en dat leek te lukken. Hij kreeg onder meer Giulio Ciccone mee, de ploeggenoot van Mollema. Toen we echt aan de slotklim begonnen, na een lang vals plat deel, reden Mollema en Zakarin zichzelf naar de kop van de koers. Nadat Brambilla al de hele dag hard had gewerkt voor Mollema nam Ciccone het nu over. Hij zette zichzelf op kop en reed kilometerslang een hoop tempo. Terwijl dit allemaal gebeurde zagen we in de achtergrond Mikel Landa in de aanval gaan. Op de flanken van de Colle del Nivolet pakte hij de guidon van onder en hij dartelde er op zijn kenmerkende stijl vandoor. Niemand was in staat om hem te volgen, jongens als Yates moesten zelfs lossen als een baksteen. Lopez bleef in eerste instantie niet ver achter, maar hij kreeg te maken met mechanische pech. Hij moest van fiets wisselen ging daarna in de achtervolging. Roglic bleef zitten, hij reageerde niet. Nibali bleef dan weer in zijn wiel zitten, die twee zijn een interessante relatie aan het ontwikkelen. Roglic en Nibali reden nog een tijdje in het gezelschap van renners als Carapaz en Majka, maar toen deze jongens zelf in de aanval gingen werd er weer niet gereageerd door het kibbelende koppel.

Vooraan zagen we dat de werken van Ciccone bijna gedaan waren. Het teken voor Zakarin om in de aanval te gaan. Mollema kon niet mee, hij moest al snel gaan zitten. Nieve, die niet hoefde te wachten op de geloste Yates, moest eerst ook lossen maar wist later nog aan te sluiten bij Zakarin. Even leek het op een tweestrijd uit te draaien, maar op twee kilometer van het einde plaatste Zakarin nog een definitieve demarrage. De Rus beleefde zijn beste dag op de fiets sinds ergens in de Vuelta van 2017. Zijn demarrage was zo sterk dat hij zelfs weer op al zijn achtervolgers wist uit te lopen. Vooral ten opzichte van Roglic en Nibali pakte hij veel tijd, de voorsprong liep op richting de drie minuten. Mikel Landa kwam in eerste instantie snel dichterbij, maar bleef uiteindelijk hangen op een minuut. Mollema kreeg dan weer last van een ontploffende brommer, hij verloor in de laatste kilometers van de rit bijna twee minuten op de ontketende Tartaar van Tatarije. Zakarin won de rit en doet gouden zaken voor het algemeen klassement, hij is nu een van de favorieten voor de eindzege. Mikel Nieve werd tweede, hij mag nu Yates door het ijs is gezakt de rest van de ronde gaan vrijbuiten. Schrijf hem maar op voor een rit in de derde week. Landa werd derde, iets meer dan een minuut achter Zakarin. Landa heeft laten zien heel sterk te zijn, maar zijn achterstand op Roglic is nog steeds erg groot. Achter Landa zagen we ineens zijn ploeggenoot Carapaz opstomen. De Ecuadoriaan is amper in beeld geweest, maar heeft een fabuleuze slotklim gereden. Zijn medevluchters liet hij ter plaatse, Majka kon het tempo niet volgen. Nibali en Roglic kwamen binnen op iets minder dan drie minuten. Ze speelden een spelletje en verloren daardoor veel tijd op de concurrentie. Lopez en Yates verloren nog veel meer, zij moeten nu echt gaan aanvallen. Al is het bij Yates maar de vraag of hij daartoe in staat is, er straalt heel weinig van uit. Polanc deed net genoeg z'n best om de roze trui te houden, hij mag er nog een dagje extra van genieten.

De beklimming naar Lago Serrù bood dus genoeg spektakel. Het is een klim die we graag vaker zouden willen zien en dan het liefste ook nog met de laatste vijf kilometer erbij naar de top van Colle del Nivolet. Al gaat dat een lastig verhaal worden, aangezien de finish blijkbaar in een nationaal park ligt. Daardoor mag er eigenlijk niet met de helikopter gevlogen worden, omdat de gemsen en de arenden anders gestoord worden. En dat kan niet de bedoeling zijn natuurlijk. Zonde wel, want de klim heeft meteen een verpletterende indruk achtergelaten. We hebben er deze Giro lang op moeten wachten, maar we krijgen eindelijk koers te zien. Door de tijdsverschillen die dankzij de tijdritten zijn ontstaan zien we nu wat we graag willen zien: actie. Veel renners moeten noodgedwongen vroeg in de aanval, wat voor interessante tactische toestanden zorgt. Tijdens de volgende rit krijgen we waarschijnlijk met nog meer tactische spelletjes te maken. We duiken het weekend in met een korte en explosieve rit in Valle d'Aosta. Een korte en lastige rit met vijf beklimmigen, daags na een rit van 200 kilometer met meerdere beklimmingen waar bijna iedereen in het rood is gegaan, dat kan maar één ding betekenen. We gaan koers te zien krijgen. Het spel gaat sowieso op de wagen. Er gaan knuppels in het hoenderhok gegooid worden. Dit wordt fantastisch, dat kan bijna niet anders.

G19_T14_Courmayeur_plan_zoom.jpg
G19_T14_Courmayeur_alt_jpeg.jpg

Daags na de slopende en zware rit met aankomst bij het stuwmeer van Serrù bevinden we ons nu ineens in misschien wel het mooiste gebied van Italië. De rit gaat van start in de Aosta-vallei, om precies te zijn in het kleine dorpje Saint-Vincent. Dit is geen onbekende plaats voor de Giro. Ondanks het feit dat er maar 4500 mensen wonen wordt dit al de 16e (!) keer dat er een rit vertrekt. In 2015 waren we hier voor het laatst. De 20e rit zou verreden worden tussen Saint-Vincent en Sestriere, met de toen nog bijzonder goede Fabio Aru als winnaar. Voor 2015 was het nogal een tijd geleden dat de Giro in Saint-Vincent was, 1992 namelijk. Daarvoor was de Giro in 1985 zelfs twee dagen achter elkaar in Saint-Vincent, eerst met een tijdrit richting Valnontey en een dag later een rit in lijn richting Genua. In een nog verder verleden kwam men hier in de jaren '50, jaren '60 en jaren '70 ook nog een aantal keer. Dat Saint-Vincent zo vaak bezocht wordt heeft te maken met het feit dat het best een toeristisch plaatsje is. Zo hebben ze in Saint-Vincent een paar warmwaterbronnen, daar hoort dan natuurlijk weer een spa bij. Ook hebben ze hier een casino, dat zou een van de grote publiekstrekkers moeten zijn. Casino de la Vallée, een gebouw met een bijzondere façade. Erg modern, met erg veel glas. Lelijk derhalve, maar over smaak valt niet te twisten. Naast de thermen en het casino hebben ze hier ook nog het Palais Saint-Vincent, nog zo'n nieuwerwets gebouw dat vooral dienst doet als evenementenhal en bioscoop. Ook de lokale kerk valt wel op, onder meer door de oude klokkentoren. In de omgeving van Saint-Vincent komen we nog wat oude overblijfselen uit de Romeinse tijd tegen, waaronder een deel van een oude brug. Daarnaast is Saint-Vincent bekend vanwege het organiseren van de finale van Spel zonder grenzen in 1991! Ja, dan sta je als plaats wel op de kaart. Als laatste is het nog wel het vermelden waard dat ze hier een museumpje hebben waar je een verzameling van 750 mineralen en 170 fossielen kunt aanschouwen. Helemaal het einde.

Casino-de-la-Valle-in-the-Alps.jpg

Van start gaan we in het centrum van Saint-Vincent, waar de straatjes zijn voorzien van steentjes. In de eerste meters van de rit komen we zo'n beetje alle lokale hoogtepunten tegen. Aan de rand van Saint-Vincent rijden we langs het afzichtelijke casino en daarna begint de rit echt. We rijden eerst een aantal kilometer door de vallei. Van Saint-Vincent zetten we koers richting Chambave en in dit eerste stuk van een kilometer of zeven is het overwegend vlak, al gaat het bijna direct na de start wel een kilometer omhoog aan 5%. Daarna gaat het in licht dalende lijn verder over een brede weg met vlak voor Chambave nog een kort knikje van 500 meter aan 5%. In Chambave slaan de renners bij een rotonde rechtsaf. Vrij snel daarna volgt er een scherpe bocht naar links en dan is het koers. In de Aosta-vallei is alles prima, zolang je maar daadwerkelijk in de vallei blijft. Sla ergens een keer links- of rechtsaf en je komt meteen een zware beklimming tegen. Dat gaan de renners vandaag een aantal keer meemaken en de eerste confrontatie met de realiteit luistert naar de naam Verrayes. Dit is een klim van de tweede categorie, zeven kilometer lang en 8% gemiddeld. Nee, we gaan niet rustig beginnen. Alhoewel, de eerste kilometer van de klim valt nog wel mee. Halve kilometer aan 5%, daarna een halve kilometer aan 7%. Vervolgens gaat het echt los, we krijgen te maken met een kilometer aan 9%. Daarna nog een kilometer aan 9%, met in het verlengde daarvan de zwaarste 500 meter van de klim. Het gaat tijdelijk omhoog aan 11% gemiddeld, met een uitschieter naar 13%. We zijn dan inmiddels over de helft van de klim en het ergste is achter de rug. In de resterende drie kilometer naar de top gaat het aan 7,5% gemiddeld omhoog. Nog steeds zwaar, maar niet zo zwaar als het eerste deel. Na 14 kilometer koers komen de renners boven op deze eerste klim van de dag. Meteen een zware klim, waar de nodige knuppels in het hoenderhok gegooid kunnen worden. Als er renners zijn met ambitie gaat dit een legendarische rit worden. Al sluit ik niet uit dat men na de zware dag van gisteren nog even de kat uit de boom kijkt. In dat geval zullen we hier vooral het onstaan van de vlucht van de dag gaan meemaken.

G19_T14_S01_Verrayes_SAL_jpeg.jpg
1280px-Verrayes_chiesa.JPG

De klim naar Verrayes is voorzien van een prachtige brede weg. Voor sommige renners zou het een bekende weg kunnen zijn, want de klim naar Verrayes is eigenlijk slechts het eerste deel van de klim naar Saint-Pantaleon. Deze zware klim zagen we afgelopen jaar nog in de Giro, maar we kappen 'm nu nog voor we op de helft zijn af. Ook in 2015 kwam deze klim voor, toen we ook vanuit Saint-Vincent vertrokken. Nu beginnen we gelukkig voor de renners niet direct met de volle 16 kilometer, iets minder dan de helft is ook wel zwaar genoeg. Enfin, een prachtige en brede weg dus. Dat doen ze in de Aosta-vallei meestal ook nog wel aardig, ziet er vaak goed onderhouden uit. Het is wel een bochtige klim en dat bochtige karakter nemen we ook mee de afdaling in. De weg gaat een kilometer of tien naar beneden en in deze kilometers komen we de nodige bochten tegen. Een aantal van die bochten zijn vrij lastig te nemen, ze komen soms onverwacht en zijn mede daardoor lastig in te schatten. In het dorpje Frayè bijvoorbeeld komen de renners ineens een hele scherpe haarspeldbocht tegen. Het lijkt alsof ze rechtdoor kunnen, maar dan gaat het ineens volledig naar links. Verder helpt het wel dat de weg breed is en goed onderhouden, daardoor zou deze afdaling toch goed te doen moeten zijn. Al ligt er ook in het volgende dorpje, Payè, weer zo'n vervelende bocht naar links. Snel daarna volgt er dan weer een scherpe bocht naar rechts, waarna het ergste deel van de afdaling is geweest. Misschien dat de renners nu wat tijd hebben om van het uitzicht te genieten, want dat is tijdens het tweede deel van de afdaling adembenemend mooi. Na een kilometer of 10 dalen komen we uit in het dorpje Nus, beneden in de vallei. Na Nus gaan we een kilometer of 13 door de vallei rijden, over rechte en brede wegen. Het is nu ook behoorlijk vlak, tot we de hoofdstad van de regio bereiken. Na 34 kilometer komen we uit in Aosta, een stad met ongeveer 34.000 inwoners. Het is een oude Romeinse stad met restanten van een forum, een amfitheater en stadsmuren met poorten. Tevens vindt hier de eerste tussensprint van de dag plaats.

aosta-1.jpg

Na de tussensprint in deze stad met de nodige historie komen de renners een aantal bochten en rotondes tegen. Na de laatste van deze rotondes bevinden ze zich buiten de stad en dan is het al snel tijd voor de tweede klim van de dag. We gaan beginnen aan de klim naar Verrogne, een klim van de eerste categorie. Deze beklimming is 14 kilometer lang en in deze kilometers gaat het aan 7% gemiddeld omhoog. Na nog een bocht naar rechts buiten Aosta begint de weg omhoog te lopen. Het gaat direct vrij stevig omhoog, met een kilometer aan 7%. Daarna wordt het zelfs heel erg steil, met een kilometer aan 9% gemiddeld. In deze kilometer komen we ook het steilste stuk van de klim tegen, het gaat tijdelijk omhoog aan 13%. Kort achter elkaar komen we wat haarspeldbochten tegen en hier is het inderdaad zichtbaar vrij steil. Tevens is deze klim voorzien van een wat smallere weg, niet alle wegen in de Valle d'Aosta zijn mooi en breed. Na het steile gedeelte zwakt de klim wat af, waarna er zelfs nog even een korte afdaling volgt. De renners fietsen door een dorpje en hier gaat het even naar beneden, maar zonder gevaren. Vervolgens gaat het een kilometer of zeven omhoog aan 8% gemiddeld, maar het is een verdraaid onregelmatige klim. Onderweg komen we weer een aantal passages tegen waar de haarspeldbochten elkaar snel opvolgen, daar kruipen de percentages weer richting de 10% of zelfs daarboven. Tussendoor krijgen we ook nog een keer te maken met een kilometer aan 6% of zelfs een halve kilometer aan 4,4%. Er valt dus niet echt een peil te trekken op deze klim, al mag je onder aan de streep gerust tot de conclusie komen dat het simpelweg lastig is. De laatste vier kilometer van de klim verdwijnen de haarspeldbochten uit het zicht en daardoor wordt het gemiddeld gezien ook wat minder lastig. In deze laatste kilometers van de klim gaan we gemiddeld aan 6,6% omhoog, al zit er vlak voor de top nog een kilometer aan 9% tussen. In de laatste meters van de klim vlakt het af naar 3%, waarna we na 51,5 kilometer voor het eerst in de geschiedenis van de Giro de top van Verrogne bereiken. Een debutant waar we in de toekomst ongetwijfeld nog veel van gaan horen.

G19_T14_S02_Verrogne_SAL_jpeg.jpg
Verrogne.jpg

Na 14 kilometer klimmen komen de renners uit in het dorpje Verrogne. Een klein plaatsje waar verder niet veel te beleven valt. Eenmaal boven in het dorp begint de afdaling direct. Het wordt een lange en lastige afdaling. Vijftien kilometer lang gaat het naar beneden, over een niet al te brede weg. De afdaling is bochtig, waardoor het automatisch technisch wordt. In het begin kent de afdaling een paar korte en snelle bochten achter elkaar, na de passage door het dorpje Meod krijgen we dan weer te maken met de eerste lastige haarspeldbochten. Vervolgens rijden we door het dorpje Petit Sarriod, waar de weg even kort omhoog loopt. Buiten dit dorpje slaan de renners linksaf, waarna ze op een bredere weg terechtkomen. Dat is mooi meegenomen, maakt de afdaling meteen een stuk aangenamer. Enige nadeel is dat we deze bredere weg snel weer gaan verlaten. In de buurt van het volgende dorpje maken de renners een bocht van 90 graden naar links, waarna ze weer over een smallere weg verder moeten fietsen. Eenmaal terechtgekomen op deze weg begint de afdaling pas echt, zou je kunnen zeggen. De bochten volgen elkaar in hoog tempo op en dat is niet iets om vrolijk van te worden. Merkwaardig genoeg wordt de afdaling steeds lastiger en technischer des te lager we komen. Er verschijnen steeds meer bochten. Vooral veel korte en snelle bochtjes, af en toe afgewisseld door een haarspeldbocht. Alleen aan het eind van de afdaling winnen de haarspeldbochten het van de andere bochten. In de laatste kilometers in dalende lijn komen we kort achter elkaar zes van die dingen tegen. Dat laatste deel van de afdaling werken we dan wel weer af op een bredere weg, waardoor het iets makkelijker wordt. Eenmaal beneden komen we uit in Saint-Pierre. Eerst Saint-Vincent en nu Saint-Pierre, ze zijn hier wel van de heiligen. In Saint-Pierre hebben ze overigens een kasteel, jawel. Beneden in Saint-Pierre slaan we rechtsaf en dan gaan we direct op weg naar de derde klim van de dag.

iq16k2pxerqz.jpg

We rijden een kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg dwars door de vallei. Fietsen doen we langs de rivier Dora Baltea, een rivier die we binnenkort van wat dichterbij gaan bekijken. We gaan namelijk bij een bruggetje linksaf en rijden dan over de river. Aan het eind van de brug slaan we rechtsaf en dan rijden we Villeneuve binnen. Bij de passage over de brug zien we trouwens aan de overkant een stevige rotswand staan, met in deze rotswand een kruis uitgehakt. Best kunstzinnig gedaan. Enfin, na de bocht rijden we rechtdoor Villeneuve in en hier begint de weg al wat omhoog te lopen. In het centrumpje van dit dorpje komen we weer wat keitjes tegen, dus is ons verzoek aan de weergoden weer of het eventjes droog kan blijven. Aan het eind van het centrumpje slaan we linksaf, waarna de volgende klim van de dag echt bijna gaat beginnen. We passeren nog even een oude ruïne en daarna slaan we even kort achter elkaar rechtsaf en linksaf. We rijden onder een viaduct door en daarna loopt de weg ineens aan 6% omhoog. De Truc d'Arbe is begonnen, een beklimming van de tweede categorie. Acht kilometer lang aan 7% gemiddeld, het is weer van dat. Opnieuw een onregelmatige klim, zo volgt er in de tweede kilometer van de klim een lang stuk aan 9% dat al snel weer wordt opgevolgd door een strook aan 5%. In de derde kilometer van de klim gaat het dan weer gemiddeld aan 7% omhoog. Tot dit moment rijden de renners over een brede weg, maar buiten Villes Dessus houden ze bij een splitsing van de weg de linkerkant aan, waarna ze op een smalle en vrij steile weg terechtkomen. Al begint dat steile gedeelte niet direct. We krijgen eerst nog een kilometer aan 4%, maar daarna gaat het los. In de tweede helft van de klim krijgen we te maken met vier kilometer aan 8%. Op iets meer dan een kilometer van de top stuiten we zelfs nog op een steilste stuk van 12%. De klim wordt richting de top heel bochtig, een stuk of tien haarspeldbochten komen we toch al snel tegen. Het blijft lastig tot aan de top, in de laatste meters van de klim gaat het aan 7% omhoog. Na 76 kilometer komen we boven op deze klim. We komen weer bij een splitsing uit. Als we bij deze splitsing naar links gaan komen we uit in Les Combes. Boven in dit dorpje staat een museum dat volledig gewijd is aan Johannes Paulus II. Deze paus was hier blijkbaar ooit op vakantie, daarom dat ze hem op deze plaats nog steeds vereren. Ook zijn opvolgers zijn hier wel eens op bezoek geweest. Het is dus welhaast een heilige plek.

G19_T14_S03_TrucArbe_SAL_jpeg.jpg
Maison-mus%C3%A9e-Jean-Paul-II_Les-Combes-d%27Introd.JPG

Uiteindelijk gaan we bij de splitsing naar rechts en die weg duikt meteen naar beneden. De afdaling die nu volgt is slechts iets meer dan zes kilometer lang, maar wel vrij lastig. De weg is nog steeds niet al te breed en het aantal bochten valt niet op één hand te tellen. Opnieuw een technische afdaling, al lijkt dat in het begin nog mee te vallen. Het eerste deel van de afdaling gaat vooral rechtdoor, met alleen wat flauwe bochtjes onderweg. Niet veel later komen we toch weer wat haarspeldbochten tegen, waarvan de frequentie naarmate we lager komen steeds meer toeneemt. Een pittige afdaling, met ondertussen wel weer prachtige vergezichten. Als we bijna beneden zijn komen we kort na drie haarspeldbochten wel op een wat bredere weg terecht. Die weg zal leiden naar Arvier, een dorpje in de vallei. Na wat bochten in Arvier komen we aan de rand van dit plaatsje een rotonde tegen, waar we schuin rechtdoor gaan. Na de rotonde zitten we op de brede weg dwars door de vallei. Deze weg gaan we zeven kilometer volgen. In deze zeven kilometer gaan we vooral rechtdoor, terwijl de weg een beetje vals plat omhoog loopt. We rijden door een aantal tunneltjes en komen nog een rotonde tegen, tijdens dit relatieve moment van rust voor de finale echt gaat beginnen. Na dit stuk rechtdoor in de vallei slaan de renners rechtsaf, waarna ze op weg gaan naar de tweede tussensprint van de dag. Deze tweede tussensprint van de dag ligt in La Salle en om in dit plaatsje te komen moeten de renners nog even een kort klimmetje overleven. Twee kilometer aan 8%, hoppakee. De benen konden even losgeschud worden, maar nu moet iedereen weer aan de bak. Aanvankelijk is de klim behoorlijk bochtig en daar zitten dan ook de steile percentages, richting La Salle wordt de weg rechter en vlakt de klim wat af. Na 92 kilometer komen we aan in het verder niet zo bijzondere dorpje La Salle en hier ligt dan dus de tweede tussensprint van de dag. In de laatste meters voor La Salle gaat de weg naar beneden, daarna slaat men rechtsaf. Even verderop slaan we linksaf en dan verlaten we het dorp weer.

La_Salle_%26_Le_Mont_Blanc.jpg

We keren weer terug naar de vallei. De weg richting de vallei is vooral recht en loopt een dikke kilometer naar beneden, zonder lastige bochten dus. Als we bijna beneden zijn komen we een rotonde tegen, waar de renners een soort van rechtdoor gaan. Na deze rotonde rijden we kort langs de rivier, terwijl het vlak is. Dat vlakke gedeelte duurt niet lang meer, want de lastigste klim van de dag komt eraan. Er volgt een bocht naar rechts, we rijden via een brug over de Dora Baltea en direct daarna loopt de weg omhoog. De Colle San Carlo is begonnen, een beklimming van de eerste categorie. We hebben al wat lastige beklimmingen gehad, maar we krijgen nu te maken met 10,5 kilometer aan 10% gemiddeld. In de eerste kilometer van de klim gaat het gelijk aan 9% omhoog, de renners botsen op een muur. Dat wordt na de aanvangsfase niet snel beter, in de tweede kilometer van de klim gaat het aan 9,5% omhoog. We rijden ondertussen een bos in, waar de weg een stuk bochtiger wordt. Een smalle weg, die in de derde kilometer echt steil wordt. We gaan omhoog aan 10,5%, met in dit stukje zelfs de steilst strook. Het gaat tijdelijk omhoog aan 15%, de klim komt dan tijdelijk even in de buurt van de Mortirolo, of de Zoncolan. Al is de Colle San Carlo als geheel wat makkelijker, desalniettemin heel lastig. In de vierde kilometer van de klim gaat het nog eens aan 10,5% omhoog, het blijft harken tot boven. We rijden dan lang Arpy, een klein gehuchtje. Hier zwakt de klim een klein beetje af, met een halve kilometer aan 9%. Dat moet dan een periode van relatieve rust voorstellen, maar het is alsnog buitengewoon lastig. Al snel wordt het weer wat steiler, de volgende halve kilometer werken we af aan 11%. Het blijft ook bochtig, terwijl iedere bocht steiler lijkt te zijn dan de vorige. Deze klim kent geen genade. We gaan verder met twee kilometer aan 10%, waarna er een eind komt aan het zwaarste gedeelte van de klim. In de laatste drie kilometer bergop gaat het slechts omhoog aan 9%. Eitje, stelt niks voor. Richting de top nemen de bochten in hoeveelheid af. Af en toe gaat het een paar hectometer volledig rechtdoor aan 9%, dat levert altijd wel een vreemd soort van gezichtsbedrog op. Uiteindelijk pakken we nog drie haarspeldbochten mee, waarna het in de laatste kilometer van de klim aan 8,5% omhoog gaat. Na 106 kilometer, op 25 kilometer van de finish, komen de renners boven op de Colle San Carlo.

G19_T14_S04_Sancarlo_SAL_jpeg.jpg
18474134754_2f9e5cb5c1_b.jpg

De Colle San Carlo is een geweldige klim, alleen al op basis van het gemiddelde stijgingspercentage. Toch is dit een klim die niet vaak voorkomt in de Giro. In 1973 beklom men deze berg een keer, daarna duurde het tot 2006 eer we hier nog eens passeerden. Een lange rit met een vlakke aanloop, in de finale de Colle San Carlo en dan een afdaling richting La Thuile. Het was een regenachtige, miezerige dag. Op de klim bleken Leonardo Piepoli en Ivan Basso de sterkste renners te zijn. Ze reden de tegenstand op een hoop. Toen volgde de afdaling, de afdaling waar de renners nu ook aan moeten beginnen. De regen maakte het extra lastig. Piepoli had er niet veel problemen mee, hij gooide zichzelf naar beneden. Basso was iets voorzichtiger, of gerust gezegd té voorzichtig. Hij ging bijna stilstaand door de bochten. Ik heb de beelden nog even opgezocht en het is denk ik een van de slechtste afdalingen die ik ooit heb gezien. Basso was niet vooruit te branden. Nu is het wel zo dat de afdaling van de Colle San Carlo lastig is, maar wat Basso daar liet zien deed pijn aan de ogen. Hij verloor in die afdaling 44 seconden op Piepoli, die solo aankwam in La Thuile. Het was een emotionele overwinning voor Piepoli, aangezien hij hem opdroeg aan Diego Pellegrini. Dit was een generatiegenoot van Piepoli, die in 1993 overleed tijdens de afdaling van de Colle San Carlo. Het was een beloftevolle renner, maar nog voor zijn carrière goed en wel was begonnen kwam daar op 21-jarige leeftijd een einde aan. Het is een beetje cru, maar het toont aan dat de afdaling van de Colle San Carlo niet makkelijk is. Al is de weg wel breder aan deze kant van de klim, dat scheelt. Het is een snelle en technische afdaling, met ontzettend veel bochten. Haarspeldbochten, maar ook allerlei korte bochtjes die elkaar in hoog tempo opvolgen. De klim is lastig en kan gebruikt worden om verschillen te creëren, maar ook in de afdaling kan er nog een hoop gebeuren. Het is wel vooral het eerste deel van de afdaling waar het gevaar schuilt, als we bijna beneden zijn worden de wegen rechter en kan er op een eenvoudige manier verder gedaald worden richting La Thuile. In de buurt van La Thuile volgt er nog een bocht van 90 graden naar rechts, maar daarna rijden we rechtdoor het dorp in. De passage in het dorp is vrij smal en kent nog een linke bocht naar rechts.

il_villaggio_montano_di_la_thuile_in_estate_valle_d_aosta.jpg

Na de doortocht in La Thuile zijn we nog niet beneden. Het gaat nog een kilometer of tien verder in dalende lijn, richting Pré-Saint-Didier. In dit tweede deel van de afdaling komen we een meter of 400 lager uit, het gaat dus niet heel erg hard naar beneden. Over een rechte en brede weg rijden we verder, met af en toe een tunneltje onderweg. Ook komen we nog twee passages met haarspeldbochten tegen. Niet ver buiten La Thuile liggen er drie achter elkaar, vervolgens komen we aan het eind van de afdaling nog een keer acht haarspeldbochten tegen. Aangezien de weg breed is en het niet heel hard naar beneden gaat zou dit verder wel prima te doen moeten zijn, het ziet er niet direct heel lastig uit. Aan het eind van de afdaling komen we na 123 kilometer uit in Pré-Saint-Didier. Buiten dit plaatsje, in de buurt van de haarspeldbochten, hebben ze boven op een rots een apart bouwwerkje laten maken. Je kunt hier rondlopen, zwevend boven het niets. Een aanrader voor de mensen onder ons zonder hoogtevrees. Na de fase van de haarspeldbochten gaat het nog even rechtdoor naar beneden, tot we voor de zoveelste keer vandaag langs de Dora Baltea fietsen. We slaan rechtsaf, steken de brug over en dan begint de slotklim.

2000x2000-0-70-f6c76018f7056858fc492331a54a32d5.jpg

Het is nog acht kilometer fietsen tot de finish als we beginnen aan de klim naar Courmayeur. Tijdens de eerste kilometer van de klim loopt de weg aan 5,5% omhoog, de slotklim laat meteen duidelijk merken dat het de makkelijkste van de dag is. Al heeft ook deze klim nog een lastig gedeelte. Na nog een halve kilometer aan 5,5% gaat het daarna een halve kilometer lang aan 7% gemiddeld omhoog, met een strook aan 9%. De weg is tijdens dit eerste deel van de klim weer eens redelijk smal en vooral bochtig. Na een kilometer aan 6% komen we bijna uit in het dorpje Courmayeur. De weg wordt hier breder en van klimmen is ook even geen sprake meer. Van vijf kilometer tot vier kilometer van het eind gaat het licht naar beneden als we van Verrand naar Courmayeur fietsen. De passage in Courmayeur kent wat bochten, terwijl het in het centrum weer licht omhoog loopt. Buiten het centrum gaat het dan weer licht naar beneden tot op drie kilometer van het eind. In de laatste drie kilometer van de rit loopt de weg weer omhoog, al wordt het niet meer steil. Gemiddeld gaat het aan 3% omhoog, met op een kilometer van de finish wel nog een lange strook aan 5%. Als we onder de vod door zijn gereden krijgen we nog wel te maken met een opvallende passage. We rijden onder een viaduct door en slaan na dat viaduct scherp rechtsaf. Daarna volgt er een lange terugdraaiende bocht naar rechts waarna we ons ineens op het viaduct bevinden. Na dit viaduct nemen we een korte duik naar beneden, waarna het richting de finish weer vals plat omhoog loopt. In de laatste meters van de rit gaat het volledig rechtdoor.

G19_T14_Courmayeur_ukm_jpeg.jpg
G19_T14_Courmayeur_ARR_zoom.jpg

Deze korte en explosieve rit door Valle d'Aosta eindigt na 131 kilometer net buiten Courmayeur. We finishen niet in het dorp omdat er buiten het dorp een nieuwe toeristische attractie is die even in het zonnetje moet worden gezet. Sedert 2015 is de Skyway Monte Bianco geopend, dit is een kabelbaan die mensen van Courmayeur naar Pointe Helbronner brengt aan de zuidzijde van de Mont Blanc, of de Monte Bianco. Men is drie jaar bezig geweest met het aanleggen van deze kabelbaan. In totaal heeft men 110 miljoen uitgegeven aan de hele constructie, waardoor het blijkbaar de duurste kabelbaan van de wereld is. Toch iets om trots op te zijn. Als je gebruik wil maken van de kabelbaan moet je wel wat geduld hebben, want van beneden ben je zes minuten onderweg richting een station halverwege de berg. Daar draait de kabine waar naar het schijnt 80 personen in passen een rondje, waardoor iedereen een uitzicht krijgt over het hele gebied. Als je na dit tussenstation nog verder wil richting de top moet je rekening houden met een reistijd van 10 minuten. Helemaal boven op Pointe Helbronner kom je dan op 3400 meter hoogte aan bij een of ander futuristisch station dat verdacht veel wegheeft van een ruimteschip. Naast het station komen we de Refuge Torino tegen, zo'n berghutje vanwaar er ook een prima uitzicht is. Kost wat tijd, maar het levert je ook wat op. Nou, doe ik toch maar mooi wat de organisatie voor ogen had. De Skyway staat op de kaart hoor, toeristjes zijn niet aan te slepen. Courmayeur zelf is overigens niet zo'n boeiend dorp. Er wonen 2800 mensen en het is vooral in de zomer in trek als geschikte locatie voor hikers. In de winter kun je hier uiteraard ook terecht, het wintersportgebied heeft een kilometer of 100 aan piste. In het dorp kom je een aantal musea tegen en als je wil winkelen moet je naar de corso Roma. De lokale kerk is niet zo mooi, maar valt wel op. Lijkt van een afstand op een potlood, wel lachen. Als we voorbij de finishplaats de bergen ingaan komen we na een tijd nog een heiligdom tegen, de Notre-Dame de Guérison. Een kerk gelegen langs een oude bergpas die nog door de Romeinen werd gebruikt blijkbaar. Overigens ligt hier natuurlijk ook de Mont Blanc tunnel. Voorbij de finishlocatie moet je nog even wat bochtjes nemen en langs Entrèves rijden, maar daarna zit je meteen in de tunnel. Dan kom je wel uit in Frankrijk en dat willen we niet, dus stoppen we op tijd.

31.jpg

Courmayeur heeft een keer eerder dienst gedaan als aankomstplaats. Dat was wel nogal lang geleden, in 1959. De Luxemburger Charly Gaul ging er toen met de overwinning vandoor. De rit naar Courmayeur was de laatste bergrit van die Giro. Voorafgaand aan de rit reed Jacques Anquetil nog in de leiderstrui, maar Gaul sloeg een dubbelslag. Hij won niet alleen de rit, hij pakte ook de leiding over. Een dag later reed men vanuit Courmayeur richting Milaan, de laatste rit van die Giro. De leidende positie van Gaul kwam niet meer in gevaar en zo won hij de Giro van 1959. Of de rit van vandaag net zo beslissend gaat zijn valt nog te bezien. Vanaf 13:10 gaan we dat kunnen aanschouwen. Dan begint de neutralisatie, vijf minuten later wordt er met de vlag gezwaaid. Uiteraard is Eurosport er meteen bij, we kunnen de hele rit dus live zien. Het vorige weekend kwamen we er nog bekaaid vanaf, nu worden we juist verwend. De aankomst wordt verwacht tussen 16:58 en 17:32. In Saint-Vincent schijnt het 's middags 18 graden te worden. Er is veel kans op neerslag, wat niet zo gunstig is. Er zitten een aantal lastige afdalingen tussen, dan houden we het liever droog. We hebben al kunnen lezen dat de Colle San Carlo in natte omstandigheden geen fijne afdaling is, niet voor Ivan Basso in ieder geval. In Courmayeur wordt het 's middags 13 graden, terwijl er ongeveer 60% kans op regen is. Ja, de kans dat we het droog gaan houden is niet zo groot. Ik steek vast een kaarsje aan voor Zakarin.

28954430_1630831520304999_785542623099262765_o.jpg

Ik ben vaak kritisch op parcoursbouwers. Meestal bakken ze er geen kloot van, maar soms gaat het wel goed. Als het goed gaat moeten we daar ook gewoon eerlijk in zijn. RCS, jullie hebben het goed voor elkaar. De rit in de Aosta-vallei is kort en explosief. Dat is tegenwoordig de mode, maar naar mijn bescheiden mening werkt het alleen als de rit voor de korte explosieve rit lang en zwaar is geweest. Dit recept voor succes heeft men nu toegepast. De vorige rit was bijna 200 kilometer lang, kende meerdere zware beklimmingen en op de slotklim zagen we iedereen als dode vogeltjes over de finish rijden. Iedereen zit kapot en dan worden de renners nu geconfronteerd met een korte rit met vijf beklimmingen. Ja, dat gaat spektakel opleveren. Veel renners zullen nu al snakken naar de tweede rustdag, dus zodra er iemand de knuppel in het hoenderhok gooit gaat meteen alles uit elkaar spatten. Alle ingrediënten zijn aanwezig voor een buitengewoon memorabele rit. Wat men bovendien goed heeft gedaan: de lastigste klim van de dag is de voorlaatste. Dat wil dus zeggen dat de renners niet kunnen wachten tot de slotklim. Er zal actie ondernomen moeten worden op de Colle San Carlo. We krijgen dus op 30 kilometer van het eind al actie, als het tegenzit. Als het meezit krijgen we 100 kilometer koers. Ik heb er zin in. Ik heb er enorm veel zin in. De hele middag met het broekje uit op de bank. Qua koersverloop verwacht ik overigens een snelle rit, met een scenario dat enigszins vergelijkbaar zou kunnen zijn met de vorige rit. Waarschijnlijk gaan op de eerste klim van de dag meteen een aantal grote namen mee proberen te schuiven. Het kan zo zijn dat we weer een aantal jongens uit de categorie Mollema en Zakarin vooraan gaan zien. Daarachter zal het niet snel stilvallen, daar zal geen ruimte voor zijn als er een paar sterke mannen vertrokken zijn. Op de Colle San Carlo gaat alles ontploffen, daar zal het ieder voor zich zijn. Dan volgt er een lastige en technische afdaling, waarna het ellendig vals plat omhoog gaat naar Courmayeur. Het moet een veldslag opleveren, waarbij de beste renners vanzelf boven komen drijven. Het gaat lastig zijn voor een mindere god om hier te winnen.
1. Carapaz. Het is lastig oordelen omdat we Carapaz amper in beeld hebben gezien, maar als ik zie hoe ver hij nog wist weg te rijden van Roglic en Nibali in de slotfase en hoe dicht hij nog bij Landa kwam lijkt Carapaz mij stiekem de beste klimmer in koers. Richie is in ieder geval onderweg om zijn Giro van vorig jaar te bevestigen, sterker nog, hij is tot nu toe beter onderweg. Movistar heeft de smaak van het aanvallen te pakken en aangezien ze tot nu toe ook de ruimte hebben gekregen om in de aanval te gaan denk ik niet dat ze daar snel mee gaan stoppen. Het duo Landa/Carapaz gaat ons nog veel plezier bezorgen, waarbij ik momenteel dus de inschatting maak dat Carapaz wat sterker is.
2. Roglic. Dit wordt wel de dag van de waarheid voor Roglic, eigenlijk. Tot nu toe heeft hij alles nog af kunnen doen als een tactisch steekspel. Vooral op Nibali letten en de rest wat ruimte geven. De tijd van spelen is nu alleen wel voorbij, er komen een aantal renners heel dicht bij hem in de buurt. Hij zal nu dus ondertussen een keer moeten laten zien dat hij wel bij de betere klimmers in koers hoort. Op basis van z'n tijdritten zou je zeggen dat hij de beste klimmer zou moeten zijn, tot nu toe is hij vooral heel terughoudend en verdedigend aan het rijden. Omdat hij niet beter kan of omdat hij vooral krachten probeert te sparen met het oog op de laatste week? Ik ga voorlopig nog uit van het tweede, ik sta volledig achter het droomplan van Jan en Addy. Na de rit in Aosta weten we meer.
3. Lopez. Kreeg met pech te maken tijdens de vorige rit, maar na de pech zat terugkomen er niet echt in. De benen lijken niet helemaal optimaal te zijn. Lopez is alleen niet iemand om snel bij de pakken neer te gaan zitten, hij gaat ongetwijfeld direct in de aanval. Astana heeft ook een geweldige ploeg om wat stiekeme plannetjes te smeden. Ik verwacht een aanval van ver, misschien wel van voor de San Carlo. Wordt leuk, maar de benen zijn ongetwijfeld niet goed genoeg om het tot aan de finish vol te houden.
4. Landa. Oh Mikel, wat zit je mooi op je fiets. En wat durf je ook veel, de aanval tijdens de vorige rit was indrukwekkend. Al viel het me uiteindelijk wel een beetje tegen dat hij niet heel veel dichter bij Zakarin in de buurt kwam. Hij viel nogal stil aan het eind, wat mij doet vermoeden dat de absolute topvorm er toch net niet is. Desondanks hoop ik dat hij dapper blijft aanvallen, Mikel is een van de renners die de koers echt weet te kleuren.
5. Majka. Nibali gaat ploffen, Zakarin gooit zichzelf in de natte afdaling in het skoekeloen en dan blijft Majka over. Was best sterk tijdens de vorige rit, al moest hij wel duidelijk zijn meerdere erkennen in Carapaz. Een plaats bij de eerste vijf lijkt voorlopig wel tot de mogelijkheden te behoren. Het wonderjaar van Bora houdt niet op.

1280px-Courmayeur_001.JPG
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:23
SPOILER: Tappa 15: Ivrea - Como, 232 km
Tappa 15: Ivrea - Como, 232 km

De korte rit in Valle d'Aosta zag er op papier fantastisch uit. Alle ingedriënten waren aanwezig voor een dag vol koers. We waren amper aan de eerste klim van de dag begonnen en we werden meteen op onze wenken bediend. Het ging direct los, meerdere toppers probeerden meteen weg te rijden. Onder meer Yates en Carapaz probeerden gelijk een gat te slaan. Alle knechten van Jumbo waren ook meteen weg, dus moest Roglic een aantal keer zelf reageren. Ook Nibali moest al een keer zelf in de achtervolging, terwijl het hele veld uit elkaar werd geslagen. Op de top zaten de favorieten weer bij elkaar, waarna Caruso en Bilbao in de afdaling in de aanval gingen. Beneden in de vallei werd er weer slag om slinger gedemarreerd, totdat er een groep van acht renners wegreed. Vooraan zagen we onder meer Ciccone, Amador, Sosa en twee mannen van Savio. Het viel eindelijk een keer stil in de groep der favorieten en uiteindelijk kon bijna iedereen weer aansluiten. Ondertussen konden we een opgave van Sam Oomen noteren, bijna heel Sunweb is nu uit koers verdwenen.

Op de tweede klim van de dag zagen we de jongens van Jumbo de boel controleerde. Er gebeurde vrij weinig op de klim, de rit kakte na de openingsfase toch wat in. Ook Katusha zette een mannetje op kop, om de boel te controleren voor Zakarin. Er gebeurde een tijdje vrij weinig, tot AG2R twee man in de aanval stuurde. Even later ging ook Ion Izagirre in de achtervolging, niet lang na hem volgde Damiano Caruso. Lang leek dit op een mislukte aanval, maar toen we ons op de derde klim van de dag bevonden hadden ze wel de aansluiting gemaakt met de kopgroep. In het peloton hield men de controle, de voorsprong bedroeg op dat moment een minuut of twee. Richting de zwaarste klim van de dag, de Colle San Carlo, wisten de mannen van Jumbo de voorsprong zelfs nog te verkleinen. De kopgroep begon met anderhalve minuut voorsprong aan die lastige beklimming. Vroeg op de Colle San Carlo zagen we roze trui Jan Polanc afhaken, hij zou zijn trui gaan verliezen. Op de klim zagen we dat Nibali zijn jongere broertje Antonio tempo liet maken op kop van het peloton. Niet veel later ging Vincenzo zelf in de aanval, met Roglic meteen op zijn wiel. Ook Landa, Carapaz en Lopez waren mee. Na deze inleidende beschietingen zakte het tempo weer wat, waardoor er weer wat renners konden aansluiten. Vanuit de kopgroep zakte Damiano Caruso terug, die op kop mocht gaan rijden voor Nibali. Aan de kop van de koers zagen we ondertussen dat Cattaneo en Ciccone de sterkste renners vooraan waren, zij reden met z'n tweeën weg. Sosa wist even later wel weer aan te sluiten, maar de voorsprong op de groep der favorieten begon aanzienlijk te slinken.

In de groep der favorieten zochten we naar Zakarin, maar we konden hem niet vinden. De Rus betaalde de tol voor zijn inspanningen van de vorige dag, hij haakte al snel af en zou uiteindelijk liefst zeven minuten verliezen. Ook Mollema had het zwaar, de schade aan het eind van de dag zou groot zijn. Vooraan zagen we Ciccone wegrijden, maar de groep der favorieten zat al bijna op het wiel. Lopez kwam met een schijndemarrage en even later gaf Nibali er nog een snok aan. Gaten van betekenis tussen de topfavorieten ontstonden er voorlopig nog niet, iedereen die moest lossen deed dat de afgelopen dagen ook al. Op 28 kilometer van het eind zagen we dat de laatste koploper werd ingerekend, het signaal voor Lopez om nog een keer te demarreren. Allemaal schermutselingen zonder veel gevolg, Caruso reed weer naar de kop van het groepje en hield een strak tempo aan. Vanuit de achtergrond keerde Simon Yates terug. De Brit moest vroeg lossen, maar wist op eigen tempo toch weer bijna terug te rijden naar de groep der favorieten. Vlak voor Yates kon aansluiten volgde er vooraan een nieuwe demarrage, ditmaal een serieuze. Richard Carapaz versnelde en sloeg meteen een groot gat. Niemand wilde of kon reageren. Men keek naar Roglic, maar hij deed niets. Daarom ging Nibali er zelf nog maar even achteraan, maar hij kwam niet dichterbij. Ook een poging van Lopez om Carapaz bij te halen slaagde niet. Met een voorspring van 30 seconden kwam Carapaz boven op de Colle San Carlo.

Daarna doken de renners de afdaling in, waar Nibali nog wat probeerde te forceren. Dit lukte niet, het groepje achtervolgers bleef bij elkaar. Even leek in deze afdaling Roglic het gat met Carapaz te dichten, maar uiteindelijk besloot hij dit nog niet te doen. Even konden ze hem bijna aanraken, maar Carapaz begon tegen het eind van de afdaling weer uit te lopen. Zodra de slotklim richting Courmayeur begon liep Carapaz helemaal uit. De achtervolging achter hem kwam totaal niet op gang, iedereen keek naar elkaar. Yates en Dombrowski wisten zelfs weer aan te sluiten bij het groepje van Roglic, Nibali, Landa, Lopez en Majka. Van een halve minuut naar 45 seconden naar een minuut, Carapaz bleef maar uitlopen. Niet lang nadat Yates weer aansloot ging hij er meteen maar weer vandoor, aangezien het tempo toch laag lag. Dombrowski ging opnieuw met hem mee. Vanuit de achtergrond kwamen ook nog Sivakov en Caruso aansluiten. Ook Sivakov ging direct door, terwijl Caruso weer op kop werd gezet. Door het werk van Caruso werden Yates en co weer ingerekend, maar de voorsprong van Carapaz groeide nog steeds. De Ecuadoriaan reed bijna genoeg voorsprong bij elkaar om ook meteen de roze trui over te nemen. Nadat Caruso zich leeg had gereden zagen we weer allerlei demarrages, maar niemand wist weg te rijden. Tussen de demarrages door viel het dan weer stil, waardoor de voorsprong van Carapaz wederom groter werd. Alleen Yates liet men rijden, op zijn demarrage werd niet gereageerd.

Na een lange solo van 28 kilometer pakte Richard Carapaz de zege in de straten van Courmayeur. Het werd zelfs een dubbelslag voor de Ecuadoriaan, want Roglic kwam pas een kleine twee minuten later binnen. Daardoor is Carapaz de nieuwe leider, met een voorsprong van zeven seconden op Primoz Roglic. De eerste Ecuadoriaan ooit in het roze, toch bijzonder. Voorlopig lijkt hij de beste klimmer in koers, dus hij kan ook zomaar de eerste Ecuadoriaanse winnaar van de Giro worden. Yates werd tweede in de rit, desondanks werd toch opnieuw duidelijk dat hij absoluut niet de vorm heeft van vorig jaar. Nibali won het sprintje van de rest en pakte zo nog een paar bonificatieseconden. Roglic hield zich afzijdig, hij speelt de afgelopen dagen een merkwaardig spel. Het zou allemaal de bedoeling kunnen zijn, maar als Carapaz zo blijft klimmen zit de rest toch opgezadeld met een dik probleem. Merkwaardig genoeg weten we eigenlijk nog steeds niet waar we aan toe zijn. Het werd toch niet echt een veldslag, het groepje Nibali was daarvoor nog te groot. De onderlinge verhoudingen tussen Roglic, Landa, Nibali, Majka en Lopez zijn nog steeds niet heel duidelijk. De enige zekerheid is dat Carapaz heel hard fietst, verder gaat het waarschijnlijk toch pas echt in de derde week duidelijk worden. Al kan er in de laatste rit van de tweede week ook nog een hoop gebeuren. We gaan op weg naar Como en krijgen een variant op de Ronde van Lombardije voorgeschoteld. In de finale van de rit komen we enkele beklimmingen tegen uit deze koers, al is zeker niet alles hetzelfde. De Ronde van Lombardije is doorgaans geen koers waar we met een grote groep naar de meet rijden, zeker aan het eind van de tweede week kan deze rit nog voor de nodige schade zorgen. De lengte speelt daarbij ook een rol, voor de zoveelste keer deze Giro krijgen we een rit van meer dan 200 kilometer voorgeschoteld. Kan leuk worden.

G19_T15_Como_plan_zoom.jpg
G19_T15_Como_alt_jpeg.jpg

Na een mooie dag in Valle d'Aosta zijn we nu weer terug in Piëmonte. We bevinden ons in Ivrea, een stad in de provincie Turijn. Er wonen 23.600 mensen in deze stad die sinds 2018 terug te vinden is op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Dit hebben ze te danken aan de Romeinse overblijfselen in de stad, zoals het amfitheater. Daarnaast hebben ze in Ivrea ook nog een kasteel uit de 14e eeuw, Castello Sabaudo d'Ivrea. Dit kasteel zou het symbool van de stad moeten zijn. In het historische centrum van het stadje komen we nog een leuk pleintje tegen met aan dit pleintje onder meer het lokale stadhuis. Er is ook een kathedraal, die van Santa Maria Assunta. Een kerk met een indrukwekkende façade, heeft van de buitenkant weer wat weg van een tempel. De binnenkant mag er ook zijn, van een beetje kitsch zijn ze hier niet vies. In Ivrea zijn ze nogal druk bezig met tradities. Een van die tradities is een jaarlijks terugkerend fenomeen tijdens carnaval. "La battaglia delle arance", het gevecht van de sinaasappels. Tijdens carnaval gaan ze hier met z'n allen door de straten terwijl ze sinaasappels naar elkaars kop smijten. Best gaaf, maar je houdt er uiteindelijk toch wel behoorlijk wat troep aan over. Schuilen voor de sinaasappelregen zou je kunnen doen in het lokale theater, Teatro Giacoso. Ivrea zou verder bekend moeten zijn vanwege het megaconcern Olivetti. Dit is een fabriek van computers, printers en andere kantoormachines. Olivetti is een beetje wat Philips voor Eindhoven was. Met name Adriano Olivetti, de zoon van de oprichter, schakelde tussen 1930 en 1960 de bekendste Italiaanse moderne architecten in om de stad naar zijn wens te transformeren. Fabrieksgebouwen werden neergezet, maar ook maatschappelijke initiatieven zoals een kinderdagverblijf en huizen voor de arbeiders. Het bedrijf Olivetti zorgde voor veel werkgelegenheid in de streek, veel mensen werden naar Ivrea gehaald. Toen het wat minder ging met het bedrijf ging het ook gelijk minder in de stad. Er is een museum in Ivrea, Archivio Storico Olivetti. Hier kom je zo ongeveer alle creaties van Olivetti wel tegen, waaronder de eerste reken- en typemachines. We zijn nu dus in Ivrea om te vieren dat de stad vorig jaar op de werelderfgoedlijst is geplaatst, maar ook voor dat heuglijke feit kwam de Giro hier al eens langs. Een aantal keer reden we zonder op of om te kijken door deze stad, maar in 2013 kwam er een rit aan. Dit was de rit waar we Robert Gesink in de aanval zagen gaan en waar we hem terwijl hij in het kleine kopgroepje reed zijn ketting zagen verliezen waardoor hij wéér niet zou winnen. De overwinning ging naar Beñat Intxausti, die in de straten van Ivrea zijn medevluchters Kangert en Niemiec wist te kloppen. Een emotionele overwinning voor Intxausti, twee jaar na het nog steeds merkwaardige overlijden van Xavi Tondo. Intxausti, die bij dat ongeluk aanwezig was, kampt de laatste jaren met de nodige blessures. Dit jaar zou hij fit moeten zijn, maar in dienst van het procontinentale Euskadi-Murias is hij tegenwoordig blij als hij überhaupt de finish haalt. Een overwinningsgebaar richting de hemel maken zit er niet meer in.

castelloIvrea_0.jpg
et16_012-big.jpg

In Valle d'Aosta reden we met enige regelmaat langs de Dora Baltea. Ook door Ivrea stroomt deze rivier. Tijdens de neutralisatie rijden we langs de rivier, over een straat die voorzien is van steentjes. We rijden langs de oude brug van Ivrea en daarna rijden we nog even de binnenstad in, waar we ook nog langs het kasteel mogen fietsen. Dan gaan we op weg naar het westen, waarna buiten de stad de rit echt begint. In de eerste acht kilometer van deze laatste etappe van de tweede week gaat het acht kilometer grotondeels rechtdoor over een brede weg die ook nog eens vlak is. Een eenvoudig begin, met alleen wat rotondes onderweg. Dit blijft zo tot we Piverone benaderen, hier slaan we linksaf en dan begint er een korte klim van vier kilometer aan 5,5%. Er wordt geklommen richting Zimone, een behoorlijk lelijk dorpje. Het klimmetje is voorzien van een brede weg en zal vooral gebruikt worden om de vlucht van de dag tot stand te laten komen. Eenmaal boven in Zimone gaat het ook weer een aantal kilometer naar beneden, over een brede weg die wel een aantal bochten kent. Al vrij snel komen we beneden uit in Cerrione, waarna het een aantal kilometer rechtdoor gaat richting Salussola over een rechte en vlakke weg. Pas in Salussola, na 20 kilometer koers, krijgen we weer met een aantal bochtjes te maken en ook gaat het hier kort even omhoog. Na de passage door dit plaatsje rijden we weer een aantal kilometer verder over rechte wegen, dwars door het Piëmontese platteland. Vooral veel akkers en grasland hier, weinig spectaculairs te beleven. Een keer in de zoveel kilometer een keer een bocht, verder recht en vlak. Het zijn wel behoorlijk alternatieve wegen die we nu volgen, het is niet al te breed. Een aantal kilomter verderop begeven we ons weer op de hoofdwegen. Het wordt weer breder, maar het blijft recht en vlak. Zo rijden we na 36 kilometer door Buronzo en dan hebben we op dat korte klimmetje na nog niets meegemaakt. Gaat na Buronzo ook weinig verandering in komen, we rijden over dezelfde weg nog eens 11 kilometer verder. Na 47 kilometer komen we dan uit in Arborio, een dorpje aan de rivier Sesia. Hier zijn ze blijkbaar gespecialiseerd in het produceren van risottorijst, blijkbaar is de Arboriorijst zelfs de meest gebruikte rijstsoort. Het is maar goed dat ze hier nog kunnen teren op hun rijst, verder valt er hier helemaal niets te beleven.

Arborio_Rice_%283769693295%29.jpg

Na een bocht naar links in Arborio rijden de renners rechtdoor naar het noorden, langs de rijstvelden. Het gaat rechtdoor tot aan Ghislarengo, waar een bocht naar rechts volgt. We steken de Sesia over en rijden daarna naar Carpignano over een rechte en brede weg die alleen af en toe wordt onderbroken door een rotonde. Na Carpignano gaat het drie kilometer rechtdoor tot aan Fara Novarese. Na een doortocht in het centrum van dit plaatsje gaan we beginnen aan een paar hele korte klimmetjes. Twee keer een halve kilometer aan een procent of zes, zoiets. Stelt niet veel voor, maar het is ondertussen alweer best lang vlak geweest dus dan is alles welkom. We rijde kort over een kleine heuvelrug, waar de wegen wat bochtiger zijn en er zowaar bomen langs de kant van de weg te vinden zijn. Het is een kort intermezzo, al snel komen we weer op de rechte wegen dwars door het platteland terecht. We rijden door een aantal dorpjes en komen daar zo nu en dan een rotonde of een bocht tegen. Tussen de dorpen door gaat het vooral rechtdoor. Na 74 kilometer komen we uit in Oleggio, buiten dit plaatsje gaat het over een wat bochtigere weg verder naar Tornavento. Vlak voor we Tornavento bereiken rijden we over een opvallende brug, de brug van Oleggio. Deze brug beschikt over een stalen trellisstructuur, ofzo. Nouja, zoiets.

2c424dbc-410b-11e9-9ac0-eb1efa78389a_3NOE3DF86848-kX5E-U11202481028051w0H-1024x576%40LaStampa.it.jpg

We rijden over de rivier Ticino en komen dan in Tornavento uit. Na dit plaatsje gaan we verder fietsen richting de eerste tussensprint van de dag. We hebben inmiddels Piëmonte verlaten en bevinden ons nu in Lombardije. Voorbij Tornavento gaat het een kilometer of tien vooral rechtdoor, terwijl de weg af en toe onderbroken wordt door een rotonde. Het is hier ook grotendeels vlak, al noteren we af en toe een paar stukjes vals plat. We bevinden ons nu ook niet echt meer op het platteland, maar meer in een stedelijk gebied. Het gebied rond Busto Arsizio is behoorlijk volgebouwd. We rijden een tijd door deze stad en de buitenwijken van de stad. Na wat bochten en rotondes is het vervolgens na 93 kilometer tijd voor de tussensprint. Als de tussensprint geweest is fietsen we nog een stuk langer rechtdoor, dwars door de agglomeratie. Van Busto Arsizio fietsen de renners naar Castellanza en Legnano, over brede, vlakke en saaie wegen. Pas een kilometer of 10 na de tussensprint maken we weer wat mee. Voorbij Rescaldina slaan we linksaf, nog wat bochten verderop komen we weer op een wat smallere alternatieve weg terecht. Deze weg loopt een aantal kilometer vooral rechtdoor, terwijl we richting Gerenzano fietsen. Hier volgt een bocht naar links, even verderop eentje naar rechts en dan komen we op de Via Como terecht, een weg die een kilometer of vier rechtdoor vals plat omhoog loopt. Aan het eind van deze weg slaan we bij een rotonde rechtsaf, waarna het in licht dalende lijn verder gaat naar Bregnano. In dit plaatsje krijgen we weer met wat bochten te maken en hier loopt de weg ook weer een paar kilometer licht omhoog. Veel stelt dat allemaal niet voor, het echte werk laat nog even op zich wachten. Via Bregnano fietsen we rechtdoor naar Cermenate en Asnago di Cermenate. Buiten dit laatste plaatsje krijgen we plotseling ineens met een paar haarspeldbochten te maken, terwijl het niet eens omhoog of omlaag gaat. Merkwaardig, maar afijn. We bevinden ons nu in ieder geval dicht in de buurt van de tweede tussensprint van de dag. Via een brede en licht golvende weg komen we na 127 kilometer uit in Cantù. In de oplopende straten van deze stad wordt er voor de tweede keer vandaag gesprint voor de punten en wat tijdwinst. Cantù is de stad van Davide Ballerini, de renner van Astana die dit jaar zijn doorbraak beleefde in de Vlaamse klassiekers.

Piazza_garibaldi_cant%C3%B9.jpg

Nadat de weg toch wel een paar kilometer omhoog liep in en rond Cantù wordt het zodra we de stad verlaten weer vlak. Vlakker, in ieder geval. Het loopt nog wel af en toe een beetje vals plat omhoog, maar eigenlijk maken we weinig mee als we richting Alzate Brianza fietsen. Buiten Alzate komen we een aantal bochten tegen. De eerste bocht loopt nog omhoog, maar richting de tweede bocht gaan we weer naar beneden. We rijden nu door een lastig te omschrijven stukje Italië. Laten we voor het gemak maar doen alsof het hier vooral vlak is. Dan zou ik bijvoorbeeld kunnen beweren dat het nu een kilometer of drie rechtdoor gaat, tot in Buccinigo. Beweer ik daarna dat hier een rotonde ligt en dat we vervolgens nog een kilometer of kilometer of vijf rechtdoor rijden over een behoorlijk vlakke weg richting Fucina. Hier slaan we dan weer rechtsaf, waarna het eigenlijk weer een aantal kilometer vooral rechtdoor verder gaat naar Canzo. Deze weg loopt een beetje vals plat omhoog en vooral na een paar bochten in Canzo krijgen we met een klimmetje van een kilometer of drie aan een procent of drie te maken richting Asso. In Asso bereiken we het hoogste punt, daarna is het een kilometer of drie vlak. Vervolgens dalen we af naar Onno, een plaatsje aan het meer van Como. Ja, we bereiken het meer van Como al vrij snel. Al zijn we nog lang niet bij de finish. Voor we Onno bereiken pakken we nog een paar haarspeldbochten mee, het afdalinkje richting het meer kent dus nog wat pittige elementen. Eenmaal beneden in Otto rijden we nog een aantal kilometer langs het meer, tot aan de voet van de Madonna del Ghisallo. Het is een aantal kilometer zo goed als vlak, tot we bijna Bellagio binnenrijden. Hier begint de weg omhoog te lopen en na een bocht na rechts begint de klim echt, de eerste echte klim van de dag.

bellagio-comomeer.jpg

We rijden een tijdje langs het meer, maar zodra we het binnenland weer gaan verkennen loopt de weg ook meteen weer heel steil omhoog. De klim naar Madonna del Ghisallo is gemiddeld gezien niet zwaar, maar het is toch best wel een kutklim. Het gaat bijvoorbeeld gewoon 3,5 kilometer aan 9% omhoog. Met in dit eerste stuk van de klim zelfs een strook aan 14%, dat is toch best wel aan de heftige kant. Dat het maar een klim is van de tweede categorie van 8,6 kilometer aan 5,6% gemiddeld ligt vooral aan het stuk dat na het eerste steile gedeelte volgt. Het is namelijk een kilometer of drie zo goed als vlak, met zelfs een stukje in dalende lijn tussendoor. Daarna gaat het in de laatste twee kilometer van de klim gewoon weer aan 9% omhoog, dus komen we toch op een behoorlijk gemiddelde uit. Na 174 kilometer, op een kilometer of 60 van de finish, komen we dan boven op Madonna del Ghisallo. Een heilige klim voor wielrenners. Het is een bedevaartsoord geworden voor wielrenners door de jaren heen, dat heeft te maken met een sterk verhaal uit het verleden. Volgens de legende werd in de Middeleeuwen graaf Ghisallo aangevallen door struikrovers, tot hij een verschijning van Maria zag op een altaar. Hij rende erheen en werd gered van de rovers. Madonna del Ghisallo is sindsdien de patroonheilige van reizigers geworden. En wielrenners zijn ook reizigers, uiteindelijk. In 1949 werd Madonna del Ghisallo, op voorstel van de priester Ermelindo Viganò, door Paus Pius XII uitgeroepen tot beschermheilige van wielrenners. Sindsdien wordt het kerkje bezocht door wielertoeristen. In het kerkje brandt een eeuwige vlam voor gestorven renners. Voor de deur van de kerk staat een standbeeld van Fausto Coppi dat in 1960 werd onthuld, alsmede een standbeeld van Gino Bartali, twee kampioenen van weleer. Op 31 mei 2006 werd de laatste - door paus Benedictus XVI gezegende - steen gelegd voor een wielermuseum, dat naast de kapel werd gebouwd. Ja, Wikipedia bewijst mij hier weer een grote dienst. Madonna del Ghisallo is verder vooral een klim die we kennen van de Giro voor vrouwen, in die koers komen ze hier nog wel eens. Marianne Vos is hier al een paar keer als eerste boven geraakt. Het is natuurlijk ook een klim uit de finale van de Ronde van Lombardije, daarom voelt het niet echt als de moeite waard om dit allemaal te omschrijven. Ik mag toch aannemen dat iedereen naar de koers van de vallende bladeren kijkt, je bent nogal een nepper als dat niet het geval is.

G19_T15_S01_Ghisallo_jpeg.jpg
dsc_1060.jpg

Op de top van de Madonna del Ghisallo maken we misschien wel mee dat de klokken worden geluid, dat is in ieder geval zo tijdens de Ronde van Lombardije. De afdaling van de Madonna del Ghisallo is niet zo ingewikkeld. De klim is nog best bochtig, maar de afdaling kent vooral rechte wegen die bovendien vrij breed zijn. Eigenlijk is het gewoon een ordinaire flopafdaling, we maken hier helemaal niets mee. Sterker nog, al vrij snel is de afdaling afgelopen en dan gaat het meteen weer omhoog. In de buurt van Canova slaan we rechtsaf en dan beginnen we aan de Colma di Sormano. Het is belangrijk om te vermelden dat we nu wel gaan afwijken van de route van de Ronde van Lombardije. De laatste jaren pakken we tijdens deze koers de Muro di Sormano mee, een enorm heftige muur van twee kilometer aan 80000000% procent ofzo. Echt mokersteil. Nou, dat steile gedeelte slaan we nu gewoon braaf over. Het blijft iets menselijker, de versie van de Ronde van Lombardije die men ons nu voor wil schotelen. We krijgen namelijk slechts te maken met een klim van 9,6 kilometer aan 6,6%. Dat klinkt al wat beter. Het is wel een bochtige klim, die Colma di Sormano. Al zou dat geen verrassing mogen zijn, een deel van deze klim komt ook voor in de Ronde van Lombardije. Je hebt de mogelijkheid om ergens tijdens deze klim af te slaan waarna het aan 95% omhoog loopt, maar dat doen we nu dus niet. Daarom blijft het vrij geleidelijk omhoog lopen. Eerst vier kilometer aan 6,5%, dat is wel te doen. Daarna een vrij zwaar middenstuk, twee kilometer aan 8%. Vervolgens gaat het richting de top nog drie kilometer aan 6% omhoog, dat valt niet tegen. Na 190 kilometer, op iets meer dan 40 kilometer van het eind, komen de renners dan boven op deze Colma di Sormano. Bochtige klim, brede weg, paar dorpjes tussendoor. Zonder zware muur. Was leuker geweest met muur, maarja.

G19_T15_S02_Sormano_jpeg.jpg
sormano-featured_1.jpg

De afdaling van de Colma di Sormano is helemaal niet leuk. Echt, helemaal niet leuk. Vooral Jan Bakelants gaat hier niet graag naar beneden fietsen. Hij kent deze weg nog van de Ronde van Lombardije van een aantal jaar geleden. Ergens tijdens deze afdaling schatte hij een bocht verkeerd in. Het leverde een iconische foto op. De fiets van Jan, ergens in een boom. Leuk, maar de gevolgen waren niet zo fraai. Jan lag namelijk een paar meter lager, met wat gebroken botten. Ook Laurens de Plus was betrokken bij deze val, net als Simone Petilli. Allemaal lagen ze er lang uit, zo zwaar waren de blessures. Het zal een afdaling worden waar niemand zin in heeft. Het boezemt angst in, niet zonder reden. De weg is smal, het gaat steil naar beneden en we komen enkele lastige bochten tegen. Eigenlijk vreemd dat deze afdaling in deze rit zit, het is objectief vast te stellen dat dit een levensgevaarlijke afdaling is. De renners die niet of nauwelijks de Ronde van Lombardije hebben gereden de afgelopen jaren zijn duidelijk in het nadeel, parcourskennis is een pré. De afdaling is vooral in het begin lastig, daarna volgt er wel een wat makkelijker tussenstuk. Het eind is ook verdomd ingewikkeld, het laatste stuk terug naar het meer van Como kent talloze haarspeldbochten en andere ongein. Ik zou hier zelf voor geen goud naar beneden gaan, maar oké. Na deze krankzinnige afdaling komen we beneden uit in Nesso. Vervolgens gaan we nog een aantal kilometer langs het meer rijden, over een weg die naar Como leidt. We zouden al best snel kunnen finishen, maar dat doen we niet. We rijden een kilometer of 15 langs het meer, over een weg die behoorlijk glooiend is. We komen tussendoor de nodige korte klimmetjes tegen, zelfs een paar steile bulten. Eenvoudig is het niet, maar we bereiken desondanks na 218 kilometer voor de eerste keer Como.

como-comomeer-e1471637345492.jpg

In Como pakken we een paar bochten mee, maar daarna rijden we rechtdoor richting een klim die de laatste jaren ook deel uitmaakt van de Ronde van Lombardije. Ik had nog zo met mezelf afgesproken om het qua voorbeschouwingen bij de grote rondes te houden, maar nu zit ik alsnog gewoon de Ronde van Lombardije te bespreken. Best hinderlijk, eigenlijk. Ik zou ook gewoon kunnen zeggen: fuck jullie, slinger de PLAYER aan en kijk de beelden van de finale van de Ronde van Lombardije van vorig jaar, of het jaar daarvoor, terug. Was een stuk makkelijker geweest, maarja. Ik moet denk ik toch maar vertellen dat er na een bocht naar links in Como een begin wordt gemaakt aan de klim naar Civiglio. De klim naar Civiglio is zwaar, zo kunnen we dat het beste samenvatten. Het gaat vier kilometer omhoog aan 10%, heeft iemand meer informatie nodig? Het is een bochtige klim, met nogal wat haarspeldbochten. Het wordt steeds zwaarder, met in de buurt van de top een kilometer aan 10,5% met een zwaarste strook aan 14%. Het is de laatste jaren wel de scherprechter in Lombardije en het is niet heel lastig om te begrijpen waarom. Dit doet gewoon pijn aan de poten, en niet te zuinig ook. Na 223 kilometer, op negen kilometer van het einde, komen we boven op deze klim.

G19_T15_S03_Civiglio_jpeg.jpg
CQeGND_WIAACja9.jpg:large
Een foto van de legendarische Wielerman, wiens stem wij al een aantal jaar missen tijdens de Giro.

De afdaling is moeilijk. Al weten echte kenners dit natuurlijk al. Zelfs de goden van Eurosport hebben hier volgens mij al een keer een filmpje over gemaakt. Hoe rijdt Vincenzo Nibali weg in een afdaling? Nou, blijkbaar door de perfecte lijnen te rijden. En door als een mongool naar beneden te duiken. Dat kan hier wel, want hoewel de afdaling niet al te bochtig begint komen we na verloop van tijd wel nogal wat lastige haarspeldbochten tegen. Het is simpelweg een lastige afdaling, dat lijkt me de makkelijkste conclusie. We zitten hier ook weer op het terrein van de Ronde van Lombardije, maar er volgt toch nog een afwijking. De laatste jaren pakken we meestal nog een klimmetje naar San Fermo della Battaglia mee, maar dat kan nu niet omdat er ergens langs die weg instortingsgevaar schijnt te zijn. Of nouja, iets in die geest. Het komt in ieder geval niet zo goed uit, en daarom rijden we nu rechtdoor naar Como. Al is rechtdoor niet echt de juiste term, we komen nog bochten genoeg tegen. Op vijf kilometer van het eind nog een paar haarspeldbochten bijvoorbeeld, het gaat hier ook nog daadwerkelijk steil naar beneden. Na deze bochten blijft het naar beneden gaan, maar dan wel zonder al te lastige fratsen. Pas rond drie kilometer van het eind komen we weer echte bochten tegen, het gaat eerst naar links en daarna weer naar rechts. Na deze bochten zijn we praktisch beneden. In de resterende kilometers naar de finish is het vlak. Tussen kilometer drie en kilometer twee van het eind gaat het vooral rechtdoor, maar tussen kilometer twee en één van het eind komen we wel weer wat bochten tegen. In de laatste kilometer lijkt het aardig rechtdoor te gaan, tot op een meter of 250 van het eind. Een scherpe bocht naar rechts ligt er dan nog in het verschiet, waarna het rechtdoor gaat tot aan de finish. Na 230 kilometer zijn we dan klaar met de tweede week van deze Giro.

G19_T15_Como_ukm_jpeg.jpg
G19_T15_Como_ARR_zoom.jpg

Finishen doen we in Como, een plaats die we dus kennen van de Ronde van Lombardije. Een klassieker, een monument zelfs. Vorig jaar werd de wedstrijd nog gewonnen door Thibaut Pinot, die nu niet aanwezig is. In het verleden zagen we hier Vincenzo Nibali straffe stoten uithalen, zo wist hij te winnen in 2017 en 2015. Het is een wedstrijd voor hem, met de steile klimmetjes en de lastige afdalingen. Ook zagen we in Lombardije ooit Oliver Zaugg winnen, ik weet nog steeds niet hoe. Enfin, niet alleen de koers van de vallende bladeren komt hier ieder jaar langs, ook de Giro wil nog wel eens passeren. Al is het lang geleden dat men nog eens hier was, daarvoor moeten we terug naar 1987. Toen won Paolo Rosola in Como, goed om te weten. Ook in 1957 was de koers in deze stad aan het meer, twee ritten lang zelfs. De eerste rit in Como werd gewonnen door Alessandro Fantini, de tweede door Rik Van Steenbergen. In een nog verder verleden zagen we ook nog Fausto Coppi een tijdrit van een kilometer of 60 winnen, in en rond Como. Het is overigens best een grote stad, met 84.000 inwoners. Het is een stad waar vooral veel voetballers vandaan komen, in het verleden bijvoorbeeld Gianluca Zambrotta en tegenwoordig Patrick Cutrone. In een heel erg ver verleden kwamen ook Plinius de Oudere en Plinius de Jongere hier vandaan. Voor de hoogtepunten van de stad zelf moet je naar de Piazza Volta, om maar wat te noemen. Dit plein bevat een standbeeld van Alessandro Volta, de ontdekker van de batterij. Ook volt is naar hem vernoemd. Die gek kwam uit Como, hoe vet is dat? Ook het Palazzo Broletto in het oude centrum is de moeite waard. De lokale duomo is ook goed en dan heb je natuurlijk ook nog het meer. Langs het meer komen we een promenade tegen, waar je de nodige villa's aantreft. De Villa Carlotta, Saportii, Gallia, Olmo, het schijnt allemaal de moeite waard te zijn. Ook is er een kabelspoorweg, dat schijnt ook wel vet te zijn. Como is wel prima dus, al lijkt het mij allemaal wat te toeristisch. Je kan ook met de boot naar een eilandje in het midden van het meer, nee, dan haak ik af hoor. Of een zijdemuseum, pff. Lijkt me niet veel.

citta-di-como.jpg

In Como wordt het 's middags 22 graden. Er is kans op regen, maar die kans valt mee. Eerst leek het erop alsof het 100% zeker zou gaan regenen, maar nu is het nog maar een procent of 20%. Dan weet je dus eigenlijk op voorhand al zeker dat het droog blijft. Aangezien er enkele lastige afdalingen zijn in de slotfase is dat maar beter ook. In startplaats Ivrea is het ongeveer hetzelfde verhaal, we gaan dus waarschijnlijk weer een droge rit meemaken. Daar is niks mis mee. De droge rit gaat om 11:15 van start, want het is een lange rit. Eurosport is er pas twee uur later bij, om 13:15. Tegen die tijd hebben we al een kilometer of 70 afgewerkt. Wel 70 vlakke kilometers, dus op het ontstaan van de vlucht na hebben we niks gemist. De finish wordt verwacht tussen 16:55 en 17:33. Aan de Madonna del Ghisallo beginnen we tussen 15:06 en 15:28, ergens rond die tijd lijkt het me een uitermate geschikt moment om in te schakelen.

piazza-volta-como-1024x577.jpg

Dit lijkt me eigenlijk best wel een rit voor de vluchters. Het is de laatste rit voor de rustdag, maar het profiel is niet echt geschikt voor een zware strijd tussen de klassementsmannen. Wie gaat er namelijk het eerste vlakke deel controleren? Waarschijnlijk rijdt er daar een grote groep weg, die zo'n grote voorsprong krijgt dat ze voor de zege mogen gaan. Tussen de klassementsrenners zien we vast nog wel actie, maar dan wel pas in de absolute slotfase. Voor die tijd rijdt er ongetwijfeld een goede groep weg op het allereerste klimmetje van de dag. Als die groep geen gevaarlijke mannen bevat lopen ze vast snel uit naar een minuut of 10 voorsprong. Dan mogen ze gaan vechten om de ritzege in Como, terwijl de klassementsrenners toch vooral wachten op week drie. Al valt de Gavia ondertussen weg, ik weet niet of dat voor bijvoorbeeld Roglic de zaken nog gaat veranderen. Voor hem was de rit met de Gavia en de Mortirolo nogal belangrijk, maar nu is er ineens geen Gavia meer. Enfin, dat lijkt me een zorg voor later, dit zal vooral een rit zijn om met name geen tijd te verliezen. Tijd winnen is niet aan de orde. Dus, laten we maar weer eens vijf namen uit de dikke duim zuigen.
1. Izagirre. Dit probeerde ik een aantal dagen geleden en toen werkte het niet echt. Maar dat maakt me niet uit, ik probeer het gewoon nog een keer. Lopez is toch kansloos, dus dan mag de rest van Astana gewoon in de aanval gaan. Als Izagirre eenmaal in de vlucht zit is het een gevaarlijke klant. Zijn Giro is tot nu toe niet briljant, al heeft dat ook te maken met het feit dat hij niet echt met zichzelf bezig is. Het wordt tijd om daar verandering in te brengen, van Lopez gaat het in ieder geval niet meer komen dus dan moet de rest er nog wat van zien te maken. Bilbao is het al gelukt, dan mag Izagirre niet achterblijven.
2. Gebreigzabhier. Ge-brah-zah-bier. Ofzo. Ik heb geen zin om lang na te denken, dus kom ik vrij snel bij mijn persoonlijke favorieten uit. Het jaar van Amanuel is tot nu toe vrij waardeloos. Paar blessures, paar keer ziek. Moest toch de Giro rijden, omdat ze bij Dimension Data niemand anders hadden. Hij was er niet echt klaar voor, maar hij komt er langzaam doorheen. Tijdens de vorige rit werd hij 31e, in de groep van roze trui Polanc. Daarmee was hij de beste van zijn ploeg. In het begin van de rit probeerde hij ook een keer mee te schuiven met een aanval. Het teken dat er een stijgende lijn is ingezet. Ik hoop hem of tijdens deze rit of in de derde week nog eens in de aanval te zien, meer wensdenken dan wat anders. Desalniettemin, Eritrea boven.
3. Ulissi. Al zijn ploeggenoten maken geen kans meer op het roze, dus nu is het weer tijd voor Ulissi. Eerst moest hij aan de bak voor Conti, daarna voor Polanc. Beide heren staan inmiddels ver in het klassement, Ulissi hoeft niet meer te werken. Kan in de aanval gaan en dan is dit een perfecte rit.
4. Dunbar. Ja, geen idee, kereltjes van Sky gaan vaak in de aanval. Ze hebben niet echt een klassement om voor te rijden, dus dan mag dat. Dunbar was sterk in de rit naar Pinerolo, hij zal ongetwijfeld nog een keer een nieuwe poging willen wagen. Sosa en Sivakov hebben de afgelopen rit nogal hun best gedaan, dus dan is het na het wegvallen van Geoghegan Hart weer de beurt aan de Ier.
5. De Gendt. Ja, nouja, gewoon.

Como_Duomo_Beata-Vergine-Assunta-1024x538.jpg
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:24
SPOILER: Tappa 16: Lovere - Ponte di Legno, 194 km
Tappa 16: Lovere - Ponte di Legno, 194 km

Het is bijna weer voorbij, die mooie Giro. We hebben alweer twee weken koers achter de rug, nog maar één weekje te gaan. De tweede week begon met twee gigantische flopritten. Rit 10, een vlakke rit van 147 kilometer door de Povlakte. Arnaud Demare won, tot iedereens grote verdriet. Die rit werd ook nog eens ontsierd door een grote valpartij in de finale, waar onder meer Pascal Ackermann bij betrokken was. Een dag later kregen we nog een vlakke rit door de Povlakte voorgeschoteld, ditmaal won Caleb Ewan tot iedereens grote verdriet. Ewan ging daarna meteen naar huis, samen met de zegeloze Elia Viviani. Jakub Mareczko stapte de volgende dag nog wel op de fiets, maar in de rit van Cuneo naar Pinerolo werd hij buiten tijd gereden. Tijdens deze rit kwamen we voor het eerst een fatsoenlijke berg tegen, maar dat kon de klassementsrenners niet verleiden tot een mooi duel. Het werd een rit voor de vluchters, met een verrassende ontknoping. Op een lastig kasseienklimmetje in Pinerolo zagen we Eros Capecchi en Gianluca Brambilla op kop rijden, met in hun zog Eddie Dunbar. De drie reden na dit klimmetje richting de finish, maar echt hard gingen ze niet. Daardoor konden Cesare Benedetti en Damiano Caruso in extremis aansluiten. Benedetti won vervolgens het sprintje, een zeldzame zege voor de Italiaan die normaal vooral vaak in dienst van anderen rijdt. In het peloton zagen we dat Landa en Lopez in de aanval gingen, ze pakten wat tijd terug. Gezien hun achterstand in het klassement had dat verder weinig betekenis. De volgende rit had wat meer betekenis. Rit 13 was de eerste rit met een aankomst bergop. Tijdens deze rit zagen we een dappere aanvalspoging van Ilnur Zakarin en Bauke Mollema. Zij schoven mee met een grote groep van een man of 28, waarvan er uiteindelijk een paar overbleven aan de voet van de slotklim. Met een voorgift van een minuut of twee mochten ze aan deze klim beginnen. Het bleek voor Zakarin genoeg te zijn, hij reed nadat Trek lang op kop reed voor Mollema iedereen uit het wiel en won uiteindelijk met meer dan een minuut voorsprong op de vanuit de achtergrond weggesprongen Mikel Landa. Landa ging vroeg op de slotklim in de aanval en niemand volgde hem. Roglic en Nibali keken vooral heel erg naar elkaar, oog voor de rest hadden ze niet. Ook Carapaz wist daarvan te profiteren, hij demarreerde in de slotfase en reed meer dan een minuut weg bij Roglic en Nibali.

Dat was alvast een teken aan de wand. De volgende rit zou ons door Valle d'Aosta voeren. Een korte rit van 131 kilometer met een stuk of vijf beklimmingen onderweg. Op de voorlaatste klim van de dag, de zware Colle San Carlo, ging Carapaz opnieuw in de aanval. Weer volgden Roglic en Nibali niet. Andere renners wilden misschien wel volgen, maar konden niet. Carapaz reed snel een voorsprong van een halve minuut bij elkaar, maar in de afdaling van de Colle San Carlo leek alles weer bij elkaar te komen. Er werd even goed samengewerkt in de achtervolgende groep, maar dat stokte vrij snel. Iedereen keek naar Roglic en Roglic keek terug. Daardoor liep Carapaz snel uit. Hij won uiteindelijk de rit met bijna twee minuten voorsprong op Roglic en Nibali. Dat was genoeg om de roze trui over te nemen. Een eerste roze trui voor Ecuador. Zeven seconden voorsprong op Roglic. Achter hem werd Yates tweede. Yates reed een opmerkelijke koers. Hij bleek niet zo goed te zijn, want hij moest lossen. Door het lage tempo van de rest kon hij alleen terugkeren en daarna zelfs nog demarreren. Er werd vrij defensief gekoerst door een aantal renners, waar de aanvallend ingestelde coureurs dan weer optimaal van wisten te profiteren. Toch was er nog niets aan de hand voor Roglic, zo leek het. Tijdens de laatste rit van de tweede week zou dat allemaal veranderen.

Op zondag kregen we een rit naar Como voorgeschoteld, een variant op de Ronde van Lombardije. Het was lange tijd geen al te beste rit. Vroeg op de dag reden Dario Cataldo en Mattia Cattaneo met z'n tweeën weg. Enkele renners probeerden nog wel in de achtervolging te gaan, maar ze kwamen er niet meer bij. Een duo ging dus op weg naar Como en hun voorsprong groeide snel. Op een bepaald moment hadden ze zelfs 16 minuten voorsprong. Dat was het signaal voor Mitchelton-Scott om toch te gaan rijden. De ploeg van Yates reed er wat minuten af, maar toen de koplopers aan de heilige Madonna del Ghisallo begonnen was de voorsprong nog steeds geruststellend groot. Op de volgende klim, de Colma di Sormano, zagen we Yates in de aanval gaan. Op zijn aanval werd gereageerd door Carapaz en co, maar even later probeerde hij het nog eens. Hij kreeg nu wel wat ruimte, maar richting de top van de klim werd hij toch weer ingerekend. Lopez ging hem voorbij en probeerde de afdaling in te duiken met wat voorsprong. Dat leverde allemaal niets op, waardoor we met een groepje richting de laatste klim van de dag reden. We reden langs het meer over een smalle en bochtige weg met gaten in de weg en allerlei andere ellende. Daardoor ging Joe Dombrowski op z'n muil, arme jongen. Ondanks het feit dat we op weg waren naar de laatste klim van de dag en er dus werd gereden over smalle, slechte en bochtige wegen, vond Jan Boven het toch wel handig om even te gaan pissen. Dat bleek een slechte beslissing te zijn, want net op dat moment reed Roglic zijn derailleur naar de tering. Hij moest een nieuwe fiets, maar de auto was niet in de buurt. Daarom kreeg hij een fiets van Tolhoek, die merkwaardig genoeg nog in de buurt was. Daarna reed Jantje in een recordtempo naar voren, maar het was al te laat. Hij kon alleen nog even een ietwat plakkerige bidon aanbieden aan de Sloveen op de Zeeuwse fiets.

Roglic moest dus op een andere fiets aan de slotklim beginnen. Hij wist wel terug aan te sluiten bij de groep der favorieten, ondanks het feit dat Movistar ineens veel harder op kop begon te rijden. Ze bleven een hoog tempo aanhouden, ook op de klim. We zagen daarna Hugh Carthy in de aanval gaan, dat is blijkbaar ineens een constante en goede renner geworden. Yates ging ook in de aanval, maar daar zat wat minder achter, hij kon Carthy niet volgen. Nibali keek naar de man waar hij sinds een paar dagen een hekel aan heeft. Hij kan Roglic niet meer luchten of zien, omdat hij vindt dat Roglic al het kopwerk voor hem moet doen. Blijkbaar zag hij iets toen hij keek, want hij versnelde meteen. Carapaz ging mee, maar Roglic kon niet volgen. Op eigen tempo probeerde hij met een koffiemolentje terug naar die jongens te rijden, maar dat lukte niet. Hij bereikte de top van de Civiglio op een seconde of 11 van Nibali en Carapaz. Nibali smeet zich daarna naar beneden in de gevaarlijke afdaling, Carapaz kwam al snel op een gaatje te zitten. Roglic deed er alles aan om terug te keren, maar hij nam wat teveel risico en kwam ten val in een bocht. Met je bakkes tegen de vangrail, altijd lekker. Daarna was de fut er een beetje uit en zo verloor hij aan het eind van de dag 40 seconden op Nibali en Carapaz. Carapaz wist na de afdaling op het vlakke stukje richting Como weer aan te sluiten bij Nibali en met ook Yates en Carthy in hun gezelschap reden ze zo hard als ze konden naar de meet. Ze gingen zo hard dat de twee koplopers nog bijna werden ingerekend. Cattaneo en Cataldo gingen niet zo hard meer, vooral niet omdat Cattaneo in de laatste kilometers een beetje in het wiel bleef hangen, iets wat Cataldo in de kilometers daarvoor dan juist weer had gedaan. Ze hielden 11 seconden over op Nibali en co, meer dan genoeg. In het sprintje vloerde Cataldo zijn jongere landgenoot. Bij zijn tiende deelname aan de Giro eindelijk zijn eerste overwinning, hij was er blij mee. Cattaneo kon er ook prima mee leven, hij is alvast verzekerd van een plaatsje bij Astana volgend jaar. Achter het groepje van Nibali en Carapaz zagen we Lopez, Majka en Landa binnenrollen, zij verloren weer wat tijd. Daar dan weer achter zag Roglic pas, voor hem is het winnen van de Giro ineens een lastig verhaal geworden. Omdat zijn ploegleiders gingen plassen op een moment dat je absoluut niet kunt gaan plassen staat hij bijna een minuut achter de verbazingwekkend sterke Carapaz. Ook Nibali is ineens tot een minuut genaderd.

Carapaz staat er vreselijk goed voor. Hij is al een paar dagen op rij de beste klimmer in koers en dan komen er nu in de slotweek nog vier bergritten aan. Als hij de lijn van vorige week weet door te trekken komt er niemand meer bij hem in de buurt. Toch is de Giro nog lang niet gedaan. De derde week is zo zwaar dat er ongetwijfeld net als vorig jaar weer renners door het ijs gaan zakken. Een nieuwe Yates, een nieuwe Pinot en een nieuwe Aru, we gaan ze ongetwijfeld krijgen. Misschien dat Roglic een van die rollen op zich neemt. Hij leek lang ongenaakbaar, maar in de bergen is hij tot nu toe nog niet in z'n element geweest. Hij heeft vooral gekeken naar Nibali en weinig actie ondernomen. Misschien met het oog op de derde week, maar misschien ook omdat de vorm langzaam aan het verdwijnen is. Met Nibali zijn we ondertussen ook nog niet klaar, hij gaat ongetwijfeld zijn voodoo ook nog toepassen op Carapaz. En dan hebben we ook nog Landa en Majka die relatief kort staan. Lopez en Yates staan wat verder, maar deze week biedt genoeg mogelijkheden om in de aanval te gaan. Ik verwacht een knotsgekke laatste week. Movistar is tot nu toe wel ijzersterk gebleken, renners als Rojas, Carretero en Pedrero stijgen boven zichzelf uit. Als ze dat vol weten te houden gaat het lastig worden om Carapaz nog te verslaan, maar de Giro staat bekend om de verrassende plotwendingen. We zijn nog lang niet klaar. Dat kunnen we direct na de rustdag al mee gaan maken. Daags na de rustdag stond eigenlijk de koninginnenrit op het programma, maar daar is nu iets minder sprake van. We zouden eigenlijk de Gavia gaan beklimmen, maar er is zoveel sneeuw gevallen in dat gebied dat het onmogelijk is die berg te berijden. De weg is dan wel sneeuwvrij gemaakt, maar de metershoge sneeuwmuren boezemen angst in. Kans op lawines, dan kun je er beter niet aan beginnen. Geen Gavia dus, waardoor ook de Cima Coppi op een andere berg komt te liggen. De Gavia was normaal de hoogste berg, nu dus niet meer. Een andere hoge berg hebben we tijdens de tweede week al gehad, dus om de prijs toch nog uit te kunnen reiken wordt dat nu verschoven naar de Passo Manghen tijdens rit 20.

Ook zonder Gavia gaat de dag na de rustdag zwaar worden. We beklimmen in deze lange rit, die iets minder lang is geworden, nog steeds een aantal serieuze bergen. Al zijn de beklimmingen naar Cevo en Aprica lang niet zo zwaar als de Gavia. Alsnog houden we de Mortirolo over, waardoor dit zonder meer een zware rit is. Daags na deze rit krijgen we nog een bergrit met een aankomst bergop, al is die rit een stuk minder zwaar. Vervolgens krijgen we de laatste vlakke rit van deze Giro, wat een vreemde rit gaat worden aangezien bijna alle sprinters de wedstrijd al hebben verlaten. Rit 19 en rit 20 zijn dan weer echte bergritten. Hoewel rit 19 niet heel lastig is, er zijn onderweg weinig zware beklimmingen. De slotklim mag er dan wel weer zijn. Het grote spektakel zal verder vooral moeten komen van rit 20. Een rit met de Passo Manghen, Passo Rolle en daarna aan het eind nog twee korte maar lastige beklimmingen, daar moet iedereen die nog niet zeker is van z'n plaats alles uit de kast halen. We sluiten de Giro daarna af met een tijdrit in Verona. Beginnen doen we deze derde week dus met een lastige bergrit zonder Gavia maar met Mortirolo. Het moet haast wel een heerlijke rit worden, dat kan niet anders. Weer een rit waar Jan en Addy geen moment de tijd zullen hebben om een plasje te plegen. Dat wordt een luier dragen jongens! Onvoorstelbaar dat die twee boerenkoolboys iemand naar de Girozege moeten begeleiden, toch wel het ultieme teken dat Jumbo-Visma nog steeds geen serieuze ploeg is. Dit verder terzijde, we gaan beginnen.

T16_PonteDiLegno_RIS_plan_zoom.jpg
T16_Ponte_di_Legno_RIS_alt_jpg.jpg

De tweede week eindigde aan de oevers van een meer. Na de rustdag beginnen we de derde week ook langs een meer. Wel een ander meer, we bevinden ons een kilometer of 100 tegen oosten van Como in Lovere, aan de oevers van het Lago d'Iseo. Lovere is een plaats die wordt omschreven als een van de mooiste dorpjes van Italië. Er wonen 5.500 mensen in dit plaatsje dat inderdaad moeilijk lelijk te noemen valt. De Giro is hier nog nooit geweest voor een vertrek of een aankomst, al is de koers wel al een aantal keer door het dorp gepasseerd. In 2017 bijvoorbeeld nog, in de beruchte etappe over de Stelvio waar Tom Dumoulin een stukje Oostenrijk ging bemesten. Dat we nu pas voor het eerst voor een vertrek in het idyllische Lovere zijn heeft te maken met het feit dat men deze plaats wat nadrukkelijker in de markt probeert te zetten. Het toerisme wordt hier de laatste jaren steeds meer gepromoot, onder meer dankzij een nieuwe haven. Deze haven zou de grootste van het meer moeten zijn, met allerlei moderne faciliteiten. Het maakt Lovere ook een geschikte locatie voor zo'n beetje alle watersporten die er maar te bedenken vallen, van zwemmen tot windsurfen. Als je ergens in een kano een beetje over het meer aan het peddelen bent heb je een mooi uitzicht op Lovere. Langs het water valt meteen de promenade op, de Piazza Tredici Martiri. Hier komen we het Palazzo Tadini tegen, al heet het tegenwoordig Accademia di Belle Arti Tadini. Hier kom je allerlei schilderijen en sculpturen tegen enzo, heel gaaf. Vanaf het water gezien valt het op dat de bergen achter het dorp nogal snel beginnen. Een deel van Lovere ligt ook wat hoger en er zijn twee ouden trappen die je naar dit hogergelegen deel brengen. Hier heb je dan ineens weer het gevoel in de middeleeuwen beland te zijn, zeggen ze. Er staan in ieder geval wel wat oude gebouwen, zoals de Torre Soca. Ook komen we vanzelfsprekend een aantal kerkjes tegen, die er allemaal wel fraai uitzien. Het Piazza Vittorio Emanuele mag er ook wel zijn, ook daar komen we nog een kicken torentje tegen. Lovere is verder de plaats waar Giacomo Agostini is opgegroeid, die scheen wel aardig op de brommer te zijn. Keer of vijftien wereldkampioen bij dat motorfietsgebeuren. Acht keer de MotoGP gewonnen en ook nog zeven keer de 350cc-categorie ofzo.

_MG_8586-copia.jpg
Albergo-Moderno-Lovere-Giro-dItalia-Citta-di-Tappa-2019.jpg

Na een korte neutralisatie langs de promenade van Lovere gaat deze aangepaste rit net buiten het dorp van start. De Gavia is helaas geschrapt, maar het eerste deel van de rit blijft hetzelfde. Dus gaan we een kilometer of 45 door de provincie Bergamo rijden, met onderweg twee beklimmingen. Buiten Lovere gaan we geen fraai toeristisch rondje langs het meer rijden, we duiken juist meteen het buitenland in. Over een brede weg rijden we de heuvels in, waardoor de weg eigenlijk ook meteen omhoog loopt. Het duurt nog een tijdje voor de eerste klim officieel begint, maar in de eerste 20 kilometer van de rit komen we toch al 600 meter hoger uit. De eerste vijf kilometer van de rit gaat het aan 4% gemiddeld omhoog, gelijk een prima stukje om de vlucht van de dag te laten ontstaan. Vervolgens is het een kilometer of vier zo goed als vlak terwijl we rechtdoor naar Cerete Basso fietsen. Buiten dit dorpje gaat de weg weer eens vier kilometer vrij behoorlijk omhoog, weer aan een procent of vier gemiddeld. In de buurt van Clusone wordt het weer even vlak. Na een bocht naar rechts in dit dorp waar Paolo Savoldelli vandaan komt krijgen we nog even een knikje omhoog, maar het wordt snel weer vlak terwijl we door Rovetta rijden. Buiten dit plaatsje is het ook nog even vlak, tot we in de buurt van Castione della Presolana komen. Hier begint de weg wat steiler omhoog te lopen, met een paar kilometer aan 4% en een kilometer richting de zes procent. Via Bratto rijden we verder en dan begint het zware gedeelte van de Passo della Presolana echt. Een stuk van vier kilometer aan 7%, volgens de organisatie het enige deel dat de moeite waard is. Pittig is het in ieder geval wel, met tussendoor een kilometer aan 8% gemiddeld met in deze kilometer uitschieters richting 10%. Na 28,5 kilometer komen de renners boven op de Passo della Presolana, een klim die een aantal keer eerder is voorgekomen in de Giro, hoewel dat dan meestal wel van een andere kant was. In 2008 bijvoorbeeld, toen was het de voorlaatste klim van een lastige rit met aankomst boven op Monte Pora, waar Vasil Kiryienka won. Zou een mooie etappe moeten zijn geweest, maar ik kan 'm me niet direct herinneren. Enfin, boven op de top komen we de nodige hotels en appartementen tegen, want dit is een populair wintersportgebied. Merkwaardig genoeg zijn hier overigens geen bergpunten te verdienen, Italiaantjes zijn op dat gebied de weg een beetje kwijt deze Giro.

presolanav.png
G19_T16_S01_Presolana.jpg
ville-storiche-del-passo-della-presolana_43759_display.jpg

De beklimming viel misschien nog wel mee, maar de afdaling wordt een ander verhaal. De kant van Presolana die we nu gaan afdalen is een stuk zwaarder. Het gaat acht kilometer naar beneden richting Dezzo di Scalve en in het eerste deel van deze afdaling komen we gelijk een aantal haarspeldbochten tegen. Het gaat twee kilometer aan 7,5% naar beneden en even later zelfs twee kilometer aan 10%. Een razendsnelle afdaling dus, over een weg die niet al te breed is. We rijden door een donker bos en komen naast de haarspeldbochten ook nog een aantal korte bochtjes tegen. Het zijn pittige kilometers, maar het wordt hierna wel wat makkelijker. De resterende vier kilometer richting Dezzo di Scalve gaat het minder steil naar beneden, bovendien wordt de weg weer breder en neemt de hoeveelheid bochten sterk af. Wel rijden we nog door een aantal tunneltjes, voor de gezelligheid. Eenmaal beneden in Dezzo di Scalve volgt er een bocht van 90 graden naar rechts, waarna het even een aantal meter vlak is tot de volgende bocht. We slaan linksaf, rijden via een brug over de rivier Dezzo en dan begint de volgende klim van de dag meteen. Het gaat een halve kilometer aan 4% omhoog, maar daarna krijgen we te maken met een steile anderhalve kilometer aan 9%. Vervolgens nog een halve kilometer aan 6% en dan rijden we door Dosso. De klim leidt ons door een mooi gebied, langs de kloof die de Dezzo door de jaren heen heeft weten uit te slijten. Beneden in deze kloof komen we een oude weg tegen, met de toepasselijke naam Via Mala. Vooral in de zomer een populaire plaats voor toeristen. In de winter blijf je er beter weg, want dan wil er nog wel eens een ijspegel op je hoofd vallen. Goed, dit terzijde. Na Dosso wordt het vlak, drie kilometer lang gaat het een klein beetje vals plat verder omhoog. De weg blijft wel smal en bochtig, terwijl het uitzicht ondertussen bijzonder fraai is. In de laatste drie kilometer van de klim gaat het weer iets meer omhoog, al is het met 4% gemiddeld zeker geen ingewikkelde opgave. Het is vooral die anderhalve kilometer in het begin waardoor deze klim de moeite waard is. Na 45 kilometer komen we boven in Croce di Salven, we fietsen langs het kruis. Ook hier weer geen bergpunten te verdienen, raar.

G19_T16_S02_Salven.jpg
salven5.jpg
FOTOGR_05-min.jpg

De afdaling van Croce di Salven is een stuk langer dan de klim. Het gaat 15 kilometer naar beneden richting Malegno. De klim was voorzien van een smalle weg, maar na de passage in het dorpje Croce di Salven wordt de weg een stuk breder. Het gaat een kilometer of vijf min of meer rechtdoor naar beneden, tot we het dorpje Borno bereiken. Hier komen we wat bochten tegen, terwijl het bovendien een stuk steiler naar beneden gaat. We bevinden ons ondertussen overigens in de provincie Brescia, voor wat het waard is. Buiten Borno is de afdaling tot aan Ossimo weer wat makkelijker. Het gaat minder hard naar beneden en de weg is zo breed dat alle bochten goed te doen zijn. Buiten Ossimo is de afdaling nog een aantal kilometer makkelijk, tot we bijna beneden zijn. In de buurt van Malegno komen we nog een groot aantal haarspeldbochten tegen, dat is vanzelfsprekend vrij lastig. Speciaal voor Karsten komen we tijdens de laatste haarspeldbocht in het grasveldje in het midden een aantal koeien tussen. We bereiken na 60 kilometer Malegno en de afdaling zit er dan op. Langs de rivier Oglio rijden we verder richting Breno. De weg langs de rivier is een kilometer of twee lang vlak, terwijl we wel halverwege een keer over het spoor rijden. Bij een brug steken we de rivier over en daarna gaat het in stijgende lijn verder naar Breno. Een kort klimmetje van een kilometer aan 6%. Na 63 kilometer fietsen we door het centrum van Breno, een plaats met een aantal opvallende gebouwen. Zo is er buiten Breno een Romeinse tempel ontdekt, eentje waar Minerva werd vereerd. Boven op een heuvel in Breno treffen we dan weer een kasteel aan. Ook rijden de renners langs de Villa Gheza, een gebouw ontworpen in Arabische stijl.

breno-38.jpg
Castello_Breno-469.jpg

Na het klimmetje in Breno gaat het anderhalve kilometer naar beneden over een rechte weg. Vervolgens gaat het een aantal kilometer vlak zijn, terwijl we door de vallei van de Oglio fietsen. Het gaat een kilometer of acht min of meer rechtdoor tot aan Capo di Ponte, een plaats waar we in de omgeving eeuwenoude rotstekeningen tegenkomen in de lokale grotten. We komen wel wat rotondes tegen tussendoor, maar verder is dit een eenvoudig gedeelte van de rit. Het loopt een klein beetje vals plat omhoog, maar dat is zo miniem dat we het gewoon vlak mogen noemen. Na Capo di Ponte rijden we nog een aantal kilometer verder door de vallei, maar we staan op het punt om van de oorspronkelijke route af te wijken. Het gaat nog zes kilometer voornamelijk rechtdoor in de vallei over een weg die we nog steeds vlak noemen, tot aan Cedegolo. In dit dorpje komen we na 79 kilometer aan en hier slaan we in de smalle straatjes rechtsaf. We verlaten de vallei en pakken een klim mee die in eerste instantie niet op het programma stond. Door het schrappen van de Gavia moeten we toch wat hoogtemeters zien te verzamelen en de klim naar Cevo gaat ons daarbij helpen. Na de rechtse bocht in Cedegolo gaat het meteen vier kilometer omhoog aan 7%. In dit eerste deel van de klim komen we de steilste strook tegen, eentje aan 10%. Na de vier kilometer in stijgende lijn over een weg met de nodige haarspeldbochten volgt er een wat minder steil stuk. Het gaat een kilometer aan twee procent gemiddeld omhoog, met daarna een kilometer aan 5%. Hierna volgt wel de zwaarste kilometer van de klim, het gaat 1000 meter lang aan 8% omhoog. We bereiken het dorpje Fresine, waar een scherpe en steile bocht naar links volgt. Vervolgens is het nog 3,5 kilometer klimmen tot Cevo. We krijgen nog twee kilometer aan ongeveer 7% voorgeschoteld, maar in de laatste anderhalve kilometer naar de top zwakt het af. Vier procent gemiddeld nog maar richting het eind, valt best mee. Na 90 kilometer komen de coureurs boven uit in Cevo. Ze hebben dan de klim van de derde categorie afgewerkt die in totaal 10,6 kilometer lang was aan 6% gemiddeld. Cevo is een klein dorpje met een bijzonder verhaal. In 2005 heeft men hier ter ere van paus Johannes Paulus II een kruis laten plaatsen. Een moderne conctructie dus, maar we weten dat dat in Italië niet altijd iets goeds hoeft te betekenen. Het werd een gebogen kruis, waarbij de gekruisigde naar beneden keek. In 2014 kwam er een groepje mensen uit Lovere langs om het kruis te bekijken. Toevallig uit Lovere, de startplaats van vandaag. Het kruis toonde al tekenen van slijtage, naar het schijnt klonk er vlak voor het fatale moment al wat gepiep en gekraak. Een van de aanwezigen, een 21-jarige jongen uit Lovere, dacht dat het de wind was. Hij wilde het kruis even van onderen bekijken. De constructie brak en het kruis viel vol op de jongen, hij overleed. Twee jaar later begon men met de herstelwerkzaamheden. De tweede versie van het monument werd dan maar voorzien van metaal in plaats van hout. Tot nu toe zijn er geen nieuwe slachtoffers gevallen.

GPM_Cevo_alt_jpg.jpg
image.jpg?f=16x9&w=1200&$p$f$w=9b37ea6

Na deze smaakvolle anekdote is het tijd om af te gaan dalen, terug naar het dal. De afdaling van Cevo is een kilometer of tien lang en vooral in het begin best wel lastig. Al duurt het wel even voor het lastige deel begint, het gaat eerst een kilometer min of meer rechtdoor naar beneden. Daarna krijgt de afdaling een bochtig karakter. De weg is wel breed, maar het asfalt ziet er dan weer niet goed uit. Via een aantal lastige bochten komen we uit in Monte, buiten dit plaatsje krijgen we weer een makkelijk stuk in dalende lijn. Tot aan Berzo Demo gaat het weer voornamelijk rechtdoor. Als we door dit dorpje rijden komen we een aantal haarspeldbochten mee, maar dit lijkt allemaal wel mee te vallen. De weg is breed en het gaat ondertussen niet zo steil meer naar beneden. Nog een paar haarspeldbochten later komen we beneden uit in Demo, terug in de vallei. Van Demo gaan we rijden naar Edolo, een stuk van een kilometer of 12 door de vallei over een weg die een kilometer of zeven vooral heel vlak zal zijn. We passeren wat dorpjes, zoals Malonno. Verder valt er even weinig te noteren. Als we Malonno achter ons hebben gelaten gaat het nog wel even 2,5 kilometer omhoog aan hooguit 4%, daar moeten we het voorlopig mee doen. In de kilometers daarna voor we Edolo binnenrijden wordt het weer vlak, hooguit ietwat vals plat. Na 110 kilometer komen we, nadat we een aantal rotondes tegen zijn gekomen, in Edolo uit. Het was de bedoeling dat we hier rechtdoor zouden gaan, op weg naar finishplaats Ponte di Legno en in het verlengde daarvan de Gavia. Dat gaat dus nu niet door. De organisatie heeft iets anders moeten verzinnen en daarom slaan we linksaf in Edolo. In dit plaatsje dat we bijna jaarlijks wel passeren zal ook de eerste tussensprint van de dag worden gehouden. Ondanks het feit dat de koers hier zowat alle jaren is kwam er blijkbaar pas één keer een rit aan in dit plaatsje. Dat was in 1997, Pavel Tonkov ging toen met de zege aan de haal.

Panorama_di_Edolo_%28Foto_Luca_Giarelli%29.jpg

De organisatie moest iets bedenken om de Gavia te vervangen en dat is toch net niet helemaal lekker gelukt. We hebben net Cevo al gehad, wat een redelijke klim is maar niet meer dan dat. Nu krijgen we zelfs een ronduit matige klim, we gaan namelijk op weg naar Aprica. Deze klim kent iedereen, want ook hier komen we zowat jaarlijks langs. In 2017 bijvoorbeeld nog, al beklommen we 'm toen van de andere kant. Die andere kant is overigens nog wel redelijk, deze kant is echt matig. Al heeft de organisatie sinds de Giro van 2015 wel een zijweggetje ontdekt waardoor we in het begin nog met wat steile percentages worden geconfronteerd. Die rit in 2015 was wel memorabel trouwens, dat was ook een rit met de Mortirolo onderweg. In aanloop naar de Mortirolo kreeg Alberto Contador te maken met pech, waarna hij aan een indrukwekkende inhaalrace begon. Uiteidenlijk wist hij weer vooraan aan te sluiten, bij Aru, Landa en ONZE Kruijswijk. Op de top bleven alleen Kruijswijk, Contador en Landa over, waarna op de slotklim richting Aprica de brommer van Landa gigantisch op hol sloeg. Op een paar kilometer tijd reed hij meer dan een halve minuut weg van Contador en Kruijswijk. Mikel zal ongetwijfeld hopen dat hij nu weer zulke fantastische benen heeft op de klim naar Aprica, en in het verlengde daarvan de beklimming van de Mortirolo. Enfin, Aprica dus. Een beklimming van de derde categorie, 14 kilometer lang aan 3,5% gemiddeld. Alleen het begin is interessant. Na Edolo is het een kilometer vooral vals plat, maar daarna gaat het over een smaller weggetje eventjes heftig omhoog. Een kilometer aan 11% gemiddeld, met een uitschieter naar 15%. Daarna blijft het tot het dorpje Santicolo nog wel lastig, met in dit dorpje een smalle passage over steentjes. Buiten het dorp gaat het dan weer even kort naar beneden, met daarna nog een kilometer aan 5,5%. Dan hebben we het voorlopig wel gehad. Als we de helft van de klim hebben gehad bereiken we Corteno Golgi en hier komen we op de hoofdweg naar Aprica terecht. In de resterende kilometers van de klim gaat het aan 3,3% omhoog. Nogal een flopklim, al hebben we hier in het verleden genoeg spektakel gezien. In 2010 bijvoorbeeld nog, toen de betreurde Michele Scarponi wist te winnen. Dat was de rit dat Ivan Basso het dan eindelijk voor elkaar kreeg om David Arroyo uit de roze trui te rijden. Na de Mortirolo deed Arroyo een verwoede poging om terug te keren aan de kop van de koers, maar op de klim naar Aprica ontplofte zijn brommer. In 2006 zagen we Basso opnieuw schitteren, hij vernietigde toen de concurrentie en won met meer dan een minuut voorsprong. Andere winnaars in Aprica zijn onder meer Marco Pantani, Roberto Heras, Ivan Gotti en Vittorio Adorni. Ook de Venezolaan Leonardo Sierra wist hier ooit te winnen, mooi man. De overwinning van Pantani in Aprica kwam trouwens in 1994, het was een van zijn eerste overwinningen bij de profs. In de achtergrond zagen we een duel tussen Indurain en Berzin om de roze trui. Indurain had de Giro twee jaar achter elkaar gewonnen, maar 1994 was natuurlijk het jaar van Gewiss. Berzin fietste best wel hard tijdens die Giro en pakte veel tijd op Indurain. Tijdens de etappe naar Aprica, over de Mortirolo, lukte het Indurain eindelijk eens om een beetje tijd te pakken op Berzin. Lang niet genoeg om de Giro te winnen. Hij zou derde worden. Toch ziet Indurain het als een van zijn zwaarste dagen op de fiets, omdat hij volledig naar de vaantjes werd gereden door Pantani. Hij verloor meer dan drie minuten op de ontketende piraat. Zo, hebben we zo'n beetje alle standaardanektodes over Aprica ook weer gehad. Al had ik bij de Gavia natuurlijk weer moeten beginnen over die ene editie in de sneeuw, dat verhaal kennen we ondertussen ook wel.

tappa_16_S05.jpg
uK9aK2f.jpg

Na 128 kilometer komen we boven in Aprica. Er volgt dan een afdaling van 12 kilometer richting Stazzona. Het eerste deel van deze afdaling rijden we over een brede weg en gaat het vooral rechtdoor. Later bereiken we een deel van de afdaling met wat meer bochten en ook wat haarspeldbochten. In de buurt van Stazzona slaan we rechtsaf en dan gaat de afdaling in de laatste kilometers verder over een smallere weg, met nog meer haarspeldbochten. Dit tweede deel van de afdaling is nog best lastig, maar bij de gemiddelde deelnemer zal er wel wat parcourskennis aanwezig zijn. In het dorpje Stazzona zelf komen de renners ook nog wat lastige bochten tegen, maar daarna komen ze wel beneden uit in de vallei. Vlak voor we een rivier oversteken slaan de renners rechtsaf en daarna gaat het vijf kilometer rechtdoor over een vlakke weg richting Tirano. Dit zou een bekende plaats kunnen zijn, want in 2017 ging hier nog een rit van start. Dat was de rit met aankomst in Canazei, onderweg stond onder meer de klim naar Aprica op het programma. Ook in 2011 kwam de Giro hier een keer aan, dat was de rit die uiteindelijk werd gewonnen door Diego Ulissi na de deklassering van Visconti. In Tirano slaan de renners rechtsaf en daarna gaan ze via Sernio en Lovero op weg naar de tweede tussensprint van de dag. De weg richting die tussensprint loopt eerst drie kilometer omhoog aan 5%. Weer geen waardige vervanger van de Gavia, maar toch een aardig klimmetje tussendoor. Vervolgens gaat het ook weer een kilometer of drie naar beneden, over een rechte en brede weg. Alleen in de buurt van Lovero volgen er nog een paar lastige bochten. Na de doortocht in Lovero is het nog vier kilometer fietsen tot Mazzo di Valtellina, waar de tweede tussensprint ligt. Het gaat in deze kilometers bijna volledig rechtdoor over een vlakke weg, tot we Mazzo bereiken. Eenmaal in Mazzo slaan we kort na elkaar twee keer rechtsaf, waarna er na 154 kilometer gesprint gaat worden.

mazzo.jpg

Gaan we na die tussensprint iets spannends doen? Mwah, valt wel mee. Een of ander bergje beklimmen, ofzo. Schijnt wel de moeite waard te zijn. Ene Passo della Foppa, al is die berg tegenwoordig beter bekend als de Mortirolo. Ja, we mogen los. De zwaarste beklimming van de Giro komt eraan. De Mortirolo is een late ontdekking, pas in 1990 waren we hier voor het eerst. Sindsdien komen we hier zo ongeveer om het jaar. Voor de 14e keer wordt de Mortirolo beklommen, voor de 11e keer vanuit Mazzo di Valtellina. Dat heeft vooral te maken met het feit dat deze kant enorm zwaar is. 12 kilometer aan 11%, daar hoeft verder eigenlijk geen uitleg bij toch? De klim begint met een kilometer aan 9%, en dat is dan nog een van de makkelijkere kilometers van de klim ook. Vanaf de vierde kilometer van de klim gaat het echt los, dan krijgen we een stuk van zes kilometer aan 12% gemiddeld. Stroken aan 18% tussendoor, niks mis mee. Richting de top wordt het iets makkelijker, met drie kilometer aan 9%. De Mortirolo is simpelweg een verschrikking, een monsterlijk zware klim. We kennen de beelden ongetwijfeld allemaal. Van 2015 bijvoorbeeld nog, toen Contador dus vanuit de achtergrond moest komen opstomen. ONZE Steven Kruijswijk kwam toen als eerste boven, dat was genieten. In andere jaren zagen we vooral Ivan Basso schitteren, in 2006 bijvoorbeeld. Dat was RoboBasso in optima forma. In 1994 zagen we dan weer een straffe stoot van Pantani, maar dat hebben we eigenlijk allemaal al behandeld, aangezien de Mortirolo praktisch altijd wordt gelinkt aan Aprica. Hoewel men daar de laatste jaren wat van af aan het wijken is. In 2017 bijvoorbeeld kwam de Mortirolo ook voor, maar dan van de andere kant. Dit was in de rit met de Stelvio en de Umbrailpas. Geen Aprica toen, net zoals we nu eigenlijk ook geen Aprica hadden moeten hebben. De weergoden hebben het plannetje van RCS in de war gegooid en nu krijgen we dus weer die ouderwetse en inmiddels redelijk legendarische combinatie. De Mortirolo is zo zwaar dat er iedere keer memorabele dingen gebeuren, tenzij men hem zoals in 2017 in het begin van de rit stopt. Nu volgt de Mortirolo in volle finale, zelfs zonder de Gavia als voorgerecht kunt u gerust het broekje op de enkels deponeren. Misschien dat we dankzij het ontbreken van de Gavia zelfs meer actie krijgen. Ik heb er zin in. Op de Mortirolo komen we overigens nog een monument tegen ter ere van Marco Pantani, aangezien dit toch wel wordt gezien als de berg waar hij zijn definitieve doorbraak beleefde.

G19_T16_S04_Mortirolo.jpg
215-20150526c_17.jpg
G19_T16_S04_Mortirolo_DETT.jpg

De Mortirolo is een verschrikkelijk steile klim. Vooral vanuit Mazzo di Valtellina. Vanuit Monno is de klim iets minder zwaar, al is 12 kilometer aan 7,6% nog steeds geen kattenpis. De kant die we in 2017 nog beklommen wordt nu afgedaald. In 2017 kwam overigens Luis Leon Sanchez als eerste boven, dat is eigenlijk nog wel het vermelden waard. Michele Scarponi, renner van Astana, overleed een maand voor die Giro. Ter ere van hem doopte men toen de Mortirolo om tot de Salita Scarponi. De mannen van Astana deden er alles aan om als eerste boven te komen op deze klim en dankzij een geste van de man in de blauwe trui, Omar Fraile, lukte dat Luis Leon Sanchez uiteindelijk. Was wel een bijzonder moment. Maar goed, de afdaling dus. Ondanks het feit dat de weg hier minder steil is hebben we alsnog te maken met een lastige afdaling. Ten eerste is de weg niet zo breed, ten tweede is het behoorlijk bochtig. Dat kan voor spektakel zorgen, zoals we in 2010 zagen. In die Giro reed David Arroyo na een geslaagde vlucht richting L'Aquila lang in de roze trui. Dat verhaal kennen we nog van eerder deze Giro. In een van de laatste bergritten moest het peloton over de Mortirolo en het was Basso in de voorgaande ritten nog niet gelukt om Arroyo uit het roze te rijden. Op de Mortirolo moest Arroyo wel flink lossen, maar toen volgde de afdaling. Arroyo stond bekend als een behoorlijk goede daler en hij smeet zich naar beneden. Basso stond dan weer bekend als een slechte daler, hij ging weer eens als een oud wijf naar beneden. Hij had nochtans ploeggenoot en meesterdaler Nibali bij zich, maar die moest veelvuldig in de remmen knijpen om op Basso te wachten. Van een achterstand van een minuut of twee wist Arroyo terug te komen tot op een halve minuut. Uiteindelijk verloor hij nog drie minuten richting Aprica, maar toch. Dit is een afdaling waar het verschil gemaakt kan worden. Al viel dat in 2015 dan weer mee, onze sneeuwmuurkopper Steven Kruijswijk kwam zonder kleerscheuren beneden. Scheelde wel dat hij toen niet echt in het gezelschap was van de beste dalers ooit. We kunnen nu meer spektakel verwachten, want Vincenzo is erbij. Nibali moet nog tijd goedmaken en als dat op de klim niet lukt gaat hij zich hier natuurlijk naar beneden torpederen. Hopen dat alles goed afloopt, want dit is vooral in het begin een lastige en gevaarlijke afdaling. Het tweede deel van de afdaling is iets beter te doen, maar makkelijk wordt het niet. Na 177 kilometer rijden we door Monno en in dit dorpje komen we nog een aantal haarspeldbochten tegen. We zijn bijna beneden, maar door deze sectie met haarspeldbochten wordt het toch weer lastig. Al is de weg ondertussen een slag breder geworden, dat scheelt. Na nog wat bochten slaan we nog een keer linksaf en dan zijn we terug in de vallei van de Oglio.

35813106335_efee4905cf_b.jpg

Eenmaal beneden is het nog 15 kilometer fietsen tot de finish. We gaan voor de eerste en ook meteen laatste keer vandaag op weg naar Ponte di Legno. In eerste instantie zouden we twee keer passeren in dit plaatsje, maar door het schrappen van de Gavia komen ze er hier vrij bekaaid vanaf. Mag hopen dat ze nog wat van hun geld terugkrijgen. De weg in de vallei is een kilometer vlak, maar daarna begint de slot'klim' van 14 kilometer. In deze 14 kilometer gaat het aan 2,5% gemiddeld omhoog, we kunnen dus wel stellen dat het hier niet zo zwaar is als op de Mortirolo. Toch is dit een recept dat altijd wel werkt in de Giro. Een loodzware geklim gevolgd door een oneindig stuk vals plat, we zagen het een paar dagen gelede nog in Courmayeur. Ook de combinatie Mortirolo-Aprica heeft altijd gewerkt, we gaan het nu een keer proberen met Mortirolo-Ponte di Legno. De renners rijden door het dorpje Incudine en daarna begint de weg een beetje omhoog te lopen. Een heel klein beetje, want in de kilometer na Incudine komen we niet veel hoger uit. Daar komt verandering in, rond het gehucht Davena worden we getrakteerd op een kilometer aan 5%. Zowaar iets wat op een echte klim lijkt, leuk! De rechte en brede weg loopt daarna wel even kort naar beneden, waarna we richting Vezza d'Oglio te maken krijgen met een kilometer aan 4%. Buiten dit plaatsje is het dan weer een kilometer vlak, waarna we in de buurt van Stadolina weer te maken krijgen met een halve kilometer in een wat steviger stijgende lijn. Buiten Stadolina is het nog zeven kilometer fietsen tot de finish en dat vond de organisatie een mooi moment om het kaartje van de laatste kilometers te laten beginnen. Volgens hunnie gaat het twee kilometer aan 2,5% omhoog, met in de eerste halve kilometer een stuk aan 4,4%. Op vijf kilometer van de finish krijgen we dan weer te maken met een kilometer die zo goed als vlak is, met daarna nog een kilometer waar het amper aan 2% omhoog gaat. Pas op drie kilometer van de finish wordt het weer wat beter, zowaar een halve kilometer aan bijna 5%. Als we bijna op twee kilometer van het eind zijn gaat het nog even omhoog aan 4%, met tussen die twee 'betere' stroken in nog wel een vlak stukje. Richting de laatste kilometer gaat het aan 3% omhoog, waarna het in de laatste kilometer praktisch vlak wordt. De vals platte weg door de vallei gaat vooral vaak rechtdoor, maar in de laatste kilometers komen we nog wel wat bochten tegen. Op ongeveer twee kilometer van de streep slaan de renners linksaf, waarna ze op een minder brede weg terechtkomen. Deze weg loopt voornamelijk rechtdoor, tot op iets meer dan een kilometer van het eind. Als de renners dit punt bereiken slaan ze rechtsaf, waarna ze onder de vod linksaf slaan. Daarna volgt er meteen weer een bocht naar rechts, met op 800 meter van het eind weer een nieuwe bocht naar rechts. Op 600 meter van de streep gaan ze bij een rotonde dan weer naar links, waarna er bijna meteen een lange bocht naar rechts volgt. Vervolgens gaat het in de laatste meters van de rit rechtdoor, licht omhoog. Nog een redelijk technische finale, niet zo geschikt voor grote groepen.

G19_T16_PonteDiLegno_ukm.jpg
G19_T16_PonteDiLegno_ARR_zoom.jpg

Na deze zware bergrit zonder de Gavia maar met de Mortirolo komen we aan in Ponte di Legno. Dit is een kleine plaats met 1700 inwoners in de provincie Brescia. Het is een redelijk bekende plaats voor de Giro, omdat je vanuit deze locatie aan meerdere beklimmingen kunt beginnen. De Gavia bijvoorbeeld, haha. Bekender is misschien nog wel de Passo del Tonale. Als je in Ponte di Legno rechtdoor naar het oosten rijdt kom je vanzelf boven op de Tonale, een klim die we ook bijna jaarlijks terug zien keren in de Giro. De renners zijn dus al vaker in Ponte di Legno geweest, al zullen ze daar weinig aandacht aan hebben besteed. Een rit komt hier immers niet vaak aan. In 1971 een keer, toen won Lino Farisato voor Rini Wagtmans en Felice Gimondi. Ponte di Legno is vooral een wintersportoord, volgens wintersport.nl is het minder praktisch en functioneel (is dat niet hetzelfde?) dan in Passo del Tonale, maar je zit hier wel in een gezellig, pittoresk en sfeervol dorpje. Aha. Het dorpje bestaat uit statige en karakteristieke gebouwen, jawel. Leuk om doorheen te slenteren, maar als je hier wil skiën moet je enige ervaring hebben want een groot deel van de 100 kilometer aan piste is rood. In het centrumpje kom je twee kerken tegen die de moeite waard zijn. Die van de Santissima Trinita, uit 1685 en de S. Apollonia, uit de elfde eeuw naar het schijnt. Is er ook wel aan af te zien, ouwe meuk. Wel kicken verder hoor, leuke fresco's bij die eerste aan de buitenkant bijvoorbeeld. Ponte di Legno heeft verder ook nog een kasteel, Castelpoggio. Wel een beetje een nepkasteel, werd blijkbaar pas in 1922 gebouwd. In de bergen boven Ponte di Legno, bij het wintersportgebied, komen we ook nog de restanten van een oud fort uit de Eerste Wereldoorlog tegen. Tevens hebben ze hier een golfbaan, want je moet ook in de zomer wat. Genoeg te doen dus in Ponte di Legno, echt fantastisch. Oud bruggetje in het centrum erbij, ook prima.

capodanno-a-ponte-di-legno.jpg

In startplaats Lovere gaat het overdag slechts 18 graden worden. Tevens heeft het er alle schijn van dat het de hele dag gaat regenen, dat is niet zo prettig. Wind is er dan weer niet veel. Boven op de Mortirolo zal het maar een graad of acht zijn. Gedurende de middag is er ongeveer 60% kans op regen, het kan dus zomaar zo zijn dat we met een natte afdaling te maken krijgen. In Ponte di Legno wordt het 12 graden, ook daar veel kans op regen. We krijgen dus waarschijnlijk een natte rit, wat met alle afdalingen onderweg niet zo'n goed nieuws is voor veel renners. Al die nattigheid maakt het klimmen ook nog eens extra zwaar, het kan een slijtageslag worden. Of het dat ook daadwerkelijk wordt gaan we meemaken vanaf 11:35, dan gaan de renners namelijk van start. Vijf minuten later is de neutralisatie voorbij en kan het gevecht om in de vlucht van de dag te komen beginnen. Onze grote vrienden van Eurosport zijn er ook in de derde week weer om 13:15 bij, dan hebben de renners waarschijnlijk net de tweede klim van de dag afgewerkt. Finish wordt verwacht tussen 16:52 en 17:36, mijn advies is om gewoon de hele dag voor de buis te gaan zitten.

Chiesa_SS._Trinit%C3%A0_-_Ponte_di_Legno_%28Foto_Luca_Giarelli%29.jpg

Qua voorspelling is dit een lastige. Normaal is een rit met de Mortirolo onderweg altijd een etappe voor de klassementsrenners. We hebben nu alleen wel te maken met een lange rit die onderweg weinig lastige beklimmingen kent. Als onderweg ook nog de Gavia beklommen moest worden was dit zeker een rit voor de klassementsmannen. Nu kan het prima zo zijn dat er op de eerste klim van de dag een sterke groep wegrijdt en dat niemand een poging gaat wagen om die groep heel erg strak te controleren. De vluchters zijn vandaag niet kansloos, al moeten ze wel een fatsoenlijke voorsprong hebben voor ze aan de Mortirolo beginnen. Want op de Mortirolo gaat het sowieso los, dat kan niet anders. Vooraf werd deze rit gezien als misschien wel de belangrijkste rit. Dat kan anders zijn nu de Gavia is weggevallen, maar alsnog pakken we de Mortirolo mee. Hier is het altijd man tegen man en komen de grote jongens vanzelf bovendrijven. Met een lastige afdaling daarna, die ook nog eens nat ligt, kan het zomaar heel spectaculair worden. Movistar gaat ongetwijfeld weer in de aanval. Carapaz heeft eigenlijk nog meer voorsprong nodig en aangezien de vorm van Roglic een beetje onduidelijk is kan hij maar beter zo snel mogelijk onder druk gezet worden. Nibali moet ook nog tijd goed zien te maken, hij zal daarvoor dan vooral naar de afdaling kijken. De kopgroep zal sterk moeten zijn en het geluk moeten hebben dat Movistar en andere ploegen voor de Mortirolo niet al te strak controleren. Uiteindelijk ga ik toch maar voor de klassementsmannen, vooral omdat ik vind dat een rit met de Mortirolo onderweg niet gewonnen mag worden door een of andere nobuddie uit de vroege vlucht. Als de vluchters het halen wil dat waarschijnlijk ook zeggen dat we minder koers hebben gezien dan goed voor ons is, niet de bedoeling natuurlijk.
1. Carapaz. Beste klimmer in koers. Fietst op de Mortirolo minuten weg bij de rest. Kan daarna de afdaling in op een rustige manier, een beetje een imitatie van Basso. Daarna op dat vals platte stuk richting Ponte di Legno doet hij precies wat hij deed richting Courmayeur. De roze trui gaat naar Ecuador.
2. Nibali. Toch wel een van de ritten waar hij het moet gaan doen, al gaat Nibali altijd door tot het bittere eind. Kan dus ook prima zo zijn dat hij over een paar dagen in een op papier wat minder spectaculaire bergrit nog met een spannende zet komt. Deze rit heeft als voordeel dat het slecht weer wordt en er wat natte afdalingen zullen liggen onderweg. Daar kan hij risico nemen en een gat slaan. Lukte niet in de afzink van de Civiglio, maar die lag niet nat. Ben benieuwd, na al zijn praatjes in de media moet hij zich nu onderhand toch wel eens gaan tonen. Heb er een hard hoofd in dat hij harder omhoog gaat dan Carapaz alleen. Dan kan hij in de afdaling misschien wel terugkeren, maar hem daarna nog ergens lossen is weer een ander verhaal.
3. Roglic. Speculaties genoeg, is hij steeds slechter aan het worden of probeert hij gewoon wat krachten te sparen? Dat hij moest lossen op de Civiglio wijst meer in de richting van een verminderd vormpeil, maar er zijn verzachtende omstandigheden. En blijkbaar had hij ook nog een beetje last van z'n maag. De vraag is dan wel weer of hij daar nu al van hersteld is. Voorlopig blijf ik volhouden dat hij helemaal zo slecht nog niet is. Kan na deze rit radicaal veranderen, maar voorlopig verwacht ik dat hij op z'n minst in de buurt van Nibali blijft. Carapaz volgen is dan weer een ander verhaal, die jongen lijkt bergop net wat te hard te gaan voor de rest.
4. Landa. Ja, Mikel kent deze omgeving wel. Reed al eens vrij hard omhoog op de Mortirolo. Ook de vals platte klim daarna ging hem wel goed af, al hebben we nu met een andere klim te maken. Heeft alleen wel het probleem dat hij nu te maken heeft met een ploeggenoot die het roze draagt. Dat wordt in een dienende rol fietsen, vrees ik. #freelanda
5. Yates. Wordt volgens iedereen steeds beter, ook al moet hij steeds lossen. Nou, ja, goed, wie ben ik om het met iedereen oneens te zijn?
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:25
SPOILER: Tappa 17: Commezzadura (Val di Sole) - Anterselva/Antholz
Tappa 17: Commezzadura (Val di Sole) - Anterselva/Antholz

De rit na de rustdag beloofde een zware rit te worden en dat kwam ook uit. Vroeg in de rit reed er een grote kopgroep weg, met daarin renners als Bilbao, Hirt, Ciccone, Dombrowski, Masnada, Cattaneo, Caruso en natuurlijk Koentje Bouwman. Deze kopgroep kreeg aanvankelijk niet direct een grote voorsprong, maar gedurende de rit werd de voorsprong steeds wat groter. Movistar reed op kop van het peloton en zij hadden klaarblijkelijk geen enkele intentie om de kopgroep snel terug te halen. De rit had heel spectaculair moeten worden, met actie op de Gavia. Deze klim werd echter geschrapt waardoor we het moesten doen met de beklimmingen van Cevo en Aprica. Deze beklimmingen bleken alleen goed te zijn om de renners wat uit te putten, verder zagen we er niets gebeuren. Het was wachten op de Mortirolo, op die loodzware klim zou alles gaan gebeuren. Dat bleek ook zo te zijn. Al vroeg op de klim zette Nibali een mannetje op kop, maar nadat die knecht afhaakte stokte het tempo weer een beetje. Hector Carretero werd weer eens op kop gezet, het tempo dat hij aan de rest oplegde was genoeg om toch een hoop mannen te lossen. Voor Nibali ging het desondanks niet hard genoeg, hij schoof Pozzovivo naar voren. Vooraan zagen we ondertussen dat de kopgroep flink uitgedund werd, alleen Nieve, Hirt, Caruso en Ciccone bleven over. Later haakte ook Nieve af, waardoor de kopgroep helemaal klein werd. In het peloton moesten nog meer mensen lossen dankzij het werk van Pozzovivo. Renners als Zakarin en Yates kregen het lastig. Nibali vond het daarna wel tijd om zelf aan te vallen. Hij demarreerde behoorlijk hard en niemand ging achter hem aan. Movistar zette Pedrero op kop, hij mocht het tempo gaan bepalen voor Landa en Carapaz. Hugh Carthy vond dat tempo niet zo boeiend, dus reed hij in z'n eentje naar Nibali toe. Vanuit de kopgroep zagen we de andere Nibali, Antonio, terugdwarrelen. Hij mocht als bruggenhoofd fungeren, wat werk opknappen voor zijn oudere broer. In de groep van de roze trui zagen we ondertussen dat Primoz Roglic het moeilijk had. Het lossen op de dag voor de rustdag bleek geen incident, de Sloveen van Jumbo-Visma is simpelweg niet in orde. Hij verloor snel terrein op de rest en zelfs Mollema reed hem vanuit de achtergrond weer voorbij. Ondertussen bleef Pedrero lekker peddelen. De 27-jarige Spanjaard van Movistar laat zien dat je ook best op latere leeftijd een doorbraak kan bleven, hij heeft nog nooit zo sterk gereden als nu. Nadat Pedrero het voor gezien hield moesten Carapaz en Landa het zelf oplossen. Dit leek eventjes niet zo vlot te gaan, maar uiteindelijk wisten ze toch terug te keren tot bij Nibali en Carthy. Ook Lopez was mee, hij leek aan het begin van de Mortirolo al snel te moeten lossen, maar op eigen tempo reed hij zich toch weer naar voren.

Er werd regen voorspeld, maar het bleef lang droog. Tot de koplopers in de buurt kwamen van de top van de Mortirolo. Ineens kwam het met bakken uit de hemel, wat voor fraaie beelden zorgde. Hirt en Ciccone reden samen over de top van de Mortirolo. Ciccone pakte weer wat extra punten voor zijn bergtrui, als hij op de fiets blijft zitten kan die trui hem niet meer ontgaan. Het was sowieso koud op de Mortirolo, maar met die regen erbij werd het helemaal vervelend. Een jasje aandoen leek vrij verstandig, maar Ciccone slaagde daar niet in. Ook daarachter werd niet iedereen voorzien van een jasje. Lopez wel, hij demarreerde net voor de top, deed een jasje aan en reed als Ivan Basso in zijn beste dagen op zijn gemakje naar beneden. Het was anticiperen, wetende dat Nibali hem ongetwijfeld voorbij zou vliegen. Dat gebeurde alleen niet. Nibali reed samen met Landa en Carapaz over de top en in de afzink deed hij geen enkele poging om weg te rijden. Vlak voor de afdaling begon kwamen Landa en Carapaz hun ploeggenoot Amador tegen, die terug was gevallen vanuit de kopgroep. Amador mocht de afdaling voor zijn rekening nemen, iets wat aan hem wel is toevertrouwd. Lopez had dan weer Bilbao bij zich, in een poging om op het vals platte stuk omhoog richting de finish misschien wel weg te rijden van de groep Landa. Daardoor zagen we vooraan ruzie ontstaan tussen Hirt en Ciccone. Hirt kreeg te horen dat hij even rustig aan moest doen en niet meer mocht overnemen, want Bilbao en Lopez kwamen er misschien wel aan. Ciccone stond op het punt om hem op z'n bek te slaan, maar reed uiteindelijk toch door. Nadat even later bleek dat de groep met Carapaz en Nibali weer naar Lopez reed mocht Hirt toch weer overnemen bij Ciccone. Probleem opgelost. Caruso had zich ondertussen laten uitzakken tot bij de groep Nibali en daar begonnen ze met een aantal man kop over kop te rijden. Dat was ook wel nodig, want vanuit de achtergrond kwam Roglic weer in de buurt. Op de klim zakte hij helemaal weg, hij eindigde in een groep met Yates. Op de top had hij meer dan een minuut achterstand, maar na wat risico's genomen te hebben in de afdaling kwam hij terug tot op 40 seconden. Dat was het signaal voor Nibali en Carapaz om hun mannen hard door te laten rijden, terwijl ze zelf ook een duit in het zakje deden. We zagen trouwens ook weer wat motoren die vrij dicht voor die groep reden, er was dus ook wel sprake van koersvervalsing. De UCI heeft een van die motoren voorlopig uit koers gehaald, maar de tijdswinst die het de groep van Nibali heeft opgeleverd wordt natuurlijk niet ongedaan gemaakt. Roglic en co mochten het zonder motor oplossen.

In de straten van Ponte di Legno zagen we na de lange strook vals plat een sprintje tussen Ciccone en Hirt. Ciccone had het vrij koud, hij was na die natte en koude afdaling flink aan het klappertanden. Daardoor leek het niet uitgesloten dat Hirt wel een kans zou hebben, maar zelfs een bijna onderkoelde Ciccone bleek hij niet te kunnen verslaan. In het sprintje was Ciccone duidelijk de sterkste, hij boekte zo opnieuw een ritzege in de Giro. De rit die hij won in 2016 kwam nogal als een verrassing, hij was toen eerstejaars prof. Ondertussen is er van een verrassing geen sprake meer, Ciccone rijdt al weken ijzersterk en in die zin zat deze overwinning er wel een keer aan te komen. Iets meer dan een minuut achter hem zagen we Nibali, Carthy, Carapaz en Landa samen over de streep komen. Lopez had op het laatste steile stukje van de wedstrijd nog moeten lossen, hij verloor 20 seconden. Eén minuut achter Lopez zagen we Yates en Roglic binnenkomen. Voor Roglic is de Giro ondertussen voorbij. Hij staat nu meer dan twee minuten achter Carapaz en ook Nibali is hem voorbij. Ook bij Yates lijken er geen tekenen van verbetering te zijn. Voorlopig gaat de strijd om de eindzege nog maar tussen twee personen, Nibali en Carapaz. Waarbij Carapaz absoluut in het voordeel is. Hij had het zwaar op de Mortirolo, maar heeft de aanval van Nibali desondanks afgeslagen. De eerste van vier bergritten in de slotweek hebben we gehad. We gaan nu verder met de volgende bergrit. Wel een wat makkelijkere rit, geen Mortirolo onderweg. Desalniettemin komen we onderweg wel vier beklimmingen tegen. Het kan weer een leuke rit worden, zeker met de zware vorige rit in de benen. Gaat iedereen het slechte weer goed verteren? Zo'n afdaling in de kou en regen kan een aanslag op je lichaam zijn. We moeten dus niet raar opkijken als we op de slotklim verrassende ontwikkelingen krijgen.

G19_T17_Anterselva_plan_zoom-1.jpg
G19_T17_Anterselva_alt_jpg-1.jpg

De dag na de zware rit met onderweg de Mortirolo bevinden we ons in de gemeente Commezzadura, een locatie in de provincie Trente. We zitten nu aan de andere kant van de Passo del Tonale, in de regio Trentino-Zuid-Tirol. Commezzadura is niet echt een dorp, het is een gemeente met een aantal kleine plaatsjes in Val di Sole. Val di Sole kennen we als rasechte opportunisten natuurlijk allemaal sinds een paar jaar, hier wordt namelijk jaarlijks een wereldbeker mountainbiken verreden! De volledig objectieve website visittrentino.info omschrijft Commezzadura op de volgende manier: Midden in een van de mooiste skigebieden van Europa - Folgarida-Marilleva en Madonna di Campiglio - aangesloten bij de Skirama Dolomiti Adamello Brenta, is Commezzadura samen met Vermiglio de hoofdplaats van de Noorse skitechniek. Daartoe draagt ook de Sci Club Val di Sole bij die al bestaat sinds 1960. De beroemdste piste is die van Roncacci waar diverse internationale competitiewedstrijden worden gehouden. Commezzadura omvat de deelgemeenten Mestriago en Mastellina waar de schilders Guardi en Piano werden geboren en waar de kerk van S. Agata staat die een van de mooiste van de vallei is. Verder zijn er nog Deggiano, Almazzago, het vakantiedorp Costa Rotian en het plaatsje Daolasa waarvan de skiliften verbonden zijn met die van Marilleva. Ze zijn direct bereikbaar vanuit het station waar de Dolomiti Express stopt.

sagata.jpg

Dat komt wel redelijk overeen met het stukje propaganda in het roadbook, al hebben ze daar ook nog een uitleg van de naam Commezzadura. Dat zou zoveel moeten betekenen als '"Land toegekend aan huurders in ruil voor de helft van de gewassen". Beetje een feodaal gebeuren dus, dat kan qua tijdlijn wel kloppen want de naam komt voor het eerst voor in een documentje uit 1213. Commezzadura bestaat dus inderdaad uit vijf kleine plaatsjes, waar in totaal amper 1000 mensen wonen. Sinds 1927 horen die plaatsjes bij elkaar in deze gemeente. Er staan historische gebouwtjes, zoals een aantal fonteintjes en kerken. De kerk van S. Agata inderdaad, maar blijkbaar ook de kerk van S. Giuseppe in Piano. De eerste kerk heeft fresco's, dat maakt 'm bijzonder. Verder is het toch wel het vermelden waard dat de Giro hier voor het eerst is voor een vertrek. Aangezien de weg door de vallei naar de Tonale kan leiden zijn we hier wel eens doorheen gereden, maar we zijn er nog nooit daadwerkelijk gestopt. Volgens wintersport.nl is Commezzadura een rustige gemeente waar het toerisme nog niet echt hoogtij viert. Je vindt hier wel hotels en appartementen, maar het is een rustige plaats gebleven zonder massatoerisme. Dat zal ongetwijfeld de reden zijn dat we hier nog nooit zijn aangekomen of vertrokken. Wel goedkope accomodatie hier, blijkbaar. Aanrader voor de mensen met een lichtere portemonnee. Van start gaan de renners op de parkeerplaats in Daolasa, het dorpje waar we de skilift tegenkomen die je naar Marilleva brengt. Ook komen we hier uit de kluiten gewassen hotel tegen. Tevens is Daolasa ook de plaats van het Bike Park en derhalve dus ook de plaats van het mountainbikegebeuren. ONZE Mathieu werd daar afgelopen jaar slechts derde, matig.

F_27003_336803.jpg

Na de neutralisatie in Commezzadura gaat de rit buiten de gemeente echt van start. Het eerste deel van deze rit gaan we over brede en rechte wegen dwars door de vallei rijden, langs de Torrente Noce. De eerste vijftien kilometer van deze rit gaat het eigenlijk gewoon continu rechtdoor, over een brede weg in licht dalende lijn. Die dalende lijn is dan wel weer zo licht dat het eigenlijk gewoon vlak is. We passeren een aantal dorpjes, maar daar rijden we straal voorbij. Pas in de buurt van het dorpje Cis komt er verandering in dit scenario. We slaan linksaf en komen daarna op een smallere en wat bochtigere weg terecht. Deze weg loopt een paar bochten verderop kort omhoog, maar al snel wordt het weer vlak. We hebben op dat moment een mooi uitzicht over Lago di Santa Giustina, een fraai meertje. Als dit meertje uit het beeld verdwijnt gaat de weg kort naar beneden, waarna we in de buurt van Cagnò over een weg gaan rijden met een aantal haarspeldbochten. Het loopt hier een aantal kilometer omhoog. Een kilometer of twee aan een procent of zes, toch even een pittig klimmetje tussendoor. Na dit klimmetje loopt het nog even een paar kilometer vals plat omhoog verder, terwijl we richting Revò rijden. Na 22 kilometer komen we boven uit in dit dorpje, omgeven door allerlei wijnranken. Ook zien de we in de verte het meer weer liggen. Op alle hellingen die afdalen naar het meer wordt een plaatselijke druivensoort geteeld, de Groppello, waarvan de Trentino Groppello di Revò wordt gemaakt. Zo, dat pak je ook weer even mee.

1263921000_D-9144-revo-banane-lago-di-santa-giustina.jpg

Na de passage in Revò is het even twee kilometer vlak, waarna de weg weer wat verder vals plat omhoog gaat lopen. We rijden rechtdoor over een brede weg, langs wat dorpjes en vooral langs heel wat druiven. Richting Cloz loopt de weg drie kilometer lang vals plat omhoog, waarna het richting Brez weer een kilometer licht naar beneden gaat. Vervolgens zetten we koers richting Fondo over een weg die steeds bochtiger wordt. Het is nog een kilometer of drie behoorlijk vlak, maar daarna begint de weg serieus omhoog te lopen. In de buurt van Fondo begint de beklimming van de Passo della Mendola. Het gaat direct steil omhoog, we krijgen te maken met een halve kilometer aan 12%. In deze meters gaat het zelfs tijdelijk aan 15% omhoog, de Mendola begint furieus. We fietsen nog steeds tussen de wijnranken door en de weg vlakt vrij snel af als we door het dorpje Fondo rijden. Halve kilometer vals plat, dat is weer een ander verhaal. Daarna gaat het wel weer een kilometer aan 6% omhoog, de Mendolapas is een serieuze beklimming ondanks het feit dat er op de top geen punten zijn de verdienen voor de bergtrui. We rijden via een bochtige weg door het dorp en net als we op het punt staan om Fondo te verlaten slaan we linksaf, terug het dorp in. Over een smal weggetje dat ook vrij steil is rijden we verder naar Malosco. De passage in dit dorpje is ook weer bochtig en smal, met ook nog een passage over steentjes. Buiten het dorp komen we weer op de brede doorgaande weg terecht, die heel even wat vlakker is. Al snel loopt het weer omhoog, waarna we worden geconfronteerd met twee kilometer aan 6,5%. Na dit stuk komen we uit bij een splitsing, waar we naar rechts gaan. De weg loopt vervolgens een kilometer naar beneden richting Ruffrè, met een paar bochtjes onderweg terwijl de weg iets smaller is geworden. Eenmaal in Ruffrè loopt de weg weer omhoog, we krijgen nog 2,5 kilometer aan 6,4% voorgeschoteld. Na 43 kilometer komen we dan boven op de Passo della Mandola, na 8,4 kilometer aan 4,5% gemiddeld geklommen te hebben. Verwarrend genoeg heeft de organisatie wel een profielkaartje van de klim laten maken, maar zijn er dus geen bergpunten te verdienen. Duidelijk verhaal. Boven op de pas komen de renners het ietwat verloederde vakantieoord Mendola tegen. Dit was ooit eind 19e eeuw een belangrijke toeristischte trekpleister, enkele groten der aarde trokken naar Mendola. Tegenwoordig is het niet meer zo populair, mede omdat de weg er naartoe niet zonder gevaren is. De rotswanden naast de weg willen nog wel eens wat stenen naar beneden laten vallen. Toch durft de Giro hier nog wel langs te komen, tijdens de Giro van 2016 bijvoorbeeld nog. Toen beklommen we de pas wel van de andere, zwaardere kant.

G19_T17_S01_Mendola_SAL_jpg.jpg
2.2-Il-passo-della-Mendola-Pacifico.jpg

Die kant gaan we nu afdalen. Richting Appiano zal het ongeveer 15 kilometer naar beneden gaan aan 6,4% gemiddeld. Een afdaling over een brede weg, maar wel met de nodige haarspeldbochten. Vooral in het begin volgen die bochten elkaar in hoog tempo op. Desondanks vind ik de afdaling wel meevallen. Er zitten een paar wat lastigere bochten tussen, maar de meeste haarspeldbochten zijn prima te nemen. De weg is breed en het gaat niet al te steil naar beneden, tevens is het behoorlijk overzichtelijk. Na de eerste sessie haarspeldbochten rijden de renners tijdelijk verder over een wat smallere weg die wat snelle bochtjes kent, dit deel is daardoor misschien zelfs nog wel een beetje lastiger. Al snel wordt de weg weer wat breder en dan duurt het niet lang voor we de volgende sectie met haarspeldbochten bereiken. Ook dit valt door de brede weg en het feit dat het niet extreem steil naar beneden gaat wel mee, al fietsen we ondertussen wel door een bos waardoor het overzicht wat minder is. De afdaling valt al bij al wel mee dus. Dankzij de natuur in de omgeving is het zelfs een mooie afdaling, prima te doen. Alleen te hopen dat er geen rotsblokken naar beneden vallen, al hangen er tegenwoordig bijna overal netten. Aan het eind van de afdaling komen we uit in Appiano, waar we we nog wat laatste haarspeldbochten meepakken. Na 57 kilometer bevinden we ons dan in een vallei, waar we de komende kilometers ook gaan blijven. Beneden slaan de renners linksaf, waarna er een kort steil knikje omhoog van 200 meter volgt. Daarna gaat het over een brede en vooral rechte weg nog een kilometer of vijf subtiel verder naar beneden, zonder dat het opvalt.

bolzano-lana-gampen-mendola-bici-da-corsa-bolzano-bolzano-e-dintorni-alto-adige.jpg
6f123c81ec7c21bc8f11151e412b5fe5_XL.jpg

Aan het eind van dit stuk in dalende lijn rijden we over de rivier Adige. We rijden daarna een aantal kilometer verder over de brede weg door de vallei, die nu vlak is. Na 68 kilometer komen we dan uit in Bolzano/Bozen. U mag zelf kiezen wat u fijner vindt, de Italiaanse of de Duitse naam. We bevinden ons uiteraard in Zuid-Tirol, dus worden we overal getrakteerd op twee namen. Bolzano, of Bozen, is de plaats waar Manuel Quinziato vandaan komt. Ik acht de kans ongeveer 100% dat Karsten Kroon zijn naam tijdens de uitzending gaat noemen. Bozen is een grote stad, met ongeveer 100.000 inwoners. 70% van die inwoners heeft Italiaans als moedertaal, de Italiaanse overheid is er hier vrij aardig in geslaagd om het Duits uit de mensen te rammen. Bozen is bekend vanwege het Zuid-Tiroler Archeologiemuseum, waar we de mummie Ötzi kunnen bezichtigen. Anton Anton! Bolzano is een stad waar heel veel wintersporters vandaan komen. Vooral veel alpineskiërs, biatleten en snowboarders. Ook Eva Lechner komt hier vandaan, die komen we tijdens het veldrijden nog wel eens tegen. Het is tevens blijkbaar een van de steden in Italië met de hoogste kwaliteit van leven. Nou, Bolzano dus. Te gek.

bolzano-alto-adige.jpg

Na de tocht door Bolzano slaan we rechtsaf, steken we via een brug een rivier over en slaan we daarna weer linksaf. We gaan lang langs het water rijden, over een brede weg die toch vooral vlak is. We rijden zo'n beetje drie kilometer rechtdoor richting Kardaun en na wat bochten in dit plaatsje gaat het weer een kilometer of vijf vooral rechtdoor richting Blumau. We rijden door een mooi gebied, langs de kant van de weg komen we allerlei hoge bergen en een aantal rotswanden tegen. Het is een mooie kloof waar we doorheen moeten, maar qua parcours is het niet heel interessant. Af en toe loopt het een paar meter omhoog, maar het mag allemaal geen naam hebben. Na Blumau rijden we nog eens een kilometer of vijftien door de vallei richting Waidbrück. Dit deel van de rit loopt vooral vals plat omhoog, met af en toe een paar hectometer waar het iets meer dan vals plat is. Alsnog weinig interessant, al blijft de omgeving prima. We rijden af en toe door een tunnel, dat is eigenlijk het meest spannende van dit deel van de rit. Na 92 kilometer rijden we langs Waidbrück en hier zien we aan de overkant van de rivier een kasteel op een berg staan. Komt me bekend voor, blijkt inderdaad bekend te zijn. In 2017 reden we ook nog in deze omgeving, toen tijdens een rit met aankomst in Ortisei. Dat is voor nu verder weinig relevant, want we zitten toch net weer op andere wegen. Na Waidbrück fietsen we nog eens zes kilometer verder door de ellenlange vallei. De weg blijft breed, maar wordt wel wat glooiender. Een golvend karakter, een paar keer kort op en af. Niet voldoende om voor een element van spanning te zorgen, maar het is in ieder geval niet volledig vlak. Na 97 kilometer rijden door Klausen en daarna is het nog 12 kilometer fietsen tot de eerste tussensprint van de dag. De weg leek iets glooiender te worden, maar het is nu gewoon weer vlak hoor. 12 vlakke kilometers langs het water richting Bressanone, of Brixen. Op een paar rotondes na komen we eigenlijk weinig tegen tot in Brixen. Nee, het is eigenlijk een kilometer of 50 lang totaal niet boeiend. Goed, na 109 kilometer rijden we na wat rotondes en bochten door Bressanone. In deze stad spreekt blijkbaar 70% Duits, dus dan kan ik het beter Brixen noemen. Uit Brixen, een plaats met 22.000 inwoners, is Gerhard Kerschbaumer afkomstig. De opportunisten onder ons kennen hem sinds vorig jaar als verdienstelijke mountainbiker. Brixen is een historische stad, zelf zeggen ze dat het de oudste stad van Tirol is. Er staan in het historische centrum wel wat aardige gebouwtjes, kerkjes en dat soort werk.

bressanone-centro-piazza.jpg

Na de tussensprint in Brixen gaan we bij een rotonde naar rechts, steken we een rivier over, gaan we weer naar rechts en na een tijdje langs de rivier gereden te hebben volgt er een scherpe bocht naar links. Na deze bocht begint de weg omhoog te lopen, we gaan eindelijk weer echt klimmen. Via een aantal bochten rijden we door een luxe buitenwijk van Brixen. Langs de villa's loopt de weg al anderhalve kilometer omhoog aan 5%, voordat de klim volgens de organisatie echt begint. Er gaat geklommen worden richting Elvas. Dit is een klim van de vierde categorie, 3,4 kilometer lang aan 7,6% gemiddeld. In totaal dus vijf kilometer lang, aan een iets lager gemiddelde. Daar waar de organisatie de klim laat beginnen gaat het een halve kilometer aan 6% omhoog, waarna er een steile halve kilometer aan 8% volgt. Daarna gaat het een kilometer lang aan 7,5% omhoog, toch best een pittig dingetje dit. Het wordt nog pittiger, want we krijgen hierna een halve kilometer aan 9% gevolgd door een halve kilometer aan 10,5%. In de buurt van de top wordt het weer wat makkelijker, in het dorpje Elvas gaat het nog maar aan een procentje of vier omhoog. Na 114 kilometer koers komen we boven in Elvas, een klein maar pittoresk dorpje.

G19_T17_S02_Elvas_SAL_jpg.jpg
Elvas_%28Brixen%29.JPG

Na de klim is het een kilometer vlak, terwijl de renners richting Naz rijden. In dit kleine dorpje slaan we linksaf en daarna blijft het nog een tijdje behoorlijk vlak. De weg waar we op uitkomen gaat na een tijdje wel naar beneden lopen, in totaal gaat het ongeveer drie kilometer naar beneden, zonder al te lastige bochten. Een makkelijke afdaling, over een brede weg. Beneden komen we uit in Sciaves, we zijn dan weer terug in de vallei. We zijn ook weer terug op de brede en vlakke weg. Al gaat het beneden wel kort een paar meter omhoog, maar daarna maken we een tijdje niets mee. We rijden richting Mühlbach, waar we na 124 kilometer passeren. Daarna rijden we vrolijk verder langs de rivier, richting Vandoies. Het is geen inspirerend stukje rit, al komen we ergens halverwege nog wel een kasteelruïne tegen langs de weg. Vlak voor we Vandoies binnenrijden gaan we bij een rotonde naar links, waarna we de weg langs de vallei verlaten. We rijden even door het dorp, pakken nog een bocht naar links mee en daarna begint de volgende klim van de dag. Het gaat nu 6,6 kilometer omhoog aan 7,6% gemiddeld. De klim naar Terenten, of Terento, begint nog makkelijk met een kilometer aan 3,3%. Daarna wordt het serieuzer, we krijgen te maken met vier kilometer aan 9%. In dit zware stuk van de klim komen we nog een keer een halve kilometer tegen aan 10%, met een uitschieter richting 12%. Na dit zware stuk wordt het makkelijker, in de laatste twee kilometer van de klim gaat het aan 5,5% omhoog. Na 135 kilometer komen de renners dan boven op deze klim van de derde categorie. Ze fietsen door de straten van het bijzonder toeristische dorpje Terento. De hotels vliegen je hier om de oren, niet te doen. Volgens het ongetwijfeld objectieve suedtirol.info staat Terento bekend om zijn zonnige ligging op een bergplateau en de vele mooie vergezichten. Het dorp is de ideale bestemming voor een actieve vakantie in een rustige omgeving. Het weidse uitzicht over de Dolomieten en de bergen van Sarntal vormt het indrukwekkende decor tijdens wandelingen naar bergtoppen en bergweiden, naar bergmeren als het Tiefrastensee of naar de aardpiramiden, een natuurlijk architectonisch meesterwerk. En dan ligt er ook nog eens een wintersportgebied in de buurt, fantastisch.

G19_T17_S03_Terento_SAL_jpg.jpg
B-terenten-terento.jpg

Boven in Terento volgt er een afdaling van zes kilometer in de richting van Falzes. Dit is een makkelijke afdaling. De weg is breed, het gaat niet steil naar beneden en er zijn weinig bochten onderweg. Als we bijna beneden zijn komen we nog wel een haarspeldbochten tegen en bijna direct daarna nog een wat lastigere bocht naar links, maar verder is dit een afdaling waar je met de ogen dicht naar beneden kan, geen enkel probleem. In de buurt van Issengo wordt het vlak, waarna we een kleine drie kilometer rechtdoor rijden naar Falzes. Deze naam komt me bekend voor en dat heeft te maken met het feit dat de Giro hier een aantal keer is geweest. In 2004 kwam hier bijvoorbeeld een rit aan, Damiano Cunego, de kleine prins, reed toen iedereen op een hoop. Ook in 2012 kwamen we aan in dit plaatsje. Ion Izagirre bleek toen de sterkste te zijn van een omvangrijke kopgroep, hij was toen nog een onbekende renner, dit was min of meer zijn doorbraak. Falzes, of Pfalzen, is overigens een weinig boeiend dorpje. Daarom rijden de renners snel rechtdoor verder. Het gaat nog twee kilometer verder rechtdoor over een vlakke weg, waarna we weer in een wat bochtigere fase belanden. Er moet nog een klein stukje afgedaald worden richting Brunico, of Bruneck. De afdaling, die ongeveer drie kilometer lang is, stelt niet veel voor. Een paar bochten onderweg, maar de weg is nog steeds breed en het gaat niet heel denderend hard naar beneden. Eenmaal beneden slaan we linksaf en daarna rijden we rechtdoor het centrum van Bruneck in. In deze stad vindt na 153 kilometer de tweede tussensprint van de dag plaats. Bruneck, of Brunico, is een stad met 15.000 inwoners. Het is de hoofdstad van het Pustertal, ook wel bekend als Val Pusteria. We raadplegen suedtirol.info weer voor wat zonder enige twijfel accurate informatie: Brunico staat voor sport, vooral voor bergsport. Het is echter ook een levendig en stijlvol stadje met een boeiende combinatie van traditie en moderne tijd. Dit is vooral te zien aan de architectuur, het ambachtswerk en de horeca. De berg Kronplatz domineert de stad. Ho, wacht, nu heb je mijn interesse. De Kronplatz? Plan de Corones? Ja, dat ligt hier in de buurt. Je kan daar natuurlijk aan wintersport doen, maar je kan ook de berg beklimmen, zoals we tijdens de Giro al een aantal keer hebben gedaan. Wanneer gaan we er weer naartoe? Ik vond dat wel een vermakelijke berg altijd. Enfin, Bruneck dus. Schlossje erbij, niks mis mee.

AIR_Ort_06.jpg

Na de tussensprint in Bruneck is het nog 28 kilometer fietsen tot de finish. Deze laatste kilometers van de rit werken we vooral in stijgende lijn af. Na de tussensprint is het wel nog even anderhalve kilometer vlak, terwijl we een paar bochten tegenkomen. Daarna loopt de weg 2,5 kilometer omhoog aan een procent of vier, richting Percha. Buiten Percha gaat het even een halve kilometer omhoog aan een procent of zes, maar daarna gaat het net zo makkelijk weer een halve kilometer naar beneden. De weg is hier wat bochtiger, maar dit stukje in dalende lijn is verder niet zo uitdagend. Hierna is het een kilometer of twee zo goed als vlak, terwijl de weg ook weer behoorlijk rechtdoor loopt. We rijden langs het gehucht Nove Case en hierna loopt de weg weer een kilometer omhoog aan vijf procent. Een kort knikje naar beneden volgt, met daarna een kilometer die bijna volledig vlak is. We rijden dan bijna rechtdoor Rasun di Sotto binnen, maar voor we dat doen slaan we linksaf bij een rotonde. Na deze rotonde loopt de weg weer anderhalve kilometer omhoog aan 5%. Het einde van dit klimmetje bereiken we ter hoogte van Rasun di Sopra, na 164 kilometer. Fototechnisch gezien is dit een strategisch gelegen dorpje. Voorbij dit dorpje is het nog eens drie kilometer zo goed als vlak, maar daarna begint de echte finale. In Rasun di Sopra komen we overigens ook nog een oude brug tegen en dan hebben ze hier ook nog eens een kasteel. Dat wordt ongetwijfeld nog wel in beeld gebracht.

blick-rasen.jpg

In de buurt van Anterselva di Sotto komen we een kort knikje omhoog tegen, waarna het een tijdje naar beneden gaat. We rijden langs de eerste van drie Anterselvas en hier gaat het drie kilometer omhoog aan 5%. We bevinden ons nu op minder dan tien kilometer van de finish. Na dit klimmetje is het anderhalve kilometer vlak en dan begint volgens de organisatie de slotklim pas echt. We rijden via Anterselva di Mezzo naar Anterselva di Sopra en daar gaat het los. Een slotklim van 5,5 kilometer aan 6,9% gemiddeld. Een reuzencol is het niet, maar toch een vrij behoorlijke klim. Het gaat eerst 500 meter omhoog aan 5%, maar daarna gaat het een kilometer omhoog aan bijna 8%. We rijden overigens nog steeds door een vrij brede vallei, ondanks het feit dat de weg omhoog loopt. Op de dorpjes na zien we naast de weg vooral uitgestrekte weides. De wind zou hier eventueel een rol kunnen spelen, mocht het waaien. De weg is verder zo breed dat het amper omhoog lijkt te gaan, maar schijn bedriegt. We krijgen zelfs te maken met een kilometer aan bijna 10% gemiddeld, met een steilste strook van 12%. Dit maken we mee op drie kilometer van het eind, een ideale plaats voor een late uitval dus. We rijden langs Anterselva di Sopra en dan wordt de klim iets makkelijker, al is een kilometer aan 8,7% nog steeds behoorlijk zwaar. Op twee kilometer van het eind wordt het nog wat makkelijker, tot aan de vod stijgt het aan 7,8% gemiddeld. De eerste 4,5 kilometer van de klim gaat het gemiddeld aan 8,2% omhoog, dat is het deel waar de renners actie moeten ondernemen. In de laatste kilometer krijgen ze namelijk met een opvallende situatie te maken. We rijden langs het biatlonstadion van Antholz en in eerste instantie gaan we gewoon rechtdoor over een weg die nog wat verder omhoog loopt. Op 750 meter van de streep volgt er dan weer een bocht naar rechts waarna we over een volgens mij tijdelijk aangelegde weg richting het stadion fietsen. We pakken op deze niet al te brede weg een paar bochtjes mee, waarna we op ongeveer 500 meter van de finish stevig naar beneden gaan, onder een tunnel door. Aan de andere kant van de tunnel gaat het dan weer stevig omhoog, waarna we ons in het stadion bevinden. Hier maken we een rondje zoals de biatleten het ook zouden doen. Zij doen dat op sneeuw, de renners mogen gelukkig over het asfalt rijden. In de laatste meters, die vlak zijn, pakken de renners nog twee bochten mee, de laatste op 150 meter van het eind.

G19_T17_Anterselva_ukm_jpg.jpg
G19_T17_Anterselva_ARR_zoom.jpg
a_e47950b7de.jpg

We finishen dus in het biatlonstadion van Antholz/Anterselva. De Südtirol Arena is een stadion waar met enige regelmaat belangrijke wedstrijden worden georganiseerd. Volgend jaar bijvoorbeeld, laat dat nou net de reden zijn dat we hier langskomen. In 2020 worden de wereldkampioenschappen biatlon georganiseerd in Antholz. Daarom moet deze locatie even in het zonnetje worden gezet, in een poging om volgend jaar meer toeschouwers naar het evenement te lokken. Speciaal voor de gelegenheid zullen morgen ook enkele biatleten van de partij zijn. Onder meer twee jongens uit Bruneck, Lukas Hofer en Dominik Windisch. Dit boeit echter helemaal niemand, want er is ook een dame uit Bruneck aanwezig. Dorothea Wierer zal acte de présence geven en afgaande op haar instagram is ze meer dan welkom. Ervaring met het organiseren van een wereldkampioenschap hebben ze hier genoeg, in de jaren 1975, 1976, 1983, 1995 en 2007 hadden ze dat feestje hier ook al. Tevens schijnt er hier vaak een wereldbeker te zijn, die wegens de hoogte van het parcours heeft te gelden als een van de zwaarste wedstrijden. Het belangrijkste biatlonstadion van Italië ligt dus in Antholz of Anterselva, een gemeente waar in totaal 2900 mensen wonen. De dorpjes hier stellen stuk voor stuk weinig voor, maar het is met name dankzij de omgeving een populaire bestemming voor vele winter- en zomervakanties. Voorbij het biatlonstadion heb je bijvoorbeeld ook nog het meer van Anterselva, lekker hoor.

a_f178ef905e.png

In finishplaats Anterselva zal het overdag niet zo warm worden, blijkbaar maar vier graden. Is het mei of is het november? Er is tevens wat kans op regen, maar wel minder dan gisteren. Wel staat er een stevig windje vanuit het noorden, wat meteen wil zeggen dat we geen leuke slotklim gaan krijgen. De laatste kilometers van de rit rijden de renners juist naar het noorden, dwars door open weides. De wind kan hier dus z'n gang gaan en derhalve gaan de renners met tegenwind moeten klimmen. Pas richting het eind van de rit verschijnen er wat bomen en zal er beschutting zijn. Nee, na het lezen van dit weerbericht heb ik ineens geen zin meer in de rit. Sorry jongens, dit wordt niks. In startplaats Commezzaruda zal het wat warmer zijn, 13 graden daar. Nog steeds best fris, zeker voor de tijd van het jaar. Ook daar een beetje kans op regen en ook daar redelijk veel wind vanuit het noorden. Gedurende rit rijden we vooral richting het oosten en het noorden, dus dat wordt afzien. Veel tegenwind gedurende de dag, we pakken het langzaamste tijdschema erbij. De rit begint om 12:20 en na vijf minuten neutralisatie gaan de renners er dan echt vandoor. Eurosport is er zoals te doen gebruikelijk weer om 13:15 bij. De renners zijn dan bezig met de beklimming van de Mendolapas, als het goed is. De aankomst wordt verwacht tussen 16:55 en 17:28. Ik zet in op zes uur, met een beetje mazzel zijn ze voor het donker wordt binnen.

D-0448-antholz-obertal-kirchlein-St-Josef-chiesa-san-giuseppe-anterselva-di-sopra.jpg

Het zou natuurlijk heel flauw zijn om te beweren dat Martin Fourcade morgen gaat winnen. De waarheid is dat deze rit opnieuw lastig te voorspellen is. Het hangt zoals altijd volledig van de renners af. De rit lijkt in principe niet moeilijk genoeg om grote verschillen tussen de renners te creëren. Eigenlijk is alleen de slotklim nog een beetje lastig en dat lastige deel is dan meer een kilometer of vier lang. Dan moet je denken aan de beklimming van de Civiglio, zulke verschillen. Dat viel op de top allemaal wel mee, het lag toen op een zakdoek. Voor tijdwinst hoeft iemand als Nibali het tijdens deze rit waarschijnlijk niet te doen, tenzij er gekke dingen gebeuren. De enige reden om te rijden zou zijn omdat hij een keer een rit wil winnen. Of hij daarvoor zijn mannen de hele dag gaat opofferen is maar de vraag. Movistar zal er geen probleem mee hebben om een groep een voorsprong van een kwartier te geven, dus zal de rest het werk weer moeten opknappen. Mitchelton-Scott wil misschien nog wel controleren voor Yates, maar eerlijk gezegd doen ze er beter aan om Nieve nog eens in de aanval te sturen, of Hamilton ofzo. Astana is altijd een ploeg om rekening mee te houden, maar tot nu toe hebben ze vooral mannen in de aanval gestuurd zodat er in het peloton niet gereden hoefde te worden. Kortom, ik verwacht eigenlijk weer een rit voor de vluchters. Alleen lastig in te schatten wie er in aanmerking komen voor de vlucht van de dag aangezien we tijdens de vorige rit weer zo'n grote groep weg zagen rijden. Die jongens zullen wel redelijk moe zijn, al is het voor niemand een makkelijke dag geweest. Als de klassementsrenners er toch voor gaan zie ik Nibali wel winnen, maar de kans is dan groter dat er weer iemand mag wegrijden, Yates of Lopez bijvoorbeeld. Enfin, ik ga voor wat vluchters dus. Hoera voor vijf verkeerde namen.
1. Kangert. EFgoden zijn massaal op de brommer. Carthy en Dombrowski stijgen boven zichzelf uit. Kangert blijft een beetje achter, maar staat desondanks 20e in het klassement. Deze rit zou een goede gelegenheid voor hem kunnen zijn om in de aanval te gaan. Als tijdrijder kan hij de vlakke aanloop gebruiken om mee te springen.
2. O'Connor. Ben heeft op twitter beloofd dat hij zich vandaag gaat tonen. Belofte maakt schuld.
3. Bakelants. Blijven proberen Jan! Ooit gaat het lukken. Dat zeg ik ook altijd tegen mezelf als het over mijn voorspellingen gaat.
4. Izagirre. Als ik hem maar vaak genoeg blijf noemen lukt het uiteindelijk vast wel een keer. Iedere dag gaat er een andere renner van Astana in de aanval, nu is Ion weer aan de beurt. Vind ik. Heb er alleen geen vertrouwen in dat het goed gaat aflopen op basis van zijn huidige vorm.
5. Jungels. Bob is echt viesslecht deze Giro. Hij kwam hier om een klassement te rijden, maar ondertussen wordt ie iedere keer gelost. Het zou kunnen liggen aan het klassieke voorjaar dat hij heeft gereden, of misschien is hij wel gewoon ziek. Weet ik allemaal niet eigenlijk, maar je moet toch vijf renners noemen. Bob is iemand die vandaag wel mee zou kunnen gaan in de aanval. De vlakke aanloop is in zijn voordeel, maar met zijn vorm van de afgelopen dagen zal het lastig worden om op de slotklim de rit naar zijn hand te zetten.

Tevens is voetbal geen sport.
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:26
SPOILER: Tappa 18: Valdaora/Olang - Santa Maria di Sala, 222 km
Tappa 18: Valdaora/Olang - Santa Maria di Sala, 222 km

Onderweg naar het biatlonstadion van Antholz kregen we in het begin van de rit met een zware strijd te maken. Zo'n beetje iedereen wilde wel in de kopgroep zitten en daarom duurde het tot de uitzending begon voor er een groep wegreed. Een sterke groep van een man of tien. Het leek even stil te vallen in het peloton, maar toen werd er toch nog door enkele renners een snok aan gegeven. Bob Jungels wilde hoe dan ook mee in de vlucht van de dag en dus ging hij samen met nog wat andere jongens in de achtervolging. Ook Formolo sprong mee en daar leken ze in het peloton niet zo blij mee te zijn. Movistar controleerde het en ook Ineos zette een mannetje op kop om Formolo toch maar weer terug te halen. Vlak voor de top van de eerste klim van de dag, de Presolana, leek het tweede groepje ingerekend te worden. In de afdaling liepen ze toch weer uit en uiteindelijk wisten ze aan te sluiten vooraan. Daarna kwam het peloton toch tot rust. De grote kopgroep bestond uit 18 renners, onder deze renners bevonden zich Bakelants, Neilands, Chaves, Kangert, de onvermoeibare Masnada en nog een aantal renners. Ook Jungels en Formolo dus, en onze eigen Koen Bouwman. Ook De Gendt was weer van de partij, net als ene Nans Peters. De voorsprong van de koplopers liep snel op, van een minuut of twee naar vijf minuten. Movistar controleerde voorzichtig, Formolo stond meer dan 11 minuten achter in het klassement dus er was geen enkele reden om hard door te rijden. Toen de voorsprong begon op te lopen naar een minuut of zes à zeven besloot Ineos toch maar een mannetje op kop te zetten, in een poging het klassement van Sivakov een beetje te beschermen. Tot 70 kilometer van het eind liepen de koplopers uit, tot ze een voorsprong van ongeveer acht minuten hadden. Daarna begonnen ze langzaam wat tijd in te leveren, terwijl we zagen dat vooraan Jan Bakelants in de aanval ging. Hij vond het nodig om even in beeld te rijden, maar het was verder nogal een kansloze poging. Bakelants reed een kilometer of 20 alleen op kop, maar op de Terento werd hij weer bijgehaald door De Gendt, Neilands, Masnada, Brambilla, Formolo en nog wat renners. Op de Terento raakten we wel een deel van de kopgroep kwijt, maar na een korte afdaling en een stuk in de vallei kon iedereen weer aansluiten. We reden door Bruneck en daarna gingen we op weg naar de laatste klim van de dag, daar zou dan alles moeten gebeuren.

De vals platte aanloop richting deze slotklim nodigde uit tot aanvallen. Onder meer Conti probeerde een aantal keer in de aanval te gaan, maar hij kwam steeds niet echt weg. We zagen nog meer aanvalspogingen, maar op 16 kilometer van het eind kwam de beste. Nans Peters muisde er vanonder en niemand volgde hem. Op de vals platte weg richting Antholz reed hij snel een grote voorsprong bij elkaar, ook omdat er achter hem vooral naar elkaar werd gekeken. In het peloton was ondertussen Astana ook gaan rijden, maar de voorsprong van de koplopers bedroeg nog steeds een minuut of vijf. Op acht kilometer van het eind zagen we Esteban Chaves in de achtervolging gaan op Peters, hij kreeg Neilands en Conti met zich mee. Nans Peters bleef ondertussen uitlopen, van 45 seconden steeg zijn voorsprong naar een minuut. De lastige slotklim moest nog wel komen, die kilometers aan 8% gemiddeld zou hij vast niet overleven. Niets bleek minder waar, ook op de steile stroken van de klim bleef de voorsprong van Peters groeien. Achter Peters bleek Chaves de sterkste achtervolger, maar hij verloor alleen maar tijd. Niemand kwam in de laatste kilometers maar in de buurt van de sterke edoch onbekende Fransman van AG2R. Zijn eerste overwinning tussen de profs, in het biatlonstadion van Antholz. Chaves werd tweede, voor Formolo, Masnada en Neilands. Een voortreffelijke klimmer als Formolo verloor zelfs bijna twee minuten ten opzichte van de verrassende Peters. In het peloton zagen we op de slotklim dan weer dat Jan Hirt de knuppel in het hoenderhok gooide. Hij gooide er een grandioze versnelling uit en bijna niemand kon het wiel houden. Hij gooide die versnelling er eigenlijk uit in dienst van Lopez, maar zelfs Lopez werd slachtoffer van zijn tempo. De Colombiaan moest lossen, waarna we Landa in de aanval zagen gaan. Niemand wilde of kon reageren op Landa en dus reed de Bask voor de rest van de favorieten het stadion in. Een beetje tijdwinst, maar niet veel. 12 seconden achter hem zagen we Carapaz binnenkomen, hij was samen met de wonderbaarlijk snel herstelde Lopez nog weggereden bij Nibali en Roglic. De eveneens verrassend sterke Hugh Carthy hing er ook nog ergens tussen. Hij probeerde Landa even te volgen, maar kwam zichzelf een beetje tegen. Wel kwam hij nog binnen voor Nibali en Roglic. Nibali verloor zeven seconden op Carapaz, 19 op Landa. Hij was op de slotklim niet in staat om te reageren op de demarrage van Carapaz, waardoor het er ernstig op lijkt dat de Giro wel beslist is. Carapaz loopt weer verder uit en hoewel hij niet veel tijdwinst pakt lijkt hij na een misschien wat mindere beurt op de Mortirolo weer beter omhoog te gaan dan Nibali.

Carapaz heeft ondertussen een voorsprong van bijna twee minuten op Nibali, met nog twee bergritten te gaan. Met Nibali ben je nooit klaar, maar er is een spectaculaire inzinking nodig om dit nog uit handen te geven. Op die eventuele spectaculaire inzinking moeten we wel nog een dag wachten, want na heel veel dagen in de bergen krijgen de renners nu voor de verandering een keer een vlakkere rit voorgeschoteld. Al is deze rit niet volledig vlak, we moeten ons nog eerst via de bergen richting het platteland begeven en komen dus onderweg nog wel wat hoogtemeters tegen. Desalniettemin is dit een rit die op papier zou moeten eindigen in een massasprint. Al hebben we dan wel weer te maken met het feit dat bijna alle sprinters al naar huis zijn, dus krijgen we wellicht ook voor de vierde rit op rij te maken met een rit voor de vluchters.

G19_T18_SMariadiSala_plan_zoom.jpg
G19_T18_SMariadiSala_alt_zoom.jpg

De laatste relatief vlakke rit in lijn gaat van start in Valdaora, of Olang. Het is een gemeente met in totaal 3100 inwoners, een kilometer of 20 ten zuiden van het biatlonstadion waar de vorige rit eindigde. We zijn aan het eind van de vorige rit praktisch langs deze locatie gefietst. Toen we vanuit Bruneck kwamen sloegen we linksaf richting Rasun di Sopra, maar als we toen rechtsaf waren geslagen hadden we dwars door Olang gereden. De gemeente ligt aan de voet van de Passo di Furcia, een klim die de vorige rit eigenlijk wel had kunnen gebruiken voor een extra element van spanning. Het was tot op de slotklim toch wel een redelijk saaie rit, een extra klim van een kilometer of 12 aan 6% had het wat leuker gemaakt. Of we hadden kunnen finishen op de Kronplatz, dat was nog beter geweest. Want de Kronplatz, die ligt hier natuurlijk ook in de buurt! Suedtirol.info is bijzonder betrouwbaar gebleken dus we laten die jongens het zware werk weer opknappen: De vier dorpen Valdaora di Sopra/Oberolang, Valdaora di Mezzo/Mitterolang, Valdaora di Sotto/Niederolang en Sorafurcia/Geiselsberg zijn schitterend gelegen aan de voet van skigebied Kronplatz, in het hart van de natuurparken Fanes-Senes-Braies/Fanes-Sennes-Prags en Vedrette di Ries-Aurina/Rieserferner-Ahrn. Valdaora is in zomer en winter een populaire vakantiebestemming – en terecht, want de wandel- en skimogelijkheden zijn er vrijwel eindeloos. Wat dacht u ervan om in zeven dagen door zeven dalen te wandelen? En in skigebied Kronplatz bieden honderden kilometer piste onbegrensde skimogelijkheden. Valdaora is een eldorado voor gezinnen met kinderen: veel wandelroutes zijn geschikt voor kinderen, het water in het zwembad heeft een heerlijke temperatuur en in speelpark Kinderwelt aan de rand van het bos kunnen kinderen zich uitleven in de speeltuin, op het water en in de klimtuin. Een eldorado zelfs, moet niet gekker worden. Het roadbook heeft als aanvulling nog dat er een paar leuke kerkjes in de gemeente staan en dat er een meertje is. Bovendien komen we in de bergen boven Valdaora in Bad Bergfall een aantal zwavelbaden tegen, dat schijnt goed voor je te zijn als je last hebt van reumatische aandoeningen of suikerziekte. Starten doen we in ieder geval in het midden van de gemeente, in Valdaora di Mezzo. Hier voor de deur van het lokale rathaus vertrekken de renners.

14890031688_5b54df24a8_b.jpg

Tijdens de neutralisatie rijden we een rondje door de gemeente Olang. Buiten de dorpjes komen we op een brede weg in de vallei terecht, langs het lokale meer. Hier begint de rit echt en in de eerste kilometers gaat het rechtdoor over een vlakke weg richting Welsberg. Hier gaan we bij een rotonde naar links, waarna we dwars door het dorp rijden. De passage door het dorp is vlak en ook buiten Welsberg zal het nog een kilometer of twee vlak zijn. Daarna begint de weg richting Niederdorf een aantal kilometer vals plat omhoog te lopen. In de buurt van dit plaatsje slaan we weer een keer linksaf en we gaan ook dwars door dit dorp rijden. Het is weer even vlak, maar na Niederdorf gaat het weer een aantal kilometer vals plat omhoog. Er zitten een paar strookjes tussen waar het daadwerkelijk omhoog gaat, maar over het algemeen schuurt het bijzonder dicht tegen volledig vlak aan. Na de tocht door Niederdorf komen we weer uit op de grote weg in het Pustertal. Deze weg voert richting Toblach, maar voordat we dit plaatsje echt bereiken slaan de renners rechtsaf en gaan ze rechtdoor richting het zuiden. De weg richting het zuiden loopt de komende 16 kilometer vooral vals plat omhoog. We komen in dit stuk een meter of 300 hoger uit, dus dan is het meteen duidelijk dat we niet daadwerkelijk met een zware beklimming te maken krijgen. Wel met een goede weg voor een sterke groep om weg te rijden. De controle zal voor de sprintersploegen toch lastiger zijn dan op een volledig vlakke weg. De route die we nu volgen is overigens wel mooi, we rijden tussen allerlei Dolomietenreuzen door. Aan de linkerkant zien we bijvoorbeeld na een tijdje Tre Cime di Lavaredo liggen, maar dat is slechts een van de vele mooie bergen hier. Als de kopgroep eenmaal is vertrokken zou het zomaar kunnen dat ze in het peloton gaan genieten van het uitzicht. We rijden overigens naar Cimabanche, over de Passo Cimabanche. Ik heb nog een profielkaartje weten op te sporen en dit kaartje geeft aan dat de lastigste kilometer van deze klim er eentje is aan 3,5%. Aan het eind zit er nog een knikje aan 4% in, dat is het meest schokkende aan deze klim.

1076.gif
lake-dobbiaco-1461360_960_720.jpg

Tijdens de beklimming, voor zover je daar van mag spreken, rijden we ook langs Monte Piana, een berg waar men tijdens de Eerste Wereldoorlog nog wel een aardig robbertje heeft staan te matten. Op de flanken van de berg komen we nog vele verdedigingswerken tegen uit die tijd. Voorbij Monte Piana rijden we nog even een stukje verder richting de top van de Cimabanche, die we na 30 kilometer koers bereiken. We verlaten Zuid-Tirol en duiken Veneto in. Eenmaal in Veneto gaan we 15 kilometer in dalende lijn verder richting Cortina d'Ampezzo. Ook deze kant van de pas is niet zo boeiend, van die 15 kilometer zijn de eerste vier gewoon vlak eigenlijk. Daarna loopt de weg zelfs nog een kilometertje vals plat omhoog, waarna er zowaar een lastiger stukje afdaling volgt van een kilometer of drie aan meer van vier procent in dalende lijn. Paar bochten erbij, maar de weg is breed en er zal ondertussen vermoedelijk geen noodzaak zijn om hier heel hard naar beneden te gaan. De kopgroep zal tegen deze tijd wel weg zijn, dus dan hoeven er niet veel risico's meer genomen te worden. Na dit stukje echte afdaling wordt het eigenlijk weer zo goed als vlak. Het gaat een paar kilometer rechtdoor richting Cortina d'Ampezzo. Vlak voor de deze stad bereiken gaat het wel nog even een kilometer wat steviger naar beneden, maar ook dat mag geen problemen opleveren. Zodoende rijden we na 45 kilometer door Cortina d'Ampezzo, wat volgens wintersport.nl een bekende wintersportplaats in Italië is. Het kleine stadje heeft een mondaine uitstraling en de portemonnee van de gasten is er over het algemeen wat dikker dan in andere gebieden in Italië. ]Cortina ligt in de brede en zonnige Ampezzo vallei op een hoogte van 1224 meter. Cortina d’Ampezzo is echt Italiaans, in tegenstelling tot veel andere gebieden in de buurt, die ook nog wel wat Oostenrijkse/Germaanse invloeden hebben. Zo, daar kunnen we wat mee. Het is wel een plaats waar ze wat met sport hebben, want ze organiseerden hier ooit de Olympische Winterspelen. Tegenwoordig houden ze zich volgens mij vooral bezig met alpineskiën, maar daarvoor volg ik al die wintersporten niet goed genoeg. Ik weet wel dat dit een plaats is die vaak in de Giro voorkomt, in 2012 kwam hier bijvoorbeeld nog een zware bergrit aan die werd gewonnen door Joaquim Rodriguez. Er liggen hier allerlei zware beklimmingen in de buurt, zoals de Passo Giau. Ook de Passo Tre Croci komen we hier tegen, maar al die mooie beklimmingen slaan we vandaag helaas over.

cortina-paese-montagna-02.jpg

Buiten Cortina d'Ampezzo gaan we een kilometer of 30 door dezelfde vallei rijden. De weg in deze vallei loopt vooral naar beneden, al zal het een groot deel van de tijd gewoon vlak aanvoelen. Het gaat ook vooral rechtdoor, spannende bochten komen we amper tegen. Daardoor zal er wel meer tijd zijn om te genieten van de omgeving, want de bergen die hier in de buurt rondhangen zijn nog steeds bijzonder spectaculair. Af en toe rijden we door een dorpje, maar verder valt er eigenlijk weinig van enige importantie te noteren. Na een kilometer of 20 op deze licht dalende manier rond te hebben gereden over vooral rechte en brede wegen komen we door het dorpje Peaio. Hier wordt het iets bochtiger, heftig. Even verderop komen we in de buurt van Suppiane zelfs een keer een haarspeldbocht tegen, het is niet te geloven. Gaat het hier dan gevaarlijk naar beneden? Nee, want de weg loopt tijdelijk omhoog. Af en toe komen we tijdens dit ellenlange stukje rit wel een strook in stijgende lijn tegen, het gaat niet continu naar beneden. Voorbij het plaatsje Valle di Cadore rijden we wel weer over een rechte weg, die opnieuw licht naar beneden loopt. We zetten koers richting Pieve di Cadare. In de buurt van dit plaatsje houden we rechts aan, waarna we een aantal bochten verder richting het zuiden gaan fietsen, door een andere vallei. Aanvankelijk rijden we over een brede weg, maar al snel volgt er een bocht naar rechts waarna we over een wat smallere weg verder gaan. Deze weg loopt kort omhoog, maar daarna gaat het naar beneden richting Perarolo di Cadore. Dit stukje naar beneden is nog wel even interresant, want buiten het dat de omgeving hier door licht overhangende rotswanden vrij imposant is komen we ook nog een aantal haarspeldbochten tegen. Toch even opletten, zo in de omgeving van Perarolo. Na 81 kilometer komen we uit in dit plaatsje, ingesloten door de bergen.

z2L0zcn.png

Na Perarolo rijden we een kilometer of tien verder richting Ospitale di Cadore over een glooiende weg. Het is een vrij bochtige weg, nog steeds door de vallei, die meerdere korte klimmetjes kent. Nooit echt een lastige klim onderweg, het gaat een aantal keer een meter of 500 omhoog aan een paar procent, met daarna weer een klein stukje in dalende lijn. We rijden deels door een bos en als de bomen verdwijnen hebben we weer uitzicht op de bergen langs de vallei. Ook zien we af en toe de Piave, dat is de rivier die voor al dit natuurschoon heeft gezorgd. Door het bochtige en licht glooiende karakter is dit deel van de rit wat minder saai, maar alsnog is het allemaal redelijk betekenisloos. Na Ospitale di Cadore rijden we nog eens een kilometer of vijf verder op dezelfde manier richting Castellavazzo. De weg blijft licht glooiend, terwijl de omgeving blijft imponeren. In Castellavazzo komen we weer op de hoofdweg terecht en die weg volgen we de komende kilometers terwijl we richting Longarone rijden. Longarone is een dorp met een geschiedenis, want in 1963 ging het hier godsgruwelijk mis. In de nabijheid van Longarone had men een stuwmeer aangelegd, dat werd afgesloten door de Vajontdam. De locatie bleek alleen niet zo goed uitgekozen, aangezien er in deze omgeving meerdere aardverschuivingen te noteren vielen. Dat wist men, maar toch bleef men het stuwmeer gebruiken. Vragen om problemen, en zo geschiedde. Bij een nieuwe aardverschuiving schoof er een stukje berg van 350 miljoen kubieke meter het meer in, waardoor er een vloedgolf werd veroorzaakt. Het water ging over de rand van de dam en stroomde zo het dal in. Longarone werd daardoor compleet verwoest en 2000 mensen kwamen om het leven. Ondertussen is het stuwmeer niet meer in gebruik en heeft men Longarone weer heropgebouwd. Dammetje was ook nog eens een van de hoogste van de wereld, vrij ongelukkig allemaal. Enfin, na Longarone rijden we een kilometer of 12 min of meer rechtdoor richting Ponte nelle Alpi. De brede weg die we nu volgen is vooral vlak, met af en toe een stukje in dalende lijn. Zodoende komen we na 108 kilometer uit in Ponte nelle Alpi, waar we ook daadwerkelijk over de ponte gaan rijden.

DJI_0573-1200x800.jpg

Na dit kicken bruggetje slaan de renners linksaf, waarna het een kilometer vals plat omhoog gaat richting Cadola. Hier pakken we wat bochtjes mee, want we moeten onder een snelweg door. Aan de andere kant van de snelweg komen we uit in Paiane en hier begint een heuse klim. We gaan beginnen aan de Pieve di Alpago, een beklimming van ongeveer zes kilometer aan 5% gemiddeld. Klimmetje van de vierde categorie, al boeit dat ondertussen al niet echt meer omdat we toch wel weten wie de bergtrui mee naar huis neemt. De klim heeft in het begin kort achter elkaar wat leuke bochtjes, maar extreem steil wordt het hier niet. De lastigste kilometer van de klim is er eentje aan 6,5% gemiddeld, met een zwaarste strook aan 8%. Het gaat vrij geleidelijk omhoog, al zullen onze vrienden met de snelle benen hier alsnog niet vrolijk van worden. Het eerste deel van de klim is het lastigste, richting de top wordt het wat makkelijker. Wel een bochtige klim, richting de top komen we nog heel wat haarspeldbochten tegen. Terwijl ik dit schrijf luister ik overigens naar Hairpin Turns van The National, wat een toeval. Goed nummer is dat trouwens, prima nieuw album weer van de heren. Dit verder geheel terzijde. Na 118 kilometer komen we boven uit in Pieve d'Alpago, een dorpje waar zelfs de lokale toeristische afdeling niet van onder de indruk is gezien het feit dat alle foto's onscherp zijn. Je kan hier in de buurt wel van een berg af paragliden, dat is natuurlijk heel stoer.

PieveDAlpagoW.gif
Pieve-Alpago.jpg
Pixels tellen met infodolomiti.it

Na de klim gaat het in het dorpje Pieve d'Alpago gelijk naar beneden. We pakken een bocht mee en daarna gaat het twee kilometer rechtdoor licht naar beneden richting Garda. Hier loopt de weg tijdelijk omhoog, waarna we na een bocht naar rechts weer een kilometer of drie naar beneden gaan richting Puos d'Alpago. Dit stukje van de afdaling kent een paar bochten, het wordt hier even iets technischer. Voorbij Puos is het een aantal kilometer vlak, als we naar Farra d'Alpago rijden. Buiten dit dorp bereiken we een meertje, Lago di Santa Croce. Langs dit meer is de weg vooral vrij vlak, waardoor we in z'n totaliteit met een stuk vlak van een kilometer of zes te maken hebben. Langs het meer rijden we door een aantal tunneltjes. Na het laatste tunneltje laten we het meer achter ons en dan begint de weg een kilometer of twee aan 5% omhoog te lopen. We klimmen naar de top van Sella di Fadalto, via een aantal bochten. Als we boven zijn rijden we door het ietwat vervallen dorpje Fadalto. Hier liggen er nogal wat bochten op de renners te wachten. Eerst nogal wat bochten in licht stijgende lijn, maar richting het eind van het dorp gaat het vooral naar beneden. Stelt al bij al niet veel voor, we verlaten al snel het dorp en dan gaat het nog een kilometer of twee verder naar beneden over een brede weg. We rijden langs een meer met een niet al te fraaie naam, Lago Morto. Hier wordt de weg vlak en dat zal een kilometer of drie zo blijven. Daarna rijden we door San Floriano, waar het nog een kilometer wat steviger naar beneden gaat. Paar bochten hier ook, maar het is prima te doen. Vervolgens rijden we over de bochtige weg verder, maar die wordt daarna wel vlak. Het zal een kilometer of acht volledig vlak zijn terwijl we richting Vittorio Veneto rijden. Deze stad bereiken we na 146 kilometer koers.

4478VittorioVenetoPzaFlaminio.jpg

Vittorio Veneto is de stad van de mislukte wielrenners, zouden we wel kunnen zeggen. Onder meer Mirco Lorenzetti, Tiziano Dall'Antonia, Giorgio Cecchinel en Simone Andreetta komen hier vandaan. Je moet het wielrennen wel heel goed volgen om van deze jongens gehoord te hebben. Het is wel een mooie stad, met blijkbaar twee stadsdelen die de moeite waard zijn. Vooral het oude stadsdeel Serravalle bevat de nodige mooie gebouwen, onder meer op het hierboven afgebeelde pleintje. Vittorio Veneto is tevens de stad waar in 2014 eindbaas Stefano Pirazzi een rit wist te winnen. Tutti pazzi per Pirazzi! Hij maakte toen wat obscene gebaartjes na die zege, omdat hij het niet eens was met alle mensen die kritiek op zijn rijstijl hadden. Later konden wij met z'n allen obscene gebaartjes naar Pirazzi sturen toen hij betrapt werd op het gebruik van verboden middeltjes. Desondanks mis ik een type Pirazzi wel, het was een vermakelijke hork. Zeker als je vergelijkt met wat voor ellende Bardiani tegenwoordig komt, die jongens mogen zijn veters nog niet strikken. Goed, we gaan door. Na wat bochtenwerk en een aantal smalle passages in Vittorio Veneto gaan we buiten de stad op weg naar Ogliano. We komen wat rotondes tegen, maar daarna gaat het een tijdje verder rechtdoor. De weg is niet al te breed breed, maar het is wel grotendeels vlak. Richting Ogliano komen we een kort klimmetje tegen van een paar honderd meter, maar verder is er niets aan de hand. Buiten Ogliano gaat het nog een keer een kilometer naar beneden, maar dan wel over een rechte weg. Na dit korte afdalinkje komen we uit aan de buitenrand van Conegliano, waar de eerste tussensprint van de dag ligt. Voor we die tussensprint bereiken pakken we nog wel een rotonde en een paar bochten mee, maar daarna zal er na 159,5 kilometer koers gesprint worden. Het is dan nog een kilometer of 60 fietsen tot aan de finish. Conegliano is een stad waar buitengewoon veel sporters vandaan komen, vooral wielrenners. Onder meer Sacha Modolo, Andrea Vendrame en Alessandro Pessot zijn hier geboren. Die laatste kent u niet, want dat is een renner van Bardiani. Vooral 1974 was een goed jaar voor Conegliano, toen zagen Alessandro Del Piero en Marzio Bruseghin hier het levenslicht. Del Piero was natuurlijk een fantastische voetballer, een mooie voetballer zoals ze er nu in Italië niet meer zijn. Bruseghin was dan weer een gepatenteerde hardrijder. Bruseghin, die meerdere ritten won in de Giro, stond altijd bekend als de man van de ezels. Na zijn carrière is hij echter wat anders gaan doen, hij is prosecco gaan produceren! Zijn wijnranken bevinden zich in de heuvels rond Vittorio Veneto, de stad waar we net nog doorheen fietsten. Zijn wijn gaat tegenwoordig door het leven als Amets Prosecco, ik weet niet of dat een ode is aan Txurruka maar ik hoop het wel. Uiteraard is het etiket voorzien van een ezel, want je moet wel trouw blijven aan je identiteit.

DSC02302-1333x1000.jpg
s-teonisto-5-001_2_132608_v1.jpg

Na de tussensprint in Conegliano rijden we vijf kilometer volledig rechtdoor, richting Susegana. Onderweg komen we een paar rotondes tegen, maar dat is het dan ook wel. Na een bocht naar links in Susegana gaat het nog eens drie kilometer rechtdoor richting Ponte della Priula. Hier gaan we bij een rotonde rechtdoor en dan rijden we via een brug over de Piave. Na deze brug slaan de renners linksaf en dan gaat het nog eens vier kilometer volledig rechtdoor tot aan Spresiano, over een brede en volledig vlakke weg. Aan het begin van de dag reden we nog tussen de meest prachtige bergen door, nu bevinden we ons op het platteland tussen de industrieterreinen. Het kan verkeren. Na Spresiano komt er nog steeds niet veel schot in de zaak, we rijden nog eens vijf kilometer praktisch rechtdoor over een weg die zelfs heel subtiel naar beneden loopt. Aan het eind van dit stuk rechtdoor slaan we rechtsaf, waarna we nog eens vier kilometer rechtdoor mogen. Wel een paar rotondes in dit stuk, zodat de renners niet in slaap vallen. Bij een rotonde in de buurt van Ponzano slaan we linksaf, waarna we rechtdoor richting Paderno rijden. Hier volgt er dan weer een bocht naar rechts, waarna het opnieuw een kilometer of drie rechtdoor gaat tot in de buurt van Castagnole. Hier pakken we een paar bochten mee en dan gaat het weer verder naar Paese over een rechte, brede en vlakke weg. In Paese krijgen we kort achter elkaar met drie bochten te maken, waarna we op de automatische piloot verder fietsen naar Quinto di Treviso, dat drie kilometer verderop ligt. Hier slaan we dan weer rechtsaf, om vervolgens een kilometer of vijf rechtdoor naar het zuiden te rijden. Na ongeveer 200 kilometer komen we dan uit in Zero Branco. De weg tussen Quinto di Treviso en Zero Branco kende een paar rotondes, maar verder is het hetzelfde verhaal. Breed, vlak, gaap. Komt weinig verandering in als we richting de tweede tussensprint van de dag gaan. In Zero Branco ligt een flauwe bocht naar rechts en na die bocht gaat het zo ongeveer volledig rechtdoor tot aan de tussensprint. Die tussensprint volgt na 205 kilometer in Scorzè, een dorpje dat bekend zou moeten zijn omwille van het feit dat ze hier het mineraalwater San Benedetto produceren. Het stikt in deze omgeving van de bedrijven, ook de motortjes van Aprilia worden hier deels in elkaar gedraaid. Zo'n beetje iedere vlakke meter hebben ze hier gebruikt om een lelijk bedrijfspand neer te pleuren, het lijkt net Nederland. De renners rijden langs de kerk, slaan linksaf en dan mogen ze sprinten.

IMG_7579.jpg

Na de tweede tussensprint is het nog 17 kilometer fietsen tot de finish. Na de bocht naar links in Scorzè volgt er even later een flauwe bocht naar rechts, waarna het weer een kilometer of drie zo goed als rechtdoor gaat. We komen daarna uit bij een rotonde, waar we rechtsaf slaan. Het gaat dan een meter of 600 rechtdoor, tot aan de volgende rotonde. Hier gaan we naar links en gaat het even kort naar beneden onder een brug door. Vervolgens rijden we bijna Noale binnen. Na een kilometer behoorlijk rechtdoor gereden te hebben volgt er een bocht naar rechts. Vervolgens brommeren we vier kilometer rechtdoor, terwijl we bijna Massangano binnenfietsen. Alle wegen zijn nog steeds breed, recht en vlak. Een nieuwe bocht volgt, nu naar links. Weer een kilometer rechtdoor, vervolgens een flauwe bocht naar links, eentje naar rechts en dan weer een kilometer rechtdoor. Daarna slaan we rechtsaf en dan bevinden we ons op vijf kilometer van het eind. Het gaat 600 meter rechtdoor, waarna we weer rechtsaf slaan. Hierna volgt een stuk van ongeveer drie kilometer in rechte lijn. Wel komen we in het dorpje Sant'Angelo, op een kilometer of drie van het eind, nog een rotonde tegen. Verder immer geradeaus over de brede en vlakke weg. Op iets minder dan twee kilometer van het eind volgt er een bocht naar links die vrij lang duurt. Daarna draaien we weer een beetje bij naar rechts en vervolgens gaat het rechtdoor tot aan de finish. Over de brede weg dwars over het industrieterrein van de finishplaats rijden we richting die finishplaats. Die gaan we alleen niet bereiken, want de streep ligt vlak voor een groot landgoed, de Villa Farsetti. Op een paar meter van de streep ligt normaal nog een vluchtheuvel, maar ik neem aan dat ze die wel tijdelijk weg gaan halen. Verder is dit zo'n beetje de makkelijkste laatste rechte lijn ooit, als er hier veel sprinters waren geweest kregen we een koninklijke sprint.

G19_T18_SMariadiSala_ukm.jpg
G19_T18_SMariadiSala_ARR_zoom.jpg

Finishen doen we dus net buiten Santa Maria di Sala. Dit is een stadje met 17.600 inwoners in de provincie Venetië, regio Veneto. We reden vandaag ook al door de provincie Treviso, maar eindigen dus in de provincie Venetië. Santa Maria di Sala is een plaats waar de Giro blijkbaar nog nooit is geweest voor een vertrek of een aankomst. We zijn hier in het verleden wel eens doorheen gefietst, in 2015 bijvoorbeeld nog. Toen was hier wel een tussensprint, maar verder stond men nog nooit uitgebreid stil bij Santa Maria di Sala. Terwijl het nochtans wel de geboorteplaats is van Antonio Bevilacqua, een grote Italiaanse renner uit het verleden. Hij won bijvoorbeeld 11 ritten in de Giro en tussendoor won hij ook nog een keer Parijs-Roubaix. Wel is het opmerkelijk dat het roadbook vrij summier is als het over de hoogtepunten van Santa Maria gaat. Normaal volgt er dan altijd een boekwerk, maar nu beperkt men zich tot vier hoogtepunten. Twee kerken, die van Caselle en S. Michele Arcangelo. Vooruit, die twee kunnen er wel mee door. Daarna begint men over de Villa Farsetti, die blijkbaar uit de 18e eeuw komt. Een typisch Venetiaanse villa, naar het schijnt. De bouwstijl sluit aan bij de rococo en men heeft de villa laten bouwen op de plaats waar vroeger de Palazzo Sala stond. Dat was een kasteeltje uit de 14e eeuw dat later is vervangen door een paleis in gotische stijl, waarna er dus nu uiteindelijk sinds een paar honderd jaar deze villa staat. De villa wordt omgeven door een mooie tuin, met vooral veel gras en wat bomen. Onderhoudstechnisch gezien best goed te doen. De Villa Farsetti was natuurlijk van de familie Farsetti. Dat was ooit een onbeduidende familie, maar uiteindelijk werden ze adellijk. Ja, daar hoort natuurlijk een villa bij. Tegenwoordig heeft de villa een andere functie. We vinden hier onder meer het lokale theater, de lokale bibliotheek en ook de politie zit hier. Daarnaast worden er in de tuinen nog wel eens evenement georganiseerd, multifunctioneel gebiedje dus.

Villa_Farsetti.jpg

In startplaats Olang wordt het overdag 12 graden. Er is geen kans op regen en de wind komt vanuit het noorden, waardoor we gedurende de dag dus vooral rug in de wind hebben. Voordeeltje voor de vluchters. Eenmaal uit de bergen wordt het warmer, in finishplaats Santa Maria di Sala zal het 20 graden worden. Ook daar is er geen kans op regen. Wind komt hier dan juist weer vanuit het zuiden blijkbaar, dus in het laatste deel van de rit is er dan weer geen voordeel voor de vluchters. In de laatste kilometers zou de wind schuin op kop staan, als het allemaal een beetje klopt. Meestal klopt er geen ene kloot van, maar oké. Beginnen doen we in ieder geval om 12:00. Best lange rit, dus zijn we er redelijk vroeg bij. Gewoon weer een rit boven de 200 kilometer, eigenlijk wel een verademing als je gisteren de profielen van de etappes in de Tour bekijkt en ziet dat zowat iedere rit een kleuterafstand heeft van een kilometer of 130. Uh, ik dwaal af. Eurosport is er om 13:15 weer bij en dan fietsen we zo'n beetje in de buurt van Cortina d'Ampezzo. De finish wordt verwacht tussen 16:59 en 17:27.

96278.jpg2.jpg

De laatste kans voor de sprinters, maar er zijn bijna geen sprinters meer over. Bovendien is het begin van de rit ook nog eens redelijk lastig, met een kilometer of 30 in licht stijgende lijn. Bovendien zitten we dan ook nog eens met het tactische steekspel tussen Groupama-FDJ en Bora-Hansgrohe. Arnaud Demare draagt de paarse trui en hij brengt die trui mee naar Verona als zowel hij als Ackermann morgen geen punten pakken. Voor Groupama-FDJ zou het dus geen enkel probleem zijn als er een groep van 20 man wegrijdt die een half uur voorsprong krijgt. Al rijden ze natuurlijk ook voor de eer en zou het zonde zijn om een potentiële ritzege weg te gooien. Bij Bora is het dan weer de vraag hoeveel Ackermann nog in de tank heeft zitten, hij lijkt aardig uitgepierd te zijn. Moest blijkbaar als een van de eersten lossen tijdens de vorige rit, dan gaat hij het vandaag ook weer moeilijk krijgen. Kortom, het is nog geen uitgemaakte zaak dat we een sprint krijgen. De kans is behoorlijk groot dat het een rit voor de vluchters wordt, opnieuw. Al moeten we de lastigheid van deze rit ook weer niet overdrijven, als FDJ en Bora het echt willen controleren dan lukt ze dat. Als een ploeg als Katusha dan nog komt helpen voor Haller ofzo of Isreal voor Cimolai krijg je alsnog gewoon een sprint. Wielrennen blijft alleen een merkwaardige sport, dus hebben we geen flauw idee wat er gaat gebeuren. Bora doet er verstandig aan om in het begin van de rit alleen Cima, Maestri en Frapporti te laten wegrijden, zoals deze Giro al een aantal keer is gebeurd. Dan krijgen we een sprint. Controleren ze de boel niet en rijdt er een groep van 20 man weg zien ze die nooit meer terug. Conclusie: ik weet het ook niet. Maar ik heb geen zin om nog eens vijf willekeurige namen uit m'n duim te zuigen, dus ziet u hieronder de vijf overgebleven sprinters in deze Giro.
1. Ackermann. De laatste kans om Demare nog uit het paars te fietsen. Aangezien Arno een lul is sta ik volledig achter Pascal. Hup Bora, hup Duitsland.
2. Demare. Het zou heel mooi zijn als het een sprint wordt en dat hij dan een lekke band krijgt ofzo, maar zoveel geluk heb ik niet. Daarom doet ie gewoon mee en dan wordt ie tweede. Of hij wint, zal je altijd zien. Maar misschien wordt het ook wel helemaal geen sprint en zien we weer een nobuddie winnen.
3. Cimolai. Na de eerste twee kom je al op het terrein van de minderbedeelden terecht. Cimolai als derde sprinter, dat is niet best. Organisatie moet toch even nadenken of ze het parcours wel helemaal goed hebben ingedeeld. Als je de tweede en derde week loodzwaar wil maken had je net zo goed ook meteen deze etappe kunnen schrappen.
4. Gibbons. Zou een persoonlijk record zijn voor Ryan, verder dan een vijfde plaats kwam hij nog niet. Dit is wel de ideale gelegenheid, met alle sprinters die zijn afgestapt en ploeggenoot Nizzolo die niet meer in de weg komt rijden.
5. Belletti. Zou zomaar kunnen.

Santa-Maria-di-Sala.jpg
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:26
SPOILER: Tappa 19: Treviso - San Martino di Castrozza, 151 km
Tappa 19: Treviso - San Martino di Castrozza, 151 km

Hahahahahahahahahahahahahahaha. Wat een genot. De vlakke rit richting Santa Maria di Sala leek geschikt voor de sprinters, maar het geen uitgemaakte zaak dat er ook een sprint zou komen. Er waren weinig ploegen om de boel te controleren en Groupama-FDJ zou mogelijk een tactisch spelletje willen spelen. Tijdens de eerste 50 kilometer van de rit zagen we daarom talloze aanvalspogingen, zonder veel succes. De groepen werden toch steeds weer teruggehaald omdat er blijkbaar wel ploegen waren die voor een sprint wilden gaan. Na heel veel pogingen reed er een klein groepje weg, een groepje dat bijna perfect was. Op voorhand had iedereen de namen Maestri, Cima en Frapporti al genoteerd. Helaas was Frapporti niet van de partij, maar Cima en Maestri wel. Zij kregen gezelschap van Nico Denz, de hardrijder van AG2R. Ze kregen geen gigantische voorsprong, maar wisten de voorsprong wel lang vast te houden. Tot op een kilometer of 50 van het eind leek het peloton de zaak onder controle te hebben, maar toen we richting 40 kilometer van het eind gingen liepen de drie koplopers alleen maar uit. Israel Cycling Academy en Dimension Data kregen het niet echt voor elkaar om op te boksen tegen Nico Denz. Het was namelijk vooral de Duitser die indruk maakte, hij reed zo hard dat Cima en Maestri zaten te huilen in z'n wiel. Er kwam versterking bij in het peloton, maar geen enkele ploeg kreeg een indrukwekkend treintje gevormd. Na een zware Giro zit er bij veel renners niet veel jus meer in de benen, schijnbaar. Met heel veel pijn en moeite lukte het de sprintersploegen om het gat wat kleiner te krijgen, al zag het er op een kilometer of 30 van de finish nog geweldig uit voor de koplopers. Ook op 20 kilometer van het eind was er nog niet veel aan de hand, zeker niet omdat Denz gewoon door bleef stampen. Het kon zomaar een zege voor een van de drie vooraan gaan worden, tenzij ze in het peloton nog eens grandioos wisten te versnellen. Bora deed wel een poging om dat nog te bereiken, onder meer door ook Formolo op kop te zetten. Op een kilometer of 10 van het eind leek het weer de kant van het peloton op te vallen, maar langzaam haakten daar alle knechten af. Daardoor bleef het gat weer een tijdje hetzelfde en leek de ritzege weer naar de koplopers te gaan. Denz deed vooraan ondertussen een paar pogingen om zijn vluchtgenoten te lossen, maar Maestri reed het steeds dicht. Cima zat in het wiel, in de wetenschap dat hij vooraan de snelste was in de sprint. Op drie kilometer van het eind bedroeg de voorsprong van de drie nog een seconde of 30. Normaal gesproken genoeg, als ze samen bleven werken. Toch ging Denz er nog een keer vandoor. Dat bleek een fatale keuze te zijn voor zijn eigen kansen op de ritzege, want het peloton wist daardoor toch nog te naderen. In de laatste kilometer zagen we plots Groupama-FDJ naar voren komen. De hele dag hadden ze zich afzijdig gehouden, omdat het voor de ploeg van Demare gunstiger was als de kopgroep het zou halen. Nu zagen de dan toch de koplopers in beeld rijden, dus reden ze het gat bijna dicht. Denz zag dat gebeuren en gaf er daarom in de laatste kilometer nog maar eens een snok aan. Hij reed bijna weg, maar Maestri wist toch weer met een uiterste krachtsinspanning aan te sluiten. Dat was het signaal voor Cima om de sprint aan te gaan en hij reed meteen weg van zijn vluchtgenoten. Vanuit de achtergrond zagen we het peloton opdoemen, met onder meer Rudiger Selig die de sprint aantrok voor Ackermann. De Duitser sprintte tot aan het wiel van Cima, maar toen lag de meet er al. Een overwinning voor Damiano Cima, een overwinning voor Nippo-Vini Fantini. Ik heb heel veel kritiek gehad op de keuze van RCS om Nippo uit te nodigen en dan winnen ze een rit, zal je altijd zien. Wel heerlijk om te zien dat de kopgroep het net haalt, al is het dan weer lullig dat Denz en Maestri nog wel net werde ingelopen. Het grootste genot kwam echter van Franse kant. Demare reed een dramatische sprint, ging nog bijna op z'n plaat en werd achtste. Omdat Ackermann tweede werd verliest hij de paarse trui aan de Duitser. Tactisch werkelijk briljant gereden door Groupama-FDJ, niets meer aan doen. Is toch heerlijk man. Jammer Arnaud, volgende keer beter hahaha. Ackermann was behoorlijk kwaad toen hij over de finish kwam, maar hij zal toch een wat beter gevoel hebben nu hij weet dat hij in de paarse trui de laatste dagen mag afwerken. Hij mag met zijn paarse tricot de bergen in, want we gaan de komende twee dagen klimmen. Al valt de rit van vandaag toch ook wel te omschrijven als een heuvelrit, echt zware beklimmingen komen we niet tegen. Desondanks zal het een zwaarbevochten rit worden, ik heb er zin in.

G19_T19_SanMartino_plan_zoom.jpg
G19_T19_SanMartino_alt_jpg.jpg

Een kilometer of 30 ten noorden van Santa Maria di Sala gaat de 19e rit van start in Treviso, een stad met 85.000 inwoners in de regio Veneto. Treviso kennen we natuurlijk van het wereldkampioenschap veldrijden in 2008, waar Lars Boom met de wereldtitel aan de haal ging. Het is een plaats die echt ontzettend vaak voorkomt in de Giro. Alweer de dertiende keer dat hier een rit vertrekt. De laatste keer dat er een rit vertrok in Treviso won Vasil Kiryienka. De Wit-Rus die recentelijk nog met wat hartproblemen kampte was in een tijdrit richting Valdobbiadene iedereen de baas. Daarvoor was men ook in 2012 nog hier, toen won Roman Kreuziger de rit met aankomst op Alpe di Pampeago. In 2007 begon er ook een rit in Treviso, die rit ging naar Comano Terme en zou door de Baskische oppergod Iban Mayo gewonnen worden. Zijn laatste overwinning, helaas in het geel van Saunier Duval en niet het oranje van de mooiste ploeg aller tijden ter wereld ooit. Er zijn ook redelijk wat aankomsten geweest in Treviso, met ook behoorlijk grote winnaars. Wat te denken van Mark Cavendish in 2013 of Alessandro Petacchi in 2004. Daarnaast Honchar in 1999, uiteraard in een tijdrit, Bontempi in 1984 en Eddy Merckx in 1970. Prima erelijst hier. Treviso is een stad waar ze het enorm zwaar hebben. In de buurt van Treviso ligt een vliegveld en er komen hier enorm veel toeristen aan. Die toeristen hebben alleen wel allemaal dikke schijt aan Treviso en gaan snel door naar Venetië. Terwijl Treviso toch wel wat te bieden heeft. De historische binnenstad heeft bijvoorbeeld oude stadsmuren en wallen uit de 15de eeuw. Tevens hoef je blijkbaar helemaal niet naar Venetië voor wat water, want ook door de stad lopen enkele kanalen. Aan de noordoostkant van de stad bevindt zich de Porta San Tomasso uit 1518. De kerk San Francesco dateert uit de 13e eeuw. Het Piazza dei Signori is het sociale hart van de stad, hier staat het 13de-eeuwse stadhuis Palazzo dei Trecento en het Palazzo della Prefettura. Achter de Prefettura staat een klokkentoren. Op de Piazza del Duomo staat de kathedraal van St. Pieter, geweldig. Treviso is ook de thuisbasis van het megaconcern Benetton. Bovendien komt Pinarello hier vandaan, Treviso is dus geen onbelangrijke stad voor de wielerliefhebber. De fabriek zit ergens in een buitenwijk, maar op de plaats waar het allemaal begon vinden we nog wel een winkel waar vaak bekende fietsen te zien zijn. Een tijdritfiets van Chris Froome toen hij in de Tour het geel droeg, bijvoorbeeld. Daarnaast schijnen ze hier een fonteintje te hebben dat Fontana delle Tette heet. Water dat uit de tieten sproeit, lekker man. Nou, Treviso dus. Te gek.

170564979_full.jpg?sharp=10&vib=20&w=1200

De renners gaan van start in het centrum van Treviso, in winkelstraatjes die ook weer opvallen door de bogengalerijden voor de huizen. Na een tocht door het centrum rijden we ook in de buitenwijken van Treviso nog geneutraliseerd verder. Naast de paardenrenbaan van de stad gaat de rit officieel van start en daarna rijden we de eerste kilometers over vlakke, maar bochtige wegen. Na drie kilometer en heel wat bochten rijden we door Borgo di Fontane, waarna het wat langer rechtdoor gaat richting Villorba. In dit stuk van vier kilometer komen we op een paar rotondes na niet veel tegen, terwijl het nog steeds zo goed als vlak is. In Villorba gaan we bij een rotonde naar links, waarna het een kilometer of vijf min of meer rechtdoor gaat naar Camalo. In dit stuk loopt de weg een beetje vals plat omhoog, al heb ik niet het idee dat de renners daar veel van gaan merken. In Camalo komen we nog wel wat bochten tegen. Het gaat een beetje naar rechts en daarna rijden we een kilometer of vier vals plat omhoog verder tot in de buurt van Volpago del Montello. We slaan linksaf, rijden door dit plaatsje en slaan daarna rechtsaf, waarna de weg voor het eerst vandaag wat steiler omhoog gaat lopen. We gaan de berg Montello beklimmen, een berg waar men tijdens de Eerste Wereldoorlog nog flink heeft gevochten. Deze berg kan van nogal wat kanten beklommen worden, maar we pakken dus de kant vanuit Volpago richting Santa Maria della Vittoria. De klim is voorzien van een smalle weg, die in de eerste kilometer bijzonder steil omhoog loopt. Het gaat omhoog aan 11%, met stukjes richting 13%. Altijd lekker natuurlijk. Daarna vlakt het wel snel af, al komen er nog wel wat steile strookjes. We noteren een kilometer of drie aan bijna 7% gemiddeld. Daarna slaan wel linksaf en dan gaat het nog een anderhalve kilometer min of meer vals plat verder richting Santa Maria della Vittoria. In totaal komen we uit aan ongeveer vijf kilometer aan 5%, zoiets. Lekker klimmetje om mee te beginnen, vooral dankzij die eerste kilometer. Komt vaker voor in de Giro ook, maar meestal wel op een moment in de rit dat er nog niet echt wordt gekoerst. Na 22 kilometer komen we boven in het dorpje Santa Maria della Vittoria. Ze rijden hier ook langs de kerk, met uiteraard dezelfde naam.

Montello_via_Murada_Volpago_profile.gif
chiesa-santamaria.jpg

Voorbij de kerk gaat de weg niet direct naar beneden. Het is een kilometer of twee vooral vlak, hoewel het dan wel weer bochtig is. Smal weggetje, wat voorlopig geen probleem is. Even verderop gaat het wel een kilometer of vier naar beneden richting Biadene. Dit stukje afdaling is een klein beetje lastig, vooral vanwege de wat smallere weg. Paar bochten erbij, dus toch even opletten. Eenmaal beneden slaan we rechtsaf en dan gaat het een aantal kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg. In de buurt van Crocetta pakken we een paar boven mee, maar vervolgens gaat het doodleuk rechtdoor verder. Via Covolo rijden we richting Valdobbiadene, een plaats die vooral bekend is vanwege wijn. Prosecco is de lokale specialiteit, maar dat wisten we al. In 2015 wist Vasil Kiryienka hier de tijdrit die vertrok vanuit Treviso te winnen. Dat was overigens een tijdrit van 60 kilometer, amper vier jaar geleden maar tegenwoordig lijkt zoiets onmogelijk. Ook in 2009 kwam er een keer een rit aan, toen won Alessandro Petacchi de sprint. Tussen Covolo en Valdobbiadene gaan we zo ongeveer vijf kilometer rechtdoor, terwijl de weg omhoog begint te lopen. Het gaat eerst een kilometer vals plat omhoog, maar in de straten van Valdobbiadene komen we serieuzere percentages tegen. We slaan rechtsaf in deze stad en krijgen dan met twee kilometer aan 5% te maken. Terwijl we langs de heuvels vol wijnranken fietsen is het daarna weer een kilometer wat vlakker, waarna we na een klein knikje omhoog een stukje naar beneden gaan over de bochtige heuvelweg. We rijden door het pittoreske dorpje Santo Stefano en buiten dit plaatsje wordt het weer wat vlakker. Vervolgens rijden we Guia binnen en hier begint de weg opnieuw omhoog te lopen. We gaan nu klimmen naar Combai. De weg richting dit dorpje is in het begin heel bochtig en ook behoorlijk steil. In totaal komen we in een kilometer of twee 100 meter hoger uit, dat lijkt mee te vallen. Toch zijn er wat vlakke stukjes tussendoor, daardoor zijn de stukjes in stijgende lijn vanzelfsprekend wat lastiger. Na 50 kilometer rijden we door dit plaatsje, waar ze naast de nodige wijnranken ook plaats hebben gemaakt voor enorm veel kastanjebomen. Kastanjes zijn een lokale specialiteit, ze hebben hier zelfs jaarlijks een kastanjefestival! Helemaal te gek.

Combai-Chestnut-Festival.png?fit=1236%2C824&ssl=1

De weg richting Combai kende nogal een grillig karaktar, met talloze bochten en korte stukjes omhoog en omlaag. Na Combai komt daar verandering in, het gaat simpelweg een kilometer of vijf naar beneden over een behoorlijk rechte en brede weg. Nog wel een paar lastige bochten in Combai zelf, maar daarna gaat het dus rechtdoor in niet al te extreem dalende lijn. Goed, tussendoor pakken we in het dorpje Miane ook nog wat bochten mee, maar dat mag allemaal geen naam hebben. Beneden komen we uit in Folina, waarna we een kilometer of vijf over een vlakke weg mogen gaan rijden. De weg is breed en voert langs Cison de Valmarino, waar ze op een heuveltje een kasteeltje hebben staan. Dat ding zien we van een paar kilometer afstand al liggen, wel lachen. In Cison komen we een rotonde tegen, maar daarna buffelen we vrolijk rechtdoor verder over een brede weg richting Tovena. In de laatste meters richting Tovena begint de weg een beetje vals plat omhoog te lopen en na een bocht naar links begint de volgende klim van de dag helemaal. We gaan de Passo di San Boldo bedwingen, een klim van 6,3 kilometer aan 6,8%. Deze klim van de derde categorie begint eenvoudig met 3,5 kilometer aan 5%, maar daarna gaat het twee kilometer omhoog aan 9,4%. In totaal komen we tijdens deze beklimming 17 haarspeldbochten tegen, waarvan de laatste vijf in tunnels. Jawel, haarspeldbochten in tunnels. De organisatie van de Giro ziet dat ze er in de Tour vaak voor kiezen om mooie beklimmingen in het parcours op te nemen, speciaal voor de kijker thuis. De Giro kan dan niet achterblijven natuurlijk. In de tunnels gaat het steil omhoog, hoewel ze het hier dan wel weer zo gelijkmatig aan hebben weten te leggen dat het nooit steiler wordt dan 10%. Buiten de tunnels is het nog maar een paar meter fietsen tot de top van de Passo di San Boldo, 300 meter aan 3%. De klim, die ook zonder de tunnels fabelachtig mooi zou zijn, is slechts een keer eerder bedwongen in de Giro, dat was in 1966. Merkwaardig dat men een pareltje zo lang links heeft laten liggen, eigenlijk. Na 66,6 kilometer komen we boven.

G19_T19_S01_SanBoldo_SAL_jpg.jpg
gf-passo-san-baldo.png
passo_di_san_boldo1-640x425.jpg

Na de spectaculaire beklimming van de Passo di San Boldo krijgen we met een merkwaardige afdaling te maken. Over een smalle weg rijden de renners een tijdje rechtdoor, terwijl het eigenlijk gewoon vlak is. Ze komen daarna in de buurt van Campedei een paar bochten tegen, waar het niet echt naar beneden lijkt te gaan. Toch gaat het wel naar beneden, schijnbaar. Voorbij Campedei gaat het in ieder geval naar beneden, daar kan ik het objectief vaststellen. We komen ook hier weer wat bochten tegen, die nog best lastig te nemen zijn omdat de weg zo smal is. Even verderop ligt er ook nog een haarspeldbocht in het parcours. Daarna slaan de renners rechtsaf over een brug, waarna ze na de brug weer naar links gaan en dan komen ze een muur omhoog tegen. Het gaat een meter of 400 omhoog aan 10%, dat is best een pittig hellinkje tussendoor. Via een paar haarspeldbochtjes gaat het daarna nog een kilometer vals plat omhoog verder richting het dorpje Sant'Antonio di Tortal. In de buurt van dit dorpje komen we Brent de l'Art tussen, een kicken kloofje. Beetje Grand Canyon, maar dan minder. Buiten dit plaatsje rijden we een meter of 500 rechtdoor, vlakke meters. Daarna wordt het weer wat bochtiger en dan gaan we vier kilometer naar beneden. Niet echt een afdaling om knikkende knieën van te krijgen, dit valt allemaal wel mee. Beneden komen we uit in Trichiana, waar we linksaf slaan. Hierna vroemen we een kilometer of drie rechtdoor over een brede, vlakke weg. We rijden door Mel en na een paar bochtjes hier gaat het eigenlijk gewoon weer rechtdoor verder. We rijden zonder veel noemenswaardigheden richting de eerste tussensprint van de dag. Ergens onderweg moeten de renners nog langs een rotonde, maar dat is het verder wel. Na vijf kilometer min of meer rechtdoor gereden te hebben slaan de coureurs in de buurt van Bardies linksaf bij een volgende rotonde, waarna het even een aantal meter naar beneden gaat over een wat bochtigere weg. Zodra de weg weer recht wordt rijden we via Bardies recht naar Lentiai, waar na 86 kilometer de eerste tussensprint ligt. Lentiai is geen heel bijzonder dorp, maar ook hier zijn de mannen van infodolomiti.it geweest. Ook hier zijn ze erin geslaagd om een aantal onscherpe foto's te nemen, hulde!

Veduta-Piazza.jpg

Als de tussensprint achter de rug is rijden we weer eens drie kilometer voornamelijk rechtdoor in licht dalende lijn richting het dorpje Busche. Bij die naam moet ik meteen aan de Amerikaanse lolbroek Matt Busche denken, weer zo'n figuur die alleen in de koersen in Amerika iets liet zien. Vlak voor Busche rijden we via een brug over de rivier Piave, op dat moment hebben de renners toch eventjes een aardig uitzicht over de omgeving. Na de brug gaan ze in Busche bij een rotonde naar links, om vervolgens praktisch rechtdoor te rijden tot aan Feltre. De weg gaat ongeveer vijf kilometer rechtdoor. De eerste drie van die vijf zal het vals plat omhoog gaan, aan 2,5% gemiddeld. In de laatste kilometer van dit klimmetje gaat het wat meer omhoog, dan halen we misschien zelfs wel een procentje of vier. Vervolgens is het een kilometer of twee vlak, waarna we vlak voor Feltre bij een rotonde naar links gaan. Daarna rijden we een bochtig rondje door deze stad waar ik helemaal niets over ga vertellen. Ten eerste omdat ik geen verrader ben, ten tweede omdat de rit van morgen hier van start gaat. De tocht door Feltre kent naast een bochtig karakter ook nog een verandering van ondergrond, want in het centrum van deze plaats rijden we een tijdje over de steentjes. Het gaat af en toe ook een beetje omhoog in het centrum, maar dat moet kunnen. Buiten Feltre komen we nog wat rotondes tegen en daarna gaat het weer eens drie kilometer lang voornamelijk rechtdoor richting Rasai. Het loopt ook een beetje vals plat omhoog, maar daar krijg je niet spontaan kramp van. Via Rasai rijden we naar Seren del Grappa en dit doen we over een bochtige weg die eerst een kilometer vlak is. Vervolgens gaat het een kilometer aan 4% omhoog, tot in Seren del Grappa zelf. In dit dorpje slaan we rechtsaf en dan gaat het kort naar beneden, terug naar de Piave. We steken die rivier weer over, zien aan de overkant een mooie kerk op een heuvel liggen en rijden daarna anderhalve kilometer rechtdoor over een vlakke weg. Een bocht naar links volgt en dan rijden we nog eens een kilometer of drie behoorlijk rechtdoor richting Fonzaso. Vlak voor we dit dorpje binnenrijden zien we aan de rechterkant van de weg een gebouw staan met op het dak vrij groot een logo van Castelli. Dit kledingbedrijf, onder andere verantwoordelijk voor de roze trui tijdens deze Giro, is hier blijkbaar gevestigd. Na 109 kilometer komen we uit in Fonzaso waar ze in een gat in de rotsen een kerk hebben gebouwd. Ziet er best leuk uit, al heb ik betere exemplaren gezien. De renners zullen er weinig oog voor hebben, want in Fonzaso komen we ook de tweede tussensprint tegen, er kunnen weer wat bonificatieseconden gepakt worden.

Guardiano-Fuoco.jpg

Na de tussensprint in Fonzaso rijden de renners een kilometertje rechtdoor, daarna slaan ze kort achter elkaar eerst linksaf en vervolgens weer rechtsaf. Ze rijden nu weer op de hoofdweg door deze vallei. Via een paar tunneltjes komen we uit in de buurt van de voet van de slotbeklimming van morgen. Het wordt geen lange verplaatsing voor de renners, zoveel is duidelijk. Na anderhalve kilometer over de weg met de tunnel gereden te hebben slaan we linksaf en rijden we over een bruggetje. Na deze brug begint bijna meteen de volgende klim. We gaan klimmen naar het dorpje Lamon. Helaas is er over deze klim niet zoveel bekend, dus dan moet ik maar wat uit m'n duim zuigen. Laten we zeggen dat het ongeveer vijf kilometer omhoog gaat en dat we ongeveer 250 meter hoger uitkomen. Nou, dan gaat het dus vijf kilometer aan vijf procent omhoog! In het begin van deze klim gaat het anderhalve kilometer omhoog aan 5%, over een brede weg met een aantal haarspeldbochten. Na dit stevige begin gaat het even 200 meter naar beneden, waarna het 800 meter omhoog gaat aan 10%. Na deze zware en steile strook is het dan weer een meter of 800 vlak. Hierna volgt er opnieuw een zware strook van 500 meter aan 10%. Daarna gaat het nog een kilometer vals plat omhoog richting de top van de klim die naast het dorp Lamon ligt. Ik heb geen idee of dit helemaal accuraat is, maar het klinkt wel leuk. Na 116,5 kilometer komen de renners boven op dit klimmetje van de vierde categorie. In Lamon zelf komen ze weinig moois tegen, maar als ze aan de voet van de klim goed hadden opgelet konden ze iets fraais aantreffen.

30257733585_af8aa5c497_b.jpg

Voorbij de klim duiken we een onregelmatige afdaling in. Het gaat een kilometer of vier naar beneden over een bochtige weg, maar tussendoor komen we ook een stuk of vier stroken in stijgende lijn tegen. Desondanks vind ik het wel een pittige afdaling. De weg is niet al te breed en de renners komen echt veel bochten tegen. Als het naar beneden gaat gaat het ook echt naar beneden, als dat ergens op slaat. De paar stukjes omhoog zijn trouwens ook meteen vrij pittig, het loopt dan steeds een aantal honderd meter steil omhoog. De wegen in de provincie Belluno zijn vrij bijzonder. Beneden komen we uit in Gorna. Hier slaan we linksaf waarna we weer eens over een brug rijden. Na de brug slaan we nog een keer linksaf en dan loopt de weg meteen weer even omhoog. We bevinden ons nu weer op een brede weg. Tijdens de afdaling kwamen we al een tunnel tegen, maar nu we de brede weg hebben bereikt gaan we vier keer achter elkaar door een tunnel. Best lange tunnels wel, de renners gaan we een tijdje niet in beeld zien rijden. Dat is overigens niet zo erg, dan heeft de helikopter tijd om de omgeving in beeld te nemen. We rijden weer eens door een mooi stukje Italië. Links en rechts zien we langs de weg weer de nodige bergen en ook flink wat rotsen. Na de voorlopig laatste tunnel rijden we ook nog eens een tijdje langs een mooi meertje, weinig mis mee. De weg waar we ons nu op bevinden gaan we een kilometer of tien volgen en in deze kilometers komen we een meter of 200 hoger uit. De weg door de vallei loopt dus een beetje vals plat omhoog, toch wel het verhaal van veel van de afgelopen etappes. We verlaten ondertussen Veneto en rijden Trentino weer binnen, goed om te weten. Daarna komen we nog een aantal tunnels tegen, het kan niet op vandaag. Aan het eind van deze lange strook gaan we bij een rotonde rechtdoor, waarna er koers wordt gezet richting Imer. Over een weg die nog steeds breed is gaat het nog eens een aantal kilometer vals plat omhoog. Daar komt ook geen verandering in als we via Imer naar Mezzano en Fiera di Primiero rijden. Het gaat nog eens vijf kilometer vals plat omhoog, zonder dat we ooit een keer ergens een serieus steile strook aantreffen. Zodoende bereiken we na 137 kilometer Fiera di Primiero, waar de voet van de slotklim ligt.

la-valle-di-primiero-hotel-colfosco.jpg

Na een aantal bochten in Fiera di Primiero rijden we over de Ponte Mirabello en daarna begint de weg gelijk omhoog te lopen. We gaan beginnen aan de beklimming van de Passo Rolle. Deze klim gaan we alleen niet helemaal doen, na tweederde van de Passo Rolle slaan we in het dorpje San Martino di Castrozza linksaf en daar finishen we dan. De beklimming naar San Martino di Castrozza is 13,6 kilometer lang en 5,6% gemiddeld. Het is geen uitzonderlijk steile klim, het stelt zelfs vrij bijzonder voor eigenlijk. De enige reden waarom deze klim spektakel op zou kunnen leveren is omdat we ons inmiddels aan het eind van de derde week bevinden. Sommige renners zullen moe zijn, andere renners moeten ondertussen wel gaan aanvallen als ze iets willen bereiken. Daarvan gaan we het moeten hebben, verder is het niet veel. De eerste anderhalve kilometer van de klim rijden we rechtdoor over een weg die vals plat omhoog loopt aan 2,4%. Daarna steken we de rivier weer over en dan komen we in een bochtigere fase terecht. Hier loopt het vijf kilometer omhoog aan 6,3%, het is natuurlijk ook weer niet helemaal niets. Hierna is het even een halve kilometer wat vlakker, maar dan krijgen we daarna wel meteen de halve kilometer met de steilste percentages. Het gaat een paar keer omhoog aan 10%, we maken wat mee. Vervolgens gaat het in de resterende kilometers tot de finish omhoog aan 6,2% gemiddeld, een beetje hetzelfde werk als eerder. We rijden over een brede weg naar boven, die afwisselend recht is of juist weer van een aantal haarspeldbochten is voorzien. Voor de renners misschien wel handig om hier wat aantekeningen van te maken, want morgen mogen ze hier naar beneden. In de laatste 4,5 kilometer komen we eerst een kilometer tegen aan bijna 7% gemiddeld, de volgende kilometer is met 6% gemiddeld dan weer wat makkelijker. Daarna volgt er dan weer een kilometer aan 6,5% gemiddeld, tot op twee kilometer van het eind. Tot aan de slotkilometer gaat het weer aan 6,5% gemiddeld omhoog, maar in deze voorlaatste kilometer komen we nog wel een wat zwaardere strook aan 7% tegen. In de slotkilometer rijden we San Martino di Castrozza binnen en het begint hier langzaam af te vlakken. Na een halve kilometer aan 5,6% gaat het richting de finish nog maar aan 4% omhoog. In het centrum van dit plaatsje pakken we nog een paar flauwe bochten mee, vooral naar links. Na de laatste bocht gaat het in de laatste meters van de rit rechtdoor terwijl we het dorp verlaten. Eindigen doen we op een grote parkeerplaats buiten San Martino, op een vlakke weg.

G19_T19_S02_SanMartino_SAL_jpg-1.jpg
G19_T19_SanMartino_ARR_zoom.jpg

San Martino di Castrozza is een toeristische plaats in de Italiaanse gemeente Siror, provincie Trente. We zijn drie keer eerder aangekomen in San Martino di Castrozza en drie keer won een legendarische renner. De eerste zege in dit kleine plaatsje met amper 500 inwoners ging in 1954 naar Wout Wagtmans. In 1982 kwamen we terug en toen won een van mijn favoriete personen uit het wielrennen ooit. Vicente Belda! De piepkleine Spanjaard die door het kattenluik past wist hier te winnen. In hetzelfde jaar zou hij nog betrapt worden tijdens de Vuelta, maar dat kon in die tijd natuurlijk allemaal. Vicente reed voor Kelme en zou later de grote baas van deze ploeg worden. Onder zijn bewind zat iedereen daar van onder tot boven vol aan de doping. Zelfs zo erg dat ze wel eens bewusteloos van hun fiets vielen, zoals Jesus Manzano. Toen Manzano uit de school klapte was dat wel zo ongeveer het einde voor Vicente Belda als ploegbaas, al gaf hij niet direct op. Nadat Kelme stopte rommelde hij nog een beetje aan met wat kleinere ploegen. Zo kwam hij in 2009 nog in Colombia terecht, bij de kleine ploeg Boyaca es para Vivirla. Daar reed op dat moment ene Nairo Quintana, mooi man. Vicente bracht er ook maar meteen zijn zoon David onder. Bijna net zo klein als Vicente en ook bijna net zo'n boefje. David Belda, vaste trainingspartner van Miguel Angel Lopez, werd betrapt op het gebruik van EPO. Lopez werd overigens door Astana bij de familie Belda in huis geplaatst, omdat ze hem zo op een makkelijke manier aan Europa wilden laten wennen. Je kan natuurlijk geen beter opvanghuis bedenken dan het huis van de Belda's. Lekker man. Hieronder een foto van Vicente Belda, tevens natuurlijk de ontdekker van Alejandro Valverde, op een speeltoestel.

6336313.jpg

Terug naar San Martino. Daar kwamen we in 2009 nog eens aan. Tijdens de vierde rit meteen een aankomst bergop, lekker hoor. In een rit met ook nog Croce d'Aune, een klim die we morgen tegenkomen, onderweg. De rit bracht weinig spektakel en een grote groep kwam samen aan in San Martino. Het werd een sprintje van een man of 20, met Danilo Di Luca als winnaar. Hij werd alleen later betrapt op doping, zoals altijd, dus nu staat de overwinning op naam van de man met de beste wenkbrauwen van de wereld. Ik heb het dan natuurlijk over Stefano Garzelli. Zelf ook niet echt een man van onbesproken gedrag, maar de nummer 3 die dag was Franco Pellizotti. Als je eenmaal begint met schrappen blijf je bezig. San Martino di Castrozza is overigens blijkbaar gevestigd op de resten van een oude berghut. We bevinden ons aan de voet van de Pale di San Martino in een gebied dat blijkbaar het hele jaar door populair is. In de zomer kan je hier natuurlijk wandelen in de bergen, in de winter kan je dan weer skiën. In het dorp zelf is er niet veel te doen, al vinden ze zelf dat hun kerk nog wel leuk is. Op die kerk na hebben ze verder alleen maar hotels en appartementen, toerisme viert hoogtij.

SanMartino%20di%20Castrozza.jpg

In Treviso wordt het overdag 23 graden. Geen kans op regen en maar een klein beetje wind. Dat beetje wind zal vooral in de rug staan, wel zo aangenaam. In Fiera di Primiero, aan de voet van de slotklim, krijgen we 22 graden. Ook daar geen kans op regen en maar weinig wind. Boven in San Martino di Costrozza is het wat kouder, slechts 13 graden. Ook geen kans op regen, wel een beetje wind. Die wind is waarschijnlijk tegen, tijdens zo'n beetje de gehele slotklim. Niet goed voor het tempo, als het klopt. Deze korte rit begint om 12:55. Na een neutralisatie van tien minuten gaan we er om 13:05 echt vandoor en Eurosport is er meteen live bij! Wat fantastisch, een integrale uitzending. Ze gaan zowaar om 12:55 live, in plaats van 13:15. Niets mis mee, dan zien we de vlucht van de dag in ieder geval ontstaan. Aankomst wordt verwacht tussen 16:56 en 17:25.

quarta_tappa_di_luca_vittoria.jpg

Jongens en meisjes, ik ga heel eerlijk zijn. Ik snap niets van deze rit. Geen flauw idee wat het idee is achter deze etappe. Als je het gebied ziet waar we doorheen fietsen is er hier zoveel potentie, maar we doen er amper iets mee. Het is de voorlaatste kans voor de klassementsrenners om iets te forceren, maar hoe moeten ze dat hier gaan doen? De beklimmingen onderweg zijn niet echt zwaar genoeg om te kiezen voor de vroege aanval. Oké, de San Boldo is leuk, maar wel heel erg ver van de finish. De slotklim zelf is ook niet echt indrukwekkend te noemen. Ik heb de beelden uit 2009 nog even opgezocht en ik zie Sylwester Szmyd zo'n beetje de hele klim een strak tempo rijden op kop. Mauricio Soler ging nog wel in de aanval, maar als zelfs iemand die ze de vuurpijl noemen vanwege zijn grandioze versnellingen niet weg weet te rijden is het meteen duidelijk wat voor klim dit is. Een flopklim. Ik denk niet dat er klassementsrenners zijn die denken dat ze hier tijd gaan pakken op de concurrentie. De enige reden om je ploeg hier te laten rijden is om voor de ritwinst te gaan. Geen idee wie daar belang bij heeft, Mitchelton misschien? Al is het dan veel verstandiger om Nieve en Hamilton weer eens mee in de aanval te sturen. Nibali zal het niet doen voor een ritzege, die gaat alleen voor de eindwinst. Movistar maakt het niet uit. Oftewel, ik denk dat we weer voor de vluchters gaan. Voor de klassementsrenners zal alles afhangen van de volgende rit, deze valt eigenlijk alweer weg te strepen voor ie gereden is. Hooguit wat kleine verschillen hier, tenzij er natuurlijk iemand een grandioze inzinking krijgt. Goed, de Giro van de vluchters dus, daar begint het nu op te lijken. Al acht keer winst voor een vluchter, dat gaat nu naar negen. Al hoop ik stiekem dat ploegen toch gaan controren en dat Landa wint.
1. Hatsuyama. Hier had ik ook voor de 100e keer De Gendt kunnen noemen, maar dat is saai.
2. Clarke. Hier had ik ook voor de 25e keer Masnada kunnen noemen, maar dat is niet spannend.
3. Scotson. Hier had ik ook voor de 18e keer Ciccone kunnen noemen, maar wie heeft daar zin in?
4. Bohli. Hier had ik ook voor de 11e keer Nieve kunnen noemen, maar dat doet iedereen.
5. Simion. Hier had ik ook voor het eerst Sosa kunnen noemen, maar die moet waarschijnlijk nog steeds bij Sivakov blijven.

san-martino-di-castrozza_36848.jpeg
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:27
SPOILER: Etappe 20: Feltre - Croce d'Aune-Monte Avena, 194 km
Etappe 20: Feltre - Croce d'Aune-Monte Avena, 194 km

Ik verwachtte niet veel van de rit naar San Martino di Costrazzo en dat bleek terecht te zijn. Sterker nog, het werd zelfs erger dan verwacht. De strijd om in de vlucht van de dag te geraken had een spannende moeten zijn, maar niets wat minder waar. Na de neutralisatie kwam het peloton even tot stilstand om Pinarello in het zonnetje te zetten en daarna begon de rit officieel. De eerste aanval van de dag was meteen de goede. Een groep van een man of 10 reed weg en dat was het dan. Het peloton viel meteen stil. Pas toen het gat al te groot was probeerden nog wat renners de sprong te wagen. De enige die nog naar voren wist te rijden was Giovanni Carboni, de rest was te laat. Dus kregen we vooraan een groep met weinig grote namen. Antunes, Vendrame, Chaves, Bidard, Canola, Santaromita, Senni, Boaro, het is allemaal niet om over naar huis te schrijven. Ook Pieter Serry was mee, maar daar krijgt op Jeroen Vanbelleghem na niemand het spontaan warm van. De kopgroep liep snel uit, binnen een mum van tijd hadden ze een paar minuten voorsprong en die voorsprong zou uiteindelijk oplopen tot een minuut of negen. Movistar controleerde op het gemakje de boel in het peloton. Gedurende de dag zagen we vrij weinig spannende dingen gebeuren. Ook in de kopgroep gebeurde er niet veel, tot op een kilometer richting Lamon. Daar probeerde Boaro in de aanval te gaan, maar in de vallei richting de slotklim werd hij weer ingerekend. Daarna zagen we een aanval van Canola en hij mocht zodoende als eerste aan de slotklim beginnen. Een matige slotklim, die niet lastig genoeg is om veel verschil te creëren. Dat zagen we ook in de kopgroep. De een na de ander demarreerde, maar niemand kwam echt weg. Pieter Serry was bijzonder actief, maar zijn pogingen waren nogal vruchteloos. Ook Chaves probeerde het een keer of honderd, maar het lukte hem niet om echt weg te rijden van de rest. Hij sloeg op basis van zijn explosiviteit steeds wel een gat van een paar meter, maar definitief wegrijden zat er niet in. Canola werd uiteindelijk wel ingerekend, waarna we met een groepje van vijf verder gingen rijden. De sterksten vooraan bleken Serry, Bidard, Vendrame, Chaves en Canola te zijn. Al kwamen vanuit de achtergrond ook Carboni en Antunes weer aansluiten. Na talloze aanvalspogingen van vooral Serry en Chaves zagen we op een kilometer of drie van het eind ineens dat Andrea Vendrame schakelproblemen had. Zijn ketting viel er zelfs even af, een heus vendrama. Precies op dat moment ging Chaves nog eens in de aanval en het lukte hem bijna om Serry en Bidard te lossen. Met minder dan drie kilometer te gaan probeerde hij het nog een keer en dat was de goede poging. Chaves reed weg van Serry en Bidard. Ook de net aangesloten mannen Carboni en Antunes werden direct weer gelost. Chaves stoomde in z'n eentje verder richting de finish, terwijl we vanuit de achtergrond Vendrame zagen opstomen. Hij kreeg nog een keer last van problemen met z'n ketting, maar wist uiteindelijk toch nog tweede te worden in de rit. Hij eindigde op tien seconden van Chaves, zonder die problemen had hij misschien wel kunnen winnen. Als dat was gebeurd hadden we wel wat mooie emotie gemist, want de overwinning van Chaves zorgde voor een Colombiaans orgasme. Het was een enorme overwinning voor Chaves, aan zijn uitbundige juichen te zien. Begrijpelijk, want Esteban heeft een aantal lastige jaren achter de rug. Wat dierbare mensen verloren, blessures gehad, Pfeiffer erbij, het zat allemaal niet mee. Hij is nog steeds niet terug op zijn oude niveau, maar vandaag viel alles op zijn plaats. Toevallig, of misschien ook wel niet, waren zijn ouders vandaag aanwezig. Direct na de finish viel hij zijn uitzinnige ouders in de armen, mooie plaatjes. Het is de goedlachse en sympathieke Colombiaan van harte gegund, al is het ook wel weer zielig voor Vendrame. Antunes werd derde, Carboni werd vierde en Serry en Bidard bleken zichzelf behoorlijk voorbij gereden te hebben.

Volgens Chaves was de slotklim net als het leven, je moet blijven vechten. Nou, daar hadden ze in het peloton maling aan. We kregen amper beelden van het peloton, voornamelijk omdat er niets gebeurde. Er werd tempo gemaakt door Movistar en op de slotklim nam Astana uiteindelijk het commando over. De voorsprong van de koplopers liep daardoor wel terug, maar was groot genoeg. Terwijl we Chaves solo richting de finish zagen rijden werd er opeens geschakeld naar de groep der favorieten, waar iemand in een witte trui nogal rap begon te trappen. Miguel Angel Lopez ging in de aanval en niemand volgde hem. Veel beelden kregen we daarna niet, maar blijkbaar liep zijn voorsprong snel op naar 40 seconden. In het pelotonnetje zagen we vooral Landa op kop rijden, hij was aan het knechten voor Carapaz. Toen Chaves en co binnen waren konden we ons wat meer focussen op de favorieten en dus zagen we meerdere demarrages. Carthy probeerde het nog een keer, Majka ging nog een keer in de aanval. Leverde allemaal niets op, want op deze matige klim is het moeilijk om weg te rijden. Alleen Lopez slaagde daar uiteindelijk in, wat best indrukwekkend is. Hij heeft blijkbaar zelfs het oude record op deze klim uit de boeken gefietst. Achter Lopez zagen we nog wat aanvalspogingen, waaronder zelfs de allereerste aanval van Primoz Roglic tijdens deze Giro. Ook hem lukte het niet om weg te rijden, waardoor bijna alle favorieten 44 seconden na Miguel Angel Lopez over de streep kwamen. Aangezien Lopez op een minuut of zes stond in het algemeen klassement werd het uiteindelijk een dag waar we helemaal niets aan hebben gehad. Rit 19 was er een om weg te gooien. Het enige wat we hebben geleerd is dat Miguel Angel Lopez goede benen heeft. Die benen gaat hij ook nodig hebben, want tijdens de rit van vandaag gaat er heel veel geklommen moeten worden. De laatste bergrit van deze Giro is misschien wel de zwaarste van allemaal. Bijna 200 kilometer, waarvan 77 in stijgende lijn. De Giro lijkt beslist, maar hier kan nog een hoop gebeuren. We gaan er eens goed voor zitten.

G19_T20_Feltre_plan.jpg
G19_T20_CrocedAune_alt.jpg

Van start gaan we in Feltre, de plaats waar ik gisteren nog niets over wilde vertellen. We reden toen al dwars door deze stad met 20.000 inwoners in de provincie Belluno, regio Veneto. De stad ligt aan de rivier Stizzon en aan de voet van de Dolomieten. Het nationaal park Dolomiti Bellunesi is om de hoek, heel gaaf. De stad is oud, al ver voor de tijd van de Romeinen woonden er hier mensen. Gedurende de middeleeuwen was Feltre een vrij belangrijke stad in de Republiek Venetië. Feltre is verdeeld in een onder- en een bovenstad. Het oudste deel, de bovenstad, is nog omgeven door muren. Bovendien zijn er hier nog drie poorten over, ook leuk. In het historische deel van Feltre komen we weer arcadegalerijen tegen. Het Piazza Maggiore is het belangrijkste pleintje van de stad, hier komen we het stadhuis tegen en een zuil met daarop de leeuw van Venetië, jawel. Het schijnt dat Feltre ook bekend is als de 'geschilderde stad', aangezien je op veel huizen fresco's kunt aantreffen. In de stad treffen we ook nog een oud kasteeltje aan en daarnaast natuurlijk weer een hoop kerkjes. Daarnaast is Feltre bekend vanwege de Palio di Feltre, een paardenwedstrijdje vergelijkbaar met die in Siena. Al heb ik geen idee of mensen bekend zijn met dit fenomeen, ik in ieder geval niet. Feltre is trouwens ook de stad van een aantal matige wielrenners. Onder meer Davide Malacarne, Alberto Cecchin en Alex Turrin werden hier geboren. Allemaal wel prof geworden, maar Davide Malacarne is waarschijnlijk de enige waar mevrouw Van Zetten uit Tiel ooit van heeft gehoord. De Giro was een aantal keer in Felte. In 2011 voor het laatst, toen vertrok er hier een rit met aankomst in Tirano. De laatste aankomst in deze plaats dateert van 2000. Toen wist Enrico Cassani een vlucht succesvol af te ronden, voor Davide Bramati, Dmitry Konychev en... Addy Engels! Feltre dus, de renners starten net buiten de historische binnenstad in een winkelstraat waar steentjes liggen.

2671117178_ecc495f43b_b.jpg

Tijdens de neutralisatie rijden we een rondje door de historische binnenstad van Feltre. De renners rijden door een van de stadspoorten heen en verlaten daarna het historische centrum. Een extra rondje door het modernere Feltre volgt, waarna de stad richting het westen wordt verlaten. We rijden dan een tijdje over een weg die we nog kennen van de rit van gisteren. De neutralisatie kent bijna geen einde, pas in de buurt van Fonzaso gaan we echt beginnen. Ik heb zomaar het vermoeden dat de officiële start van deze rit plaatsvindt bij de fabriek van Castelli en Sportful. Die twee bedrijven zullen net als Pinarello gisteren even in het zonnetje worden gezet. Je zou het vrij overbodig kunnen noemen, maar blijkbaar is er toch nog wel een enigszins logische reden te vinden. We volgen tijdens deze rit namelijk grotendeels de route van de Sportful Dolomiti Race, een gran fondo die begint en eindigt in Feltre. Alleen in de finale wijken we van de route af, maar verder is het precies hetzelfde. Daarom wat extra aandacht voor Sportful, ongetwijfeld tegen een lichte vergoeding. Hoe dan ook, in Fonzaso gaan we echt van start en na een kilometer rechtdoor fietsen slaan de renners in het dorpje linksaf, waarna ze op weg gaan naar Arsiè. Deze brede en vlakke weg loopt een aantal kilometer vooral rechtdoor, tot we bijna in Arsiè zijn. We slaan rechtsaf, rijden via een brug over het meer van Colmo en dan gaat het plotseling een kilometer aan 7% omhoog. Al snel wordt het weer vlak, terwijl we Arsiè binnenrijden hoeft er een kilometer lang niet gekommen te worden. Eenmaal buiten dit plaatsje mogen de renners wel weer aan de bak, want dan beginnen we aan de Cima Campo. Deze eerste zware klim van de dag is bijna 19 kilometer lang en 6% gemiddeld. Een klim van de tweede categorie, die meteen begin met een kilometer aan kilometer aan 6% die wordt opgevolgd door een kilometer aan 7%. We bevinden ons op de vrij smalle Via Cima Campo, een behoorlijk bochtige weg. De renners rijden tijdens de klim door een aantal dorpjes, zoals Mellame. Hier vlakt de klim tijdelijk wat af, het gaat een kilometer aan 4% omhoog. Daarna gaat het wel weer aan 6,5% omhoog richting Rivai. Vervolgens gaat het een kilometer of zeven aan 6,7% omhoog. Tijdens dit stuk van de klim komen we nog wel een keer een zware kilometer tegen aan 8% gemiddeld, met een uitschieter naar 10%. Het gaat een tijdje vooral rechtdoor, maar een paar kilometer verderop komen we weer in de zone van de haarspeldbochten terecht. Best een aardige klim, deze Cima Campo. Na 11 kilometer klimmen rijden we door het plaatsje Col Perer en na de doortocht in dit dorpje gaat het nog eens vier kilometer aan 6,8% gemiddeld omhoog. Het is hier vrij gelijkmatig, al komen we nog wel een keer een halve kilometer aan 8,5% tegen die wordt opgevolgd door een halve kilometer aan 5%. Na die strook aan vijf procent gaat het nog even omhoog aan 8%, maar dan is het lastige werk echt gedaan. In de laatste 3,5 kilometer van de klim gaat het nog maar aan 4% gemiddeld omhoog. Een kilometer voor de top komen we nog wel een kilometer aan 7% tegen, maar het is ook een tijdje zo goed als vlak. Na 27 kilometer komen we boven op de Cima Campo. Op de top komen we een oud fort uit de Eerste Wereldoorlog tegen, Forte Leone.

G19_T20_S01_CimaCampo_SAL.jpg
LEONEP5230038.JPG

De Cima Campo is een mooie en behoorlijk lastige klim, vooral door de lengte. Het is waarschijnlijk nog niet de klim waar de klassementsrenners zich laten zien, maar het kan wel een mooie tactische strijd opleveren tussen de verschillende ploegen om vast het juiste pionnetje vooruit te schuiven. De weg is wel redelijk smal, dus het zou een sterke ploeg moeten lukken om de boel een beetje te blokkeren, desondanks mogen we hier toch vast de nodige inleidende beschietingen verwachten. Het voorspel, zo u wilt. Goed, na de klim gaan we dalen. Zo gaat dat meestal na een klim. De weg was in het eerste deel van de klim al vrij smal, maar richting de top werd het nóg smaller. Ook in het eerste deel van de afdaling zal de weg zo smal zijn. Daarom is het wel even opletten voor de renners, al gaat het niet heel steil naar beneden voorlopig. Ook komen we niet eens zo gek veel bochten tegen, daardoor is dit eerste deel van de afdaling over de smalle weg wel goed te doen. Twee haarspeldbochten onderweg, daar schuilt het grootste gevaar in. Na een kilometer of acht in dalende lijn rijden we door Villaggio en buiten dit plaatsje loopt de weg tijdelijk weer omhoog. Het is niet echt een afdaling voor mensen die snel beneden willen zijn. We rijden nog een aantal kilometer verder over de smalle weg die even verderop weer naar beneden begint te lopen. In de buurt van Castello Tesino komen we in een bochtiger deel van de afdaling terecht, paar haarspeldbochten op een rij. Allemaal prima te doen, naar mijn bescheiden mening. In Castello Tesino komen de renners op een bredere weg terecht, die drie kilometer omhoog gaat lopen. Het gaat aan 5% gemiddeld omhoog, met aan het eind van deze onderbreking van de afdaling nog een steile strook van een paar hectometer aan 10%. Na dit steile stukje gaat het even steil naar beneden, waarna het weer omhoog loopt. Vreemde afdaling, maar goed. Als dit nieuwe knikje in stijgende lijn achter de rug is gaan we wel weer heel wat kilometers naar beneden. Via Bieno rijden we naar Strigno over een behoorlijk bochtige maar brede weg. Het gaat een kilometer of zeven aan één stuk door naar beneden. Veel bochten dus, maar er zitten weinig nekkenbrekers tussen. De lastigste bochten komen we in Strigno zelf tegen, buiten dit plaatsje slaan we rechtsaf en dan is het nog een kilometer of twee behoorlijk vlak tot we na 55 kilometer uitkomen in Scurelle. Hier rijden we langs de kerk met een flinke klokkentoren.

tenna-chiesa---angela-ventin.jpg

Via Scullere rijden we naar Carzano, over een weg die nog een kilometer vlak is. In de buurt van Carzano begint het dan omhoog te lopen, terwijl we richting Telve fietsen. Aan de rand van Telve komen we de tussensprint tegen en hier laat de organisatie de volgende klim officieel beginnen. Dat is niet helemaal correct en tevens onjuist, want de klim begint in Carzano al. Het gaat al drie kilometer omhoog aan een procent of zes voor er gesprint gaat worden. Na de tussensprint gaan we nog eens 19 kilometer verder omhoog, waardoor we uitkomen op een klim van 22 kilometer. Als we hebben gesprint beginnen we dus officieel met de Passo Manghen, na het wegvallen van de Gavia de nieuwe Cima Coppi. De hoogste berg van deze Giro, op de klim naar Lago Serrù na maar daar kwamen we dan weer aan voor bekend werd dat men de Gavia zou schrappen. De geldprijs moet toch uitgereikt worden, dat doen we dan maar boven op de Manghen. De Passo Manghen is een bijzonder lastige klim, want de komende 19 kilometer gaat het aan 7,6% gemiddeld omhoog. Direct na de tussensprint valt het nog wel mee, een kilometer of twee aan 5%. Daarna gaat het wel goed los, twee kilometer aan 9% gemiddeld. Vervolgens komen we een wat makkelijker stuk van de klim tegen, de komende vier kilometer gaat het gemiddeld aan 4% omhoog, al is er tussendoor nog wel een stukje aan 8% te vinden. De weg die ons naar de top van de pas gaat leiden is vrij smal, in het begin nog niet zo bochtig en leidt door een groene omgeving. Het is een mooie klim, die alleen maar mooier gaat worden. De natuur wordt steeds ruiger en het uitzicht wordt steeds fraaier. Het wordt ook weer wat steiler, opnieuw twee kilometer aan 9%. Tussendoor een halve kilometer aan 12%, de onregelmatige Manghen is soms onverbiddelijk. Hierna gaat het weer drie kilometer aan 6% gemiddeld omhoog, terwijl we ons inmiddels in het bochtigere deel van de klim bevinden. Draaien en keren over de vele haarspeldbochten, die af en toe behoorlijk steil zijn. De laatste zes kilometer van de klim zal het helemaal steil zijn, het gaat dan aan 10% gemiddeld omhoog. We komen in het begin van deze zes kilometer het steilste stuk van de klim tegen, een strook aan 15%. Daarna blijft het steil omhoog gaan, een echt makkelijke strook komen we niet meer tegen. Ook in de laatste kilometer richting de top gaat het nog aan 10% omhoog, terwijl we hier de magische grens van de 2000 meter boven zeeniveau bereiken, netjes aangegeven door een bordje. Na 78 kilometer komen we boven op de prachtige Passo Manghen, een klim waar relatief weinig gebruik van wordt gemaakt in de Giro.

G19_T20_S02_Manghen_SAL.jpg
G19_T20_S02_manghen_DETT_zoom.jpg
19184140Master.jpg
1021404.jpg?auto=format&fit=max&h=1000&ixlib=php-2.1.1&q=35&s=1a3f5d57f0d953bf3bacc3eba1e02a7c

Aan het begin van de klim begonnen we nog in een bos, eenmaal boven bevinden we ons in een rotsachtige omgeving. De ongerepte natuur, zo kan je het ook noemen. In 2012 waren we hier voor het laatst, toen kwam de klim voor in een rit met aankomst op Alpe di Pampeago. Ook in 2008 kam de klim nog een keer voor, ook toen in een rit met aankomst op Alpe di Pampeago. Op de top is er weinig ruimte, dus dat er hier geen aankomst is valt logisch te noemen, maar gezien de beklimmingen hier in de omgeving zouden we hier toch best wat vaker gebruik van mogen maken want het is toch wel een vrij geniale klim. De klim waar de Giro van 2019 nog kan gaan ontploffen. De laatste kans voor de klassementsrenners om iets te forceren, als ze nog wat willen zullen ze op de Manghen moeten gaan want de klim is er zwaar genoeg voor. Na de top duiken we direct de afdaling in en ook de afdaling is voorzien van een smalle weg. In 2012 en 2008 maakten we gebruik van dezelfde kant van de klim en kregen we dus ook dezelfde afdaling voorgeschoteld, mensen met een extreem goed geheugen weten dus hoe deze afdaling er ongeveer uitziet. Het is een bijzonder technische afdaling, enorm lastig. Direct in het begin van de afdaling komen we een heleboel bochten tegen. Een paar haarspeldbochten en wat korte en snelle bochtjes die soms onoverzichtelijk zijn. Langs de bochten treffen we een diepe afgrond aan, je wil hier absoluut niet uit de bocht vliegen. Het is wel vooral in het begin lastig, na een tijdje gaat de afdaling wat meer rechtdoor, waarna we in een open weide uitkomen. Hier komen we even verderop wel weer een boel haarspeldbochten tegen, maar deze liggen tenminste goed in het zicht. Na weer een sectie vol haarspeldbochten gaat het weer wat rechtdoor, het bos in. Ook aan deze kant van de Manghen ruilen we naar verloop van tijd de ruige natuur in voor een bos. In het bos gaat het ook nog even rechtdoor, tot we wederom bij wat haarspeldbochten uitkomen. Deze bochten zijn ook nog wel redelijk overzichtelijk, maar het is toch opletten. Aan deze kant van de klim gaan we ook heel wat kilometers aan 10% naar beneden, dus remmen wordt het sowieso. Na acht kilometer in dalende lijn wordt de weg plotseling breder. Het gaat nu ook minder steil naar beneden, de laatste acht kilometer van de afdaling zijn prima te doen. De eerste acht zijn dan weer enorm lastig, misschien wel de lastigste afdaling van deze Giro. We kijken met z'n allen naar Nibali. De laatste kilometers van de afdaling richting Molina di Fiemme zijn vrij eenvoudig, het gaat vooral rechtdoor. Na 94 kilometer komen we dan uit in Molina di Fiemme, een plaatsje gelegen aan de Avisio.

1280px-Chiesa_di_Castello_di_Fiemme_2012.jpg

We moeten nu nog exact 100 kilometer fietsen, bijna de helft van de rit gehad. Net hadden we met de Manghen nog een beklimming van de eerste categorie, nu krijgen we te maken met een kort ongecategoriseerd klimmetje richting Cavalese. Beneden komen we uit bij een rotonde, hier gaan we rechtdoor en dan loopt de weg direct weer omhoog. Via Molina rijden we over een brede weg naar Castello di Fiemme, waar we de bovenstaande kerk aantreffen. Van Castello di Fiemme rijden we verder naar Cavalese. Het gaat vier kilometer omhoog, aan 5% gemiddeld. Toch weer 200 hoogtemeters erbij in de benen, daar worden de renners niet vrolijk van. Na 99 kilometer komen we uit in het toeristische plaatsje Cavalese, waar de weg weer vlak wordt. Dit plaatsje is blijkbaar vooral bekend vanwege een aantal ongelukken.In de vallei van Cavalese zijn twee dodelijke kabellift-incidenten geweest. Het eerste, waarbij 42 mensen omkwamen, vond plaats op 9 maart 1976. Het tweede was op 3 februari 1998 en eiste 20 mensenlevens. Nou, dat is niet zo best allemaal. Tegenwoordig is er een nieuwe lift en sindsdien gaat alles goed, dat is dan wel weer mooi meegenomen. We rijden dwars door Cavalese en buiten deze plaats zetten we koers richting Tesero. Het gaat vijf kilometer behoorlijk rechtdoor over een vlakke weg, terwijl we ondertussen wel nog door een tunneltje rijden. Even een moment van relatieve rust, dat kan na alles wat we al hebben gehad en wat nog moet komen. Van Tesero rijden we via Pianchè en Ziano di Fiemme naar Predazzo, waar de tweede tussensprint van de dag ligt. In dit stuk van acht kilometer tussen Tesero en Predazzo maken we relatief weinig mee. Brede weg, zo goed als vlak, voornamelijk rechtdoor. Wel een fraaie omgeving, tenminste nog iets. Na 112,5 kilometer komen we uit in Predazzo en dan gaat er weer gesprint worden voor de bonificatieseconden. Predazzo is een van de belangrijkste steden in Val di Fiemme, ook hier moet je vooral komen als je aan wintersport wil doen. Ze hebben hier een schans, dus Primoz Roglic zal zich hier prima op z'n gemak voelen. Geen onbelangrijke schans overigens, naar het schijnt. Er is hier wel eens een wereldkampioenschap schansspringen georganiseerd, dus dan moet het wel wat voorstellen. Ze maken hier ook pasta, Pastificio Felicetti is hier gevestigd. Zal wel.

valle-di-fiemme-predazzo-panorama-estivo_3403.jpeg

In 2017 reed de Giro nog door deze omgeving, het is een vrij populair gebied voor de koers. Toen gingen we rechtdoor in Predazzo, voor een lange tocht door de vallei met einde in Canazei. Zorgvuldig alle beklimmingen ontweken, da's knap. Het ontwijken van de bergen gaat nu niet lukken, want in Predazzo slaan we rechtsaf en dan begint bijna direct de Passo Rolle. Gisteren bedwongen we al een groot deel van deze klim, maar dan van de andere kant. Nu doen we 'm dus van de oostkant en deze kant is eigenlijk niet zo heel spannend. Het gaat 20,6 kilometer omhoog aan 4,7% gemiddeld, dat is dus eigenlijk nog kanslozer dan de andere kant die al vrij kansloos was. Van deze kant gaat het eerst zes kilometer omhoog aan 6% gemiddeld. Over een brede en vrij rechte weg rijden we door een groene en bosrijke omgeving. Tijdens dit eerste deel van de klim komen we wel een wat lastiger stuk tegen van bijna twee kilometer aan meer dan 7%, maar in vergelijking met de Manghen stelt het niets voor. Hier een aanval plaatsen om aan een flinke solo te beginnen ligt minder voor de hand, al weet je nooit wat er tijdens zo'n laatste bergrit allemaal mogelijk is. Na het eerste deel van de klim worden we geconfronteerd met een stuk van vier kilometer aan 2,6% gemiddeld. Oei, da's meteen een pak minder. Op een halve kilometer aan 5% na is het hier gewoon vals plat. Helaas wordt het niet meteen beter, want in de drie kilometer daarna is het zelfs zo goed als vlak. Wel nog een kilometer aan 3%, maar ook een kilometertje in licht dalende lijn. Nee, hier schieten we niet veel mee op. We rijden wel nog langs een mooi meertje tijdens dit vlakkere deel van de klim, ook wat waard. Tunneltje erbij, komt in deze regio nog wel eens voor. Na het vlakke deel krijgen we met een kilometer aan 5% te maken, waarna het in de laatste kilometers van de klim aan 6,5% gemiddeld omhoog gaat. De laatste vijf kilometer van de klim zijn dus nog wel aardig, met een keer een halve kilometer aan 9% en tussendoor ook nog wat stroken waar het aan meer dan 7% stijgt. Al is het lastig voor te stellen dat de Passo Rolle voor grote verschillen gaat zorgen. Na 133 kilometer komen we boven op deze klim van de tweede categorie. Volgens visittrentino.info is de 2000 meter hoge Passo Rolle is een van de spectaculairste passen van de Dolomieten. Het is ook een vrij muzikale pas, want de Stradivarius-violen werden van hout gemaakt dat in dit dal gekapt was. De hoogte, de natuur en de prima skiliften maken Passo Rolle tot een van de meest gewaardeerde skibestemmingen. Het plaatsje Passo Rolle in het onovertroffen scenario van Cimon della Pala en Cima Vezzana, ligt op een unieke manier rondom de pas en de skiliften zijn ideaal om enkele van de mooiste plekken van de Alpen te verkennen. Zo, die mensen weten wel hoe ze hun product aan de man moeten brengen.

G19_T20_S03_Rolle_SAL.jpg
photo-1535730480175-8f43dbb6f894?ixlib=rb-1.2.1&ixid=eyJhcHBfaWQiOjEyMDd9&auto=format&fit=crop&w=1000&q=80

Als we door het plaatsje Passo Rolle zijn gereden gaat de weg 23 kilometer naar beneden richting Fiera di Primiero. De eerste twee kilometer van deze afdaling gaat het niet echt enorm naar beneden, het is min of meer vlak. We komen wel al wat bochten tegen, maar aangezien het voorlopig nog niet steil naar beneden gaat valt het wel mee. Na een tijdje gaat het ineens wel steil naar beneden lopen, een kilometer of vier lang gaat het hard naar beneden en dan worden de bochten ineens wel lastig. De weg is wel breed, dat scheelt. Toch zal het geen sinecure zijn om op een ordentelijke manier door al die haarspeldbochten te manoeuvreren. Een stuk of vijf van die dingen kort achter elkaar, altijd leuk. Even verderop komen we nog een stuk of zes haarspeldbochten tegen, het is uiteindelijk toch wel een technische afdaling. Niet zo lastig als die van de Manghen, maar toch ook weer niet eenvoudig. De afdaling blijft bochtig, ook als we ons in de buurt van een bekende plaats bevinden. De renners komen bijna uit in San Martino di Castrozza, de finishplaats van gisteren. In San Martino pakken we ook nog een stuk of vier haarspeldbochten mee, het is een technische passage in dit wintersportoord. Buiten San Martino di Castrozza komen we terecht op de weg waar we gisteren nog omhoog gingen. De weg mag dus bekend verondersteld worden. Het is in ieder geval een zekerheidje dat de steile percentages achter ons liggen. Het gaat nog eens 14 kilometer naar beneden, zonder dat het steil wordt. Wel weten we dat de klim zo nu en dan vrij bochtig was, dat is dan automatisch ook het geval in deze afdaling. Toch vind ik het vanaf dit moment niet heel technisch meer, omdat de weg echt heel erg breed is. Het gaat ook een paar keer vrij lang rechtdoor, een kind kan de was doen. We komen nog wel wat haarspeldbochten tegen, daar is het dan weer even aandachtig dalen. Verder kan je hier met de ogen dicht naar beneden, geen enkel probleem. Als het goed is komen we zonder veel oponthoud na 155 kilometer uit in Fiera di Primiero, daar waar we gisteren ook waren. Wat we hierna gaan doen leunt dicht tegen het mensonterende aan, want we gaan net als gisteren weer een stuk door de vallei rijden. Dezelfde weg, alleen dan de andere kant op. Gisteren liep die weg vals plat omhoog, het behoeft geen verdere uitleg dat het nu dus vals plat naar beneden gaat. De enige variatie is dat we deze keer niet door Mezzano en Imer rijden, we volgen in plaats daarvan de rivier waardoor het nu nog makkelijker fietsen is. Paar rotondes onderweg, dat is het grootste probleem. Toen de renners gisteren over de weg door de vallei reden waren we ze een aantal keer kwijt door alle tunneltjes, dat zal nu dus weer hetzelfde zijn.

Lago_Schen%C3%A8r_da_Pontet.jpg

Veel behoefte aan het beschrijven van deze weg heb ik verder niet, dit spreekt toch vooral voor zich. Nog een keer door de vallei, langs een meertje, door de tunnels. Het zal deze keer sneller voorbij zijn omdat het licht naar beneden loopt, dat scheelt wel. Aan het eind van dit stuk door de vallei komen we na 172 kilometer uit in Gorna, bij Ponte Oltra. Gisteren reden we nog over deze brug, maar nu rijden we rechtdoor en dan beginnen we direct aan de volgende klim. De Croce d'Aune staat op het programma, een klim van 11 kilometer aan 5,5%. Het gaat meteen een halve kilometer aan 9% omhoog, een lekker begin na een kilometer of 40 in dalende lijn. Het is ook gelijk een vrij bochtige klim, die na die steile halve kilometer wel wat makkelijker wordt. We gaan verder met anderhalve kilometer aan iets minder dan 7%. Vervolgens krijgen we een wat makkelijkere kilometer aan 4,5% voorgeschoteld, waarna het zelfs een tijdje helemaal vlak wordt. We rijden door het dorpje Sorriva en aan het feit dat hier in 2011 Forza Alberto op de weg gekalkt stond heb ik het idee dat de Giro hier wel eens eerder is geweest. Van Sorriva rijden we naar Servo en in dit stuk van twee kilometer komen we gemiddeld aan 0%. Toch is het niet helemaal vlak, want we krijgen met een stukje in dalende lijn te maken en het gaat ook weer even wat vals plat omhoog. Na Servo wordt het niet direct beter, het gaat nog even kort naar beneden en daarna begint de weg maar weer een beetje matig omhoog te lopen. Anderhalve kilometer aan 4%, het is wat. Pas op vier kilometer van de top begint het ergens op te lijken, dan gaan we nog even goed los. We krijgen eerst een kilometer aan 7,5%, waarna de steilste kilometer van de klim volgt. Het gaat een halve kilometer aan 11% omhoog, met daarna een halve kilometer aan 9%. Als er tijdens de rit nog niets is gebeurd dan mogen we hier wat verwachten. Daarna krijgen we nog een kilometer aan ongeveer 9% voorgeschoteld, terwijl we richting Aune fietsen. We passeren een aantal dorpjes en in die dorpjes wordt het steeds smal. Ook in Aune is dat het geval. Bergop niet zo'n probleem, maar in dit dorpje gaan we ook nog even heel kort naar beneden. Lastige passage. We rijden daarna over een bruggetje en vervolgens gaat het weer recht omhoog. We stuiten nu zelfs op het steilste stukje van de klim, het gaat even aan 16% omhoog. We hebben er even op moeten wachten, maar het is dan uiteindelijk toch een fatsoenlijke klim geworden. De laatste kilometer van de klim gaat het eerst nog een halve kilometer aan 10% omhoog, waarna het richting de top gaat afvlakken. Na nog een halve kilometer aan 6% komen we na 183 kilometer boven. De laatste vier kilometer van de klim is het aan 8% gemiddeld gestegen, dat mag er zijn.

G19_T20_S04_Aune_SAL.jpg
IMG_2487-1024x1019.jpg

De Croce d'Aune is een beklimming van de tweede categorie die inderdaad eerder is voorgekomen. In 2009 bijvoorbeeld nog, maar toen gingen we wel aan de andere kant omhoog. De Croce d'Aune is een klim met een verhaal, het verhaal van Tulio Campagnolo. Hij reed hier in 1927 tijdens een wedstrijd naar boven en had toen wat problemen met z'n fiets. Hij wilde zijn wiel verwijderen, maar omdat het nogal slecht weer was kreeg hij dat allemaal niet voor elkaar. Daarom kwam hij op het idee om een simpeler systeem te ontwikkelen. Hij bedacht de uitvalnaaf, zo heet dat blijkbaar. Een snelspanner erbij en Tulio kon z'n wiel sneller wisselen dan ooit. Hij bracht het product op de markt en zou later een bedrijf stichten met de naam Campagnolo. De rest is geschiedenis, tot op de dag van vandaag rijden er ontzettend veel mensen rond met producten van Campagnolo. Dat hebben we dus te danken aan die ene dag op Croce d'Aune. Op de top van de klim komen we een monument tegen ter ere van Tulio, die later ook nog een achterderailleur op de markt bracht met de naam Croce d'Aune. We bevinden ons overigens op 11 kilometer van de streep. In eerste instantie zouden we hier finishen, maar men heeft nog een extra klimmetje aan de rit toegevoegd. Om dat klimmetje te bereiken moeten we wel eerst vier kilometer naar beneden. De afdaling begint direct met twee haarspeldbochten, pittige bochtjes. Daarna gaat het even redelijk rechtdoor, maar al snel komen we bij nieuwe haarspeldbochten uit. Best een verraderlijke afdaling nog, al is de weg wel voldoende breed. Na vier kilometer dalen zien we aan de rechterkant ineens een weg liggen die steil omhoog loopt. We zouden nog wat verder kunnen dalen, maar dat gaan we natuurlijk niet doen. We gaan naar rechts en dan begint de slotklim.

Pubblico-e-panorama-Pedavena.jpg

We gaan klimmen naar Monte Avena. Een beklimming van de eerste categorie, vooral omdat het een aankomst bergop is. Het gaat zeven kilometer omhoog aan 7,3%. We bevinden ons meteen op een smalle weg door een donker bos en deze weg loopt een halve kilometer aan 5,6% omhoog waarna we met anderhalve kilometer aan 8% te maken krijgen. Als er nog steeds niets is gebeurd dan krijgen we op deze steile en smalle stroken sowieso wel wat te zien. In de volgende kilometer lijkt het iets vlakker te worden, het gaat 500 meter aan 6% omhoog, maar daarna krijgen we wel de steilste strook van de klim voor de kiezen. 500 meter aan 9%, met een uitschieter naar 11%. Na deze zware strook gaat het een kilometer omhoog aan 8% en dan bevinden we ons op drie kilometer van het eind. In de laatste drie kilometer krijgen we eerst een halve kilometer aan 5,6%, waarna de weg weer omhoog gaat aan 8%. De smalle weg is ook nog eens vrij bochtig, we komen een aantal haarspeldbochten tegen. Tot op een kilometer van de streep gaat het aan 7% omhoog. Tot op 500 meter van het eind gaat het aan 7,2% omhoog, waarna het in de laatste 500 meter afzwacht richting 6,5%. In de laatste kilometer krijgen we ook nog wel met wat bochten te maken, op iets minder dan een kilometer van het eind een haarspeldbocht naar links, waarna op 600 meter van het eind weer een haarspeldbocht naar rechts volgt. Daarna krijgen we op 200 meter van het eind nog een scherpe bocht naar links, waarna het in de laatste meters van de rit rechtdoor gaat richting een brede parkeerplaats die een aantal jaar geleden nog onverhard was. Schijnt dat ze er voor de gelegenheid nog wat asfalt hebben neergelegd, wel zo makkelijk. Op de parkeerplaats is het vlak, in de laatste meters van de rit vlakt het dus weer af. De slag zal eerder geslagen moeten worden. Na 192 kilometer komen we boven op Monte Avena en dan zit de laatste bergrit van de Giro er helemaal op.

G19_T20_Avena_ukm.jpg
G19_T20_Avena_ARR_zoom.jpg

We finishen in Monte Avena, een kleine plaats met alleen een paar berghutjes waar je wat kan eten. Het is een plaats zonder enige betekenis, dat blijkt ook uit het roadbook. Er is geen enkel woord terug te vinden over onze finishplaats, men heeft alleen maar over Croce d'Aune. Ja, goed, nu weet ik wel dat er 39 mensen wonen in het dorpje Croce d'Aune, dat is wel goed om te weten. In Monte Avena zullen het er nog wat minder zijn, want op een paar verdwaalde chaletjes na treffen we hier niets aan. Croce d'Aune is een populair wintersportoord en daar profiteren ze in Monte Avena ook van. Er zijn hier een paar liften aanwezig, al kan ik niet echt ontdekken waar die je dan precies naartoe zouden moeten brengen. We vinden in ieder geval hogerop nog een aantal agriturismos en een paar locaties om te hiken. Tevens schijnen ze hier aan paragliden te doen, dat is ook wel ziek. Er werd hier in 2017 zelfs een wereldkampioenschap paragliden georganiseerd. Ik wist niet dat het bestond, maar het is blijkbaar nog een groot evenement ook. 150 deelnemers uit 48 landen, dat is wel ziek. Monte Avena is op zich wel een goede locatie, want om hier een beetje te kunnen skiën hebben ze nogal wat bomen weggehaald, waardoor er een grote open vlakte is. Nouja, dat is zo'n beetje alles wat je over deze locaties kan vertellen. Er is nog nooit een rit aangekomen, dat zal niet echt als een verrassing komen. Al vind ik het wel een aardige klim om mee af te sluiten, toch best lastig.

Avena_12.jpg

In startplaats Feltre wordt het overdag 26 graden, wordt de zomer dan toch nog een ding? Weinig kans op regen en maar een klein beetje wind. In Croce d'Aune wordt het iets frisser, 21 graden. Verder ligt deze locatie natuurlijk heel dicht in de buurt van Feltre aangezien we tijdens de rit een rondje hebben gereden. Ook hier dus amper kans op regen en maar weinig wind. Alleen in de buurt van de Passo Rolle schijnt er wat meer kans op regen te zijn, maar het blijft natuurlijk gewoon droog. De laatste bergrit van deze Giro start om 11:05, lekker vroeg. Na een neutralisatie van liefst 15 minuten gaan de renners voor de deur van Sportful en Castelli om 11:20 echt van start. Eurosport is er helaas niet integraal bij, we kunnen pas rond 13:15 inschakelen. Tegen die tijd zijn de renners begonnen aan de Passo Manghen, op zich geen slecht moment om de eerste beelden te ontvangen. Al is het jammer dat we het begin van de rit missen, het tactische spel op de eerste klim had heel interessant kunnen zijn om te zien. We zullen de tickers moeten volgen, altijd geen feest. Finish wordt verwacht tussen 16:50 en 17:39.

De Giro van 2019 is er een geworden voor de vluchters. 19 ritten gehad en negen keer heeft een vroege vluchter gewonnen. Dat ligt deels aan het parcours, een rit zoals die van gisteren is ook niet echt geschikt voor een strijd tussen de klassementsrenners. Dat excuus hebben ze vandaag alleen niet. Dit is voor iedereen de laatste kans om er nog wat van te maken. Alleen Movistar kan verdedigend rijden, de rest moet actie ondernemen. Voor renners als Nibali en Roglic telt alleen maar de eindwinst, aan een tweede of een derde plaats hebben ze niets. Dat zeggen ze tenminste, en we geloven ze dan maar. Deze rit moet linksom of rechtsom eindigen in een showdown tussen de klassementsrenners. We hebben ze eigenlijk veel te weinig gezien, je zou bijna kunnen beweren dat Carapaz amper voor het roze heeft hoeven te werken. Tijdens deze rit zal veel afhangen van Astana en Bahrein. Als zij al op de Manghen de knuppel in het hoenderhok gooien krijgen we een epische rit. Als ze wachten tot de Passo Rolle of zelfs de Croce d'Aune krijgen we geen leuke rit. Ik ga toch maar van het positieve uit, we kunnen de Giro niet afsluiten zonder minstens één geniale bergrit gezien te hebben. Na drie weken koers nog even een rit met zoveel hoogtemeters op het menu, dat moet toch wel iets opleveren. Hup iedereen.
1. Lopez. Ja, op basis van de vorige rit is het nogal makkelijk om zijn naam te noemen. Hij was als enige in staat om weg te rijden van de rest op de niet al te moeilijke klim naar San Martino. Als je op zo'n klim van niets zo'n gat kan slaan zijn de benen nog goed. Met die benen moet je nog een rit winnen en een poging wagen om richting het podium te gaan. Hij heeft de ploeg om leuke trucjes uit te halen. Ik verwacht toch wel wat mannetjes van Astana in de aanval op de Cima Campo. Het zou natuurlijk mooi zijn als Lopez op de Passo Manghen al naar voren gaat. Eigenlijk is er geen reden te bedenken om het niet te doen, Lopez heeft verder eigenlijk niets te verdedigen. Aan een zesde plaats heeft hij niets, dit moet alles of niets worden. Op basis van gisteren zeg ik dan dat het alles wordt.
2. Landa. #FreeLanda. Moet lang bij Carapaz blijven en mag pas achter Lopez aan als het te laat is. #doemscenario
3. Carapaz. Zie hem niet in de problemen komen, eerlijk gezegd. De ploeg is vreselijk sterk en bergop heeft hij tot nu toe eigenlijk geen zwakte getoond. Nibali zou hem onder druk kunnen zetten ergens in een afdaling ofzo, maar dat is eigenlijk het enige. Bahrein lijkt me niet sterk genoeg om een tactisch meesterplan te bedenken waar Movistar onder gaat bezwijken. Nibali zal wel alles proberen, maar zijn brommertje zal dan eerder ontploffen dan die van Carapaz.
4. Roglic. Geen idee hoe hij nog in de buurt moet komen van Carapaz, dat lijkt me eigenlijk niet te doen. Nibali en Landa afhouden zou dan wel weer moeten lukken, toch een podium voor Jan en Addy in dat geval.
5. Nibali. Valt aan tot hij erbij neervalt en kraakt dan uiteindelijk. Dat zou wel typisch Nibali zijn. In ieder geval strijdend ten onder, dat is wel mooi. Al sluit ik ook niet uit dat de voodoo alsnog toe gaat slaan en dat Carapaz ergens in een ravijn gaat eindigen.

D76spGMXoAIEDQb.jpg:large
naatje_1maandag 3 juni 2019 @ 12:27
SPOILER: Tappa 21: Verona - Verona, 17 km (ITT)
Tappa 21: Verona - Verona, 17 km (ITT)

De laatste rit in lijn van deze Giro moest en zou spektakel brengen. De jongens die in staat waren om een stream van de RAI op te zoeken zagen in ieder geval tijdens het begin van de rit talloze aanvalspogingen. In aanloop naar de eerste klim van de dag, de Cima Campo, probeerden veel renners weg te komen. Na al die schermutselingen zagen we op de klim zelf een grote groep wegrijden met daarin onder meer Zakarin, Bilbao, Caruso en natuurlijk ook Amanuel Gebreigzabhier. Later zagen we ook nog Cataldo aansluiten en we kwamen tot de conclusie dat Movistar met Amador ook een mannetje vooraan had. In het peloton viel het na een tijdje stil en dus kon de kopgroep met een voorsprong van een minuut of drie toewerken naar de volgende klim van de dag, de Passo Manghen. Op deze klim moest er een hoop gebeuren, het was de ideale klim om iets te forceren. Vlak voor de klim officieel begon werd eerst nog de tussensprint verreden en Fausto Masnada trok hier even door om de punten te pakken. Toen hij omkeek had hij ineens een gat en daarom besloot hij door te rijden. Vanuit het peloton zagen we dan weer wat mannetjes van Trek in de aanval gaan, Conci en Ciccone. Zij hadden de slag gemist en probeerden alsnog de oversteek te maken.

Op de Passo Manghen liep Masnada steeds verder uit op de rest van de voormalige kopgroep, zijn voorsprong liep op naar een minuut. Het peloton zat inmiddels op een minuut of vier en daarom begonnen de mannen van Bora maar vast op kop te rijden. Lang leek de klim een muis te baren, maar toen op zes kilometer van de top het steile stuk van de klim begon zagen we dat de mannen van Astana het tempo gingen bepalen in het peloton. De groep werd onder het beulswerk van Andrey Zeits snel kleiner en toen Jan Hirt overnam kreeg iedereen het helemaal benauwd. Nadat de werken van Jan Hirt gedaan waren versnelde Miguel Angel Lopez. De Colombiaan zag dat Carapaz meteen op zijn wil zat, ook Landa schoof mee. Nibali en Roglic hadden dan weer geen reactie, net als de rest. Nibali en Roglic leken erg slecht te zijn, want na een tijdje werden ze zelfs bijgehaald door Sivakov en de jonge Rus mocht daarna het tempo bepalen. Vlak voor de top sloten Lopez, Carapaz en Landa aan bij de voormalige kopgroep, waar dus meerdere knechten van Astana en eentje van Movistar aanwezig waren. Het had het begin van iets moois kunnen zijn, maar op de top van de Manghen waren Roglic en Nibali maar een seconde of 15 achter. Daardoor konden ze in de afdaling terugkeren. Masnada was ondertussen als eerste bovengekomen op de Passo Manghen. Die berg werd door het wegvallen van de Gavia gepromoveerd tot Cima Coppi, derhalve kwam er dus een Fausto als eerste boven op de Cima Coppi. Krijg je bijna niet verzonnen. In de afdaling reed Fausto ook nog vooruit, als enige. In de groep achter hem zagen we steeds meer renners terugkeren, ook Mollema kon zijn wagonnetje weer aanhaken. We zagen ook dat Zakarin weer eens een bocht had gemist, de Rus zit nog steeds niet op sturen.

Nadat de afdaling op z'n eind liep gingen de renners in de groep der favorieten ook steeds langzamer rijden. Het signaal voor Bilbao om nog eens in de aanval te gaan. Hij reed snel naar Masnada toe en toen zagen we achter hem ineens chaos ontstaan. Caruso reageerde, de knecht van Nibali. Dat wilde Movistar niet, dus ging Landa in de achtervolging. Er werd niet direct op deze poging gereageerd, waardoor Landa ineens voorsprong had op de rest. Een ideaal moment om je oortje uit te gooien en alleen aan jezelf te denken, maar Mikel bleef toch netjes de orders van de ploeg volgen. Even leek het leuk te worden, maar alles kwam weer bij elkaar. Daarna zagen we wel nog wat nieuwe aanvalspogingen, onder meer eentje van Lopez. Ook dat sorteerde weinig effect, de favorieten lieten elkaar niet rijden. Het viel weer stil en dat was het moment dat Bilbao nog eens in de aanval ging. Pello voelde zijn benen niet en hij kreeg deze keer met Nieve een geschikte kompaan mee. Met z'n tweeën reden ze snel een fatsoenlijke voorsprong bij elkaar, wat voor een paar andere renners het signaal was om in de achtervolging te gaan. De groep der favorieten had een beetje een opvallende samenstelling, omdat de kopgroep dus vroeg werd ingerekend. Een aantal voormalige koplopers zagen we opnieuw weer naar de kop van de koers rijden, te weten Tanel Kangert, Eddie Dunbar en Amanuel Gebreigzabhier. Movistar vond dat verder wel prima, ze besloten de boel te controleren. Vanuit de achtergrond keerde nog een groep terug met onder meer Yates en ook knechten van Movistar zoals Carretero en Pedrero. Deze jongens mochten meteen aan de bak. De drie achtervolgers wisten Bilbao en Nieve bij te halen en zodoende hadden we een kopgroep van vijf. De voorsprong liep op naar anderhalve minuut en op dat moment gingen ook Ciccone, Madouas en Capecchi nog in de achtervolging.

We reden verder richting de Passo Rolle en op deze klim zagen we het drietal in de achtervolging langzaam dichterbij komen. Capecchi had het wel lastig, hij hing nogal aan het elastiek. Het tempo van Ciccone lag te hoog. De drager van de bergtrui kreeg het uiteindelijk op de Rolle voor elkaar om naar de kop van de koers te rijden, met Madouas in z'n wiel. Even later wist ook Capecchi weer aan te sluiten, terwijl het peloton ondertussen op een minuut of drie hing. De laatste bergrit van deze Giro bracht voorlopig nog niet het beloofde spektakel. De Passo Rolle was eigenlijk nergens goed voor, de hele klim zagen we geen enkele demarrage. Ook vooraan spaarden de renners elkaar, ze reden gezamenlijk naar de top. Op de top van de klim hadden de koplopers 2:30 voorsprong op het peloton, waar Amador het commando voerde. In de afdaling liepen de koplopers uit, in het peloton nam men geen risico's. Op een bepaald moment hadden de koplopers bijna vier minuten voorsprong, waardoor het er ernstig op begon te lijken dat ook deze rit wéér naar de vluchters zou gaan. Na de afdaling kregen we nog een stuk in de vallei en daar besloot Amador nog een keer alles te geven. In dat stuk van een kilometer of 15 reed hij meer dan een minuut van de voorsprong af, waardoor het toch ineens weer speelbaar was voor het peloton. We begonnen daarna met de koplopers aan beklimming van Croce d'Aune, waar Ciccone direct in de aanval ging. Daar werd door de rest dan weer op gereageerd, waardoor hij niet wegkwam. De eerste die wel echt weg wist te komen was Madouas. Hij versnelde op een moment dat het vooraan na de zoveelste versnelling was stilgevallen en meteen wist hij een behoorlijke voorsprong bij elkaar te fietsen.

In het peloton werd er op de klim weinig actie ondernomen. Amador mocht nog een tijd op kop rijden, waardoor de voorsprong van de koplopers zelfs weer wat groter werd. Pas op 13 kilometer van het eind zagen we de eerste aanval van een van de favorieten, Lopez ging er weer eens vandoor. Iedereen zat meteen op het wiel, weer slaagde zijn aanval niet. Een paar aanvallen later zagen we Mikel Landa demarreren en hij sloeg zowaar een gat. Met voorsprong ging hij de afdaling in richting de slotklim, terwijl Roglic daarachter de schade probeerde te beperken. Landa kwam redelijk dicht bij de kop van de koers, de voorsprong van Madouas bedroeg nog maar 50 seconden. Achter Madouas zagen we de sterk rijdende Gebreigzabhier in de achtervolging gaan. Mijn Eritrese vriend wist zich lang te verbergen, maar toonde aan het eind van deze Giro toch even zijn talent. Wegrijden van de rest lukte alleen niet echt, Ciccone, Nieve en Bilbao hadden nog wel wat over. Op de top van Croce d'Aune, op 11 kilometer van de finish, zagen we Madouas als eerste bovenkomen, een seconde of 20 achter hem een groepje met Bilbao en de rest, daar een halve minuut achter Landa en daar weer een seconde of tien achter de rest van de favorieten. We doken de afdaling in en in deze afdaling zagen we Majka op z'n muil gaan. We zagen ook dat Nibali weer eens hard naar beneden ging. Hij reed zo naar Landa toe, met Carapaz in z'n wiel. Roglic was nergens te bekennen, hij had net als Lopez de slag gemist.

Landa, Nibali en Carapaz begonnen met een paar seconden voorsprong aan de slotklim. Lopez en Roglic zaten er kort achter en deden er alles aan om terug te rijden, maar in het volgende beeld zagen we ineens dat Lopez niet meer op z'n fiets zat. Hij werd ten val gebracht door een overenthousiaste Sloveense supporter en daar was hij niet van gediend. De supporter ontving meerdere tikken van een ziedende Lopez. Merkwaardig genoeg is Lopez daarvoor niet bestraft, je mag blijkbaar gewoon mensen slaan als je boos bent. Roglic kreeg dan wel weer op z'n sodemieter, omdat hij op een klim werd aangeduwd door een supporter. De willekeur van de UCI, altijd genieten. Omdat Roglic en Lopez op achterstand zaten besloot Nibali vol op kop te rijden en ook Landa nam over. Zo reed dit trio naar de kop van de koers, waar alles in elkaar plooide. Madouas werd bijgehaald door Bilbao en co. Ondertussen zagen we Dunbar en helaas ook Amanuel afhaken vooraan, het was ook te mooi om waar te zijn. Ook Capecchi was verdwenen, maar de andere vijf zaten nog steeds vooraan. Het duurde tot op iets minder dan vier kilometer van het eind voor Landa, Carapaz en Nibali de aansluiting wisten te maken. Nibali en Landa reden meteen naar de kop van het groepje en bleven tempo rijden, want de achterstand van Roglic werd steeds groter. De Sloveen lag ondertussen alweer een seconde of 40 achter, zijn podiumplaats begon in het geding te komen. Tot op twee kilometer van het eind zagen we ze vooraan alleen maar samen rijden. Toen ging Kangert een keer in de aanval, maar Ciccone zat meteen op het wiel. Daarna zagen we nog een aanvalletje van Nibali, met Landa in het wiel. Leverde ook niets op, dus reden we met een opmerkelijke groep richting de laatste kilometer. Drie absolute kanjers, aangevuld met wat restanten van de kopgroep. In de slotkilometer zagen we dat Carapaz de sprint ging aantrekken voor Landa. Hij reed de ziel uit z'n lijf en dat als drager van de roze trui. Blijkbaar is de sfeer in de ploeg toch nog goed. Het idee was heel sympathiek, je voelde alleen al vrij snel aankomen dat de heer Landa met een probleem zat. Een van de overblijvers uit de kopgroep luisterde naar de naam Pello Bilbao, een renner die Landa toch vrij goed zou moeten kennen. Mikel had kunnen weten dat hij daar nooit de sprint van ging winnen, maar hij probeerde het toch. Op 250 meter van het eind ging hij aan en Bilbao zat direct op het wiel. In de laatste bocht van de rit kwam Bilbao binnendoor en hij snelde naar de kop van de koers. Landa kwam niet meer terug en dus boekte Bilbao zijn tweede ritzege van deze Giro. Jarenlang probeerde de Bask een rit te winnen, dat lukte nooit en nu lukt het ineens twee keer in één Giro.

Kort achter Bilbao en Landa zagen we Carapaz en Nibali samen over de streep komen. Carapaz heeft de rit probleemloos overleefd en lijkt nu dus bijna zeker te zijn van de eindzege. Nibali slaagde er niet in om Carapaz onder druk te zetten, op de Passo Manghen moest Nibali zelfs lossen. Het werd een eenvoudige dag voor Carapaz, zijn ploeg was sterk genoeg en de andere ploegen hadden niet genoeg kracht over om het hem moeilijk te maken. Nadat deze mannen de finish hadden bereikt moesten we bijna een minuut wachten op Roglic, de Sloveen kampte met een brommer die toch behoorlijk was opgeblazen. Landa gaat daardoor Roglic voorbij in het klassement en staat virtueel op het podium. Roglic zakt naar de vierde plaats, voorlopig. Lopez kwam nog wat later binnen, dankzij zijn akkefietje met de supporter. Verder zagen we in het klassement weinig verschuivingen, deze rit baarde eigenlijk een muis. Zoals zoveel ritten in deze Giro, we mogen na drie weken stiekem toch wel de conclusie trekken dat het geen goede Giro was. Op voorhand leek het parcours al niet fantastisch en dat hebben we de afgelopen weken bevestigd zien worden. We hebben maar weinig leuke ritten gezien en de strijd tussen de klassementsrenners liet vaak te wensen over. Carapaz is eigenlijk vrij goedkoop aan deze overwinning gekomen. Ze hebben hem een aantal keer gewoon weg laten rijden, omdat ze hem niet serieus namen. De overwinning is terecht, laat daar geen twijfel over bestaan, maar het had best wat spannender mogen zijn. Als ze Carapaz wat korter houden had er tijdens de laatste rit van deze Giro nog wat op het spel gestaan. Van de andere kant, als Jan en Addy niet waren gaan pissen hadden we dan weer niet de televisie hoeven aan te zetten. Het enige duel van enige importantie dat we tijdens de afsluitende tijdrit gaan krijgen is het duel tussen Landa en Roglic. De Sloveen moet een seconde of 23 goedmaken op Landa om nog op het podium te eindigen. Verder wordt het een tijdrit van niets, want het is lastig voor te stellen dat Carapaz op een afstand van 17 kilometer bijna twee minuten gaat verliezen op Nibali. De parcoursbouwers hebben er een puinhoop van gemaakt en de renners hebben het tactisch laten afweten, daardoor gaan we toch met een licht katerig gevoel naar Verona trekken. In de straten van deze stad werken we de afsluitende tijdrit af, waarna we waarschijnlijk voor het eerst in de historie mee gaan maken dat een Ecuadoriaan de Giro wint. Richard Carapaz is na drie weken fietsen door Italië de sterkste renner gebleken. Een verrassende winnaar, dat is leuk. Toch zit er ergens een rare nasmaak aan. Er zat meer in, met dat idee blijf ik achter.

G19_T21_Verona_plan_zoom.jpg
G19_T21_Verona_alt_jpg.jpg

We sluiten de Giro d'Italia van 2019 af in Verona, een stad met 258.000 inwoners in de regio Veneto. Laten we maar meteen met het grootste cliché van allemaal beginnen: Verona kennen we natuurlijk als de stad van Romeo en Julia. Een veelbezochte plaats in de stad is de Casa di Giulietta, daar waar de vrouw waarop Julia is gebaseerd zou hebben gewoond. In de Via Capello komen we dit huisje tegen, maar het valt toch wel als een behoorlijke tourist trap te omschrijven. Het balkonnetje is er bijvoorbeeld pas in de jaren '30 aan vast gebouwd. Tevens is die hele Shakespeare helemaal nooit in Verona geweest, de beunhaas. Op de binnenplaats komen we nog een bronzen beeld tegen van de jongedame, ook nergens op gebaseerd dus eigenlijk. Maar afijn, wel even voor de zekerheid haar borsten aanraken want dat zou geluk moeten brengen in de liefde. Goed, Verona dus. Een historische stad, waar de verschillende invloeden door elkaar heen lopen. De historische binnenstad is in ieder geval opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO en dat valt wel te begrijpen. We komen vele Romeinse invloeden tegen, na Rome zijn hier zelfs nog de meeste Romeinse bouwwerken te vinden. In een van die bouwwerken gaan we finishen, de tijdrit zal eindigen in het amfitheater. Daarnaast ligt Verona aan de Adige en er zijn meerdere bruggen gebouwd over deze rivier, een van die bruggen stamt nog uit de Romeinse tijd. De Ponte Pietra, ziet er best leuk uit. Ook is er nog een Romeins theater te vinden, het kan hier niet op. Ook in de middeleeuwen hebben ze hier nog wel wat leuke dingen gebouwd. Op de Piazza Bra, waar het amfitheater staat, komen we ook nog een paar leuke paleisjes tegen. In een van die paleisjes is tegenwoordig het stadhuis gevestigd. Op een ander plein, Piazza delle Erbe, komen we nog een fraaie fontein tegen. En dan hebben we nog de Arche Scaligere, een indrukwekkende groep van vijf Gotische monumenten van de machtige della Scaladynastie, die van 1262 tot 1382 heerste over Verona en een groot deel van Noord-Italië. Daarnaast hebben ze hier ook een aantal flink uit de kluiten gewassen kerken staan. De Gotische kerk van Sint-Anastasia, bijvoorbeeld, of de basiliek van San Zeno. Ze hebben hier ook nog een toren, de Torre dei Lambert. Een toren van 84m hoogte, maar liefst. Naast de toren, boven de straat die de pleinen 'delle Erbe' en 'dei Signori' met elkaar verbindt, bevindt zich de boog Arco della Costa, waaraan een rib van een walvis hangt. Een legende wil dat het bot naar beneden zal vallen, wanneer iemand er onderdoor loopt wie nog nooit een leugen verteld heeft. Vanzelfsprekend is deze nog nooit naar beneden gevallen. Dit vind ik dan wel weer humor om te lachen, goed bedacht. Buiten dit alles heeft Verona ook nog de beschikking over een paar kastelen en een fort, ze zijn hier wel hebberig. Qua sport kennen we Verona van de voetbalclubs Hellas Verona en Chievo Verona. Het gaat de laatste jaren niet echt heel erg goed met deze clubs. Het niet zo sympathieke Hellas was al actief in de Serie B en Chievo voegt zich daar volgend seizoen bij. We krijgen dan wel weer een derby dell'Arena. Ook leuk. Wielrentechnisch gezien kennen we Verona van een aantal wereldkampioenschappen, daarnaast is dit de stad van Damiano Cunego. De kleine prins, die de Giro in 2004 won, komt hier vandaan. Vorig jaar hing hij zijn fiets aan de wilgen, maar hij heeft ondertussen al opvolging gevonden. Giovanni Lonardi is namelijk ook uit Verona afkomstig. Lonardi wist zich tijdens deze Giro twee keer in de top 10 te nestelen, maar in de 13e rit stapte hij al af. Geen droomfinish in eigen stad voor hem dus. Voor de rest wel, zelfs als je hier niet vandaan komt is het een prettige locatie om de boel af te sluiten.

verona-vista-aerea.jpg

Starten doen de renners op de parkeerplaats van het beurs- en conferentiecentrum in Verona. Veronafiere, een groot beursgebouwencomplex waar je in september een beurs kan bijwonen over ketels. Een week later wordt er dan weer een evenement georganiseerd door een bedrijf dat gespecialiseerd is in marmer. In oktober is het dan weer tijd voor Art Verona, een beurs over schilderijen, sculpturen, tekeningen, prenten, keramiek, foto's, video's, installaties. Nou, helemaal toppie. Je zou toch verwachten dat er grotere evenementen voor de deur staan als ze hier een rit laten beginnen. Blijkbaar bestaat de beurs al sinds 1898 en naar het schijnt was 2018 een bijzonder goed jaar voor het bedrijf. Recordomzet, meer dan een miljoen bezoekers binnen weten te halen, gaat wel lekker dus. Als Wikipedia een beetje accuraat is zou de beurs in Verona de op twee na grootste van Italië moeten zijn. Het hele complex heeft een totale oppervlakte van 309.000m², waarvan 155.000m² is overdekt. De renners mogen van start voor het hoofdgebouw van de beurs, er staat tenminste in koeienletters Veronafiere op dus dan neem ik maar meteen aan dat hier het kantoor zit ofzo. Na de start gaat het een paar meter rechtdoor, tot we de parkeerplaats verlaten. Een bocht naar links volgt, waarna we op een brede weg terechtkomen. We rijden 100 meter rechtdoor en slaan rechtsaf, vervolgens gaat het 400 meter rechtdoor over een vlakke weg. Een flauwe bocht naar rechts volgt, maar kort daarna komen we bij een rotonde uit. Hier moet er wel echt gestuurd worden. We volgen de normale rijrichting en houden dus de rechterkant van de rotonde aan. Een afslag nemen we verder niet, het gaat wel rechtdoor. Voorbij de rotonde gaat het een kilometer rechtdoor. Na onder de spoorbrug door te zijn gefietst komen de renners uit op een groot kruispunt, waar het schuin rechtdoor gaat. We buigen iets af naar rechts en iets verderop volgt dan een echte bocht naar rechts. Daarna weer vrolijk 400 meter rechtdoor, waarna we linksaf slaan. Allemaal brede en vlakke wegen hier, daardoor ook brede bochten die goed te nemen zijn. 300 meter rechtdoor, bocht naar rechts. 200 meter rechtdoor, bocht naar links. Nog eens 300 meter rechtdoor en dan slaan we rechtsaf. De renners rijden nu over de Ponte Aleardo Aleardi, een brug over de Adige.

VERONAFIERE_FotoEnnevi_DSCF9377.jpg

Dit is het punt dat we het circuit van Torricelle bereiken, het circuit dat werd gebruikt tijdens het wereldkampioenschap wielrennen in Verona in 2004 en 1999. Het verschil is dat we het parcours nu in tegengestelde richting afwerken, net als in de Giro van 2010. Ook toen was er een afsluitende tijdrit in Verona, al begon die tijdrit op een andere locatie in de stad. Vanaf de brug is het dan wel weer dezelfde route. Na de brug slaan we linksaf en bijna direct na die bocht volgt er weer een bocht naar rechts. Brede bochten, niets aan de hand. We fietsen nu langs de muren van het bastion van Verona, een indrukwekkend bouwwerk. De weg loopt een meter of 600 rechtdoor, waarna er een flauwe bocht naar links volgt. Na deze bocht gaat het weer 500 meter vooral rechtdoor en daarna houden we de linkerkant van de weg aan. We tuffen dan weer een halve kilometer vooral rechtdoor, waarna de eerste lastige bocht van de dag volgt, een scherpe naar rechts. Na deze bocht begint de weg direct omhoog te lopen, de klim richting Torricelle is begonnen. De komende 4,5 kilometer zal de weg aan 4,6% gemiddeld omhoog lopen. We beginnen met een kilometer aan 4% gemiddeld, tijdens deze kilometer gaat de weg ook vooral rechtdoor. Even verderop krijgen we te maken met een halve kilometer aan 6,4% en hier komen we meteen ook wat meer bochten tegen. Een paar steile bochten zelfs. Duurt allemaal niet lang, want al snel krijgen we weer te maken met een kilometer aan iets meer dan 3% gemiddeld. De weg loopt ook weer wat meer rechtdoor en brengt ons richting een kruising. Bij deze kruising gaan we naar rechts en dan beginnen we aan de Via Torricelle. Deze weg begint meteen een halve kilometer aan 7% omhoog te lopen, met zelfs een steilste stuk aan 9%. Na deze steile halve kilometer gaat het nog een kilometer aan iets meer dan 5% omhoog, waarna het in de laatste meters van de klim begint af te vlakken. De renners slaan rechtsaf, komen na acht kilometer boven op de Torricelle en dan is ook meteen hun tussentijd bekend, tevens het enige tussenpunt van deze tijdrit. Boven op de heuvel komen we nog een fort tegen en een heiligdommetje.

G19_T21_S01_Torricelle_SAL-1.jpg
1920px-Santuario_Madonna_di_Lourdes_ex_forte_San_Leonardo_%28Verona%29.jpg

Als we de top hebben bereikt is het nog even een paar meter vlak, maar daarna beginnen we aan een afdaling van ongeveer vier kilometer. Het gaat niet meteen heel steil naar beneden, maar we botsen wel vrij snel op een rotonde. Hier moeten de renners omheen zien te manoeuvreren in dalende lijn, terwijl ze bijna een kerk binnenrijden. Na de rotonde gaan we over een brede weg verder naar beneden. Het gaat een meter of 300 vooral rechtdoor, maar daarna bereiken we het bochtige deel van deze afdaling. Op een kilometer tijd komen we een stuk of zeven bochten tegen, die over het algemeen goed te doen zijn omdat ze niet al te scherp zijn en de weg bovendien breed is. We rijden langs het heiligdom, al zitten de renners een stuk lager en merken ze daar niets van. Voorbij het heiligdom komen ze zowaar een haarspeldbocht tegen, maar ook deze bocht lijkt prima te nemen. Met een fatsoenlijke verkenning is deze hele tijdrit prima te doen, eigenlijk. Na deze bocht komen we even verderop nog een soort van haarspeldbocht tegen, waarna we de bebouwde kom weer binnenrijden. Het gaat kort rechtdoor, daarna slaan we rechtsaf, scherp bochtje. Na deze bocht gaat het 600 meter rechtdoor, licht naar beneden. We slaan aan het eind van deze weg rechtsaf en rijden dan weer een meter of 600 vooral rechtdoor. Een flauwe bocht naar links volgt dan, waarna we nog een tijdje naar links blijven fietsen. Het is ondertussen vlak, want we zijn weer in de buurt van de rivier. We komen uit bij de Ponte Garibaldi en vlak voor deze brug slaan we rechtsaf. De renners rijden een meter of 400 rechtdoor langs de rivier, tot aan de volgende brug.

150873-800x519.jpg

We hebben bijna 15 kilometer van deze tijdrit gehad, het is nog maar iets meer dan twee kilometer fietsen tot de finish. De renners slaan linksaf en rijden dan over de met steentjes gevulde Ponte della Vittoria. Na de brug rijden de renners de binnenstad in. Het gaat nog 100 meter rechtdoor over de steentjes, daarna slaan de coureurs rechtsaf. We gaan nu ongeveer 800 meter rechtdoor rijden, nog steeds over de steentjes. We rijden door een mooie straat, met vele statige gebouwen langs de kant van de weg. Ook komen we halverwege het kasteel van Verona tegen, gelegen aan de rivier. Voorbij dit mooie kasteel komen we weer op het asfalt terecht. Het gaat nog even rechtdoor, maar al snel moeten we de linkerkant van de weg aanhouden voor een flauwe bocht naar links. Nu gaan we weer 300 meter rechtdoor, waarna er een scherpe bocht naar links volgt. Na deze bocht houden we rechts aan, terwijl we ons ondertussen al in de laatste kilometer bevinden. Het gaat bijna 500 meter min of meer rechtdoor, tot op 350 meter van het eind. Hier krijgen we kort achter elkaar nog een bocht naar rechts en direct weer naar links. Na deze bocht rijden we rechtdoor de binnenstad in en al snel komen we dan ook weer steentjes tegen. De renners rijden onder de prachtige Portoni della Bra door en zien niet veel later de arena van Verona liggen. Ze rijden rechtdoor de Piazza Bra op. Hier wordt de tijd opgenomen, maar dan zijn de renners nog niet klaar. Ze rijden richting de arena, betreden na een bocht naar rechts via een poort dit historische gebouw en dan zit in de arena de Giro van 2019 er helemaal op. De entree in de arena is puur voor de show, voor de duidelijkheid. De tijd wordt dus opgenomen op de Piazza Bra, net voordat we de arena betreden. De renners worden alleen als ware gladiatoren door het amfitheater gejaagd voor de mooie plaatjes.

G19_T21_Verona_ukm_jpg-2.jpg
G19_T21_Verona_ARR_zoom.jpg
310-PIC115201901.jpg

De Arena van Verona is een antiek Romeins amfitheater. De arena is een van de best bewaard gebleven amfitheaters en wordt tot op heden nog gebruikt. Het staat bekend om de operavoorstellingen die er gehouden worden. De arena van Verona, gebouwd in het jaar 30 na Christus, is een van de grootste amfitheaters uit het Romeinse Rijk. 138 meter lang en 110 meter breed, dat is niet misselijk. Vier ringmuren droegen de tribunes, de toeschouwers kwamen op hun zitplaats via 72 ingangen en 64 trappen. De buitenmuur was gebouwd uit wit en roze kalksteen uit Valpolicella en had drie verdiepingen bestaande uit arcades. Een aardbeving in 1117 verwoeste bijna de gehele bovenste verdieping en de oorspronkelijke buitenmuur, slechts een klein deel hiervan resteert nog. Eigenlijk wel opmerkelijk, dat ding ziet er nog steeds enorm indrukwekkend uit, maar het had dus nog veel indrukwekkender moeten zijn. Na de aardbeving veranderde de Arena in een steengroeve waar eenvoudig bouwmateriaal voor nieuwe gebouwen kon worden gevonden. Pas tijdens de Renaissance kwam het weer in gebruik als een theater. Dankzij de uitstekende akoestiek is het gebouw goed geschikt voor operavoorstellingen, die vanaf 1913 gehouden worden. Tegenwoordig vinden er elk jaar van juni tot en met augustus opera-uitvoeringen plaats, waarbij zo'n 22.000 toeschouwers aanwezig kunnen zijn. Tijdens de wintermaanden treedt de opera en het ballet op in de L'Accademia Filarmonica. Ja, multifuctioneel, zo'n ding. Goed dat het tegenwoordig wordt ingezet voor minder gewelddadige evenementen. Naast opera's kun je er dus ook af en toe van de koers genieten. Ook een soort van opera, uiteindelijk. Een tragedie dan wel, meestal. In 2010 kwam de Giro eveneens aan in het amfitheater en toen zagen we Ivan Basso in de roze trui binnenbollen. Hij won die tijdrit overigens niet, hij werd zelfs pas 15e. Eén seconde achter ONZE Jos van Emden, die dit parcours dus nog moet kennen. Gustav Erik Larsson won die tijdrit, met een kleine voorsprong op Marco Pinotti. Een nog jonge Vincenzo Nibali werd vijfde, deze tijdrit zou hem dus moeten liggen.

1280px-Arena_di_Verona_2.jpg

Het is altijd wel lovenswaardig dat de Giro niet altijd in dezelfde stad eindigt en dat er bovendien niet altijd een saaie sprintersrit aan het eind wordt georganiseerd. Zo'n tijdrit aan het eind kan voor het nodige spektakel zorgen, al is het lastig voor te stellen dat we dat spektakel dit jaar voorgeschoteld krijgen. Ook in 2010 viel dat reuze mee, de eindzege voor Basso was al lang en breed binnen. Na de aankomst in 2010 zijn we in 2012 nog een keer in Verona geweest, toen voor een ploegentijdrit. Die TTT werd gewonnen door Garmin-Sharp, de mannen van Vaughters en de latere eindwinnaar Ryder Hesjedal. In het verleden kwamen we enorm vaak aan in Verona, al een keer of 20. Grote namen die in Verona wisten te winnen luisteren naar de namen Binda, Bartali, Van Steenbergen, Poblet, Darrigade, Moser en Savoldelli. Paolo Savoldelli won de voorlaatste aankomst in Verona, dat was in 2007. Toevallig ook een tijdrit, maar dan wel eentje van 43 kilometer. Hij rekende af met Eddy Mazzoleni en Dave Zabriskie, om maar een paar bijna vergeten namen te noemen. De stad Verona is ook vaak een plaats van vertrek geweest, meer dan 20 keer. In 2010 en 2012 dus, maar ook in 2008. Toen vertrok er vanuit deze historische stad een rit richting Alpe di Pampeago, waar Emanuele Sella wist te winnen. Zo, toch nog een keer Sella genoemd deze Giro, op de valreep. In Verona is ook een aantal keer een wereldkampioenschap wielrennen georganiseerd, dat is eerder al de revue gepasseerd. In 1999 en 2004 werd hier het WK verreden en beide keren won verrassend genoeg dezelfde renner. Oscar Freire ging twee keer met de regenboogtrui aan de haal, wat vooral in 1999 nogal als een verrassing kwam. Het WK van 1999 is vooral het WK van Frank Vandenbroucke. VDB reisde af naar Verona als de grote favoriet. Hij won in 1999 zo'n beetje alles en vlak voor het WK reed hij nog de stenen uit de straat in de Vuelta. Hij had ook net een mooie Italiaanse vrouw aan de haak geslagen, niets stond een wereldtitel in de weg. Het liep anders, Vandenbroucke kwam ten val en brak beide polsen. Ondanks die blessure reed hij nog door en hij wist zelfs nog zevende te worden. Toch was dit het begin van het einde, kort door de bocht gezegd. Het ging al niet altijd even soepel, maar na dit WK kwam het eigenlijk niet meer goed. Enfin, het verhaal mag bekend verondersteld worden. Anders is er altijd de documentaire nog die onze Belgische vrienden de afgelopen weken hebben uitgezonden. Ik ben god niet, terug te vinden op youtube. Goed, het WK in 1999 kende dus een winnaar. Een schier onbekende jonge Spanjaard luisterend naar de naam Oscar Freire muisde er in de slotkilometer vanonder. Hij reed weg uit een kleine groep en niemand haalde hem terug. Freire was toen slechts 23 jaar oud, bezig aan zijn tweede seizoen als prof en had pas een overwinning geboekt. In 2004 gingen we weer terug naar Verona en toen verscheen Freire aan de start als gelouterde prof. Hij had inmiddels wel wat meer overwinningen op zak en hij hoefde niet meer te demarreren in de laatste kilometer. Hij kon het op een sprint laten aankomen en in deze sprint van een uitgedunde groep versloeg hij onder meer Zabel en Paolini. Verona is dus de stad van Freire, het zal niet vaak zijn voorgekomen dat iemand twee keer wereldkampioen wordt in dezelfde stad. Een ander leuk feitje is overigens dat Damiano Cunego in 1999 kampioen werd bij de junioren in Verona. En laat hij nou net uit Verona komen, wat leuk. Wereldkampioen worden in je eigen stad, komt ook niet zo gek vaak voor.

28217438255_edfa6f4076_b.jpg

In Verona gaat het barbecueweer worden. 28 graden in de middag, geen kans op regen en weinig wind. De wind zou gedurende de dag zelfs nog een beetje gaan afnemen, dat gaat dus waarschijnlijk geen enorm grote rol spelen. Van start gaan we om 13:45, dan staat onze sympathieke vriend uit Japan als eerste aan de start. Sho Hatsuyama neemt de maglia nera mee naar huis, zijn voorsprong op de nummer voorlaatst is geruststellend. Al moet hij wel nog even binnen de tijd eindigen, dat lukte zijn Japanse kameraad in Bologna net niet helemaal. Eurosport is er meteen bij, dus we zien Shostopper van het startpodium rollen. Daarna gaan we de rest ook zien vertrekken, we gaan een half uur moeten wachten op de grote favoriet. Om 14:15 gaat Victor Campenaerts van start. Om 14:23 mag Jos van Emden zijn duivels gaan ontbinden. Als deze jongens binnen zijn kan het zomaar een tijd duren voor we weer wat moois te zien krijgen. De jongens uit de top tien vertrekken vanaf 16:19. Zakarin gaat dan van start. Roglic mag om 16:37 vertrekken, daarna gaat Landa er pas drie minuten later vandoor om 16:40. Nibali vertrekt dan om 16:43 en Richard Carapaz gaat de roze trui naar Ecuador brengen vanaf 16:46. Een minuut of 23/24 later is de winst dan binnen, als het goed is.

Castelvecchio_full_view_verona.JPG

Een afsluitende tijdrit kan enorm spannend zijn, dat zagen we in 2017 nog. Dumoulin veroverde toen op de slotdag de roze trui, hij haalde Nibali en Quintana nog in. Dat soort praktijken zitten er dit jaar helaas niet in. Eigenlijk ligt alles wel vast. Het is alleen nog de vraag of Roglic Landa voorbij kan gaan en zodoende op het podium gaat eindigen. Normaal gesproken zou je zeggen dat dit makkelijk moet lukken, dus eigenlijk ontbreekt ook hier de spanning. Dit zal toch niet echt zijn geweest wat de organisatie voor ogen had, tijdens de afsluitende tijdrit had er toch wat meer op het spel moeten staan. In de top 10 komen we, normaal gesproken, maar twee duels tegen. Majka zou nog over Lopez kunnen wippen, van de zevende naar de zesde plaats. Roglic zou dus eventueel nog naar het podium kunnen. Het is jammer dat we geen spannende ontknoping gaan krijgen, die dag in 2017 was toch best wel geniaal. Zeker ook omdat Van Emden toen en passent ook nog de rit won. Ook dat gaat vandaag een lastig verhaal worden. Een uiteindelijk toch relatief tegenvallende Giro wordt dus wel op een passende manier afgesloten.
1. Campenaerts. Victor is niet voor niets helemaal doorgereden tot aan Verona. Voor de Giro begon was het al duidelijk dat hij vooral voor deze tijdrit zou gaan. Deze ligt hem het beste van de drie. Als je bedenkt dat hij de tweede tijdrit, in San Marino, al bijna won dan kan hem de zege eigenlijk niet meer ontgaan. In San Marino had hij zelfs al kunnen winnen zonder pech, al had hij dan wel weer de mazzel dat hij vrij droog kon rijden. Nu lijkt het weer niet zoveel invloed te hebben en zullen de omstandigheden gelijk zijn. Niet dat het uitmaakt, als hij weer even z'n darmen laat leegspoelen kan niemand Vocsnor stoppen. We noteren weer een zege voor Lotto-Soudal, we noteren de eerste zege voor Campenaerts in een grote ronde. De lengte, het profiel, alles is in zijn voordeel. Bovendien zagen we in 2010 ook een aantal normale tijdrijders bovenaan eindigen. De werelduurrecordhouder wint dit, dat geef ik je op een briefje.
2. Roglic. De vorm is tanende, maar alsnog zou hij hier hoog moeten eindigen. Dramatisch is het ook weer niet en een tijdrit is altijd nog een ander verhaal. Op papier ligt deze tijdrit hem wel. Klimmetje onderweg is altijd fijn. Het doel zal zijn om 23 seconden harde te rijden dan Landa en dat zou normaal gesproken moeten lukken. De tijdritten van Landa zijn geen feest, dat gaat niet ineens veranderen. Een podiumplaats voor Roglic dus. Vooraf had je er meer van verwacht, achteraf mag hij daar nog blij mee zijn ook. Jan en Addy kunnen de kinderchampagne ontkurken.
3. Van Emden. Jos werd in 2010 14e op dit parcours, al was de tijdrit toen twee kilometer korter. Het ligt hem niet helemaal, maar hij kan het dus wel aan. Hij is sterker dan in 2010 en de concurrentie is minder indrukwekkend, dus ik verwacht wel dat Van Emden vooraan gaat eindigen. Jos heeft ook al aangegeven dat hij nog een poging wil wagen om er een fatsoenlijke tijdrit uit te persen, dus dan komt dat vast goed. Winst wordt een lastig verhaal, daarvoor gaat een Campenaerts toch wel duidelijk te hard.
4. Haga. Zo'n gozer waar je nooit rekening mee houdt omdat hij toch vooral heel erg nietszeggend is. Ik zie hem altijd over het hoofd, terwijl hij ondertussen toch een paar mooie uitslagen bij elkaar heeft gereden in het werk tegen de klok. In San Marino werd hij bijvoorbeeld nog zesde, dat is niet slecht. Op basis van die prestatie noteer ik hem nu. Zul je zien dat ie 32e wordt, ofzo.
5. Nibali. Werd vijfde in 2010, dan moet dat nu ook wel lukken. Zal genoeg zijn om zijn tweede plaats te behouden, zal onvoldoende zijn om de roze trui nog over te nemen. Een ronde van net niet voor Vincenzo, al is het na het verloren vorige jaar toch bemoedigend dat hij dit niveau weer heeft gehaald. Ondanks een aantal twijfelachtige tactische keuzes was het lastig om iets te beginnen tegen dit Movistar.

Ponte-Vecchia-Verona_2048x.jpg?v=1475890258
Pharkusdonderdag 13 juni 2019 @ 14:46
schupje spt
noodgangdonderdag 4 juli 2019 @ 09:47
2019 *G*

TDF / [Etappe 1] Brussel - Brussel #1 Een schoffering van Eddy Merckx

SPOILER: Etappe 1 - Brussel - Brussel
Etappe 1: Brussel - Brussel, 194,5 km

Bonjour! Het is weer die tijd van het jaar, we gaan weer eens drie weken in en rond Frankrijk fietsen. Beginnen doen we dit jaar in België, in Brussel om precies te zijn. De eerste twee dagen blijven we in België en de derde dag fietsen we van Brussel naar Frankrijk, waar we tot het eind van de Tour blijven. Ondanks het feit dat enkele grote namen ontbreken op de startlijst heeft het er alle schijn van dat we een mooie Tour gaan krijgen. Laten we beginnen met een korte inspectie van het parcours.

Beginnen doen we in Brussel, met een redelijk simpele rit. Op dag twee staat er een ploegentijdrit op het programma, in en rond Brussel. Tijdens de derde rit duiken we Frankrijk en en we komen dan meteen een heuvelachtige rit tegen, met een paar lastige klimmetjes aan het eind. De eerste kans voor de puncheurs. Een dag later rijden we naar Nancy, waar er naar alle waarschijnlijkheid een massasprint op het programma staat. Vervolgens duiken we de Vogezen in, waar we een heuvelrit voorgeschoteld krijgen. Wellicht de eerste kans voor de vluchters. Tijdens de zesde rit zien we dan waarschijnlijk de klassementsrenners voor het eerst aan het werk. In een lastige rit met onder meer de Grand Ballon en de Ballon d'Alsace komen we aan op La Planche des Belles Filles, een lastige rit waar serieuze tijdsverschillen kunnen onstaan. Zeker omdat La Planche des Belles Filles tegenwoordig een kilometer langer is, met een extra steil stuk aan het eind. Daarna krijgen de sprinters tijdens rit zeven weer een kans, voordat we in de rit naar Saint-Etienne waarschijnlijk weer van de vluchters mogen genieten. De organisatie heeft dit jaar voor meer heuvelritten gekozen, waarschijnlijk om renners als Alaphilippe een plezier te doen. Ook rit negen zou zomaar voor de vluchters kunnen zijn, opnieuw een heuvelrit in de buurt van Saint-Etienne. Tegen deze tijd zijn we alweer in het tweede weekend van de Tour terechtgekomen, maar dat wil niet zeggen dat er meteen een rustdag volgt. De renners mogen tien dagen achter elkaar aan de bak. Rit 10, op maandag, is een lange rit met wat heuveltjes onderweg. Toch lijkt dit vooral een kans voor de sprinters te zijn.

Op dinsdag mogen de renners even uitrusten. Een korte week volgt, met slechts vijf etappes. De eerste van die vijf etappes is er eentje die redelijk eenvoudig is. Over een licht glooiend parcours fietsen de renners naar Toulouse, dit is er weer eentje voor de sprinters. De volgende rit is meer voor de klimmers. Rit 12 brengt ons over de Col de Peyresourde en Hourquette d'Anzican richting Bagnères-de-Bigorre. Een niet al te bijzondere bergrit, op het echte hooggebergte mogen we nog een tijd wachten. Rit 13 bestaat niet. Rit 14 is dan weer een korte kleuterrit van 117 kilometer, met onderweg de Col du Soulor en een aankomst bergop op de Tourmalet. De laatste rit van de tweede week is een wat langere bergrit met onderweg drie beklimmingen en een aankomst op Prat d'Albis, een beklimming van 12 kilometer aan 7%. Een wat tamme tweede week, eerlijk gezegd.

De derde week is wat minder tam, al beginnen we wel met een vlakke rit van Nîmes naar Nîmes. Ook etappe 17 is niet direct heel spectaculair, een heuvelrit met aankomst in Gap. Daarna krijgen we wel drie mooie bergetappes voorgeschoteld. Tijdens rit 18 gaan we van Embrun naar Valloire en ondertussen bedwingen we de Vars, Izoard en Galibier. Dat mag er zijn, zeker omdat de rit 200 kilometer lang is. De dag daarna gaan we over de Madeleine en de Iseran naar Tignes, een wat kortere en explosievere bergrit. De beslissing zal vervolgens vallen op de laatste zaterdag van de ronde, als we van Albertville naar Val Thorens fietsen. Helaas weer een korte rit, maar wel met een paar zware beklimmingen onderweg. De aankomst bergop in Val Thorens mag er zijn, een beklimming van 33 kilometer die dik boven de 2000 meter eindigt. Alejandro Valverde is nu al om z'n moeder aan het roepen. We sluiten de Tour daarna traditiegetrouw af in Parijs, waar er op de Champs-Élysées gesprint mag worden.

Voor Tourbegrippen is het niet eens zo'n slecht parcours, toch vind ik alle lof die ik her en der lees flink overdreven. Het grote aantal bergritten met een juniorenafstand stuit mij ernstig tegen de borst. Ook zien we weer een aantal terugkerende plaatsen en beklimmingen die wat mij betreft niet echt terug hadden hoeven te keren. Maar goed, de Tour is nu eenmaal de Tour en dus zal er altijd wat te klagen blijven. Aangezien de renners de koers maken is het misschien zinvoller om de deelnemers eens te overlopen. Welke jongens gaan voor de eindoverwinning?

De absolute topfavoriet is zonder enige twijfel Egan Bernal. De renner van Team Ineos debuteerde vorig jaar in de Tour en reed toen vooral in dienst van Thomas en Froome. Dit jaar zal het anders zijn, want Froome is er niet bij. In de Dauphiné wilde Froome z'n neus snuiten, toen kwam er net op dat moment een windvlaag langs en daardoor reed hij zichzelf te pletter tegen een muur. De kans is aanwezig dat we Froome nooit meer in koers gaan zien, zo zwaar is hij geblesseerd. Thomas won vorig jaar dan wel de Tour, maar sindsdien is hij vooral bezig geweest met het ontwikkelen van zijn eigen bier en ook meteen het zoveel mogelijk drinken van dat eigen bier. Met een kilo of 30 overgewicht kwam Thomas uit de winter en sindsdien is hij bezig geweest om langzaam op wedstrijdgewicht te komen. De eerste koersen van het jaar leek het nergens op, maar recent zagen we tekenen van verbetering. In de Ronde van Romandië werd hij bijvoorbeeld derde, al was die koers wel zwak bezet. In de Ronde van Zwitserland moest hij laten zien er klaar voor te zijn, maar daar ging hij op z'n muil. Al bij al geen ideale voorbereiding op de Tour, het is eigenlijk volkomen onmogelijk dat hij nu voor de eindoverwinning gaat. Als dat wel lukt kunnen we er beter met z'n allen helemaal mee stoppen. Nee, dan Bernal. Bijna overal waar hij aan de start staat wint hij. Na Parijs-Nice gewonnen te hebben en derde te zijn geworden in Catalonië leek hij op weg naar de overwinning in de Giro, maar een Andorrese rotonde gooide roet in het eten. Het blijft een Colombiaan, dus is een valpartij snel geschied. Een gebroken sleutelbeen was het verdict, geen Giro voor Bernal. Daardoor werd wel meteen duidelijk dat hij de Tour zou gaan rijden en in aanloop naar de Tour was hij in de Ronde van Zwitserland de sterkste. Bernal is de beste klimmer van allemaal en hij beschikt over een goede tijdrit, wie gaat hem van de eindzege houden?

Een van de voornaamste concurrenten van Egan Bernal is misschien wel ONZE Steven Kruijswijk. Vorig jaar reed Kruijswijk een mooie Tour, met als hoogtepunt natuurlijk de etappe richting Alpe d'Huez. Hij werd vijfde, maar dit jaar zijn Roglic, Dumoulin en Froome allemaal niet van de partij. Zonder die jongens was hij vorig jaar tweede geworden, we mogen dus dromen van een podium! Al heb ik zelf niet zoveel vertrouwen in Kruijswijk. Hij heeft een redelijk jaar, met ereplaatsen in Catalonië en Romandië, maar in de buurt van de overwinning komt hij nooit. Ook in de Dauphiné kwam hij niet in de buurt van de overwinning, daar reed hij zelfs vrij slecht. Dat kan tactiek zijn, want het piekmoment moet natuurlijk in juli liggen. Toch zal het geen tactiek zijn geweest om ziek te worden. Door de zware regenval in de Dauphiné werden veel renners ziek en Kruijswijk was een van die renners. Hij stapte af, wat een verstandige keuze was. Toch kun je dat soort dingen niet gebruiken in aanloop naar de Tour. Voor een klassementsrenner moet alles perfect lopen en dat is bij Kruijswijk al niet meer het geval. Ik voorspel een tegenvallende Tour voor Krachtwijk, helaas.

We moeten serieus rekening houden met de mannen van Movistar. Ze komen weer eens met een triumviraat, drie kopmannen. Wereldkampioen Valverde is natuurlijk de grote blikvanger. Hij werd recent ook nog eens Spaans kampioen en hij weegt ondertussen nog maar 23 kilo. Veel renners gaan op trainingskamp naar de Teide, Valverde is naar Bergen-Belsen geweest. Hij staat scherper dan ooit en etaleerde zijn goede vorm ook in de Route d'Occitanie. Na een lastig begin van het jaar is hij nu klaar om te schroeien in de Tour, al is de laatste week met een aantal bergritten waarbij de boven de 2000 meter uitkomen duidelijk in zijn nadeel. Daarom zegt hij zelf ook dat hij vooral gaat om te knechten voor de andere leden van het triumviraat. Wie zijn dat dan? Nairo Quintana en Mikel Landa natuurlijk. Toevallig twee renners die gaan vertrekken bij Movistar. Sterren komen, sterren gaan, alleen Valverde blijft bestaan. Quintana wordt tegenwoordig begeleid door Michele Bartoli, maar veel vruchten heeft het nog niet afgeworpen. Een schamele negende plaats in de Dauphiné, niet echt een resultaat voor iemand die de Tour wil gaan winnen. Ik heb eigenlijk maar weinig vertrouwen in Quintana. Het wordt weer een magere Tour voor hem, net als de afgelopen jaren. De beste renner van Movistar is waarschijnlijk Mikel Landa. De Bask werd dit jaar al vierde in de Giro en heeft sindsdien niet meer gekoerst in een poging om zo fris mogelijk aan de start van de Tour te verschijnen. Dat hij de Giro al heeft gereden is waarschijnlijk in zijn nadeel, omdat er niet veel tijd tussen beide rondes zit. Desalniettemin sta ik volledig achter Landa. Aupa Mikel! #FreeLanda

Een van de grootste favorieten is op basis van dit jaar zonder twijfel Jakob Fuglsang. Op 34-jarige leeftijd is de Deen bezig aan zijn beste jaar ooit. Hij wint zowat iedere wedstrijd dit jaar, niet normaal hoe goed hij ineens is geworden. In de Dauphiné was er ook weer niets aan te doen, hij kwam geen moment in de problemen. Op papier is Fuglsang de grootste uitdager van Bernal, het enige probleem is dat Fuglsang in grote rondes amper iets heeft laten zien. Nog nooit verder gekomen dan een zevende plaats in de Tour. Toch vind ik dat eigenlijk niet zo relevant, want hij is in aanloop naar de Tour nog nooit zo goed geweest als nu. Met een sterke ploeg om zich heen verwacht ik weinig problemen. Hij gaat minstens het podium halen. Dan noem ik tussen neus en lippen door even twee renners die het podium zeker niet gaan halen: Pinot en Bardet. De Franse favorieten waar de organisatie altijd een zo gunstig mogelijk parcours voor probeert te ontwerpen. Daar zijn ze weer aardig in geslaagd, mede door het gebrek aan tijdritkilometers. Desondanks verwacht ik niet enorm veel van de Franse renners. Van Pinot dan nog het meest, hij heeft een behoorlijk goed jaar. Bardet is daarentegen knap waardeloos aan het rondrijden. Romain mag blij zijn als hij de top tien haalt.

Een naam die je meteen weer mag doorstrepen is die van Richie Porte. Voor veel geld naar Trek gehaald als kopman voor de Tour, maar iedereen weet hoe dat gaat aflopen. Hem vinden we binnen een paar dagen terug ergens in de goot. Dan mag Mollema, die na een zware Giro hier vooral is om te knechten en eventueel voor etappes te gaan, het stokje weer overnemen. Nog iemand die gaat floppen is zonder enige twijfel Enric Mas. Na een knappe prestatie in de Vuelta van vorig jaar wordt hij nu door Quick Step uitgespeeld als kopman in de Tour, maar het valt niet echt mee dit jaar. In alle voorbereidingskoersen kwam hij er niet aan te pas. In de relatief zwak bezette Ronde van Zwitserland werd hij slechts negende. Nee, Enric hoeft niet bovenaan uw lijstjes te staan. Een deel van de familie Yates mag dan wel weer op het lijstje worden gezet. De broertjes zijn allebei van de partij, altijd goed voor wat verwarring. Simon heeft dit jaar de Giro al gereden en stelde daar ronduit teleur. Adam kent dan weer een beter jaar, hij heeft al een aantal mooie uitslagen bij elkaar gefietst. In de Dauphiné leek hij zelfs een tijd op weg naar de overwinning, maar ook hij werd ziek. Dat is dan wel weer vervlened in aanloop naar de Tour. Als we bij Kruijswijk een kanttekening plaatsen dan is hier dezelfde kanttekening nodig. Desalniettemin een renner om rekening mee te houden. Simon zal normaal gesproken gaan knechten voor Adam en misschien krijgt hij de vrijheid om ergens een keer een rit uit te zoeken.

De volgende ploeg met meerdere kopstukken is Bora-Hansgrohe. De Duitse ploeg kent een wonderjaar. Letterlijk iedere renner rijdt harder dan in het verleden, zelfs de matige knechten van voorheen zijn nu de beste knechten van het peloton geworden. Wat precies het geheim van Bora is weten we niet, maar wat we wel weten is dat we alle renners van deze ploeg in de gaten moeten houden. Emanuel Buchmann (Emoe voor vrienden) is de kopman. De magere licht autistische Duitser mag voor de anonieme zesde plaats gaan. Achter hem staat Patrick Konrad (Kontrat voor vrienden) te trappelen om nóg anoniemer zevende te worden. Patrick is recent kampioen geworden van Oostenrijk, dat helpt dan weer niet echt mee in het kader van de anonimiteit. Enfin, deze jongens gaan hoog eindigen. Vergeet ze niet mee te nemen. En dan beschikt de ploeg ook nog eens over Max Schachmann, de nieuwe Duitse kampioen. Voor het klassement komt Schachmann niet direct in aanmerking, maar het gaat wel een gevaarlijke klant zijn voor de hellende aankomsten en vluchtersritten. Wie weet kan hij ook wel verrassen in de bergen, bij Bora staan we nergens meer van te kijken.

Als je nu nog niet genoemd bent heb je een groot probleem. Dan Martin is dus een van de renners met een groot probleem. Al heeft hij eerlijk gezegd niet zo'n slecht jaar. In het Baskenland was hij bijvoorbeeld heel sterk. Zijn Dauphiné kon er ook wel mee door. Toch verwacht ik weinig grootste dingen van Dan. Een achtste plaats ofzo, daar zal het wel weer op neerkomen, als hij tenminste op de fiets blijft zitten. Ook over de mannen van EF Education First twijfel ik. Ze komen met Uran, Woods en Van Garderen. Tejay is natuurlijk iemand die de druk niet aankan, ondanks het feit dat hij weer beter is gaan presteren sinds hij bij de ploeg van Vaughters rijdt moeten ze het hem niet aandoen om hem kopman te maken. Laat hem ondanks zijn tweede plaats in de Dauphiné maar lekker knechten voor Uran. Woods zal waarschijnlijk wat meer een vrije vogel worden, die af en toe voor een ritzege mag gaan. Kopman is Uran, maar Uran heeft een beetje een moeilijk jaar. Wat blessures gehad, dat is nooit zo prettig. In de Route d'Occitanie reed hij dan wel weer vrij behoorlijk, al kon hij daar Valverde niet verslaan. Dan wordt goed presteren in de Tour waarschijnlijk ook een lastig verhaal, maar je mag hem nooit helemaal uitvlakken. Een van de weinige Colombianen die op latere leeftijd wél nog weet te presteren.

Ik denk dat ik nu wel zo ongeveer alles heb gehad. Goed, je kan natuurlijk aan de gang blijven. Daarom nog wat korte vermeldingen: Fabio Aru is nog een operatie aan zijn liesslagader weer terug en komt steeds beter in vorm. Kan tijdens de Tour beter voor ritzeges gaan, een klassement komt nog te vroeg. Guillaume Martin mocht namens Wanty de voorgaande jaren voor een grijs klassement gaan, dit jaar schijnt hij zich op ritzeges en eventueel de bolletjestrui te richten. Warren Barguil mag hetzelfde doen namens Arkea-Samsic. Sinds zijn vertrek bij Sunweb loopt het voor geen meter, maar hij werd afgelopen week wel Frans kampioen. Vincenzo Nibali is ook van de partij, maar hij heeft de Giro in de benen. Hij schijnt het de eerste week aan te kijken. Als hij op La Planche des Belles Filles kan volgen gaat hij voor een klassement, anders wordt het rittenkapen en bolletjes verzamelen. Zakarin is hetzelfde verhaal, maar dat zie ik geen groot succes worden. Lotto Soudal neemt toekomstig Sunwebber Tiesj Benoot mee, die eventueel ook voor een klassement zou kunnen gaan. Al ligt het ook bij hem meer voor de hand om voor ritzeges te gaan. Bij Bahrein rekenen ze naast Nibali ook nog op Rohan Dennis, die knap tweede wist te worden in de Ronde van Zwitserland. Desondanks verwacht ik niet direct dat hij die prestatie in de Tour weet te evenaren. Ineos heeft naast twee sterke kopmannen ook nog knechten als Kwiatkowski, Van Baarle en Poels die eventueel hun eigen ding kunnen doen als de kopmannen floppen. Dat ging de twee Nederlanders in de Dauphiné in ieder geval goed af. Bij Jumbo-Visma kunnen ze nog rekenen op de werken van George Bennett als Kruijswijk door het ijs zakt. Dat was het wel, al wil ik volledigheidshalve ook nog wel de naam van Jesus Herrada noemen, al wordt dat in het hooggebergte weer niets. Gaudu mag knechten voor Pinot en Wilco Kelderman kan er niks van. Bij Sunweb zal Roche wel de kopman zijn, haha.

Goed, bijna alle deelnemende renners genoemd. We kunnen dus toe gaan werken naar de eerste etappe van de Tour de France van 2019. Zoals gezegd gaan we van start in België, in Brussel. De start zou een eerbetoon aan Eddy Merckx moeten zijn, maar zoals wel vaker met een eerbetoon in het wielrennen voelt het eerder aan als een trap in de ballen.

AZeIGo0.png
43ee4

De 106e editie van de Tour de France gaat van start in Brussel, de hoofdstad van België. Tevens de hoofdstad van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gemeente telt ongeveer 180.000 inwoners en is daarmee op basis van het inwoneraantal de op vier na grootste gemeente in België. Het hele Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vaak ook gewoon Brussel genoemd, omvat in totaal 19 gemeenten met ongeveer 1,2 miljoen inwoners. Het stedelijk gebied, inclusief de voorsteden, telt ruim 1,8 miljoen inwoners en is daarmee het grootste van het land. Het is blijkbaar al de 11e keer dat Brussel deel uitmaakt van de Tour de France. Een van de passages in Brussel dateert van 1947. Dit was de eerste Tour na de Tweede Wereldoorlog. De tweede rit ging van Lille naar Brussel en René Vietto won. Het is de tweede keer dat Le Grand Départ plaatsvindt in Brussel. In 1958 begon de Tour hier ooit, toen met een rit in lijn richting Gent. De snelle Fransoos André Darrigade wist toen te winnen. De laatste Tourrit in Brussel is negen jaar geleden verreden. Toen ging de Tour de France van start in Rotterdam, in ONS land. De eerste rit in lijn liep van Rotterdam naar Brussel en Alessandro Petacchi stak zijn handjes aan het eind van de dag in de lucht. Nu zijn we dus weer terug in Brussel. Ik zou verder heel veel over Brussel kunnen vertellen, maar de komende twee dagen pakken we zowat iedere opvallende plek in Brussel mee dus dat komt vanzelf.

media-14469.jpg

Le Grand Départ van de Tour de France van 2019 vindt plaats op het Koningsplein. We herdenken op dit plein de 50e verjaardag van de eerste overwinning van Eddy Merckx, in de Tour van 1969. Het Koningsplein is een uit de 18de eeuw daterend plein in het zuidwesten van de Koninklijke Wijk van Brussel, België. Het classicistische plein werd ontworpen in Lodewijk XVI-stijl ter gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van de regeerperiode van de landvoogd Karel van Lorreinen in 1776. Op het plein is de kerk van Sint-Jacob-op-Koudenberg prominent aanwezig. Het ligt bij de Kunstberg. Leuk pleintje hoor, ziet er allemaal best aardig uit. Langs het plein staan verschillende gebouwen, zo vinden we hier bijvoorbeeld de zetel van het Grondwettelijk Hof. Daarnaast rijden de renners langs het BELvue Museum, waar je alles vindt over de geschiedenis van België. Daarnaast hebben we nog het Huis van het Gewest, wat de zetel van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering is. Verder is er het ING Art Center, het Musée Magritte Museum en Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, het Rekenhof en Sint-Jacob-op-Koudenberg. Dat laatste gebouw is een kerk. Ook is er nog een standbeeld van Godfried van Bouillon. Aan de achterkant van dit plein komen we ook nog het Koninklijk Paleis van Brussel tegen, maar daarover in de volgende etappe meer.

Brussels%2C_straatzicht_Place_Royale_met_%C3%A9glise_Saint-Jacques-sur-Coudenberg_oeg2043-01020_en_standbeeld_van_Godefroid_de_Bouillon_foto3_2015-06-07_13.53.jpg

Na de start aan het Koningsplein fietsen de renners tijdens de neutralisatie via de Hofberg en de Koudenberg naar het centrum van Brussel. Ze komen bijna meteen in aanraking met het schizofrene karakter van de stad Brussel. Het lukt ze bijna nergens zo goed om fraaie en lelijke gebouwen op deze manier af te wisselen. Er valt geen lijn in te ontdekken, het is ofwel enigszins historisch en redelijk fraai of wat moderner en direct spuuglelijk. Via wat bredere wegen worden de renners richting het centraal station gevoerd, waarna ze afslaan richting het historische centrum. Hier komen ze op een aantal smallere straatjes met wat klinkertjes terecht. Een tocht die de gemiddelde toerist ook zo ongeveer zou maken volgt. We rijden bijvoorbeeld langs de Grote Markt met haar pracht en praal, om niet veel later ineens gedag te zeggen tegen Manneken Pis. Hierna rijden de renners door nog een aantal leuke straatjes met wat mooie gebouwen, maar na een tijd is het leuk geweest. Dan fietsen we wat meer rechtdoor over de Brusselse lanen. We zetten koers richting Koekelberg, vooral bekend vanwege de Nationale Basiliek van het Heilig Hart. De coureurs fietsen uiteraard langs de basiliek, die recent nog als decor diende voor het fraaie programma De Kleedkamer. Voorbij de basiliek fietsen de renners nog een tijdje rechtdoor over de brede lanen, waarna ter hoogte van het Edmond Machtensstadion de rit echt begint. In de buurt van de plek waar Jan Boskamp als speler van RWDM zijn hoogtijdagen beleefde gaat de heer Prudhomme met zijn vlaggetje zwaaien en begint de 106e editie van de Tour de France echt.

Koekelberg_Basiliek_luchtfoto_%28c%29_PhotoNews.jpg?auto=format&crop=edges%252C%2520entropy&fit=crop&ixlib=php-1.1.0&q=95&w=1340&s=1fba5cec661a327cde500096f6f1bd31

De eerste officiële kilometers van de Tour van 2019 worden verreden over brede, rechte en vlakke wegen. We rijden over de brede lanen naar het zuiden, in een poging om de stad Brussel te verlaten. Er wordt koers gezet richting Anderlecht. In de buurt van het stadion van de lokale voetbalclub, het Constant Vanden Stock Stadion, slaat het peloton rechtsaf en daarna rijden we nog een tijdje door Anderlecht heen. We komen een viaduct tegen, maar verder is het een makkelijk begin van de rit. Aan de andere kant van het viaduct komen de renners na een paar bochten op de Appelboomstraat terecht en hier wordt er voor het eerst afscheid genomen van Brussel, we bevinden ons plotsklaps op het platteland. Dat is ook gelijk te merken aan de staat van de weg, het asfalt is hier niet meer overal volledig aanwezig. Via de Koeivijverstraat rijden we door Dilbeek, hier slaan we linksaf en na een tijd volgt er een bocht naar rechts. Na deze bocht bevinden we ons op een bredere provinciale weg, die ons naar Sint-Martens-Lennik brengt. Het gaat een kilometer of vier vooral rechtdoor over een licht golvende weg die ons onder meer langs de brouwerij van Lindemans voert. We bevinden ons in het Pajottenland en in de Zennevallei, daar waar de beste wilde gisten door de lucht waaien. Het beste zure bier komt uit deze streek, al is Lindemans daar dan weer een jammerlijk exponent van. Enfin, van Sint-Martens-Lennik rijden de renners naar Sint-Kwinten-Lennik en deze weg loopt een tijdje omhoog. In Sint-Kwinten komen we de nodige verkeersobstakels tegen en na wat bochten komen we uit bij een rotonde. Hier gaat het naar rechts en dan rijden we een tijdje vals plat omhoog over een ouderwets Vlaamse betonbaan. Na een tijd bereiken we de top van het klimmetje en dan gaat het in dalende lijn verder richting Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, wat een van de mooiste dorpjes van Vlaanderen zou moeten zijn. Het centrumpje, waar de straten voorzien zijn van klinkers, ziet er wel leuk uit, maar heel bijzonder is het toch niet echt. Buiten Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek rijden de renners nog een aantal kilometer verder op de betonbaan waar de bitumineuze voegvullingsmassa lijkt te ontbreken. Aan het eind van deze strook slaan we linksaf en dan gaat het over de brede Ninoofsesteenweg verder naar Ninove. Het gaat een kilometer of vijf zo goed als rechtdoor over deze weg, in licht dalende lijn. Na 27,5 kilometer komen de coureurs uit in Ninove, de stad waar sinds dit jaar de aankomst van de Omloop Het Nieuwsblad ligt. In deze stad, waar Laurens De Plus vandaan komt, hoef je niet voor de mooiigheid te komen. Op de lokale kerk na hebben ze weinig te bieden.

ID9251-Ninove%2C_Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk-PM_46431.jpg

In Ninove maken we geen omweg dwars door de stad, we blijven op de brede baan aan de rand van de stad. Het is inmiddels weer vlak geworden en dus maken we voorlopig weinig mee. We rijden buiten Ninove nog een kilometer of drie rechtdoor, waarna er een bocht naar links volgt. Over een weg die eveneens breed is gaat het nu een tijdje rechtdoor richting Schendelbeke. Een paar kilometer lang hebben we mooi asfalt, maar in dit dorpje komen we toch weer op zo'n fantastische betonbaan terecht. We pakken een rotonde en even verderop een bocht naar links mee en dan gaan we op weg naar een van de meest geliefde plaatsen van wielerminnend Vlaanderen. Het duurt niet lang meer voor we Geraardsbergen bereiken, de plaats van de enige echte Muur. Je hebt natuurlijk de Muur van Huy, en je hebt ook nog de Klaagmuur, maar de Muur van Geraardsbergen is de belangrijkste muur van allemaal. Na een kilometer of 40 rijden we Geraardsbergen binnen. We slaan linksaf en dan rijden we over de bekende brug. Na de brug duiken we het centrum van Geraardsbergen in en dan rijden we een tijdje rechtdoor richting de volgende brug, de groene brug over de Dender. Na deze brug begint de weg direct omhoog te lopen en verruilen we het asfalt voor de steentjes. De Muur van Geraardsbergen begint. Een bekende klim, misschien wel de bekendste van allemaal. In België in ieder geval, vooral omdat de Muur jarenlang een beslissende rol speelde in de Ronde van Vlaanderen. Tot men een paar jaar geleden ordinair voor het geld koos en de route hertekende, waardoor we tegenwoordig in de finale een paar keer over de Oude Kwaremont en de Paterberg rijden. De Muur verdween zelfs een paar jaar volledig uit het parcours, maar is nu weer terug. Weliswaar wat vroeger op de dag, maar dat vormde voor Philippe Gilbert in 2017 geen belemmering. Sinds een paar jaar zien we de Muur dan wel weer in de finale van de Omloop Het Nieuwsblad, een schrale troost voor Geraardsbergen. Dat we deze helling ook jaarlijks in de BinckBank Tour zien mag je ook niet veel meer dan een kleine pleister op de wonde noemen. Toch voor de volledigheid maar even de kille cijfers, de Mur de Grammont, want de Fransen vinden zichzelf weer eens zo belangrijk dat ze de naam verfransen, is 1,2 kilometer lang en 7,8% gemiddeld. Dat is op zichzelf niet zo indrukwekkend, maar er hoort uiteraard een kanttekening bij. Het eerste deel van de klim, nog in het centrum van Geraardsbergen, is niet zo lastig. Er liggen wel al steentjes, maar die liggen er netjes bij. Zodra we na een paar bochten het centrum van Geraardsbergen verlaten wordt de weg smaller, gaat het stijgingspercentage omhoog en worden de steentjes echte kasseien. Zo krijgen we te maken met een stukje aan 13%, op de kasseien. Niet moeilijk om te begrijpen waarom deze helling in de finale van een wedstrijd een grote rol zou kunnen spelen. Al rijden we er vandaag vooral voor de mooie plaatjes. De Kapelmuur als een zoethoudertje, het lijkt net de Ronde van Vlaanderen.

d1324
muur-van-geraardsbergen-terug-in-vlaanderen1466145391.jpeg

Een Vlaamse helling voor de sier, we mogen er eigenlijk zelfs blij mee zijn. In eerste instantie was het de bedoeling om deze rit zelfs zonder beklimmingen te ontwerpen, nu hebben we in ieder geval nog een paar fraaie plaatjes. De Muur van Geraardsbergen in de finale was vanaf het begin een kansloos verhaal, aangezien dit voor de Tourorganisatie eigenlijk allemaal te gevaarlijk is. Smalle wegen, kasseien, brr... Blijkbaar was vroeger niet alles beter, want in 2004 passeerde de Tour hier ook al eens maar toen reden ze niet helemaal naar boven en pakten ze alleen de Vesten mee. Nu rijden we gewoon helemaal naar boven, je zou de organisatie bijna willen complimenteren, maar alsnog hebben we er eigenlijk niks aan. Na 40 kilometer gaat er toch nog niet hard gereden worden, dus krijgen we een langzame doortocht over deze klim. Doordat het peloton nog voltallig is zou het wel zo kunnen zijn dat ze achteraan zo traag gaan dat er jongens moeten afstappen, dat is dan wel weer hilarisch. Eenmaal boven op de Oudeberg voorbij de Kapel gaat het kort naar beneden over een smalle weg met kasseien, levensgevaarlijk. Een bocht naar rechts volgt, waarna het nog even naar beneden gaat over een weg met steentjes. Bij de volgende bocht naar rechts komen we weer op het asfalt terecht en vervolgen we onze weg richting de volgende helling met enige historische importantie. Het gaat even rechtdoor, daarna slaan we weer rechtsaf en dan gaat het over een smal weggetje verder richting Atembeke. In dit dorpje pakken we een paar flauwe bochten mee en daarna gaat het rechtdoor over de betonbaan die men de Kapelleweg noemt. Na een tijd begint deze weg op te lopen en even verderop stappen we van beton over op kasseien. We zijn de Bosberg aan het bedwingen, de helling die jarenlang de laatste hindernis van de dag vormde in de Ronde van Vlaanderen. Eén kilometer aan 6,7% gemiddeld, minder lastig dan de Muur maar zeker aan het eind van de dag een lastige beklimming. Nu zal het voor weinig afscheiding zorgen, al vergeet ik wel bijna nog één belangrijk detail: zowel op de Muur als op de Bosberg zijn er punten te verdienen voor de bergtrui. De Muur is zelfs gecategoriseerd als een beklimming van de derde categorie. De Bosberg is dan weer een beklimming van de vierde categorie. In de kopgroep mogen we een felle strijd verwachten voor de eerste bolletjestrui. Voor de rest gaat het vooral om de plaatjes, al is het wel leuk om de Bosberg nog eens te zien. Sinds de hertekende finale van de Ronde van Vlaanderen is niet alleen de Muur van Geraardsbergen afgevoerd, ook de Bosberg kwam er bekaaid vanaf. Jarenlang de laatste helling van Vlaanderens Mooiste, de Hoogmis, nu mogen ze het doen met de Omloop en een keer de BinckBank Tour.

800px-Bosberg_03.jpeg

Na 47,5 kilometer zijn de renners boven op de Bosberg. Direct houden de kasseien op en komen we weer op een betonbaan terecht. Nu we ons op het terrein bevinden dat we vooral kennen van het voorjaar zou het een optie zijn om hier een tijdje rond te blijven rijden. Dan zouden we meteen een leuke etappe voorgeschoteld krijgen aan het begin, maar de organisatie zet daar een dikke streep doorheen. We mogen het doen met de Muur en de Bosberg, hierna staan er geen hellingen meer op het programma. De eerste rit van de Tour moet vooral zo incidentloos mogelijk verlopen en de sprinters moeten voor de zoveelste keer een kans krijgen om de gele trui te veroveren. De Tour gaat ten onder aan dit soort ruggengraatloze gepruts in de marge. Of een korte tijdrit of een vlakke rit, meer smaken kent de organisatie niet. Een klassieke rit was ideaal geweest, helaas worden we vakkundig in de zak gezet. Na de Bosberg rijden we een tijdje rechtdoor over de betonplaten, waarna een bocht naar rechts volgt. Over een wat smallere weg rijden we verder, waarna even verderop een nieuwe bocht naar rechts genomen wordt. We laten de lintbebouwing nu even achter ons en fietsen een tijdje langs de Vlaamse akkers en weilanden. Het gaat vooral rechtdoor richting het zuiden, richting Galmaarden. In dit stadje pakken we een paar bochten mee, waarna het buiten deze plaats weer wat meer rechttoe rechtaan wordt. Het parcours verliest iedere vorm van urgentie. De renners rijden voornamelijk rechtdoor over goeddeels vlakke wegen. Ze rijden afwisselend over beton en slecht asfalt en komen af en toe een armoedig ogend dorpje tegen. Tussen de dorpjes door is dit volledig het terrein van de boeren. We rijden richting Wallonië en dat is te merken, de troosteloosheid neemt met de kilometer toe. Na 62 kilometer komen we uit in Edingen, waar we Vlaanderen inruilen voor het Waals Gewest. Na een paar bochten in dit dorpje, dat overigens nog niet eens zo heel lelijk is, komen we nog een rotonde tegen. Na deze rotonde belanden we dan wel weer op een brede en rechte weg, met zowaar fatsoenlijk asfalt. Het gaat vier kilometer volledig rechtdoor, tot aan het gehucht Patrouille. Leuke naam wel, al zal de gemiddelde ploegdokter er niet vrolijk van worden. In Patrouille slaan de renners linksaf een smal weggetje in. De kilometers die volgen gaan we afleggen over smallere en bochtigere wegen. We komen op plattelandswegen terecht waar normaal alleen de boer met zijn tractor komt, deze wegenkeuze past niet echt bij de Tour. Het zijn praktisch fietspaden waar we ons op bevinden als we onderweg zijn naar Steenkerke. Na 69 kilometer komen we uit in het dorpje Steenkerke, door de Walen ook wel Steenkerque genoemd. We rijden een rondje om de kerk heen en komen dan op een wat bredere weg terecht. Het terrein is licht glooiend en op wat verdwaalde bebouwing na bevinden we ons nog steeds voornamelijk tussen de akkers. Van Steenkerque is het vijf kilometer fietsen tot aan Braine-le-Comte, in het Nederlands ook wel 's-Gravenbrakel genoemd. Dit is eigenlijk een plaats van niets, ware het niet dat de familie Hazard hier vandaan komt!

5b2e6cdb5532b88509f40dfe.jpg

Tijdens wedstrijden van de Rode Duivels moet je in 's-Gravenbrakel zijn. Vader Thierry Hazard zorgt er mede voor dat alle inwoners samen naar de wedstrijden van België kunnen zijn, bij de lokale voetbalclub. Daar waar alle broers Hazard begonnen, toen ze nog klein en onbekend waren. Inmiddels is daar weinig sprake meer van. Eden Hazard speelde jarenlang bij Chelsea en maakte deze zomer de overstap naar Real Madrid. Thorgan groeide uit tot een gewaardeerde kracht bij Borussia Mönchengladbach en heeft de overstap gemaakt naar Borussia Dortmund. Er zijn ook nog wat andere broers, maar die negeren we dan even. Al heeft Kylian wel een prachtige transfer gemaakt van Chelsea naar Cercle Brugge. Goed, de passage in Braine-le-Comte is vrij bochtig, maar de weg is ondertussen wel weer fatsoenlijk breed. Buiten Hazard Village wordt de weg zelfs nog wat breder, maar het loopt tegelijkertijd omhoog. We krijgen zowaar nog met een klimmetje te maken, het gaat drie kilometer omhoog aan 3% gemiddeld. Het grootste gedeelte is vals plat, maar het gaat ook nog een keer een halve kilometer aan 10% omhoog. Toch nog een helling, al zat dit ook van weinig betekenis zijn. Tijdens dit steile stukje rijden de renners door een bos, eenmaal buiten het bos komen ze in Henripont uit. Hier wordt het weer vlak, wat de komende kilometers zo zal blijven. Van Henripont rijden we langs de maïsvelden richting Ronquières. Dit dorpje ligt aan het water, dus duiken we vlak voor we dit plaatsje betreden nog even naar beneden. De weg is breed en het asfalt is voor Waalse begrippen behoorlijk goed, dus problemen verwachten we hier niet direct. Eenmaal beneden steken we het kanaal over en slaan we rechtsaf, waarna er een behoorlijk lange tocht langs het kanaal volgt. Het gaat bijna negen kilometer zo goed als rechtdoor langs het kanaal, over een brede weg die eerst anderhalve kilometer vals plat omhoog loopt en daarna zo goed als vlak wordt. Tijdens onze tocht langs het kanaal passeren we het hellend vlak van Ronquières, een scheepslift dat het hoogteverschil met het Henegouws Plateau overbrugt. Te gek. In de buurt van Seneffe verlaten we de weg langs het kanaal. De renners slaan linksaf en even verderop rechtsaf, waarna het een aantal kilometer rechtdoor gaat over een vlakke weg richting Seneffe. In dit plaatsje komen de renners wat rotondes tegen, maar verder blijft het rechtdoor gaan. Aan de rand van Seneffe botsen we op een kasteel, het Château de Seneffe. In het château is het Museum voor Zilversmeedkunst ondergebracht, een museum van de Franse Gemeenschap gewijd aan edelsmeedkunst. Pak je toch weer even mee.

Seneffe_Castle_Corps-de-logis.jpg

De renners hebben inmiddels 93,5 kilometer afgelegd en bevinden zich op 101 kilometer van de streep. Voorbij Seneffe rijden de coureurs nog even rechtdoor, maar na een bocht naar rechts komen ze op een wat bochtigere weg terecht. De komende kilometers kronkelen we ons door het Henegouwse platteland. Links en rechts zien we eigenlijk alleen maar akkers en weilanden, veel dorpjes komen we niet tegen. Als we na een tijd wel weer een dorp binnenrijden valt vooral het slechte asfalt op, België blijft een derdewereldland natuurlijk. Na een paar kilometer ploeteren komen de renners uit in Gouy-lez-Piéton en in dit dorpje is het asfalt tijdelijk goed. Na een stuk of drie bochten gaat het buiten dit plaatsje gaat het drie kilometer rechtdoor, waarvan de eerste kilometer in licht stijgende lijn. We zetten koers richting Courcelles en bij het betreden van dit plaatsje valt vooral het lelijke industrieterrein aan de linkerkant op. Wallonië op z'n mooist, wat niet zo vreemd is aangezien we ons bijna in de fraaiste stad van de wereld bevinden. We kunnen Charleroi horen, ruiken, zien. In Courcelles slaan de coureurs een paar keer links- en rechtsaf. Ze rijden door de bedroevende straten van het asgrauwe plaatsje. De wegen zijn compleet vergaan, het is om te huilen. Je zou voor minder in een depressie schieten. Na de weinig glorieuze doortocht in het deprimerende Courcelles slaan de renners in het centrumpje linksaf, waarna ze in licht dalende lijn richting Charleroi rijden. Ze komen kort achter elkaar twee bruggen tegen. De eerste brug is nog wel de gevaarlijkste, omdat de weg in tweeën wordt gesplitst. Na de tweede brug bevinden we ons op grondgebied Charleroi, volgens velen de lelijkste stad op aarde. Valt wat voor te zeggen, al zal het voor de renners nog lastig genoeg zijn om een mening te vormen. Technisch gezien rijden we vooral door de gemeente Charleroi en niet echt door de stad zelf. Die grijze pauperbende laten we rechts liggen, in dit geval. De renners rijden richting Gosselies, een deelgemeente van Charleroi. Na een grote rotonde rijden ze via een rechte weg richting deze plaats die ook niet echt de schoonheidsprijs gaat ontvangen. De rechte weg loopt een kilometer aan 4% omhoog, terwijl we links en rechts de bouwvallen passeren. We rijden het centrum van Gosselies in, waar een bocht naar links volgt. Naast een foto van het prachtige centrum van Gosselies bied ik jullie ook graag een muzikale versnapering aan. Een nummer van een van de beste (en meest onderschatte) muzikanten van België die de situatie in Charleroi treffend weet te omschrijven.

Gosselies_Calvaire_tram_works.JPG

De fabrieken gaan failliet in Charleroi, dat was ook ongeveer het geval in Gosselies. Het Amerikaanse bedrijf Caterpillar, die van die graafmachines en dat soort werk, had hier een fabriek. Tot ze op een dag besloten om de fabriek te verplaatsen, na eerst al flink te herstructureren. Op een paar jaar tijd waren een man of 300 hun baan kwijt, geen wonder dat het voor geen meter draait in dat Wallonië. Ook in Seneffe, dat we eerder deze rit passeerden, hebben de inwoners een vergelijkbaar verhaal. Het leven van een Waalse arbeider gaat niet over rozen. Na de bocht naar links rijden de renners een tijdje rechtdoor, tot ze in Thiméon uitkomen. In dit dorp gaat het twee keer naar rechts, waarna we langs een opvallende witte boerderij rijden. Voorbij deze boerderij ruilen we het asfalt in voor kasseien, de organisatie heeft zowaar een vrij lange kasseienstrook in het parcours verstopt. De Secteur Pavé de Thiméon is ongeveer twee kilometer lang en valt in het begin nog wel mee. In de eerste meters van de strook ligt er aan de zijkant nog een klein beetje asfalt, maar na een tijd wordt de weg smaller en blijven er alleen kasseien over. De stenen liggen er behoorlijk goed bij, in Parijs-Roubaix zouden ze deze strook waarschijnlijk niet meer dan twee sterren geven. De vraag is vooral waarom we deze omweg nemen, het lijkt wederom alleen voor de mooie plaatjes te zijn. We bevinden ons inmiddels op 76 kilometer van de finish, dus de kans dat het peloton hier uit elkaar gerammeld gaat worden is niet zo groot. Goed, na de kasseistrook-voor-de-sier komen de renners weer op het asfalt terecht. Ze rijden onder een viaduct door, slaan linksaf en rijden zo over de oprit richting de bovenliggende provinciale weg. Deze weg volgen ze een aantal kilometer. In de buurt van Les Bons Villers gaan ze bij een rotonde linksaf en daarna rijden ze rechtdoor het dorp in waar na 125 kilometer de tussensprint volgt. In de straten van Les Bons Villers loopt de weg licht omhoog, wat het enige goede is aan dit plaatsje. Wat een verpauperde bende weer zeg, niet te doen. Voor het fotomoment keren we daarom even terug naar de kasseistrook van een paar kilometer geleden.

UasFhxe.png

Na de tussensprint slaan de renners rechtsaf, waarna ze weer even kort over wat steentjes rijden. Aan het eind van deze straat ligt er een rotonde, waar men rechtdoor gaat. Daarna gaan we linksaf en komen we een smal tunneltje tegen, iets wat echt typisch Waals is. Na dit tunneltje rijden de renners een aantal kilometer vooral rechtdoor over een prachtige betonbaan richting Sart-Dames-Avelines. In dit dorpje gaat het naar rechts en dan mogen de renners een kilometer of vijf voornamelijk rechtdoor rijden over een geasfalteerde weg richting Villers-la-Ville. De weg kent een licht glooiend karakter, met vlak voor het binnenrijden van Villers-la-Ville een kort stukje in wat steviger stijgende lijn. Na een bochtige passage in Villers zelf komen we buiten het plaatsje ineens een oude abdij tegen, de Abdij van Villers. Volgens de eigen website een opmerkelijk goed bewaard gebleven oude cisterciënzerabdij, maar ook een nieuw cultuurcentrum waar tal van evenementen plaatsvinden. Bijna 900 jaar geschiedenis, ingekapseld in het groen in het hart van Waals-Brabant... Toegegeven, het ziet er best fraai uit. Toch is het een lastig om te beweren dat het opmerkelijk goed bewaard is gebleven als je weet dat de helft van de abdij ontbreekt. Desalniettemin mag dat wat overeind is gebleven er best zijn. De weg die ze hier hebben aangelegd is ook stratetisch gekozen, de renners rijden direct langs de ruïnes van de abdij en rijden onder een oude poort door, waar de weg wat smaller wordt. De toeristische afdaling van Waals Brabant heeft zich flink uitgesloofd, dat is goed te merken.

PMB898_Tresors_Villers-1100x715.jpg

Voorbij de abdij slaan de renners linksaf en daarna rijden ze over een bredere weg verder door een bos. Bois d'Hez, best leuk. De weg loopt tijdelijk een beetje vals plat omhoog, maar al snel wordt het weer vlak. Bij het buitenrijden van het bos ruilen we het asfalt weer eens in voor de betonplaten, deze keer enorm oude betonplaten. Het lijkt een beetje op granol. Dat is aan je muur al geen feestje, laat staan op de grond. Verder rijden we de komende kilometers wel vooral rechtdoor, op een paar vluchtheuvels en rotondes na maken de renners niet veel mee. Na een tijd komen we weer op het asfalt terecht, als we in de buurt van Genappe zijn. Eenmaal in Genepiën, wat de Nederlandse naam van de plaats is, komen we vooral veel verkeersobstakels tegen. In de wat smallere straten in het centrum van deze plaats komen we nog wat steentjes tegen, bovendien loopt de weg licht omhoog. Buiten het centrum wordt de weg weer vlak. Aan de rand van het dorp slaan de renners linksaf en dan rijden ze vervolgens een aantal kilometer vooral rechtdoor over de doorgaande weg richting Waterloo. Dit is waarschijnlijk een weg waar in het verleden nogal wat ongelukken zijn gebeurd, want beide rijbanen liggen inmiddels een meter of vijf uit elkaar met tussen de rijbanen in om de zoveel meter een stevige vluchtheuvel. Voor een volledig peloton geen al te fijne weg om over te fietsen dus. Misschien vinden sommige renners hier wel hun Waterloo, haha. Als we ons in de buurt van Waterloo bevinden komt vanzelfsprekend onze grote vriend Napoleon meteen om de hoek kijken. Zo komen we een paar kilometer voor Waterloo langs de kant van de weg een of andere gebouw tegen dat blijkbaar het laatste hoofdkwartier van Napoleon zou moeten zijn geweest. Volgens het ongetwijfeld volledig betrouwbare waterloo-toerisme.com bedacht Napoleon zijn strategie en zijn strijdplannen hier. Deze oude boerderij, op 4 km van de Heuvel met de leeuw, werd omgebouwd tot museum en herbergt tal van voorwerpen, in hoofdzaak afkomstig van het Franse leger, waaronder het kampbed van de keizer. Even verderop rijden we langs een paar standbeelden en een zuil die opgedragen is aan Victor Hugo. Die is hier ook ooit gepasseerd, zeggen ze. Het gaat lang rechtdoor, tot we het echte slagveld bereiken. We zien verschillende monumenten, opgedragen aan de verschillende soldaten die hier in 1815 een robbertje kwamen matten. Een monument voor de Britten, eentje voor de Hannoveranen en uiteraard ook een voor de Belgen. Zodra we het monument voor de Belgen zien slaan we linksaf, het slagveld op! Als we langs het Mémorial 1815 fietsen wordt de weg wat smaller en verruilen we het asfalt voor goed aangelegde steentjes. Het Mémorial 1815 is een museum over de slag bij Waterloo in de Belgische plaats Eigenbrakel. Het museum opende zijn deuren op 22 mei 2015, enkele weken voor de tweehonderdjarige herdenking van de slag. Via het museum heeft de bezoeker ook toegang tot de heuvel met de leeuw van Waterloo, de hoeve van Hougoumont en het panorama van de Slag bij Waterloo. Langs het panorama fietsen we, een van de buitenkant al opvallend gebouw. Aan de binnenkant vinden we blijkbaar een cilindervormig schilderij van 12 meter hoog en 110 meter lang. Ik neem trouwens aan dat iedereen wel op de hoogte is van de Slag bij Waterloo. Zo niet, dan moet je maar even lekker zelf Wikipedia lezen. Napoleon werd hier in ieder geval verslagen en richting Sint-Helena geschopt, zijn definitieve nederlaag.

ANX-19-0030-0001.JPG?itok=4o_T8PqJ

Als we voorbij deze historisch zeer significante locatie zijn hebben we ondertussen 152 kilometer afgewerkt. Het is nog een kilometer of 42 fietsen tot de finish, naar alle waarschijnlijkheid krijgen we dus geen nieuw slagveld voorgeschoteld. Voorbij het Mémorial 1815 verruilen we al snel de steentjes weer voor asfalt, maar de weg blijft nog een tijdje smal. Pas als we de parkeerplaats van deze toeristische trekpleister passeren wordt het weer breder. We rijden over een viaduct, slaan direct daarna rechtsaf en dan gaat het een aantal kilometer voornamelijk rechtdoor over een brede weg dwars door een vrij lelijk industrieel gebied. De weg wordt af en toe onderbroken door een rotonde, maar verder maken we voorlopig weinig mee. Het is de komende 15 kilometer behoorlijk vanzelfsprekend. Om te beginnen is het de eerste acht kilometer zo goed als vlak. Over brede en redelijk goede wegen rijden we van het ene Waalse dorpje naar het volgende. Als we door Terhulpen fietsen krijgen we te maken met een afdaling van een kilometer of twee, die op een rotonde onderweg na niet veel voorstelt. Eenmaal beneden gaan we direct weer omhoog, anderhalve kilometer aan een procent of vier. Als we boven zijn verlaten we het Waals Gewest en zijn we terug in Vlaanderen. Als we in Vlaanderen zijn rijden we rechtdoor naar Overijse, een plaats waar de koers vaker passeert. Zo ligt in deze stad de aankomst van de Brabantse Pijl, waar ONZE Mathieu dit jaar won. Ook kennen we Overijse van de Druivenkoers en de Druivencross. De Druivencross is een van de bekendste veldritten van allemaal, al heeft de moeder aller crossen het probleem dat ze tegenwoordig geen onderdeel meer uitmaakt van een klassement. Desondanks zien wij de renners nog graag passeren op de Tenotsberg, ook wel de Genotsberg voor insiders. ONZE Mathieu heeft dit crosske al een keer of drie gewonnen, eigenlijk ontbreek alleen de Druivenkoers nog op zijn erelijst. Natuurlijk rijden we in Overijse het overbekende rondje om de kerk, maar nu wel van de andere kant. In de Brabantse Pijl gaan de renners hier naar beneden en wil er nog wel eens iemand op z'n plaat gaan, nu gaan we juist omhoog.

1280px-Overijse_aerial_photo_A.jpg

De bochtige passage in Overijse volgt na 166 kilometer, op minder dan 30 kilometer van het eind. Na de tocht door het centrum van Overijse gaat het een kilometer rechtdoor over de brede Brusselsesteenweg, daarna slaan de renners rechtsaf. Vervolgens gaat het een kilometer of vijf behoorlijk rechtdoor als we via Eizer naar Duisburg fietsen. Niet het Duitse Duisburg, overigens. De brede weg is een aantal kilometer vlak, waarna het in het dorpje Eizer een tijdje naar beneden gaat. Na de korte afdaling loopt de weg weer een tijd vals plat omhoog, tot we in de buurt van het dorp Duisburg linksaf slaan. Kort daarna gaat het naar rechts en dan rijden we zo goed als rechtdoor richting Tervuren, een plaats die voor mij het meest bekend is dankzij het Belgisch Kampioenschap wielrennen van 2015. Dat was een legendarische editie van het BK, we zagen namelijk Preben Van Hecke winnen. De man die recent zijn wielerpensioen aankondigde reed al een eeuwigheid voor Sport Vlaanderen en kwam namens die ploeg niet veel verder dan wat verre ereplaatsen, maar op die ene dag in 2015 was hij iedereen de baas. Samen met Jurgen Roelandts reed hij naar de finish, terwijl Greg Van Avermaet vanuit de achtergrond verwoede pogingen deed om de twee koplopers bij te benen. De Belgen hebben nu een veldrijder als kampioen, toen hadden ze dus gewoon een jaar lang Preben Van Hecke hahaha. Goed, Tervuren dus. De passage in deze stad is behoorlijk bochtig. In het centrum van Tervuren komen de renners wat smallere straten tegen, die af en toe zijn voorzien van steentjes. Aan de rand van de stad gaan ze bij een rotonde naar links en dan mogen ze een aantal kilometer over een brede en rechte weg fietsen. Tervuren is overigens een plaats waar je nogal wat kan beleven. Zo is er het uitgebreide Park van Tervuren, met het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en het Koloniënpaleis. Altijd leuk als je nog even bevestigd wil hebben dat die Belgen er echt geen reet van begrijpen. Tevens schijnt de altijd aandachtsgeile Peter Vandermeersch hier te resideren, net als prins Laurent. Dat is een Belgische prins met veel humor en depressies, naar het schijnt.

BE-brussels-tervuren-park-9.jpg

Buiten Tervuren gaan we een kilometer rechtdoor naar beneden, waarna we een rotonde tegenkomen. Hier houden we rechts aan, waarna we bij de volgende rotonde rechtdoor mogen. De renners rijden een bos in en hier wordt de weg wat bochtiger. Bovendien gaat het een beetje omhoog, we krijgen twee kilometer vals plat voorgeschoteld. Het wordt hierna weer vlak en dan rijden we over een brede en vrij rechte weg verder richting Brussel. Over de Tervurenlaan rijden we de stad in en we passeren een aantal ambassades. Onder meer de ambassade van Namibië, Maleisië en Rwanda, gekkenhuis. We bevinden ons in Sint-Pieters-Woluwe, om precies te zijn. Hier komen de renners weinig uitdagingen tegen, al moeten ze wel een aantal keer over de tramrails passeren. Buiten dat verloopt de entree in Brussel vlekkeloos. De wegen lijken steeds breder te worden en het is op wat vals plat na vooral heel erg vlak. We rijden rechtdoor de Tervurentunnel in en buiten deze tunnel stevenen we af op de Jubelparktunnel. We rijden onder het Jubelpark door, iets wat we tijdens de volgende rit in tegengestelde richting gaan doen. De renners blijven een tijdje ondergronds en komen eigenlijk pas weer bovendrijven in de buurt van het Europese centrum van Brussel. Bij het hoofdkantoor van de Europse Commissie zien de coureurs weer daglicht. We bevinden ons nu op zeven kilometer van het eind van de eerste rit van de Tour van 2019. De finale gaat nu echt beginnen, spannend!

Brussels-Berlaymont_building_%282%29.jpg

Nadat we snel langs alle gebouwen van de Europese Unie fietsen rijden we het centrum van Brussel in, het gaat een tijd rechtdoor. Als daar een eind aan komt volgt er een scherpe bocht naar rechts, waarna het weer even rechtdoor gaat. De renners rijden opnieuw een tunneltje in, waar het logischerwijs even op en af gaat. Buiten de tunnel volgt er al snel een nieuwe tunnel, maar daar duiken we niet in. Het gaat schuin naar rechts en daarna volgt er een bocht naar links. We rijden richting Le Botanique, de Kruidtuin van Brussel. De weg langs de Kruidtuin is breed, recht en loopt licht naar beneden. Het is nog vijf kilometer fietsen tot aan de finish en tot op ongeveer vier kilometer van het eind gaan we rechtdoor. Met iets meer dan vier kilometer te gaan ligt er een scherpe bocht naar rechts in het parcours, waarna het weer een halve kilometer rechtdoor gaan. Nu volgt er in de buurt van het WTC en Station Brussel-Noord een flinke bocht naar links, opgevolgd door een meter of 500 over de kronkelende Simon Bolivarlaan. Aan het eind van deze weg die niet weet wat ie wil slaan de renners rechtsaf, het gaat nu behoorlijk rechtdoor tot op twee kilometer van het eind. De brede weg waar we ons nu op bevinden loopt een beetje op en af, maar al bij al is de finale gewoon vlak. Op twee kilometer van het eind volgt er een soepele bocht naar links, waarna we via een brug over een kanaal rijden. Na deze brug rijden de renners recht op de opvallende kerk Onze-Lieve-Vrouw Van Laeken af. Ze rijden nog een tunneltje in met een klein beetje hoogteverschil tot gevolg. Vlak voor we met een kilometer of 60 per uur de kerk binnenfietsen volgt er een bocht naar rechts met direct daarna een bocht naar links. We rijden nu onder de vod door en betreden de laatste kilometer. In de laatste kilometer van de eerste rit van de Tour komen de renners een lange, lopende bocht naar rechts tegen. Deze bocht loopt alleen wel zo langzaam naar rechts dat we het bijna recht mogen noemen. Van die bocht komt het gevaar niet, het addertje onder het gras is dat we op 600 meter van de finish mee gaan maken dat de weg omhoog begint te lopen. Van 600 meter tot op 100 meter van het eind gaat het aan 4% gemiddeld omhoog, met een zwaarste stuk van 200 meter aan 5%. In de laatste 100 meter van de rit vlakt het dan wel weer af. Toch nog een venijnige finale, gemaakt voor de machtsspurters. Finishen doen we voor de poorten van het Kasteel van Laken.

77b92
9bEiQCE.png
K7XcB1G.png

De rit eindigt dus voor de poorten van het Kasteel van Laken. Dit is een van de koninklijke residenties in België. Het ligt in Laken, sinds 1921 een onderdeel van de stad Brussel. Gelegen in een 120 hectare groot park, waar zich ook de Koninklijke Serres bevinden. In de onmiddellijke omgeving bevinden zich de koninklijke residenties Stuyvenberg en Belvedère en de Onze-Lieve-Vrouwekerk, waar de koninklijke familie begraven wordt. Officieel is het de zomerresidentie van de koning, maar in de praktijk hebben alle Belgische koningen – behalve Albert II – er hun voornaamste woonplaats van gemaakt. Het kasteel werd gebouwd in 1782 in opdracht van aartshertogin Maria Christina van Oostenrijk, de landvoogdes van de Zuidelijke Nederlanden. Het moest het vervallen kasteel van Tervuren als residentie vervangen. Kijk, aan deze informatie hebben we nog eens wat. Later werd het in de Franse tijd gebruikt als militair hoofdkwartier en zelfs als gevangenis. Op een bepaald moment werd het verkocht aan een willekeurige inwoner van Brussel die de boel wilde slopen, maar toen kwam onze vriend Napoleon Bonaparte zich ermee bemoeien. Hij kocht het hele zooitje en liet de boel opknappen. Bij de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd het een van de residenties van koning koning Willem I en sinds de Belgen als zelfstandige mensen door het leven gingen heeft iedere Belgische koning hier gewoond. Leopold I en II, Albert I, Leopold III, Boudewijn, Albert II en droogneuker Filip. Die laatste woont er nu nog steeds. In tegenstelling tot het pompeuze paleis in Brussel heeft het Kasteel van Laken een sober en intiem karakter, daarom is het sinds eeuwen al een woonkasteel. Vandaag de dag is het de residentie van koning Filip en koningin Mathilde met hun gezin. Er zijn serres, die elk jaar in de bloeiperiode gedurende drie weken toegankelijk zijn voor publiek. Naast de koninklijke serres is het kasteel bekend vanwege de stallen, het Chinese paviljoen en de Japanse toren; ook het schildersatelier van koningin Elisabeth is te bewonderen. Monarchistische onzin uit ver vervlogen tijden, allemaal opdoeken.

noodgangdonderdag 4 juli 2019 @ 09:48
SPOILER: Vervolg etappe 1
laken.jpg
In Brussel schijnt het zaterdag een graadje of 23 te worden. Er is geen kans op neerslag en veel wind zal er niet staan. Een zeer aangename dag om mee te beginnen, met dit weer zullen weinig mensen problemen hebben. Beginnen doen we om 12 uur en onze vrienden van Sporza zijn er uiteraard meteen bij. Er wordt om 11:45 al afgetrapt zelfs, we krijgen er zonder twijfel een hele voorbeschouwing bij. Als we om 12:00 vertrekken volgt er een neutralisatie door de straten van Brussel die liefst 25 minuten gaat duren. Pas om 12:25 vertrekken we echt en dan zien we waarschijnlijk iemand als Backaert ofzo als eerste in de aanval gaan. Tussendoor mogen we dan om 13:00 een keer zappen naar Canvas vanwege het onvermijdelijke nieuws op één. Al heb je vast ook nobuddies die naar de NOS of Eurosport kijken. Die hoeven niet te zappen, al loop je bij de NOS wel het risico dat je de finale mist omdat ze het vrouwenvoetbal gaan uitzenden, haha. De aankomst wordt verwacht tussen 16:50 en 17:16, de wedstrijd om de derde plaats op het WK voor de voetballende vrouwtjes begint om 17:00. Wielrennen is natuurlijk veel belangrijker, dus wij wachten geduldig af wie er de eerste gele trui gaat opeisen.

0_Ch%C3%A2teau_Royal_de_Laeken.JPG

Ondanks het feit dat we onderweg de Muur van Geraardsbergen en de Bosberg tegenkomen is dit natuurlijk een rit voor de sprinters. De organisatie had het een een stuk spannender kunnen maken, maar ondanks een paar uitstapjes over kasseien en wat smalle wegen is dit toch vooral een tamme rit. Net als in 2018, 2016, 2014 en 2013 krijgt een sprinter de kans om de gele trui te dragen. Je hoort wel eens verhalen dat de sprinters bijna nooit een kans krijgen om in het geel rond te rijden, maar dat is op basis van de recente geschiedenis een fabeltje. De laatste jaren krijgen ze buitengewoon veel kansen. Wat jammer is, want ik zit eigenlijk helemaal niet te wachten op eendimensionale renners als Kittel, Cavendish en Gaviria in een geel truitje. Gelukkig zijn deze renners er allemaal niet bij, dat scheelt! Al zijn de alternatieven niet direct veel beter. Aangezien dit de eerste kans is voor de sprinters ga ik met jullie even de deelnemende snelle mannen overlopen. Het gaat in de laatste kilometer dan wel licht omhoog, dit zal voor geen enkele sprinter een belemmering vormen. Voor sommige sprinters is het juist in het voordeel.

De eerste naam die genoemd moet worden is die van ONZE Dylan Groenewegen. De Amsterdammer is al een tijdje de beste sprinter van de wereld. Een status die hij dit jaar wist te bevestigen. Groenewegen staat ondertussen al op 10 zeges dit jaar en hij is enorm moeilijk te verslaan. Als het onderweg niet al te moeilijk is en als hij een klein beetje goed geplaatst zit is er heel weinig aan te doen. Het wil alleen nog wel eens gebeuren dat hij slecht geplaatst zit, waardoor hij een verloren sprint rijdt. Eigenlijk is een falend treintje of een Groenewegen die zijn trein niet durft te volgen het enige wat Nederlands succes kan tegenhouden. Al moeten we wel nog een kleine kanttekening plaatsen dat Groenewegen in de ZLM Tour, een voorbereidingskoers op de Tour, hard op z'n plaat ging en daardoor wat last had. Dat ligt inmiddels wel weer een paar weken achter ons, dus mogen we aannemen dat Groenewegen nu weer volledig pijnvrij is en voluit kan sprinten. Hij is de grote favoriet om de eerste gele trui in ontvangst te nemen, en dus ook meteen om een rit te winnen.

Na Groenewegen komen we uit bij Elia Viviani. Elia kende vorig jaar een wonderjaar in dienst van Quick Step, hij won alles wat los en vast zat. Dit jaar loopt het iets stroever, de teller staat op zes overwinning. In aanloop naar de Tour reed hij de Giro en daar bakte hij er vrij weinig van. Hij won wel een rit, maar die werd hem later weer afgenomen omdat hij van zijn lijn afweek. Zonder overwinning stapte hij uit de Giro, in een poging zich beter voor te kunnen bereiden op de Tour. In Zwitserland liet hij zich weer eens zien en daar wist hij twee ritten te winnen. Hij versloeg onder meer Peter Sagen en liet zien dat hij het sprinten nog niet verleerd is. De bonus van Viviani is dat hij over de beste trein van het peloton beschikt. Met hardrijders als Lampaert en Asgreen kom je al een heel eind, maar met een piloot als Morkov voor je en in de vorm van Richeze de beste laatste man van het peloton is het eigenlijk een schande als Viviani niet een paar ritten wint in deze Tour. Normaliter is het enige wat hij hoeft te doen op een meter of 100 uit het wiel van Richeze te komen en drie keer te trappen. Een kind kan de was doen. Volgend jaar schijnt Viviani naar Cofidis te gaan, dus dan is het uit met de pret. Het is nu de tijd om te oogsten.

Als we deze twee namen genoemd hebben komen we eigenlijk al meteen op het terrein van de twijfelaars terecht. Wat te denken van Peter Sagan. Op papier natuurlijk de grootste naam van allemaal, maar in de praktijk wil het nog niet echt vlotten dit jaar. Peter is alles kwijt, van zijn snelheid tot zijn truitjes, van zijn uitstraling tot zijn skibril. Drie jaar lang wereldkampioen en toen hij dat niet meer was had hij in ieder geval nog de trui van Slowaaks kampioen. Ook die trui heeft hij nu niet meer, waardoor we Sagan voor het eerst sinds 2011 in een normale trui gaan zien. Het is nog niet het jaar van Sagan, hij wist pas drie keer te winnen. In de Tour Down Under pakte hij een rit mee, maar daarna stelde hij teleur in het voorjaar. Na het voorjaar reed hij een aantal van zijn favoriete koersen, maar daar wist hij niet te imponeren. Normaal won hij altijd tien ritten in Californië, nu slechts één. Normaal won hij alles in Zwitserland, ook nu slechts één rit. Slecht is het niet, maar van Sagan ben je beter gewend. Hij gaat ongetwijfeld weer de groene trui winnen dit jaar, maar een etappeoverwinning wordt dan weer direct een lastig verhaal. Er zijn mannen beter in vorm.

Iemand waar ik niet veel aandacht aan wil besteden is Caleb Ewan. Iedereen weet ondertussen wel dat ik er geen fan van ben. Desalniettemin is het wel een van de snelste mannen aan de start. Hij won recent in de ZLM Tour nog een keer van Groenewegen en ook in de Giro wist hij een paar ritten te winnen. Het is iemand om rekening mee te houden, iemand die helaas een grote kans maakt om ook in de Tour een rit te winnen. Het is jammer dat hij zo debiel op z'n fiets zit en het is jammer dat het zo'n smerige profiteur is die altijd teert op andermans werk en er pas in de laatste 15 meter probeert uit te komen. Sorry, daar ga ik weer. Snel door naar Alexander Kristoff. De Noor van UAE-Emirates mag gaan sprinten nu Gaviria niet op tijd fit is geraakt voor de Tour. Net als ONZE Tom heeft Gaviria last van DE KNIE. Kristoff heeft dan weer last van het zijn van niet goed genoeg. Zelfs in de Ronde van Noorwegen kon hij amper winnen, dat is niet zo best. Wie weet dat hij net als vorig jaar aan het eind van de Tour een keer een rit wint als de rest naar huis is, tijdens de eerste etappes mag hij al blij zijn als hij bij de eerste tien eindigt.

Het begint nu helemaal droevig te worden, want ondertussen kom ik uit bij iemand als Sonny Colbrelli. Best een aardige renner, maar dit jaar ook nog niet echt op dreef. Alleen in Oman een rit gewonnen, verder is hij niet gekomen. Reed dan wel weer sterk op het Italiaanse kampioenschap vorige week, dus misschien is hij net op tijd in vorm. Een man voor de wat minder vlakke sprints, we moeten er toch maar rekening mee houden. Een andere snelle Italiaan luistert naar de naam Giacomo Nizzolo. De renner van Dimension Data is de vervanger van Mark Cavendish, die er voor het eerst sinds 2007 niet bij is. Cavendish heeft een aantal lastige jaren achter de rug, onder meer dankzij de ziekte van Pfeiffer en een aantal zware valpartijen. Tel dat op bij het feit dat hij inmiddels voor een sprinter aardig op leeftijd is en het is logisch dat hij niets meer presteert. Dit jaar is zijn beste prestatie een derde plaats in een rit in de Ronde van Turkije, daarom is hij uiteindelijk gepasseerd door Dimension Data. Ophef, vooral in Engeland. Het grote doel van Cavendish was om het recordaantal etappezeges van Merckx uit de boeken te fietsen, maar dat gaat er dus niet meer van komen. Zijn vervanger is dus Nizzolo, een eveneens waardeloze sprinter. Dit jaar wel iets minder waardeloos dan Cavendish, zo won hij in aanloop naar de Tour een rit in Slovenië. We noteren hem voor een 7e plaats her en der.

Bij Team Sunweb mag Michael Matthews na het wegvallen van Tom Dumoulin zijn eigen ding gaan doen. Normaal gesproken had hij moeten knechten voor Dumoulin, maar nu kan hij zelf gaan sprinten. Hij heeft het daar zelf nogal moeilijk mee, bleek in een interview. Blijkbaar weinig op het sprinten getraind en vooral actief geweest in de bergen. Het evangelie van Spekenbrink zat hem danig in de weg. Hij heeft nog een paar weken gehad om de sprint aan te scherpen en we zullen hem vanzelf in actie zien als de aankomsten wat lastiger zijn. Voor de echt vlakke aankomsten moeten we bij Sunweb misschien wel kijken naar ONZE Cees Bol, die debuteert in de Tour. Verrassend genoeg heeft Bol zich dit jaar ontpopt als een goede sprinter, hij wist al drie keer te winnen. De Tour is natuurlijk wel weer een ander verhaal, maar hij zou zomaar een paar verre ereplaatsen kunnen behalen. Een andere ploeg met een paar snelle mannen is Mitchelton-Scott. Ze komen hier vooral om met Adam Yates voor het klassement te gaan, maar ze hebben met Trentin en Impey ook een paar niet te onderschatten mannen bij. Vooral Trentin zal in de sprints wel zijn ding mogen doen. In het verleden won hij nog wel eens een rit, dat zal nu een lastiger verhaal worden. Een paar keer top vijf, dat zal het wel zijn. Impey zal vast voor hem moeten knechten, maar op een ietwat lastigere aankomst zou de Zuid-Afrikaan zelf ook een eind moeten kunnen komen.

UAE-Emirates neemt een groot talent mee, de Belg Jasper Philipsen. Jasper is pas 20, maar heeft zichzelf dit jaar al meerdere keren weten te onderscheiden. Hij valt vooral op dankzij zijn constante prestaties, voor zijn leeftijd heel opmerkelijk. Wel is het de vraag of zijn ploeg er goed aan doet om hem mee te nemen naar de Tour, hij heeft al een behoorlijk zwaar programma afgewerkt met onder meer alle klassiekers zo'n beetje. Hij zal ongetwijfeld na een week of twee uit koers gehaald worden, of misschien wel eerder. Voor dat het geval is verwacht ik hem wel een aantal keer in de top 10. De ploegen uit de zandbak hebben dus genoeg snelheid bij. UAE Kristoff en Philipsen, Bahrein heeft naast Colbrelli ook nog de beschikking over Ivan Garcia Cortina. Een Spanjaard die goed uit de voeten kan in de klassiekers, het is een mirakel. Ook een jongen die zich steeds vaker weet te mengen in de massasprints, al lijkt het me dat ze tijdens de Tour toch nog vooral voor Colbrelli zullen gaan. Philipsen zal in de pikorde waarschijnlijk ook nog wel achter Kristoff staan. Iemand die geen last heeft van een pikorde is Christophe Laporte, de Fransman van Cofidis heeft geen concurrenten in zijn ploeg. Na een wisselvallig jaar mag hij de sprints gaan doen voor Cofidis, wat waarschijnlijk tot niets gaat leiden. Iemand anders die gaat sprinten zonder veel resultaat is André Greipel. De Duitse veteraan die in het verleden veel ritten won in de Tour fietst inmiddels voor het Franse Arkea-Samsic. Daar is hij totaal niet vooruit te branden. Op een ritoverwinning in Gabon na stelt Greipel tot nu toe louter teleur. De snelheid is er niet meer, maar ook de wil is al een tijdje afwezig. Zodra er een beetje gekwakt wordt knijpt Greipel in de remmen, want dat sprinten is eigenlijk toch wel heel gevaarlijk. Hij is mee, maar dat is meer op basis van zijn naam dan zijn prestaties. U kunt Greipel schrappen uit uw pouletjes.

Nou, wat hebben we dan nog? Stuyven mag namens Trek misschien wel een keer sprinten. Bij Wanty nemen ze dit jaar niet drie sprinters mee maar is Pasqualon de uitgesproken sprintkopman, bij Total Direct Energie zijn ze zo onverstandig om te vertrouwen op Niccolo Bonifazio en bij Katusha komen ze met Debusschere aanzetten. Dat is het wel zo'n beetje, wat het sprintersgilde betreft. Naast de sprinters hebben we ook nog een aantal mannen die vooral uit de voeten kunnen op de aankomsten voor de puncheurs, maar dat zijn toch vooral de bekende namen. Van Avermaet, Alaphilippe, dat soort werk. Wellicht dat Boasson Hagen zich nog eens komt mengen in een vlakke sprint, als Nizzolo weer zo ondermaats presteert als de rest van het jaar.

1. Groenewegen. JAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA. NEDERLAND IS HELEMAAL ORANJE GEEL!
2. Viviani. De trein dus, die gaat Viviani veel mooie ereplaatsen bezorgen en waarschijnlijk ook een paar overwinningen. Vlaggetjestechnisch gezien hopen we natuurlijk dat de eerste overwinning niet nu meteen komt.
3. Ewan. Aankomst die op zijn lijf is geschreven. Op zo'n licht oplopende strook komt hij meestal wel aardig vooruit. Verder kan hij natuurlijk gigantisch de pleuris krijgen.
4. Sagan. Sagan is Sagan niet meer. RIP aan de nabestaanden.
5. Philipsen. Omdat je toch een naam wil noemen die minder standaard is. Belg in België, dat moet hem wel inspireren tot grootse prestaties. Kristoff kan er toch geen reet van.

source.gif
noodgangdonderdag 11 juli 2019 @ 07:53
SPOILER: Etappe 2
Etappe 2: Brussel (Koninklijk Paleis) - Brussel (Atomium), 27,6 km (TTT)

Hier had een nabeschouwing kunnen staan, maar aangezien ik een paar dagen op een festival vertoef mis ik de eerste etappes.

Na een ongetwijfeld koninklijke sprint in Laken gaat de Tour verder met een ploegentijdrit in de straten van Brussel. We blijven grotendeels in de Belgische hoofdstad tijdens deze ploegentijdrit. Het is een redelijk korte tijdrit, eentje waar de tijdsverschillen waarschijnlijk weer redelijk beperkt zullen blijven. Tenzij je onderdeel uitmaakt van het collectief van Wanty natuurlijk, dan krijg je meteen drie minuten aan je broek. Het is een ploegentijdrit met een beetje hoogteverschil, het kan dus de moeite lonen om het parcours van wat dichterbij te bekijken.

othA6LD.png
7a4fb

De ploegen gaan van start aan de rand van het Warandepark, een stadspark in het centrum van Brussel. Het Park van Brussel is ongeveer 13 hectare groot en symmetrisch ontworpen. Het Park van Brussel ligt pal tussen het Koninklijk Paleis en het Paleis der Natie, waar het Federaal Parlement van België huist. Het is versierd met een grote fontein, verschillende borst- en standbeelden, classicistische toegangspoorten en een muziekkiosk. Toch lijkt dit park niet zo interessant voor de organisatie, want er wordt vooral de nadruk gelegd op het Koninklijk Paleis. Dit paleis ligt ook aan de rand van het park, maar de renners starten een klein stukje verderop. Het Koninklijk Paleis van Brussel is formeel de voornaamste koninklijke residentie in België en het officiële adres van het hof. De kantoren van het huis van de koning en de diensten van andere leden van de koninklijke familie zijn er ondergebracht. De koning gebruikt het als werkpaleis, waar hij meestal audiënties verleent. Het paleis wordt ook gebruikt voor koninklijke recepties, feesten en andere plechtigheden. Die droogneuker van een Belgische koning woont niet niet hier maar in Laken, hoewel hij wel formeel over wat appartementen beschikt. Hoewel men in 1820 pas met de bouw van het huidige paleis begon stond er op deze locatie altijd al het een en ander. Het voormalige Paleis op de Koudenberg bijvoorbeeld, de vroegere residentie van de hertogen van Brabant. Nadat het paleis in 1731 door een brand was verwoest, werd het hele complex in 1774 afgebroken en werden er gebouwen in classicistische stijl rond het Warandepark aangelegd. Aan de kant van de Koudenberg kwamen er twee officiële gebouwen die later het paleis zouden vormen: de ambtswoning van de gevolmachtigde minister, bekend als het hôtel Belgiojoso, en die van de militaire bevelhebber, bekend als het hôtel Bender. Een paar jaar later kregen we te maken met de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en omdat er geen officieel paleis beschikbaar was moest de koning in de hotels verblijven. Dat was een beetje armoedig, dus werd de boel op de schop genomen en begon men met de bouw van het huidige paleis. Na een jaar of zes bouwen was het paleis af en blijkbaar vonden de mensen het toentertijd spuuglelijk. Later kwam Leopold I aan de macht en ook hij was er niet van onder de indruk, waardoor het paleis een jaar of 40 later flink gerenoveerd en uitgebreid werd. Nadat de renovatie klaar was zwaaide beunhaas Leopold II met de scepter. Sindsdien is er aan de buitenkant van het paleis niet veel meer veranderd, al zijn er aan de binnenkort nog wel de nodige aanpassingen gedaan. Zo kwam Leopold II met het idee om een zaal te wijden aan de Congo-Vrijstraat, maar wegens het totaal gefaalde karakter van deze expeditie besloot koning Albert I er simpelweg maar een spiegelzaal van te maken. Aan de buitenkant van het paleis zien we veel neostijlen, waar Leopold een aanhanger van was. Van het oude paleis bleven alleen de zuilengalerij en het balkon bewaard. De straat werd verschoven, zodat er plaats was voor een voortuin, bestaande uit drie ingegraven parterres. De gevel, die volledig symmetrisch is, werd in het midden bekroond met een groot fronton. Langs de straatzijde zijn er twee erehekken en op de hoeken twee paviljoenen. Kosten noch moeite gespaard, je merkt het wel. Het paleis heeft ook drie binnenplaatsen en aan de achterkant een grote tuin. Binnen komen we onder meer een eetzaal, troonzaal, grote galerij, spiegelzaal en eretrap tegen. Aanvankelijk was het paleis als winterresidentie bedoeld, maar omdat het voor de renovatie een nogal lelijk paleis was kwam daar niet veel van terecht. Leopold I had er bijvoorbeeld geen zin in om hier veel te verblijven. Albert I heeft wel nog een paar maanden in dit paleis gebivakkeerd, in de speciaal aangelegde Koninklijke Appartementen. Deze appartementen zijn sindsdien vooral gebruikt door buitenlandse staatshoofden en ministers van buitenlandse zaken. Filip heeft ook nog een paar maanden in dit paleis gewoond, maar toen hij in 1999 trouwde vertrok hij meteen naar het paleis in Laken. In het paleis zijn de verschillende diensten van de koning en de andere leden van de koninklijke familie gevestigd, onder andere de koninklijke hofhouding. Ook is hier het Koninklijk Archief gevestigd, dat zo'n drie kilometer lopende banden bezit. Iedereen kan het archief raadplegen voor historisch onderzoek. Ook worden hier ambassadeurs ontvangen, nieuwjaarsrecepties gehouden, huwelijksbanketten georganiseerd en na zijn overlijden wordt de vorst hier opgebaard in het Salon van de Denker. Als de vorst in het land is, wordt de vlag gehesen op het middelste paviljoen. Als hij in het paleis aanwezig is, staat de erewacht aan de voorzijde. Kortom, genoeg redenen om dat hele koninklijke gebeuren een keer af te schaffen. Wat een onzin allemaal.

Brussel_Koninklijk_paleis.jpg

De ploegen starten pal voor Lambermont, de ambtswoning van de Eerste Minister in België. Na de start rijden ze kort 100 meter rechtdoor, waarna er een bocht naar links wordt genomen. Het gaat nu 300 meter rechtdoor, tot er een bocht naar rechts volgt. We bevinden ons nu op de centrale weg dwars door Brussel die we tijdens de vorige rit ook al tegenkwamen, alleen rijden we nu in tegengestelde richting. Het gaat nu een kilometer of drie bijna volledig rechtdoor. We rijden weer langs de gebouwen van de Europese unie en duiken tussendoor een aantal tunneltjes in. Zodoende rijden we ook weer onder het Jubelpark door, wat naar het schijnt de groene long van Brussel is. Het is in ieder geval wel een kicken parkje, met de nodige statige gebouwen en ook een triomfboog. Het park werd aangelegd in opdracht van koning Leopold II om in 1880 de vijftigste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid te vieren, vandaar de naam. Het schijnt dat Louis van Gaal plannen heeft om een JUICHENpark aan te laten leggen.

jubelpark-brussel-1217_1217_6_xl.jpg

Voorbij het Jubelpark komen de renners uit bij het Maarschalk Montgomoryplein. Hier ligt een rotonde, waar blijkbaar een vreemde passage volgt. De renners houden de linkerkant van de weg aan, waardoor ze aan de linkerkant van de rotonde uitkomen. Voor ze de rotonde oprijden slaan ze alsnog rechtsaf, waarna de rotonde aan de rechterkant genomen wordt. Het is wel de bedoeling om rechtdoor te gaan, dus nemen de renners de tweede afslag. Na deze rotonde rijden we nog eens twee kilometer rechtdoor over wegen die we nog steeds kennen van de vorige etappe. We zetten weer koers richting Sint-Pieters-Woluwe, speciaal voor d'n Eddy. In 1969 won hij zijn eerste Tour en tijdens die Tour kwam er een rit aan in Sint-Pieters-Woluwe, daar waar de familie Merckx vandaan komt. De Kannibaal won die rit toevallig zelf niet, die eer was weggelegd voor Marino Basso. In Sint-Pieters-Woluwe had de familie Merckx een kruidenierszaak. De rit met aankomst in Sint-Pieters-Woluwe was het eerste deel van een tweeluik in de plaats aan de rand van Brussel. Later op de dag zou er nog een ploegentijdrit verreden worden, in en rond de geboortegrond van Merckx. Die ploegentijdrit werd dan wel weer gewonnen door de ploeg van Merckx, FAEMA. Merckx nam meteen de gele trui over en kon zodoende feestvieren voor zijn vrienden en familie. Het veroveren van de gele trui in zijn eigen woonplaats was het eerste doel, het tweede doel was om de gele trui te behouden tot aan Parijs. Dat lukte, met sprekend gemak. Hij won vijf ritten en reed een voorsprong van 17 minuten op zijn naaste belager bijeen. Voor het eerst in 30 jaar wonnen de Belgen weer eens de Tour. Leuk voor ze. Tegenwoordig staan ze ook al even droog, maar gelukkig komt Remco Evenepoel er binnenkort aan! Goed, de renners rijden dus een tijd rechtdoor en passeren het Trammuseum! Vette shit, man. Voorbij het trammuseum slaan ze rechtsaf en dan rijden ze langs een aanval vijvers, want Brussel is wel echt een groene stad hoor.

Mus%C3%A9e_du_Transport_Urbain_Bruxellois_2.jpg

Voorbij de vijvers rijden de renners een kilometer of twee min of meer rechtdoor langs de tramrails. De ploegen rijden door de Vorstlaan en passeren na een tijd het Hertoginnedal, waar een kasteeltje staat. Het is voorlopig heel erg vlak, als we Oudergem betreden. We rijden meteen dwars door het centrum, zodra we buiten het centrum zijn loopt de weg nog eens twee kilometer rechtdoor. Het gaat nu wel licht omhoog, maar erg uitdagend is het niet. De grootste uitdaging is nog wel je maaginhoud binnen proberen te houden bij het passeren van een werkelijk spuuglelijk gebouw van Axa. Aan het eind van dit lange stuk rechtdoor komen de ploegen uit bij een rotonde, er moet zowaar een keer serieus gestuurd worden. Voorbij deze rotonde komen we nog een ongunstig opgestelde vluchtheuvel tegen, daarna wordt de weg breed en gaat het nog eens 2,5 kilometer voornamelijk rechtdoor. Wel loopt de weg nu wat steviger omhoog, we krijgen een kort klimmetje voorgeschoteld van een kilometer aan een procent of vier. Tijdens een ploegentijdrit toch altijd lastig, je kan hier zomaar een mannetje verliezen. Boven op dit heuveltje bevinden we ons opeens in een andere ambassadewijk, we zien onder meer de ambassade van Pakistan en die van Zuid-Korea langs de kant van de weg. Voorbij de ambassade van Irak en net voor de ambassade van Libanon slaan de ploegen linksaf, terwijl het alweer een kilometer rechtdoor ging over een vlakke weg. Na deze bocht gaat het direct weer naar rechts, waarna we het Ter Kamerenbos betreden. In dit bos komen we wat bochten tegen, terwijl de weg licht omhoog loopt. Als we van de Denneboslaan een lange bocht naar rechts maken richting de Floralaan komen we na 13,2 kilometer het eerste tussenpunt van deze ploegentijdrit tegen. Hier krijgen we voor het eerst te zien hoe goed de ploegen bezig zijn, in het Bois de la Cambre.

Le_bois_de_la_Cambre_et_le_lac.JPG

Nadat de eerste tussentijd is opgenomen rijden we over de licht bochtige Floralaan een tijdje verder. We hebben het hoogste punt van het park bereikt en dus gaat het in licht dalende lijn na beneden. Een kilometer verderop volgt er een scherpe bocht naar rechts, waarna het in licht dalende lijn verder gaat. We steken een in het dagelijks leven druk kruispunt over en gaan schuin rechtdoor. De ploegen mogen nu drie kilometer bijna volledig rechtdoor rijden, terwijl het na een tijdje vlak wordt. Voorlopig komen ze weinig tegen, op de Pizza Hut en wat tramrails na. We passeren wat statige gebouwen, maar ook weer een aantal hondslelijke moderne tarrels. De ploegen fietsen door Etterbeek, waar ze ook over redelijk veel flats en appartementen beschikken. Na een paar kilometer rechtdoor te zijn gereden rijden de renners door een tunneltje en buiten dit tunneltje duiken ze de volgende tunnel in, onder het Maarschalk Montgomoryplein door. Een paar kilometer geleden reden de renners nog op de rotonde hierboven, nu fietsen ze er dus onderdoor. Na de redelijk lange tunnel komen ze weer boven en moet er een paar meter hoogteverschil overwonnen worden. Buiten de tunnel komt er bijna direct weer een nieuw tunneltje, maar op die kleine hoogteverschillen na is het in dit deel van Brussel behoorlijk vlak. Het gaat ook nog een tijdje rechtdoor, tot aan het volgende tussenpunt. We rijden Schaarbeek in, bij kenners bekend vanwege de Schaarbeekse kriek. Op een flauwe bocht naar links na gaat het eigenlijk een kilometer of drie rechtdoor tot aan dat tweede tussenpunt. Onderweg is het vooral vlak, met een miniem hoogteverschil. Na 20 kilometer komen we uit bij dit tweede tussenpunt, in Schaarbeek bij de Boulevard Général Wahis. Even verderop zien we ook het Josaphatpark liggen, hier wordt ieder jaar op de laatste zondag van juni het Kriekenfeest gehouden. Dat lijkt me wel een kicken feestje eigenlijk. Verder niet echt een mooi park, al kan je met een beetje fantasie overal een mooie foto van maken.

Parc%20Josaphat%20-%20Pont%20Bor%C3%A9e.JPG

Voorbij het tweede meetpunt is het nog 7,5 kilometer fietsen tot de finish. De ploegen volgen de komende drie kilometer de weg waar ze zich nu op bevinden. Het gaat vooral rechtdoor, met een paar flauwe bochten onderweg. De weg loopt licht naar beneden, dus dit is een stuk van het parcours waar je als ploeg het verschil kan maken. Als je hier nog compleet bent en iedereen is nog fris kan er flink wat tijd gewonnen worden. Aan het eind van dit stuk ligt er een brug in het parcours, waar het even licht omhoog gaat. Daarna duiken de ploegen naar beneden, een tunnel in. Na de tunnel gaat het weer omhoog en dan zien ze aan de linkerkant het afgrijselijk lelijke Docks Bruxsel liggen, een winkel- en ontspanningscomplex in Brussel in de buurt van de Van Praetbrug. Echt zo'n lelijk modernistisch ontwerp. Stiekem klopt het inderdaad wel dat alle architecten ons dood proberen te maken. Voorbij Docks rijden we naar de volgende brug en dus gaat het opnieuw een paar meter omhoog. Na de brug slaan de ploegen rechtsaf, een makkelijke bocht. Als deze bocht genomen is houden de renners de linkerkant van de weg aan, waarna ze een aantal kilometer over de Van Praetweg gaan rijden. Deze weg loopt een kilometer omhoog aan een procent of drie, zo tegen het eind van de ploegentijdrit zal dit voor sommige renners een onaangename kilometer zijn. Op de top van dit klimmetje, als je het zo mag noemen, rijden we langs de Japanse Toren, dat is ook wel een gaaf gebouwtje hoor. We bevinden ons inmiddels aan de andere kant van het Kasteel van Laken, daar waar de eerste etappe eindigde. Er moeten twee schuine bochten naar links genomen worden, maar het is ondertussen wel vlak geworden. Tot op iets meer dan een kilometer van het eind maken de renners eigenlijk weinig mee. Dan volgt op de Madridlaan wel de lastigste bocht van de tijdrit, een scherp terugdraaiende naar links. We rijden vervolgens het Ossegempark in, waar de weg licht naar beneden loopt. Op een kilometer van het eind komen de renner suit bij een rotonde, die ze langs de rechterkant nemen. Ze nemen de eerste afslag die ze zien, naar rechts. Het gaat nu 300 meter rechtdoor tot aan de volgende rotonde, waar er opnieuw een bocht naar rechts volgt. Dit stuk loopt een beetje vals plat omhoog. Na de volgende bocht zien we ineens het Atomium liggen, de renners rijden onder dit kunstzinnige bouwwerk door en omdat hier ook een soort van rotonde ligt pakken ze wat bochten mee. Eerst een beetje naar rechts en dan weer terug naar links. Vervolgens gaat het voorbij het Atomium in de laatste meters van de rit rechtdoor, over een licht oplopende weg.

7QEkd8X.png
glv_2129_dxo_br_0.jpg

Terwijl de renners binnenlopen zien we op de achtergrond steeds het Atomium in beeld. Dit misschien wel bekendste gebouw van Brussel is een monument in het Heizelpark. Het is een stalen constructie die bestaat uit negen bollen met elk een diameter van 18 meter. De bollen vormen samen het kubisch ruimtelijk gecentreerde kristalstructuur van ijzer, 165 miljard maal vergroot. Het gebouw werd ontworpen door ingenieur André Waterkeyn en is sinds de restauratie bekleed met roestvast staal. Vijf van de negen bollen zijn toegankelijk voor het publiek. Het Atomium is gebouwd in het kader van de Brusselse Wereldtentoonstelling in 1958, de zogenaamde Expo 58. Het stelt één elementaire cel zuiver ijzer voor dat sterk in ontwikkeling was en een belangrijke rol speelde in de optimistische kijk op ontwikkeling in de jaren vijftig. Het heeft de kubisch ruimtelijk gecentreerde structuur, zoals zuiver ijzer bij kamertemperatuur en onder atmosferische druk. Ik neem maar aan dat dit allemaal klopt, want van dit soort dingen heb ik de ballen verstand. In januari 2013 werd het door CNN uitgeroepen als bizarste gebouw van Europa, al weet ik niet zoveel of dit iets zegt over het Atomium of over het gebrek aan kennis van CNN. In de buurt van de finishlocatie komen we nog wel een paar andere opmerkelijke gebouwen tegen. Zo ligt het Koning Boudewijnstadion hier iets verderop, het stadion waar de nationale ploeg van België altijd z'n wedstrijden afwerkt. Tevens het stadion bekend van het Heizeldrama. Ook ligt Paleis 12 hier in de buurt, waar ik ooit nog een optreden van The Prodigy heb bijgewoond. RIP Keith Flint. En dan ligt Brussels Expo ook nog eens hier. Kortom, een locatie waar genoeg valt te zien.

iStock-844216972-e1556118289826.jpg

Het schijnt zondag slechts een graad of 20 te worden in Brussel. Niet gek veel wind, maar het beetje wind dat er zal staan staat in de laatste kilometers tegen, een goede indeling is dus van belang. Geen kans op regen, dat scheelt dan wel weer. De ploegentijdrit wordt verreden tussen 14:30 en 16:45, blijkbaar. De uitzending van Sporza schijnt dan weer van 14:00 tot 17:30 te zijn, maar afijn. Welke ploegen er vroeg of laat vertrekken is op dit moment nog onbekend, dat hangt volledig van de uitslag van de eerste rit af. Als er een enthousiaste mod is zou dat zomaar ooit in deze post kunnen te komen staan!

heyselpark_3435_xl.jpg

Over de voorspelling ga ik nog een nachtje slapen. Ik heb ook nog een treinreis voor de boeg, dus dan kan ik in die tijd mooi gaan afwegen of Ineos niet net een paar seconden sneller gaat zijn dan Jumbo en of Sunweb niet misschien toch goed gaat presteren, etc. Stay tuned!

Na een nacht slapen heb ik alles perfect op een rijtje. Het is me helemaal duidelijk geworden.

Awel, de ploegentijdrit dus. Een niet al te lange tijdrit over een relatief eenvoudig parcours. Een paar lichte beklimmingen onderweg, maar het totale hoogteverschil is vrij beperkt. Het aantal lastige bochten is ook beperkt en de wegen zijn breed, dus dit is een tijdrit waar hoge snelheden gehaald gaan worden. Parcoursbouwer en notoire onbenul Gouvenou houdt zelfs rekening met een snelheidsrecord, daar zijn de omstandigheden volgens hem ideaal voor. Een parcours voor mannen met een grote motor, jawel. De minder goede hardrijders zijn dus duidelijk in het nadeel, we branden een kaarsje voor Bardet. AG2R gaat overduidelijk niet goed presteren, maar er zijn een aantal ploegen die hier wel een hoofddoel van hebben gemaakt. Een korte poging tot analyse volgt.
1. Jumbo-Visma. NEDERLAND IS NOG STEEDS HELEMAAL ORANJE GEEL JAAAAAAAAAAAAAA. Onze jongens van de Jumbo gaan keihard schroeien, jawel. We hebben alleen maar notoire hardrijders meegenomen, zoals Sjors Bennett en Dylan Groenewegen. Dat zullen de grote motoren zijn tijdens deze ploegentijdrit, terwijl Tony Martin aan het janken is in het wiel. Teunissen en Richard Groenendaal Jansen zullen alles op alles moeten zetten om iedere keer weer in de pikken. Halve Nederlander Wout van Aert kan tegenwoordig alles dus we mogen er gerust vanuit gaan dat hij ook nu weer de rest op sleeptouw neemt. En dan hebben we nog Laurens de Plus, die kan heel goed kwijlen. Kopman Kruijswijk doet ook mee. Wat een ploeg jongens, wat een ploeg. We winnen alles.
2. Mitchelton-Scott. Heb je het over een ploegentijdrit, dan heb je het over de ploeg van de Australiaantjes. Door de jaren heen hebben ze er genoeg gewonnen, ook in de Tour. Dit jaar wonnen ze de ploegentijdrit in de Tirreno en ze gaan nu ook weer flink knallen. Het eerder genoemde snelheidsrecord dat tijdens deze ploegentijdrit moet sneuvelen staat trouwens op naam van deze ploeg, al hadden ze toen nog een andere naam. Meer dan 57 per uur, of je een emmer leeggooit. Ze brengen weer een aantal hardrijders mee, zoals Durbridge, Hepburn en Juul-Jensen. Hepburn zal zelfs speciaal voor deze ploegentijdrit meegenomen zijn want die kan er verder geen reet van. Ook jongens als Impey, Trentin en Haig kunnen wel aardig knallen en dan hebben we de familie Yates. Gaat aardig vooruit
3. Team Ineos. Het voormalige Team Sky, jawel. Zonder Froome, maar alsnog met een hoop toppers. Thomas, Kwiatkowski, Castroviejo, Van Baarle, doe even normaal joh. Poels kan dit ook wel, Rowe is altijd nuttig, de racistische Moscon is racistisch en Jody mag gewoon in het wiel hangen maar hem kennende perst hij er ook nog een paar fatsoenlijke beurten uit. Ja, deze ploeg komt wel een eind.
4. Deceuninck-Quick Step. Ook een ploeg die altijd goed presteert tijdens ploegentijdritten, ze winnen nogal vaak in deze discipline. Aantal keer wereldkampioen geworden ook, niet mis. Ook nu komen ze weer met een aantal toppers. Hardrijders als Lampaert en de verbazingwekkende Asgreen. Het enige voorbehoud is dat ze rekening moeten houden met Enric Mas, niet echt de beste tijdrijder van allemaal. Mas gaat voor het klassement en dus mogen ze hem niet lossen. Daardoor zouden ze dus wel eens een paar seconden kunnen verliezen en dan grijpen ze dus naast de overwinning.
5. EF Education First. De laatste naam is de moeilijkste. Ik zit nu op het terrein van de wilde gok. Bahrein zou best een aardig eind kunnen komen, net als Sunweb. Ook Astana zou wat moeten laten zien, maar ik noem toch vooral de mannen van Vaughters. Dankzij ONZE Peter Schep rijden ze bij EF de stenen uit de grond dit jaar. Naar de Tour komen ze met Uran, Van Garderen, Kangert en natuurlijk Sebas. Ook Scully is een hardrijder en Clarke kan dit vast ook. Ze moeten alleen snel van Woods af.

architecture-atomium-black-and-white-208621.jpg?itok=hXHaoaT0
noodgangdonderdag 11 juli 2019 @ 07:53
SPOILER: Etappe 3
Etappe 3: Binche - Épernay, 215 km

Wederom geen nabeschouwing, want tegen de tijd dat ze klaar zijn met de vorige etappe ben ik waarschijnlijk ook al een tijd klaar. Ach, het is een ploegentijdrit, dus er zal weinig van belang zijn gebeurd.

De derde etappe brengt ons naar Frankrijk. Met alle liefde zou ik daar een gigantisch lang verhaal over schrijven, maar ik verkeer inmiddels een beetje in tijdnood. Derhalve keer ik even terug naar de jaren 2014/2015. Toen maakte ik het mezelf nog makkelijk. Profiel van de rit bekijken, paar plaatsnamen in Google gooien, wat mooie plaatjes uitzoeken en klaar is R_R. In de jaren daarna heb ik ergens een verkeerde afslag genomen en ondertussen noteer ik ieder gat in de weg, ieder boom langs de kant van de weg en geen enkele bocht weet nog aan mijn aandacht te ontsnappen. Ik heb ondertussen net zoveel woorden als A.F.Th van der Heijden nodig om de meest simpele situaties te omschrijven. Daarom keren we even terug naar de basis.

68odJ0p.png
0a53d

Van start gaan we in Binche, een stad met 33.000 inwoners in de provincie Henegouwen. Binche is vooral bekend om zijn carnaval. De stad heeft de best bewaarde stadsmuur van België; deze is gebouwd in de 13e eeuw en behoort tot de tweede omwalling van de stad. Verder ken ik Binche vooral dankzij de wedstrijd Binche-Chimay-Binche, ook wel bekend als de Mémorial Frank Vandenbroucke. Deze wedstrijd werd vorig jaar gewonnen door ONZE Danny van Poppel! Binche is bij mij verder bekend als de stad van Wanty, de hoofdsponsor van de ploeg van Hilaire Vanderschueren. Wanty is een bedrijf dat zich bezig houdt met constructie, lekker breed. Een van de renners van Wanty-Gobert komt ook uit Binche, al is hij er in de Tour niet bij. Ludwig De Winter is afkomstig uit deze plaats, maar hij fietst alleen bij Wanty omdat hij dus van hier is. Wat kan die jongen er weinig van zeg, allemachtig. Het wielrennen is een eng incestueuze sport. Bah. Maar goed, Binche dus. Carnaval en stadsmuren.

visit-mons-charleroi-carnaval-binches-patrimoine-mondial-unesco.jpg
Binche_JPG02.jpg

Direct na de start gaan we richting het zuiden fietsen. We willen zo snel mogelijk naar Frankrijk en na 12 kilometer koers bereiken de renners de grens. Bij Erquelinnes steken we de grens over richting Jeumont. Voorbij Jeumont rijden de courers nog een tijd verder richting het zuiden, over een weg die vrij breed is en niet al te bochtig. De weg glooit een beetje, maar we mogen het eerste deel van de rit toch gewoon vlak noemen. We rijden vooral over het Franse platteland, met langs de weg veel weilanden en akkers. Af en toe een boerderij, dorpjes komen we niet direct tegen. Als we wel een dorpje tegenkomen liggen er ook wat bochten in het parcours, maar verder gaat het gewoon rechtdoor richting het zuiden. Zodoende komt het peloton na een kleine 50 kilometer uit in Fourmies, een plaats die bij mij direct wat belletjes laat rinkelen. Hier wordt namelijk jaarlijks de GP de Fourmies verreden, een koers voor de sprinters. De afgelopen jaren wonnen onder meer Kittel, Bouhanni en Ackermann hier. In Fourmies valt verder weinig te doen. Wel komt hier Thierry Toutain vandaan, dat was ooit blijkbaar een goede snelwandelaar. Fascinerend, snelwandelen. Dan is het ook ergens scheef gelopen in je leven.

0.jpg

Voorbij Fourmies rijden de renners nog een tijd vrolijk verder naar het zuiden. Af en toe rijden ze door een dorpje en pakken ze wat bochten mee, maar over het algemeen gaan we toch vooral rechtdoor. We bevinden ons overigens in het departement Aisne (regio Hauts-de-France). Niet direct het meestbezochte deel van Frankrijk in de Tour, daarom wel leuk om er een keer rond te rijden. Al valt er weinig te beleven, het is vooral erg vlak. Een paar korte klimmetjes, maar het stelt weinig voor. Een geschiedenisloos deel van de etappe, normaliter. We komen wel veel boerderijen tegen, ook zijn ze in deze streek niet vies van een beetje mais. Na 80 kilometer komen we uit in Plomion, ziet er niet echt uit als een levendige plaats. Het verlaten Franse platteland, tragisch. Voorbij Plomion rijden we over licht glooiende wegen tussen de akkers door richting Vigneux en buiten dit dorp gaat het dan weer verder naar Montcornet. Wel veel open vlaktes, als het hard waait kan dit deel van de rit eventueel nog interessant worden. Na wat bochten in Montcornet gaat het rechtdoor verder richting Dizy-le-Gros, waar na 102 kilometer de tussensprint van de dag volgt. Een licht oplopende tussensprint, om het Sagan nog wat makkelijker te maken. In Dizy-le-Gros valt niets te beleven, dus keren we nog even terug naar Montcornet. Hier werd tijdens de Slag om Frankrijk een veldslag gevoerd tussen de Duitse en Franse pantserdivisies. De slag om Montcornet eindigde in een tactische Duitse overwinning. Zo, kun je weer in je zak steken.

Mairie_Montcornet.JPG

Nou, dan zitten we ondertussen bijna op de helft van de rit en is er nog amper iets gebeurd. Dat gaat de komende tijd zo blijven. We verlaten Aisne en rijden de Ardennen in, dat is voorlopig de enige verandering. Verder gaat het vooral nog steeds rechtdoor over brede wegen zonder veel bochten. Langs de weg vinden we wat aanvullingen voor het kastelenboek van Herbert, dat zijn de dingen waar we het van moeten hebben. Het terrein blijft erg open, het is enorm landelijk. We rijden over het algemeen over goede wegen, maar zo nu en dan is er na een bocht wel even een wat smaller en slechter stukje weg. Na 135 kilometer rijden de renners door een dorpje met de naam Bourgogne, klinkt leuker dan het is. Buiten Bourgogne gaat het een eeuwigheid rechtdoor over vlakke wegen, onderweg naar Reims. Na 146 kilometer komt het peloton uit in Reims, een stad waar je best wel wat over zou kunnen vertellen. Doe ik niet, want de volgende rit gaat hier van start. In Reims rijden de renners ook weer vooral rechtdoor, waarna ze buiten de stad op weg gaan naar het heuvelachtige gedeelte van deze rit. Ook dit doen we weer via een groot aantal brede wegen die ook vrij recht zijn, nog steeds dwars door het boerenland. Het begint wel voorzichtig wat glooiender te worden, ook passeren we een aantal dorpjes. Na 164 kilometer rijden de renners langs het dorpje Sermiers en hier gaat de weg voor het eerst wat steviger omhoog lopen. Het gaat iets meer dan twee kilometer omhoog aan ongeveer vijf procent. In het vervolg van de rit komen we nog een aantal gecategoriseerde klimmetjes tegen, dit bultje staat daar los van. Het klimmetje brengt de renners door een bos, maar buiten het bos komen ze tot de conclusie dat ze zich in de Champagnestreek bevinden.

france-champagne-regional-park-of-montagne-de-reims-aerial-view-of-sermiers-4k-uhd-movie-3840x2160_hlukjrdn_thumbnail-full01.png

Na dit eerste klimmetje gaat het kort naar beneden over een brede weg, waarna de volgende klim niet lang op zich laat wachten. In de buurt van Nanteuil-la-Fôret gaat het 1,1 kilometer aan 6,8% gemiddeld omhoog. Het grappige aan dit klimmetje is dat er weinig bochten zijn, waardoor je aan het begin van de klim echt tegen muur lijkt aan te kijken. Eenmaal boven op de top van dit bergje van de vierde categorie gaat het wat langer naar beneden, nog steeds over een brede weg met weinig bochten. Soms rijden de renners kort door een bos, maar het terrein blijft open. Laten we hopen op een beetje wind. We rijden langs de champagnevelden en komen door Fleury-la-Rivière. In dit dorpje lopen de wegen weer wat meer omhoog, maar buiten het dorp dalen we nog wat verder richting Damery. Dit dorpje aan de Marne bereiken we na 180 kilometer. Beneden in het dorp komen we een rotonde tegen, waar er linksaf wordt geslagen. De renners rijden nu een paar kilometer langs de Marne, over de Avenue de Champagne. Na 183,5 kilometer komen ze uit in Cumières. Hier verlaten we het dal en dan gaat de weg dus automatisch omhoog. De Côte d'Hautvillers wordt beklommen, een korte maar venijnige berg. 900 meter aan 10,5%, dat is nog eens interessant. Een zeer fraai klimmetje, niet alleen omdat het zo lastig is. Uiteraard rijden we weer langs de champagnevelden. Dat deden we op de Avenue de Champagne al en ook nu staat het er links en rechts van de weg weer vol mee. Gegarandeerd mooie plaatjes, de toeristische afdaling slaat weer toe. Dankzij het steile karakter van de klim is de Côte d'Hautvillers zelfs een klimmetje van de derde categorie, goed om te weten voor de bolletjesslikkers van deze wereld.

CUMIERES_PIERRE_BERTRAND_VIGNE.jpg

Ondertussen hebben we een kilometer of 185 afgewerkt en is het dus nog maar 30 kilometer fietsen tot de finish. De sprinters zullen na deze helling wel al afgehaakt zijn, dus gaan we verder met de puncheurs van deze wereld. Na het klimmetje rijden we Hautvillers in en buiten dit plaatsje gaat het rechtdoor naar beneden. Zo rijden we op een eenvoudige manier richting Champillon, waar de volgende beklimming van de dag ligt. In Champillon begint de weg weer wat omhoog te lopen. De renners slaan hier een paar keer linksaf en komen dan buiten het dorp de volgende klim tegen. Opnieuw fietsen ze tussen de champagne door terwijl het 1800 meter omhoog gaat aan 6,6%. Ook weer een klimmetje van de derde categorie, met opnieuw een aantal zware stroken. Gemiddeld komt het uit op 6,6%, maar er zit steviger spul tussen. Boven op de klim slaan we rechtsaf en dan rijden de renners over een bredere weg terug richting Champillon. In Champillon zelf begint de weg naar beneden te lopen en dit stukje afdaling is vooral gevaarlijk dankzij alle verkeersobstakels in het dorp. Vluchtheuvels, rotondes, ze hebben hier genoeg voorzorgsmaatregelen genomen om de gemiddelde bestuurder wat snelheid te laten minderen. Buiten het dorp zijn die obstakels weg en gaat het op een veiligere manier verder naar beneden, terug naar het dal. Beneden komen we uit in Dizy, waar een bocht naar links volgt. Het gaat vervolgens een aantal kilometer rechtdoor over een vlakke weg richting Ay. Eenmaal in Ay, na 195 kilometer, begint de weg weer wat omhoog te lopen. In Ay slaan de renners een paar keer links- en rechtsaf, waarna ze een tijdje door wat smallere straatjes rijden met vervallen huizen langs de kant van de weg. Ze rijden nog even over het centrale plein van het dorp met een fontein in het midden en in die fontein dan weer een globe. Ja, gruwelijke shit. Aan de rand van Ay gaat het nog eens twee keer naar links en dan beginnen we aan de volgende muur, de Côte de Mutigny. Het gaat 900 meter omhoog aan 12,2%, dat is serieus zwaar. Ook hier weer champagne, overal champagne. De organisatie heeft zelfs een kaartje laten maken van deze beklimming, zodoende weten we dat het eerste deel van de klim het zwaarst is. 12,6%, je zou voor minder. Na 199 kilometer, op 16 kilometer van de finish, komen de renners boven in het dorpje Mutigny. Boven op de top van dit klimmetje van de derde categorie zijn er bonificatieseconden te verdienen. Een nieuwe gimmick van de Tourorganisatie. Ze hopen op die manier renners te stimuleren om actie te ondernemen, wat misschien nog wel zou kunnen ook omdat je hier op een goedkope manier acht seconden cadeau kan krijgen.

8b679
DSC00014.JPG

Boven in Mutigny rijden we langs de opvallende kerk. Het gaat een keer naar links en dan een keer naar rechts, waarna we over een brede weg terug naar het dal rijden. De afdaling is daardoor vrij eenvoudig, al krijgen de renners na een tijd wel met slecht asfalt te maken. Goed, de kans bestaat natuurlijk dat men sindsdien deze weg van een nieuw laagje asfalt heeft voorzien, de beelden zijn een paar jaar oud. Het gaat lang rechtdoor naar beneden richting Mareuil-sur-Ay. In dit plaatsje komen de coureurs nog een tweetal venijnige bochten tegen. Het loopt aan het eind van de afdaling vrij fors naar beneden en dan gaat het in de smalle straatjes ineens bruusk naar links, even verderop gaat het dan weer scherp naar rechts. Na de tweede bocht gaat het een kilometer rechtdoor over een vlakke weg. We komen dan uit bij een rotonde, waar we rechtdoor moeten. Na deze rotonde gaat het nog eens anderhalve kilometer rechtdoor over een vlakke weg. Bij de volgende rotonde slaat het peloton rechtsaf en dan stevent men rechtstreeks af op Chouilly, waar we na 206 kilometer passeren. We rijden dwars door dit dorpje en ergens halverwege begint de weg omhoog te lopen. Buiten het dorp volgt er een lange bocht naar links, waarna we op een brede weg buiten het dorp belanden. Deze weg loopt een tijd vals plat omhoog, maar het wordt pas interessant als er na 210 kilometer koers een bocht naar rechts volgt. We komen op een betonbaan terecht die stevig omhoog loopt, uiteraard weer langs de champagnevelden. De ongecategoriseerde Côte du Mont Bernon begint, een beklimming van één kilometer aan 5,5% over een smal en bochtig weggetje. Na 211 kilometer, op vier kilometer van de finish, komen de renners boven.

m2ALMSN.png

Boven op de Mont Bernon volgt er een afdaling van twee kilometer, richting Épernay. Het is in het begin een listige afdaling, aangezien de weg vrij smal is. Ook was het asfalt in 2016 hier ronduit dramatisch. Na wat korte bochtjes wordt de afdaling al snel wat rechter. We rijden Épernay binnen, het asfalt wordt beter en de weg weer wat rechter. Eenmaal in Épernay rijden we rechtdoor naar beneden tot op iets meer dan twee kilometer van het eind. Een vrij brede bocht naar rechts volgt, waarna het 200 meter rechtdoor gaat. De renners stuiten vervolgens op een rotonde, waar ze rechts moeten aanhouden. Na de rotonde mogen ze bijna meteen weer naar links en dan gaat het 300 meter rechtdoor over een vlakke weg richting de Avenue de Champagne. Bij een nieuwe rotonde slaan de renners rechtsaf en dan bereiken ze de Avenue de Champagne. Deze weg is wat smaller en kent steentjes als ondergrond. De renners rijden onder de vod van de laatste kilometer door en dan begint deze avenue vals plat omhoog te lopen. Ze volgende weg tot aan de volgende rotonde, op 500 meter van de finish. Hier volgt er opnieuw een bocht naar rechts, waarna de weg serieus omhoog loopt. In de laatste 500 meter van de rit gaat het aan 8% omhoog, het is een echte aankomst voor de puncheurs. Het is ook een technische finale, want na de bocht op 500 meter van het eind gaat het 250 meter rechtdoor, daarna volgt er een scherpe bocht naar links. Na deze bocht gaat het verder steil omhoog, er volgt een klein stukje vlak en dan gaat het opnieuw steil omhoog. Een lichte bocht naar rechts volgt en dan gaan we in de laatste meters van de rit rechtdoor richting de finish. Finishen doen we naast een aantal aftandse flats, de organisatie heeft een prachtige locatie gevonden.

lTzusS4.png
ZJwyl9A.png

Épernay is de plaats waar we aankomen. Komt voor de zevende keer voor in de Tour de France. In 2010, 2012 en 2014 vertrok hier steeds een rit. Vooral de rit in 2012 kunnen we ons nog steeds wel herinneren. Van Épernay naar Metz. Massale valpartij, met uiteindelijk de opgave van zo ongeveer iedere Nederlander als gevolg. Épernay is geen hele grote stad, met maar 25.000 inwoners. De bekendste straat van Épernay hebben we in de finale al gezien, de Avenue de Champagne. Épernay wordt gezien als de hoofdstad van de champagneproductie. Aan de Avenue de Champagne zijn vele champagnehuizen gevestigd. Onder deze huizen vind je een heel netwerk van tunnels, waar alle champagne wordt opgeslagen, om te rijpen. Nouja, wel vet dus. Maar goed, na deze rit heb je ondertussen wel genoeg champagne gezien.

Avenue_de_Champagne%2C_%C3%89pernay_%288132669246%29.jpg

In Épernay zou het maandag ongeveer 25 graden moeten worden. Er staat maar weinig wind, wat jammer is gezien het feit dat we de hele dag door open velden rijden. Kans op regen is er niet, dat is dan in ieder geval wel mooi meegenomen. De rit begint om 12:10 en na een neutralisatie van 10 minuten worden de renners definitief op gang geschoten. Op dat moment zien we waarschijnlijk alle renners van Wanty tegelijk in de aanval gaan, speciaal voor de sponsor. Sporza is er gelijk vanaf het begin bij, je kan meteen om 12:00 inschakelen. Het wordt wel weer zappen rond 13:00 vanwege het onvermijdelijke nieuws, maar goed. De aankomst in Épernay wordt vrij laat verwacht, tussen 17:19 en 17:50.

FSCN1138_2.JPG

Ook over deze voorspelling ga ik nog even nadenken. To be continued.

Er is nagedacht, niet al te lang maar toch.

De derde rit is dus best lastig. Na een eenvoudig eerste deel van de rit gaan we in de finale een paar keer omhoog en omlaag langs de champagnevelden. Korte, maar pittige klimmetjes. Van die klimmetjes die je bijvoorbeeld in de Amstel Gold Race ziet, zoiets. Daarom moeten we voor de ritzege ook rekening houden met dat type renners. De renners voor het Ardennenwerk, de puncheurs. Een beter klimmende sprinter in de categorie Colbrelli kan hier ook overleven, maar met de categorie Groenewegen hoeven we totaal geen rekening te houden. Voor de klassementsrenners is het dan weer niet lastig genoeg, al gaat iemand als Valverde zich hier ongetwijfeld mee bemoeien.
1. Alaphilippe. De Fransen willen graag dat een Fransman wint en dus hebben ze genoeg ritten bedacht die op het lijf van Alaphilippe zijn geschreven. Een Alaphilippe in topvorm laat de rest hier zijn hielen zien, maar het is wel de vraag of hij heel goed in orde is. Na een bizar goed voorjaar was de tank zo rond Luik een beetje leeg. In de Dauphine won hij een rit, maar over het algemeen liet hij geen bijzonder scherpe indruk achter. Toch weten ze bij Quick Step wel hoe ze hun renners moeten prepareren, dus verwacht ik een grandioze overwinning van Lollerphilippe.
2. Schachmann. Ik heb ooit iets lelijks gezegd over Schachmann en dat wordt me jaren later nog steeds nagedragen. Daarom heb ik besloten tijdens deze Tour volledig achter Max te gaan staan. Het probleem van Max is dat hij bij Sagan in de ploeg rijdt en Sagan zal de kopman zijn, ook tijdens deze rit. Daarom slaat het nergens op om Schachmann te noemen, want hij moet waarschijnlijk voor Sagan rijden. Toch, als we kijken naar de wetten van de logica, heeft Schachmann een veel beter jaar dan Sagan. In de Ronde van het Baskenland won hij bijvoorbeeld bijna iedere rit, onder meer op dit soort aankomsten. Daarom moeten ze bij Bora lekker Sagan negeren en voor de Duitse kampioen gaan.
3. Matthews. Arme Michael, je hele jaar aan het trainen om Dumoulin bij te staan en dan moet je ineens voor jezelf rijden. Niet getraind op de sprint, paar kilo afgevallen, het zit allemaal niet mee. Toch zou dat gebrek aan gewicht hem moeten helpen op zo'n aankomst. In Zwitserland leek het nergens op, maar sindsdien heeft hij wel nog twee weken kunnen trainen op z'n sprint. Komt helemaal goed. Of niet, hoop ik.
4. Van Avermaet. Ja, Krek. Wat moeten we daar nog over zeggen. Dat hij helemaal niet zo'n goed jaar heeft bijvoorbeeld. In Zwitserland viel hij ook niet echt op, maar in de Tour bereikt hij meestal een hoger niveau. Dan kan hij dus prima vierde worden.
5. Valverde. Met dat gebrek aan gewicht valt hij vanzelf naar boven, geen enkel probleem.
noodgangdonderdag 11 juli 2019 @ 07:54
SPOILER: Etappe 4
Etappe 4: Reims - Nancy, 213,5 km

Uw razende reporter is weer terug van een aantal dagen in de buitenwereld en heeft helemaal geen zin om een stukje in elkaar te tikken want het opgebouwde slaaptekort begint zich te wreken. Met een kilometer of 40 te gaan kwam ik thuis en zag ik de eerste livebeelden van de Tour van 2019. Tim Wellens reed in de aanval. Hij kwam naar het schijnt vanuit een kleine kopgroep, gevuld met Fransen. Die konden er allemaal geen reet van, dus koos Wellens zelf het hazenpad. De finale van de rit was vrij lastig, met een aantal korte maar steile beklimmingen tussen de champagnevelden door. Aanvankelijk leek Wellens over een mooie voorsprong te beschikken, maar onder meer dankzij de werken van Dries Devenyns bleef er niet veel van over. Het peloton werd door het hoge tempo stevig uitgegund en onder meer Mike Teunissen, die tot mijn stomme verbazing de eerste etappe gewonnen schijnt te hebben, moest lossen. Op de bijzonder steile Côte de Mutigny zagen we het tempo nog eens opgevoerd worden, waarna Julian Alaphilippe zich niet meer kon bedwingen. Vooraf een van de grote favorieten voor de etappe, maar deze aanval leek toch wat vroeg te komen. Hij haalde net voor de top Tim Wellens bij, die blijkbaar ook nog eens een lekke band had. Na de top dook Alaphilippe razendsnel naar beneden en niet veel later had hij al een gigantische voorsprong bij elkaar gefietst. Door een gebrek aan een georganiseerde achtervoling reed hij zelfs bijna een minuut voorsprong bij elkaar. Het was dan nog wel een aardig eindje fietsen, maar het werd al vrij snel duidelijk dat hij vol zou houden. In aanloop naar Épernay moest er nog een klein klimmetje overwonnen worden en in aanloop naar dat klimmetje leek het peloton snel dichter te komen, maar Alaphilippe had nog wat over. Op het klimmetje bleeft de voorsprong intact en in de afdaling liep hij weer uit, want Alaphilippe kan een aardig eindje naar beneden rijden. Daarna kwam hij niet meer in de problemen en zodoende reed hij met een mooie solo naar de ritzege én de gele trui. Achter Alaphilippe zagen we Van Avermaet de sprint aantrekken in het uitgedunde peloton, maar hij werd nog voorbij gefietst door Matthews en de verrassende Stuyven. Door de oplopende aankomststrook zagen we nog een klein breukje ontstaan in het peloton. Bernal en Pinot zaten net voor die breuk, de andere favorieten voor het klassement kregen vijf seconden aangesmeerd. Voor Tourbegrippen toch best een vermakelijke etappe, zeker zo aan het begin. Daarom gaan we nu snel verder met een vlakke rit, het moet niet té leuk worden.

5cWBk08.png
b5bba

We gaan van start in Reims, een stad met 187.000 inwoners. Bekend vanwege de kathedraal en de champagne, vooral dat van die champagne weten we ondertussen wel. Tijdens de vorige rit reden we al door Reims, de stad waar Pauline Ferrand-Prevot vandaan komt. Al is het tegenwoordig nog maar de vraag of dat het vermelden waard is, nadat ze in hetzelfde jaar in drie verschillende disciplines wereldkampioen wist te worden is het bergafwaarts gegaan. Tegenwoordig is ze al blij als ze een wedstrijd kan uitrijden. Enfin, de Tour is redelijk vaak in Reims geweest. 13 keer volgens het rondeboek. Als er een rit aankomst in Reims eindigt het altijd in een sprint, zo ook de laatste keer dat we hier waren. Dat was in 2014, toen won André Greipel. In die tijd was Greipel nog wel goed, tegenwoordg is het een beetje pijnlijk allemaal. In het verleden zagen we in Reims onder meer Abdoujaparov, McEwen en Petacchi winnen, geen slechte erelijst. In een verder verleden is er in Reims blijkbaar ook nog een wereldkampioenschap georganiseerd. In 1947, om precies te zijn. Theofiel Middelkamp werd wereldkampioen en hij was de eerste Nederlander die dat voor elkaar kreeg. Reims is dus ook een beetje ONZE stad, fantastisch. Bezienswaardigheden in Reims zijn behalve de kathedraal de romaanse basiliek van Sint-Rémi, het aartsbisschoppelijk paleis: het Paleis van Tau en de Romeinse triomfboog Porte Mars. De eerste drie staan op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. En dan komt Robert Pires hier ook nog eens vandaan, wat een voetballer was dat. Reims dus, met de kathedraal die de renners gisteren al hebben gezien.

D--qv7FXoAENbBZ.jpg:large

Van start gaan de renners aan de rand van het centrum van Reims, in een winkelstraatje. Daarna rijden ze door het centrum en passeren ze ook weer langs de kathedraal, want natuurlijk doen ze dat. Ze rijden een wat langere ronde door de stad. Pas als we de laatste buitenwijk achter ons hebben liggen gaat de rit buiten Reims echt van start. Op een brede en rechte weg werken we de eerste kilometers af. Het gaat in deze eerste kilometers vals plat omhoog, op een klimmetje van een kilometer of drie aan een paar procent zullen we de kopgroep van de dag zien ontstaan. Zodra de kopgroep is ontstaan wordt het een rit om snel te vergeten. Over rechte wegen door de open velden van de Grand Est, het is allemaal wat. Nouja, niet alleen open velden, we komen uiteraard ook weer wat champagne tegen. Je zou veel kunnen vertellen over dit deel van de rit, maar je zou ook gewoon kort en bondig kunnen stellen dat de renners na 37,5 kilometer uitkomen in Châlons-en-Champagne. Deze stad is de prefectuur van het departement Marne en was de hoofdstad van de voormalige regio Champagne-Ardenne. Het aantal inwoners in 2015 bedroeg 45.268. De stad was vroeger van militair belang, als verdedigingsplaats van Parijs aan de oostkant. Gaaf. Leuk stadje verder wel, paar opvallende kerkjes en dat soort werk.

NX-51655.jpg?itok=lXBI73kU

Na Châlons-en-Champagne rijden de renners nog een kilometer of 20 langs de Marne, er is dus weinig de moeite van het vermelden waard. Het is vlak, de wegen zijn over het algemeen recht en breed. Af en toe passeren we een dorpje, heb je soms. Zodoende komen we na 57,5 kilometer uit in La Chaussé-sur-Marne, waar we de rivier de Marne achter ons laten. In plaats daarvan gaan we langs de rivier Fion rijden, dus blijft het scenario ongeveer hetzelfde. Brede en vrij rechte wegen langs het Franse platteland. Vooral veel ruimte voor de boeren, met af en toe een kleine nederzetting tussendoor. Ik heb voorlopig nog niet echt het gevoel dat dit een rit is waarvoor de ik de PLAYER moet aanslingeren om 'm helemaal integraal te kunnen kijken. De enige manier om wat van deze rit te maken is door een aantal windturbines langs de kant van de weg te plaatsen, ofzo. Open velden genoeg, met een beetje wind in de gunstige richting wordt het leuk. Maar het wordt niet leuk, dus rijden we verder en komen we na 65 kilometer uit in Saint-Amand-sur-Fion, wat op zich nog wel een schattig dorpje is met een aantal mooie vakwerkhuisjes. Het gaat daarna evenwel op een gezapige manier verder naar het volgende dorp, Saint-Lumier-en-Champagne. Buiten dit plaatsje volgt er een bocht naar links en dan wordt er zowaar een tijdje over een smallere weg gereden, spanning en sensatie. Na een tijd rijden de renners door Bassuet en hierna wordt de weg weer wat breder, maar een paar bochten later gaat het opnieuw een aantal kilometer over smallere wegen verder, terwijl we tegen die tijd ook een keer door een bos mogen rijden. Na 82 kilometer komen de coureurs uit in Sogny-en-l'Angle en hier wordt de weg weer breder. Het gaat dan over rechte en brede wegen, opnieuw door open velden, verder naar Villers-le-Sec. Een sfeerimpressie:

01551826.jpg

Als we door het nietige Villers-le-Sec rijden hebben de renners al 86 kilometer afgewerkt. Buiten dit plaatsje gaat het vijf kilometer rechtdoor over een brede weg richting Rancourt-sur-Ornain, terwijl we ons inmiddels in het departement Meuse bevinden. Na Rancourt gaat het nog eens een kilometer of drie rechtdoor richting Révigny-sur-Ornain, de plaats waar de ouders van André Maginot vandaan kwamen. Daarom komen we hier een standbeeld tegen van deze Franse staatsman, vooral bekend vanwege de Maginotlinie. Voorbij Révigny gaan we opnieuw op dezelfde voet verder. Rechte, brede weg, dwars door het platteland. Het brengt ons naar Laimont, waar twee bochten liggen. Na deze bochten gaat het opnieuw rechtdoor, een kilometer of negen richting Fains-les-Sources. Het terrein is opnieuw open, al komen we tussendoor nog wel een keer een bos tegen. Het is ook nog steeds vlak, al kom je soms wel een obligaat hoogteverschilletje tegen. De renners rijden over de Rue de Bar, richting Bar-le-Duc, gruwelijk. Eenmaal in Fains-les-Sources komen we een paar bochten en wat rotondes tegen, maar daarna gaan we vrolijk rechtdoor richting Bar-le-Duc. Kennen we die naam? Die naam kennen we. Alleen heeft deze plaats dus niets te maken met het mineraalwater, want dat water komt gewoon ergens uit de Utrechtste grond. De plaats Bar-le-Duc is de hoofstad van het departement Meuse. Raymond Poincaré komt er vandaan, dat was ten tijde van de Eerste Wereldoorlog de president van Frankrijk. In een verder verleden kwamen er ook nog allerlei hertogen, generaals en maarschalken uit Bar-le-Duc, er moet hier toch wel iets in het water zitten. Vooral ook omdat Pierre en Ernest Michaux afkomstig zijn uit Bar-le-Duc. Volgens de overlevering de mensen die verantwoordelijk zijn van het toevoegen van pedalen aan de fiets. Zonder Pierre en Ernest hadden we nu dus geen Tour gehad, lekker gewerkt pikken.

pat-bati-bld-ponts-et-eaux-2012-guillaume-ramon-grpress-31-.jpg
michaux-velocipde.jpg

Na een aantal bochten in Bar-le-Duc slaan de renners buiten de stad linksaf en dan gaat het weer een paar kilometer rechtdoor. De weg die ons naar Naives-Rosières brengt is breed en begint na een tijd een beetje vals plat omhoog te lopen. Na de passage in Naives volgt er een bocht naar rechts en dan krijgen we zelfs nog te een gecategoriseerd klimmetje voorgeschoteld. De Côte de Rosières is één kilometer lang en in deze kilometer gaat het aan 7% omhoog. Een klimmetje van de vierde categorie, met als meest opvallende kenmerk dat de weg eigenlijk gewoon rechtdoor omhoog loopt. Boven op het klimmetje hebben we 121 kilometer afgewerkt, het is nog minder dan 100 kilometer fietsen tot de finish. Boven komen we terecht op een plateau, vakkundig volgebouwd met windmolens. Het gaat drie kilometer rechtdoor, terwijl we Érize-Saint-Dizier passeren. Voorbij dit plaatsje wordt de weg wat bochtiger, maar het blijft toch vooral saai. Het gaat een klein beetje op en af, onder meer in de buurt van Lavallée. Tussen de dorpjes door blijven de boeren hier aan de winnende hand, ik kan geen akker meer zien. Zo rijden we door het boerenland verder richting de Maas, door een decor dat nog het meest aan zompig brood doet denken. Na een tijd loopt de weg wat meer naar beneden, als we bijna bij de Maas zijn. Beneden komen de renners uit in Sampigny. Ze rijden bijna rechtdoor een aftandse fabriek in, maar slaan nog net op tijd rechtsaf. Dan gaat het weer eens heel wat kilometers rechtdoor richting de tussensprint van de dag. Na 147 kilometer volgt deze tussensprint in Lérouville. In dit kleine plaatsje beschikt een van de huizen over een zieke muurschildering.

2321356.jpg

Na de tussensprint rijden de renners langs de Maas, door een bos. Het gaat wederom vooral rechtdoor, richting Commercy. Na een paar bochten in het redelijk fraaie Commercy gaat het weer een aantal kilometer rechtdoor, nog steeds langs de Maas. We passeren nog wat uitgestorven dorpjes, zoals Euville en Vertuzey. Verder valt er nog steeds erg weinig te melden. Brede wegen, met name rechtdoor, af en toe een bocht, platteland, Maas, soms een boom. De weg is licht glooiend, maar veel verschil zal het niet maken. Als we op 50 kilometer van de finish door Troussey rijden bevinden we ons nog steeds in de omgeving van de Maas, de rivier die op dit punt niet al te breed is komt vaak genoeg in beeld. In Troussey zelf rijden we ook nog een keer over de rivier heen, te gek. Voorbij Troussey gaat het weer vooral rechtdoor richting Pagny-sur-Meuse, door een ietwat achtergesteld gebied. Na Pagny gaat het weer eens een tijd rechtdoor, met tussendoor alleen een keer een rotonde. Lekker scheuren over brede wegen door deze toch vrij nietszeggende omgeving. Het brengt ons naar Lay-Saint-Remy, waar wel wat bochten liggen. Ook een paar stukjes glooiende weg, opnieuw zonder dat het ergens echt lastig wordt. Zo komen we na 172 kilometer uit in de buurt van Foug, waar we met een boog omheen fietsen. Voorbij Foug gaat het een tijdje in licht dalende lijn verder over een brede weg, maar het wordt even verderop weer vlak. Dan rijden we weer eens rechtdoor langs de akkers via Écrouves verder richting Toul, waar we na 180 kilometer uitkomen. Met 34 kilometer te gaan rijden we door deze stad aan de Moezel, weer eens wat anders dan de Maas. In het vestingstadje Toul hebben ze de beschikking over een kicken kathedraaltje.

moselle7.jpg

In Toul pakken we een aantal bochten mee, ook rijden we nog even het centrum in waar we een rotonde tegenkomen. Daarna rijden we weer rechtdoor Toul uit, waarna we aan de rand van de stad via een brug de Moezel oversteken. Na de brug gaat het een paar kilometer rechtdoor, tot we weer een rotonde tegenkomen. Hier gaat het naar rechts en dan gaat de weg weer vooral rechtdoor, maar dan wel in licht stijgende lijn. Er gaat koers gezet worden richting Villey-le-Sec en om dat plaatsje te bereiken moeten de renners iets meer dan vier kilometer klimmen. In deze kilometers gaat het gemiddeld aan een procent of drie omhoog, wat vooral ligt aan het feit dat de weg tussendoor ook een paar keer licht naar beneden loopt. Tijdens dit ongecategoriseerde klimmetje komen de renners dus wel wat zwaardere stroken tegen, al mag een beetje renner hier nooit in de problemen komen. Het is wel alvast een poging om de finale van wat meer pigment te voorzien. Na 187 kilometer rijden de renners door Villey-le-Sec en buiten dit plaatsje blijft het een kilometer of drie zo goed als vlak. De renners rijden kort op een plateautje langs de Moezel, maar daarna gaat het even anderhalve kilometer wat steviger naar beneden richting de oevers van de Moezel. De weg is breed, dus ondanks het bochtige karakter moet dit afdalinkje prima te doen zijn. Beneden gaat het een kleine drie kilometer vooral rechtdoor richting Maron, waar de voet van de volgende klim ligt. Als we Maron binnenrijden gaat het stevig naar beneden, waarna er halverweg het dorp een bocht naar links volgt. Na de scherpe bocht loopt de weg direct omhoog. De renners rijden langs de kerk en dan zijn ze al begonnen aan de Côte de Maron, een beklimming van de vierde categorie. Drie kilometer aan 5% gemiddeld, voor eendimensionale renners als Groenewegen toch een hinderlijke beklimming. Veel stelt het niet voor, maar als je hier goed tempo maakt roepen dat soort sprinters wel om hun moeder. Er zitten blijkbaar wat stroken aan 7% tussen, je kan er dus donder op zeggen dat bepaalde ploegen hun best gaan doen om hier de Groenewegens van deze wereld overboord te kieperen. Na 198,5 kilometer, met 14 kilometer te gaan, komen de renners boven op deze klim. Wordt geen eenvoudige opgave om terug te keren als ze je hier lossen.

tour-de-france-2019-stage-4-climb-n2-56902f415f.jpg
CORVOS_00023486-119.jpg

Dit klimmetje kwam ook voor in 2014, toen we ook een aankomst kenden in Nancy. Toen was de finale alleen wel anders, want na deze Côte de Maron volgde er toen nog een andere klim. Nu rijden we wat meer in een rechte lijn richting Nancy. Na de klim gaat het twee kilometer rechtdoor richting Clairlieu. Vervolgens krijgen we nog met een klein strookje vals plat te maken, maar al snel begint de weg naar beneden te lopen. Over een brede weg zonder gek veel bochten gaat het verder richting de eerste buitenwijken van Nancy. We rijden Villers-lès-Nancy in en dan slaan de renners na een tijd linksaf. Ze rijden een halve kilometer rechtdoor en dan volgt er een bocht naar rechts. Het gaat nu weer anderhalve kilometer vooral rechtdoor, waarna er een nieuwe bocht naar rechts volgt. Dan gaat het nog eens twee kilometer rechtdoor over brede en vlakke wegen, terwijl we ons ondertussen in Nancy zelf bevinden. Het is nog een kilometer of vijf tot de finish en de volgende bocht die we tegenkomen ligt op 3,5 kilometer van het eind. De renners komen uit bij een grote rotonde die ze langs de rechterkant nemen. Na een lange bocht naar links slaan ze rechtsaf en dan gaat het min of meer rechtdoor tot op twee kilometer van het eind. We rijden onder een paar tunneltjes door en pakken daar wat hoogteverschil mee. Op twee kilometer van het eind ligt er dan weer een rotonde, die ook langs de rechterkant genomen wordt. Een bocht naar rechts volgt, waarna we ons ineens op een veel smallere weg bevinden. Deze smallere weg heeft een lange, lopende bocht naar links. Na deze bocht volgt er een flauwe naar rechts en dan gaat het in de laatste anderhalve kilometer zo goed als rechtdoor richting de finish. Na de flauwe bocht naar rechts wordt de weg ook weer wat breder, terwijl er langs de Meurthe wordt gefietst. In de laatste kilometer komen we nog wel een paar flauwe bochten tegen, maar het is toch een eenvoudige finale. In de laatste meters gaat het helemaal rechtdoor over een brede weg, waardoor we een fatsoenlijke sprint zouden moeten krijgen. Na 213,5 kilometer gaat er ergens aan de buitenkant van Nancy gesprint worden, niet echt een sfeervolle locatie.

89d66
JYEtJns.png

Nancy is een stad met 108.000 inwoners. Het is de 18e keer dat de Tour hier komt, volgens het roadbook. De laatste keer dat de Tour hier passeerde was in 2014 en toen noteerde ik dat het de zestiende keer was. Opvallend. Enfin, in 2014 zagen we een vreemde finale. Het was een vrij lastige rit, met een aantal klimmetjes aan het eind. Niet alleen de Maron, ook nog wat ander werk. Daardoor kwam er een iets kleinere groep aan in Nancy, maar dat zorgde alsnog niet voor een rustige finale. Er werd namelijk flink gevallen. Meerdere valpartijen, onder andere eentje van de inmiddels al een tijdje gestopte Talansky. In de ietwat chaotische sprint zagen we dat Trentin het verrassend voor elkaar kreeg om Sagan te kloppen. De finale was toen een stuk mooier, onder meer omdat we toen gewoon door het centrum van Nancy reden. We pakten de Cours Léopold mee, in de buurt van de obelisk van Nancy. Ook de Porte Désilles, de Arc de Triomphe van Nancy, passeerden we toen. Nu passeren we eigenlijk niets, het is vrij droevig. Misschien dat men het voor de veiligheid doet, want ook bij de voorlaatste passage in Nancy ging het goed mis. De finale van de rit in Nancy in 2005 werd ook ontregeld door valpartijen. Een paar renners deden hun best om uit de greep van het peloton te blijven, wat leek te lukken. Een van de koplopers ging alleen onderuit, eindbaas Vinokourov moest uitwijken en daar profiteerde Lorenzo Bernucci van. Hij reed verrassend naar de overwinning. Achter hem zagen we het halve peloton ook nog eens onderuit gaan. Nancy is dus een finishplaats van de chaos, met ritten die niet per definitie eindigen in een sprint. Grote kans dat we vandaag wel een sprint krijgen, hopelijk dan wel eentje zonder valpartijen. Andere obligatie informatie over Nancy: Tweemaal won een Nederlander in deze stad. In 1971 was Rini Wagtmans aan het feest en twee jaar later was het de beurt aan Joop Zoetemelk. Andere bekende namen die hier hebben gewonnen zijn Bernard Hinauld, Fausto Coppi en Rik van Looy. Nancy noemt men ook wel Ville aux Portes d'Or, de stad van de gouden deuren. Om de reden daarvoor te ontdekken moet je op Place Stanislas zijn.

Place_Stanislas_Neptune_2005-06-01.jpg

In Nancy wordt het overdag 23 graden. Er staat een aardig windje, maar de wind lijkt vrij ongunstig te staan. Eerder schuin op kop dan schuin in de rug. Als het schuin in de rug had gestaan hadden we misschien nog wel een leuke rit gekregen, nu wordt het dus een wandeletappe. Wel een droge wandeletappe. Deze rit begint om 12:10 en na een neutralisatie van een kwartier gaat het echt beginnen. Onze vrienden van Sporza zijn er om 14:10 bij, wat me vroeg genoeg lijkt voor deze rit. Ik ga in ieder geval niet meteen vanaf het begin kijken, zoek het lekker uit. Een ideale rit om even goed uit te slapen, dat komt goed uit. De aankomst wordt verwacht tussen 17:10 en 17:37. Zo rond 16:45 zouden ze bij de Côte de Maron moeten zijn, dat is in principe wel een prima moment om de tv aan te slingeren.

Dit wordt dus een sprint, het is alleen even de vraag of het een sprint wordt met alle sprinters. Een Groenewegen in topvorm kan wel over dat klimmetje komen, maar hij draagt natuurlijk ook nog de gevolgen van de valpartij met zich mee. Ik sluit niet uit dat hij misschien wel een dik probleem heeft. Verder neig ik toch wel heel erg naar een reguliere sprint, al vind ik het wel weer leuk om de twee meest logische namen te negeren. Waarschijnlijk wint Viviani, maar ik zit al twee dagen op rij goed en dat voelt niet fijn.
1. Sagan. Heeft nog wat goed te maken in Nancy, de vorige aankomst in deze stad had hij eigenlijk ook moeten winnen. Kans dat hij zo'n vlakke sprint wint is eigenlijk te verwaarlozen, maar toch.
2. Ewan. Ja, deze jongen zou helaas wel eens in de buurt van de overwinning kunnen komen. Hopelijk raakt hij weer ingesloten. Het risico van het altijd willen volgen van andermans wiel en nooit enig initiatief nemen.
3. Matthews. Best goed bezig voor iemand die het hele jaar nog niet z'n sprint heeft getraind. Goed, de aankomsten waar hij tot nu toe goed presteerde waren wel wat lastiger, maar dat mag de pret niet drukken.
4. Colbrelli. Heeft ineens toch weer benen gevonden. Leek nog niet echt ergens op dit jaar, maar op het Italiaans kampioenschap reed hij sterk en ook de afgelopen etappes liet hij zichzelf redelijk ver van voren zien. Al komt hij wel duidelijk tekort voor de overwinning.
5. Trentin. Omdat hij hier vijf jaar geleden won. Een andere reden is er niet.
noodgangdonderdag 11 juli 2019 @ 07:54
SPOILER: Etappe 5
Etappe 5: Saint-Dié-des-Vosges - Colmar, 175,5 km

De eerste week van de Tour is niet compleet zonder een slaapverwekkende rit. Onderweg naar Nancy was het zo ver. Er gebeurde de hele dag niets. Direct vanuit het vertrek reden er twee jongens van Wanty weg, want dat moest van Hilaire. Offredo en Backaert hadden bij de loting verloren en waren de lul, een dag op kop rijden voor niets. Ze kregen gezelschap van Michael Schar, niemand weet waarom. Het peloton nam geen enkel risico en gaf de heren nooit een grote voorsprong. In gestrekte draf reden we verder naar Nancy, door eindeloze velden vol akkers en weilanden. Af en toe zagen we een boer aan het werk, veel meer viel er niet te beleven. Er was nog wel een valpartij, met onder meer Tony Gallopin en ook Patrick Konrad lag tegen de grond. Daarnaast zagen we nog een paar lekke banden, dat waren zo'n beetje de momenten van enige opwinding. Het was wachten op de Côte de Maron, het korte klimmetje op een kilometer of 18 van de finish. Daar deden de mannen van Jumbo-Visma hun best om Groenewegen vooraan af te zetten, in een poging hem veilig over de berg te brengen. Dat lukte uiteindelijk vrij aardig. Sunweb deed wel z'n best om het peloton uit te dunnen, maar Groenewegen kwam nog in het peloton boven. De koplopers waren ondertussen al ingerekend, ondanks verwoede poging van Schar om vooruit te blijven. Aangezien zelfs Groenewegen niet moest lossen op de klim kregen we dus een volledige massasprint in de straten van Nancy. Ondanks het redelijk technische parcours bleef iedereen overeind, dat was wel verrassend. Minder verrassend was het dat de trein van Jumbo helemaal ontspoorde. Na de klim was er in principe genoeg tijd om gegroepeerd te raken en Groenewegen naar voren te rijden, maar dat gebeurde amper. Even zaten ze bij elkaar, maar net zo snel waren ze elkaar weer kwijt. Ook de trein van Deceuninck-Quick Step leek lange tijd afwezig te zijn, maar op het juiste moment wisten zij wel naar voren te rijden. Terwijl Groenewegen nog ergens in de 25e positie aan het spartelen was reden Van Aert en Teunissen ineens op kop. Van Aert reed door tot op een kilometer van het eind, toen pas kwam hij tot de conclusie dat Groenewegen er niet was. Teunissen liet zich daarna nog uitzakken tot bij Groenewegen, terwijl ondertussen gele trui Alaphilippe het commando had overgenomen. Op 500 meter van het eind kwam Morkov dan weer naar voren, met Richeze en Viviani in het wiel. Richeze trok de sprint aan voor Viviani en de Italiaan hoefde in de laatste 150 meter maar drie keer te trappen om de overwinning binnen te halen. Kristoff kwam verrassend dicht, maar moest wel genoegen nemen met de tweede plaats. De altijd parasiterende Ewan werd gelukkig weer eens ingesloten en Sagan kwam simpelweg te kort. Teunissen vond Groenewegen nog, maar raakte hem net zo snel weer kwijt. Groenewegen ging op rechts aan, terwijl Teunissen naar links ging. Het resulteerde in een vijfde en zesde plaats, ongekend prutswerk. Ik ben terug en de Jumbo's presteren weer op hun oude niveau, altijd lachen. Goed, een saaie rit dus, eindigend in een gelukkig incidentloze sprint. We gaan nu verder met een rit die wat lastiger is. We trekken richting de Elzas, waar we te maken krijgen met wat heuvelwerk. Een rit die er op papier best leuk uitziet.

aZxrRUE.png
4ff1f

Voor het eerst in de toch vrij lange geschiedenis van de Tour de France gaat er een rit van start in Saint-Dié-des-Vosges. Deze stad met 21.000 inwoners ligt in de vallei van de Meurte en we komen hier een gebouw tegen dat blijkbaar op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat. Het gaat om de fabriek Claude-et-Duval, het enige industriële gebouw dat de beroemde architect Le Corbusier ontworpen heeft. Bij het lezen van de naam Le Corbusier had ik meteen het vermoeden dat het dan wel om een hondslelijk gebouw moest gaan en dat blijkt ook zo te zijn, jawel! Volgens een website met een klare en objectieve kijk op Frankrijk (france-voyage.com) moeten we verder de prachtige kathedraal van roze zandsteen uit de Vogezen tot de bezienswaardigheden rekenen. Voorzien van moderne glas-in-loodramen en een gotische kloostergang, Ruben Van Gucht zou overdreven gearticuleerd zeggen dat het om duimen en vingers bij af te likken is. Verder is er een Vrijheidstoren in Saint-Dié, dat zou ook wel kicken moeten zijn. Daarnaast staan er hier nog een paar kerken die ook de moeite waard zijn en dan zouden er nog de prachtige tuinen van Callunes moeten zijn. Die liggen alleen wel een paar kilometer buiten de stad, dus ik heb het idee dat de site me hier probeert te beflikkeren. Een paar kilometer buiten de stad komen we ook nog een oude Keltische nederzetting tegen. Wel daadwerkelijk in Saint-Dié zelf ligt Trainland, een museum over treintjes. Het lijkt hier vooral om miniatuurtreintjes te draaien, een aanrader voor de Märklinrukkers. Saint-Dié-des-Vosges ziet zichzelf tevens als de hoofdstad van de geologie. Jaarlijks wordt begin oktober het internationale festival voor Geografie georganiseerd. Dan wordt tevens de Vautrin-Lud prijs uitgereikt, beschouwd als de Nobelprijs voor geografie. Bekende personen uit Saint-Dié-des-Vosges zijn Jules Ferry en Kalidou Koulibaly. Jules Ferry was een politicus uit de 19e eeuw, die onder meer Minister van Onderwijs was en een rol speelde in de secularisering van Frankrijk. Kalidou Koulibaly is een jongen van vijf meter bij vijf meter die achterin de lomperik hangt uit te hangen bij Napoli. Het roadbook vindt hem desondanks niet de moeite van het vermelden waard, terwijl ze wel Grégoire Balland, Matthieu Péché en Sabrina Enaux noemen. Wie? Precies.

usine-claude-et-duval-le-corbusier-photo-olivier-martin-gambier_dezeen_3408_slideshow_0.jpg
Weer zo'n pareltje van Le Corbusier. Overigens was het de bedoeling dat heel Saint-Dié-des-Vosges vol zou komen te staan met gebouwen van Le Corbusier, omdat de stad toch opnieuw opgebouwd moest worden na de Tweede Wereldoorlog. De inwoners hadden er alleen toch niet zoveel trek in om het laatste beetje karakter dat de stad nog had te verliezen, dus is dit het enige gebouw van Le Corbusier dat er wel is gekomen. Mogen ze blij mee zijn.

cathedrale-st-die-des-vosges-%C2%A9ville-de-st-die-des-vosges.jpg

De renners starten langs de Meurthe en rijden tijdens de neutralisatie over een rechte weg richting het oosten. Na een minuut of tien geneutraliseerd gereden te hebben vertrekken de renners in het gehucht Remomeix echt. In de eerste kilometers van de rit gaat het vooral rechtdoor over een vlakke, rechte weg. Na een aantal kilometer komt het peloton uit in Frapelle. Hier begint de weg na een aantal bochten en een rotonde langzaam omhoog te lopen. We gaan op weg naar Saales, een plaatsje op de grens tussen de departementen Vosges en Bas-Rhin. Richting Saales beklimmen we de Col de Saales, een ongecategoriseerde klim. Het gaat een kilometer of zes omhoog aan iets meer dan twee procent gemiddeld, een beklimming om punten op uit te delen is het dus inderdaad niet. Wel een uitstekende gelegenheid om de vlucht van de dag te laten ontstaan, ook omdat er tijdens het klimmetje nog wel een paar zwaardere stroken zijn. Daar kunnen de jongens met ambities en sterke benen eventueel het verschil maken. Na 15 kilometer komen de coureurs boven op deze col, de makkelijkste van de dag.

c01232_col_de_saales_depuis_provencheres_sur_faves.jpeg
col-de-saales-1.jpg

Na de Col de Saales rijden de renners door het dorpje Saales en buiten dit dorpje gaat het heel wat kilometers verder over een brede weg die steeds een beetje naar beneden loopt. Het is te merken dat we ons ineens in een andere regio van Frankrijk bevinden, want de oneindige akkers hebben we ingeruild voor heel wat bossen. Ook de dorpjes die we onderweg tegenkomen zien er anders uit. Karakterisiek, zou je kunnen zeggen. Het is makkelijk fietsen over de goed geasfalteerde wegen, al hebben ze er in deze regio wel een handje van om zo nu en dan onnodig grote vluchtheuvels in de weg te verwerken. Buiten dat is het een aangenaam stukje etappe voor de renners, al hoeven we qua spanning weinig te verwachten. Tenzij de vlucht ondertussen nog niet vertrokken is, maar dat zal voor Saales wel zijn gelukt. Na 24 kilometer rijden de renners door het pittoreske Saint-Blaise-la-Roche, waarna er nog eens tien kilometer op een relatief eenvoudige manier verder wordt gereden door een mooie omgeving. Aan het eind van dit stuk komen we uit in Schirmeck, een bewijs dat we ons ondertussen in een gebied met Duitse invloeden bevinden. Na de doortocht in het eveneens pittoreske Schirmeck wordt het even wat bochtiger. Daarna gaan de renners op weg naar Russ, over een weg die wat glooiender begint te worden. Ook staan er hier vrij veel paaltjes op de weg, voor de gezelligheid. Na een tijd wordt het wat meer dan glooiend, dan gaan we namelijk beginnen aan de Côte de Grendelbruch. Dit is een beklimming van 3,4 kilometer aan 5% gemiddeld. Deze klim van de derde categorie brengt ons richting het dorpje Grendelbruch en volgens andere bronnen is de klim zelfs vijf kilometer lang. Al zijn de eerste twee kilometer van de klim niet zo indrukwekkend, het gaat een beetje vals plat omhoog. Als de lastigere 3,4 kilometer in aantocht zijn gaat het nog steeds niet heel indrukwekkend omhoog. Eerst een kilometer aan 4%, gevolgd door een kilometer aan 6%. Daarna gaat het richting de top omhoog aan iets meer dan 5,5% gemiddeld. Een klim om de benen even op te warmen, of een klim om alsnog wat koplopers weg te laten rijden als dat ondertussen nog steeds niet is gebeurd. Na 44 kilometer komen we boven op deze klim die vroeger als trainingsklim fungeerde van Alain Vigneron, een bij mij tot een paar momenten geleden onbekende Fransman die zeven keer de Tour reed en volgens Wikipedia een van de luitenanten van Hinault was. Wel een baas in ieder geval, lekker in pak en met een hoed op weer de klim opfietsen voor het lokale sufferdje, niets mis mee.

alain-vigneron-a-retrouve-son-allure-de-cycliste-professionnel-dans-sa-cote-de-grendelbruch-photo-l-alsace-jean-marc-loos-1562606243.jpg
tour-de-france-2019-stage-5-climb-be8832f2ed.jpg

Na de klim rijden we door het dorpje Grendelbruch. Buiten dit plaatsje gaat het een aantal kilometer naar beneden over een fatsoenlijke weg, voornamelijk rechtdoor. Een eenvoudig afdalinkje dus, die snel afvlakt. Op het moment dat het bochtiger wordt is het juist vlak, ik ben een beetje in de war. De renners rijden een aantal kilometer over een weg die zo goed als vlak is, richting Rosheim. Voor we Rosheim bereiken gaat het vervolgens nog een keer een aantal kilometer naar beneden, maar ook dit tweede deel van de afdaling valt wel mee. Het is wel een beetje bochtig, maar het lijkt niet steil naar beneden te lopen. De renners rijden wel weer door een bos, dat nogal donker aandoet. Eenmaal buiten het bos is het weer vlak en niet veel later loopt de weg ook weer een beetje omhoog, als we Rosheim betreden. In dit plaatsje volgt er al snel een bocht naar rechts en dan rijden de renners een tijd rechtdoor langs de akkers richting Boersch, met de o en de e aan elkaar. De weg richting dit plaatsje is overwegend vlak, het is een rustig gedeelte van de rit. Al wordt de rust nog wel even onderbroken door een lastige bocht van 90 graden naar links in Boersch, maar daarna tuffen we weer een aantal kilometer rechtdoor richting Obernai over een vlakke weg. In Obernai, waar een opvallende kerk staat en waar Kronenbourg wordt gebrouwd, is het een beetje draaien en keren, maar buiten dit plaatsje gaat het weer op een behoorlijk makkelijke manier verder richting de tussensprint van de dag. Via Bernardswiller rijden we naar Heiligenstein, waar na 71 kilometer de tussensprint volgt. In de kilometers voorafgaand aan de tussensprint is het nog steeds relatief vlak, al loopt de weg af en toe een beetje vals plat omhoog. In de kilometer voor de tussensprint gaat het zelfs nog serieus omhoog, aan een procent of vier. Een tactisch gekozen tussensprint om het de sprinters zo moeilijk mogelijk te maken, heel geniepig. Heiligenstein is overigens een redelijk leuk plaatsje. Blijkbaar ook de plaats waar Klevener de Heiligenstein vandaan komt, iets met wijn. Weet ik veel. Deze tokkie drinkt alleen bier.

213004378_1.jpg

Voorbij de tussensprint gaat het kort vrij stevig naar beneden, over een rechte weg. Aan het eind van dit korte afdalinkje komen de renners uit in Barr, waar er een lompe bocht naar links volgt. Een bochtig rondje door dit stadje volgt, maar daarna wordt het weer een stuk rechter als we naar Mittelbergheim fietsen. Voorbij Mittelbergheim wordt het helemaal rechttoe rechtaan. Tussen de wijnranken door gaat het een kilometer of vier rechtdoor over een weg die tussendoor twee kilometer vals plat omhoog loopt. Na een passage in Saint-Pierre gaat het rechtdoor tot in Epfig. Hier ligt een rotonde en komen we ook zowaar twee bochten tegen, waarna het nog eens zeven kilometer rechtdoor gaat over een brede weg. Voorbij Epfig gaat het kort naar beneden, maar het wordt al snel vlak. Tussendoor komen we nog wel een rotonde tegen, maar verder is het zeven kilometer volledig niets. Aan het eind van dit lange stuk niets gaan we bij een rotonde naar rechts, waarna het een kilometer of drie vooral rechtdoor gaat richting Scherwiller, nog steeds over een vlakke en brede weg. In Scherwiller komen we wat bochten tegen, waarna we uiteindelijk naar links gaan. Het gaat nu weer een kilometer of vier vooral rechtdoor richting Sélestat, een plaats die in het Duits blijkbaar Schlettstadt heet. Daar wonen dus wel wat lekkere sletjes (met alle respect). De weg richting Schlettstadt is nog steeds behoorlijk vlak. Ook vrij recht, het enige nadeel is dat we aardig wat verkeersmeubilair tegenkomen onderweg. In Sélestat zelf komen we een aantal rotondes tegen en ook wat bochten, maar het valt vooral op dat Sélestat geen onaardige stad is. Ze beschikken hier blijkbaar ook over de humanistische Bibliotheek, waar onderzoekers uit de hele wereld op af komen om de uitzonderlijk rijke collectie oude boeken te raadplegen of te bestuderen. Na 93,5 kilometer passeren de renners in deze klaarblijkelijk unieke omgeving.

NX-38105.jpg?itok=mkZXBzc6

Nadat de renners langs bovenstaande locatie zijn gefietst gaat het wat meer rechtdoor. We rijden nog een tijd door Sélestat en passeren onder meer een opvallende watertoren. Het gaat ongeveer vijf kilometer vooral rechtdoor, over een brede weg die alleen af en toe onderbroken wordt door een rotonde. Het is ook vlak, al loopt het in de buurt van Châtenois een paar meter vals plat omhoog. Eenmaal in Châtenois gaat het bij een rotonde naar links, waarna het een kilometer of drie vooral rechtdoor gaat richting Kintzheim. Deze weg loopt ook wat vals plat omhoog, al begint het pas echt interessant te worden als we in Kintzheim rechtsaf slaan. Na deze bocht beginnen we namelijk aan de volgende klim van de dag, de Côte du Haut-Koenigsbourg, met de o en de e aan elkaar. In aanloop naar de klim kan het ook al interessant worden, want in Kintzheim worden de straatjes wat smaller. Ook komen we hier weer de nodige verkeersobstakels tegen, in de Elzas denkt men aan de veiligheid. Na de bocht in Kintzheim gaat het direct vrij stevig omhoog. Na een halve kilometer aan 5% gaat het zelfs een halve kilometer aan 10% omhoog. Meteen het zwaarste deel van de klim, zo spannend wordt het daarna niet meer. Het blijft vrij gelijkmatig omhoog lopen na het begin, steeds een beetje tussen vijf en zeven procent. Vandaar dat we op een gemiddelde uitkomen van 5,9%, terwijl de klim toevallig ook 5,9 kilometer lang is. Tijdens het begin van de klim komen we langs een vogelpark, maar het meest bijzonder aan de klim vinden we in de buurt van de top. We rijden richting het kasteel Haut-Königsbourg, wat blijkbaar een van de meest bezochte locaties van Frankrijk is, met 600.000 bezoekers per jaar. Het kasteel bezette ooit in de 12e eeuw een strategische locatie, maar het werd later door de Zweden verwoest ofzo en toen is het pas in de 19e eeuw opnieuw opgebouwd. Eigenlijk is het kasteel niet eens zo oud, daarom wel verwonderlijk dat juist dit kasteel zo'n toeristische trekpleister is. Al wordt het middeleeuwse karakter wel gerespecteerd, volgens de betrouwbare jongens van tourisme-alsace.com. Het kasteel zelf gaan we overigens niet bereiken. Dat ligt een meter of 150 hoger dan de top van onze klim. Was ook lastig om helemaal naar boven te gaan, er is dan meestal geen weg terug. Enfin, na 109,5 kilometer komen de renners boven op deze klim van de tweede categorie. Er kunnen voor het eerst behoorlijk wat punten gesprokkeld worden.

tour-de-france-2019-stage-5-climb-n2-12b0a690a6.jpg
269000048_1.jpg

Na de klim verlaten we Bas-Rhin en rijden we Haut-Rhin in, voor zover het wat boeit. Het gaat in ieder geval een aantal kilometer naar beneden. De afdaling kent redelijk veel bochten, maar ik zou 'm toch als makkelijk willen omschrijven. Brede weg, prima asfalt, het is goed te behappen. Je moet toch al snel Ilnur Zakarin heten om hier in het decor te verdwijnen. Na een aantal kilometer gedaald te hebben in het bos komen de renners buiten het bos weer tussen de wijnranken terecht, zo gaat dat in Frankrijk. Tussen de wijnranken door rijden ze naar Saint-Hippolyte, wat op de mooie naam na weinig te bieden heeft. Na een bocht naar rechts gaat het een aantal kilometer behoorlijk rechtdoor richting Ribeauville, over een weg die de Route du Vin heet. We passeren nog wat dorpjes, zoals Rorschwihr en Bergheim. De afdaling zit er nu wel zo ongeveer op. Het gaat nog een tijdje naar beneden, dan loopt het in Rorschwihr weer wat op, dan gaat het weer wat naar beneden richting Bergheim en zo hobbelen we wat verder. In Bergheim pakken we een rotonde en wat bochten mee, waarna het wat meer rechtdoor richting Ribeauville gaat. Dit plaatsje, waar ook weer genoeg leuke vakwerkhuisjes te vinden zijn, bereiken we na 119,5 kilometer. Vervolgens gaat het weer voornamelijk rechtdoor richting Riquewehr, over een weg die een paar keer omhoog loopt. Zo gaat het niet ver buiten Ribeauville een keer een halve kilometer vrij steil omhoog, maar daarna is het dan weer een kilometer of twee vooral vrij vlak. In de drie kilometer daarna gaat het een keer of drie tijdelijk omhoog, maar vergeleken met de andere klimmetjes van de dag stelt het niet veel voor. In Riquewehr volgt er een bocht naar links en dan rijden we voor het eerst deze dag een keer over een smallere weg verder, opnieuw tussen de wijnranken door. Na wat stroken omhoog gaan we halverwege deze smalle weg een tijd naar beneden, richting Kaysersberg. Voor we Kaysersberg bereiken rijden we eerst nog even door Kientzheim, waar in het centrumpje de straten smal zijn en de ondergrond bestaat uit steentjes. Buiten het centrum gaat het rechtdoor naar Kaysersberg over een brede weg. We bereiken deze plaats, die bekend staat als een van de beste plaatsen om wijn te verbouwen in de Elzas, na 130 kilometer. Dit is tevens de plaats waar Anthony Bourdain besloot er een eind aan te maken, maar dat geheel terzijde.

magical-day-trip-kaysersberg-france-31.jpg?ssl=1

Na twee bochten in Kaysersberg rijden de renners rechtdoor richting Ammerschwihr, over een weg die breed en vlak is. In Ammerschwihr zelf rijden we ook nog een tijd rechtdoor, tot er een bocht naar rechts volgt. Na die bocht begint de weg bijna direct omhoog te lopen, we gaan beginnen aan de Côte des Trois-Épis, een klim die volgens de organisatie vijf kilometer lang is aan 6,7% gemiddeld. De organisatie rekent dan alleen het vals platte eerste deel van de klim niet mee. Je kan namelijk ook aan acht kilometer aan 5,4% komen. Drie kilometer aan 3,5% gemiddeld, waarna het echte werk begint. Een vrij zwaar stuk van vier kilometer aan 7% gemiddeld, waarna het in de laatste meters van de klim afvlakt. Zodoende komen we na 140,5 kilometer boven op deze Côte des Trois-Épis, een beklimming van de tweede categorie. Best een pittig klimmetje, daar gaan we toch wel redelijk wat renners zien lossen. Boven komen we aan in een Station Climatique, een luchtkuuroord. Dat is ook te zien aan de gebouwen in Trois-Épis, het is een vrij toeristische aangelegenheid.

tour-de-france-2019-stage-5-climb-n3-44a5b42adc.jpg
230107403_1.jpg

Na de klim volgt er een afdaling van zeven kilometer richting Turckheim, over een weg die wel eens wordt gebruikt voor een autorace. Die race gaat normaal bergop, nu gaat er naar beneden gesneld worden. De afdaling begint gelijk met een aantal haarspeldbochten, toch heb ik niet het idee wat we hier met de moeilijkste afdaling ooit te maken hebben. De weg is behoorlijk breed en het asfalt is behoorlijk goed, anders zouden ze hier waarschijnlijk ook geen race voor auto's organiseren. Ondanks het bochtige karakter van de afdaling is de weg naar Turckheim dus vrij makkelijk.

Gallery-2.jpg

Na 147 kilometer komen we uit in Turckheim, een klein dorpje dat er vrij florissant uitziet. Voor we het centrum goed en wel binnenrijden slaan de renners rechtsaf, waarna vrij snel de volgende klim van de dag begint. De Côte des Cinq Châteaux komt eraan, de berg van de vijf kastelen. Deze beklimming is ongeveer vijf kilometer lang aan 6% gemiddeld. Voor we aan de klim beginnen is het na Turckheim nog een aantal kilometer vlak, maar na ongeveer 150 kilometer koers beginnen we er dan aan. Bij een rotonde gaat het naar rechts en dan loopt de weg direct omhoog. We beginnen met twee lastige kilometers aan 7%, maar daarna vlakt de klim iets af naar 5%. De klim voert de renners over een wat smaller weggetje, door een donker bos. Sommige renners zullen de klim kennen, want hij kwam al eerder voor in de Tour. In 2014 bijvoorbeeld, toen Tony Martin onderweg was naar een solozege in Mulhouse. Na de afvlakkende kilometer volgt het lastigste deel van de klim, het gaat een kilometer aan 8% omhoog. Dat is meteen het laatste lastige deel, daarna gaat het richting de top aan minder dan 5% omhoog. Het is dus de klim van de vijf kastelen, hoewel ik in 2014 tot de conclusie kwam dat er zelfs zes te vinden zijn. Al zijn het voornamelijk ruïnes. Goed, we zetten het nog eens op een rijtje, het is inmiddels al een aantal jaar geleden: Pflixbourg, Château du Hohlandsbourg, Château de Hagueneck en Les Trois Chateaux d'Eguisheim. Hagueneck is waarschijnlijk het buitenbeentje en hoort niet bij de vijf, omdat ie wat verder van de weg ligt. Les Trois Chateaux d'Eguisheim, ook wel de Drei Exen genoemd, zijn ook echt drie afzonderlijke kastelen geweest. Na 156 kilometer, op een kleine 20 kilometer van het eind, komen de renners boven op deze beklimming van de derde categorie.

tour-de-france-2019-stage-5-climb-n4-6946ee01ea.jpg
image05.jpg

Na de klim volgt er een kleine uitloper en dan gaat het een aantal kilometer naar beneden. Toch wel de lastigste afdaling van de dag, omdat de weg iets smaller is en er door een donker bos gedaald moet worden. Desalniettemin lijkt ook deze afdaling me niet al te ingewikkeld, vooral niet als na vier kilometer dalen de weg in Husseren-les-Châteaux een stuk breder wordt. In dit dorpje zelf komen de renners nog wel twee lastige bochten tegen, maar daarna gaat het weer wat meer rechtdoor, voor de verandering een keer langs de wijnranken. Het blijft nog een aantal kilometer naar beneden lopen, maar wel minder steil dan in het begin. Drie kilometer later komen de renners uit in het knusse Eguisheim, waar wel nog een aantal bochten volgen. Buiten Eguisheim gaan we vooral rechtdoor rijden over brede en vlakke wegen. Het zal in de laatste tien kilometer vlak zijn, zonder veel uitdagende stroken. Het gaat eigenlijk zo goed als rechtdoor tot op vijf kilometer van het eind, tegen die tijd bevinden we ons al in finishplaats Colmar. Een bocht naar rechts volgt en dan gaat het min of meer rechtdoor over een brede en vlakke weg tot op 3,5 kilometer van de finish. De renners rijden langs een chateautje, verder zien ze niet veel bijzonders. Op 3,5 kilometer van het eind gaat het naar links en dan rijden we vrolijk rechtdoor over een brede en vlakke weg tot op minder dan drie kilometer van het eind. Een flauwe bocht naar links volgt en dan gaan we simpelweg rechtdoor tot aan de slotkilometer. De weg loopt tot aan de vod een beetje vals plat omhoog, maar veel stelt het niet voor. Als de renners de laatste kilometer betreden volgt er een flauwe bocht naar rechts, waarna het tot op 420 meter van de finish rechtdoor gaat. De finale leek zo makkelijk, maar op dit punt komen we nog wel een rotonde tegen, die langs de rechterkant genomen wordt. Nadat we rechtdoor zijn gegaan bij de rotonde gaat het verder rechtdoor tot aan de finish, over een vlakke weg.

29plHrM.png
b27bc

De finish ligt dus in Colmar, een stad met 71.000 inwoners. Voor de achtste keer maakt Colmar deel uit van de Tour. De laatste passage dateert alweer van 10 jaar geleden, in 2009. Tijdens een regenachtige rit met meerdere lastige beklimmingen onderweg zagen we Heinrich Haussler de dag van zijn leven hebben. Hij was niet te stoppen en reed vanuit de kopgroep iedereen naar huis. Amets Txurruka werd tweede, op ongeveer vijf minuten. De derde kwam binnen op meer dan zes minuten. De beste dag van Heinrich op een fiets, dat moest haast wel. Hij is tegenwoordig nog steeds actief, maar het niveau van 2009 heeft hij nooit meer gehaald. In een verder verleden won ook Jalabert ooit in Colmar en in een nog verder verleden won Roger Hassenforder zelfs twee keer in Colmar. Dat is vooral bijzonder omdat hij afkomstig is uit de omgeving. Hassenforder stond blijkbaar bekend als de grapjas van het peloton, in de jaren '50. Later kwam hij terecht in Kaysersberg, het dorpje dat we eerder deze rit passeerden. Daar opende hij een restaurant dat zich in de jaren '60 tot een geliefd trefcentrum voor wielerliefhebbers ontwikkelde en dat ook tegenwoordig nog door de familie Hassenforder wordt gerund. Goed, terug naar Colmar. Die stad staat bekend als de wijnhoofdstad van de Elzas. Het is ook een behoorlijk mooie stad, met een aantal bezienswaardigheden. Zo schijn je naar de wijk Petite Venise te moeten, wat zoals de naam al doet vermoeden lichtelijk op Venetië lijkt. Er liggen wat kanalen en bruggen en langs het water zien we allerlei gekleurde vakwerkhuisjes, wat sowieso wel een specialiteit van deze regio is en met name in Colmar kom je er genoeg tegen. Een van de meest bijzondere huizen van Colmar is Maison Pfister, een huis dat is gebouwd in de Duitse renaissance stijl. Een achthoekige toren met houten panelen en een balustrade, dat maakt het op zich wel opvallend. Duitse invloeden, niet zo gek natuurlijk in deze regio. Er is blijkbaar ook een heel bijzonder museum in Colmar, het Musée Unterlinden. Het altaarstuk van Issenheim, een werk van Mathias Grünewald, dat heel beroemd zou moeten zijn, is hier opgeslagen. In het verleden heeft Colmar met Frédéric-Auguste Bartholdi ook nog eens een bekende inwoner gehad. Bartholdi is namelijk de ontwerper van het Vrijheidsbeeld in New York. Hij zou het gezicht van het vrijheidsbeeld gebaseerd hebben op zijn moeder. Juist. Er staat ook een kleinere variant van het Vrijheidsbeeld in Colmar zelf, voor de liefhebbers. Genoeg te zien en te doen in deze stad in ieder geval.

frankrijk_colmar_busreis_568268620-1.jpg?crop=0.00160771704180064,0.0849514563106796,0.00803858520900325,0.194174757281553&cropmode=percentage&height=750

In het fraaie Colmar wordt het overdag 24 graden. Er is geen kans op regen, dus we krijgen geen herhaling van 2009. Er zal ook niet veel wind staan, dus we kunnen spreken van een aangename dag. De rit is niet zo lang en dus beginnen we pas om 13:15. Na een neutralisatie van tien minuten gaat het gevecht om in de vlucht van de dag te geraken om 13:25 beginnen. Sporza is er om 14:10 weer bij, dus als we het gevecht om in de vlucht te zitten mee willen maken zijn we afhankelijk van Eurosport. Blijkbaar zenden ze het integraal uit op Eurosport 2, maar dat heb ik helemaal niet. Gelukkig heb ik wel de PLAYER, zoals alle echte bazen. Dat wordt genieten. Aankomst wordt verwacht tussen 17:24 en 17:48.

Pfister-Haus.JPG

Op papier lijkt dit verdacht veel op een rit voor de vluchters. Te zwaar voor de sprinters en te makkelijk voor de klassementsrenners, dan blijft er vaak weinig over. We zitten nu alleen wel met het feit dat Alaphilippe de gele trui heeft en het is de vraag wat hij wil. Wil hij die trui nu al kwijt? Waarschijnlijk niet, al zal hij ook wel weten dat hij hem tijdens de rit naar La Planche des Belles Filles zomaar kan verliezen. Als hij de trui wil verdedigen kan hij twee dingen doen: de ploeg laten controleren of zelf in de aanval gaan. De gele trui zien we doorgaans niet zo snel in de vroege vlucht, maar Greg van Avermaet heeft de laatste jaren dat kunstje wel eens geflikt. In principe lijkt het een beetje onzinnig om Quick Step tijdens deze etappe te laten controleren, al kan je ook weer niet uitsluiten dat Alaphilippe met de benen die hij in Épernay toonde op de laatste klim in de aanval gaat en niemand hem meer ziet. Toch lijkt het een efficiëntere keuze om meteen voor de vroege vlucht te kiezen. In dat geval zie ik ook niet echt in welke ploeg er wel wil controleren, dus lijkt het enige realistische scenario mij dat de vroege vlucht het gaat halen. De klassementsrenners gaan sowieso niet veel doen met de rit van morgen in het achterhoofd. Voor types als Sagan en Matthews zou dit te zwaar moeten zijn. Bij Bora kunnen ze dan ook nog eens op andere paarden wedden. Ja, een vlucht. Het wordt me ineens helemaal duidelijk.
1. Alaphilippe. Linksom of rechtsom, met de benen van Épernay is hij hier ook de grote favoriet. Of het vanuit de vroege vlucht komt of juist vanuit het peloton, hij gaat hier gewoon weer winnen. Dat gaat na een tijd heel vervelend worden, maar nu komt hij er nog net mee weg.
2. Schachmann. Tijdens de vorige rit kwam Schachmann op achterstand binnen. De precieze reden daarvoor weet ik niet, maar ik sluit niet uit dat hij zich een beetje heeft gespaard met het oog op deze rit. Schachmann heeft zich de laatste tijd enorm goed ontwikkeld en hij is in zowat iedere koers een gevaarlijke klant. Toch zal hij zich niet direct tonen in het hooggebergte, daarom zijn dit soort ritten ideaal om zijn kwaliteiten te tonen. Als hij in de kopgroep zit heeft de rest een groot probleem. Kan zomaar de opvolger van Haussler worden.
3. Van Avermaet. Kermisklant Van Avermaet kan je altijd wel noteren tijdens dit soort ritjes. Al denk ik niet dat hij momenteel de benen heeft om grappen uit te halen zoals in 2016 toen hij in een vergelijkbare rit de hele kopgroep op een hoop reed. Desalniettemin kan er zomaar een aardige ereplaats bij elkaar gereden worden, geen enkel probleem. Zal ook wel moeten, want verder heeft CCC weinig in de melk te brokkelen.
4. De Gendt. Kermisklant De Gendt. We noteren 'm gewoon. Al is de kans vrij groot dat we namens Lotto Soudal Wellens opnieuw gaan zien. Of misschien wel allebei, kan ook.
5. Sanchez. Of een andere klant van Astana, dat is ook zomaar mogelijk. Bilbao, Lutsenko en Fraile zijn ook allemaal jongens die we de komende weken in de aanval gaan zien, zeker als Fuglsang het weer eens weet te verprutsen in een grote ronde. Na de vroege valpartij begint het daar al een beetje op te lijken.
noodgangdonderdag 11 juli 2019 @ 07:55
SPOILER: Etappe 6
Etappe 6: Mulhouse - La Planche des Belles Filles, 160,5 km[/b]

Nou jongens en meisjes, dit was niet zo best. De vijfde etappe had leuk kunnen worden, maar het viel enorm tegen. Ten eerste hadden we een spannend begin moeten krijgen, met vele vluchtpogingen. Dat leek in eerste instantie nog wel te lukken, maar na een paar aanvallen van Thomas De Gendt zagen we ineens een klein groepje wegrijden met daarin Tim Wellens, Toms Skujins, Simon Clarke en Mads Wurtz Schmidt. Op dat moment was het al duidelijk dat alle scenario's over een vroege vlucht die het tot het eind uit zou gaan zingen richting de prullenbak konden verdwijnen. Het zou anders worden, een rit voor de beter klimmende sprinters. Dat bleek ook zo te zijn. De renners leken er weinig zin in te hebben, voor een groot deel dankzij de rit die nu gaat volgen. Er werd wel hard gereden, maar de knuppel werd op geen enkel moment in het hoenderhok gegooid. In gestrekte draf reden we door de Elzas. Op de klimmetjes aan het eind van de rit werd er tempo gereden, waardoor alleen de slechtste renners moesten lossen. Sprinters als Groenewegen, Viviani en Ewan haakten snel af, maar de categorie Sagan, Matthews en Trentin kon dit tempo probleemloos aan. Het had leuk kunnen worden als een ploeg als Quick Step hard op kop was gaan rijden, maar dat deden ze niet. Het werd ploegen als Sunweb en Bora makkelijk gemaakt. De kopgroep werd op tijd ingerekend en ook op de laatste klimmetjes van de dag viel er geen enkele aanval te noteren. In gesloten formatie reden we over de top van de laatste klim, die van de vijf kastelen. Ook in de afdaling daarna gebeurde er niet veel, er werd vrij rustig naar beneden gereden. Aan het eind van de afdaling leek Alaphilippe misschien nog een poging te willen wagen om er stiekem vanonder te muizen, maar dat gebeurde niet. Het was pas in de straten van Colmar dat we voor het eerst een aanval zagen, Rui Costa deed zijn best om een sprint te ontlopen. Zijn poging slaagde niet, op twee kilometer van het eind werd hij weer ingerekend. Sunweb en Bora deden het meeste kopwerk, omdat Sagan en Matthews nog van de partij waren. In de sprint die uiteindelijk volgde zagen we dat Sagan veruit de snelste was, al kwam volgens de Belgen Van Aert nog aardig in de buurt. Matthews was dan weer nergens te bekennen, een mislukte dag voor Sunweb. Eigenlijk een mislukte dag voor iedereen, wat een verspilling van m'n tijd was dit. Laten we hopen dat de zesde rit leuker wordt. Op papier zou dat in ieder geval moeten. We gaan klimmen. Onderweg naar La Planche des Belles Filles komen we enkele klassiekers tegen, zoals de Ballon d'Alsace en de Grand Ballon. De eerste afspraak voor de klassemenstrenners.

E0cjs30.png
fb0b1

Deze hopelijk wel eneverende rit gaat van start in Mulhouse, een stad met 113.000 inwoners. Het is een plaats met een lange geschiedenis in de Tour, het is namelijk de 17e keer dat de karavaan hier passeert. De laatste passage dateert van 2014, toen Tony Martin in de straten van Mulhouse een grandioze solo wist af te ronden. Na die etappe met aankomst in Mulhouse zou de volgende rit ook vertrekken vanuit deze stad. We reden toen ook richting La Planche des Belles Filles, al zag de route er in 2014 toch wat anders uit. In een verder verleden zagen we in 2005 nog een renner op een epische manier naar de zege soleren. Een van de eerste straffe stoten van Michael Rasmussen, die tijdens die etappe zelfs op het vlakke wist uit te lopen. Vermakelijke renner, we missen dat soort types tegenwoordig. In een nog verder verlenen wonnen ook Lance Armstrong, Laurent Fignon en Bernard Hinault in Mulhouse. In 1971 ging de Tour van start in Mulhouse met een ploegentijdrit, gewonnen door het Molteni van Eddy Merckx. In het kader van de huidige Tourstart nog wel de moeite van het vermelden waard. Als je ooit in Mulhouse bent moet je blijkbaar het centrum bezoeken, in de buurt van de Place de la Réunion. Hier hebben ze volgens de website zininfrankrijk.nl een rijk cultureel aanbod, boetiekjes, fraaie huizen en restauranten. Je moet een aantal kerkjes bezoeken, zoals de protestantse kerk Temple Saint-Étienne of de katholieke kerk Eglise Saint-Étienee. Bijna dezelfde naam, verwarrend. Ook de Chapelle Saint-Jean is de moeite waard, in deze voormalige kapel worden tegenwoordig vooral concerten gegeven. Daarnaast is er het lokale Hôtel de Ville, een renaissancistisch stadhuis uit 1551, sinds 1969 het Musée historique de Mulhouse huisvestend. Dat ziet er zeker wel gaaf uit. Voorts is er het Bollwerk, een overblijfsel van de oude stadsmuur. Dan heb je ook nog de Tour Nessel en de Tour du Diable, twee vierkante torens welke overblijfselen zijn van het voormalig paleis van de bisschoppen van Straatsburg. Buiten dat hebben ze hier een dierentuin, Parc zoologique et botanique, en een stuk of wat musea. Een museum waar je oude auto's kunt bekijken, eentje over de geschiedenis van de Franse spoorwegen en dan vinden we een aantal kilometer boven Mulhouse ook nog eens Le Parc du Petit Prince. Dit is het eerste luchtpark van de wereld, wat dat dan ook mag betekenen. Van start gaan de renners voor het Palais des Sports, de lokale gymzaal van Mulhouse.

Mulhouse.jpg

Tijdens de vrij lange neutralisatie rijden de renners onder meer langs het voetbalstadion van de lokale voetbalclub, thans actief op het vierde niveau. In het verleden speelden grootheden als Arsene Wenger en Zico Tumba voor deze club, maar de mooie jaren zijn al een tijd voorbij. Voorbij het stadion rijden we nog een tijdje verder door de stad waar Alfred Dreyfus vandaan komt, die van de Dreyfusaffaire. De renners passeren langs de Tour Nessel en rijden dan het centrum van Mulhouse in waar de straten wat smaller zijn omdat men hier vooral veel ruimte heeft gemaakt voor de tram. Als we het echt mooie deel van het centrum dreigen te betreden gaat het linksaf richting het noorden, de stad uit. We fietsen nog even langs het nieuwe stadhuis van Mulhouse, dat verdacht veel lijkt op een bejaardenflat. Vervolgens rijden de renners nog een tijd door de buitenwijken van Mulhouse, waarna 20 minuten later in Richwiller, buiten Mulhouse, de rit pas echt begint. Volgens mij hebben ze in Mulhouse behoorlijk veel geld op tafel gelegd, wat een onmenselijk lange neutralisatie. Enfin, als we eenmaal begonnen zijn is het de eerste 20 kilometer van de rit zo goed als vlak. We zouden rechtdoor de bergen in kunnen rijden, maar we nemen een kleine omweg langs de rand van het gebergte. Zodoende rijden we eerst een tijd over mooie brede wegen, zonder veel obstakels. Een lastig begin voor de jongens die in de vroege vlucht willen zitten, moeilijk om hier het verschil te maken als er veel mannen mee willen in de vlucht. De renners komen in de eerste kilometers wel een aantal rotondes tegen, misschien dat je daar de rest nog kan verrassen door langs de andere kant van de rotonde te demarreren. Het blijft in ieder geval vlak, als we via Wittelsheim richting Bollwiller rijden. Na tien kilometer komen we uit in Bollwiller en na een paar bochten in dit dorp fietsen we verder naar het westen, langzaamaan richting de Vogezen. Als we door de bossen fietsen blijft het vlak, terwijl we rotondeland achter ons hebben gelaten. Een paar kilometer later komen we uit in Hartmannswiller, die plaatsnamen hier zijn wel echt grandioos. Na de bochtige doortocht in dit plaatsje zitten we weer bijna in de bergen, daarom gaan we niet nog verder naar het westen maar volgt er nog een kleine omleiding richting het noorden. Tussen de wijnranken door gaat het over een lichtoplopende weg verder richting Soultz-Haut-Rhin. Ook de passage in dit dorpje is vrij bochtig, maar daarna gaan we weer rechtdoor verder richting Guebwiller. In dit plaatsje met een opvallende kerk komen we na 20 kilometer koers uit.

Guebwiller-St_Leger1-e1526387464736.jpg

Voorbij Guebwiller rijden we nog een aantal kilometer verder over een brede en vrij rechte weg die nog steeds behoorlijk vlak is. We zijn op weg naar de tussensprint van de dag, die na 29 kilometer volgt in Linthal. De bergen komen steeds duidelijker in beeld en langzaam begint het dan toch een beetje vals plat omhoog te lopen. Veel stelt dat nog niet voor, pas als we echt de tussensprint benaderen begint het op klimmen te lijken. In de laatste meters voor de tussensprint gaat het aan een procent of vier omhoog, dat lijkt ergens op. Na de tussensprint blijft het een beetje vals plat omhoog lopen tot een paar kilometer later de eerste klim van de dag echt begint. We reden al een tijdje op de Rue de Markstein en nu begint de beklimming van Le Markstein dan echt. Tenminste, volgens de organisatie. Zij maken er een beklimming van die een kleine 11 kilometer lang is aan 5,4% gemiddeld. In totaal zou je het kunnen beschouwen als een beklimming van een kilometer of 23, maar dan tel je wel al het vals plat vanaf Guebwiller mee, met een aantal kilometer aan amper 2%. De Italiaantjes van La Flamme Rouge houden het op een kilometer of 14 en daar valt mee te leven. Eerst een kilometer of vier met minder schokkende percentages, waarna Le Markstein toch nog even lastig wordt. In het donkere bos gaat het een aantal kilometer omhoog aan ongeveer 8%, met daarna nog een kilometer aan 7%. Het lastige gedeelte van de klim wordt daarna onderbroken voor een korte afdaling van een kilometer, richting het Lac de la Lauch. Geen ingewikkeld afdalinkje, het gaat over de brede weg vooral rechtdoor. Al snel begint de weg weer omhoog te lopen, waarna we beginnen aan de laatste kilometers van de klim. Het wordt weer lastig, met een kilometer aan 8% en daarna een kilometer aan 7%. In de laatste meters richting de top wordt het dan weer zo goed als vlak. Na 43,5 kilometer bereiken we de top van deze klim van de eerste categorie. Tijdens de klim reden we steeds door een bos, maar boven op de top is er ineens geen vegetatie meer te bekennen, wat een dooie boel. Le Markstein is een bescheiden skigebied, volgens Wikipedia. Ook wordt hier in de zomer veel aan bergbeklimmen en parapenten gedaan, wat natuurlijk goed kan met al die open ruimte hier. Tevens kan je hier rodelen, heel gaaf. Het is een klim die vaker voorkomt in allerlei koersen , zoals de Tour de Alsace bijvoorbeeld. Ook in de Tour komt de klim wel eens voor, in 2014 nog. Toen in etappe met aankomst in Mulhouse, waar we het al over hebben gehad.

tour-de-france-2019-stage-6-climb-ebbf2ec799.jpg
Le_Markstein%2C_Jungfrauenkopf-0177.jpg

Op de top slaan we meteen linksaf, waardoor de renners de hierboven afgebeelde nederzetting eigenlijk niet eens passeren. Van Le Markstein steken we meteen door naar de Grand Ballon, een van de meest bekende beklimmingen in deze regio. Alle beklimmingen die we vandaag de revue zien passeren zijn populair bij wielertoeristen, waarvoor meerdere redenen zijn te bedenken. Ten eerste is de Elzas niet zo gek ver vanuit Nederland. Ten tweede is het er redelijk rustig. Ten derde kom je hier over het algemeen niet van die gekke stijgingspercentages tegen, tenzij je naar de laatste twee beklimmingen van vandaag gaat. Dit terzijde, na de top van de Markstein is het eerst een kilometer of twee zo goed als vlak. Vervolgens gaat het een kilometer omhoog aan een procent of vier, waarna het kort naar beneden gaat, over een brede en overzichtelijke weg. Daarna loopt de weg weer langzaam vals plat omhoog, tot we nog een klein beetje serieus moeten klimmen. Richting de top van Le Grand Ballon gaat het nog eens anderhalve kilometer aan 8% omhoog, dat mag er zijn. Hoewel het leuker zou zijn om de Grand Ballon in z'n geheel te beklimmen kiezen ze in de Tour vaak voor deze variant, via Le Markstein. Na 50,5 kilometer komen we boven op de Grand Ballon, een klimmetje dat op deze manier slechts de derde categorie waardig is. De Grand Ballon is de hoogste berg (1424 m) in de Vogezen. Kenmerkend voor de Grand Ballon is het radarstation boven op de top. Maar goed, dat weet iedereen dus al, want niet alleen professionele wielrenners bestormen deze klim met enige regelmaat.

tour-de-france-2019-stage-6-climb-n2-fca91d2fb0.jpg
Grand_Ballon_-_Centre_radar_pour_l%27aviation_civile.jpg

Als we de Grand Ballon hebben gerond volgt er een vrij lange afdaling richting Willer-sur-Thur. Een afdaling die in de eerste kilometers vrij makkelijk lijkt, vooral omdat het terrein nog behoorlijk open is. We bevinden ons een tijdje boven de boomgrens, dus ligt alles lekker in het zicht. Daarna duiken we wel het bos in, maar de brede weg lijkt over redelijk goed asfalt te beschikken en daarom zou dit toch wel goed te doen moeten zijn. Er liggen wel wat bochten, maar erg veel ellende zie ik niet. Wel een paar bochten waar er ineens stenen liggen, geen idee wie er op dat idee is gekomen. Ergens halverwege volgt er een lastige bocht naar rechts, waarna de weg een klein beetje smaller wordt en het asfalt wat minder goed. Het gaat nog een aantal kilometer redelijk stevig naar beneden, met onderweg een paar haarspeldbochten. Al bij al vind ik deze afdaling wel meevallen, maar de wielertoeristen zullen het beter weten. Eenmaal in Willer-sur-Thur komen we nog een rotonde tegen, met niet lang daarna een bocht naar links. Dan rijden we een aantal kilometer verder door de vallei, richting Bitschwiller-lès-Thann. Hier slaan we rechtsaf en dan beginnen we eigenlijk meteen aan de volgende klim van de dag, de Col du Hundsruck. Een beklimming van 5,3 kilometer aan 7% gemiddeld, volgens de organisatie. In feite kan je er nog een vals platte kilometer aan toevoegen, waardoor je uitkomt op iets meer dan zes kilometer aan 6,4%. Na een kilometer aan 3,6% gaat het omhoog aan 7,7%, toch weer vrij fors. Na nog een kilometer aan meer dan 7% wordt het wat makkelijker, met een kilometer waarin het aan 5% stijgt. In de laatste twee kilometer richting de top gaat het nog eens aan 7% omhoog. Een redelijke klim, maar niet heel bijzonder. Tijdens de vorige rit zagen we dat het op zo'n klim niet eenvoudig is om mensen om hun moeder te laten roepen. Na 74 kilometer komen we boven op de Col du Hundsruck, een beklimming van de tweede categorie. We rijden over de Route Joffre, vernoemd naar de Franse generaal Joseph Joffre, een weg van 15 km lang welke eind 1914 door het Franse leger werd aangelegd tussen Thann in de vallei van de Thur en Masevaux in de vallei van de Doller.

tour-de-france-2019-stage-6-climb-n3-3185da6c8f.jpg
1280px-Col_du_Hundsruck.jpg

Als verbinding tussen de valleien van de Thur en de Doller vormde de weg een belangrijke verkeersader tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de bevoorrading van het front bij de Hartmannswillerkopf (Frans: Vieil-Armand); bekend is de strijd om de Hartmannswillkerkopf in 1918. Tijdens de Slag om de Ardennen (winter 1944-1945) heeft de weg een rol gespeeld bij het Duitse tegenoffensief in de Elzas. Een geschiedenisvolle berg dus, onze Hundsruck. De afdaling van de Col du Hundsruck is niet heel lang, maar toch vrij lastig. De weg op de Hundsruck is niet enorm breed, het gaat redelijk stevig naar beneden, er liggen nogal wat bochten onderweg en we rijden deels door een bos. Een aantal bochten zijn vrij lastig in te schatten, waardoor het toch opletten geblazen is. Na een redelijk lastige afdaling van drie kilometer rijden we door Bourbach-le-Haut, waar het wat vlakker is. Ook gaat de weg nog even opnieuw omhoog, het zal anderhalve kilometer vals plat zijn. In Bourbach maken we nog een vreemde passage mee, met wat bochten en wat steentjes, maar buiten dit plaatsje krijgen we weer asfalt in een bos. Het loopt dus even omhoog, zonder dat we schrikbarend hoge percentages aantikken. Na deze onderbreking gaat het nog eens 3,5 kilometer naar beneden, op een stevige manier. We draaien en keren ons een weg door het bos, waarna we na 82 kilometer uitkomen in Masevaux. In Masevaux slaan de renners rechtsaf en dan mogen ze een tijd door een vallei rijden, waardoor het een aantal kilometer redelijk aangenam fietsen zal zijn. Het zal een kilometer of vijf zo goed als vlak zijn, terwijl we af en toe een dorpje passeren. Onder meer Kirchberg en Wegscheid, niet echt de meest tot de verbeelding sprekende plaatsen van de Vogezen. In Wegscheid loopt de weg wel weer wat meer omhoog, voordat we beginnen aan de volgende klim van de dag krijgen de renners eerst nog een aantal kilometer vals plat voorgeschoteld. Via dorpjes als Oberbruck en Dolleren rijden we naar Sewen, terwijl het steeds een beetje omhoog blijft lopen. Voorbij Sewen rijden we langs het Lac de Sewen en als het volgende meertje in zicht komt begint de volgende klim echt. Na een kilometer of vijf vals plat begint in de buurt van het Lac d'Alfeld de Ballon d'Alsace.

241002241_11.jpg

In de buurt van het meer van Alfeld hebben we 95,5 kilometer afgewerkt en dan is de Ballon d'Alsace eigenlijk al begonnen. De beklimming van de eerste categorie is 11 kilometer lang aan 5,8% gemiddeld. Het is een klim die direct begint met een aantal korte bochten, richting het meer van Alfeld. Het gaat direct omhoog aan een procent of zes, met daarna een kilometer aan 7% en daar weer na de steilste kilometer, aan 10%. Vervolgens gaat het een kilometer aan 6% omhoog, dat valt nog wel mee. We bevinden ons voorbij het meer inmiddels in een bos, waar de weg na de wat simpelere kilometer toch weer steil omhoog gaat. Twee kilometer aan 8%, maar daarna is het dan ook wel meteen weer voorbij. De laatste vier kilometer richting de top gaat het vals plat omhoog, veel zwaarder dan 3,5% wordt het niet meer. We rijden een tijd door een bos, maar in de buurt van de top wordt het terrein weer open. We zien langs de kant van de weg de nodige hotels en van die aftandse vreetschuren verschijnen. Na 105 kilometer, op 55 kilometer van het eind, komen de renners boven op de Ballon d'Alsace, een berg die in de Tour van 1905 voor het eerst bedwongen werd. Sterker nog, volgens de overlevering is het de allereerste berg die men in de Tour bedwong, ooit. René Pottier zou hier als eerste boven zijn gekomen, in een rit die uiteindelijk werd gewonnen door Hippolyte Aucouturier. 100 jaar later kwam de Tour hier ook nog eens voorbij, omdat heuglijke feit te vieren. In 2019 zijn we er weer, nu meer omdat het toevallig zo uitkomt. Ballon d'Alsace is natuurlijk ook weer een skigebied, want waarom niet? Tevens komen we hier op de top een standbeeld tegen van Jeanne d'Arc, want daar zijn de Fransen verzot op.

tour-de-france-2019-stage-6-climb-n4-c075652667.jpg
12178.jpg

Voorbij de top van de Ballon d'Alsace gaan we een aantal kilometer naar beneden. De afdaling begint vrij makkelijk, in de open velden. Daarna komen we al snel weer in het bos terecht en daar wordt de afdaling gelijk bochtig. De renners krijgen met heel wat haarspeldbochten achter elkaar te maken, waardoor de afdaling toch niet supermakkelijk is. Al is de weg wel behoorlijk breed, dat scheelt dan weer. Het asfalt is niet overal even goed, wat dan weer vrij jammer is. Desondanks zou deze afdaling toch prima te doen moeten zijn. Na de eerste reeks van haarspeldbochten gaat het een tijdje wat meer rechtdoor, waarna we als we bijna beneden zijn weer met een nieuwe reeks aan haarspeldbochten worden geconfronteerd. In de buurt van Saint-Maurice-sur-Moselle krijgen we nog wat lastige bochten voorgeschoteld, terwijl we ons inmiddels tussen de huizen bevinden. Een paar bochten later zijn we helemaal beneden in Saint-Maurice en dan slaan de renners linksaf. Ze rijden vervolgens een aantal kilometer rechtdoor, dwars door de vallei. Via Fresse-sur-Moselle rijden de coureurs naar Le Thillot, waar de voet van de volgende klim ligt. In dit stuk van vijf kilometer gaat het twee keer kort omhoog, maar verder is het eigenlijk gewoon vlak. De weg is breed en op een beetje verkeersmeubilair na komen we weinig schokkends tegen. De passage in Le Thillot vindt na 119 kilometer plaats, op 41 kilometer van het eind. Vanaf dit moment bevinden we ons op de route van 2014, toen we ook via de Col des Croix en Col des Chevrères naar La Planche des Belles Filles reden.

favImage.png

In Le Thillot slaan we echt keihard linksaf en dan gaan we direct op weg naar de Col des Croix. Een beklimming van de derde categorie, 3,5 kilometer lang aan 5,2% gemiddeld. Niet direct de meest denderende klim van de dag, hier gaat niemand om z'n moeder roepen. Zeker niet omdat we beginnen met een kilometer aan 4%, en daarna een kilometer aan 5%. Richting de top gaat het dan nog wel even omhoog aan 6,5%, maar in de laatste meters van de klim gaan we dan weer terug naar 5,5%. Na 123,5 kilometer komen we boven op de top van dit klimmetje, bij een ietwat vervallen hotelletje. Even vederop ligt ook nog een oud fort, waar je tegenwoordig kan paintballen ofzo. Tijdens de rit in 2014 kwam Joaquim Rodriguez hier blijkbaar als eerste boven, dat is alweer een tijd verdwenen uit mijn geheugen. Het zal niet heel memorabel zijn geweest.

tour-de-france-2019-stage-6-climb-n5-0f36d2c33f.jpg
Col_des_Croix.jpg

Na de klim gaan we een aantal kilometer afdalen richting Servance. De afdaling is een stuk langer dan de beklimming, maar ondanks dat gegeven is de afdaling alsnog niet zo lastig. De renners rijden over een brede weg naar beneden, het gaat grotendeels rechtdoor. Onderweg liggen er wel een paar bochten, maar niets om wakker van te liggen. Zonder problemen bereiken we na 129 kilometer Servance, op 31 kilometer van het eind. Na Servance is het nog een paar kilometer vlak en dan gaan we eigenlijk direct door naar de volgende klim van de dag, de gevreesde Col des Chevrères. Ook deze klim lag in 2014 op het parcours, ook toen probeerde de organisatie ons wijs te maken dat de klim slechts 3,5 kilometer lang is. Men leert blijkbaar niet van gemaakte fouten, dat is bijzonder spijtig. In 2014 kwam ik al tot de conclusie dat we voorgelogen werden, want de Col des Chevrères is toch wel net een stukje langer dan 3,5 kilometer. In totaal praten we zelfs over tien kilometer aan 5%, of een kleine negen kilometer aan 5,8% gemiddeld. De Tour neemt alleen het stuk van 3,5% aan 9,5% mee, want dat staat leuk. Voorbij Servance rijden we nog even over de doorgaande weg, maar al snel volgt een bocht naar links. Dan gaat het een kilometer aan 5% omhoog, waarna er een stuk vals plat van twee kilometer volgt. Hierna gaat het iets minder vals plat omhoog, aan 3,5% gemiddeld. Een kilometer aan 5% volgt, daarna weer een vals platte kilometer en dan komen we ondertussen uit bij het enige deel van de klim dat volgens de organisatie van tel is. Dit deel van de klim is dan ook wel meteen onmetelijk zwaar. Een kilometer aan zeven procent, daarna een aan tien en vervolgens de zwaarste, aan bijna vijftien procent, met zelfs een stukje van achttien procent. Dat is behoorlijk zwaar en een goede mogelijkheid om vast aan de finale te beginnen. Dat zal alleen niet gebeuren, want hierna volgt natuurlijk ook nog La Planche. En zelfs zonder die debiel steile kilometer aan het eind van La Planche die ze er nu bij hebben gefantaseerd had niemand hier wat geprobeerd, laat staan nu. Enfin, de Col des Chevrères voert de renners over een smalle weg, door een bos. Een smal en steil geitenpad, dat we voor het eerst bezochten in 2014. Ook op deze berg kwam Rodriguez als eerste boven, ook dat ben ik alweer compleet vergeten. Na 141 kilometer komen we in ieder geval boven op deze zware berg, het is dan nog 19 kilometer fietsen tot het eind. Dankzij die 3,5 kilometer aan 9,5% is het een beklimming van de tweede categorie, dat snap ik wel.

tour-de-france-2019-stage-6-climb-n6-589e34bbdf.jpg
02_Chevreres_Steilstueck.jpg

Voorbij de steile Col des Chevrères rijden de renners kort over een smalle weg naar beneden. De afdaling begint dus op een vrij lastige manier, want naast de smalle weg komen ze ook een aantal bochten tegen. Al snel komen ze uit in Belfahy en na dit dorpje wordt de weg wat breder. Na een kort vlak stukje gaat het verder naar beneden, op een relatief eenvoudige manier. De renners komen nog twee à drie lastige bochten tegen, daarna wordt de weg nog een keer wat breder en dan stelt het helemaal niets voor. Op 10,5 kilometer van het eind zijn de renners beneden. Ze slaan linksaf en rijden dan over een nog bredere weg rechtdoor naar Planches-les-Mines, een dorpje dat ik ondertussen als m'n broekzak ken. De altijd in herhaling vallende klootzakken van de ASO krijgen het voor elkaar om hier sinds 2012 voor de vierde keer te passeren. Als zij in herhaling vallen mag ik dat ook, dus pak ik even de voorbeschouwing uit 2017 erbij. De rit was toen behoorlijk anders, maar het einde hetzelfde. Op de laatste kilometer na dan, maar goed.

870x489_index.jpg

In Plancher-les-Mines begint de weg al voorzichtig omhoog te lopen, maar de klim begint officieel pas twee kilometer later. De ondertussen welbekende klim naar La Planche des Belles Filles. Na 2012, 2014 en 2017 zijn we hier nu voor de vierde keer en dus weten we ongeveer hoe de klim oorspronkelijk in elkaar zat. La Planche des Belles Filles was eerst 5,9 kilometer lang en 8,5% gemiddeld, vrij steil en lastig dus, zeker voor Franse begrippen. De klim begint meteen steil, met een kilometer aan 9,4%. Daarna zwakt het wat af richting 7%, maar vervolgens krijgen de renners te maken met twee kilometer aan 9,5%. Richting de voormalige top wordt het iets eenvoudiger, met een kilometer aan 8%, maar het venijn zat hier echt in de staart. Heel even vlakt het af, maar dan gaat het in de voormalige laatste meters aan 20% omhoog. Dat was allemaal al erg genoeg, maar ze hebben er dit jaar nog een grotere strontpot van gemaakt. Na de voormalige top gaan we namelijk nog een kilometer door, aan 9,5% gemiddeld. Het is heel kort een paar meter vlak, maar dan volgt er al snel een bocht naar links, richting een geitenpad. Letterlijk een geitenpad, want het laatste deel van de klim is onverhard. Of beter gezegd, was onverhard. Ik leef tenminste in de veronderstelling dat men deze laatste kilometer nog heeft laten asfalteren. Dat maakt het geheel weer net een tikje minder lastig, maar het blijft debiel zwaar. La Planche des Belles Filles was al een Vueltaklim verdwaald in Frankrijk, maar nu is het dat helemaal. In trapjes sterven de renners zich een weg omhoog. Ze krijgen te maken met een strook aan 20%, waarna het weer even wat vlakker is. Dan gaan ze daarna richting de finish nog eens aan 24% omhoog, want het was nog niet zwaar genoeg. De laatste meters gaan een eeuwigheid duren en de gaten die hier ontstaan kunnen significant zijn. In totaal praten we over zeven kilometer aan 8,7% gemiddeld, La Planche des Belles Filles is dus geheel terecht een klim van de eerste categorie.

ffd28
l214.jpg

Het verhaal van La Planche des Belles Filles is ondertussen ook bekend, veronderstel ik. In het kort komt het op het volgende neer: La Planche des Belles Filles heeft natuurlijk een mooi verhaal. Een legende zelfs. Tijdens de Dertigjarige Oorlog zouden Zweedse huurlingen dit gebied hebben geterroriseerd. Meisjes, die niet misbruikt wilden worden door deze wrede barbaren, vluchtten naar deze berg. Ze gingen nog liever dood dan dat ze misbruikt zouden worden. Daarom sprongen ze van het plateau naar beneden, hun dood tegemoet. Vaak kwamen ze dan in het ondergelegen meer terecht, dat de naam Étang des Belles Filles (vijver van de mooie meisjes) draagt. Of het klopt of niet, in ieder geval een bijzonder verhaal. Er is ook een beeld op de top, dat dit hele verhaal moet uitbeelden. Dit heb ik schaamteloos gekopieerd uit mijn voorbeschouwing van de rit van 2014, want als de ASO niet creatief is hoef ik het ook niet te zijn natuurlijk. Sinds de introductie van de klim in 2012 is het nu al de vierde keer dat we hier zijn, wat ik toch ernstig veel op een overkill vindt lijken. De laatste steile kilometer die men nu heeft toegevoegd zie ik in dat kader ook niet echt als een verrijking, aangezien het de renners alleen maar angst zal inboezemen, waardoor ze langer gaan wachten. In principe is deze rit best mooi, maar men had beter voor een andere klim aan het eind kunnen kiezen. Dit is gewoon een gimmick, niet meer en niet minder. Het is een beetje een clowneske klim, en daarom zagen we hier in het verleden toch vooral clowneske renners winnen. Wat te denken van Froome in 2012. Na zijn totaal onverwachte doorbraak in de Vuelta van 2011 kwam hij in 2012 naar de Tour om de luitenant te spelen van Wiggins. Tijdens de eerste bergrit had hij daar lak aan en reed hij naar de overwinning, hoewel kopman Wiggins dan wel weer de gele trui pakte. In 2014 lagen alle favorieten ondertussen al op de grond en daarom kon voodoomaster Nibali probleemloos naar de overwinning rijden. Twee jaar geleden zagen we dan onze enige echte TIA schitteren als nooit tevoren. Ik heb het dan natuurlijk over Fabio Aru, die in zijn prachtige Italiaanse trui vroeg in de aanval ging. Aangezien er verder niemand reageerde reed hij zo vrij eenvoudig naar de overwinning, af en toe zit het mee. Boven op de top van La Planche des Belles Filles ligt er overigens een skistation, dat zal de voornaamste reden zijn dat we hier tegenwoordig om het jaar komen. Ik vind het nu wel leuk geweest. De volgende keer dat ze hier terugkomen worden de renners ongetwijfeld via een of ander wandelpad nog verder omhoog gestuurd. Het begint een tikkeltje lachwekkend te worden.

La-planche-des-belles-filles-03.jpg

Voor de renners langzaam gaan overlijden op La Planche des Belles Filles krijgen ze eerst nog wel een aangename dag voorgeschoteld. Het is in startplaats Mulhouse een graad of 23, geen kans op regen en een klein beetje wind. Best prima, eigenlijk. Boven op La Planche des Belles Filles is het wat frisser, 18 graden daar. Geen kans op regen en weinig wind, de klim wordt dus niet nog een tikje zwaarder gemaakt door een ferme tegenwind. Scheelt weer. Beginnen doen we in Mulhouse om 13:05. Na de veel te lange neutralisatie van 20 minuten gaan we in 13:25 dan echt op pad. Eurosport 2 is er vanaf het begin bij, maar omdat niemand dat heeft zijn we afhankelijk van de goddelijke PLAYER. Genieten van Jan Hermsen en Bobbie Traksel, wie wil dat nou niet? Michel en José verlossen ons rond 14:10 uit ons lijden, al kan dat bij de Belg ook zomaar een minuut of 10 later worden. Tegen die tijd beginnen we zo'n beetje aan Le Markstein, er is eigenlijk geen enkel excuus om niet direct in te schakelen. De aankomst op La Planche wordt veracht tussen 17:29 en 17:58.

0TPBF_28.jpg

De vorige voorspelling ging flink de mist in en bij deze heb ik ook een slecht gevoel. Tijdens de vorige aankomsten op La Planche des Belles Filles zagen we steeds een gevecht tussen de klassementsrenners, waardoor er ondertussen een mooie statistiek kan worden opgesteld. Degene die na La Planche de gele trui draagt zal deze trui ook dragen in Parijs. In 2012 droeg Wiggins na deze aankomst de gele trui, twee jaar later was dat ook bij Nibali zo en hoewel Aru in 2017 won ging de gele trui naar Froome. Je zou dus zeggen dat het voor de klassementsmannen een belangrijke dag is. Als ze een beetje bijgelovig zijn zullen ze er alles aan doen om na deze rit in het geel te staan. ONZE Steven Kruijswijk heeft misschien wel de beste papieren, omdat hij heel kort staat in het klassement. 25 seconden achter Alaphilippe, die normaal deze rit niet gaat overleven. Alaphilippe gaat in ieder geval niet het geel naar Parijs brengen, dat durf ik wel te stellen. Toch lijkt me dit niet echt een rit voor Kruijswijk, vooral de laatste twee beklimmingen zijn net wat te explosief. Al gaat op de Chevrères waarschijnlijk niets gebeuren, iedereen gaat alles zetten op de laatste beklimming. En waarschijnlijk zetten ze dan ook nog eens alles op de laatste kilometer van de laatste beklimming. Het zou daarom best een tegenvallende rit kunnen worden. Misschien dat zelfs een groepje vluchters voor de ritzege mag gaan, dat valt niet uit te sluiten. Toch hopen we natuurlijk met z'n allen op een gevecht tussen de klassementsrenners en een ritzege voor een van de sterke klimmers. Daar gaan we dan ook maar gewoon vanuit, anders zou er toch wel sprake zijn van een stevige beflikkering. Een rit met zoveel beklimmingen onderweg hoort te eindigen met een mooi gevecht op de laatste klim. Kom op he, tak tak tak. Goed mogelijk dat we meteen grote verschillen zien ontstaan en dat we ook in dit geval eigenlijk al meteen weten die de Tour gaat winnen.
1. Bernal. Jody gaat hier iedereen vast naar huis fietsen. Waarschijnlijk neemt hij ook meteen de gele trui mee, want 15 seconden achterstand op Kruijswijk maakt hij tijdens zo'n klim gemakkelijk goed. Die 40 seconden op Alaphillipe zijn ook te overbruggen, ik begin me ernstig zorgen te maken als Julian zo dicht in zijn buurt zou kunnen blijven. Bernal moet ook wel meteen vlammen, al was het maar om Thomas voor zijn karretje te kunnen spannen. Ik heb er alle vertrouwen in.
2. Pinot. Ik zou Pinot kunnen noemen omdat zijn vorm goed is, omdat de ploegentijdrit vrij vlotjes verliep, omdat hij attent was in Épernay, maar dat ga ik allemaal niet doen. Ik noem Pinot omdat hij in de buurt van La Planche des Belles Filles woont. Hij komt uit Mélisey, wat blijkbaar op een kilometer of 15 van de finish ligt. Daarom kent hij deze wegen goed, jawel. Tevens werd hij hier in 2014 al een keer tweede. Pinot dus. Gaaf.
3. Fuglsang. Heeft natuurlijk wel al een keer op de grond gelegen, maar buiten dat zou Fuglsang hier op basis van de rest van het jaar ver vooraan moeten verschijnen. Op je 34e even je beste jaar meemaken, dat is wel humor om te lachen. Als hij die vorm doortrekt gaat hij minstens op het podium eindigen in de Tour, maar dan moet hij wel op z'n fiets blijven zitten. Geen sinecure.
4. Quilava. Naast een Pokemon is dit ook een samenvoeging van Quintana, Landa en Valverde. Een van de drie gaat hier ongetwijfeld bij de eerste vijf eindigen, geen zin om daar verder veel aandacht aan te besteden. In het hoofd van Unzue is het altijd Sesamstraat.
5. Bardet. Of Buchmann. Of Dan Martin. Of Adam Yates. Of weet ik veel wie. Geen idee waar ik dat tot nu toe allemaal op zou moeten baseren. Dan Martin heb ik een wat minder goed gevoel bij, maar verder staat iedereen bij mij nog op nul. Dat zijn teksten.

D_CWJePXoAAnjCv.jpg:large
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 13:59
SPOILER: Etappe 7
Etappe 7: Belfort - Chalon-sur-Saône, 230 km

De eerste bergrit van de Tour van 2019 zag er op papier heel verleidelijk uit, maar in de praktijk kwamen we toch behoorlijk bedrogen uit. Het werd geen grandioos gevecht, in plaats daarvan kregen we een gesloten koers. Vroeg op de dag reed er een vrij omvangrijke kopgroep weg, met daarin een hoop Belgen. Onder meer De Gendt, Wellens, Meurisse en Teuns zaten direct in de goede vlucht. Ook Berhane zat mee, net als Ciccone en Cosnefroy. Nog wel wat meer jongens, zoals Pauwels, maar de rol van dat soort gasten was vrij snel uitgespeeld. Ook Greipel zat mee, niemand weet waarom. In een kilometer of 20 reden de koplopers al snel een voorsprong van zeven minuten bij elkaar en vanaf dat moment begon het idee te groeien dat de vluchters wel eens voor de ritzege zouden kunnen gaan. Quick Step controleerde in het peloton, maar niet op een overtuigende manier. Asgreen en Lampaert reden lang op kop, zonder ooit de indruk te wekken het gat dicht te willen rijden. Na een tijd liep de voorsprong zelfs op naar acht minuten, terwijl de kilometers als sneeuw voor de zon verdwenen. De hele dag ging het op en af, maar in het peloton zagen we niks gebeuren. Op Le Markstein, de Hundsruck en de Ballon d'Alsace werd er in gesloten rangorde naar boven gereden. De nieuwe finish op La Planche des Belles Filles boezemde duidelijk angst in, niemand had zin om initiatief te nemen. Pas toen het al veel te laat was nam Movistar een keer het commando over. De voorsprong van de koplopers werd toen wel snel kleiner, maar de opgebouwde marge was zo groot dat het nooit echt spannend werd. Op de lastige Col des Chevrères zagen we dat de kopgroep langzaam kleiner werd. Vooral op de steile kilometers van deze klim zagen we meerdere renners vooraan ontploffen, waaronder Berhane en Pauwels. Er bleven vier renners over, waaronder drie Belgen. Ciccone was de vreemde eend in de bijt, maar wel de gevaarlijkste eend. Hij stond het kortst in het klassement en maakte dus de meeste kans om de gele trui over te nemen. Wellens en Meurisse waren ook nog mee, maar zij leken het op dat steile stuk al moeilijk te hebben. Dylan Teuns daarentegen leek over grandioze benen te beschikken. De voortekenen op de Chevrères werden bevestigd op de slotklim. Richting La Planche des Belles Filles moesten Meurisse en Wellens er definitief af, waardoor we een strijd kregen tussen Ciccone en Teuns. In het peloton zagen we naast Movistar ook nog een tijdje Bora op kop en ook Ineos deed nog een kleine duit in het zakje. Toch was het vooral Movistar dat gas gaf. Na een tijd zagen we zelfs Valverde op kop rijden, hij rijdt daadwerkelijk in dienst van Landa en Quintana. Ondanks al het beulswerk van Movistar hadden de koplopers toch nog een minuut of vier voorsprong toen ze aan La Planche begonnen. Geen enkel probleem, de zege zou naar de koplopers gaan. Nadat Amador en nog een keer Valverde wat kopwerk deden vond Landa het ondertussen een keer tijd om de knuppel in het hoenderhok te gooien. Op een kilometer of vier van het eind zagen we eigenlijk pas de eerste echte aanval van een klassemenstrenner. 156 kilometer keken we naar niks, pas in de laatste vier kilometer kregen we koers. Landa sloeg meteen een mooi gat, waarna Kwiatkowski een poging deed om het gat namens Ineos te dichten. Toen dat niet echt leek te lukken nam Groupama-FDJ het commando over. Ondanks het feit dat het vooral veel over Pinot ging in aanloop naar deze rit zagen we hem eigenlijk de hele dag niet. Hij leek niet voor de overwinning te willen gaan, pas toen het kalf al verdronken was zette hij Gaudu op kop. Het lukte Gaudu heel behoorlijk om de kloof richting Landa te dichten. Vooraan zagen we het duel tussen Teuns en Ciccone steeds spannender worden. Teuns trok zich niets aan van welke tactiek dan ook en bleef in die verduiveld lastige laatste kilometer op kop rammen. Uiteindelijk kraakte Ciccone, op 75 meter van het eind, op dat debiele stukje van 24%. Teuns reed zodoende tijdens zijn eerste Tour meteen naar een overwinning. De Belgen waren er zeer content mee en ik ook. Een interview met Teuns in het Engels is een feest, werkelijk waar. De leegheid die er uit zijn ogen straalt is onovertroffen, het is een vorm van kunst. In de groep der favorieten zagen we ondertussen Julian Alaphilippe in de aanval gaan. De drager van de gele trui deed een laatste poging om zijn trui te redden, want Ciccone stond nog steeds op het punt om de leiderstrui over te nemen. De aanval van Alaphilippe was sterk, heel sterk. Niemand had een antwoord, tot er uit het niets opeens een man van Ineos naar voren reed. Niet Bernal, nee, Bernal moest op kop rijden voor die andere gast. Thomas reed naar voren. Geraint Thomas, de winnaar van vorig jaar. Na zijn zege in de Tour van 2018 reed Thomas praktisch geen koers meer. Hij begon te vreten en te drinken, de honden lusten er geen brood van. 100 kilo zwaarder begon hij na de winter weer te trainen. Daardoor verscheen hij in een kansloze vorm aan de start in zijn eerste koersen van 2019. Het duurde een eeuwigheid voor hij zichzelf weer op wedstrijdgewicht wist te krijgen. Pas in Romandië gaf hij een klein teken van leven, al viel zijn prestatie daar gezien de tegenstand behoorlijk tegen. Zwitserland zou de volgende test worden, maar daar viel hij letterlijk en figuurlijk weg. Een krankzinnig slechte voorbereiding op de Tour, hoe je het ook wendt of keert. De wetten van het moderne wielrennen schrijven voor dat iemand met zo'n slechte voorbereiding niet goed kan presteren tijdens de Tour. Bij Ineos hebben ze alleen schijt aan die wetten. Na een jaar afwezigheid is Thomas weer terug en hij is direct weer de beste bergop. Het gaat werkelijk nergens over, het is puur bedrog. De uitkomst van de Tour van 2019 staat nu al vast. Geraint Thomas gaat zijn tweede Tour winnen, uit het niets. Bernal mag drie weken de slaaf van G uithangen en de rest komt niet in de buurt. Pinot bleef aardig in de buurt van Thomas op de steile onverharde stroken van La Planche des Belles Filles, maar dat is over drie weken gezien geen concurrent. Over de rest hoeven we het al helemaal niet te hebben, zeker als we in het achterhoofd houden dat Thomas iedereen nog naar huis gaat fietsen tijdens de tijdrit. Kortom, de eerste bergrit van de Tour was niet zo leuk. We kregen weinig actie, eigenlijk ging het in de laatste kilometer pas los. En in die laatste kilometer zagen we een paar ontwikkelingen die niet zo fraai waren, al was het wel een klein beetje vermakelijk dat Alaphilippe er niet niet in slaagde om de gele trui te behouden. Gelukkig gaan we na deze geflopte bergrit gewoon weer sprinten, haha! Wat een topkoers is de Tour toch ook. De zevende rit is ook nog eens de langste rit van allemaal, ik heb er zin in. Ciccone waarschijnlijk ook, hij kan rustig van zijn gele trui gaan genieten.

OKTCE5T.png
f608e

Met het kruipen op La Planche des Belles Filles achter de rug gaan we de volgende dag van start in Belfort, een stad met 50.000 inwoners in het departement Territoire de Belfort. We bevinden ons voor de 31e keer in deze stad in de regio Bourgogne-Franche-Comté. Vooral in een verder verleden passeerde Belfort met enige regelmaat de revue, tegenwoordig komen we er wat minder vaak langs. Sinds 2000 is het de vierde keer dat hier een rit van start gaat, de laatste aankomst in Belfort dateert dan weer van 1978. In 2012 vertrok er voor het laatst een rit vanuit Belfort, met aankomst in Zwitserland. Een rit met de nodige heuvels, die aan zou komen in Porrentruy. We zagen tijdens deze rit Thibaut Pinot een hoofdrol vertolken. De toen nog jonge en relatief onbekende Fransoos reed in de aanval en wist uiteindelijk solo aan te komen in Porrentruy. Wat vooral ook bijblijft van die etappe is dat dorpsidioot Marc Madiot de ganse dag uit het raam hing om zijn pupil aan te moedigen. De eerste zege van Pinot in de Tour begon dus in Belfort, een stad met een bekend monument. We komen in Belfort namelijk de Leeuw van Belfort tegen, een monumentaal beeld dat 22 meter lang is en 11 meter hoog. Dit beeld is ontworpen door Frédéric Auguste Bartholdi, de man uit Colmar die ook verantwoordelijk was voor het Vrijheidsbeeld. Verder hebben ze in Belfort een overdekte markthal die vrij opvallend is. Een stalen constructie met glas, in de periode 1904-1905 gebouwd naar een ontwerp van de Franse architect Eugène Lux. Belfort heeft tevens een citadel, eentje van Vauban. De gefortificeerde regio van Belfort is een reeks van forten, gebouwd in de 19e eeuw als eerste verdedigingslinie in het Séré de Rivières-systeem, bedoeld als nieuwe verdediging tegen de steeds geavanceerder wordende artillerie. Meer dan tien forten bij elkaar, schijnbaar. Fort de Roppe is een van de bekenste van de forten. Ziet er allemaal bij elkaar best indrukwekkend uit, zeker met die leeuw erbij. In de oude stad valt er ook nog wel wat te zien, zo is de kathedraal Saint-Christophe wel de moeite waard. Tevens worden er in Belfort blijkbaar TGV's gebouwd, door de firma Alstom. Een leuke afsluiter van dit stukje is misschien wel dat in het Elzassisch of het Duits de stad vroeger Befert of Beffert heette.

Lion-of-Belfort-%C2%A9-French-Moments1.jpg?fit=2048%2C1536&ssl=1
visite-20.jpg

Op een kleine 20 kilometer van La Planche des Belles Filles gaan de renners van start op de Rue du Docteur Frery, in het centrum van Belfort bij de opvallende overdekte markthal. Tijdens de neutralisatie rijden de coureurs een rondje door de stad, waarbij er meerdere keren zicht is op de werken van Vauban. We rijden langs de toch wel imponerende citadel, het is een bouwwerk waar geen eind aan lijkt te komen. Speciaal voor de mooie plaatjes mogen de renners ook nog een klein stukje door de verdedigingswerken rijden, over smalle straatjes gevuld met steentjes. Buiten de citadel maken we het rondje door het centrum af en dan gaan we buiten Belfort officieel beginnen. Tijdens de eerste kilometers van de rit zal de weg vrij breed, vrij recht en vrij vlak zijn. Het zal niet lang duren voor we een simpele ziel van Wanty zien vertrekken, die een verdwaalde renner van een andere ploeg met zich mee zal krijgen. Eén minuut later zal het gedaan zijn en dan kunnen we eigenlijk de PLAYER wel weer wegklikken. Er gaat niet veel gebeuren, het is weer zo'n dag. De renners rijden vooral een beetje in zuidwestelijke richting, over wegen die weinig in petto hebben. Af en toe rijden we door een dorpje zoals Héricourt, wat vooral leuk is voor de lokale bevolking. Het is een rit waar ik eigenlijk weinig tijd aan wil verschillen. Ik zou bijvoorbeeld kunnen vermelden dat het na Héricourt een tijd vals plat omhoog loopt, maar zou het iets uitmaken als de laatste 100 kilometer volledig vlak zijn? Lijkt me niet, nee. We rijden door het boerenland van dorpje naar dorpje over brede en voornamelijk rechte wegen, tussendoor alleen eens onderbroken door een rotonde of een vluchtheuvel. Na 25 kilometer voert de route ons langs L'Isle-sur-le-Doubs, een klein pittoresk dorpje aan de Doubs.

25250_L%27Isle-sur-le-Doubs%2C_France_-_panoramio_%288%29.jpg

In dit schattige plaatsje slaan de renners linksaf, waarna ze de Doubs oversteken. We trekken daarna landinwaarts en daar begint de weg een beetje op te lopen. Zo worden de renners na een wat langer stuk vals plat nog even getrakteerd op een klimmetje van de vierde categorie. Men rijdt door het nietige Glainans en dan beginnen we aan de Col de Ferrière, 2,7 kilometer lang aan 4,6% gemiddeld. Boeit ook eigenlijk helemaal geen reet. Na 37,5 kilometer komen ze boven, het zal wel. Een korte afdaling volgt, over een weg die breed genoeg is. Daarna rijden de renners een aantal kilometer vooral rechtdoor over een behoorlijk rechte weg door een bos, richting allerlei kleine dorpjes zoals Chazot en Vellevans. De komende 30 kilometer valt er weinig te vermelden. We blijven op dezelfde weg en passeren af en toe een dorpje, terwijl de weg soms een beetje omhoog en omlaag gaat. Helemaal vlak is het in deze fase van de rit niet, maar ik heb niet direct het idee dat het verschil maakt. Af en toe rijden we wel door open velden, dus we kunnen wel nog een beetje proberen te bidden richting de weergoden. Via Servin en Vaudrivillers komen de renners na 61 kilometer uit in Aïssey, in dit nietszeggende boerendorpje slaan ze wel een keer linksaf. We komen dus een keer op een andere weg terecht, spannend. Het ging even een beetje naar beneden, maar eenmaal op deze weg gaat het toch een paar kilometer vrij lelijk omhoog. Weer niet iets dat een verschil gaat maken, maar toch. Na 66 kilometer komen we dan uit in Gonsans, een piepklein dorpje. Buiten dit dorpje loopt het nog even kort verder omhoog, maar daarna is het weer een kilometer of 10 zo goed als vlak. Vooral rechtdoor, soms door open velden en ook zo nu en dan door een bos. Het gaat af en toe wat op en af, maar dat is niet strafbaar. Aan het eind van dit stuk komen we uit in de buurt van Étalans, waar er een paar bochten op het parcours liggen. Daarna gaat het nog een aantal kilometer rechtdoor over een vrij vlakke weg, tot we in de buurt van Ornans uitkomen. Dit pittoreske plaatsje ligt aan het water, om daar te komen moet er een paar kilometer gedaald worden. Dat dalen doen we over een brede edoch bochtige weg. Nouja, goed, lijkt me wel dat iedereen verder heelhuids na 88 kilometer moet kunnen uitkomen in Ornans.

NX-51905.jpg?itok=Cv2zFZzC

In dit dorpje met de schattige huisjes gesitueerd aan en soms bijna in het water rijden de renners dwars door het centrum, waarna ze aan de rand van het dorp linksaf slaan. Ze rijden via een brug over de rivier Loue en aan de andere kant van deze rivier komen ze al vrij snel tot de conclusie dat de weg omhoog begint te lopen. We krijgen zowaar te maken met een beklimming van de derde categorie, de Côte de Chassagne-Saint-Denis, vernoemd naar het gelijknamige dorpje. Een klimmetje van 4,3 kilometer aan 4,7% gemiddeld, over een wat smallere weg door een bos. Na 95,5 kilometer komen we boven in Chassagne-Saint-Dines en na een paar bochten in het dorpje gaan we buiten deze plaats verder rijden over een plateau. Links en rechts van de weg zien we vooral uitgestreke grasvelden, de omgeving is net zo leeg als het hoofd van Dylan Teuns. We rijden een beetje rechtdoor over een weg die je gewoon vlak mag noemen, en dat kilometerslang. Als het peloton na 102 kilometer uitkomt in Flagey slaan ze een keer linksaf en daarna weer rechtsaf. Vervolgens gaat het een aantal kilometer verder over een nog smaller en slechter weggetje richting Bolandoz, waar we dan weer na 105 kilometer uitkomen. In Bolandoz is het tijd voor de eetpauze, vervolgens gaat het nog eens tien kilometer vooral rechtdoor over een weg die wat breder is geworden. Het is ook nog steeds vrij vlak, al krijgen we na een tijd met een afdaling te maken richting Nans-sous-Sainte-Anne. Een makkelijke afdaling, want de weg is dus vrij breed en dan is het asfalt ook nog eens behoorlijk goed. Weinig bochten, dus bereiken we na 115 kilometer probleemloos dit dorpje. In het dorp slaan we rechtsaf en vrij snel daarna begint de weg weer op te lopen. De renners gaan nu beginnen aan de laatste gecategoriseerde beklimming van de dag, de Côte de Nans-sous-Sainte-Anne. Een klimmetje van 3,5 kilometer aan 5,7% gemiddeld. Al hebben andere bronnen het dan weer over 4,8% gemiddeld, maar goed, dat ene procentje gaat het verschil ook niet maken natuurlijk. Na 119,5 kilometer komen de coureurs boven op dit bergje van de vierde categorie, het is dan nog 110 kilometer fietsen tot de finish. Voorbij het klimmetje rijden de we Jura in en dan gaat het een aantal kilometer naar beneden, richting Salins-les-Bains. Het is een vrij eenvoudige afdaling. In het eerste deel van de afdaling is de weg nog niet zo breed, maar dan zijn er weinig bochten. Op het moment dat er wat bochten en ook wat haarspeldbochten tevoorschijn komen wordt de weg dan weer wat breder. Na 127 kilometer moet iedereen dus veilig kunnen aankomen in Salins-les-Bains.

pej-salins-les-bains-39-stephane-godin-297683.jpg

Salins-les-Bains dankt haar naam aan de aan al het zout dat hier verstopt zit in het water, zoals je misschien al voelde aankomen. De oude zoutmijnen staan sinds een paar jaar op de werelderfgoedlijst van UNESCO blijkbaar. Het opmerkelijke gebouw hierboven dat men overduidelijk van een modernistische update heeft voorzien doet tegenwoordig vooral dienst als een soort van toeristische attractie. Er zijn ook thermen, daar heeft men de volgende fantastische toeristische tekst voor verzonnen: Dompel u onder in de thermen van Salins-les-Bains. Dit kuuroord dat gekend is om het weldoend water dat onder de meest zilte van Europa hoort, stelt ontspannende verblijven voor ver van de stress, in het hart van een weelderige groene Jura. Nou, ik plan meteen m'n vakantie. Vanuit Salins-les-Bains rijden de coureurs zes kilometer rechtdoor over een licht glooiende weg, richting Les Arsures. Hier slaat het peloton linksaf en dan rijden ze zeven kilometer naar het zuiden, richting Arbois. Deze weg vormt zo ongeveer de laatste uitdaging van de dag, want het gaat nog twee keer kort omhoog. Eerst anderhalve kilometer aan een procent of vier en na een vlakke kilometer gaat het vlak voor Arbois iets meer dan een halve kilometer omhoog aan een procent of zes. Tja, ach. We zien wat koeien langs de kant van de weg, maar er is geen Karsten Kroon voor de broodnodige duiding. Na de korte klimmetjes gaat het ook kort naar beneden en dan komen we na 140 kilometer uit in Arbois, de plaats waar Louis Pasteur nog heeft gewoond. We passeren ook nog eens langs zijn voormalige huis, vet gaaf. Voorbij Arbois zal het de rest van de dag vlak, vlak en nog een vlak zijn. We rijden om te beginnen zes kilometer rechtdoor over dezelfde vlakke weg door de open velden van de Jura. Een bocht naar links volgt en dan rijden we een kilometer of zes wat minder rechtdoor richting Aumont. Deze weg glooit weer lichtelijk, maar de hoogteverschillen zijn zeker in het tweede deel van de rit te verwaarlozen. Voorbij Aumont rijden we nog eens een kilometer of vijf rechtdoor over een saaie weg. Daarna slaan we een keer linksaf en dan rijden we over een iets smallere weg richting een plaatsje met de opmerkelijke naam Colonne. Hier staat ook een opmerkelijk gebouw, waar we op 70 kilometer van het eind langs gaan fietsen.

Colonne_chateau.jpg

Na een paar bochten in Colonne rijden we weer verder over een wat smallig plattelandsweggetje langs Le Chateley en Chemenot. Het is vrij recht en op een paar kleine opwippertjes na ook vrij vlak. Tussen de dorpjes in blijft het vrij open, met een beetje gunstige wind kan het wat worden maar zoveel mazzel hebben we nooit. Voorbij Chemenot gaat het een aantal kilometer zo goed als rechtdoor richting Le Villey. In dit stuk van vier kilometer rijden we dan weer meer door een bos en langs een paar meertjes, nog steeds over de niet al te brede weg. In het boerengehuchtje Le Villey, waar vooral veel vervallen huizen staan, slaan we een keer rechts- en daarna meteen weer linksaf. Via Francheville fietsen we over de weg die nu toch wat bochtiger is richting La Chaux-en-Bresse. Hier slaan de renners na 170 kilometer, op 60 kilometer van het eind, rechtsaf en dan gaat het zes kilometer volledig rechtdoor over een bredere weg. De weg is licht glooiend en voert door een bos, voor wat het waard is. Na het lange stuk rechtdoor blijft het behoorlijk rechtdoor gaan, al komen we richting Bellevesvre wel een aantal bochten tegen. Bellevesvre passeren we na 180 kilometer en buiten dit plaatsje rijden we een kilometer of tien verder over een redelijk bochtige weg. Ook een weg met een aantal stukken in stijgende lijn, maar dat zijn allemaal van die korte stroken waar een professionele wielrenner geen pijn van in de kuiten mag krijgen. De weg is momenteel vrij breed en het terrein behoorlijk beschut, de waaierkansen nemen drastisch af. De brede weg is overigens niet van lange duur, voorbij Torpes gaan de renners een keer schuin naar rechts en dan mogen ze richting La Chaux genieten van een smal weggetje waar lekker veel zand en andere bagger ligt. Na 189 kilometer komen we uit in La Chaux en buiten dit plaatsje slaan we een keer linksaf waarna we weer een bredere weg bereiken. Deze weg, die ook wat rechter is, volgen we de komende zes kilometer. Aan het eind van deze strook, met vooral veel bomen langs de kant, komen we uit in Mervans, waar na 196,5 kilometer de tussensprint van de dag volgt.

Mervans_clocher2.jpg

Vlak voor de tussensprint slaan we in Mervans rechtsaf en dan gaat het over een brede en vlakke weg rechtdoor tot aan deze sprint. Na de tussensprint is het nog 33,5 kilometer fietsen tot de finish, het einde van deze langste rit komt in zicht. Als we Mervans verlaten gaat het zes kilometer rechtdoor richting het westen over een brede en vlakke weg. Het terrein wordt hier weer wat meer open, al blijft het op veel plaatsen ook nog steeds beschut. Na 203 kilometer slaan de renners in Les Quatre Routes linksaf, waarna ze nog eens vrolijk drie kilometer rechtdoor rijden over een vlakke weg richting Saint-Martin-en-Bresse. De renners rijden dwars door dit plaatsje en dan gaat het nog eens tien kilometer vooral heel erg rechtdoor. Nog steeds over een brede weg, maar onderweg wel met een paar korte knikjes omhoog en omlaag. Ondanks het glooiende karakter van de weg heb ik niet het gevoel dat we hier renners in de problemen gaan zien komen, dus vergeet dat glooiende karakter voor het gemak meteen maar weer. Gewoon vlak, klaar. Via Montcoy rijden we richting Châtenoy-en-Bresse door een bosachtig gebied. Af en toe wordt het bos onderbroken door een akker, maar het is toch wat te beschut allemaal naar mijn goesting. Voor we Châtenoy-en-Bresse bereiken slaan de renners na 216 kilometer een keer linksaf, we bevinden ons dan inmiddels op 14 kilometer van de finish. Na deze bocht gaan we 2,5 kilometer rechtdoor, tot we bij een rotonde uitkomen. Hier gaan we naar rechts en dan rijden we langs Saint-Marcel richting finishplaats Chalon-sur-Saône. Deze weg is breed en kent een oneindig lange lopende bocht naar links, die wel een kilometer duurt. Na de bocht gaat het nog eens twee kilometer rechtdoor, tot aan de volgende rotonde. Bij deze rotonde slaan we weer rechtsaf en dan rijden we rechtdoor over de Pont de Bourgogne.

Chalon_pont-de-Bourgogne1.jpg

We bevinden ons inmiddels op een kilometer of acht van het eind en we betreden nu het grondgebied Chalon-sur-Saône. Richting de brug gaat het al een paar honderd meter rechtdoor en ook voorbij de brug rijden we nog een tijd rechtdoor, tot de volgende rotonde. Bij deze rotonde passeren we langs links, waarna het een paar meter rechtdoor gaat tot aan de volgende rotonde. Ook deze nemen we langs de linkerkant en weer gaan we rechtdoor. Na deze rotonde loopt de weg heel kort vrij pittig omhoog, ik zou zeggen een meter of 350 aan een procent of vijf. Na een flauwe bocht naar links wordt de weg weer vlak en dan gaat het rechtdoor tot op vijf kilometer van het eind. Met vijf kilometer te gaan pakken we weer een flauwe bocht naar links mee, terwijl we over de brede rondweg in Chalon blijven rijden. We blijven deze weg nog een tijd volgen. Als we nog vier kilometer te gaan hebben draaien we nog wat verder flauw naar links verder, terwijl de weg een paar meter naar beneden loopt. Bij een kruispunt op 3,5 kilometer van het eind, waar we gewoon rechtdoor rijden, is er een kleine wegversmalling, maar al snel wordt de weg weer breden. We rijden rechtdoor tot op drie kilometer van het eind, dan gaat het nóg een keer een tijd flauw naar links, met ook weer een kleine versmalling. We komen vervolgens uit bij een rotonde, waar de renners rechtsaf moeten slaan. Het gaat nu een meter of 500 rechtdoor, waarna het weer wat flauw afbuigt naar links. We duiken ook een paar meter naar beneden, want we rijden onder een viaduct door. Als we aan de andere kant weer naar boven rijden komen we meteen bij de volgende rotonde uit. We hebben nu nog minder dan twee kilometer te gaan en slaan scherp linksaf. Vervolgens rijden we min of meer rechtdoor de laatste kilometer in, langs de oevers van de Saône. In de laatste kilometer is de weg breed en vlak. Het lijkt een tijd rechtdoor te gaan, maar we krijgen toch nog met een lange lopende bocht naar rechts te maken. Pas in de laatste hectometers gaat het weer helemaal rechtdoor tot aan de finish.

f77ae
6dyfHrV.png

Finishplaats Chalon-sur-Saône is een plaats met 45.000 inwoners in het departement Saône-et-Loire. Vroeger was de plaats aan de rivier Saône een drukke rivierhaven, waarvandaan veel van de in de regio verbouwde wijn verscheept werd via de rivier en via het Canal du Centre. Later heeft ONS Philips hier dan weer een fabriek gehad, maar die is een paar jaar geleden alweer verkocht aan een ander bedrijf. Chalon-sur-Saône is een plaats die vijf keer is voorgekomen in de Tour. De laatste passage dateert alleen wel al van meer dan 30 jaar geleden. In 1988 waren we hier voor het laatst en toen won Thierry Marie. In 1975 kwam men ook een keer op bezoek in deze stad en toen won Rik Van Linden, ik snap ineens waarom hij morgen te gast is bij Vive le Velo. Als we nog verder in het archief duiken zien we dat er in 1961 ook een aankomst was in Chalon-sur-Saône, ook toen in een rit die vertrok vanuit Belfort. Een kleine 60 jaar later herhaalt de geschiedenis zich dus, in principe zou je kunnen stellen dat we op zoek zijn naar een opvolger voor Jean Stablinski. De allereerste winnaar in Chalon-sur-Saône was overigens Brian Robinson, hij won in 1959 een rit in deze stad. Hij was blijkbaar ook de allereerste Brit ooit die een rit won in de Tour, al flikte hij dat kunstje wel al een jaar eerder in Brest. Tegenwoordig kijken we niet meer op van een Britse zege meer of minder, toen belde je nog de krant. Een semi-bekende wielrenner die blijkbaar een band heeft met deze stad is Michel Laurant. Hij won in de jaren 80 nog eens een rit in de Tour en schreef ook ooit de Waalse Pijl op zijn naam. Een andere bekende voormalig inwoner van Chalon is Nicéphore Niepce, de man die bekend staat als een van de uitvinders van de fotografie. Hij zou de eerste permanente foto gemaakt hebben, jawel. Er is een museum te vinden in Chalon, dat zijn naam draagt. Ook het Musée Vivant-Denon zou de moeite waard moeten zijn, voor de liefhebbers van schone kunsten. Buiten de musea om valt er ook genoeg te zien, want Chalon-sur-Saône staat geklasseerd als Ville d'Art et d'Histoire. Vooral de lokale kathedraal is de moeite waard, die van Saint-Vincent. Er is ook een kloostergang, gebouwd in flamboyante gotiek. Klinkt vet. Het historisch centrum zou ook de moeite waard moeten zijn. Het bevindt zich rond de kathedraal en de place Saint-Vincent en wordt gekenmerkt door talrijke vakwerkhuizen, straatjes en torens. Een opmerkelijke toren is de tour du Doyenné (1409) die een wenteltrap heeft. Ja, ook wel mooi. Deze toren komen we tegen op het eilandje Saint-Laurant, dat in de rivier ligt en met een brug verbonden is aan de rest van Chalon. Op het eiland komen we ook nog een oud hospitaal uit 1530 tegen. Het is hier fantastisch dus, je hoort het al.

france-saone-rhone-chalon-sur-saone01-frantisek-zvardon

In Belfort wordt het overdag 24 graden. De renners vertrekken alleen wel al vrij vroeg, want het is de langste rit. Om 11:20 staan ze klaar om te gaan en dan is het nog niet eens 20 graden, een klein beetje fris dus. Er is geen kans op regen in Belfort, maar er zal wel een bijzonder stevige wind staan. In finishplaats Chalon-sur-Saône zal het 's middags een stuk warmer worden, het gaat richting de 28 graden. Tim Wellens begint voorzichtig om z'n moeder te roepen. Weinig kans op regen, maar het is wel mogelijk dat er ook hier een stevig briesje zal staan. Tijdens de rit rijden we vooral naar het zuiden en het westen en de wind lijkt uit het westen te komen. Dat wordt geen waaiergenot dus, wel lopen we gelijk het risico dat het een wandeletappe gaat worden. De mogelijke wandeletappe begint om 11:20 dus en na een neutralisatie van een kwartier gaan we om 11:35 eens aandachtig kijken welke Wantygod zich tijdens deze rit voor het karretje laat spannen. Eurosport 2 is er uiteraard meteen weer bij, net als de PLAYER. Al kan ik op zich wel aanraden om niet te kijken. Je kan best een keer wachten tot Michel en José beginnen met hun uitzending, dat zal weer rond 14:10 zijn. Het kan ook helemaal geen kwaad om nog wat later in te schakelen. De finish wordt verwacht tussen 16:49 en 17:20, maar het lijkt me goed mogelijk dat het wat later gaat worden dan dat.

Chalon-sur-Sa%C3%B4ne--place-du-march%C3%A9.jpg

Dit wordt een sprint. Dit wordt zelfs een massasprint. Het parcours is niet enorm eenvoudig, want onderweg komen we alles bij elkaar opgeteld toch nog aardig wat hoogtemeters tegen. Met de zware dag van gisteren nog in de benen zullen de meeste sprinters toch wel wat last krijgen van hun benen, maar alsnog wordt het een sprint. Als er inderdaad grotendeels tegenwind zal staan ligt het tempo in het peloton niet zo hoog, wat in het voordeel is van de snelle mannen. Ze gaan deze kans niet laten lopen, want zoveel kansen komen er niet meer. Quick Step, Jumbo en Lotto Soudal gaan zonder enige twijfel rijden. Ze krijgen vast nog wel wat hulp van andere ploegen, zoals Bora bijvoorbeeld. Als dit geen sprint wordt weet ik het ook niet meer.
1. Groenewegen. De vennootschap van het vlaggetje eist ondertussen een overwinning. Met meer prutswerk nemen we geen genoegen, de hypetrein moet nu maar eens een keer goed gaan functioneren. De blauwe plekken kunnen niet meer als excuus aangedragen worden, het is nu tijd om te vlammen.
2. Viviani. De kans is best groot dat Viviani weer wint, zeker als Richeze en Morkov weer in topvorm zijn. Ik vind Viviani alleen heel erg een grijze muis die zonder de juiste ondersteuning amper iets zou winnen, dus dan hoop ik toch maar dat ONZE Dylan wint. Groenewegen wint dan juist vaak weer ondanks zijn ploeg, ook een kunst.
3. Ewan. Hopelijk raakt hij weer ingesloten, die lelijke bamboebuffel.
4. Sagan. Niet echt een ideale sprint voor Sagan, al komen we qua lengte van de rit in de buurt van het klassieke werk. Enfin, hij smijt zich tijdens iedere sprint en dus zal hij hier ook wel weer ergens vooraan eindigen. Zijn ploeggenoot Sam Bennet won twee jaar geleden in deze stad, al was dat dan wel tijdens Parijs-Nice. Bennett had hier nu ook kunnen winnen, maar zit thuis op de bank dankzij Sagan. Dan moet Petertje zich hier wel even in positieve zin gaan onderscheiden.
5. Kristoff. Ja, die dikke gooit zich er vast ook wel weer tussen. Echt een bijzonder oninteressante renner, eigenlijk. Maarja, hij scoort wel punten voor je in pouletjes en dat soort werk.

chalon-sur-saone-3.jpg
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:00
SPOILER: Etappe 8
Etappe 8: Mâcon - Saint-Étienne, 200 km

WE hebben weer gewonnen. WE moesten er een paar dagen op wachten, maar eindelijk heeft ONZE Dylan het voor elkaar gekregen. Nadat een dag eerder de Belgische Dylan won was het nu de beurt aan onze deb. Dat de rit met aankomst in Chalon-sur-Saône in een massasprint zou eindigen was vooraf al duidelijk. Ook de renners hadden die boodschap wel begrepen, dus zagen we slechts twee renners in de aanval gaan. Natuurlijk weer iemand van Wanty en natuurlijk was diegene opnieuw Yoann Offredo. Hij kreeg gezelschap van een jongen van Cofidis, Stephane Rossetto. Met z'n tweeën mochten ze vrij lang voor Jan met de korte achternaam op kop rijden. De controle in het peloton was strak, nooit kregen de koplopers meer dan een minuut of vier voorsprong. Er gebeurde verder de hele dag niets, zoals je kon verwachten. In het begin van de rit gingen Tejay van Garderen en Mike Teunissen nog wel een keer onderuit, maar veel meer hoefde Radio Tour niet door te geven. Pas richting de tussensprint zagen we een keer wat gebeuren. Op een kilometer of 30 van het eind kwam die tussensprint en na de tussensprint trokken een aantal renners door, in een poging de rest te verrassen. Dat lukte deels, want een aantal jongens kwamen terecht in een tweede groep. Onder meer Van Aert zat even dik in de shit, maar uiteindelijk viel het vrij snel weer stil en dus kon iedereen weer aansluiten. Door deze versnelling werd de kopgroep wel snel ingerekend. We konden al vroeg gaan toewerken naar de sprint. Veel gebeurde er in de voorbereiding eigenlijk niet, pas in de allerlaatste kilometers werd het een beetje spannend. In de laatste vijf kilometer van de rit lagen er wat wegversmallingen op het parcours en dus deden de mannen van Jumbo hun best om Groenewegen van voren te houden. Wout van Aert leverde een kabinetstukje af door in volle finale een kilometer of twee op kop te rijden. Nadat hij klaar was nam Grondahl Jansen het commando over en hij wist zijn taak te volbrengen tot de laatste kilometer. Tot zover leek alles vrij soepeltjes te lopen voor de mannen van Jumbo, maar nadat Jansen had afgegegen kwam er ineens een golf over Teunissen en Groenewegen heen. Zaten ze toch weer verkeerd, een vlekkeloze sprint is er dit jaar nog niet van gekomen. Even later zagen we Teunissen een poging wagen om toch wat meer naar voren te rijden en bij die poging raakte hij Groenewegen weer eens kwijt. De trein van Quick Step ging dwars door Teunissen en Groenewegen heen en na het nodige gebeuk van de schouders leek Groenewegen in een kansloze positie te zitten. De deze leek even ver weg, maar hij kreeg snel daarna toch weer wat ruimte om op te schuiven naar voren. Hij knalde voorbij Teunissen en zijn positie zag er weer wat rooskleuriger uit. Toch zat hij nog steeds achter jongens als Viviani en Ewan, wat hem deed besluiten om direct aan te gaan. Hij maakte er een lange sprint van en dat pakte goed uit. De rest ging net wat later aan en ze kwamen er allemaal niet meer overheen. Viviani zakte er zelfs helemaal door, al lag dat naar eigen zeggen aan een lekke band. Ewan kwam nog wel in de buurt, maar gelukkig was de finale jump van Groenewegen goed genoeg om de zege binnen te halen. De derde overwinning voor Jumbo en de eerste voor Groenewegen, het vlaggetjesfestijn duurt voort. Na deze sprintrit duiken we het tweede weekend van de Tour in. Tijdens het weekend gaan we twee dagen achter elkaar de heuvels in. Op zaterdag rijden we van Mâcon naar Saint-Étienne en deze rit lijkt gemaakt te zijn voor de vluchters.

rlTB3Vb.png
7da3c

Van start gaan we dus in Mâcon, een stad met 34.000 inwoners in het departement Saône-et-Loire. Het is de zesde keer dat de Tour hier passeert. Tot 1991 kwam de Ronde van Frankrijk nooit langs in Mâcon, maar toen de Tour eenmaal kwam werden de inwoners meteen getrakteerd op twee ritten. Rit 20 van die Tour zou van Aix-les-Bains naar Mâcon gaan en Vjatsjeslav Jekimov zou die rit winnen. Eén dag later gingen de renners van start in Lugny. Ze zouden een tijdrit van 57 kilometer gaan afwerken, met opnieuw een aankomst in Mâcon. Deze tijdrit werd dan weer gewonnen door Miguel Indurain, in die jaren een vrij normale zaak. 1991 zou achteraf sowieso een bijzonder jaar blijken te zijn voor deze stad, want in hetzelfde jaar werd ook nog ene Antoine Griezmann geboren. Deze niet al te sympathieke voetballer is afkomstig uit Mâcon en toevallig stapte hij gisteren na een veel te lang durende soap voor een slordige 120 miljoen over van Atletico Madrid naar Barcelona. Na de dubbele passage in 1991 keerde de Tour pas in 2002 weer terug in deze stad, toen won Lance Armstrong een tijdrit van exact 50 kilometer. Dat waren nog eens tijden, beter dan die minimalistische tijdritten van tegenwoordig. De laatste aankomst in in Mâcon dateert van 2006, toen wist Matteo Tosatto te winnen vanuit de vlucht. Sindsdien zijn we in 2012 nog eens hier geweest, maar dan wel slechts voor de start van een rit. Er werd koers gezet richting Bellegarde-sur-Valserine, waar de altijd sympathieke Thomas Voeckler won. Mâcon dus, een stad die zwaar te lijden heeft gehad onder de verschillende conflicten die men door de eeuwen heeft betwist. Tijdens de Franse revolutie vond men het bijvoorbeeld nodig om de lokale kathedraal bijna volledig te slopen. Van de voormalige kathedraal Saint-Vincent resteren nog enkele delen, waaronder het voorportaal en de torens. Een impressie van de voormalige kathedraal wordt dan weer tentoongesteld in de ruïne. Ze hebben bovendien een nieuwe kathedraal gebouwd ter vervanging van de oude, je moet toch wat. In het centrum komen we het maison de bois tegen, een houten vakwerkhuis uit de renaissance, versierd met figuratief snijwerk, verder is er een Museum voor Schone Kunsten gevestigd in een voormalig Ursulinenklooster. En dan is er ook nog het Hospice de la Charité, voorzien van een vondelingenluik. Dat schijnt redelijk uniek te zijn in Frankrijk. Uiteraard bevinden we ons ook weer in een wijnstreek. Mâcon is de hoofdplaats van de wijnstreek Mâconnais. Er kan hier dus stevig gezopen worden, zeker als het jaarlijkste wijnfestival wordt georganiseerd.

mdb1.jpg
macon-france-university-accommodation.jpg

Vertrekken doen de renners langs de oevers van de Saône. Tijdens de opnieuw belachelijk lange neutralisatie rijden ze een rondje door het centrum van Mâcon, waarna ze ook buiten het centrum nog een tijd geneutraliseerd moeten rondtoeren. Buiten de stad, op een godverlaten locatie langs het spoor, gaat de rit dan echt beginnen. Het zou zomaar een leuke beginfase kunnen worden, want iedereen wil waarschijnlijk in de vlucht van de dag. Tijdens de eerste vijf kilometer van deze rit knallen we vooral rechtdoor over een brede weg die voorlopig ook nog zo goed als vlak is. Lastig om op deze wegen meteen weg te rijden, het duel zou wel eens een tijdje kunnen gaan duren. Na vijf kilometer komen we uit in Crêches-sur-Saône. Hier slaan de renners rechtsaf en dan rijden ze weer twee kilometer rechtdoor over een weg die lichtelijk vals plat omhoog loopt. In Le Bourgneuf volgt er dan een bocht naar links en dan krijgen we met het eerste klimmetje van de dag te maken, anderhalve kilometer aan 5%. Hier kan het eerste verschil gemaakt worden, terwijl we weer eens langs wat wijnranken fietsen. In de Bourgogne zuipen ze wat af. Na het klimmetje rijden we een aantal kilometer wat meer naar beneden over brede maar bochtige wegen. We passeren ondertussen het ene wijndomein na het andere, het is echt niet te doen hier. Na het stuk in dalende lijn gaat het weer een aantal kilometer vals plat omhoog, maar al snel wordt het weer vlak. Als we Chénas passeren gaat het dan weer een aantal kilometer in licht dalende lijn verder richting Romanèche-Thorins. Onderweg naar Romanèche komen we naast ontelbare wijngaarden ook nog een molen tegen, dat is wel echt wat je wil.

beaujolais2.jpg

Na 17 kilometer komen we uit in Romanèche-Thorins en na een korte passage door dit dorpje rijden we verder langs wijn, wijn en wijn. Of nouja, het moet ooit allemaal wijn worden. De weg richting het volgende dorpje, Lancié, is ook weer breed en vooral vrij glooiend. Het gaat weer een paar keer op en af, maar pas voorbij Lancié krijgen we met een wat langere klim te maken. Klim is misschien weer wat van het goede teveel, maar het gaat in ieder geval drie kilometer achter elkaar omhoog aan een procent of drie. De Gendt gaat hier gewoon weer een minuut of vijf tempo rijden met Wellens in het wiel en dan zien we daarna wel wie er genoeg jus in de benen heeft om te volgen. We komen uit in Villié-Morgon, nog steeds op wijnterrein. Buiten dit dorpje is het een kilometer of vijf vrij vlak als we richting Régnié-Durette rijden. Beetje draaien en keren tussen de druiven door, verder weinig verheffend. Als we door dit plaatsje zijn gereden gaat het een kilometer of twee naar beneden over een brede weg, die wel wat bochtig is. Aan het eind van dit stukje in dalende lijn slaan we linksaf, waarna het een tijdje rechtdoor gaat tot aan een rotonde. Bij deze rotonde gaat het schuin naar links en dan rijden we over een vlakke weg verder richting Cercié, waar na 33 kilometer de tussensprint van de dag volgt. Zou dus ook best kunnen dat we tot dit moment geen vlucht krijgen, wegens de strijd voor de puntjes. Of misschien gaat Sagan wel weer eens ouderwets in de aanval, dat kan ook. Cercié-en-Beaujolais ligt best mooi, tegen een helling vol wijnranken aan. Niet zomaar een helling trouwens, het gaat om Mont Brouilly. Dat is een helling die je kan beklimmen, wat men in 2017 ook deed tijdens Parijs-Nice. Toen zou er een tijdrit eindigen boven op de berg, gewonnen door Julian Alaphilippe. Een steil onding, de renners hebben mooi mazzel dat ze er nu met een boog omheen mogen fietsen.

le-point-velo-de-cercie.jpg

Voorbij de tussensprint rijden we het centrum van Cercié in en buiten dit centrum slaan de renners rechtsaf richting Saint-Lager. Na de bocht zal de weg een aantal kilometer vals plat omhoog lopen, richting de eerste klim van de dag. Na een rondje door het centrum van Saint-Lager gaat het buiten het plaatsje weer eens verder over een bochtige en brede weg tussen de wijngaarden door. In de vijf kilometer tussen Saint-Lager en het volgende dorpje, Odenas, komen we een meter of 100 hoger uit. Het gaat dus vooral vals plat omhoog, met af en toe een wat lastiger stukje. In Odenas komen we een paar rotondes tegen, maar het is wel weer wat vlakker. Even buiten dit plaatsje slaan we een keer rechtsaf en dan rijden we over een smallere weg verder naar Le Perréon. In dit stuk van een kilometer of vijf gaat het weer een paar keer op en af, maar vooral op. Een paar vervelende stroken, maar in vergelijking met wat hierna komt stelt het weinig voor. De laatste twee kilometer voor Le Perréon gaat het nog even licht naar beneden en voorbij dit dorpje zal het nog een kilometer vlak zijn. De weg is inmiddels weer breder geworden, terwijl de eerste officiële klim van de dag nu angstvallig dichtbij komt. Na 44,5 kilometer koers beginnen we aan de Col de la Croix Montmain. Deze beklimming van de tweede categorie is 6,1 kilometer lang aan 7% gemiddeld, dat is gelijk behoorlijk pittig. We beginnen direct met een kilometer aan 7,5%, gevolgd door de zwaarste kilometer aan 8,7%. Een kilometer aan 7,5% volgt, met daarna nog twee kilometer aan 8%. Doordat de laatste kilometer van de klim vals plat is zakt het gemiddelde wat, maar dit is echt een verdomd lastige klim. Het zal niet zomaar de eerste de beste vluchter zijn die tijdens deze rit met de zege gaat lopen. Na 51 kilometer, op een kwart van de koers, komen de renners boven op deze niet bijzonder mooie klim. We nemen weinig mooie vergezichten waar, na een kaal eerste deel van de klim gaat het daarna vooral verder door een bos waar ze de boel lelijk bij elkaar gekapt hebben.

tour-de-france-2019-stage-8-climb-99a54ad07b.jpg
ob_1e780a_img-20150309-151506.jpg

De beklimming was voorzien van een redelijk smalle weg, maar op de top van de klim slaan we rechtsaf en dan komen we op een bredere weg terecht. Deze weg brengt ons naar Lamure-sur-Azergues, na een afdaling van vijf kilometer. Een afdaling die toch nog redelijk pittig is, omdat het asfalt hier niet enorm fantastisch lijkt te zijn. We komen ook een aantal lastige bochtjes tegen die moeilijk in te schatten zijn. Toch zal het wel meevallen in de praktijk, zo vroeg op de dag hoeft men hier geen rare fratsen te ondernemen en op het gemakje is dit prima te doen. Eenmaal beneden in Lamure, na een laatste lastige haarspeldbocht, slaan de renners linksaf. Vervolgens rijden ze een aantal kilometer voornamelijk rechtdoor, dwars door een vallei. Het is de komende kilometers dus vooral vlak, als we koers zetten richting Chamelet. In de tien kilometer tussen Lamure en Chamelet komen we 100 meter lager uit. Af en toe pakken we een klein stukje in stijgende lijn mee, maar het is toch vooral heel aangenaam fietsen op de enorm brede weg door de vallei. Na 66 kilometer komen we uit in Chamelet, een Italiaans aandoend dorpje gelegen op een heuvel. Hier slaan de renners rechtaf, een krappe bocht tussen twee huizen door. Ze rijden over een bruggetje en na de brug begint de weg gelijk omhoog te lopen. We beginnen aan de volgende klim van de dag, de Col de la Croix de Thel. Deze beklimming van de tweede categorie is kort maar krachtig. Het gaat vier kilometer omhoog aan 8% gemiddel, straffen toebak. Over een wat smallere weg gaat het eerst een kilometer aan 7% omhoog, dat valt nog mee. Daarna volgt een kilometer aan 8%, waarna de lastigste kilometer volgt. Het gaat een kilometer lang aan ongeveer 9% omhoog, dat mag gezien worden. In de laatste kilometer richting de top wordt het iets makkelijker, maar het blijft aan ongeveer 8% omhoog gaat. Na 71 kilometer komen we boven op deze klim, waar op de top een mooi uitzicht over de omgeving te zien is. Carl Berteele (die man met de varkenskop en de totaal niet rullevante informatie op de motor) zou spreken van een indrukwekkend vergezicht.

tour-de-france-2019-stage-8-climb-n2-8ad33461a2.jpg
img_20798_14517.jpg

Na de tweede lastige beklimming van de dag volgt er niet direct een afdaling. We rijden na de klim zes kilometer verder over een plateau, waar het een beetje op en af gaat. Het is een bochtige en redelijk smalle weg, die niet te peilen is. Richting de ene bocht gaat het wat naar beneden, een bocht later gaat het weer wat feller omhoog. Dit gaat zes kilometer zo door, tot we in de buurt van Valsonne kort anderhalve kilometer naar beneden duiken. Geen lange afdaling, maar toch best pittig. We komen een aantal lastige bochten tegen, vooral als we bijna beneden zijn in het dorpje Valsonne zelf. Eenmaal beneden slaan we linksaf en dan rijden we drie kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg door een dalletje. Aan het eind van dit stukje rit komen we uit in Saint-Clément-sur-Valsonne. Voor we goed en wel dit dorpje betreden slaan we rechtsaf en dan loopt de weg direct steil omhoog. Een paar meter later volgt er een steile haarspeldbocht naar rechts en dan zijn we vertrokken. De volgende klim is bezig en dat is te merken. De Col de la Croix Paquet is slechts twee kilometer lang, maar het gaat wel aan 10% gemiddeld omhoog. Daar kan geen misverstand over bestaan, de renners worden direct geconfronteerd met een muur van jewelste. In de eerste 500 meter gaat het aan 8% omhoog, maar daarna volgt een leuke kilometer. 12% gemiddeld, voor de lol. Richting de top wordt het weer wat makkelijker, in de laatste 500 meter gaat het opnieuw aan 8% omhoog. Toch wel humor om te lachen, dit klimmetje. Na 84,5 kilometer komen we boven op deze muur van de tweede categorie, Spaanse praktijken in Frankrijk. Volgens de voormalige prof Blaise Sonnery (wie kent hem niet?), die toevallig afkomstig is uit de regio, wordt het hier enorm spec-ta-cu-lair! Hij verwacht hier een enorme mensenmassa en renners die moeite gaan hebben om boven te komen. Zit wel wat in, dit is geen kattenpis.

tour-de-france-2019-stage-8-climb-n3-779ecf1b45.jpg
quot-apres-le-second-virage-chacun-va-essayer-de-trouver-son-rythme-de-croisiere-je-pense-que-les-coureurs-auront-un-braquet-de-53x39-mais-la-pente-reste-tres-elevee-entre-12-et-13-ca-va-rouler-fort-car-les-favoris-voudront-rester-aux-premieres-places-quot-photo-yoann-terrasse-1562779926.jpg
quot-en-haut-du-col-on-n-a-pas-le-temps-de-regarder-le-paysage-il-faut-changer-son-braquet-et-s-alimenter-apres-cet-effort-chaque-coureur-devra-rester-concentre-pour-aborder-la-descente-en-direction-de-tarare-tres-sinueuse-elle-se-fera-en-file-indienne-quot-photo-yoann-terrasse-1562779926.jpg

Het is niet alleen een muur omhoog, ook naar beneden tikken we een procent of tien aan. De weg is dan wel weer behoorlijk breed, dat scheelt. Volgens de voormalige prof die niemand kent is het asfalt hier best goed, niet korrelig. Nou, dan zou iedereen dus veilig beneden moeten komen. Het is ook niet echt een lange afdaling, eigenlijk valt het dus reuze mee. Beneden komen we uit in het plaatsje Tarare, waar blijkbaar de voetballer Corentin Tolisso vandaan komt. Die jongen kan er echt niets van, ondanks het feit dat hij bij Bayern speelt. We rijden een uitgebreid rondje door deze plaats, met de nodige rotondes en bochten. Als we Tarare bijna dreigen te verlaten via de doorgaande weg volgt er nog een bocht naar rechts en dan rijden we meteen door naar de volgende klim van de dag. Aan de rand van Tarare begint de weg omhoog te lopen, we zijn begonnen aan de langste klim van de dag. De Côte d'Affoux is 8,5 kilometer lang, aan 4,5% gemiddeld. Een beklimming van de derde categorie, die beduidend minder zwaar is dan alles wat we hiervoor hebben meegemaakt. De eerste kilometers van de klim gaat het veredeld vals plat omhoog, heel spannend is het niet. Halverwege komen we uit in Saint-Marcel-l'Éclairé, waar ze nogal veel paaltjes op de weg hebben geplaatst. Vervolgens gaat het nog een aantal kilometer wat steiler omhoog. We komen zelfs nog een kilometer tegen aan 6% gemiddeld, maar hier ligt niemand meer van wakker na wat we eerder al hebben gezien. Al kruipt het allemaal in de benen, dat dan weer wel. Als de renners de top van deze minder tot de verbeelding sprekende beklimming bereiken hebben ze 97 kilometer afgewerkt, Zaagmans komt bijna de rit doormidden zagen.

tour-de-france-2019-stage-8-climb-n4-6e5776192c.jpg
D96HSE4XsAE7lPb.jpg

Als we eenmaal boven zijn in de buurt van het plaatsje Affoux volgt er niet gelijk een afdaling. We bevinden ons op een plateau, waar het de komende drie kilometer zo goed als vlak zal zijn. Dan volgt er een minimale afdaling van anderhalve kilometer, waarna het weer een aantal kilometer vlak is. De renners rijden door een bosachtig gebied, over een brede weg. De komende 14 kilometer, tot in Saint-Laurent-de-Chamousset, valt er eigenlijk weinig te melden. In deze kilometers komen de renners 150 meter lager uit, dat is niet veel. Het is dus vooral vlak, met af en toe een strook in dalende lijn en heel sporadisch een klein knikje omhoog. Brede wegen, met redelijk goed asfalt op het oog. Na een tijd door een bos te hebben gereden bereiken de renners na een tijd weer wat meer de bewoonde wereld. Ze rijden door een aantal dorpjes, zoals Villechenève en Les Auberges. Tussen de dorpjes door kronkelen we ons een weg verder over de brede wegen door de open vlaktes van het plateau. Na 115 kilometer komen we uit in Saint-Laurent-de-Chamousset en na een paar bochten en een rotonde in deze nederzetting, waar ze een chateau hebben, verlaten we het plateau. Het gaat nu een aantal kilometer daadwerkelijk naar beneden, al is er geen sprake van een lastige afdaling. We dalen negen kilometer over een prachtige brede weg, met alleen maar soepele en vriendelijke bochten. Halverwege komen we uit bij een rotonde, waar de renners naar links moeten. Ze rijden langs wat lelijke industrie, waarna het grootste dalen is gedaan. Het gaat nog een beetje verder naar beneden, bijna niet waarneembaar. Tussendoor komen we alleen nog een rotonde tegen, verder is het aangenaam fietsen. Aan het eind van dit stuk in de vallei slaan de renners rechtsaf. Ze gaan dan op weg naar Courzieu, een dorpje dat aan de voet van de volgende klim van de dag ligt. Richting Courzieu is het nog een kilometer vlak, maar daarna begint de Côte de la Croix de Part. Ze hebben veel kruizen in deze omgeving, zoveel is inmiddels wel duidelijk. Deze klim is weer wat zwaarder, het gaat namelijk vijf kilometer omhoog aan 8%. We beginnen nochtans met een makkelijke kilometer aan 4%, maar daarna gaat het goed los. Van een kilometer aan 8% gaat het naar een kilometer aan 9% en daarna krijgen we zelfs nog een volle kilometer aan 10% cadeau. Richting de top wordt het dan weer wat makkelijker, al is een kilometer aan 8% nog steeds niet te onderschatten. Na 133 kilometer komen de renners boven op deze col van de tweede categorie, die voorzien is van een wat smallere weg.

tour-de-france-2019-stage-8-climb-n5-e6da2ca039.jpg
001._Vue_de_Courzieu.JPG

Tijdens deze klim, die om een of andere reden vrij Baskisch op me overkomt, rijden de renners vooral door een donker bos. Ze komen bergop ook een aantal bijzonder steile haarspeldbochten tegen, maar in de afdaling valt dat gelukkig mee. Op de top bereiken we een bredere weg, die niet echt angstaanjagend hard naar beneden loopt. Het gaat in eerste instantie vier kilometer naar beneden, zonder veel lastige bochten. We komen uit in Montromant, waarna het even een tijdje vlak is. Ook gaat het nog kort een beetje vals plat omhoog, voordat we nog een kilometer of drie verder dalen richting Saint-Genis-l'Argentière. Ook dit tweede deel van de afdaling stelt bijzonder weinig voor, iedereen moet heelhuids Saint-Genis kunnen bereiken. Na een paar bochten in dit plaatsje rijden we verder richting Sainte-Foy-l'Argentière over een bochtige edoch vlakke weg. Twee kilometer later bereiken we dit dorpje. Hier gaan we linksaf slaan bij een rotonde en dan is het bijna meteen tijd voor de volgende klim van de dag. Er wordt nogal wat afgeklommen tijdens deze rit, in totaal halen we bijna 4000 hoogtemeters. We gaan nu naar het dorpje Aveize, waar de top van de Côte d'Aveize ligt. Deze beklimming van de tweede categorie is 5,2 kilometer lang en kent een gemiddeld stijgingspercentage van 6,4. We rijden over een brede doorgaande weg omhoog en krijgen in het begin een kilometer aan 6% voor de kiezen. Daarna gaat het een kilometer aan 6,6% omhoog, voor het lastigste deel van de klim volgt. Weer eens een kilometer aan 8%, dat hadden we vandaag nog niet gehad. Na die lastige kilometer valt het verder wel mee, in de laatste drie kilometer van de klim gaat het aan 5,5% gemideld omhoog. Tijdens de eerste kilometers van de klim is het terrein open, waardoor de wind een rolletje zou kunnen spelen. Daarna rijden we wel weer door een bos, tot we na 148,5 kilometer Aveize bereiken. Hier wordt het wel weer open en dus kunnen we een beetje rondkijken. De conclusie is dan dat er niet veel te zien is, al hebben ze wel een kicken voetbalveldje in Aveize.

tour-de-france-2019-stage-8-climb-n6-aa3a57e018.jpg
Aveize.jpg

Als we door Aveize zijn gereden gaat het een kilometer of zes licht naar beneden richting Saint-Symphorien-sur-Coise. Een makkelijke afdaling, met amper bochten onderweg. Als we eenmaal aankomen in Saint-Symphorien volgen de bochten elkaar dan wel weer rap op. Na een stuk of vijf bochten en een rotonde verlaten we dit dorpje weer en dan begint het feest van de ongecategoriseerde beklimmingen. We komen kort achter elkaar een stuk of drie klimmetjes tegen, die volgens de organisatie niet de moeite waard zijn. Is gelul natuurlijk, want buiten Saint-Symphorien gaat het gewoon doodleuk vier kilometer omhoog aan 6% gemiddeld. Dat is op z'n minst een klim van de vierde categorie, misschien zelfs een van de derde categorie. Go home ASO, you're drunk. Alsof de rit nog niet zwaar genoeg was krijg je er dit soort verstopte bergjes bij, altijd lekker. De klim is eerst voorzien van een brede weg en lijkt vrij gelijkmatig te zijn, maar voorbij het dorpje Coise slaan we ineens een smal boerenweggetje in en daar lijkt te weg wat steiler omhoog te lopen. Allemaal verrassingen, leuk. Een kilometer aan 7% ofzo tussendoor, altijd goed voor de sfeer. Op de top van dit eerste klimmetje slaan we rechtsaf en dan is het even een kilometer min of meer vlak, waarna het weer anderhalve kilometer omhoog gaat aan een procent of vijf. Het tweede verstopte klimmetje, maar dat ze hier geen categorie op plakken valt nog te billijken. De weg is op dit tweede klimmetje wat breder geworden en na het tweede klimmetje gaat het ook weer anderhalve kilometer naar beneden, tot in Marcenod. Geen ingewikkelde afdaling, vooral omdat het niet heel zwaar naar beneden gaat. We rijden dwars door Marcenod en dan gaan we op weg naar Saint-Christo-en-Jarez. De weg richting dit dorpje is eerst een kilometer vlak, voor we op het derde klimmetje getrakteerd worden. Het gaat ongeveer een kilometer aan 7% omhoog, ook dat mag niet onderschat worden. Vervolgens is het een kilometer of twee gewoon vlak, voordat we na 170 kilometer Saint-Christo-en-Jarez binnenfietsen.

056.jpg

In Saint-Christo-en-Jarez begint de afdaling. Na de stiekeme klimmetjes gaat het nu een aantal kilometer naar beneden. In Saint-Christo volgt er een linke bocht naar links en dan verlaten we deze plaats al snel weer. Het gaat een kilometer of 10 naar beneden, zonder dat de afdaling ooit spectaculair wordt. Tussendoor gaat het ook nog een paar keer kort omhoog, veel spanning en sensatie komen we niet tegen in de afdaling van de Col de la Gachet. Het is makkelijk fietsen richting Sorbiers. We komen wel wat bochten tegen, maar de weg is altijd breed en er is eigenlijk geen enkel moment te vinden dat het echt steil naar beneden gaat. Het is dus een makkelijke zaak om na 182 kilometer koers Sorbiers te bereiken. Sorbiers is niet zomaar een plaats. Dit is de locatie waar de betreurde Andrei Kivilev woonachtig was, voor hij in 2003 om het leven kwam. De laatste keer dat de Tour langskwam in deze regio passeerden we ook in Sorbiers en ook toen werd Kivilev herdacht, dat doen we nu gewoon dunnetjes over. Ter ere van Kivilev wordt er ieder jaar een wedstrijd georganiseerd, de Montée Andrei Kivilev. Vanuit Sorbiers rijden de deelnemers dan naar Saint-Christo-en-Jarez, een bergtijdrit over de trainingswegen van Kivilev. We rijden nu alleen een beetje andersom, van Saint-Christo-en-Jarez dalen we juist af richting Sorbiers. Het zal vooral weer een speciale rit zijn voor iedereens favoriete wielerpersoonlijkheid, Alexandre Vinokourov. Hij was immers enorm goed bevriend met Kivilev. Samen trokken ze vanuit het verre Kazachstan naar Europa, om de wereld te veroveren. Kivilev kwam terecht bij een wielerclub in Saint-Étienne, hij stootte door naar de profs en wist zelfs een keer vierde te worden in de Tour, voor hij in de plaats waar hij werd opgeleid het leven zou laten tijdens de tweede rit van Parijs-Nice in 2003.

kivilev-stele.jpg

Na een bochtige passage in Sorbiers rijden de renners rechtdoor naar de laatste officiële klim van de dag. Het is nog 18 kilometer tot de finish en we fietsen eerst een kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg. Het gaat vervolgens schuin naar rechts en daarna krijgen we een scherpe bocht naar links voorgeschoteld. Na deze bocht loopt de weg meteen omhoog, we zijn begonnen aan de Côte de la Jaillère, een klim van twee kilometer aan 8% gemiddeld. De smalle en vrij slechte weg loopt meteen 500 meter aan 8% omhoog, voor de gezelligheid. Al snel wordt het iets vlakker, de volgende halve kilometer gaat het omhoog aan 6%. De tweede kilometer van de klim is een stuk lastiger. De percentages gaan stijgen richting de tien, met een halve kilometer aan 9,5%. In de laatste meters richting de top gaat het dan weer aan 8,5% omhoog, het blijft dus lastig. De extra moeilijkheid zit in de smalle weg en het feit dat er richting de top nog een paar steile en smalle bochtjes genomen moeten worden, positionering is hier vrij belangrijk dus. Na 187,5 kilometer, op 12,5 kilometer van het eind, komen de renners boven op deze beklimming van de derde categorie. We zien hier ook de derde aflevering van het nieuwe experiment, dat van de bonificatieseconden. Voor de eerste op de top liggen er weer acht seconden klaar. Ik heb zo'n vermoeden dat dit experiment gaat mislukken, maar leuk dat men wat probeert.

40ec1
D843YFHWkAQMAwk.jpg:large
9C20cMr.png

Direct na de top van de klim verlaten we het slechte en smalle wegdek. We mogen even over een brede weg rijden, maar dat feest duurt niet lang. Een kleine kilometer loopt de brede weg naar beneden, tot we schuin rechtsaf slaan. Een klein knikje omhoog van een meter of 200 volgt, waarna we verder naar beneden rijden over een smallere weg. De komende acht kilometer gaan we over dit soort wegen rijden. Wat smaller, met de nodige bochten en vooral op en af. Van een langer durende afdaling is geen sprake. Het gaat iedere keer een paar honderd meter naar beneden en dan gaat het net zo snel weer een hectometer omhoog. Na alles wat we tijdens deze rit hebben meegemaakt is het toch een lastige finale. Het smalle en slechte wegdek helpt daarbij niet. De korte stukjes naar beneden zijn voorzien van een paar onoverzichtelijke bochten, wat het geheel nog wat lastiger maakt. Na drie kilometer fietsen over deze onhandige weg loopt het aan het eind nog een kilometer vals plat omhoog, voor er een bocht naar links volgt. Na deze bocht bevinden we ons weer op een bredere weg. Deze weg loopt vier kilometer min of meer rechtdoor, voornamelijk in dalende lijn. Het wordt eindelijk wat makkelijker, werd ook wel tijd. Goed, er zijn wat flauwe bochtjes, maar dit is prima te doen. Op een kilometer of vier van het eind rijden we L'Etrat binnen, aan de buitenkant van Saint-Étienne. We rijden rechtdoor het centrum in en op dat moment begint de weg weer licht omhoog te lopen. Een meter of 800 aan een procent of drie, veredeld vals plat. Op drie kilometer van het eind slaan we plotseling rechtsaf, een scherpe bocht van 90% moet genomen worden. Na deze bocht loopt de weg wat feller omhoog, sterker nog, het gaat zelfs 600 meter omhoog aan 8%. Als er nog een groepje bij elkaar is vinden de renners hier toch wel de ideale gelegenheid om de boel nog even uit elkaar te rammelen. Het is finale met de nodige haken en ogen, om iedere hoek zit er wel weer een andere verrassing. Op de top van dit verrassend zware klimmetje slaan de renners linksaf, waarna de weg even vlak is. Ze slaan 300 meter nog een keer linksaf, waarna de weg nog even een paar meter vals plat omhoog loopt. We bevinden ons inmiddels op minder dan twee kilometer van het eind en na nog een klein stukje vals plat volgt er een duik naar beneden. We bevinden ons overigens in Saint-Priest-en-Jarez, voor de volledigheid. De duik naar beneden in deze plaats is een kleine kilometer lang en redelijk gevaarlijk. Eerst komen de coureurs een lange en lopende bocht naar rechts tegen, dat is geen probleem. Na die bocht duiken ze nog eens extra naar beneden, maar dan volgt er aan het eind een scherpe bocht naar links. Deze wil je wel goed nemen, anders vlieg je rechtdoor tegen een muur aan. Na deze bocht komen we uit bij een rotonde, die langs de linkerkant genomen wordt. We zitten dan inmiddels in de laatste kilometer en in deze slotkilometer is het gewoon vlak. Wel komen we nog een aantal bochten tegen. Op 800 meter van het eind slaan we rechtsaf, waarna het rechtdoor gaat tot op 300 meter van het eind. Na een flauwe, lopende bocht naar links gaat het in de laatste 200 meter van de rit rechtdoor. Blijkbaar loopt het nog wat vals plat op, maar dat is amper te zien.

d7165
PqLVJHN.png

We finishen aan de rand van Saint-Étienne, ver buiten het centrum. Saint-Étienne is een stad met 170.000 inwoners, 400.000 inwoners als je iedereen in de metropool meeneemt in je overwegingen. Het is een stad met een vreselijk lange geschiedenis in de Tour. We zijn hier voor de 26e keer, niet te doen. Voor het laatst waren we hier in 2014, maar toen kregen we wel een andere rit voorgeschoteld. Een beduidend makkelijkere rit zou gewonnen worden door Alexander Kristoff, voor Sagan en Demare. Een dag later zou er ook een rit vertrekken vanuit Saint-Étienne, met aankomst op Chamrousse. Die rit werd gewonnen door Nibali. Ook nu zal er na een aankomst in Saint-Étienne een rit vertrekken vanuit deze stad, dus ga ik jullie nog niet alles vertellen over deze stad. Voorlopig gaan we het maar bij de Tourgeschiedenis van deze stad laten. Die geschiedenis is dus groot, met mannen als Zoetemelk, Hinault, Kelly en Ullrich op de erelijst. Een van de meest bijzondere verhalen schijnt dan weer uit 1985 te komen. De Colombiaan Luis Herrera wist te winnen, op zichzelf al een bijzonder feit. Tegenwoordig winnen de Colombianen alles, toen was het nog nieuw en spannend. Het grote verhaal kwam alleen niet van Herrera, maar van een valpartij achter hem. Bij die valpartij ging gele trui Bernard Hinault hard op z'n muil. Met een gezicht vol bloed reed hij over de finish. Hij bleek zijn neus gebroken te hebben, maar reed de Tour toch uit en wist de Tour zelfs te winnen. Dat vinden die Fransen leuk he, wordt natuurlijk pontificaal als anekdote opgevoerd in het roadbook. De mooiste winnaar in Saint-Étienne is misschien nog wel Ludo Dierckxsens. De sympathieke kale Belg won hier in 1999 zijn enige rit in de Tour, in de trui van Belgisch kampioen. In de tussenliggende jaren zagen we in 2005 Lance Armstrong nog een tijdrit winnen en in 2008 was het de beurt aan een jonge Marcus Burghardt. Goed, tot zover de Tourinformatie. Met de inhoudelijke spreekbeurt over deze stad gaan we morgen wel verder. De finishlocatie nodigt ook niet echt uit tot een grandioos opstel over Saint-Étienne. We finishen namelijk langs het lokale sportpark, in de buurt van het stadion van AS Saint-Étienne. Daar gaat de volgende rit overigens ook van start, leuk. Was ooit een spuuglelijk stadion, maar voor het EK 2016 hebben ze die oude teringzooi een beetje opgeknapt. Nu is het nog steeds lelijk, maar wat moderner. Goede vraag voor een pubquiz wel trouwens: welke club is het vaakst kampioen geworden in Frankrijk? Olympique Lyon toch zeker? Nee. Olympique Marseille dan? Dacht het niet. Oké, dan is het PSG! Nee, natuurlijk niet, die poenerige club stelde voor de poen niets voor. Misschien Monaco dan? Nee, AS Saint-Étienne. Jawel.

-assefcgb-infos-pratiques--150204579.jpg

In startplaats Mâcon wordt het overdag 26 graden. Het zal droog blijven en er staat een gezond briesje, vanuit het noorden. We rijden vooral richting het zuiden, dus de renners hebben de wind zowaar een keer in de rug. In finishplaats Saint-Étienne wordt het iets minder warm, slechts 24 graden. De weergoden zijn Tim Wellens gigantisch aan het matsen, dit gaat nergens meer over. Ook in Saint-Étienne blijft het door en ook daar staat er een redelijk windje vanuit het noorden. Misschien krijgen we zowaar een keer een snelle rit, wie weet. Vanaf 12:10 kunnen we dat allemaal mee gaan maken, dan begint de rit officieus. Na een weer veel te lange neutralisatie gaat het om 12:25 echt los. We kunnen gaan genieten van de strijd om in de vlucht van de dag te geraken met begeleidend commentaar van Jan Hermsen en Bobbie Traksel. De PLAYER is uiteraard meteen live, wij lachen halsstarrige mensen zonder deze fantastische service wederom uit. Michel en José zijn er zoals te doen gebruikelijk pas om 14:10 weer bij en tegen die tijd hebben de renners al 70 kilometer afgewerkt. Ze bevinden zich tegen die tijd op de tweede beklimming van de dag, de kopgroep zal tegen die tijd wel vertrokken zijn. Aankomen doen we tussen 17:12 en 17:44, maar met deze wind zou het ook wat vroeger kunnen zijn.

Saint-etienne_cathedrale.JPG

Dit zou normaliter een dag voor de vluchters moeten zijn. Het is een behoorlijk zware rit, te zwaar voor de sprinters en zelfs te zwaar voor de sterker klimmende sprinters zoals Matthews en Sagan. Tenminste, normaal gesproken. Het is dan weer wat te licht voor de klassementsrenners, zo zullen ze het in ieder geval inschatten. In principe is het terrein helemaal niet ongeschikt voor een mooie strijd tussen de klassementsrenners, maar dat genot gaan ze ons voorlopig nog niet gunnen. Het wordt dus een dag voor de vluchters en dat weet iedereen. Daarom wil iedereen ook in de aanval en daarom slaat het nergens op om vijf namen te noemen. Je kan er 50 noemen, met gemak. Aangezien het ondertussen bedtijd is denk ik er verder niet te lang over na en krijgen jullie van mij vijf standaardnamen die je ook gewoon zelf had kunnen verzinnen. Waarbij ik alleen nog even de kanttekening wil plaatsen dat het duel om de gele trui eventueel roet in het eten zou kunnen gooien. Het verschil tussen Alaphilippe en Ciccone is zo klein dat Alaphilippe ongetwijfeld een poging gaat wagen om de trui weer terug te winnen. Dat zou kunnen door in de aanval te gaan, maar dat laat Ciccone vast niet gebeuren. Misschien gaat Ciccone dan zelf wel mee in de aanval, zoals Van Avermaet ook ooit deed. Eventueel zou het ook kunnen dat Quick Step toch gaat controleren, zodat Alaphilippe aan het eind voor de ritzege kan gaan. Die kans lijkt me alleen vrij klein, geen idee hoe je zo'n rit als deze gaat controleren. Toch maar weer terug naar de vluchters dus.
1. Van Aert. Na het zien van Vive le Velo ben ik om. Wout van Aert is de beste wielrenner die ooit heeft bestaan. Het is een schande dat hij steeds moet knechten voor de minderwaardige renners van de Jumbo. Wout moet van het juk van de ploeg verlost worden. Ze moeten hem in de aanval sturen, zodat hij zelf een keer kan winnen. De glorieuze glorietocht vol glorie gaat beginnen. Wout van Aert wint met vijf uur voorsprong en neemt ook meteen alle andere truien over. België boven.
2. Van Avermaet. Nog zo'n fantastische Belg die echt fantastisch is. De Olympisch kampioen, wie doet dat hem na? Deze rit is natuurlijk veel te zwaar voor hem, maar dat zeiden ze in Rio ook!
3. Wellens. Gaat in ieder geval in de aanval, al was het maar om puntjes te sprokkelen voor de bergtrui. Dat hij er verder geen kloot van bakt vergeten we dan maar. Dat hij ook nooit Parijs gaat halen omdat we in de Pyreneeën de 30 graden gaan aantikken vergeten we dan ook maar even.
4. Naesen. Dit is veel te zwaar voor Naesen, maar hij heeft wel toestemming om tijdens deze rit in de aanval te gaan. Dat schiet dus niet op, maar weet hij veel.
5. Evenepoel. Zelfs zonder mee te doen weet Remco vijfde te worden. Wat een talent.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:00
SPOILER: Etappe 9
Etappe 9: Saint-Étienne - Brioude, 170,5 km

Vooraf werd er veel verwacht van de rit die vertrok vanuit Mâcon. Het was de bedoeling dat we toch minstens een uur naar verschillende aanvalspogingen zouden kijken, maar we kwamen bedrogen uit. Zo ongeveer de eerste de beste aanval was meteen raak. Uiteraard was De Gendt weer van de partij, maar hij kreeg amper renners met zich mee. Alleen Terpstra en Ben King schoven direct mee. In de achtergrond zagen we daarna Mads Wurtz Schmidt een poging wagen om aan te haken, maar hij bleef op een paar meter hangen en moest uiteindelijk opgeven. Een kopgroep vna drie, niet bepaald naar verwachting. Dat dacht Alessandro De Marchi ook, en daarom ging hij nog snel in de achtervolging toen de voorsprong van de koplopers rond de minuut schommelde. Het peloton liet hem wegrijden, maar daarna ging er heel snel het blok op. Vooral Bora wilde graag aan iedereen duidelijk maken dat ze een poging zouden doen om de boel te controleren voor Sagan. Met veel pijn en moeite reed De Marchi nog naar voren en zodoende konden we de rest van de dag gaan genieten van een kopgroep bestaande uit vier renners. De voorsprong van de koplopers liep vrij snel op naar een aantal minuten, waarna in het peloton het grote controleren begon. Bora en Sunweb hadden er zin in, deze ploegen namen gedurende de rit het heft in handen. Vooraan bleven de koplopers vrij lang bij elkaar, tot op een kilometer of 60 van het eind. Door het hoge tempo in het peloton moesten ze vooraan ook steeds sneller rijden en dat zorgde er uiteindelijk voor dat Terpstra en King moesten lossen op een van de vele klimmetjes. De Gendt en De Marchi reden samen verder, totdat De Marchi in een afdaling uit de bocht vloog. Even later kwamen beide heren toch weer bij elkaar, terwijl de voorsprong nog steeds vrij groot was. In het peloton nam Astana ondertussen het commando over, maar vier minuten inlopen op Thomas De Gendt is geen sinecure.

Onder aanvoering van Astana zakte de voorsprong van de twee koplopers, maar pas toen een paar kilometer later EF Education First kwam helpen begon het echt ergens op te lijken. Desalniettemin was de voorsprong van de koplopers nog steeds van een dusdanige aard dat de ritzege een steeds realistischere optie werd. Een paar uur eerder snapten we nog niet dat zo'n kleine en kansloze groep zo makkelijk kon wegrijden, maar de kleine en kansloze groep werd met de minuut minder kansloos. Het duurde een eeuwigheid voordat de koplopers echt in zicht kwamen. Met een kilometer of 15 te gaan bedroeg de voorsprong nog een volle minuut, terwijl we richting de laatste officiële beklimming van de dag reden. In aanloop naar deze klim zagen we nog een valpartij. In een niet al te lastige bocht ging de Canadese Kelderman, Michael Woods, totaal onnodig op z'n plaat. Toevallig zaten Moscon en Geraint Thomas in zijn wiel, waardoor beide heren ook onderuit gingen. Paniek, heel Ineos langs de kant van de weg. In aanloop naar de klim moest de ploeg in de achtervolging op het peloton. Heel even leek Thomas tijd te gaan verliezen, maar op steile klim wist hij uiteindelijk toch weer aan te sluiten. Het was op deze klim dat vooral opviel dat de voorsprong op de koplopers niet snel terugliep. De Gendt was inmiddels weggereden en hij bleef een voorsprong houden van een seconde of 50. Pas toen richting de top Alaphilippe in de aanval ging zakte de voorsprong. Pinot sprong meteen mee met Alaphilippe, de rest bleef zitten. Het Franse duo reed ook na de top van de klim verder, ze werkten goed samen. Desondanks kregen ze het niet voor elkaar om het laatste gaatje op De Gendt te dichten. Ondanks het feit dat De Gendt al 200 kilometer in de aanval reed wist hij zijn voorsprong van een seconde of 20 te consolideren.

Aan de buitenrand van Saint-Étienne zouden de renners nog een keer scherp rechtsaf slaan en daarna zou er een nog een klein klimmetje volgen. Op dit klimmetje zou De Gendt dan toch wel stilvallen, was de verwachting. Dat pakte ook weer wat anders uit. In aanloop naar dit klimmetje liep hij zelfs weer een paar seconde uit op Pinot en Alaphilippe, die op hun beurt dan wel weer uit de greep van het peloton wisten te blijven. Trek deed een poging om het gat te dichten, want de gele trui van Ciccone stond op het spel. Dat lukte niet helemaal. Op het klimmetje zagen we dat Alaphilippe en Pinot wel weer wat dichter kwamen, maar De Gendt hield een voorsprong van meer dan 10 seconden over. In de laatste anderhalve kilometer ging het vooral naar beneden en dus was het binnen voor de Belg, een verbluffend sterk staaltje fietsen. De hele dag in de aanval en dan na al die beklimmingen in de finale nog een vers duo afhouden, niet te doen, niet te doen, niet te doen. Af en toe heeft De Gendt van die dagen dat hij alles kan, dit was zo'n dag. Pinot reed zes seconden na De Gendt naar de tweede plaats, Alaphilippe werd derde. 20 seconden later kwam een groep van een man of 30 over de finish, met daarin toch nog snelle mannen als Sagan en Matthews. Door de bonificatieseconden en de voorsprong aan de finish nam Alaphilippe de gele trui weer over van Ciccone. De ritzege zat er dankzij een buitenaardse De Gendt niet in, maar de fout van La Planche des Belles Filles is in ieder geval weer hersteld. In de groep achter Alaphilippe en Pinot zagen we bijna alle favorieten, op Nibali na. De Italiaan moest lossen, iets wat eigenlijk wel in de lijn der verwachting lag. Verder weten we nog steeds niet echt waar we aan toe zijn, als het over het algemeen klassement gaat. Ook na de rit die nu volgt gaan we niet veel wijzer zijn. We gaan op de Franse feestdag opnieuw door het Centraal Massief rijden, weer een rit door de heuvels. Wel maar 2800 hoogtemeters, in plaats van 3800. Misschien opnieuw een kans voor de vluchters, maar toch ook vooral een uitgelezen kans voor types als Sagan en Matthews. De Fransen gaan in ieder geval in de aanval, mogen we aannemen. Al is de feestdag nu al geslaagd met een Fransoos in het geel.

SYY8Cm6.png
7749f

Op 500 meter van de finishlocatie van gisteren gaan de renners van start voor het stadion van lokale trots AS Saint-Étienne. Het Stade Geoffroy-Guichard, dat gisteren al uitgebreid in beeld werd genomen, biedt plaats aan een slordige 42.000 toeschouwers. We zijn dus nog steeds in Saint-Étienne, al durven we ons nog steeds niet richting het centrum te begeven. Saint-Étienne is een stad met een sterk industrieel verleden. Dankzij het ontdekken van steenkool in deze omgeving begon de stad vooral te groeien tijdens de industriële revolutie. Sindsdien is men vooral bezig geweest om de stad opnieuw uit te vinden, waarbij de nadruk blijkbaar is komen te liggen op de designindustrie. Dat heeft tot gevolg gehad dat Saint-Étienne nu op een lijst van de UNESCO staat. Geen werelderfgoed, maar wel een creatieve stad. Er schijnen emer dan 31.000 bedrijven te zijn in heel Saint-Étienne, dat klinkt vrij fors. Daarnaast is Saint-Étienne ook een industriestad, met meer dan 25.000 studenten. Een van de uitwassen van Saint-Étienne als desinstad schijnt le Zénith te zijn, een hondslelijke concerthal. In het centrum zijn er nog wel wat aardige gebouwtjes te vinden, maar verder is het dus vooral afgrijselijke moderne architectuur. Je zou Saint-Étienne het Eindhoven van Frankrijk kunnen noemen, dan weet je ongeveer hoe laat het is. Het is wel een stad waar redelijk wat bekende mensen vandaan komen. Voetballers, vooral. Wat te denken van Willy Sagnol, daar moest ik vroeger altijd wel om lachen. Er komen ook wat wielrenners uit deze stad, zoals Roger Rivière. Een renner met een verhaal, want er is bijna geen renner zonder verhaal. Rond het eind van de jaren 50 kwam een jonge Rivière zich melden tussen de grote jongens. Hij groeide al snel uit tot een serieuze ronderenner, die in 1959 tweede wist te worden. Een jaar later wilde hij nog meer, hij wilde winnen. In een afdaling moest hij tijd goed zien te maken op zijn grootste concurrent, Gastone Nencini. Deze ging als een raket naar beneden en dus voelde Rivière zich onder druk gezet. Hij nam alle risico's van de wereld en dat liep mis. Hij vloog uit een bocht, viel tien meter naar beneden en liep een dubbele breuk aan de wervelkolom op. Voor 80% verlamd, einde carrière. Een paar jaar later overleed hij aan kanker, kan er dan ook nog wel bij. Hij heeft in ieder geval wel de mazzel gehad dat hij nooit le Zénith heeft hoeven te aanschouwen.

zenith_saint-etienne_02.jpg

Ook vandaag worden de renners weer getrakteerd op een mensonterend lange neutralisatie. Liefst 20 minuten, deze keer. Dat zou je misschien nog kunnen rechtvaardigen door een tocht langs alle highlights van Saint-Étienne te organiseren, maar we zijn eigenlijk al tot de conclusie gekomen dat die er niet zijn. Dan zou je misschien ook gewoon kunnen beslissen om slechts een minuut of vijf à tien geneutraliseerd rond te rijden, maar in plaats daarvan rijden we dus 20 minuten door allerlei buitenwijken van Saint-Étienne. De metropool is de op acht na grootste van Frankrijk en de renners gaan daar proefondervindelijk achterkomen. Het is wel een merkwaardige neutralisatie, in de zin dat het al een paar keer omhoog en omlaag gaat. Na een tijd komen we uit in Saint-Genest-Lerpt en buiten dit plaatsje rijden de renners over een brede weg rechtdoor. Het eind van de neutralisatie komt nu in zicht en zodra we echt aan de rit gaan beginnen worden we ook met een merkwaardig scenario geconfronteerd. De allereerste officiële kilometer van de rit loopt vals plat omhoog, maar daarna dalen we vijf kilometer af richting Saint-Just-Saint-Rambert. Beginnen met een afdaling, weer eens wat anders. Geen lastige afdaling overigens, het gaat vrij gelijdelijk naar beneden over een brede weg zonder veel bochten. Saint-Just-Saint-Rambert kun je eigenlijk in tweeën delen. Aan de ene kant van de Loire heb je Saint-Just en aan de andere kant Saint-Rambert. Als we Saint-Just binnenrijden fietsen we onder een kicken viaductje door. Daarna gaat het in het dorp naar links en dan rijden we via een brug over de Loire, richting Saint-Rambert. We komen een paar bochten tegen, buiten dat is het een kilometer of drie zo goed als vlak. Na nog een bocht naar links in Saint-Rambert gaan we op weg naar het zuiden, op weg naar Chambles. Richting dit plaatsje gaat er geklommen worden, een kilometer of acht aan een procent of drie gemiddeld. Hier zal dan wel de kopgroep van de dag gaan vertrekken, in dat afdalinkje aan het begin in ieder geval niet. De weg omhoog is vrij breed en redelijk bochtig. Vrij onregelmatig, we wisselen wat vlakke stroken af met een paar steilere stroken. Vrij geschikt dus om hier vast weg te rijden. Na 17 kilometer komen we boven aan in Chambles, een klein dorpje met een kasteeltje. Vanuit dit kasteeltje kan je uitkijken over de Gorges de la Loire, best mooi.

lYafLhH.png

Voorbij Chambles rijden we een kilometer of zes naar beneden, richting de Loire. Al is naar beneden rijden misschien een wat misleidende term, want het gaat tussendoor ook weer een paar keer omhoog. Een weg met een grillig karakter, zo langs de kloof van de Loire. De stukken waar het naar beneden gaat zijn wel lastig, vooral dankzij het bochtige karakter van deze weg. Bijna beneden slaan de renners een keer linksaf en dan rijden ze over de Pont du Pertuiset. Na deze brug slaan de renners meteen rechtsaf en dan rijden ze een aantal kilometer langs de Loire, over een weg die zeven kilometer lang zo goed als vlak is. We moeten het hier vooral van de mooie vergezichten hebben, maar die zijn er dan ook wel meteen genoeg. Tussendoor gaat één keer kort omhoog, maar veel stelt dat niet voor. Verder komen we op een paar rotondes niet veel tegen, tot we na 31 kilometer Aurec-sur-Loire bereiken. Na drie rotondes in Aurec rijden we via een minder mooie brug opnieuw over de Loire en niet lang daarna begint de eerste officiële klim van de dag. Het is nog een kilometer vlak, maar daarna slaan we rechtsaf en dan begint de Mur d'Aurec-sur-Loire. De naam zegt het al, dit gaat niet leuk worden. Deze muur is 3,2 kilometer lang, aan 11% gemiddeld. De eerste 500 meter lijkt het nog mee te vallen, het gaat in eerste instantie aan 7% omhoog. Daarna wordt het heel snel een ander verhaal, er volgt een halve kilometer aan 12%. Alsof dat nog niet erg genoeg was gaat het in de volgende halve kilometer aan 15% gemiddeld omhoog, met een steilste strook aan 19%. Kicken muurtje hoor, het betere Spaanse werk. Aanvankelijk reden de renners over een wat bredere weg, maar op dit punt is het allemaal wat smaller geworden. Na dit debiel zware stukje zwakt het wat af, het gaat een paar hectometer aan 7% omhoog. Vervolgens gaan we richting de top weer vrolijk verder met de steile percentages, van 10,5% kruipt het weer omhoog richting 13%. Tussendoor komen we ook nog een strook aan 16% tegen, voor we na 36 kilometer koers de top van deze muur van eerste categorie bereiken.

0ca2f
19950.jpg

Als we boven zijn gestrompeld op deze muur krijgen we na de top niet direct met een afdaling te maken. Na een paar korte bochten achter elkaar komen de renners op een brede weg terecht, die de komende zes kilometer zo goed als vlak is. We bevinden ons dus op een plateau, en daar gaan we nog een tijdje blijven. Na zes kilometer min of meer vlak gaat het kort naar beneden, waarna het een kilometer of zes vooral omhoog zal lopen. De weg die over het plateau loopt is vrij bochtig en brengt ons afwisselend langs open velden en door donkere bossen. Het gaat zeker niet continu omhoog, maar we komen in die zes kilometer toch een meter of 150 hoger uit. Zo nu en dan wat stroken aan een procent of drie, soms wat meer, soms ook weer minder. Na dit stuk in stijgende lijn bevinden we ons in de buurt van Saint-Hilaire-Cusson-la-Valmitte en dat is het moment dat we een kilometer of twee in licht dalende lijn gaan afwerken. Vervolgens krijgen we weer twee korte knikjes naar boven, gevolgd door een nieuw stuk in dalende lijn. In de buurt van Apinac, waar de renners na 55 kilometer passeren, gaat het dan weer twee kilometer vals plat omhoog. In Apinac slaan de renners rechtsaf en dan rijden ze een aantal kilometer verder richting Usson-en-Forez. Tijdens dit stuk van vijf kilometer rijden de renners nog steeds over een brede weg, die ook nog steeds behoorlijk bochtig is. Het gaat twee keer kort omhoog, waarna er een afdalinkje van anderhalve kilometer richting Usson volgt. In Usson zelf loopt de weg dan weer wat omhoog, het zijn van die stroken die we een rit geleden ook al zagen. Na wat bochten in Usson slaan we uiteindelijk linksaf, richting het zuiden. Over een weg die tijdelijk iets smaller is gaat het kort naar beneden. Het is even bochtig, terwijl we ondertussen ook nog een paar keer een spoorwegovergang passeren. Daarna krijgen we opnieuw een stukje in stijgende lijn, voor er een iets langere afdaling volgt. Het gaat vier kilometer naar beneden over een weg die eerst heel recht is, maar daarna toch nog bochtig wordt. Alsnog een makkelijke afdaling, de weg is breed en het gaat ook weer niet heel fel naar beneden. Tijdens de afdaling rijden de renners langs het viaduct van Pontempeyrat, dat is ook gaaf hoor.

31164112748_836a538ba7_b.jpg

Beneden komen we uit in het dorpje Pontempeyrat en na een paar bochten in dit kleine plaatsje gaat de weg direct weer omhoog lopen. Er gaat een aantal kilometer geklommen worden richting Craponne-sur-Arzon. Het gaat ongeveer vier kilometer omhoog aan iets minder dan 5% gemiddeld, toch nog een aardig klimmetje. Er worden hier geen punten uitgedeeld, maar de renners pakken toch weer bijna 200 hoogtemeters mee. Als we boven zijn rijden we rechtdoor richgin Craponne-sur-Arzon, waarna er een bochtige passage in dit dorpje volgt. Het gaat hier ook een beetje naar beneden, we hopen dat Rusty Woods nu wel op z'n fiets blijft zitten. Aan het eind van het dorp slaan we twee keer rechtsaf en dan begint de weg weer even omhoog te lopen. Een kilometer vals plat omhoog, daarna weer een kilometer zo goed als vlak, dan gaat het weer wat omhoog, dan wordt het weer wat vlakker, het is een kernramp om dit allemaal op een fatsoenlijke manier te omschrijven. Na 78 kilometer komen we in ieder geval uit in Saint-Jean-d'Abrigoux, in en rond dit plaatsje gaat het nog een keer een kilometer aan 5% omhoog. Als we de top van de Côte d'Abrigoux gerond hebben volgt er dan eindelijk een keer een echt lange afdaling. Eindelijk verlaten we dit stinkplateau, het gaat godverdomme gewoon een keer negen kilometer naar beneden. Heerlijk, niks mis mee. Het is een vrij makkelijke afdaling, al lijkt de weg in het eerste deel van de afdaling wat smaller te zijn. Maakt allemaal niet veel uit, want we komen weinig spectaculaire bochten tegen en het gaat ook niet krankzinnig steil naar beneden. Na 88 kilometer moet iedereen dus veilig Dore-l'Église kunnen bereiken. De weg dwars door dit dorpje heen is lichtelijk bochtig, maar het is inmiddels wel vlak geworden. Buiten Dore-l'Église komen we op een brede doorgaande weg richting Arlanc. Het gaat 2,5 kilometer volledig rechtdoor over deze vlakke weg, tot aan de tussensprint. Die tussensprint volgt na 92 kilometer, aan de rand van het verder nietszeggende Arlanc. We kunnen het helaas niet mooier maken dan het is.

Arlanc_Entr%C3%A9e_de_la_D_906_en_provenance_du_Puy.JPG

Richting de tussensprint loopt de weg al een beetje omhoog, maar na de tussensprint loopt het zelfs nog wat steviger omhoog. Aan het eind van de lange weg rechtdoor slaan de renners linksaf, waarna het een kilometertje vlak is. Vervolgens gaat het drie kilometer omhoog aan een procentje of drie, voordat het weer een kilometer of twee vooral vlak is. Na dit vlakke stuk werken we toe na de volgende officiële klim van de dag. Het ging net al even kort omhoog, maar nu krijgen we te maken met de Côte des Guillaumanches, een beklimming van de derde categorie. Het gaat acht kilometer omhoog aan 4% gemiddeld, niet echt een wereldcol dus. Dat ligt vooral aan het feit dat het een onregelmatige klim is, met tussendoor een paar kleine stukjes in dalende lijn. Daardoor komen we gemiddeld gezien niet zo hoog uit. Toch heeft de klim wel een paar kilometer waarin het aan ongeveer 6% omhoog gaat, wat het toch ook weer geen makkelijke klim maakt. Richting het eind van de klim wordt het wel daadwerkelijk makkelijk, in de laatste twee kilometer gaat het alleen nog maar een beetje vals plat omhoog. Na 106 kilometer komen de renners boven op deze klim, bij een meertje. De renners slaan rechtsaf en dan rijden ze over een brede weg verder richting La Chaise-Dieu. Richting dit plaatsje, waar een zieke abdij staat, gaat het nog eens twee kilometer vals plat omhoog.

Abbatiale_Saint-Robert_de_la_Chaise-Dieu.jpg

Voor we La Chaise-Dieu binnenrijden slaan de coureurs kort achter elkaar twee keer rechtsaf, waarna ze over een brede weg verder gaan rijden over een tyfusparcours. Het gaat hier namelijk weer een paar keer kort achter elkaar op en af, ik word hier zo moe van. Laten we om het enigszins overzichtelijk te houden zeggen dat het kort drie kilometer naar beneden gaat en dat het daarna twee kilometer vals plat omhoog gaat. Vervolgens is het twee kilometer min of meer vlak, maar natuurlijk totaal niet helemaal, als we langs Cistrières fietsen. Het is weer een bochtige weg, het draaien en keren houdt voorlopig niet op. Af en toe rijden we door een bos, soms rijden we langs open velden. Ook komen we een paar dorpjes tegen, zoals dus Cistrières. Buiten dit boerengehucht kronkelen we ons een ongeluk over een weg die de komende twee kilometer zo goed als vlak is. Daarna gaat het ongeveer zes kilometer naar beneden, richting La Vernède. De afdaling is behoorlijk bochtig, maar ik voorzie weinig problemen. Het lijkt allemaal prima te doen, dat de weg breed is helpt enorm. Af en toe rijden de renners wel langs wat donkere plaatsen, omdat er nogal wat bomen langs de kant staan. De enige lastige bocht komt aan het eind, als we bijna in La Vernède zijn. Na deze bocht is het ook meteen weer vlak, als we na 125 kilometer uitkomen in het kleine dorpje. Het zal een kilometer vlak zijn, als we richting Saint-Didier-sur-Doulon fietsen. Het vlakke feest duurt niet lang, want al snel loopt de weg weer omhoog. Een nieuw klimmetje volgt, ditmaal eentje van twee kilometer aan 5% gemiddeld. Als dit klimmetje bedwongen is gaan we vijf kilometer afdalen, richting Javaugues. Dit is voor de verandering een keer wél een lastige afdaling. De weg is wat smaller geworden, het gaat redelijk stevig naar beneden en er liggen kort achter elkaar wat snelle bochtjes. Het is even opletten, anders kom je niet veilig aan in Javaugues. En het is toch wel de bedoeling dat iedereen hier na 132 kilometer op een normale manier passeert.

ob_abf4efee2099faf18715bfa2663737ae_dsc09375-gf.jpg

Voorbij Javaugues is het nog 38 kilometer fietsen tot de finish, hoewel we nu al heel dicht bij finishplaats Brioude zijn. Na de passage in Javaugues rijden we nog een kilometer of drie verder in licht dalende lijn, zonder veel lastige momenten. Vlak buiten Javaugues nog een keer een enigszins lastige bocht, daarna is het vanzelfsprekend tot aan de rand van Brioude. Na het laatste stuk in dalende lijn is het een kilometer of vier zo goed als vlak, met een paar minieme knikjes omhoog en omlaag. We rijden door een open vlakte richting Brioude, over een brede weg. Aan de buitenrand van Brioude slaan we bij een rotonde linksaf en we rijden dan via een brug over de Allier. Aan de andere kant van de rivier gaat het bij de volgende rotonde opnieuw naar links en dan rijden we weer weg van Brioude. We maken nog een klein rondje door de omgeving, in een poging de finale wat spannender te maken door een extra klimmetje mee te pakken. Het gaat vier kilometer rechtdoor richting het zuiden, in eerste instantie over een vlakke weg. Het zal twee kilometer vlak zijn, voor het een kilometer omhoog loopt aan een procent of drie. Na een klein stukje in dalende lijn gaat het vervolgens anderhalve kilometer omhoog aan 4%. Tijdens dit stuk in stijgende lijn verlaten we de doorgaande weg en buigen we rechtsaf. Na nog een bocht naar rechts loopt de weg ongeveer een kilometer naar beneden, richting Vieille-Brioude. Aan het eind van dit stuk in dalende lijn gaat het nog eens naar rechts en dan rijden we via een wat smallere brug Vieille-Brioude binnen. Na 146 kilometer, op 24,5 kilometer van het eind, hebben de renners dan een prachtig uitzicht over het oude Brioude.

38808_307493.jpg

De renners rijden door de oude kern en slaan in het centrumpje linksaf, waarna het heel kort een paar meter naar beneden gaat. Na een lange bocht naar links komt er ineens een muur op de renners af, het gaat een meter of 600 aan 8% omhoog, altijd lachen. Na dit muurtje is het een kleine vijf kilometer redelijk vlak, al doen we daar in het Centraal Massief dus niet aan. Het blijft continu een beetje omhoog en omlaag lopen, vrij hinderlijk. Het is ook hier weer vrij bochtig, we beunen ons een weg door het bos op weg naar de slotklim. In de buurt van Jazindes komt er een eind aan deze vlakke weg die niet vlak is. Na 154 kilometer slaan we rechtsaf in dit boerengehucht, waarna de weg meteen stevig omhoog begint te lopen. We gaan beginnen aan de laatste officiële klim van de dag, de Côte de Saint-Just. Een beklimming van de derde categorie, 3,6 kilometer lang aan 7,2% gemiddeld. Tijdens de eerste kilometer van de klim gaat het meteen aan 7,3% gemiddeld omhoog, waarna tijdens de tweede kilometer van de klim het zwaarste werk volgt. Het gaat 1000 meter lang omhoog aan 9,5% gemiddeld. De derde kilometer van de klim is dan wel weer wat makkelijker, het gaat dan nog maar aan 6% gemiddeld omhoog. In de laatste meters van de klim vlakt het helemaal af, we houden een stijgingspercentage van vijf over. Na 157,5 kilometer, op 13 kilometer van de finish, komen de renners boven op dit lastige klimmetje. Op de top liggen er weer bonificatieseconden voor het grijpen, een gegeven waar alleen Alaphilippe zich iets van lijkt aan te trekken. Een extra element van deze klim om rekening mee te houden is dat de weg tijdens de klim erg smal is. Het is boerenland, normaal rijdt hier alleen François met z'n tractor. In het dagelijks leven ligt hier dus ook heel veel troep, maar dat zullen ze speciaal voor de Tour wel even verwijderen. In het begin van de klim rijden we langs de boerderijen en een aantal weilanden, richting de top komen we dan weer in een bos terecht. Helemaal boven komen we uit in het gehucht Mauvagnat, het ziet er hier niet gezellig uit.

c603b
test-de-la-cote-de-saint-just-avant-le-tour-de-france-daniel_4413509.jpeg
test-de-la-cote-de-saint-just-avant-le-tour-de-france_4413504.jpeg

Na de klim is het even een kilometer vlak, daarna dalen we 2,5 kilometer af richting Saint-Just-près-Brioude. De weg was tijdens de klim niet al te breed en ook in de afdaling zal het smal zijn. Het asfalt ziet er bovendien niet heel fantastisch uit, een beetje korrelig. De afdaling is kort, maar heftig. We komen een flink aantal bochten tegen en die zijn best lastig. Een combinatie van alles, de smalle weg, het slechte asfalt en ook het feit dat de bochtjes vrij scherp zijn. Aan het eind van deze best listige afdaling rijden we Saint-Just-près-Brioude binnen en in dit dorpje loopt de weg gelijk weer omhoog, het gaat een meter of 200 vrij steil omhoog. Na een paar bochten tijdens deze smalle passage in het dorpje komen we buiten het dorp na een bocht naar rechts op een brede weg terecht. Deze weg loopt ook nog even een tijd omhoog, iets meer dan een kilometer aan 5%. Ook deze rit zit weer vol verrassingen, op het moment dat je denkt dat je klaar bent volgt er dus nóg een klimmetje. Eenmaal boven op dit klimmetje is het twee kilometer vlak, terwijl we door een aantal open velden richting Lodines rijden, dat we op zes kilometer van het eind passeren. Na een wat smallere passage in dit dorpje gaat het buiten deze plaats een kilometer naar beneden, over een brede weg. Een paar bochten onderweg, maar niets bijzonders. Na deze kilometer in dalende lijn gaat het nog eens een meter of 400 stevig omhoog, het laatste klimmetje van de dag. We bevinden ons inmiddels op een kilometer of vier van het eind en in deze laatste kilometers gaat het vooral naar beneden. Op drie kilometer van het eind volgt er een bocht naar rechts, waarna de weg nog breder wordt. Over de licht dalende weg rijden we rechtdoor tot op twee kilometer van het eind. Na een flauwe bocht naar rechts gaat het rechtdoor tot op 1300 meter van de streep. Op dat punt komen we een rotonde tegen, die langs allebei de kanten genomen mag worden. Voorbij de rotonde volgt er een flauwe bocht naar rechts, waarna we de laatste kilometer bereiken. Het gaat nog een tijdje verder in licht dalende lijn, terwijl we langzaam naar rechts afbuigen. Na de flauwe bocht naar rechts volgt er op 600 meter van de finish een scherpe bocht naar rechts bij een rotonde. Vervolgens gaat het min of meer rechtdoor tot aan de finish, over een brede en vlakke weg. Er volgt nog wel een flauwe bocht naar links en in de laatste meters eentje naar rechts, want helemaal recht mag tijdens deze Tour niet. Alsnog een relatief eenvoudige finale, al is die bocht op 600 meter van het eind niet evident.

mjiuged.png
f07d1

Voor de tweede keer in de lange geschiedenis van de Tour de France zijn we in Brioude. In 2008 passeerde de koers hier voor het eerst, toen voor een rit met een vertrek vanuit Brioude en aankomst in Aurillac. Die rit werd gewonnen door Luis Leon Sanchez, in die jaren een vaste rittenkaper in de Tour. Het zou zomaar kunnen dat er toen een jonge snijboon bij de start stond te kijken. In 2008 was Romain Bardet nog een beloftevolle junior, tegenwoordig is hij een van de grootste Franse renners. Ter ere van hem zijn we 11 jaar later terug in Brioude. Toen had geen mens nog van hem gehoord, ondertussen kent iedereen hem. Op de Franse feestdag staat het feestje vooral in het teken van een van de minst charismatische renners die Frankrijk ooit heeft voortgebracht. Tevens een renner die tijdens deze Tour nog niet echt lekker in z'n vel zit, op La Planche des Belles Filles ging het bijvoorbeeld helemaal mis. Misschien dat een bezoekje aan zijn geboortegrond een opbeurend effect kan hebben, het zal nodig zijn. Naast Romain Bardet heeft Brioude overigens nog 7099 andere inwoners, maar dat zijn over het algemeen geen grootheden. Al komt Amaury Pierron hier blijkbaar ook vandaan, dat is een mountainbiker die vooral het downhillgebeuren goed onder de knie heeft. Ook Jessy Trémoulière zou wat moeten kunnen, al kom je haar liever niet tegen. Ze was in 2018 de beste rugbyster, als dat een woord is. Het zou kunnen dat er in de toekomst meer wielrenners uit Brioude gaan komen, want blijkbaar zijn er in Brioude tegenwoordig zes verschillende circuits waar een mens kan fietsen. Buiten dat heeft Brioude niet gek veel te bieden. Ze hebben een basiliek, die van Saint-Julien. Geen onaardig ding, maar dan ben je al snel klaar. Het Hôtel du Doyenne wordt nog aangeprezen, maar dat lijkt van de buitenkant nergens op. Aan de binnenkant komen we dan wel weer een opvallend plafond tegen, het is iets. Voorts komen we in het centrum nog het Maison du saumon et de la rivière Allier tegen, een aquarium waar je allemaal vissen uit die rivier kunt zien zwemmen. Top.

0f70602bfeb403a813ff244850210eb4.jpg

Op de nationale feestdag van de Fransen zal het overdag 24 graden worden, in Saint-Étienne tenminste. Er is geen kans op regen, maar wel kans op wind. De wind zal weer stevig zijn en komt ook weer uit het noorden. Tijdens deze rit rijden we voornamelijk naar het westen, het zou dus best kunnen dat de wind op sommige punten schuin in de rug zal komen te staan. Hebben we dan meteen kans op waaiers? Waarschijnlijk niet. Als we daar rekening mee houden komt het er niet van, dus laten we deze suggestie snel verwerpen. In finishplaats Brioude zal het ongeveer hetzelfde verhaal zijn. 25 graden in de middag, geen kans op regen en redelijk veel wind vanuit het noorden. Dat heeft wel tot gevolg dat de wind op de laatste beklimming op kop zal staan en ook in de laatste kilometers richting de finish zal het vooral tegen zijn. Dat helpt de aanvallers niet echt, helaas. Of de wind echt een rol gaat spelen gaan we meemaken vanaf 13:05, dan begint de neutralisatie in de straten van Saint-Étienne. Liefst 20 minuten later gaan we pas echt van start, om 13:25. Het gevecht om de vlucht van de dag te geraken, dat er tijdens deze rit hopelijk wel is, moeten we weer mee gaan maken via de PLAYER. Sporza is er pas om 14:10 weer bij, tegen die tijd zijn de renners al bezig met de steile muur van Aurec-sur-Loire. De finish in Bardetdorp wordt verwacht tussen 17:19 en 17:41

3906862.jpeg

Vooraf had ik deze rit aangemerkt als een uitgelezen mogelijkheid voor de vluchters. Sterker nog, daar was geen twijfel over mogelijk. Dankzij de ontwikkelingen van de eerste Tourweek twijfel ik alleen plotseling over alles. De vorige rit kon niet anders dan een prooi voor de vluchters zijn, maar in plaats van een episch gevecht om de vlucht te halen zagen we meteen de eerste de beste groep wegrijden. Die groep leek kansloos voor de overwinning, maar uiteindelijk haalde De Gendt het dan toch wel. Die rit was alleen wel een stuk zwaarder dan deze rit. We hebben nu met 1000 hoogtemeters minder te maken. Als Sagan en Matthews dachten dat ze de vorige rit konden overleven, dan denken ze dat nu helemaal. En ze zouden in dat geval nog gelijk hebben ook. Gisteren verklaarde ik ze voor gek, nu komt het in de buurt van logica. De vraag is alleen of ze niet stiekem hun ploeg iets teveel hebben opgerookt tijdens de vorige rit. Was het niet slimmer geweest om het gisteren wat rustiger aan te doen en krachten te sparen voor deze rit? Waarschijnlijk wel, want deze rit lijkt toch wat makkelijker te controleren. Goed, de kans is dus vrij groot dat we een sprint gaan krijgen. Een sprint met dezelfde mannen als gisteren. Sagan, uiteraard. Matthews, vanzelfsprekend. Trentin, ja, hij ook. Colbrelli? Waarom niet. De vorige rit was wat te zwaar, maar dit zou nog tot de mogelijkheden moeten behoren. Dan ronden we deze alternatieve top vijf af met Meurisse, want dat is de nieuwe hype. Het scenario van de uitgedunde sprint ligt voor de hand, maar ik ga toch weer wat anders doen. Ik ga toch maar uit van de magie van de Franse feestdag, waardoor alle Fransen in de aanval willen gaan. Er gaat daardoor een grotere groep wegrijden, die lastig te controleren is. De ploegen die moeten controleren zijn ook vrij moe en er komt deze keer geen steun van ploegen als Astana en Education First. We gaan dus voor de vlucht. Een vlucht met vijf Fransen, want dan weet je zeker dat je er volledig naast zit.
1. Barguil. Je zou zeggen dat het tijd wordt voor Arkea om iets te laten zien. Ja, Arkea doet mee. Je zou het bijna vergeten, maar het is zo. Ze hebben een ploeg vol aanvallende renners, maar we hebben eigenlijk alleen nog maar Greipel in de aanval gezien. Vrij gênant. Tijdens deze rit komen ze waarschijnlijk allemaal tegelijk. Bouet, Gesbert, Ledanois, noem ze allemaal maar op. Enige nadeel is dat ze er weinig van kunnen. Gesbert komt misschien nog net door de keuring, verder is het niet veel. Barguil moet het dan maar gaan doen. Ondanks het feit dat hij sinds zijn vertrek bij Sunweb amper iets heeft gepresteerd is hij nu toch wel de Franse kampioen. Dan moet je op de Franse feestdag je slag slaan.
2. Molard. Ik vind dit een ideale rit voor Grappenmaker Molard. Geen idee of hij überhaupt in de aanval mag gaan van Pinot en Madiot, maar het zou wel moeten. Deze lolbroek komt altijd bovendrijven in dit soort ritjes, een gevaarlijke klant.
3. Perichon. Er zijn eigenlijk maar weinig goede Fransen in koers, als ik nu al uitkom bij Pierre-Luc. Beetje bedroevend allemaal. En dan zijn ze bij Cofidis ook nog eens allemaal ziek, zwak en misselijk. Al lijkt Perichon voorlopig niet mee te delen in de malaise, hij zat bloedzaktechnisch aan de andere kant van het rooster.
4. Bernard. Die ene van Trek die al een paar jaar prof is maar waarvan niemand eigenlijk weet wie ie is en wat ie kan. Dan zou het logisch antwoord kunnen zijn dat hij niemand is en niets kan. Klopt wel. Al is hij dan wel weer de zoon van een oud-prof ofzo, nouja, talent is niet echt volledig overgedragen zullen we maar zeggen.
5. Cosnefroy. Ja, of iemand anders van AG2R, dat kan ook altijd nog. We gaan dan wel naar het dorp van Bardet, maar ik zie niet direct in hoe Romain hier zelf voor de overwinning kan gaan. Dan lijkt het handiger om een ploeggenoot in de aanval te sturen. Een Cherel, een Vuillermoz of een Cosnefroy. De jongen met de bril is tot nu toe het meest actief, dus schuiven we hem nog maar een keer naar voren.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:00
SPOILER: Etappe 10
Etappe 10: Saint-Flour - Albi, 217,5 km

Tijdens de rit met aankomst in Saint-Étienne was de vlucht van de dag snel vertrokken, een dag later werd het een ander verhaal. Er kwamen veel meer aanvalspogingen en de eerste poging was niet direct te goede. Het was een snelle aanvangsfase, met veel verschillende renners in de aanval. Terwijl ze vooraan hun best deden om weg te rijden zagen we achteraan ineens Alessandro De Marchi op de grond liggen. Een dag eerder reed hij nog nog in de aanval, nu lag hij er plotseling heel slecht bij. Het verdict is hard, onder meer een paar gebroken ribben en een gebroken sleutelbeen. Ook Vuillermoz lag erbij, maar hij kon wel door. Toen we weer naar voren schakelden zagen we gele trui Alaphilippe nog een keer meeschuiven met een aanval, maar dat vond de rest van het peloton dan weer niet zo'n goed idee. Niet lang daarna reed er een andere groep weg, een grote groep. 14 man, met onder meer Tony Martin, Tiesj Benoot en Jasper Stuyven. Het peloton kon leven met die groep en dus viel het al snel stil. Daar was Marc Soler het alleen niet mee eens, hij ging nog in de achtervolging. Even later ging Rui Costa ook nog achter de koplopers aan, maar hij deed dat op een vrij ongelukkig moment. Op het moment dat de gele trui een plasplauze in wilde lassen ging Costa er nog vandoor, daar staat in het peloton bijkans de doodstraf op. Het vermaak in het peloton was dan ook groot toen duidelijk werd dat Costa de koplopers nooit meer bij ging halen. Vroeg op de dag kregen de renners te maken met de lastigste klim van de dag, een heuse muur. Op deze muur wist Marc Soler de aansluiting te vinden met de koplopers, maar Costa lukte dat net niet. Hij kwam tot op een seconde of 20, maar daarna was het klaar. Terwijl de voorsprong van de koplopers snel opliep naar de tien minuten zakte Costa steeds verder weg. Een klassieke chasse patate, arme jongen. Op 100 kilometer van het eind werd Costa weer ingelopen door het peloton, wat altijd tragische taferelen oplevert. De helft lacht hem uit, de andere helft scheldt hem uit. Rui had wat uit te leggen.

De voorsprong van de 15 koplopers werd ondertussen alleen maar groter, het ging richting de 11 minuten. De koplopers konden daardoor vrij rustig rond gaan rijden, al kwamen de eerste schermutselingen vooraan al op 60 kilometer van het eind. Bepaalde renners konden hun zenuwen toen al niet meer bedwingen. Toch kwam alles weer vrij snel samen en reed men gezellig verder tot op een kilometer of 45 van het eind. Op een van de vele klimmetjes in het Centraal Massief was Pöstlberger in de aanval gegaan. In eerste instantie leek hij niet echt door te willen rijden, maar toen niemand bij hem aan kwam sluiten reed hij toch maar door. Achter hem kwam alles weer samen, terwijl de voorsprong van de Oostenrijker opliep naar 45 seconden. Het peloton reed inmiddels op 13 minuten, een snipperdag voor de mannen daar. De strijd om de ritzege zou uiteindelijk beslist worden op de laatste gecategoriseerde helling van de dag. In aanloop naar die helling slonk de voorsprong van Pöstlberger, terwijl bij de achtervolgers alles uit elkaar werd gereden. Onder meer Tony Martin en Jesus Herrada haakten al voortijdig af. We hielden een klein groepje over in de achtervolging op Pöstlberger. Op de laatste beklimming van de dag zagen we dat vooral Roche over goede benen beschikte. Hij ging meerdere keren in de aanval, wat vooral tot gevolg had dat het avontuur van Pöstlberger over was. Roche kreeg Benoot en Tratnik met zich mee, dat leken de drie sterksten van de kopgroep. Dat was evenwel buiten Daryl Impey gerekend. Terwijl de mannen vooraan steeds in de aanval gingen, besloot Impey zijn eigen tempo te zoeken. Hij reed een tijd in het wiel van Naesen en Stuyven, tot hij zijn kans schoon zag om de oversteek te maken naar de kop van de koers. Na een nieuwe versnelling vooran was Tratnik gelost, waardoor we het met Benoot en Roche moesten doen.

De demarrage van Impey was indrukwekkend, hij reed in een mum van tijd naar de kop van de koers toe. Zodoende reden we met drie renners over de top van de klim. In de afdaling nam Impey het initiatief, aangezien hij de snelste vooraan was. De tijdsverschillen waren beperkt, maar we leken toch met deze drie naar Brioude te rijden. Na de laatste klim volgde er nog een kort knikje omhoog, waar Benoot optimaal van probeerde te profiteren. Hij ging in de aanval, wat vooral tot gevolg had dat Roche moest lossen. Impey kon nog net mee, waardoor we nog twee renners op kop hadden. Dit was het moment dat Benoot zijn kansen op de ritwinst in rook op zag gaan. Met Impey naar de finish rijden was een kansloze opdracht, daar maakte hij geen schijn van kans tegen. Het was het ideale moment geweest om een beetje te pokeren, maar dat woord staat niet in het woordenboek van Benoot. Dommekracht Tiesj reed gewoon door en nam over bij Impey, die daar maar wat blij mee was. Roche werd ondertussen weer bijgehaald door de achtervolgers, een groepje met Naesen, Stuyven, Tratnik en Soler. De voorsprong was nog steeds niet heel groot, maar omdat de twee vooraan bleven samenwerken toch groot genoeg. In de straten van Brioude liet Benoot zich naar de slachtbank rijden. Hij nam in de laatste kilometer niet meer over, maar toen was het kalf al lang en breed verdronken. In een poging Impey te verrassen ging hij vroeg aan en probeerde hij de weg nog wat te blokkeren, maar daar trapte de ervaren Zuid-Afrikaan niet in. Hij remonteerde Benoot en won met gemak de sprint. Een redelijk historische overwinning, Impey is pas de tweede Zuid-Afrikaan die een rit weet te winnen in de Tour. Robert Hunter was in 2007 de eerste, hij won toen in dienst van Barloworld een massasprint. Na een Tour die vooral wordt beheerst door de lage landen hebben we nu ineens te maken met een exotische overwinning, dat lijkt me voor het wielrennen alleen maar een goede zaak.

In het peloton gebeurde er verder bijzonder weinig. Op de laatste klim ging Bardet nog wel in de aanval, omdat we nu eenmaal in zijn woonplaats waren. Hij kreeg Porte en Bennett met zich mee, wat op zich best een leuke ontwikkeling was. Er zat alleen niet veel op bij Bardet, terwijl Porte en Bennett weinig zin hadden om over te nemen. Daardoor kon de trein van Ineos de aanvallers weer makkelijk bijhalen. Nadat die aanval geneutraliseerd was gebeurde er niets meer. Men reed op het gemakje richting Brioude. 16 minuten na Impey kwamen ze aan. Een geschiedenisloze dag voor de klassementsrenners. Ook een geschiedenisloze dag voor de Fransen. Op hun nationale feestdag zagen we amper Fransen in de aanval, in de buurt van de overwinning kwamen ze al helemaal goed. Alaphilippe wist dan wel weer de gele trui te behouden, dat is ook wat waard. Normaal gesproken gaan we na de tweede zondag van de Tour een dag rusten, maar dat is nu niet het geval. Normaal is de maandag de rustdag, maar de renners moeten door. Ze moeten nog een keer aan de bak. In plaats van een rustdag krijgen ze een rit van 217 kilometer voorgeschoteld. Na negen dagen in het zadel nog een keer zo'n lange rit moeten overleven, het leven van een wielrenner gaat niet over rozen. Het is nog niet eens een makkelijke rit, we trekken namelijk weer de heuvels in. Het zal makkelijker worden dan de afgelopen dagen, maar alsnog is het een vrij pittige rit.

QLp3R9j.png
efe60

De renners gaan van start in Saint-Flour, een plaats met 7000 inwoners in de Cantal. Het is geen grote plaats, toch is de Tour hier al een aantal keer geweest. Voor het eerst in 1999, toen kwam de Baskische pygmee David Etxebarria de overwinning ophalen. Het was de beste Tour van Etxebarrie, want hij won namens het legendarische Once een paar dagen later nog een rit. Sinds het begin van het jaar is hij actief als ploegleider van een Baskische amateurploeg. Daarvoor werkte hij nog jarenlang samen met de altijd aimabele Manolo Saiz bij de amateurploeg Aldro, die helaas niet meer bestaat. Een dag na de overwinning van Etxebarria zou het peloton vanuit Saint-Flour richting Albi vertrekken, wat we nu dus ook gaan doen. In 2004 keerde de Tour terug naar Saint-Flour en toen ging de overwinning naar de altijd onsympathieke Richard Virenque. Thomas Voeckler reed op dat moment in de gele trui, een feit dat hij later zou herhalen. In 2011 kwamen we namelijk nog een keer aan in Saint-Flour. Dat was de beruchte rit met EEN OTO. NEE. NEE. DIT GELOOF JE TOCH NIET. Met Johnny Hoogerland in het prikkeldraad reed de rest vrolijk verder naar de finish, waar Luis Leon Sanchez in de oplopende straten van Saint-Flour zijn medevluchters wist te kloppen. Een van die medevluchters was Thomas Voeckler, die de rit niet wist te winnen maar wel de gele trui veroverde. Vervolgens wist hij die trui bijna tot in Parijs te houden, hilarische Tour was dat van onze sympathieke Franse vriend. Acht jaar later keren we terug naar Saint-Flour, een plaats waar niet bijzonder veel te beleven valt. Het dorp bestaat uit twee delen. Er is een ville haute, boven op een heuvel van vulkanische origine. Beneden aan de Ander ligt dan weer de ville basse. De mooiste gebouwen komen we tegen in het hogergelegen deel van Saint-Flour, zoals de kathedraal van Saint-Pierre en de kerk van Saint-Vincent. In het bovenste deel van Saint-Flour komen we ook van die gezellige smalle straatjes tegen, met tussendoor leuke plaatjes zoals Halle aux Bleds. Verder hebben ze hier nog een aantal musea, zoals het Musée Alfred Douet. Van een afstand ziet het hogergeleden deel er imponerend uit. Niet alleen omdat het op een basaltachtige ondergrond is gebouwd, ook omdat men nog een stadsomwalling heeft aangelegd.

saint-flour-cantal-auvergne-45.jpg

De renners gaan van start aan de rand van de oude binnenstad. Ook vandaag volgt er weer een lange neutralisatie, deze keer zal het een kwartier duren. Tijdens de neutralisatie rijden we naar beneden, naar het lagergeleden deel van Saint-Flour. Buiten deze plaats rijden we nog een tijd geneutraliseerd verder, richting het zuiden. Over een brede weg langs een snelweg gaat de koers dan officieel van start. We beginnen met een stuk van anderhalve kilometer vals plat omhoog, met tussendoor wat bochten. Vervolgens is het een kilometer of drie zo goed als vlak, voordat we gaan afdalen naar een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van deze regio. Na een afdaling van anderhalve kilometer met een paar haarspeldbochten komen we beneden uit bij de Truyère. Als de renners via een brug over deze rivier fietsen zien ze aan de linkerkant een opvallend bouwwerk staan. Het gaat om het Viaduc de Garabit, een spoorboogbrug ontworpen door Gustave Eiffel. Het is een oude brug, gebouwd in 1880, die in die jaren een tijdje de hoogste brug van van de wereld was. Sindsdien zijn er veel hogere bruggen gebouwd en ook het aantal treinen dat van deze brug gebruik maakt is behoorlijk geslonken. Tegenwoordig heeft de brug praktisch geen functie meer, behalve dan dat er toeristen op afkomen. Na 6,5 kilometer koers pakken de coureurs meteen dit pareltje van de Cantal mee. Voorbij de brug, aan de andere kant van de rivier, slaan de renners rechtsaf.

img_2280-3759841.jpg?itok=mU-PhjKA

Ze rijden via een tweede brug nog eens over de Truyère en na een korte passage langs de Gorges de la Truyère duiken ze wat meer het binnenland in, waar de weg vrij snel omhoog begint te lopen. Het is een kilometer of twee min of meer vlak, voor er een klim van een kleine vijf kilometer volgt. Gemiddeld gaat het aan een procent of vier omhoog, ideaal om de vlucht van de dag te laten ontstaan. Als we bijna boven zijn op dit klimmetje rijden de renners door het dorpje Faverolles, waar het een beetje bochtig is. Buiten dit plaatsje gaat het een aantal kilometer naar beneden over een redelijk bochtige weg, terug naar de kloof van de Truyère. Eenmaal beneden rijden we opnieuw over een brug, waarna we op weg gaan naar de eerste officiële klim van de dag. Aan de andere kant van het water loopt de weg bijna direct omhoog, we beginnen aan de Côte de Mallet. Een klimmetje van ongeveer drie kilometer aan 5,7% gemiddeld. Een mooi klimmetje, met aan de ene kant wat rotswanden en aan de andere kant soms een uitzicht over de gorges. Ook nog wel een beetje een pittig klimmetje, tussendoor komen de renners nog een keer een strook aan 8% tegen. Voor de sprinters zal het tijdens deze en de komende klimmen toch vooral hopen zijn dat de kopgroep al weg is en dat er hier niet te hard gereden wordt. Na 22 kilometer komen we boven op deze klim van de vierde categorie.

tour-de-france-2019-stage-10-climb-a3771835c7.jpg
42220_378429_27.jpg

Na de Côte de Mallet krijgen we weer een verhaal dat na de vorige twee ritten bekend in de oren zal klinken. We rijden een aantal kilometer verder over een plateau, er zal niet direct een afdaling volgen. Na de klim is het een kilometer of vijf min of meer vlak. We rijden via een bochtige weg over het plateau en het gaat een beetje omhoog en omlaag, het is echt hetzelfde recept als de vorige dagen. Na een tijd gaat het even een kilometer naar beneden, we rijden richting een klein riviertje. Het is hier tijdelijk extra bochtig, waarna we via een wat smallere brug over de rivier rijden. Aan de andere kant van de rivier gaat het uiteraard weer omhoog, een kort klimmetje van anderhalve kilometer volgt. Daarna rijden we nog eens vier kilometer verder over het plateau, in licht dalende lijn. Als we in de buurt van Chaudes-Aigues uitkomen gaat het zelfs nog een paar kilometer daadwerkelijk naar beneden, met ook nog een haarspeldbochtje onderweg. Aan het eind van de afdaling loopt de weg weer een kilometer omhoog, waarna we vlak voor we Chaudes-Aigues bereiken nog kort even naar beneden gaan. We duiken het centrum van dit dorpje in en buiten het centrum gaan we meteen beginnen aan de volgende klim van de dag. De Côte de Chaudes-Aigues staat op het programma, een beklimming van de derde categorie die een kilometer of vier lang is. Gemiddeld gaat het aan een procent of vijf omhoog, heel veel stelt het niet voor. Wel een kilometer aan 6,6% in het begin, maar daarna wordt het niet heel steil meer. Voor de top kort achter elkaar wel twee haarspeldbochtjes waar het iets steiler is, maar op die bochten na gaat het vrolijk aan vier procent of zelfs minder omhoog. Na 40 kilometer komen we boven op deze klim, die boven Chaudes-Aigues ligt. Ik heb de naam al een aantal keer genoemd, maar er inhoudelijk nog niets over gezegd. Welnu, het is een thermenstadje, omdat er hier een stuk of 30 warmwaterbronnen te vinden zijn. Ze schijnen hier zelfs een bron te hebben waar het water 82 graden warm is, het warmste van Europa. Tevens hebben ze hier de beschikking over een kasteel, het Château de Couffour. Dit kasteel is vrij vakkundig verneukt door er een modern gedeelte aan vast te maken, dat blijkbaar dienst doet als restaurant.

tour-de-france-2019-stage-10-climb-n2-30396dba5c.jpg
0-2146971.jpg
maxresdefault.jpg

Ook na deze klim gaat het niet direct naar beneden. We gaan opnieuw een eeuwigheid over een plateau rijden, want de reclames hebben ons geleerd dat het niet vanzelf ophoudt. Als we boven zijn is het een kilometer of drie vooral vlak op het plateau, waarna er een korte afdaling van een kilometer volgt. De renners rijden over een enorm brede weg, soms langs open velden en soms dwars door een bos. Na de korte afdaling gaat het twee kilometer omhoog aan een procent of vijf, best pittig toch weer. Het is dan weer even kort vlak, waarna er een nieuw knikje omhoog volgt. Tegen die tijd verlaten we de Cantal en rijden we Aveyron binnen, waarna het 2,5 kilometer voorzichtig naar beneden gaat. Na deze afdaling gaan we dan weer eens twee kilometer omhoog, nu zelfs aan 6%. Boven op dit klimmetje rijden we het dorpje Lacalm binnen, waarna het weer twee kilometer naar beneden gaat over een brede en rechte weg. Aan het eind van dit stuk in dalende lijn gaat het gelijk weer omhoog, de komende vier kilometer zal het weer van dat zijn. Al werken we nu weer met knikjes, het gaat in drie trapjes omhoog. Tussendoor zijn er dus ook nog wat vlakke meters, maar dit is zeker geen makkelijk terrein voor de sprinter. Als ik Sagan of Matthews was zou ik het wel weten, helemaal naar de tyfus rijden die Groenewegen. Als we boven zijn op het laatste knikje gaat het vervolgens zes kilometer vooral naar beneden, richting Laguiole. Zonder verdere noemenswaardigheden bereiken we dit dorpje na 66 kilometer. Dit dorpje staat vooral bekend om de laguiolemessen, wat blijkbaar een heel ding is. Laguiolemessen zijn messen die gemaakt worden volgens de traditionele vorm en methodes uit de streek rond Laguiole. Het is geen merknaam, noch de naam van een bedrijf, maar de naam die wordt geassocieerd met de bepaalde vorm van het mes. Die messen worden hier dus nog steeds gemaakt en als je er in deze streek een koopt krijg je er meteen een certificaat van echtheid bij, te gek.

Laguiole.jpg

Buiten Laguiole gaat het nog eens twee kilometer vals plat omhoog, maar daarna volgt er een wat langere afdaling. Al moet ik dat ook meteen weer nuanceren, want het gaat niet continu naar beneden. Zo beginnen we bijvoorbeeld met een stuk in dalende lijn van drie kilometer, waarna het weer een kilometer of twee vooral vlak is, met tussendoor een stukje bergop. Dan gaat het weer een kilometer naar beneden, opgevolgd door een stuk in stijgende lijn en een nieuwe afdaling van twee kilometer. Toch is het hier vooral makkelijk fietsen. De weg is breed en we komen weinig lastige bochten tegen. In de buurt van Le Cayrol is het een kilometer of drie vooral vlak, met wat glooiend werk erbij. Voorbij Le Cayrol krijgen we dan wel met een echte afdaling te maken, het gaat negen kilometer naar beneden richting Espalion. Deze afdaling is een beetje bochtiger, met af en toe zelfs een serieuze bocht. Desondanks verwacht ik hier weinig problemen. Na 89 kilometer komt iedereen dus gewoon aan in Espalion, wat best een fraai plaatsje is. Na een bochtige passage in deze plaats begint de volgende klim van de dag direct, de Côte d'Espalion. Een beklimming van de derde categorie, 5,5 kilometer lang aan 4,5% gemiddeld. Geen bijzonder zware klim, maar Groenewegen is momenteel de parcoursbouwers aan het vervloeken. Tijdens de beklimming rijden we nog even langs een kasteel, supergaaf. Onderweg stelt de klim erg weinig voor, maar richting de top wordt het nog wel even interessant. Toch nog een kilometer aan 6%, het is niet helemaal niets. Vervolgens komen de renners na 95,5 kilometer boven op deze klim, bijna op de helft van de rit.

tour-de-france-2019-stage-10-climb-n3-196558b706.jpg
73080cd4-a0e3-4392-a85a-1e28a467c9d2-istock-535192411.jpg?ch=DPR&w=1200&h=800&s=9a8000be230a438df23ab00112ef89fd

Na de klim gaat het iets meer dan drie kilometer naar beneden, over een brede weg zonder bochten. Er ligt nog wel een rotonde in Bouzols, maar verder rammen we gewoon rechtdoor. Na een tijdje loopt de weg weer kort een kilometer iets meer dan vals plat omhoog, waarna er een nieuwe afdaling van een kilometer volgt. We zitten nu weer op een deel van het parcours dat het best valt te omschrijven als hoerenkots. Men heeft weer een soortement van plateau gevonden, waar het continu op en af gaat. In de komende kilometers rijden de renners veelal over rechte wegen, maar die wegen weigeren gewoon vlak te worden. Het is nog een kilometer of tien fietsen tot in Sébazac-Concourès en in deze kilometers gaat het zes keer omhoog. Twee keer kort en heftig, zo gaat het een keer een meter of 500 aan 10% omhoog. De andere knikjes omhoog zijn wat minder heftig, maar we verzamelen vandaag toch weer hoogtemeters bij de vleet. Het zijn er meer dan tijdens de vorige rit, wat eigenlijk wel weer hilarisch is. Als we alle knikjes hebben afgewerkt gaat het even een kilometer of twee licht naar beneden richting Sébazac-Concourès, over een weg die af en toe wordt onderbroken door een rotonde. Eenmaal in Sébazac slaan de renners bij een rotonde linksaf, waarna ze voornamelijk rechtdoor richting Rodez rijden. We rijden lands een aftands industrieterrein en daar komen we nog wat meer rotondes tegen. Bij een van de volgende rotondes gaat het naar rechts, waarna we via wat binnendoorwegen Rodez binnenrijden. Het is bochtig in en rond Rodez, maar in ieder geval wel vlak. Al komt aan dat vlakke ook snel een eind, als we eenmaal midden in het centrum van Rodez zijn loopt de weg iets meer dan vals plat omhoog. We hebben tegen die tijd ongeveer 120 kilometer afgewerkt. Rodez is een stad die voor de vaste Tourvolger bekend moet zijn, want in de afgelopen jaren kwamen we hier twee keer langs. Het was hier dat Greg Van Avermaet in 2015 min of meer doorbrak. Nooit won ie iets van betekenis, tot die rit in de Tour. Na die ritoverwinning werd hij plots een veelwinnaar, al zijn die tijden inmiddels weer voorbij. Twee jaar geleden won Michael Matthews dan weer in Rodez, vlak voor diezelfde Van Avermaet. Aardige stad wel, de laatste jaren alleen net een keer te vaak gezien.

NX-3494.jpg?itok=fajrOISL

In Rodez fietsen de renners onder meer langs de kathedraal, ze lijken speciaal een extra lange ronde door de stad te maken in een poging alle highlights mee te pikken. Aanvankelijk gaat het in Rodez een tijdje omhoog, maar als we de stad weer dreigen te verlaten gaat het juist naar beneden. Aan de rand van Rodez komen we een rotonde tegen, waar de renners met een boog omheen moeten. Voorbij de rotonde loopt de weg een halve kilometer steil omhoog, maar daarna vlakt het weer wat af. We rijden richting de tussensprint en de weg daar naartoe is vals plat. Een kilometer of vijf over een vals platte weg, die af en toe wordt onderbroken door een rotonde. De renners kennen deze wegen wel, al rijden we hier meestal de andere kant op. Normaal gaat het van deze kant naar beneden richting Rodez, nu gaat het een keer omhoog de stad uit. Na nog een aantal bochten gaat het een paar kilometer rechtdoor richting La Primaube, waar na 128 kilometer de tussensprint van de dag volgt. De weg richting de tussensprint loopt dus vals plat omhoog, aan een procent of twee. Na de tussensprint pakken we een paar bochten mee, waarna het weer een tijdje rechtdoor gaat over een weg die nog even een kilometer verder vals plat omhoog loopt, voor er een wat langere afdaling volgt langs de Viaur. We dalen een kilometer of vijf over deze brede weg, die wel een aantal bochten kent. Na een tijd komen we langs Bonnecombe, waar ze een abdij hebben. Een abdij die ik ondertussen goed ken, aangezien we hier dus bijna jaarlijks passeren.

Abbaye_de_Bonnecombe.JPG

Voorbij de abdij rijden de renners een kilometer of zes verder over dezelfde weg, die ondertussen vlak is geworden. Al doen we ook hier niet echt aan volledig vlak, we stuiten dus vanzelf wel weer op een paar stroken in stijgende lijn. Na een tijdje rijden we door Pont-de-Grandfuel en na de doortocht in dit gehucht gaat de weg weer een kilometer of vier omhoog lopen. In deze kilometers gaat het omhoog aan 4% gemiddeld, het blijft een vrij hinderlijke rit. Halverwege deze klim slaan de renners een keer rechtsaf en daarna rijden ze over een wat smallere en slechtere weg verder. Ze komen uiteindelijk uit bij het vliegveld van Cassagnes-Bégonhès, waar een nieuwe bocht naar rechts volgt. Ook de weg waar we nu over gaan rijden is wat smaller en slechter, maar het wordt tenminste wel weer vlak. Na iets verderop linksaf te zijn geslagen komen we na 147 kilometer uit in Le Caucart, op 70 kilometer van de finish. Voorbij Le Caucart gaat het een kilometer of drie rechtdoor over de wat smallere weg, in licht dalende lijn. We slaan linksaf en dan is het een aantal kilometer vlak, voor er richting Centrès nog wat verder gedaald wordt. Van een echte afdaling is verder geen sprake, het gaat niet enorm heftig naar beneden en lastige bochten zijn er ook niet echt. Als we bijna in Centrès zijn gaat het ook nog kort even omhoog, want zo gaat dat tijdens deze rit. We rijden overigens nog steeds over smalle plattelandswegen, ook als we na 156 kilometer Centrès passeren. Voorbij dit dorpje loopt het nog eens vier kilometer licht naar beneden, een afdaling die op zich nog wel een beetje lastig is. Vooral omdat de weg hier zo smal is, dan is praktisch iedere bocht een uitdaging. Vooral als we gaan afdaling richting Castelpers liggen er toch nog een paar lastige bochten op het parcours. Als de renners eenmaal beneden in dit dorpje zijn slaan ze linksaf. Ze rijden over een brug en daarna begint eigenlijk meteen de volgende klim van de dag, de laatste officiële. De Côte de la Malric, zo heet ie. Een klimmetje van de derde categorie, 3,6 kilometer lang aan 4,7% gemiddeld. Stelt dus eigenlijk geen reet voor, al vind ik 'm er via Streetview toch wat lastiger uitzien dan dat. Al kan dat ook liggen aan het feit dat de weg ook hier smal is, dan ziet het er al snel lastig uit. Enfin, de officiële cijfers zeggen wat anders. We komen blijkbaar amper boven de 5% uit. Alsnog een vervelende klim voor de sprinters, je kan die waardeloze gozers hier prima lossen. Na 164 kilometer komen de renners boven op dit klimmetje, in La Malric. Het is vanaf nu nog 53 kilometer fietsen tot de finish.

tour-de-france-2019-stage-10-climb-n4-f15f25e9c9.jpg
D973FARXkAAZrjB.jpg

Na de klim gaan we niet direct afdalen, dat zou te makkelijk zijn. In plaats daarvan is het twee kilometer vooral vlak, met wat vals plat tussendoor. Aan het eind van deze weg slaan we scherp rechtsaf, waarna we op een iets bredere weg terechtkomen. Gaan we na deze bocht dalen? Dacht het niet, Job. Nog eens vier kilometer vlak, over een relatief rechte weg. Een bocht naar rechts volgt, waarna we zelfs nog een keer kort moeten klimmen. Het gaat nog eens 500 meter aan 5% omhoog, dat soort dingen beginnen ondertussen wel door te wegen. Na dit klimmetje gaat het twee kilometer naar beneden, voor het opnieuw vlak wordt. We slaan rechtsaf en dan rijden we Tanus in, een klein dorpje op 43 kilometer van het eind. Na een bocht naar links in dit dorpje gaat het even rechtdoor, totdat we dankzij een overstekende snelweg vreemde capriolen moeten uithalen. Kort achter elkaar een paar bochten en rotondes, waarna we langs de andere kant van de snelweg verder gaan rijden. Het is inmiddels vlak en dat zal het de komende kilometers ook blijven. We rijden een kilometer of vier min of meer rechtdoor langs de snelweg, tot we bij de volgende rotonde uitkomen. Ook hier is het natuurlijk weer niet volledig vlak, uiteraard gaat het weer wat op en af. Toch stelt dit minder voor dan alles wat we tijdens het eerste deel van de rit zagen, als je nu nog van de partij bent zal dat tot aan de finish wel zo blijven. Voorbij de rotonde, waar de renners rechtsaf slaan, gaat het vier kilometer vooral rechtdoor in licht dalende lijn. Vervolgens rijden we over de brede weg die wat bochtiger wordt rechtstreeks Carmaux in, een stadje dat vooral bekend is geworden vanwege de kolenmijnen hier. Geen lust voor het oog dus, de plaats die we op 28 kilometer van het eind passeren. We rijden een tijdje rechtstreeks door het centrum, maar na een tijd komen we een paar bochten en een rotonde tegen. Na deze rotonde rijden we een paar kilometer rechtdoor verder. De weg begint inmiddels weer behoorlijk vlak te worden, maar natuurlijk loopt het dan ook meteen weer wat vals plat omhoog. Aan het eind van dit plaatsje slaan we scherp rechtsaf, waarna we langs Cap'Découverte gaan rijden.

5ccb16f5aa80e_090813160027.jpg

Cap'Découverte is een oude kolenmijn, die tegenwoordig dienst doet als recreatieplaats. Je kan hier vanalles doen, van zwemmen tot mountainbiken en van paintballen tot skateboarden. Ondanks al dat moois kennen wij wielernerds Cap'Découverte toch vooral dankzij de Tour van 2003. Een van de tijdritten van die Tour zou hier aankomen en dat was de legendarische tijdrit waar Jan Ullrich iedereen op een hoop fietste. Zelfs Lance Armstrong kon een ontketende Ullrich niet bijbenen, hij moest anderhalve minuut toegeven op de Duitser waarmee het tegenwoordig niet zo goed gaat. Cap'Découverte dus, #neverforget. Na de bocht naar rechts rijden we onder een tunneltje door en dan begint de weg nog even een keer omhoog te lopen. Richting Blaye-les-Mines gaat het twee kilometer omhoog aan 3% gemiddeld, zo werkt dat tijdens deze rit. Onderweg komen we een rotonde tegen, waar de renners naar links moeten. Het brengt ze naar Blaye-les-Mines, waar een bocht naar links volgt. Over een brede weg rijden we dan voornamelijk rechtdoor verder richting Taïx. Het blijft nog een tijd omhoog lopen, de komende twee kilometer krijgen we nog drie stroken van een paar honderd meter omhoog voorgeschoteld. Daarna gaat het anderhalve kilometer naar beneden, terwijl we Taïx binnenrijden. Buiten dit plaatsje, op 17 kilometer van het eind, gaat het dan weer anderhalve kilometer vals plat omhoog. We rijden nog steeds over een brede weg, die wel enigszins bochtig is. Na een rotonde en een scherpe bocht naar rechts verlaten we deze weg. Het gaat nu vijf kilometer verder over de volgende brede weg, die wel heel erg bochtig is. Ook weer zo'n weg die niet weet wat ie wil. Kilometertje vlak, kilometer naar beneden, kort knikje omhoog, weer naar beneden, etc. Tijdens de tocht over deze weg rijden we op 12 kilometer van het eind langs Saint-Sernin-les-Mailhoc, een klein dorpje dat perfect bij deze regio past. Er is niets te beleven in in de wijde omgeving kom je alleen maar weilanden en akkers tegen. Daarnaast heb ik dan wel weer zo ongeveer het eerste zonnebloemenveld van deze Tour gespot, je zou kunnen stellen dat de Tour nu pas echt is begonnen.

40365996804_a9a14f60da_b.jpg

Buiten Saint-Sernin slaan de renners vrij kort achter elkaar twee keer linksaf, waarna ze over een brede weg richting finishplaats Albi gaan rijden. Deze weg is bepaald niet recht, maar in ieder geval wel vlak. Tenminste, voorlopig. Na vier kilometer over deze vlakke weg gereden te hebben volgt er een scherpe afdaling van een kilometer, met een paar bochten onderweg. De weg is hier wel enorm breed, dus die afdaling stelt al bij al weinig voor. Na de tweede bocht wordt de weg weer wat vlakker. We rijden een kleine kilometer rechtdoor en bevinden ons tegen die tijd op vijf kilometer van het eind. Aan het eind van dit stuk in rechte lijn volgt er een bocht naar rechts, met bijna direct daarna een bocht naar links. Na deze bocht is het een halve kilometer vlak, terwijl we behoorlijk rechtdoor rijden. Vervolgens gaat het nog eens een 500 meter aan 4% omhoog, de organisatie heeft nog een verrassing voor ons achtergelaten. We reden eigenlijk rechtdoor Albi in, maar na die bocht naar links rijden we weer weg van de stad. In het buitengebied is het heuvelachtig en dus krijgen we nog met dit hobbeltje te maken. Aan het eind van dit bultje slaan de renners rechtsaf, het gaat vervolgens rechtdoor tot op drie kilometer van het eind. Een flauwe bocht naar links volgt en bijna meteen daarna een flauwe naar rechts, waarna het over een vlakke weg zo goed als rechtdoor gaat tot op twee kilometer van de finish. Als we nog twee kilometer te gaan hebben begint de weg een beetje vals plat omhoog te lopen. We gaan rechtdoor, dwars door een woonwijk, tot op een meter of 1400 van het eind. Op dat punt volgt er een bocht naar links, waarna we rechtdoor richting de laatste kilometer rijden. Als we ons eenmaal in de laatste kilometer bevinden volgt er een flauwe bocht naar rechts, waarna we via een brug over de Tarn rijden. Aan de andere kant van de Tarn loopt de weg plotseling omhoog. In de laatste halve kilometer van de rit gaat het volledig rechtdoor, maar het gaat tegelijkertijd ook nog flink omhoog. Vooral direct na de brug gaat het een meter of 300 vrij fors omhoog, waarna het in de laatste 200 meter weer afvlakt. In totaal komen we in de laatste 500 meter 25 meter hoger uit, gemiddeld gaat het dan dus blijkbaar aan 5% omhoog. Een lastige aankomst, in ieder geval. Zeker na alles wat we deze week en ook deze rit al hebben gehad, geen sinecure.

85789
vVJlvMZ.png
TmIFMHg.png

Finishen doen we in Albi, een stad waar ze een overschot op de begroting schijnen te hebben. We finishen namelijk niet alleen hier, ook tijdens de rustdag zal het hele circus in Albi verblijven. En na de rustdag gaat de volgende rit hier ook nog eens van start, gekkenhuis. Voor mij voldoende reden om niet meteen alles over Albi meteen aan de grote klok te hangen. Laten we voorzichtig beginnen met de Tourgeschiedenis van Albi, dan kunnen we na de rustdag nog wel wat inhoudelijks vertellen over de stad. Het is de 13e keer dat we in Albi zijn, jawel. Een behoorlijk grote geschiedenis in de Tour voor een lullig stadje met 51.000 inwoners. Voor het eerst kwamen we hier langs in 1953. André Darrigade zou de eerste winnaar in Albi worden. Twee jaar later kwam de Tour terug naar Albi en toen won een Nederlander, Daan de Groot. Op Wikipedia staat over die overwinning de volgende ongetwijfeld ietwat aangedikte anekdote: In de 13e etappe van Millau naar Albi werd De Groot eerst zo door de hitte bevangen dat hij uit het peloton gelost werd, en in een veld koolbladeren plukte om zijn hoofd tegen de brandende zon te beschermen. Daarna zette hij de achtervolging in, haalde het peloton in en demarreerde meteen. Er volgde een solo van 150 kilometer; op de streep had hij een voorsprong van 20 minuten en 31 seconden. Misschien wel een goede tip voor Wellens, paar koolbalderen op je kop en gaan. In de jaren daarna hebben er nog veel meer grootheden gewonnen in Albi, zoals Eddy Merckx en Gerrie Knetemann. Een van de eerste renners waar ik fan van was, Salvatore Commesso, won ook ooit in Albi. De man met de opgestroopte mouwtjes wist hier in 1999 te winnen, lekker man. Dat was tijdens de rit die ook vertrok vanuit Saint-Flour, net als nu. Commesso bleek uiteindelijk de sterkste te zijn van een grote kopgroep. Het peloton kwam tijdens die rit pas op 22 minuten binnen, dat waren nog eens tijden. Sindsdien kwamen we in 2007 nog eens langs in Albi, voor een tijdrit van 54 kilometer. Iets meer dan tien jaar geleden kon dat nog, tegenwoordig mag je blij zijn met 30 kilometer. Enfin, Alexandre Vinokourov won die tijdrit. Ze kwamen alleen vrij snel tot de conclusie dat hij een klein beetje had valsgespeeld, iets met bloeddoping ofzo. Daarom staat de overwinning nu op naam van Cadel Evans, hij werd immers tweede tijdens die rit. De laatste passage in Albi dateert van 2013. Ook toen kwam een redelijk heuvelachtige rit hier aan. Het zou eindigen in een sprint, maar dan wel een sprint van een lichtelijk uitgedunde groep. Onderweg kreeg de ploeg van Sagan het voor elkaar om mannen als Greipel, Kittel en Cavendish te lossen, waardoor hij met wat mindere tegenstand aan de sprint kon beginnen. Sagan won, Degenkolb werd tweede en Bennati derde. Zes jaar later zijn we dus weer eens terug, wat leuk.

870x489_20113.jpg

In Saint-Flour wordt het blijkbaar slechts 21 graden. Magere temperaturen, voor de tijd van het jaar. Het zal droog zijn en er zal een stevige wind staan, nog steeds vanuit het noorden. Zelfs wat meer wind dan de afgelopen dagen. Aangezien we nu weer echt richting het zuiden gaan fietsen kan het zomaar een snelle rit worden. In finishplaats Albi wordt het blijkbaar een stuk warmer, we zitten uiteraard tegen die tijd ook wat verder in het zuiden. 28 graden in de middag, geen kans op regen en ook hier aardig wat wind. Niet puur uit het noorden, meer uit het noordwesten. Dan staat het op een bepaald moment wel schuin in de wind, maar mijn waaieralarm gaat nog niet direct af. Het zou kunnen, maar dan valt het meestal tegen. Beginnen doen we in ieder geval vrij vroeg, het is immers een lange rit. Om 12:10 staan de renners klaar en na een neutralisatie van een kwartier gaan ze er om 12:25 echt vandoor. Het altijd irritante tennis is afgelopen, dus we kunnen vanaf nu de ritten integraal meepakken via Eurosport 1. De mensen zonder PLAYER springen een gat in de lucht. Uiteraard moeten we voor het fatsoenlijke commentaar wachten tot het 14:10 is, dan pas gaan Michel en José weer live. De finish wordt redelijk laat verwacht, tussen 17:28 en 17:59.

albi-tourisme.jpg

Dit zou zomaar weer een rit voor de vluchters kunnen zijn. Met 3000 hoogtemeters onderweg is het in ieder geval niet zonder meer een rit voor de sprinters. Toch verwacht ik wel dat we gaan sprinten. Ze hebben bij Bora en Sunweb gisteren een snipperdag genomen en dat zal een reden hebben gehad. Na hun gefaalde optreden in de rit naar Saint-Étienne hebben ze nu wat goed te maken. Het is voor jongens als Sagan en Matthews een ideale kans om nog eens een rit te winnen, want op dit parcours gaan ze Groenewegen met sprekend gemak kunnen lossen. Als ze een beetje hard gaan rijden is Groenewegen meteen gezien, ONZE Dylan gaat een rit met 3000 hoogtemeters nooit overleven. Ik ga dus uit van een sprint, met een wat kleinere groep. Het is de hele dag lastig, dus als we hier met een man of 80 aankomen vind ik het veel. Overigens is de vlucht geen onrealistisch scenario, het zal vooral afhangen van de renners zelf. Als er net als vandaag een groep van een man of 15 weet te ontsnappen gaat het voor de vlucht zijn. Toch neem ik aan dat Burghardt weer alle karretjes in de poep gaat proberen te rijden en dat er een klein groepje weg gaat rijden met een Wantygod en iemand van Arkea ofzo. Ja, laten we maar van dat scenario uitgaan. Een sprint met een wat kleinere groep. Een lastige sprint, omdat het in de finale nog omhoog gaat. Spanning en sensatie, zo voor de rustdag.
1. Matthews. Zo'n gevoel heb ik gewoon opeens. Ideale aankomst voor hem, en hij heeft inmiddels al een paar ritten de tijd gehad om zijn sprint weer te trainen!
2. Sagan. Een ideale kans om nog eens een rit te winnen, tijdens de rest van de Tour gaat dat een probleem worden. Net daarom denk ik dat het niet gaat lukken. De hele dag de ploeg op kop om de sprinters te lossen en dan in de finale weer geklopt worden door een of andere non-valeur.
3. Colbrelli. Sonny moet het van dit soort werk hebben. Als hij nu niet hoog eindigt kan hij beter meteen naar huis gaan.
4. Trentin. Gewoon, dat vind ik.
5. Ewan. Ik heb goede hoop dat Ewan net als Groenewegen en Viviani keihard moet lossen tijdens deze rit, maar ik ben toch ook wel een klein beetje bang dat hij er net aan blijft hangen. Laten we in ieder geval hopen dat het hem veel kracht kost, zodat hij niet in de buurt komt van de overwinning.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:01
SPOILER: Etappe 11
Etappe 11: Albi - Toulouse, 167 km

De eerste week van de Tour van 2019 was bijzonder lang. Liefst tien dagen achter elkaar moesten de renners aan de bak. De grote start vond dit jaar plaats in Brussel en eigenlijk ging iedereen uit van een overwinning van Dylan Groenewegen. Dat pakte alleen net even anders uit, door een massale valpartij net voor de slotkilometer werd Groenewegen uitgeschakeld en dus kregen we een ontregelde sprint met een klein groepje. Sagan leek optimaal te profiteren van de situatie, maar ineens schoot er een andere renner van Jumbo-Visma naar voren. Het bleek om Mike Teunissen te gaan. De man die normaal de sprint moet aantrekken voor Groenewegen kon nu zelf z'n kans gaan en hij won meteen. Hij kreeg er ook meteen de gele trui bij, een bijzonder verrassend begin van de Tour. Een dag later volgde de ploegentijdrit en die tijdrit werd glansrijk gewonnen door onze jongens van de Jumbo. 20 seconden voorsprong op Team Ineos en Quick Step, veel overtuigender kan het niet. Teunissen mocht daardoor nog langer de gele trui dragen, voor de rest van de wereld een ideale mogelijkheid om de relatief onbekende Teunissen toch wat beter te leren kennen. In de derde rit zou hij de trui dan wel weer verliezen. De rit naar Épernay bracht ons door de streek van de champagne en daar lagen een paar zware klimmetjes verstopt op het parcours. Tim Wellens reed die dag lang in de aanval, maar op de laatste zware klim van de dag schoot Julian Alaphilippe naar voren. Vooraf de grote favoriet voor de rit, maar niemand had verwacht dat hij op een kilometer of 15 van de finish al zou aanvallen. Dat deed hij wel en niemand was in staat om hem te volgen. Daarna kreeg ook niemand het voor elkaar om een achtervolging op gang te brengen, dus reed Alaphilippe solo naar de zege. Hij nam ook meteen de gele trui over, een leuke bonus.

Tijdens de vierde rit zou er gesprint worden in Nancy en dit leverde een overwinning op voor Viviani. De sprint van Jumbo-Visma ging de mist in, terwijl de mannen van Deceuninck-Quick Step Viviani in een ideale positie wisten te manoeuvreren. Een dag later doken we de Elzas in, voor een lastige rit in de heuvels. Een paar klimmetjes onderweg, het had prima een rit voor de vluchters kunnen zijn. Dat werd het niet, want Bora en Sunweb gingen controleren voor Sagan en Matthews. Dat bleek voor Bora in ieder geval een goede keuze te zijn, want de rit eindigde in een sprint van een gereduceerde groep en van die groep was Sagan de beste. Hij versloeg Wout van Aert, die toen voor het eerst echt zijn neus aan het venster drukte. De rit daarna zou de eerste test voor de klassementsrenners worden. Tijdens etappe 6 reden we de Vogezen in. Het werd een lastige rit, met onderweg onder meer Le Markstein en de Ballon d'Alsace. Aan het eind zouden de steile Col des Chevrères en de nog steilere La Planche des Belles Filles volgen. Aan die laatste klim had men nog een steile kilometer toegevoegd, deels over onverharde wegen. Het zorgde ervoor dat de rit zelf niet heel spectaculair werd, maar de aankomst werd dat dan weer wel. Een kopgroep met veel Belgen was vroeg op de dag weggereden en aangezien niemand in het peloton echt wilde rijden kregen ze een vrij grote voorsprong. Genoeg voorsprong om het te halen tot de finish. Na een afvalrace bleven vooraan alleen Dylan Teuns en Giulio Ciccone over. In de laatste 100 meter, waar het nog eens aan 24% omhoog ging, wist Teuns Ciccone te lossen. Een overwinning voor de altijd kwijlende Dylan Teuns, een genot van jewelste. Ciccone won dan wel niet, maar hij pakte wel met een paar seconden voorsprong de gele trui over. Alaphilippe ging in de laatste kilometer nog wel in de aanval, maar hij viel aan het eind stil en kon daardoor net de trui niet houden. De Fransman zag terwijl hij stil begon te vallen ineens Geraint Thomas langsrazen. De Brit van Team Ineos gaf van alle klassementsrenners de beste indruk, de rest kon hem niet volgen. Alleen Pinot bleef een beetje in de buurt. We zagen ook een dappere poging van Landa, maar hij werd aan het eind ook weer ingerekend. De tijdsverschillen bleven vrij beperkt, maar Thomas liet een dusdanige indruk achter dat hij meteen naar voren werd geschoven als de grote favoriet om de Tour te winnen.

Nadat WE tijdens de eerste en tweede rit flink met het vlaggetje konden wapperen bleven we even op onze honger zitten. Tot etappe 7, een vlakke rit met aankomst in Chalon-sur-Saône. Hoewel de sprintvoorbereiding weer niet helemaal perfect ging wist Groenewegen zijn eerste sprint van deze Tour te winnen, met een paar centimeter voorsprong op Ewan. De teller stond inmiddels op twee overwinningen voor Nederlandse renners en één overwinning voor een Nederlandse ploeg, het signaal voor de Belgen om een tandje bij te schakelen. De achtste etappe van de Tour was een verduiveld lastige etappe, met meerdere heuvels in het Centraal Massief. Met 3800 hoogtemeters een rit die eigenlijk te lastig was voor de sprinters, maar Bora en Sunweb deden toch hun best om de boel te controleren. De kleine kopgroep kreeg daardoor nooit een grote voorsprong, maar Thomas De Gendt zat in de kopgroep. Al geef je De Gendt maar 10 seconden, dat al van het goede teveel zijn. Dat bleek ook nu het geval te zijn. Er kwamen zelfs nog andere ploegen op kop rijden, maar De Gendt gaf geen krimp. Op een kilometer of 15 van het eind had hij nog een minuut voorsprong op het peloton, waar Thomas net zonder erg gevallen was. Ze reden een klimmetje op en daar wist hij zijn laatste vluchtgenoot, Alessandro De Marchi, te lossen. Op de top van de klim slonk zijn voorsprong, maar het was nog steeds voldoende om het te redden tot in Saint-Étienne. In het peloton zagen we Alaphilippe en Pinot in de aanval gaan, maar ondanks een goede samenwerking kwamen ze niet meer bij De Gendt. De Belg hield na een indrukwekkend staaltje fietsen een seconde of zes over op de twee Fransen. 20 seconden later volgde de rest van het peloton. Alaphilippe greep naast de winst, maar pakte wel weer de gele trui terug. Die gele trui draagt hij nu nog steeds, want in de twee laatste ritten voor de rustdag kwam hij niet in de problemen. De negende rit werd een rustige rit, het peloton nam een snipperdag. Deze rit was makkelijker dan die ervoor, maar nu wilde niemand op kop rijden. Een grote groep, met wederom veel Belgen, reed weg. In de finale reden we richting het dorp van Bardet en voor we dat dorp zouden bereiken lag er nog een klimmetje op het parcours. Op dat klimmetje reed Tiesj Benoot weg samen emt Roche, maar later wist Daryl Impey de oversteek nog te maken. Met de snelle Zuid-Afrikaan in hun gezelschap hadden Roche en Benoot een probleem, daarom probeerde Benoot nog eens aan te vallen. Dat zorgde er vooral voor dat Roche moest lossen, waardoor het probleem van Benoot alleen maar groter werd. Wegens gebrek aan enig tactisch inzicht reed Benoot met Impey naar de finish. De uitslag stond daardoor vooraf al vast. Winst voor Impey. De tweede keer in de geschiedenis dat een Zuid-Afrikaan een rit wint, Benoot werkt graag mee aan een stukje historie.

De laatste dag voor de rustdag leek lang een saaie rit te worden. In het begin reed er al vrij snel een kleine groep weg, die niet veel kans leek te maken om het tot het eind uit te zingen. Er waren nog wel wat meer renners die graag in de aanval wilden gaan, maar daar werd soms hardhandig een eind aan gemaakt. Politt werd een paar keer ingerekend en toen de jongens van Sunweb nog eens ten aanval trokken werden ze vakkundig van de weg geduwd. De jongens van Quick Step vonden een kopgroep van zes man wel groot genoeg. Vooraan zagen we onder meer Turgis, Berhane en ook de later aangesloten Schar, maar iedereen is die jongens ondertussen weer vergeten. Dat is de schuld van de wind. Op een kilometer of 60 van het eind werd het in het peloton al wat nerveuzer, want iedereen wist wel dat het mogelijk op de kant zou kunnen gaan. Het parcours was alleen vrij lastig te lezen. Veel draaien en keren, veel op en af, veel beschutting, het was niet evident om een geschikt moment te vinden om aan de boom te schudden. Ploegen als Astana en EF Education First reden daarom maar de hele dag op kop, voor het geval dat. Die tactiek bleek alleen niet helemaal te werken, want op het moment dat Deceuninck-Quick Step een ideaal moment zag waren Astana en EF al opgerookt. Hun kopmannen kwamen dus in een tweede groep terecht, paniek alom. Enorm veel favorieten zaten op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Pinot, Fuglsang, Uran en Porte hadden allemaal de slag gemist. George Bennett ook. Hij stond vooraf vierde in het klassement, maar net op het moment dat er vooraan kneiterhard werd gereden ging hij bidons halen. Niet echt een briljante tactiek, en hij maakte het daarna alleen maar erger. Nog even in je eentje het gat proberen te dichten, dat gaat niet lukken. Het verdict: tien minuten achterstand aan de finish.

De groep met Pinot en Fuglsang leek op een kort klimmetje terug te kunnen keren. Op een bepaald moment was de achterstand op het eerste peloton nog maar een seconde of 10, maar het laatste stuk is altijd het lastigste. Het lukte niet, zeker niet omdat er vooraan nog eens een keer versneld werd door de mannen van Ineos en Quick Step. De veer brak en ook het verdict voor deze jongens was hard. Aan de finish verloren ze 1:40, probeer die tijd nog maar eens goed te maken in de bergen. Mikel Landa verloor nog meer, hij kwam binnen op 2:09. Tragisch, aangezien hij in eerste instantie wel in de goede groep zat. Door een fout van Barguil viel hij letterlijk weg uit die groep en verloor hij dus meer dan twee minuten, het zit Landa ook nooit een keer mee. Wat een makkelijke rit had moeten worden eindigde door de wind en vooral door de nervositeit in het peloton in een ware veldslag. Ineos deed goede zaken, Bernal en Thomas waren allebei mee. Ook Kruijswijk zat mee, net als Adam Yates, Emanuel Buchmann, Dan Martin en Nario Quintana. Niet iedereen is dus meteen uitgeschakeld, maar iemand als Pinot kan nu eigenlijk al een streep door het geel zetten. En dat allemaal op 30 kilometer tijd in een vlakke rit. Wel redelijk tekenend voor de eerste week van de Tour, we hebben toch een aantal vermakelijke dingen gezien. Zo'n eerste Tourweek is wel eens saaier geweest, voorlopig is er niet heel veel om te klagen. Oja, er won ook nog iemand die rit. De sprint in het uitgedunde groepje werd aangetrokken door de mannen van Sunweb, maar Michael Matthews vergat dat hij daarna nog moest sprinten. Pas toen iedereen al vertrokken was schoot hij zelf een keer in gang. Wout Van Aert ging als eerste aan en dat bleek een verstandige beslissing te zijn. Viviani kwam nog wel sterk opzetten, maar na een ultieme jump won Van Aert toch. De veldrijder die even mee komt doen in de Tour omdat Roglic moe is wint dus meteen een rit, in België barst nog net geen volksfeest los.

Het is een krankzinnige eerste week geweest voor de lage landen. Drie Nederlandse zeges en drie Belgische zeges, behoorlijk absurd. Vier overwinningen voor de mannen van de Jumbo, een ploeg die een paar jaar geleden nog het lachertje van het peloton was. En het stopt hier misschien niet eens, want direct na de rustdag gaan we verder met een vlakke rit. Weer een kans voor Groenewegen, en anders eentje voor Teunissen of Van Aert. Ook de andere dagen van de tweede Tourweek bieden perspectieven op succes. Rit 12 waarschijnlijk niet, dan gaan we de bergen in. In de bergen gaat Kruijswijk vast mooie dingen laten zien, maar winnen gaat hij niet doen. Een dag later schijnt er een tijdrit op het programma te staan, dat is dan weer een kolfje naar de hand van Van Aert. Gaat onze vriend met de kaaklijn als een baksteen nog een rit winnen? Dat zou zomaar kunnen! Vervolgens duiken we twee dagen de Pyreneeën in, twee aankomsten bergop. Eerst een korte kleuterrit naar de Tourmalet en een dag later een langere rit met aankomst op een berg boven Foix. Na die vijf ritten zit de tweede week er alweer op, het is een wat kortere week geworden omdat de rustdag pas op dinsdag kwam. Enfin, we gaan dus aan die tweede week beginnen met een vlakke rit. Relatief vlak, want dit jaar doen ze in de Tour niet aan volledig vlak.

PXmcb9Q.png
237f7

Na de veldslag van voor de rustdag zijn de rookwolken inmiddels weer opgetrokken. We bevinden ons nog steeds in Albi, de stad met ongeveer 50.000 inwoners aan de Tarn. De bijnaam van Albi is blijkbaar Ville Rouge, omdat ze hier veel rode bakstenen hebben gebruikt. Dat zie je onder meer terug bij de kathedraal van de stad. Naar het schijnt is deze kathedraal van Sainte-Cecile het grootste bakstenen gebouw ter wereld. De kerk diende als vesting tegen de ketterij van de Katharen, dat zijn wel meteen heel heftige anekdotes. Een ander opvallend bouwwerk in Albi is de oude brug, die blijkbaar al in de 12e eeuw werd gebouwd. Voorts hebben we nog het Palais de la Berbie, oorspronkelijk de bisschoppelijke vesting uit de 13e eeuw. Bij het kasteel horen tuinen die aan de rivier Tarn liggen. Daarnaast is er ook nog Collegiale kerk Saint-Salvy met een romaanse kloostergang uit de 13e eeuw. In het oude stadscentrum komen we dan weer enkele mooie herenhuizen uit de renaissance tegen, en het huis van de kunstschilder Henri de Toulouse-Lautrec. Albi is een stad waar ze het vooral van het toerisme moeten hebben. Daarom is de Tour hier waarschijnlijk ook drie dagen achter elkaar, met jaarlijks meer dan één miljoen toeristen verzuipen ze hier in het geld. Sinds 2010 staat Albi ook op de werelderfgoedlijst van UNESCO, dat zal ook hebben bijgedragen aan de toeristische activiteiten. Alle eerder genoemde gebouwen staan op de lijst en daar valt wel wat voor te zeggen. Ook beschikt Albi over een aantal musea, waaronder het Musée Toulouse-Lautrec. Hier vinden we vooral schilderijen en ander werk van de beste man. Uit deze stad, waar ook nog de nodige industrie te vinden is, zijn twee wielrenners afkomstig. De minder bekende van de twee is Stephane Poulhies. Hij reed jaren voor AG2R en Cofidis, maar kreeg het nooit voor elkaar om echt op te vallen. Zijn plaatsgenoot Lilian Calmejane heeft het beter voor elkaar, hij is vooral sinds de Tour van 2017 een grote meneer in het peloton. Tijdens de Tour van 2017 won hij de bergrit, door veruit de sterkste te zijn van een kopgroep. ONZE Robert Gesink gaf alles wat hij in zich had, maar ondanks krampen van Calmejane op de laatste klim kwam hij toch niet meer in zijn buurt. Sindsdien is Calmejane eigenlijk met het jaar slechter gaan fietsen, vooral dit jaar lijkt het echt helemaal nergens op. Dat zien we nu ook tijdens deze Tour. Ze reden voor de rustdag nota bene naar zijn eigen stad en hij werd kansloos op een vlakke weg uit het peloton gereden. Pijnlijk.

albi-france_l.jpeg

Na de rustdag gaan de renners verder op een meter of 100 van de vorige finishlocatie. Ze zijn in de tussentijd dus niet veel opgeschoten. Tijdens de neutralisatie, die deze keer niet eens zo lang is, rijden de coureurs een rondje door het centrum van Albi. Ze passeren onder meer langs de kicken kathedraal, waarna ze via de oude brug over de Tarn rijden. Aan de andere kant van de rivier rijdt het peloton nog een tijd geneutraliseerd verder door de buitenwijken van Albi, waarna buiten de stad de officiële start plaatsvindt. Tussen de akkers gaat de koers beginnen en het zou zomaar een saaie aanvangsfase kunnen zijn. Dit is echt een rit voor de sprinters, dus het zou me zeer verbazen mochten er hier veel demarrages komen. Het terrein leent zich er ook niet echt voor, want tijdens de eerste kilometers van de rit rijden de renners over recht en brede wegen langs de Tarn. Het gaat drie kilometer min of meer rechtdoor tot aan Castelnau-de-Lévis, waar ze een opvallend kasteeltje op een heuvel hebben staan. Voorbij deze plaats gaat het dan wel weer anderhalve kilometer vals plat omhoog, over een wat bochtigere weg. Vervolgens rijden we een kilometer of vijf verder over een licht glooiende weg langs akkers en zonnebloemvelden. We komen uit in Bernac, een dorpje waar eigenlijk alleen een kerk lijkt te staan. Buiten dit dorpje blijft de weg vrij bochtig en richting Cestayrols gaat het nog eens anderhalve kilometer vals plat omhoog. Ook dit zal weer een rit worden met de nodige hoogtemeters, al halen we net de 2000 niet. Na een aantal bochten in Cestayrols is het buiten het dorp een kilometer of drie vlak, terwijl we over een wat smallere weg met de nodige bochten gaan rijden. We bevinden ons nog steeds op het platteland, daar waar het echt volledig uitgestorven is. De weg, die na een tijd vals plat omhoog begint te lopen, komt na 16,5 kilometer uit in Noailles, een dorpje dat prima bij de achterkant van de Tour past. Op tv ziet alles er leuk en aardig uit, maar in de praktijk valt het niet altijd mee. Dit is ook weer zo'n dorpje dat langzaam aan het uitsterven is. Vroeger meer dan 500 inwoners, er zijn er nog 200 over. Als je nog ergens een goedkope wonining een krimpregio op de kop wil tikken moet je hier zijn.

81NOAILLES_village_102.jpg

Voorbij het leeglopende Noailles rijden de coureurs nog een paar kilometer min of meer rechtdoor over een ietwat smalle weg die een aantal kilometer vals plat omhoog loopt. Na een tijd vlakt de weg af, waarna er nog twee kilometer over deze smalle plattelandsweg gefietst moet worden voor er een bocht naar rechts volgt. Na deze bocht blijven we de weg volgen tot we na 23 kilometer uitkomen in Cordes-sur-Ciel. De weg richting dit plaatsje loopt vooral naar beneden, met onderweg een paar bochtjes. Ook een keer wat paaltjes op de weg, altijd leuk. Cordes-sur-Ciel maakt dan weer onderdeel uit van de voorkant van de Tour. Het is een prachtig dorpje met een middeleeuws karakter, zo ziet de afdeling touristique het graag. Van het mooie Cordes-sur-Ciel rijden we naar Les Cabannes en buiten dit plaatsje gaat het twee kilometer rechtdoor richting de voet van de eerste officiële klim van de dag. Aan het eind van de rechte weg komen we uit in Vindrac-Alayrac, waar er een lange lopende bocht naar rechts volgt. Na deze bocht slaan we linksaf, rijden we onder een spoorbrug door en dan begint de beklimming van de Côte de Tonnac. Dit is een klimmetje van de derde categorie, 3,6 kilometer lang aan 5% gemiddeld. Over een behoorlijk armoedig geasfalteerde weg kronkelen de renners zich een weg door een bos, terwijl de percentages nooit enorm oplopen. Een egale klim, we gaan gewoon continu aan 5% omhoog. Na 32 kilometer koers komen de renners boven op dit klimmetje, in de buurt van het weinigzeggende gehucht Tonnac.

tour-de-france-2019-stage-11-climb-b67e9ed04f.jpg
D-Am6HSW4AkTnau.jpg

En vooruit, toch maar een plaatje van Cordes-sur-Ciel:
Carroussel02.jpg

We bevinden ons inmiddels op het parcours van een Tourrit uit 2011. Ook toen reden we via Cordes-sur-Ciel over de Côte de Tonnac. De komende 60 kilometer blijven we het parcours van die rit volgen en we komen uiteindelijk ook nog door de finishplaats van die rit, spannend! Na de top van de klim rijden de coureurs een kilometer of twee rechtdoor over een weg die vrij vlak is. Vervolgens wordt dezelfde weg ineens een stuk bochtiger en ook wat glooiender. Het gaat wat op en af, vooral op want we komen een aantal meter hoger uit. Aan het eind van deze bochtige weg slaan we linksaf en dan gaat het over een wat smallere weg verder richting Vaour, in eerste instantie vals plat omhoog. Na een tijd vlakt het weer af en even later dalen we zelfs een beetje richting Vaour. In dit dorpje, waar we na 40 kilometer passeren, ligt een historisch monument. We komen hier namelijk een oud gebouw tegen, dat vroeger eigendom was van de Tempeliers. Tegenwoordig wordt het vooral gebruikt als theater. In Vaour slaan we uiteindelijk rechtsaf, waarna het anderhalve kilometer rechtdoor gaat over een brede weg. Het loopt een halve kilometer vals plat omhoog, waarna het direct weer wat naar beneden gaan. We slaan aan het eind van deze weg rechtsaf en dan komen we weer op een wat smallere weg terecht. Deze weg loopt een kilometer of drie vals plat omhoog, waarna het anderhalve kilometer licht naar beneden gaat. We slaan rechtsaf en na die bocht moeten we nog twee korte stukjes in stijgende lijn overleven. Daarna bereiken we de top van de Pas de Cabal en vervolgens gaat het zeven kilometer naar beneden. Deze afdaling begint vrij lastig, met direct in het begin een moeilijke bocht. Gaandeweg wordt het een stuk makkelijker, vooral omdat de weg onderweg steeds een beetje breder wordt. Beneden komen we uit in de Gorges van de Aveyron. Beneden rijden we richting het opvallende plaatsje Bruniquel, dat gebouwd is boven op een gigantische rots. Vlak voor we Bruniquel bereiken slaan we alleen linksaf, waardoor we het dorp toch mislopen. Desondanks is het wel de moeite waard om even stil te staan bij deze locatie, duidelijk behorend tot de voorkant van de Tour. Al heeft de Tour blijkbaar ook nog een onderkant, want in de buurt van Bruniquel komen we een aantal grotten tegen. In deze grotten heeft men opvallende dingen gevonden. Kunst uit de tijd van de neanderthalers, amai.

bruniquel_0.jpg?itok=CkMW1E5r
GrotteBruniquel_1997_%C2%A9SSAC_-0078.jpg

Na de bocht naar links rijden de renners een aantal kilometer door een vallei, waar de weg breed en redelijk bochtig is. Het is een kilometer of vijf zo goed als vlak, maar dan volgen er in de buurt van Larroque toch nog een paar korte hellinkjes. Stelt allemaal niet heel veel voor, dus komen de renners drie kilometer later zonder pijn in de benen uit in Larroque, een dorpje dat opvallend gelegen is. Hoog boven het dorp torent een flinke rotswand uit, weinig mis mee. In Larroque zelf staan ook een aantal fraaie gebouwtjes, maar daar rijden de renners vliegensvlug aan voorbij. Buiten Larroque blijven ze dezelfde weg nog een tijd volgen, een kilometer of vier. Dit stuk van het parcours is weer een stuk vlakker, het gaat ook weer wat meer rechtdoor. Aan het eind van deze weg gaat het naar links en dan rijden we een aantal kilometer verder over een andere weg die ook behoolijk breed is. Deze weg is tevens een aantal kilometer vlak, tot we uitkomen in de buurt van de volgende klim van de dag. We rijden rechtdoor richting Castelnau-de-Montmiral en dat doen we over een weg die een kleine acht kilometer zo goed als vlak is. Na dit lange stuk door de open velden volgt er een klim van 2,5 kilometer, aan 3,8% gemiddeld. Een makkelijk klimmetje, veel steiler dan 4,5% wordt het nergens. De weg loopt vooral rechtdoor, dus zien we vanaf een afstandje de plaats liggen waar we naartoe moeten. We beklimmin de Côte de Calstenau-de-Montiral en deze beklimming van de vierde categorie brengt ons naar het plaatsje met dezelfde naam. Na 77 kilometer, op 90 kilometer van de finish, komen we boven op de klim en we bevinden ons dan ook meteen in het dorpje. Een dorpje dat best pittoresk genoemd mag worden, vooral het historische centrum herbergt enige interessante gebouwen. Van dat historische centrum zien de renners niets, maar ze rijden wel langs de muren van het dorp. Het is namelijk een vestingstadje, gebouwd op een rots. Ze staan ergens op een lijst van mooiste dorpen van Frankrijk, maar ik heb altijd het idee dat die lijst vrij lang is.

tour-de-france-2019-stage-11-climb-n2-dea846dac5.jpg
castelnau-header.jpg

Ook na de top van deze klim komen we weer op een plateau terecht. Het zal zes kilometer zo goed als vlak zijn, terwijl de renners over een brede en niet al te bochtige weg rijden. Na vijf kilometer volgt er een bocht naar rechts, waarna het nog een kilometer vlak is. Vervolgens dalen we over een rechte weg een aantal kilometer richting Gaillac, waar de tussensprint van de dag ligt. De makkelijke afdaling is eigenlijk maar twee kilometer lang en de enige uitdaging ligt in het feit dat de renners onderweg een rotonde tegenkomen. Langs de kant van de weg zien we hier vooral wijnranken, we bevinden ons weer eens in een wijnregio. Na de rotonde gaat het twee kilometer volledig rechtdoor over een vlakke weg, waarna na 87 kilometer de tussensprint van de dag gehouden wordt. Die tussensprint volgt dus in Gaillac, een mooie plaats aan de Tarn waar de Tourkaravaan ook wel eens eerder is geweest. In 2003 bijvoorbeeld, toen was dit de startplaats van de memorabele tijdrit richting Cap'Découverte. Daar heb ik het voor de rustdag nog over gehad, dat weten jullie dus vast nog wel allemaal. Na de tussensprint rijden we het vrij mooi Gaillac binnen en rijden we dwars door de stad. Een bochtige toestand, met onderweg ook een stuk of vier rotondes. In het centrum komen we ook nog een straat met steentjes tegen en als we het centrum verlaten rijden we via een smal straatje richting de brug over de Tarn. Als de renners over de oude brug rijden zien ze als ze stiekem naar links kijken de abdij van Saint-Michel. Toch wel de eyecatcher van Gaillac.

1200px-Abbaye_saint_michel_de_gaillac.JPG

Eenmaal over de brug rijden de renners vier kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg, richting Montans. In Montans loopt de weg een keer een halve kilometer wat steviger omhoog, maar veel naam mag het allemaal niet hebben. Wel is het zo dat de weg in het dorp wat smaller wordt en voorzien is van paaltjes aan de zijkanten. Na een rotonde even verderop gaat het vervolgens acht kilometer min of meer rechtdoor richting het volgende dorpje, Parisot. Deze weg, die vooral door een open vlakte loopt, is een aantal kilometer vlak. Dat duurt tijdens deze Tour alleen nooit zo lang, dus krijgen we in de kilometers voor Parisot nog een paar kleine knikjes omhoog en omlaag. Stelt allemaal niet veel voor, de dagen voor de rustdag was het erger. Buiten Parisot wordt de weg wat bochtiger, maar veel hoogteverschil nemen we niet waar. Na een aantal van die bochten komen we uit in het gehucht Saint-Anatole, waarna we buiten dit plaatsje weer over een rechte weg gaan rijden. Een vlakke weg, met in de berm de nodige platanen. Tenminste, ik denk dat het platanen zijn. Even verderop komen we een rotonde tegen, waar de renners rechtdoor gaan. Na deze rotonde knallen we rechtdoor Lavaur in. Vijf kilometer in rechte lijn, met onderweg een klein beetje hoogteverschil. Vlak voor we Lavaur binnenrijden ligt er nog een rotonde op het parcours, maar verder is het ondertussen een enorm eenvoudige rit geworden. De renners hebben 112,5 kilometer afgewerkt als ze Lavaur bereiken. Een kleine stad waar de Tour twee keer eerder is geweest. In 2001 bijvoorbeeld, toen wist Rik Verbrugghe hier zijn enige succes te boeken in de Tour. Tien jaar later kwamen ze nog eens terug, toen eindigde de rit in een massasprint die werd gewonnen door Mark Cavendish. Ongetwijfeld komen we hier over twee jaar weer langs. Lavaur 2021, noteer maar vast in de agenda's. Het is een stad met de nodige rotondes, daar komen de renners in de komende kilometers wel achter.

3638267-diaporama.jpg

Vijf rotondes later verlaten we Lavaur weer. De renners rijden twee kilometer rechtdoor over een weg die vals plat omhoog loopt. Na een tijd wordt deze weg wat bochtiger en daarna loopt het nog eens vijf kilometer vals plat omhoog. In deze kilometers komen we iets meer dan 100 meter hoger uit, heel bijzonder is het dus niet. We komen uit in de buurt van Lacougotte-Cadoul, als we langs dit dorpje zijn gefietst zal het een kilometer of vijf voornamelijk vlak zijn. De brede weg is wel redelijk bochtig en voert de renners door een tamelijk desolaat gebied. Op een vervallen en verlaten bedrijfspand na zijn het hier toch vooral dorre akkers die het beeld vullen. Als de weg een aantal kilometer verderop wat rechter begint te worden gaan we drie kilometer naar beneden, klinkt onlogisch maar het is toch zo. Een aangenaam afdalinkje dus, alleen onderbroken door een verdwaalde vluchtheuvel. Beneden komen we uit in het dorpje Vendine, waar een rotonde ligt. Buiten het dorp gaan de renners bij het volgende kruispunt rechtsaf slaan. Ook hier komen ze weer een aantal vervallen gebouwen tegen, het is een regio waar de ellende achter iedere hoek schuilt. Na de bocht naar rechts gaat het twee kilometer lang best aardig omhoog, aan een procent of vier. Ook de finale van deze rit is dus niet volledig vanzelfsprekend, wat voor ons vermaak alleen maar goed is. Vervolgens gaat het een kilometer of vier verder in licht dalende lijn over een redelijk bochtige weg. We rijden tussendoor het dorpje Saussens in, waar ze een aantal vervelende verkeersobstakels op de weg hebben geplaatst. De weg waar we ons op bevinden is behoorlijk glooiend, dus na het stuk in dalende lijn gaat het nog eens anderhalve kilometer omhoog aan een procent of vier. Na dit klimmetje fietsen we over dezelfde weg zeven kilometer verder richting Drémil-Lafage. Het blijft een beetje op en af gaan, we krijgen nog twee korte knikjes voorgeschoteld. Toch wordt het nu wel weer wat vlakker, erg steile stukken zitten er niet meer tussen. Op 20 kilometer van de finish rijden we dan door Drémil-Lafage, een dorpje met een opvallende kerk.

1200px-Dremilafage_vue1.JPG

In Drémil-Lafage komen we een paar bochten en een rotonde tegen, terwijl het lichtjes naar beneden gaat. Het blijft anderhalve kilometer verder naar beneden lopen, tot de weg meteen daarna weer twee kilometer vals plat omhoog loopt. Het blijft ook hier op en af gaan, al tikken we dus geen hoge percentages meer aan. Halverwege deze strook komen we nog een rotonde tegen, maar verder is het hier vrij makkelijk fietsen. Het gaat nog een kilometer of twee vooral rechtdoor over een vlakke weg, tot er een scherpe bocht naar rechts volgt. Na deze bocht gaat het een kilometer rechtdoor, weer eens vals plat omhoog. Bij het volgende kruispunt slaan we dan weer linksaf, waarna het een kilometer rechtdoor gaat in licht dalende lijn. We rijden hier even door een open veld, maar over het algemeen is het terrein vrij beschut. Toch het vermelden waard na het gedoe in de wind van voor de rustdag. Een bocht naar rechts volgt, waarna het bijna direct weer naar links gaat. De weg loopt nu weer even vals plat omhoog, tot we bij een tweetal rotondes uitkomen. Twee keer aan de linkerkant nemen, heren. Bij de tweede gaan we naar links, waarna we de buitenwijken van Toulouse binnenrijden. In licht dalende lijn rijden we verder over brede wegen, die met enige regelmaat onderbroken worden door rotondes en vluchtheuvels. We rijden door Balma en het fietsen hier is niet zo evident. Het gaat dus vooral naar beneden, maar we komen toch ook wat stroken vals plat omhoog tegen. Ook liggen er wat bochtjes verstopt, waar normaliter ook paaltjes staan. Toch is vooral het grote aantal rotondes een spelbreker. In een kilometer of drie pakken we er vier mee. De voorlaatste rotonde van dit stel is de lastigste. We rijden bij deze rotonde rechtdoor, maar daarna gaat het toch naar links en dan direct weer naar rechts. We rijden rechtstreeks naar de volgende rotonde en hier volgt een bocht naar rechts, waarna we via een brug Toulouse binnenrijden. Aan de andere kant van de brug zien we de Cité de l'espace niet liggen, maar verscholen achter de bomen ligt het er toch echt. Een themapark over de ruimte en ruimtevaart, jawel.

PCUMID031V501XL9_1_Cite-de-l-espace-vue-generale-manuel-huynh--1600x1200-.jpg

We bevinden ons inmiddels op een kilometer of zeven van het eind. Het gaat nu twee kilometer min of meer rechtdoor over de toch stevig omhoog lopende Avenue de Castres. Het gaat eerst een kilometer omhoog aan een procent of drie, maar daarna volgt er nog een halve kilometer aan 6%. Vervolgens gaat het anderhalve kilometer rechtdoor naar beneden, tot op iets meer dan drie kilometer van het eind. Na een flauwe bocht naar rechts rijden we rechtdoor tot op iets minder dan drie kilometer van het eind en dan volgt er een bocht naar links. Na deze bocht gaat het een tijdje rechtdoor over een weg die inmiddels wat vlakker is geworden, waarna er een wat langer lopende bocht naar rechts volgt. Aan het eind van deze bocht slaan we op 2,5 kilometer van het eind helemaal rechtsaf en dan gaat het over een rechte weg verder. Het is vlak als we de twee kilometer van het eind passeren, waarna er een flauwe bocht naar links volgt. Vervolgens gaat het rechtdoor over die vlakke weg tot op 1000 meter van het eind. De laatste kilometer is een vreemde. Het begint met een flauwe bocht naar links, waarna we rechtdoor richting een versmalling rijden. Na deze versmalling buigen we nog eens af naar links, waarna we nog een rotonde tegenkomen. Deze rotonde nemen we langs de rechterkant, waarbij er aan het eind nog een stevige zwieper naar rechts volgt. Vervolgens gaat het in de laatste 400 meter van de rit volledig rechtdoor, in licht dalende lijn.

5a924
oeswwF1.png

Finishen doen we in een afgrijselijk lelijke straat in Toulouse. Aan de linkerkant zien we een aantal armoedige gebouwen en aan de rechterkant een paar lelijke flatgebouwen. Geen ideale locatie voor een finish, zou je zeggen. Terwijl ze ondertussen toch tijd genoeg hebben gehad om een mooie plaats uit te zoeken in Toulouse, aangezien het de 27e keer is dat de Tour hier komt. In het verleden hebben veel grote renners in Toulous gewonnen, Gino Bartali in 1948 bijvoorbeeld. Rik Van Steenbergen won hier zelfs twee keer, in 1949 en 1955. André Darrigade won ook twee keer in Toulouse, in 1958 en 1963. In de wat meer recente geschiedenis zijn er weinig aankomsten in deze stad met bijna 500.000 inwoners geweest. In 2003 kwamen we tijdens een van de mooiere Tours ooit hier wel langs. Het zou een memorabele dag worden voor Juan Antonio Flecha, de eeuwige aanvaller die het zelden wist af te maken maakte het nu wel af. Hij versloeg onder meer ONZE Bram de Groot, die misschien daarom wel al jaren in een zwart gat zit. Sindsdien zijn we hier in 2008 nog eens geweest, toen zagen we een jonge Mark Cavendish winnen. Hij pakte in zijn tweede Tour meteen zijn tweede ritoverwinning mee. Eén dag later zou er vanuit Toulouse nog een rit vertrekken waar ik later zeker op terug ga komen. In de jaren daarna zijn we hier niet meer geweest, in ieder geval niet meer voor een vertrek of een aankomst. Toulouse is een stad waar ik nog veel meer over zou kunnen vertellen, maar aangezien we hier morgen ook weer gaan vertrekken zal ik nog wat informatie achterhouden. Al kan ik het niet laten om te delen dat Toulouse de stad is van Frederic Moncassin. Een voormalig renner, die in 1996 nog eens twee ritten won in de Tour. Frederic heeft een zoon, Maxence. Deze jongen reed sinds dit jaar voor de ploeg van de paus, Amore & Vita. Alleen is hij daar blijkbaar alweer weg ondertussen. Snap ik wel, het valt niet mee om de schaduw te moeten rijden van grootheden als Danilo Celano en Pierpaolo Ficara. Een andere bekende oud-renner uit Toulouse is Jean-Christope Peraud. De voormalig mountainbiker die pas op latere leeftijd naar de weg kwam. Ooit werd hij nog tweede in de Tour, tegenwoordig is hij in dienst van de UCI alwaar het zijn taak is om mechanische fraude te bestrijden. Lekker man, een beetje met je tablet wapperen. Niks mis mee.

Garone-River-in-Toulouse.jpg

In startplaats Albi wordt het overdag 30 graden. Tim Wellens. Geen kans op regen en weinig wind. Veel minder wind dan voor de rustdag, in ieder geval. In Toulouse is het ongeveer hetzelfde verhaal, al zou het daar zelfs 31 graden worden. Ook hier geen kans op regen en maar een beetje wind. Het beetje wind dat er is lijkt ook niet schuin in de rug te staan, eerder schuin op kop. We zetten een streep door eventuele waaiers, vooral ook omdat het terrein over het algemeen niet erg open is. De rit begint redelijk laat, om 13:35. Na een neutralisatie van 10 minuten beginnen we om 13:45 dan echt. De kans is tamelijk groot dat we een kwartier later, of misschien wel eerder, weten wie er in de kopgroep zitten. Dan kunnen we een tijdje gaan slapen, al is er voor de echte diehard natuurlijk altijd Eurosport 1. Michel en José schuiven pas weer om 14:10 aan, die gaan het ontstaan van de vlucht dus sowieso missen. Finishen doen we tussen 17:22 en 17:43, naar alle waarschijnlijkheid.

1200px-Toulouse_Capitole_Night_Wikimedia_Commons.jpg

Dit lijkt me dus gewoon een massasprint te worden. Het zou eventueel voor de vluchters kunnen zijn, maar deze korte rit zou makkelijk te controleren moeten zijn en er zijn nog een aantal sprinters zonder overwinningen. Ook een ploeg als Jumbo zal wel weer op kop willen rijden, dit is een ideale kans om nóg een rit te winnen. Nee, het zou me ernstig verbazen mocht dit niet uitdraaien op een sprint. Al is de rit verder niet eens heel erg eenvoudig. We pakken toch weer wat hoogtemeters mee en ook in de finale gaat het dus op een kilometer of vijf van het eind nog een keer wat langer omhoog. Er kunnen wel weer eens renners verrast worden in de finale, al moet je er eigenlijk gelijk mee stoppen als je hier in de problemen komt. We gaan gewoon uit van een royale massasprint, wel zo makkelijk.
1. Groenewegen. Hallo Jumbo!
2. Ewan. Hopelijk weer met een centimeter verschil.
3. Viviani. Wordt perfect afgezet, maar dan krijgt ie weer last van een leegloper. Wat een pech, niet te doen.
4. Sagan. Weer wat punten erbij voor de groene trui, lekker sprokkelen.
5. Kristoff. Hopelijk moet Philipsen weer de sprint aantrekken voor Kristoff die er vervolgens totaal niet aan te pas komt. En dan natuurlijk na de finish weer de obligate vraag aan Jan en alleman: Moet de volgorde bij de Emiraten niet omgedraaid worden? Nee, natuurlijk niet!
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:01
SPOILER: Etappe 12
Etappe 12: Toulouse - Bagnères-de-Bigorre, 209,5 km

Hoerenkots.

2rYvOGV.png
c57fe

Daags na de donkerste dag uit de lange geschiedenis van de Tour de France gaan we verder op de plaats delict. We gaan van start in Toulouse, de stad die sinds gisteren samen met Pau op de shitlist staat. In de stad waar de allerlelijkste afgrijselijkste schijtrenner ooit een rit won bouwen ze normaal in het dagelijks leven vliegtuigen. Airbus zit hier, wat op zich wel treffend is. Vliegtuigen zijn minstens zo kut als naakte molratten. Naast Airbus zit hier ook het Centre national de Météo-France, het nationaal weeronderzoekscentrum om het maar op een lelijke manier te vertalen. De mensen hier zagen waarschijnlijk de bui al hangen. Toulouse is qua inwonersaantal de vierde stad van Frankrijk, alleen in Marseille, Lyon en Parijs wonen meer mensen. Het is ook een universiteitsstad, met liefst vier universiteiten en blijkbaar ook nog 17 hogescholen. De eerste universiteit ontstond hier al in de 13e eeuw, het was de eerste Franse universiteit buiten Parijs. In totaal studeren 110.000 mensen hier, misschien dat een van die knappe koppen een oplossing kan vinden voor de Australiaanse rattenplaag die de Tour teistert. Een inwoner van Toulouse die ik nog over het hoofd had gezien is Anthony Perez. Hij ging daarom tijdens de vorige rit maar in de aanval, al slaagde die aanval helaas niet. Als eerste van de kopgroep liet hij lopen, terwijl zijn ploeggenoot Rossetto nog een poging deed om naar de De Gendt van Wanty te rijden. De Gendt had zich in de kopgroep blijkbaar als een lul gedragen, maar in vergelijking met de walgelijke klootzak Ewan zal het best meevallen. Een andere renner die gelinkt is aan Toulouse luistert naar de naam Blel Kadri. In 2013 woog hij 21 kilo en won hij een lastige heuvelrit in de Tour, zes jaar later weegt hij 210 kilo en werkt hij in een Decathlon, wij hopen op een vergelijkbaar scenario voor de volgekalkte circusmidget van Lotto-Soudal. Hoewel er in Toulouse veel industrie is te vinden komen we in het centrum ook een aantal gebouwen tegen die veel mooier zijn dan Juwen met z'n meelwormenhoofd. Zo is er de kathedraal Saint-Étienne en de middeleeuwse pelgrimskerk Saint-Sernin. Er is ook het Capitool, waar we het stadhuis en een theater tegenkomen. Voor het Capitool ligt het Place du Capitole, blijkbaar het symbool van de stad. De rivier die door de stad stroomt is de Garonne, en dat levert enkele mooie bruggen op. Ook de kades en de overs zouden mooi moeten zijn. Bovendien zijn ze hier nogal trots op het Canal du Midi. Dan is er ook nog het Jardin des Plantes, waar ze met een beetje wat giftige planten hebben om het hoofd van Juwen in te duwen. Anders is een van de 2,5 miljoen voorwerpen in het Musée de Toulouse misschien nog wel geschikt om hem licht te verwonden. Voor de stevige drinkers onder ons beschikt Toulouse ook nog over de beste wijnbar van de wereld. Misschien dat ik daar mijn verdriet dan maar moet verdrinken.

Basilique_Saint-Sernin_de_Toulouse_-_exposition_ouest-1-.jpg

Toulouse is een stad waar men naast wielrennen vooral interesse heeft in voetbal en rugby. Dat gaan de renners merken tijdens de start, want we vertrekken voor de poorten van het Stadium de Toulouse, ook wel Stadium Municipal genoemd. Het stadion bevindt zich op een riviereiland in de bedding van de Garonne, het Île du Grand Ramier. Dit stadion wordt vooral gebruikt door de lokale voetbalclub, Toulouse FC. Dit is een club die al jaren in de Ligue 1 speelt, al hebben ze de afgelopen jaren wel een aantal keer in degradatienood gezeten. Met de lokale rugbyclub, Stade Toulousain, gaat het een stuk beter. Dit is blijkbaar een van de grootste clubs van Europa. Hun belangrijkste wedstrijden werken ze af in dit stadion, voor de reguliere wedstrijden wijken ze uit naar het kleine Stade Ernest-Wallon. De laatste renovatie van dit oude stadion, gebouwd in 1937, vond plaats in 2016. Dit was natuurlijk met het oog op het EK voetbal van 2016, dat uiteraard in Frankrijk werd gehouden. Vier wedstrijden werden er gespeeld in Toulouse, voor 33.000 toeschouwers. Wel fijn dat we hier starten, misschien dat een van de rugbyers of voetballers even langs kan komen om die Australische pisvlek te tackelen. Ewan, die overigens gedeklasseerd had moeten worden wegens het afwijken van zijn lijn en het daardoor hinderen van Bonifazio. Die ranzige cementmolen wijkt nadat Groenewegen is aangegaan helemaal uit naar links in een poging nóg wat langer in de slipstream te hangen, het is immers verboden om langer dan 50 meter op kop te rijden. Als je bij dat manoeuvre ervoor zorgt dat iemand anders die rechtdoor gaat in de remmen moet, is een deklassering het enige logisch gevolg. Helaas doet de jury er alles aan om mij tegen te werken, c'est ridicule. Maar afijn, genoeg nu over dat mismaakte stukje bananenbavarois. We gaan van start en in de eerste kilometers van de rit rijden we dwars door Toulouse. Zonder de ongelukkige Niki Terpstra verlaten we het Île du Ramier, wat in de toekomst blijkbaar het Central Park van Toulouse moet worden. De renners rijden door een aantal behoorlijk lelijke wijken van Toulouse, waar er vooral veel flatgebouwen te zien zijn. Na een tijd rijden ze zelfs door een of ander afgebladderd industriegebied, waarna buiten de stad langs het Aérodrome Toulouse Francazal de rit officieel begint.

1280px-Aerial_view_of_Stadium_Toulouse.jpg

In de eerste officiële kilometers buiten de stad van de vliegtuigen komen de renners vooral krankzinnig veel rotondes tegen. Een stuk of acht in de eerste tien kilometer, je zou voor minder. Het gaat wel redelijk rechtdoor in deze eerste kilometers, terwijl de weg behoorlijk vlak is. Geen ideale wegen om weg te rijden met een groepje, het kopgroepje dat uiteindelijk zal onstaan kan zomaar vooral opgevuld worden door erkende hardrijders en minder door gevleugelde klimmers. In de eerste kilometers rijden de renners van het eerste dorpje naar het andere en in deze dorpjes komen ze met enige regelmaat allerlei vluchtheuvels en middenbermen tegen. Zolang de vlucht niet vertrokken is kan het zomaar heel nerveus zijn in het peloton en dan kunnen we een valpartij links en rechts niet uitsluiten. Laten we hopen dat die proleet met z'n petje achterstevoren een verkeersbord kopt. Na een kilometer of 12 fietsen we langs Muret en dan verlaten we rotondeland. We verlaten eigenlijk ook gewoon de bewoonde wereld en dus rijden we een aantal kilometer vooral rechdoor langs bomen en mais. Zeven kilometer vooral rechtdoor, met onderweg twee dorpjes waar ze wat minder verkeersobstakels hebben neergezet. Na 20 kilometer komen we uit in Lavernose-Lacasse, waar er wel weer even ouderwets gedraaid en gekeerd wordt. Buiten Lavernose-Lacasse rijden de renners eigenlijk simpelweg 17 kilometer rechtdoor, richting Saint-Élix-le-Château. Onderweg komen ze een stuk of vier rotondes tegen en dat is het dan zo ongeveer. 17 kilometer rechtdoor langs de akkers van het voorlopig vlakke Franse land. Tussendoor rijden we nog door Lafitte-Vigordane, waar een paar flauwe bochtjes en wat verkeersobstakels liggen, maar daarna gaat het weer vrolijk rechtdoor tot in Saint-Élix-le-Château. Dit plaatsje waar ze - je veracht het niet- een kasteel hebben bereiken we na 37 kilometer koers.

148136738_0bd522026a_b.jpg

Na een stuk of vijf bochten in Saint-Élix-le-Château rijden we recht op het kasteel af, speciaal voor de mooie beelden waarschijnlijk. Daarna slaan we wel weer snel rechtsaf en na nog een bocht naar links rijden we buiten het dorp over de grote weg verder. De komende vijf kilometer rijden de renners weer grotendeels rechtdoor over een vlakke weg, met tussen de dorpjes door nog steeds enorm veel akkers en weilanden. Aan het eind van de weg komen we uit in het boerendorpje Benque waar we kort achter elkaar rechtsaf en daarna linksaf slaan. Dan rijden we nog eens langs de akkers een aantal kilometer verder. De weg begint hier iets glooiender te worden, maar ambetant wordt het nog niet. Even verderop bereiken we een wat bochtigere fase van het parcours en hier begint de weg ook voor het eerst serieus omhoog te lopen. Het gaat twee kilometer omhoog aan iets meer dan drie procent gemiddeld, ja lap. Na dit klimmetje rijden de renners een aantal kilometer verder over de weg die licht glooiend blijft. Ze passeren ondertussen dorpjes als Francon en Samouillan, niet echt de meest bruisende kernen van Frankrijk. Voorbij Samouillan is het een kilometer of twee vlak, waarna er een korte maar bochtige afdaling volgt over een brede weg. Aan het eind van deze afdaling is het een paar meter vlak, maar daarna begint de eerste officiële klim van de dag. Voor we naar de Pyreneeën trekken pakken we hier eerst nog een klimmetje van de vierde categorie mee, de Côte de Montoulieu-Saint-Bernard. Volgens de organisatie 1,7 kilometer lang aan 5,2% gemiddeld, maar in totaal gaat het 3,4 kilometer omhoog aan 4,7% gemiddeld. Zou het veel uitmaken? Nee, niet echt. Wel een lastige kilometer aan het begin, het gaat even aan 6% omhoog. Na de klim dalen we even kort een kilometer af en dan rijden we Aurignac binnen, waar we meteen op een paar bloembakken stuiten. Aurignac, dat we na 64 kilometer bereiken, is vooral bekend vanwege een grot die net buiten het dorp ligt. In deze grot heeft men belangrijke archeologische vondsten gedaan. Daarom spreken we blijkbaar tegenwoordig over het Aurignacien. We pakken Wikipedia er even bij: Aurignacien is een archeologische cultuur uit het Laat-paleolithicum in Europa en Zuidwest-Azië. Het Aurignacien begon tussen 40.000 en 36.000 jaar geleden en eindigde tussen 28.000 en 26.000 jaar geleden. De naam is afgeleid van de vindplaats Aurignac in het departement Haute-Garonne in Frankrijk. Waarvan akte.

tour-de-france-2019-stage-12-climb-067b88b5ae.jpg
1200px-Aurignac-grotte-01.JPG

In Aurignac fietsen de renners langs het Musée de l'Aurignacien, waar je vanalles kan vinden over deze historische periode. Ook wat vondsten uit die tijd, al schijnt een groot deel verloren te zijn gegaan omdat de menselijke botten die werden gevonden opnieuw werden begraven op een tot nu toe onbekende plaats. Lekker man, in 1850 stonden ze nog niet zo stil bij de archeologische importantie. Enfin, na een rotonde in Aurignac verlaten we deze stad en dan gaat het een kilometer of twee nog wat verder omhoog, over een brede en keurig geasfalteerde weg. Vervolgens gaat het twee kilometer naar beneden over deze weg, met daarna een wat langer stuk van een kilometer of zes waar het wat glooiender zal zijn. Paar keer licht op en af, maar over het algemeen stelt het niet veel voor. We rijden nog steeds door ruraal Frankrijk, alwaar de vervallen en soms verlaten dorpjes worden afgewisseld door land dat weinig om het lijf heeft. Een van de dorpjes die we passeren draagt de naam Aulon, en hier hebben ze een hekel aan automobilisten. Talloze vluchtheuvels, wegversmallingen en bloembakken. Buiten Aulon rijden de renners wat meer door een bos, eenmaal buiten het bos komen ze uit in Latoue. Hier ligt een rotonde, maar verder is het hier niet eens zo slecht fietsen. Van Latoue fietsen we naar Lieoux, over een weg die nog steeds mooi breed is. Het wordt wel wat bochtiger, vooral omdat we 2,5 kilometer omhoog gaan fietsen. Gemiddeld gaat het aan een procentje of vier omhoog, maar er zit wel een wat zwaardere strook tussen. Niet dat het veel uitmaakt, maar toch. Na 78 kilometer komen we uit in Lieoux en vanuit dit dorpje is het nog een kilometer of zeven fietsen tot in Saint-Gaudens. Het eerste deel van de tocht richting Saint-Gaudens is makkelijk. Het is een kilometer of drie zo goed als vlak, voor we twee kilometer gaan afdalen over een weg die weer voorzien is van wat vluchtheuvels. Buiten dat is het hier wel mooi breed, totdat we in de stad zelf zijn. We slaan rechtsaf en dan meteen weer linksaf, waarna we over een of ander achterafweggetje richting het centrum fietsen. Saint-Gaudens is een stad die de echte Tourliefhebber wel kent, in het verleden ging hier namelijk nog wel eens een rit van start. Wat te denken van de Tour van 2011, toen ging er in deze stad een le-gen-da-ri-sche rit van start. Van Saint-Gaudens naar Plateau de Beille, alwaar de OG alien de rit wist te winnen. Jelle Vanendert, dames en heren!

St_Gaudens_Church.jpg

De tocht door Saint-Gaudens is vrij vervelend. Een aantal rotondes, flink wat bochten en behoorlijk veel verkeersmeubilair. Ook buiten deze stad, waar we overigens na 85 kilometer passeren, gaat het nog een tijdje zo verder. We dalen een tijdje af richting de Garonne en pakken onderweg nog wat rotondes mee. Na de zoveelste rotonde slaan de renners in Valentine linksaf, waarna ze nog een aantal bochten tegenkomen. Ook hier weer wat vluchtheuvels en dat soort werk, maar buiten Valentine gaat het dan weer ouderwets een aantal kilometer rechtdoor over een brede weg langs akkers en weilanden. De weg is een kilometer of zes behoorlijk recht en heel vlak, terwijl we tussendoor dorpjes als Labarthe-Rivière en Ardiège passeren. Buiten dat laatste dorpje rijden we een bos in waar de weg wat bochtiger wordt en waar het ook wat meer omhoog gaat. Een kilometer of twee vals plat, met aan het eind zelfs nog een wat lastigere halve kilometer. Blijkbaar bereiken we dan de top van de Col de Hountarède, niet echt de naam col waardig. We dalen lichtjes af richting Barbazan, waar de straatjes wat smaller en bochtiger worden. Ook buiten Barbazan is het wat draaien en keren, waarna we via een wat smallere brug over de Garonne rijden, richting Loures-Barousse. In dit dorpje slaan we na nog een rotonde ontweken te hebben rechtsaf, waarna we een tijd door de vallei van de Garonne mogen rijden. Over deze weg valt eigenlijk bijzonder weinig te vertellen. Van Loures-Barousse rijden we simpelweg 14 kilometer min of meer rechtdoor, over een weg die breed is en af en toe een beetje vals plat omhoog loopt. We passeren wat lelijke dorpjes, zoals Bagiry en Saléchan. Het volgende dorpje, Esténos, is eigenlijk meer het vermelden waard. Hier staan namelijk enorm veel paaltjes, ik hoop dat die ondingen wel op tijd verwijderd gaan worden. Buiten Esténos rijden de renners nog eens vier kilometer rechtdoor, tot ze bij een rotonde uitkomen in Cierp-Gaud. Tegen die tijd hebben ze 116 kilometer afgewerkt, meer dan de helft van de rit afgewerkt. In Cierp is het tijd voor de ravitaillering. Ze hebben hier een gek gebouwtje dat ook zomaar in de Efteling had kunnen staan.

Cierp-Gaud_ch%C3%A2teau.jpg

Na de rotonde rijden de renners nog een aantal kilometer verder door de vallei over een brede weg. Direct na de rotonde begint de weg omhoog te lopen. Het zal de komende zeven kilometer grotendeels vals plat omhoog lopen, met tussendoor ook nog een keer een wat steilere strook. De weg begint na een tijd behoorlijk te kronkelen. We steken bijvoorbeeld drie keer kort achter elkaar via een brug de rivier over, maar buiten dat is het fietsen hier behoorlijk evident. Na de kilometers vals plat loopt het nog zeven kilometer verder vooral rechtdoor richting Bagnères-de-Luchon. In deze kilometers hebben we vooral te maken met een paar rotondes, verder niets. Bij het binnenrijden van Bagnères-de-Luchon volgt na 130,5 kilometer de tussensprint van de dag. Alsof dat nog niet genoeg is gaan we na de tussensprint een grote ronde door de stad rijden, wat niet per definitie had gehoeven. Als je na de tussensprint rechtsaf slaat en dan rechtdoor rijdt kom je uiteindelijk weer op het parcours terecht, maar de renners slaan na de bocht naar rechts linksaf en dan volgt er dus de ronde door de stad. Een overbodige ronde, aangezien iedereen Bagnères-de-Luchon ondertussen wel kent. Teringjantje, wat komen we hier vaak zeg. Voor mijn gevoel ieder jaar zowat, ik begin er een beetje genoeg van te krijgen. Flikker lekker op met je Bagnères-de-Luchon joh. Paupergat met je thermen en je casino. Vorig jaar waren we hier in ieder geval nog, toen won Julian Alaphilippe de rit. Bergop werd hij nog gelost door Adam Yates, maar de Brit ging in de afdaling onderuit en daar kon Alaphilippe mooi van profiteren. Een dag later ging er dan ook nog een rit van start in deze stad, dat was de lachwekkende rit die slechts 65 kilometer lang was. Tijdens die rit zagen we ook de legendarische Formule 1-start. Wat een unaniem belachelijk groot succes was dat, niet meer normaal. Om een of andere reden wordt dat experiment dit jaar niet herhaald, ik zou niet weten waarom. Bagnères-de-Luchon dus, volgend jaar komt hier ongetwijfeld weer een rit aan. Zoek het uit met je hele handel.

Bagn%C3%A8res-de-Luchon_thermes.JPG

Onderweg naar Bagnères-de-Luchon zagen we al steeds meer bergen verschijnen, maar we bevinden ons nu echt in de Pyreneeën. Na een aantal onnodige bochten in dit thermendorpje gaan we beginnen aan een beklimming die ik ondertussen ook wel vaak genoeg heb gezien. We gaan wéér aan de Peyresourde beginnen. In 2014 kwam ie voor in de Tour, in 2016 en 2017 ook en natuurlijk vorig jaar. Ik kan deze klim ondertussen wel dromen, en dat is best vervelend aangezien het helemaal geen boeiende klim is. Sinds 2016 staat het bekend als de klim waar Froome in de afdaling wist weg te rijden, dan weet je ongeveer wat voor een klim het is. Niet lastig genoeg om het verschil bergop te creëren, blijkbaar. Al beklimmen we wel de andere kant van de klim, ten opzichte van 2016. Dezelfde kant als vorig jaar, toen we na de spectaculaire start die niet zo spectaculair was direct omhoog gingen. Als de Tourorganisatie aan knip- en plakwerk doet haal ik mijn oude voorbeschouwing ook maar even naar boven, met enkele kleine aanpassingen. De Col de Peyresourde is een beklimming die we allemaal wel kennen, want de berg zit tegenwoordig bijna ieder jaar in het parcours. In 1910 debuteerde de klim al en sindsdien heeft men deze klim een keer of 50 opgezocht. Ook in 2017 nog, toen de rit aankwam boven op een steile nieuwe weg in Peyragudes. Ook in 2016 kwam de klim voor, toen werd hij alleen wel van de andere kant beklommen. Dat was de bewuste rit waar Froome koos voor een aanval in de afdaling. Vanuit Bagnères-de-Luchon is de Peyresourde 13 kilometer lang en 7% gemiddeld. Direct gaat het een kilometer omhoog aan 6%. Daarna wordt het wat makkelijker met een kilometer aan 3%. Een kilometer aan 6% wordt opgevolgd door een steile aan 8%, waarna er een kilometer aan 7,5% volgt, wat dan weer het einde is van het eerste deel van de klim. Een kilometer ter recuperatie aan 4% volgt. Dit is dan weer het startschot voor het tweede, lastige deel van de Peyresourde. Het gaat zeven kilometer omhoog tussen de 7 en 8,5%. Geen makkelijke stukken meer, steeds stevig bergop. Na 13,2 kilometer klimmen bereiken we dan de top van de Peyresourde, waar vorig jaar geen punten uitgedeeld werden. Toen koos de organisatie namelijk voor een extra ommetje via Peyragudes, maar die ongein laten ze dit jaar achterwege. Na 146 kilometer komen de renners boven op deze beklimming van de eerste categorie.

profil_2014_17_peyresourde.png
wWfFcCS.png

De afdaling van de veel te vaak gebruikte Peyresourde is eigenlijk best wel poepsimpel. De weg is breed en langs deze kant niet heel erg bochtig. Het gaat op een enorm makkelijke manier naar beneden, richting Loudervielle. Na een aantal kilometer min of meer rechtdoor gedaald te hebben komen we in Loudervielle twee haarspeldbochten tegen. Daarna gaat het weer anderhalve kilometer min of meer rechtdoor, tot Estarvielle. Het is echt eenvoudige afdaling, waarbij het ook wel helpt dat we hier dus zowat jaarlijks komen. Iedereen kent deze afdaling ondertussen wel. Al gaan we in Estarvielle wel een andere kant op in vergelijking met vorig jaar. Toen sloegen we linksaf richting Loudenvielle, nu gaan we verder rechtdoor. Het gaat nog twee kilometer naar beneden, maar het grote dalen is gedaan. Voorbij Estarvielle komen we nog twee bochten tegen, maar vervolgens gaat het rechtdoor tot aan Avajan. Hier wordt de weg vlak, waarna we de komende 12 kilometer door een vallei gaan rijden. In deze vallei zal het grotendeels vlak zijn, terwijl de weg lekker breed is. Een beetje bochtig af en toe, maar het is hier toch vrij aangenaam fietsen. We rijden na 159 kilometer door het dorpje Bordères-Louron, waar we linksaf zouden kunnen slaan om nog een klimmetje mee te pakken en zodoende de rit wat interessanter te maken, maar we rijden gewoon rechtdoor. We ontwijken dit klimmetje en blijven in de vallei, waardoor er als het ware een rondje wordt gereden rond deze berg. Het is een weinig memorabel stukje vallei. Een paar keer licht op en af, maar er spring niets uit. Aan het eind van dit stuk in de vallei fietsen we langs Ancizan, waarna de renners nog een stukje verder rechtdoor rijden richting Guchen. In dit enigszins pittoreske dorpje met de toch wel lichtelijk opvallende naam slaan we na 168 kilometer rechtsaf, waarna even verderop de laatste klim van de dag gaat beginnen.

Village_de_Guchen_%283%29.jpg

Als we rechtsaf geslagen zijn wordt de weg iets smaller en niet veel later begint de weg omhoog te lopen. We gaan beginnen aan de Hourquette d'Ancizan, een beklimming van de eerste categorie. Het gaat tien kilometer omhoog aan 7,5% gemiddeld. Best een pittige klim dus, vooral in het begin. De smalle weg loopt direct een kilometer lang aan 8,5% omhoog, opgevolgd door twee kilometer aan 9%. Na deze lastige kilometers volgt er nog een pittige kilometer aan 8%, waarna er een moment van rust wordt ingelast. Halverwege de klim gaat het een kilometer aan 5,5% omhoog, dat mag wel even. De renners hoeven deze informatie overigens niet uit het roadbook te halen, ze kunnen ook gewoon op de klim naar de bordjes kijken. Iedere kilometer staat er netjes een bord met de hoogte, afstand tot de top en het gemiddelde van de komende kilometer. Wat een service. Na de kilometer van relatieve rust gaat het weer een kilometer aan 8,5% omhoog, het word weer lastig. Even reden de renners door een wat meer open gebied, maar eenmaal terug in het bos gaat het direct steil omhoog. Als deze kilometer achter de rug is hebben de renners het lastigste deel wel gehad. In de laatste vier kilometer richting de top gaat het aan 7% gemiddeld omhoog. In de voorlaatste kilometer gaat het nog wel aan 8% omhoog, maar omdat het in de slotkilometer van de klim dan weer aan 6% omhoog gaat kom je toch weer op die zeven gemiddeld uit. Na 179 kilometer, op 30 kilometer van de finish, komen de renners boven op deze relatief nieuwe klim in de Tour. In tegenstelling tot de veel te vaak gebruikte Peyresourde zijn we hier nog bijna nooit geweest. Dat zal vooral te maken hebben met het wat smallere wegdek, want verder is dit toch helemaal geen onaardige klim. Alleen jammer dat we ons op 30 kilometer van het eind bevinden, dat zal de aanvalslust niet ten goede komen. In 2011 kwam de klim pas voor het eerst voor, Laurent Mangel zou zichzelf toen richting de geschiedenisboeken fietsen. Twee jaar later kwam de Tour weer eens langs, toen kwam Dan Martin als eerste boven. Dat was een rit die ook zou eindigen in Bagnères-de-Bigorre, de finale van deze rit komt volledig overeen met de rit van toen. De laatste passage op de Hourquette dateert van 2016, al beklommen we 'm toen wel van de andere kant. Thibaut Pinot kwam als eerste boven, maar aan die informatie hebben we eigenlijk niets. Op de top van de klim zijn er trouwens weer wat bonificatieseconden te verdienen, volledigheidshalve.

02b25
16075.jpg

Na de beklimming van de Hoerenkots van Ancizan is het dus nog 30 kilometer fietsen tot de finish. Wie deze finale goed wil verkennen kan zich dus tot de beelden van 2013 wenden. Dat was wel een vermakelijke rit toen. Movistar probeerde tijdens die rit al heel vroeg het treintje van Sky op te roken en dat lukte best aardig, het zorgde in ieder geval voor de nodige spanning en sensatie. Uiteindelijk was die rit wel een stuk zwaarder dan de rit van nu, een stuk of vijf beklimmingen in plaats van twee. Eigenlijk komt alleen het einde overeen. Op de Hourquette d'Ancizan zagen we zowaar een keer Quintana in de aanval gaan, maar dat leek allemaal nergens op. Hij kwam niet weg, er werd veel naar elkaar geloerd en daar wist Dan Martin van te profiteren. Hij wist wel weg te rijden en hij kreeg Fuglsang met zich mee. Met z'n tweeën doken ze vervolgens de lange afdaling in, richting Bagnères-de-Bigorre. Ik kan me de beelden van toen niet meer zo goed herinneren, dus ga ik het zelf toch nog maar even verkennen. Direct na de top gaat het drie kilometer naar beneden over een vrij bochtige en smalle weg. Meteen een paar lastige haarspeldbochten in het begin, al kan het nooit heel lastig zijn als Martin en Fuglsang het peloton wisten af te houden. Niet echt meesterdalers, die twee. Na de drie kilometer in dalende lijn volgt er een klein stukje bergop. Na een paar scherpe bochtjes gaat het 700 meter omhoog aan 10%, dat breekt zo lekker de afdaling. Eenmaal boven op dit knikje gaat het nog eens 6,5 kilometer verder naar beneden over de smalle en bochtige weg. We komen nog een aantal haarspeldbochten tegen en ook een aantal snellere bochten. Deels rijden de renners door open velden, maar ze moeten ook een tijd door een bos afdalen. Er lopen hier ook vrij veel koeien rond, misschien gaat dat nog leuke taferelen opleveren. Aan het eind van dit deel van de afdaling komen we uit in Payolle, een plaats die ondertussen ook vrij bekend begint te worden. Voor mijn gevoel passeren we hier ook zo ongeveer ieder jaar en dat klopt wel. De weg waar we nu over rijden diende in 2016 bijvoorbeeld als aankomstplaats, al reden de renners toen de andere kant op. De coureurs kwamen toen via de Col d'Aspin deze kant op, om te finishen naast Lac de Payolle. De grootste rittenkaper van die jaren, Stephen Cummings, pakte zijn jaarlijkse overwinning mee. Hij is er nu ook weer bij, je hebt hem vast al eens in het laatste wiel zien hangen. Die rit in 2016 is echter toch vooral blijven hangen vanwege de instortende boog die boven op Adam Yates viel. Daarom zijn we nu die mooie bogen met de vod kwijt, spijtige zaak. Enfin, Payolle bereiken we na 189 kilometer, op 20 kilometer van de finish.

150740arcouade01.jpg

In Payolle rijden we over een smal bruggetje en dan slaan we linksaf. Daarna bevinden we ons in de afzink van de Col d'Aspin, een beklimming die we dit jaar voor de verandering een keer overslaan. De weg is hier een stuk breder geworden en dat maakt het laatste deel van de rit een stuk makkelijker. De komende 16 kilometer gaat het vooral naar beneden, maar het is lastig om van echt dalen te spreken. Heel steil gaat het niet meer naar beneden en tussendoor komen we ook nog een paar stukjes die licht omhoog hellen tegen. Het gaat verder vooral veel rechtdoor. Af en toe in een dorpje nog een lastige bocht, maar het is behoorlijk vanzelfsprekend fietsen hier. Op 8,5 kilometer van de finish fietsen de renners door het dorpje Campan en hier is het iets bochtiger. Ze rijden ook kort even over wat steentjes. Buiten het dorp is het terrein ineens volledig open, het is voor de renners te hopen dat er hier in deze vallei van Campan niet ineens een forse tegenwind staat. Het gaat min of meer volledig rechtdoor tot op drie kilometer van het eind, steeds in licht dalende lijn. Op drie kilometer van het eind volgt er een scherpe bocht naar rechts, waarna de renners via een wat smallere weg over een brug rijden. De weg na de brug loopt een klein beetje vals plat omhoog, maar al snel gaan we weer in licht dalende lijn verder. Een paar hectometer verderop volgt er een bocht naar links, waarna we over de Avenue des Pyrénées richting de finish gaan rijden. Pas op 750 meter van het eind verlaten we deze weg. We slaan linksaf, rijden weer over een brug en dan gaat het rechtdoor over de vlakke en brede weg tot op 200 meter van het eind. Na een nieuwe brug slaan we linksaf en dan gaat het in de laatste meters rechtdoor tot aan de finish.

vufRXMH.png
2d531

Voor de 12e keer is de Tour in Bagnères-de-Bigorre. Het wordt de zevende keer dat hier een rit aankomt en in het verleden hebben we hier al meerdere grootheden zien winnen. Of nouja, eigenlijk vooral één grootheid. We gaan terug naar het jaar 2008, het mythische jaar 2008. Eigenlijk weet iedereen al waar ik naartoe ga want in iedere show is het al de revue gepasseerd. Rit 9 van de Tour de France van 2008 was erg vergelijkbaar met de rit van nu. Ook toen vertrokken we vanuit Toulouse en ook toen was het eerst vooral vlak, voordat we aan de Peyresourde begonnen. Na de Peyresourde reden we alleen over de Col d'Aspin, in plaats van de Hourquette d'Ancizan. Op de Col d'Aspin kregen we een prachtige voorstelling van Riccardo Ricco. De fenomenale Riccardo Ricco. Een renner zoals ze daarvoor en daarna nooit meer gemaakt zijn. De Col d'Aspin is nochtans niet zo indrukwekkend, maar Ricco sloeg er een gat alsof hij op de Zoncolan reed. Hij fietste iedereen volledig de moeder en kwam met een ruime voorsprong aan in Bagnères-de-Bigorre, alwaar hij zijn tweede overwinning van die Tour kon bijschrijven. Guidon van onder, buitenblad, genieten. Helaas duurde het feest niet zo lang, een paar dagen later kwam het nieuws naar buiten dat Ricco betrapt was. Hij verdween samen met de rest van de geniale ploeg Saunier Duval uit de Tour en hij verloor ook meteen zijn overwinningen. De zege in Bagnères-de-Bigorre staat nu op naam van Vladimir Efimkin, daar wordt geen mens vrolijk van. We zijn bestolen. Ze hadden onze Ricco nooit moeten pakken, we hebben sindsdien nooit meer iemand zo mooi zien vlammen in de bergen. Tijdens Vive le Velo werden de oude beelden nog eens getoond en de altijd hypocriete Karl Vannieuwkerke vroeg zich hardop af waarom we deze beelden nog tonen. Ik heb het antwoord Karl: omdat het fucking fantastisch is.

Ricco-e1561791963758.jpg

Na de fenomenale tentoonstelling van Ricco keerden we dus in 2013 nog eens terug naar Bagnères-de-Bigorre. Op de laatste klim van de dag reden Jakob Fuglsang en Dan Martin weg uit de groep der favorieten en in de lange afdaling richting de finishplaats wisten ze goed samen te werken. Zodoende bleven ze uit de greep van het peloton. In de straten van Bagnères-de-Bigorre wisten we daarna wel wat er zou gaan gebeuren. Fuglsang is een strijkijzer van jewelste, terwijl Dan Martin nog wel aardig rap is. De theorie bleek te kloppen, Martin klopte Fuglsang met speels gemak. Sindsdien zijn we nog wel een aantal keer in Bagnères-de-Bigorre geweest, maar niet meer voor een aankomst of een finish. Wel om er snel doorheen te fietsen richting de bergen. Bagnères-de-Bigorre kunnen we beschouwen als het broertje van dat andere Bagnères, Bagnères-de-Luchon. Al is Bigorre een stukje groter, hier wonen bijna 8000 mensen. Het komt verder wel ongeveer op hetzelfde neer, ook Bagnères-de-Bigorre is een thermenstadje waar ze het vooral van toerisme moeten hebben. Ook hier beschikken ze over een casino, erg verderfelijk. Verschil is wel dat ze hier ook redelijk wat industrie hebben. In het centrum staan een aantal aardige gebouwen, zoals de kerk van Saint-Vincent en de Tour des Jacobins. Verder komt er zowaar een wielerprof uit dit stadje. Het gaat om Bruno Armirail, een jongen die aan zijn tweede seizoen bij Groupama-FDJ bezig is. Het is voorlopig nog geen doorslaand succes, om het op een beschaafde manier te zeggen. Een persoon met wat meer bekenheid die ook een connectie met Bagnères-de-Bigorre heeft is blijkbaar de Franse president, Emmanuel Macron. De familie van zijn moeder komt hier vandaan, is het verhaal. Bagnères-de-Bigorre was ook nog een aantal jaar het tweede thuis van Laurent Fignon, vanuit deze plaats organiseerde hij allerlei fietsgerelateerde activiteiten. Bagnères-de-Bigorre dus, veel leuker dan Bagnères-de-Luchon. Ze schijnen hier net als in Toulouse ook aan rugby te doen, op vrij hoog niveau. Een uitsmijter van jewelste.

bagneres-bigorre-15844_w1000.jpg

In startplaats Toulouse wordt het 's middags 27 graden. Er is geen kans op neerslag, maar er zal wel aardig wat wind staan. Misschien zelfs wel schuin in de rug, spannend! In finishplaats Bagnères-de-Bigorre is het iets frisser, slechts 22 graden in de middag. Er is hier een minieme kans op regen, maar het zal gewoon droog blijven. Minder wind hier, vooral tijdens het vlakke eerste deel van de rit krijgen we met de wind te maken. Het beetje wind dat er is staat in de finale overigens wel tegen, voor de aanvallers niet zo plezant. De eerste afspraak in de Pyreneeën begint vrij vroeg, het is immers een lange rit. Om 11:30 staan de renners aan het vertrek, waarna ze om 11:50 definitief gaan vertrekken. Ik verwacht een spannende openingsfase, met veel aanvalspogingen. Het kan dus de moeite lonen om direct naar Eurosport 1 te zappen, of de PLAYER aan te slingeren. Op het iconische duo van Sporza moeten we weer een tijd wachten, ze zijn er zoals altijd weer rond 14:10 bij. Tegen die tijd bevinden de renners zich in de vallei op weg naar Bagnères-de-Luchon. Op het ontstaan van de vlucht na heb je dan verder weinig gemist. Finishen doen we tussen 16:53 en 17:27.

ob_0cbe2b_2091.JPG

We gaan de bergen in, maar dat hoeft niet meteen te betekenen dat we ook een felle strijd gaan zien tussen de klassementsrenners. De rit leent zich daar niet echt voor. Na de laatste beklimming nog een stuk van 30 kilometer tot de finish, dat spreekt niet tot de verbeelding. En dan krijgen we tijdens de volgende rit ook nog eens te maken met een tijdrit. Nee, ik kan me niet voorstellen dat de klassementsrenners hier meteen het achterste van hun tong gaan laten zien. Om voor de ritzege te kunnen gaan moet je ook dat lange stuk vlak nog eens gaan controleren, dat is allemaal wel vervelend. Het lijkt me daarom een uitgelezen kans voor de vluchters. Ligt natuurlijk ook een beetje aan de groep die ontstaat, maar als er een groep van meer dan 10 renners vertrekt is de zaak meteen beslecht. En de kans dat zo'n grote groep gaat wegrijden is groot, iedereen wil in deze vlucht zitten. Ik grabbel vijf namen uit de grabbelton.
1. Bilbao. Ik wil graag een Baskische overwinning om de zure smaak van gisteren uit mijn mond te spoelen. Fraile is ook goed, of Gorka Izagirre.
2. Barguil. Je zou toch verwachten dat we de Franse kampioen nog een keer in de aanval zien gaan. Ik heb het liefst ook dat hij gewoon voor het peloton gaan rijden, dan kan hij Landa niet meer van de fiets beuken. Putain.
3. Mühlberger. Altijd een Boragod noemen. Ik begin mijn vertrouwen in Schachmann te verliezen, dus dan schakelen we door naar de volgende. Mühlberger is ook heel sterk en mag vast wel een keer voor eigen rekening rijden, de altijd onzichtbare Buchmann en Konrad plakken toch weer lekker in de wielen van Ineos en co.
4. Nibali. Het is eigenlijk wel de verwachting dat Nibali voor etappezeges gaat, nu hij bergop een paar keer heeft moeten lossen. Ik heb er alleen niet gek veel vertrouwen in. Waarschijnlijk is hij gewoon ranzig slecht. Dan wordt het vanuit een kopgroep ook verdomd moeilijk om te winnen, maar we noemen hem voor de zekerheid toch maar.
5. Van Avermaet. Ja, sowieso he.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:01
SPOILER: Etappe 13
Etappe 13: Niet voor niets het ongeluksgetal

De twaalfde rit kende een megasnelle start. Het leek op papier een ideale rit voor de vluchters en dus wilde iedereen in de kopgroep belanden. 40 kilometer lang werd er slag om slinger gedemarreerd, zonder succes. Het duurde een eeuwigheid, maar uiteindelijk zagen we een bijzonder grote groep van liefst 40 renners wegrijden. Het was bijna onmogelijk om die groep te missen, maar een nochtans ervaren jongen als Taaramae slaagde er alsnog in. Hij kwam in de chasse patatte terecht en werd later weer ingerekend door het peloton, altijd lachen. De groep van 40, met enkele grote namen, kreeg al snel een fatsoenlijke voorsprong. Na een uur fietsen aan 50 gemiddeld bedroeg de voorsprong een minuut of vier. Quick Step controleerde, maar ondernam geen pogingen om de groep enorm kort te houden. Dat was ook niet nodig, want een gevaar voor Alaphilippe was er vooraan niet te vinden.

Een van de vroege aanvallers was Rohan Dennis. Nogal verrassend, aangezien hij zich beter een beetje kon sparen voor de tijdrit. Nog verrassender was dat hij uiteindelijk niet in de kopgroep zat, bijna een kunst om zo'n grote groep te missen. Even later kwam er een bericht dat helemaal verbazingwekkend was, hij stapte plotseling uit de koers. Een van de grote favorieten voor de tijdrit die er plotseling mee stopt, vlak voor die tijdrit begint. Zelden vertoond, maar wel erg vermakelijk. Vaste volgers weten dat de altijd grijze Australiaan Dennis een ontzettend domme keuze heeft gemaakt vorig seizoen. Hij stapte namelijk over van BMC naar Bahrein-Merida en het was vooraf meteen duidelijk dat dit een keuze puur voor het geld was. Als erkend hardrijder had hij beter op een BMC rond kunnen blijven rijden, of op een Giant. Merida staat niet goed bekend en dat blijkt nu wel. Meneer is niet tevreden over zijn materiaal en stopt er daarom maar gewoon mee, omdat hij bang is een modderfiguur te slaan tijdens de tijdrit. Had je vooraf kunnen weten, Rohans. Jammer joh. Het is nu alleen nog even de vraag hoe snel ze hem gaan ontslaan en welke ploeg zo gek is om dit niet bijzonder heldere licht op te pikken. Wat een beunhaas, ongekend. It's not about me, it's about us. Humor om te gniffelen. Dennis kan samen met Kittel een praatclubje voor geestelijk gerimpelden beginnen.

De koers ging ondertussen gewoon verder, want de Tour wacht op niemand. Tevens is Parijs nog ver. We reden richting de tussensprint en tegen die tijd bedroeg de voorsprong van het koppeloton een minuut of vijf. In de grote groep vooraan zaten veel sprinters, zoals Sagan, Colbrelli, Groenewegen en Matthews. Sagan kon dus weer wat punten rapen voor de groene trui, iets wat gezien zijn ruime voorsprong in dat klassement tamelijk overbodig is. Na de tussensprint reden een aantal jongens weg van de kopgroep, in aanloop naar de Peyresourde. Op de Peyresourde zelf zagen we uit het niets ineens Calmejane op kop rijden, de man met de slechte benen wilde toch nog een keer in beeld rijden. Hij leek even een mooie voorsprong bij elkaar te rijden, maar op de top van de klim werd hij weer bijgehaald door de rest. Tim Wellens was ook mee en hij kwam als eerste boven. Weer wat punten erbij voor de bollentrui, wat eigenlijk ook vrij nutteloos is allemaal. Op de volgende klim moest hij als een baksteen lossen en het gaat vast ook nog warm worden, doe uit dat licht. In de afdaling van de Peyresourde zagen we dan weer de jarige Simon Clarke in de aanval gaan. Niemand reageerde en dus kon hij een mooie voorsprong bij elkaar rijden. Na een tijd had hij bijna anderhalve minuut voorsprong, terwijl hij zich in de vallei bevond in aanloop naar de volgende klim. Trentin ging veel later achter hem aan, maar Clarke mocht toch met een dikke minuut voorsprong aan de Hourquette d'Ancizan beginnen. Op deze klim kwam Trentin steeds dichter, terwijl we in de groep daarachter steeds meer schermutselingen zagen.

Vooral Mühlberger en Mathias Frank waren vrij actief, deze heren konden zichzelf niet beheersen. Simon Yates pakte het iets rustiger aan, hij ging pas later in de achtervolging. Team Sunweb reed in de tussentijd lang op kop en dat bleek in dienst van Roche te zijn. Roche moest dus wel mee met Yates, anders was al het werk voor niets geweest. Ook Gallopin ging mee en even later zagen we Bilbao vanuit de achtergrond opschuiven. Op het moment dat Trentin aan wist te sluiten bij Clarke aan de kop van de koers zagen we in de groep daarachter dat ook Bilbao en Schachmann de oversteek hadden gemaakt. Vier kilometer van de top van de klim ging Trentin solo verder, hij had zijn klimmersbenen duidelijk meegenomen. In de achtervolgende groep viel het wat stil, waardoor ook Serge Pauwels weer kon aansluiten. Het signaal voor Pello Bilbao om in de aanval te gaan. Dat liet Yates niet zomaar gebeuren, hij ging nog eens in de aanval. Hij kreeg een ijzersterke Gregor Mühlberger met zich mee. Deze twee reden weer voorbij Bilbao en gingen op zoek naar Trentin. Zodra ze hem gevonden hadden lieten ze hem ook meteen weer achter, Yates gokte duidelijk niet op de snelle benen van Trentin. Bilbao hing lange tijd op een klein gaatje, maar wist op een kilometer of twee van de top toch weer aan te sluiten. Dat vond Yates niet zo leuk, dus ging hij nog maar eens in de aanval. Weer ging Mühlberger mee en met z'n tweeën reden ze over de top van de Hourquette d'Ancizan. Het lukte ze niet om Bilbao definitief te lossen, de Bask kwam op een seconde of vijf boven. De rest werd wel definitief gelost, de eerste achtervolgende groep kwam op een kleine minuut boven. In het peloton gebeurde er ondertussen niets, op de klim liep de voorsprong op naar zeven minuten. Geen enkele aanval, iedereen in het peloton had vrede met de situatie. De benen werden gespaard voor de opdracht van vandaag.

Na de top van de klim was het nog 30 kilometer fietsen tot de finish, vooral in dalende lijn. Bilbao wist in de afdaling al snel de aansluiting te vinden met de twee heren vooraan, waarna ze met z'n drieën verder reden naar de finish. Niemand probeerde meer te demarreren, iedereen had blijkbaar vertrouwen in z'n sprint. Doordat ze netjes rond bleven draaien kwamen de achtervolgers nooit meer in de buurt, hun achterstand liep zelfs op naar anderhalve minuut. Tot in de straten van Bagnères-de-Bigorre werkten de drie heren goed samen. Pas toen begonnen ze een beetje naar elkaar te lonken. Ze wisten het eigenlijk niet. Allemaal zijn ze vrij rap, maar tegen elkaar sprinten doen ze nooit. Parcourskennis bleek uiteindelijk de doorslag te geven. Er lag een bocht op 200 meter van het eind en in die bocht wil je graag op kop zetten. Je zou zeggen dat iedereen wel even in het roadbook kijkt, maar dat is dus niet gebruikelijk. Simon Yates kreeg het te horen van zijn ploegleider, zelf wist hij dat dus blijkbaar niet. Bilbao wist helemaal van niets, maar dat is geen verrassing aangezien ze bij Astana ook niet wisten dat het voor de rustdag hard zou gaan waaien. Simon Yates, die de afgelopen anderhalve week alleen in allerlaatste positie had rondgereden, reed Bilbao aan de binnenkant voorbij op 200 meter van het eind. Vlak voor de bocht reed hij naar de kop, wat makkelijk lukte omdat Bilbao vooral naar de andere kant aan het kijken was. Bilbao was meer bezig met Mühlberger, achteraf een fout. Na de bocht ging Yates meteen aan en de rest kwam nooit meer uit zijn wiel. Een overwinning voor de Brit die na een teleurstellende Giro tot nu toe ook bezig was aan een vrij nutteloze Tour. Het grote doel is het ondersteunen van zijn broer Adam, maar dat is tot nu toe nog niet echt nodig geweest. Voor het echte werk begint kreeg hij nog een laatste kans om zelf voor een ritzege te gaan en dat is meteen gelukt. Hij maakt zijn trilogie compleet, een overwinning in iedere grote ronde. Bilbao werd verwezen naar de tweede plaats, de bijzonder nerveuze Mühlberger mocht het doen met een derde plaats. De achtervolgende groep kwam anderhalve minuut later aan. Benoot reed nog weg uit die groep en wist vierde te worden, voor Felline en Trentin. Het peloton deed het nog wat rustiger aan en kwam pas negen minuten later binnen. Een geschiedenisloze dag voor het klassement, vooral vanwege de dagen die nog gaan komen. Opnieuw een teleurstellende dag voor mij. Bijna kwam mijn vorige voorspelling uit, bijna won een Bask. Bijna is alleen helemaal niets.

Het zit me de laatste dagen niet mee, en dan moet het ergste nog komen. Mijn zwarte beest. We gaan wéér naar Pau. Opnieuw wordt er een giertank vol kots over ons uitgestort. Houdt het dan nooit op?

5d1a6e2934776-kantoorklerken.gif

Ieder jaar heb ik steeds minder zin om iets te schrijven over Pau. Ik weiger eigenlijk nog woorden te besteden aan deze strontstad. Aan deze kloteplaats, aan dit hol waar de duivel nog niet dood gevonden wil worden. Ik ben er helemaal klaar mee, ik wil er niets meer mee te maken hebben. Gelukkig heb ik een aantal lokale notabelen bereid gevonden om hun mening te ventileren over het altijd ebolaverwekkende Pau. Maar voor we beginnen zetten we eerst even een vet goed nummer op. Deze is echt gruwelijk. De ideale muzikale omlijsting om goed in de stemming te komen. Tevens een dringend en eigenlijk ook gewoon bindend advies aan iedereen die bij deze hoerenbagger betrokken is.


Laten we beginnen met het bekijken van het profiel van de volgende rit. Ik deed m'n best, maar van zoveel ellende begon m'n hoofd gelijk te tollen.

QgnbHaG.png

Wel heb ik eindelijk de reden achterhaald waarom de boeren vorig jaar aan het staken waren. Weet u nog, de affaire met het traangas waardoor alle renners onwel werden? De boeren gingen ver, maar wel voor een goed doel.

cAqBhJp.png

Ook heb ik eindelijk achterhaald waarom Carlos Barredo en Rui Costa elkaar een paar jaar geleden op de bek wilden slaan.

0pyxaLf.png

Tevens heb ik vanuit het hiernamaals een veelzeggende boodschap ontvangen:

f35K2es.png

Bovendien weet ik nu waarom Bernard Hinault niet meer pontificaal in beeld komt. 100 keer Pau werd hem teveel.

Mp7lmDl.png

Ook heb ik uit betrouwbare bron vernomen waarom Tom Dumoulin er niet bij is.

P0r2xiE.png

Aad de Mos is dan wel geen Louis van Gaal, maar ook hij heeft een scherpe mening over Pau.

49oARKj.png

Wie zijn er verantwoordelijk voor deze hemeltergende mensonterendheid? De zadellikkers van de ASO.

rFxaybX.png

Met name deze twee heren spelen een niet te onderschatten rol. Prudhomme en Gouvenou, levensvreugdverkrachters van beroep.

puDACcN.png

Weet je hoe ze zichzelf noemen in Pau? Capitale Humaine. Echt, serieus. Ik neem jullie niet in de maling. Het blijkt alleen dat ze ook ergens anders de hoofdstad van zijn.

AmVqeD9.png

Het lijkt me dat er genoeg reden is om een hetze te voeren tegen deze stad, sterker nog, ik vind dat het tijd is voor een regelrechte boycot.

SWnqylg.png

Gewoon boycotten die hele tyfuszooi.

uw50C5B.png

Ik heb al een aantal medestanders gevonden, dat schiet lekker op.

5IVlQ6a.png
PHscuP2.png
MNURkSs.png

In Pau schijnen ze een straat te hebben waar ze alle namen van de winnaars in deze dichtbevolkte misdaad tegen de menselijkheid op de weg hebben gekalkt. Moet wel een lange straat zijn. Een lange straat die ik vakkundig gemolesteerd heb. Pak aan, kutpau.

a4QGCTY.png

Overigens heb ik niet alleen een hekel aan Pau. Ik heb een hekel aan alles wat ook maar een klein beetje in de buurt komt.

QYplxqG.png

Ook de ouderwetse po kan er absoluut niet mee door. Walgelijke dingen. Stinken, een uur in de wind. Gewoon je kinderen uit het raam gooien, weg met die zooi.

mnX77eD.png

Nog meer dingen die enigszins op Pau lijken en derhalve bij wet verboden zouden moeten worden:

V92mRBD.gif
TBatXsR.gif
LVdEfR8.gif

Als bonus heb ik nog enkele bewegende beelden voor jullie. Zo weet ik bijvoorbeeld waarom Miguel Angel Lopez nooit de Tour rijdt, en waarom hij zo ziedendkwaad werd tijdens de Giro.

guOQqGm.gif

Mijn bronnen hebben me ook verteld waarom het met Kittel niet zo goed gaat. Als hij opnieuw begint met fietsen doet hij er goed aan de Tour te vermijden.

5VDO2mM.gif

De altijd irritante Toms Skujins gaf een paar jaar geleden dan weer een mooie impressie van de schokkende en verstrekkende gevolgen van het Syndroom van Pau. Vandaar dat hij later zo vreemd is gaan juichen, dit gaat je allemaal niet in je koude kleren zitten.

68vXer4.gif

En weten jullie waarom het helemaal misging met de verzorger van Bora? Die zat met z'n hoofd al bij de rit van vandaag.

6j3pFYo.gif

In een poging een eind te maken aan de wanstaltige toestanden die de renners en ook de volgers jaarlijks moeten doorstaan heb ik wat hulp ingeschakeld. Als jullie het morgen in Keulen kunnen horen donderen weten jullie waarom. We gaan dat hele Pau een kopje kleiner maken, klootviool. Bakkie pleur voor je harses. Village People 360 kick. Met je schaamhaar op je achterhoofd.

VPGRUIn.gif
O1RDMYT.gif

Aan het eind, als we Pau in een hoekje hebben gedreven, delen we nog een paar keer stevig uit. Het is nu echt klaar. We gaan nooit meer naar Pau. Nooit meer. Of nouja, wel nog in de Vuelta dit jaar. Maar daarna nooit meer. Hoerenpau, stik in een komkommer.

UCKrWeY.gif

Ik ga morgen gezellig zelf een rondje fietsen. De tv gaat niet aan. De tering, de tyfus en de hoerenkots voor iedereen die bij deze ellende betrokken is.

y872GVZ.gif

[spoiler]
1. Van Aert
2. Thomas
3. Alaphilippe
4. Politt
5. KRAK Andersen
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:02
SPOILER: Etappe 14
Etappe 14: Tarbes - Tourmalet Barèges, 117,5 km

Het schijnt een leuke tijdrit te zijn geweest. Nouja, behalve voor Wout van Aert dan. Hij reed blijkbaar tegen een hek aan, liep een stevige vleeswond op en bloedde bijna helemaal leeg. Heb ik van horen zeggen, tenminste. Het schijnt dat hij nog wel leeft, maar er kan wel een streep door zijn naam. Ook Schachmann zien we in het vervolg van de Tour niet meer terug. De tot nu toe licht tegenvallende Duitser ging in dezelfde bocht als Van Aert onderuit en brak daarbij een paar middenhandsbeentjes. Twee van de heren die aan een absoluut wonderjaar bezig zijn sluiten de Tour dan toch af in mineur, dat is zonde. Van Aert was vooraf te grote favoriet om de tijdrit te winnen, maar onderweg zag het er blijkbaar al niet echt naar uit dat de voorspellingen uit gingen komen. Hij verloor onderweg al redelijk wat tijd op de altijd onberekenbare Thomas De Gendt. Het blijft een vreemde patriot, de Belg van Soudal-Lotto-Soudal. Het ligt er maar net aan met welk been hij uit bed stapt, als dat met links is doet hij zijn best en komt hij ook zowaar meedoen om de knikkers, is het met rechts dan heeft hij moeite om de tijdslimiet te halen. Het was deze keer met links, een pleister op de wonde voor Michel en José. Ik neem aan dat er een begrafenisstemming hing na de val van Van Aert, maar gelukkig was er dan nog De Gendt. Lang leek De Gendt op weg naar de overwinning, want iedereen greep net naast zijn tijd. Het was wachten op de klassementsrenners, die op dit klaarblijkelijk fantastische en fenomenale parcours toch een gooi naar de zege konden doen. Niet alle klassementsrenners, want Bardet reed weer eens als een oud wijf in de rondte. Ook Dan Martin verloor weer lekker veel tijd en Quintana was niet vooruit te branden. Een andere Colombiaan zakte ook deftig door het ijs, onze Jody gaat de Tour niet winnen. Het is over, het is voorbij. Boeken toe. Steven Kruijswijk leek dan wel weer een goede zaak te doen, in het begin van de tijdrit was hij naar het schijnt de snelste. Het lukte hem alleen niet om dat tempo vast te houden, waardoor hij aan het eind toch nog behoorlijk wat tijd verloor. Een zesde plaats, op 45 seconden van de winnaar. Niet slecht, maar als hij halverwege zo ongeveer de snelste was mag je toch meer verwachten. Twee renners deden een gouden zaak. Ten eerste Thomas, hij dook aan de finish onder de tijd van De Gendt. Hij sloeg een behoorlijk groot gat met de rest en vooral ook met ploeggenoot Bernal. Thomas is nu echt de kopman van Ineos en ligt op schema om voor het tweede jaar op rij de Tour te winnen. Alhoewel, is dat eigenlijk wel zo? De altijd lachwekkende Julian Lollerphilippe dook nog even 14 seconden onder de tijd van Thomas. In het verleden heeft Alaphilippe nog wel eens wat goede tijdritten afgewerkt, maar dit gaat ondertussen helemaal nergens meer over. De vraag is niet meer wanneer hij de gele trui gaat verspelen, maar of dat überhaupt gaat gebeuren. Dat kan toch niet, Johan? Goed, normaal gesproken zakt Alaphilippe er nog wel een keer door, maar wat is ondertussen normaal? Deze hele Tour is not normal. Dat gaan we de komende dagen vast ook weer zien. Aan het eind van de tweede week duiken we twee dagen achter elkaar de Pyreneeën in. We beginnen met een korte rit met aankomst bergop, boven op de Tourmalet.

4cc1Gzv.png
376c0

Verlost van het juk van Pau bevinden de renners zich inmiddels in Tarbes, een stad met 48.000 inwoners in de voormalige regio Midi-Pyrénées (nu Occitanië), departement Hautes-Pyrénées. We duiken dit weekend dan wel de Pyreneeën in, maar onze startplaats ligt niet in de bergen. Waar we ons nu bevinden is het vrij vlak, we zijn dan ook nog steeds vrij dicht in de buurt van het onvermijdelijke Pau. Tarbes is een stad waar ik wel eens eerder wat over heb geschreven, aangezien hier in 2015 een rit van start ging. Dat was de rit met aankomst boven op La Pierre-Saint-Martin. Het was de eerste afspraak in de bergen voor de renners en Chris Froome liet er geen gras over groeien. Hij reed meteen iedereen op een hoop, een minuut achter hem werd ploeggenoot Porte tweede. Quintana werd derde en ONZE Gesink werd vierde, volgens mij was dat het moment dat Merijn Zeeman moest janken. In het verleden waren we nog veel vaker in Tarbes, het is naar het schijnt de 14e keer dat de Tour hier is. In 2006 vertrok hier in ieder geval een rit, met aankomst op Pla de Beret. De inmiddels grotendeels weggemoffelde Denis Menchov won toen, no? Ook in 2001 gingen we van start in Tarbes, voor een rit met aankomst op Luz Ardiden. Dat zou een fantastische rit worden, een van mijn vroegste herinneringen. De uitgemergelde Roberto Laiseka wist Jan Ullrich en Lance Armstrong af te houden. Sindsdien wapper ik trots met de Baskische vlag. Tarbes is ook enkele keren een aankomstplaats geweest. Voor het laatst in 2009, die rit werd gewonnen door de man met de neus als een zinksnijder, Pierrick Fedrigo. Die rit in 2009 betekende een terugkeer als finishplaats voor Tarbes na meer dan 50 jaar. De laatste keer voor 2009 dat er een rit aankwam in Tarbes was in 1951. Een rit met een heel bekend verhaal, een heel erg belegen anekdote. De 13e rit van de Tour van 1951 ging van Dax naar Tarbes, over de Aubisque. In de afdaling van de Aubisque viel Wim van Est in een ravijn. Hij overleefde het, tot ieders verbazing. Wel verloor hij de gele trui, die hij juist een dag eerder had veroverd. Tarbes is de stad waar Yvette Horner vandaan kwam. Die naam zegt mij verder niets, maar het schijnt een nogal significant figuur in de Tourgeschiedenis te zijn geweest. De Franse accordeonspeelster was in de jaren 50 en 60 de grote ster van de publiciteitskaravaan van de Tour de France. Ze was de allereerste vrouw in de Ronde van Frankrijk. De Française zat op het dak van een auto, terwijl ze de accordeon bespeelde. Aha. Vorig jaar overleed ze, daarom zijn we waarschijnlijk weer terug in Tarbes. De accordeonmuze van de Tour nog even de laatste eer bewijzen. Tarbes is verder wel een aardig stadje, al is het allemaal niet heel bijzonder. Kerkje, parkje, je kent het wel. Tevens bedint zich in Tarbes blijkbaar een experimenteel centrum voor het ontmantelen van afgedankte civiele en militaire vliegtuigen, dat deel uitmaakt van de Franse Aerospace Valley-cluster.

17121647748_43df3b3a05_b.jpg

Van start gaan de renners langs de overdekte markthal Halle Marcadieu, een gebouw in klaarblijkelijk typisch Franse stijl. Ik heb al een paar van dit soort gebouwen voorbij zien komen tijdens de Tour. Van de buitenkant lijkt het meer op een centraal station, maar afijn. Even verderop zit een café met de naam Parijs-Roubaix, dat is natuurlijk wel helemaal fantastisch. Tijdens de neutralisatie, die vandaag maar weer eens een kwartier duurt, rijden de renners door Tarbes. Ze rijden rechtdoor richting het westen en passeren dwars door het winkelcentrum van de stad. We komen onderweg onder meer een zaak van Bouygues Telecom tegen, dat bestaat dus nog steeds. Buiten het centrum fietsen we nog door wat lelijke wijken en daarna gaat het buiten de stad rechtdoor richting Ibos. In dit dorpje slaan we linksaf en dan kan buiten Ibos de rit echt beginnen. In de eerste twee kilometer van de rit gaat het rechtdoor over een vlakke weg, waarna we Azereix binnenrijden. In dit dorpje komen we wat flauwe bochten en een aantal verkeersobstakels tegen, waarna het buiten dit plaatsje drie kilometer rechtdoor gaat richting het volgende dorpje. We komen uit in Ossun, een dorpje zoals zovelen in deze streek. Het is hier duidelijk de periferie van Occitanië, grijze dorpjes met op het oog weinig activiteit. Na een rotonde en een aantal bochten in dit niet zo bruisende dorpje slaan we aan het eind een keer scherp rechtsaf, waarna we meteen merken dat de weg omhoog loopt. Het gaat anderhalve kilometer omhoog aan een procent of vijf, de eerste uitdaging van de dag. Daarna is het een kilometer of drie vlak, waarna we kort afdalen over een niet al te bochtige weg richting Pontacq. In Pontacq zelf pakken we nog een paar bochten mee, maar buiten het dorp gaat het een aantal kilometer rechtdoor richting de eerste echte klim van de dag. Na drie kilometer rechtdoor te hebben gereden over een vlakke weg komen we uit in Labatmale. In dit dorpje begint de weg plotseling vrij steil omhoog te lopen, de Côte de Labatmale is begonnen. 1,4 kilometer aan 6,7% volgens de organisatie. Klimmetje van de vierde categorie, waarvan we de top na 18 kilometer koers bereiken.

tour-de-france-2019-stage-14-climb-1c6ff6beab.jpg
les-panneaux-du-village-de-labatmale-sont-desormais-bilingues.jpg

Als we de top van de klim hebben gerond volgt er een afdaling van drie kilometer. Stiekem nog best een venijnige afdaling, de renners komen kort achter elkaar een paar pittige bochten tegen. Eenmaal beneden komen we uit in Bénéjacq, waar het toch ook nog steeds vrij bochtig is. Buiten het dorp gaat het twee kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg, waarna de renners kort achter elkaar twee rotondes tegenkomen. Bij de tweede rotonde gaat het naar links, daarna mag er een kilometer of vier vooral rechtdoor worden gereden. Op een behoorlijk grote hoeveelheid vluchtheuvels na komt het peloton voorlopig weinig tegen, de wegen zijn breed en het blijft nog een tijdje vlak. In de buurt van het dorpje Igon slaan we rechtsaf, om vervolgens drie kilometer rechtdoor te rijden tot in Asson. Eenmaal in Asson slaan we linksaf en dan gaat het eigenlijk in één streep rechtdoor naar beneden, richting de voet van de Col du Soulor. Oké, het duurt nog 17 kilometer voor we die voet bereiken, maar veel gaan we in de tussentijd niet meer beleven. De weg wordt iets glooiender, dat is absoluut een feit. In het begin gaat het een beetje op en af, maar na een tijd zal het toch vooral vals plat omhoog lopen. Alleen in de buurt van Arthez-d'Asson loopt het tijdelijk wat steiler omhoog, een kilometertje aan 7%. Buiten dat, ach. Wel nog een paar van die korte knikjes omhoog, maar een naam mag het niet echt hebben. Over het algemeen is de weg breed, al komen we nog wel een keer een splitsing tegen. De wegen worden gesplitst en ineens moeten de renners verder over een weg die nog maar één rijbaan breed is. De andere rijbaan ligt aan de andere kant van de rivier. Na een bruggetje overgestoken te hebben komt de weg weer samen en dan werken we de laatste kilometers richting Ferrières af, waar de voet van de klim ligt. Door een mooi groen landschap kronkelen we ons een weg omhoog in licht stijgende lijn. We komen nog een keer zo'n splitsing van de weg tegen, aan het eind van die splitsing zijn we bijna in Ferrières. Het duurt nog een paar kilometer, maar na 49,5 kilometer komen we dan echt uit in dit plaatsje met een kerk en een standbeeld.

AF1QipPEXdFriQ98JyqfCl9sM9mGxSiVRlI4VVbfTq6o=s1600-h1200

Voorbij de kerk begint de weg voor het eerst wat serieuzer omhoog te lopen. We zijn vertrokken, de Col du Soulor is begonnen. Een beklimming die normaal gesproken onlosmakelijk verbonden is met de Aubisque, maar dit jaar mooi niet. We beginnen eraan van een andere kant dan normaal, een alternatieve kant. Een kant die voor het laatst werd bedwongen in 2010, toen ook in een rit met aankomst boven op de Tourmalet. Deze rit is daar eigenlijk een slap aftreksel van. De rit in 2010 was 174 kilometer lang en had onder weg ook nog de Marie Blanque. Enfin, deze kant van de Soulor is 12 kilometer lang en in deze kilometers gaat het aan 7,8% gemiddeld omhoog. Een beklimming van de eerste categorie, die begint met een kilometer aan 7,7%. Een gemiddelde kilometer dus, maar dat is eigenlijk een unicum. Deze klim is behoorlijk onregelmatig, dat merken we tijdens de tweede kilometer al. Het gaat aan 8,4% omhoog, dat is meteen stevig werk. Een wat makkelijkere kilometer volgt, aan 5,7%. Vervolgens gaat het aan 7% omhoog waarna we zelfs een kilometer aan 11% krijgen. Tijdens het eerste deel van de klim rijden we vooral door een bos, met af en toe een dorpje tussendoor. Een van die dorpjes is Arbéost. In die dorpjes is het wat meer draaien en keren en soms gaat het hier ook licht naar beneden. Tijdens de zesde kilometer van de klim krijgen we met dat soort werk te maken. Het gaat maar aan 3% gemiddeld omhoog, vooral omdat het kort naar beneden gaat. Buiten zo'n dorpje loopt het dan meteen weer steil omhoog, wat de renners ook gaan merken. Twee kilometer aan 10% gemiddeld achter elkaar, altijd lekker. Daarna is het nog vier kilometer fietsen tot de top, maar het lastigste is geweest. Alhoewel, na een kilometer aan 7% gaat het nog twee kilometer lang aan 8% omhoog. In de laatste kilometer van de klim gaat het nog maar aan 4% omhoog, het wordt richting de top zelfs bijna helemaal vlak. Na 60,5 kilometer komen de renners boven en dan gaan we zien dat Marcus Burghardt een opvolger krijgt. Hij kwam in 2010 blijkbaar als eerste boven, toen we de Soulor van deze kant bedwongen. De Soulor is een mooie klim, ook van deze kant. Het eerste deel speelt zich vooral af in het bos, richting de top wordt het terrein steeds meer open. De renners fietsen langs overhangende rotsen en hebben aan de rechterkant van de weg een prachtig uitzicht over de Pyreneeën. Weidse blikken, schitterende vergezichten. Niks mis mee.

tour-de-france-2019-stage-14-climb-n2-2e3145347b.jpg
Nick-Dodds-Col-du-Soulor.jpg

In de buurt van de top van de Soulor komen we in het dagelijks leven veel koeien en ook schapen tegen, voor de renners te hopen dat die dieren een snipperdag nemen. Zal wel, met alle fans op de klim. Als we op de top rechtsaf slaan gaan we verder richting de Aubisque, een klim die vorig jaar nog voorkwam in de Tour. Toen zou de rit beneden eindigen in Laruns. Dat was de hilarische rit waar Roglic in de afdaling wegreed en Tom Dumoulin echt razendpissigwoest omdat de motoren hem zouden hebben geholpen. Dit terzijde, want we gaan helemaal niet naar rechts. We gaan naar links en dus dalen we de Col du Soulor af van de meer gebruikelijke kant. Vorig jaar reden de renners hier omhoog, nu gaat het naar beneden. De weg is langs de kant die we net beklommen hebben redelijk smal, maar na de top en de bocht naar links is de weg een stuk breder. Het is niet lastig om te zien waarom de gebruikelijke kant van de Soulor de gebruikelijke kant van de Soulor is. De afdaling van de Col du Soulor, het kleine broertje van de Aubisque dus, is niet zo heel erg eenvoudig. Het gaat zeven kilometer stevig naar beneden, richting Arrens-Marsous. Vooral in het begin volgen de bochten elkaar in hoog tempo op, terwijl het heel steil naar beneden gaat. Een paar kilometer later nemen de bochten in frequentie iets af, terwijl het ook net wat minder steil naar beneden gaat. Alsnog blijft het opletten, ik vind het een pittig afdalinkje. Aan het eind van de afdaling komen we uit in Arrens, een paar bochten later gaan we via een brede en vlakke weg op weg naar Marsous. Ook in Marsous is het even bochtig, maar daarna rijden we een kilometer of vier min of meer rechtdoor over een weg die grotendeels vlak is. Een klein beetje op en af, maar noemenswaardig is het niet. Aan het eind van dit vrij lange vlakke stuk gaat het nog eens zeven kilometer naar beneden, het tweede deel van de afdaling. Dit tweede deel is een stuk minder interessant. De weg is enorm breed en het gaat vooral rechtdoor. De eerste serieuze bocht komen we eigenlijk pas beneden tegen, in Argelès-Gazost. Dit dorpje bereiken we na 79,5 kilometer. Argelès-Gazost is eigenlijk ook weer een toeristisch thermendorpje met een casino en meer van dat spul, desondanks komen ze er hier bekaaider vanaf dan in de beide Bagnères. Blijkbaar slechts één keer een Touretappe hier gestart, in 1996. Richting het altijd mooie Pamplona, waar Laurent Dufaux won. Om de pijn te verzachten hebben ze hier dan wel weer Parc animalier des Pyrénées, een kicken dierentuintje.

Argel%C3%A8s-Gazost-Cr%C3%A9dit-HPTE-Jean-Masson.jpg

Na een paar stevige bochten in het centrum van Argelès-Gazost fietsen de renners tijdelijk over een wat smallere weg. Eenmaal buiten het centrum wordt de weg weer breder. Een bocht en een rotonde later bereiken we de weg die door de vallei loopt. Een brede weg, die de komende vier kilometer vooral rechtdoor zou gaan. Het is vlak, tijdelijk in ieder geval. Aan het eind van de rechte weg komen de renners uit bij een rotonde, waar ze schuin naar rechts gaan. Ze rijden daarna Pierrefitte-Nestalas in, waar de tussensprint van de dag ligt. Na de rotonde loopt de weg omhoog, de laatste meters richting de tussensprint moet er dus voorzichtig geklommen worden. Niet dat zo'n tussensprint nu nog iets uitmaakt, maar goed. 86 kilometers hebben we ondertussen afgewerkt, nog 31,5 te gaan. De komende 13 kilometer gaan we door een vallei fietsen, richting Luz-Saint-Sauveur. Na een kilometer aan 4% in Pierrefitte-Nestalas komen we uit bij een rotonde, waarna het in licht dalende verder gaat in het dorpje Soulom. Buiten Soulom komen we nog een rotonde tegen, waar we rechtdoor gaan. Ineens bevinden we ons dan in het dal dat de rivier Gave de Gavarnie door de jaren heen heeft weten uit te slijpen. Een mooi dalletje. Prachtige rotswanden langs de kant van de weg, aangevuld met het nodige groen. Helemaal veilig is het hier alleen niet, getuige de netten die soms boven de weg hangen. De weg in deze vallei loopt steeds een beetje vals plat omhoog, en soms meer dan dat. Al bij al valt dit allemaal nog wel mee, maar we komen toch meer dan 200 meter hoger uit. Je moet dan nog rekening houden met het feit dat het af en toe ook kort naar beneden loopt, dus in totaal schrijven we 350 hoogtemeters bij. Desondanks zal hier niet veel gebeuren, het echte werk moet nog komen. Nadat we twee keer via een bruggetje de rivier zijn overgestoken rijden we rechtdoor richting Esquièze-Sère en deze weg loopt al voorzichtig een kilometer aan 4% omhoog. Aan het eind van deze weg slaan we rechtsaf, waarna we via een nieuw bruggetje Luz-Saint-Sauveur binnenrijden. Dit kleine toeristische dorpje heeft het goed getroffen, het ligt ingeklemd tussen twee meer dan bekende beklimmingen. Op het eerste het beste bord in het dorp wordt aangegeven hoe je richting Luz Ardiden kunt. Dat bord gaan we alleen negeren, want we moeten naar de Tourmalet. Ondanks het feit dat we hier met enige regelmaat passeren is er hier in de hele geschiedenis van de Tour blijkbaar pas één rit van start gegaan, ooit een tijdrit in 1985. Arme drommels. Maar goed, ze hebben dan wel weer een tempelierskerk en een brug die gebouwd is in opdracht van Napoleon.

94660854.jpg

Na een tweetal bochten in Luz-Saint-Sauver zijn we vertrokken. Op 19 kilometer van de finish gaat ie dan beginnen, de Col de Tourmalet. De Pau onder de beklimmingen. Een berg die al 100 keer beklommen is. Het spijt me dat ik meteen weer zo moet beginnen, maar dit is niet leuk. Ik doe dit sinds 2014 en alleen in 2017 kwam de Tourmalet niet voor in het parcours. Het begint een tikkeltje lachwekkend te worden. De Tourmalet is natuurlijk een mooie klim, maar donderstraal gewoon een eind op weet je wel. Om een simpel voorbeeld te noemen: we rijden langs de voet van Luz Ardiden. Acht keer voorgekomen in de Tour, tegenover de 80+ van de Tourmalet. Zullen we naar Luz Ardiden gaan of de Tourmalet? De Tourmalet natuurlijk, haha! Ja, nee. Maar goed, de Tourmalet dus. Die is van deze kant 19 kilometer lang. Het is de kant van de klim die we de laatste jaren minder vaak beklommen hebben. In 2016 gingen we hier wel omhoog, maar toen was het de eerste klim van de dag in een rit met vier beklimmingen. Het kan dus best zijn dat de herinneringen aan deze kant van de klim een klein beetje vervlogen zijn. Daarom gooien we er toch nog maar wat percentages tegenaan. De klim met de brede weg begint relatief eenvoudig met twee kilometer aan 6,2%. Vervolgens wordt het een aantal kilometer wat lastiger. Vijf kilometer aan 8% gemiddeld, dat mag er op zich wel zijn. Aan het eind van dit steile stuk rijden we Barèges binnen, het dorpje dat we als hoofdschuldige mogen aanmerken voor de zoveelste passage op de Tourmalet. De naam Barèges keert namelijk terug in de verschillende aankondigingen, dus zullen ze hier wel een flinke sloot geld op tafel hebben gelegd voor een aankomst bergop. Het is een klein dorpje, maar het staat wel vol met hotels en appartementen. Geld genoeg, blijkbaar. Na een korte raadpleging van Wikipedia weet ik wel waarom: Het dorp leeft van de thermale baden (Thermes de Barèges en Thermes de Barzun), bergtoerisme en van het skiseizoen. De thermale baden worden gevoed door bronnen met warm zwavelhoudend water. De diverse bronnen worden gemengd tot de juiste temperatuur wordt bereikt. Veel Fransen nemen een door de ziektekostenverzekeraars vergoede kuur van drie weken voor o.a artritis en luchtwegaandoeningen. De fan van Barèges die dit stukje heeft geschreven gaat daarna nog door: Barèges ligt in de rand van het Nationale Park van de Pyreneeën. In en rond het dorp worden alle bergsporten en -activiteiten aangeboden, zoals parapente, wandelen, fietsen en bergbeklimmen. Eén keer per jaar komt de Tour de France langs, vaak naar beneden, soms naar boven. Het hoogtepunt van die etappe is de Tourmalet, op 12 km van Barèges. In de winter staat het dorp in het teken van skiën. Het skigebied Barèges-La Mongie is het grootste skigebied in de Franse Pyreneeën. Het hoogtepunt van de etappe is altijd de Tourmalet? Op je muil, gauw!

582_P1120545.JPG

Nadat we langs de thermen van het vermoeiende Barèges zijn gefietst gaat het dus nog 12 kilometer verder omhoog. De kilometer in Barèges zelf was niet zo lastig, het ging hier slechts aan 5,5% omhoog. Het duurt even voor de weg buiten Barèges weer wat steiler omhoog begint te lopen, maar zodra dat het geval is krijgen we wel direct een van de meest steile kilometers van de klim voorgeschoteld. Het gaat tijdelijk aan 8,7% omhoog, hoera. Daarna zwakt het wat af richting 7,6%, waarna het nog wat verder afzwakt richting 5,9%. Daarna gaat het weer drie kilometer omhoog aan 8%, het echte werk. We fietsen richting Super Barèges, het skistation. In de buurt van het skistation is de klim weer wat makkelijker, het gaat tijdelijk aan 4,4% omhoog. Dat is wel meteen het laatste makkelijke deel van de klim, richting de top gaan we nog een aantal kilometer vlammen. Vier kilometer richting de top, waarvan de eerste kilometer nog enigszins meevalt. Van 4,4% gaat het naar 6,2%, maar vervolgens gaat het echt los. De lastigste kilometer van de klim is in aantocht, het gaat aan 11% omhoog. Na deze kilometer gaat het terug naar 7,2%, waarna we in de slotkilometer afsluiten met een aantal meter aan 10%. Na 19 kilometer klimmen komen we dan boven op deze beklimming van de buitencategorie, de eerste van deze Tour. 19 kilometer aan 7,4% gemiddeld. Op de top ligt er voor de winnaar naast de ritzege ook nog de Souvenir Jacques Goddet klaar. Boven op je ritzege nog eens 5000 euro extra, altijd mooi meegenomen. Jacques Goddet was een journalist die later de koersdirecteur van de Tour werd. Hij bedacht blijkbaar onder meer de groene trui en ook het ontstaan van de proloog zouden we aan hem te danken hebben. Ter ere van hem staat er een buste op de top van de Tourmalet en wordt er dus bijna jaarlijks een prijs uitgereikt op deze klim. Te gek. Na 117,5 kilometer zijn we helemaal klaar met deze teletubbierit.

1843b

Moet ik nog iets vertellen over de geschiedenis van de Tourmalet? Dat we hier in 1910 voor het eerst bovenkwamen, bijvoorbeeld? Dat Octave Lapize toen als eerste boven was en dat er ter ere van hem ook een monument op de top staat? Beetje uitgekauwd allemaal he. Sinds de introductie van de Col du Tourmalet in 1910 is geen enkele andere klim vaker voorgekomen in de Tour. Gaap. De teller staat ondertussen op 83 ofzo, niet meer normaal. Wel is het blijkbaar pas de derde keer dat hier daadwerkelijk een rit aankomt, normaal fungeert de Tourmalet alleen als pas. In 1974 kwam hier naar het schijnt voor het eerst een rit aan en toen won Jean-Pierre Danguillaume. De beste man kende ik eerlijk gezegd niet, maar zijn palmares mag er toch best zijn. De winnaar in 2010 ken ik dan weer wel. Negen jaar geleden zagen we op de flanken van de Tourmalet een spannende strijd tussen Alberto Contador en Andy Schleck. Ze deden flink hun best om elkaar te lossen, maar dat wilde maar niet lukken. De rest moest wel lossen, en goed ook. De nummer drie kwam op meer dan een minuut achterstand binnen, om over de rest nog maar te zwijgen. Na een tijd gaven Contador en Schleck het op. Het zou niet lukken om elkaar te lossen, dus reden ze samen naar de top van de klim. Ze besloten een beetje te overleggen, want er viel nog wel een ritzege te verdelen. Contador reed in het geel en was op weg om de Tour te winnen, hem maakte het dus allemaal niet zoveel uit. De jonge Schleck, in de witte trui, mocht best de rit winnen. En zo geschiedde. Zonder aan te zetten reed Contador naar de finish. Schleck gooide er een minimale versnelling uit en kon probleemloos als eerste over de streep rijden. Later bleek dat Schleck niet alleen de rit zou winnen, maar ook de Tour als geheel. Iets met cero, cero, nog wat cero's en dan een cinco. In de tussentijd zijn we nog zes keer over de Tourmalet gereden, echt gaaf. De laatste keer dat we de Tourmalet van deze kant bedwongen dateert dus van 2016, toen kwam Thibaut Pinot hier als eerste boven. Was toen wel de eerste klim van de dag, dus dat boeite uiteindelijk echt totaal niet. Vorig jaar passeerden we hier ook nog eens, maar dan wel van de andere kant. Julian Alaphilippe kwam als eerste boven, hij zou dat kunstje nu graag nog eens herhalen.

tdf2010_etape17_schleckvictoire.jpg

In startplaats Tarbes wordt het overdag 28 graden. Een minieme kans op regen en weinig wind, niet heel spannend. Het beetje wind dat er is komt vanuit het noorden, de renners worden dus snel richting de Pyreneeën geduwd. In Luz-Saint-Sauver, aan de voet van de Col du Tourmalet, wordt het 's middags 30 graden. Er is in de middag een klein beetje kans op regen, waaien doet het verder niet echt. Het beetje wind dat er staat zal op de slotklim waarschijnlijk redelijk in de rug staan, we gaan voor een nieuwe recordtijd. Boven op de Col du Tourmalet is het iets frisser, 20 graden. Ook daar een kleine kans op regen en weinig kans op wind. Deze korte rit begint uiteraard pas vrij laat, om 13:30. Na een neutralisatie van een kwartier gaan we om 13:45 echt los. De vlakke aanvangsfase nodigt uit tot een lang gevecht om de vlucht van de dag te geraken, het kan de moeite lonen om jezelf meteen broekloos op de bank te deponeren. Onze vrienden van Sporza zijn er zowaar een keer integraal bij. Meteen vanaf het begin live, lekker hoor. We hoeven een keer niet over te schakelen naar Eurosport, genot. Aankomst wordt verwacht tussen 16:50 en 17:13.

gallery_1_124_4415071.jpg

Dit zou zomaar weer een tegenvallende rit kunnen worden. Eerlijk gezegd snap ik weinig van het ontwerp en de plaatsing van de verschillende ritten. Ten eerste is het vreemd om met een bergrit te beginnen en daarna een tijdrit in te plannen. Je weet dan op voorhand dat er tijdens die eerste bergrit niets gaat gebeuren, zeker niet als er na de laatste klim nog een afdaling van 30 kilometer volgt. Dat lijkt verdacht veel op bewuste sabotage. Ook na de tijdrit krijgen we te maken met een aantal opmerkelijke beslissingen. Ik heb het al vaker over de gouden formule gehad, maar die formule schijnt nog steeds te lastig te zijn voor de parcoursbouwers. Het is nochtans simpel. Je begint met een lange rit met meerdere beklimmingen, in een poging de renners af te matten. Vervolgens gooi je er een dag later een korte rit in met minder beklimmingen, dan kan iedereen los. Dat is nu omgedraaid. We beginnen met een korte bergrit met twee beklimmingen, terwijl we morgen dan weer een langere bergrit krijgen met vier beklimmingen. Niet optimaal, lijkt me. Maar goed, we moeten het er maar weer mee doen. Laten we het eens over deze rit zelf hebben. Vanwege de geringe afstand hoop ik dat we een strijd gaan krijgen tussen de klassementsrenners. Het is een eenvoudige rit om te controleren, omdat het niet zo lang is en omdat we een vlakke aanloop hebben. De Ineostrein heeft hier geen enkel probleem mee, als ze willen. Toch hoop ik vooral op jongens als Pinot en Bardet. We moeten het van dat soort gasten hebben. Laten we hopen dat de jongens die op achterstand staan meteen hun best willen doen om daar verandering in te brengen. Dat alleen kan deze rit redden. Zonder ploegen die initiatief nemen gaat zelfs deze rit naar een vluchter. Na bijna twee weken koers verdienen we wel eens een gevecht tussen de klassementsrenners. Come on he. Hop hop hop. Tak tak tak.
1. Thomas. Ik vrees met grote vrezen. De lollerbrit gaat gewoon door met het belachelijk maken van de sport. RIP aan de nabestaanden. Voor de gele trui zal het overigens voorlopig nog niet genoeg zijn, Alaphilippe gaat de schade hier gewoon prima kunnen beperken.
2. Pinot. Dat ging niet zo lekker in die waaierrit, maar verder is hij echt absurd sterk bezig. Ook zijn tijdrit was van een hoog niveau, iets wat in het verleden nog wel eens anders was. Komt nog wel goed met Pinot, al is de eindoverwinnig al gaan vliegen.
3. Landa. Dat wordt weer een mooie kamikazeaanval, ik heb er nu al zin in. Alleen hopen dat hij het wat langer vol kan houden deze keer en dat er geen terugval volgt. Zonder Barguil had het een mooie Tour kunnen worden, maar nu wordt het misschien zelfs nog wel beter omdat hij vroeg in de aanval moet gaan. Ik heb er zin in. Ik heb er enorm veel zin in. Ik zit te popelen Johan, dat wil jij niet weten.
4. Fuglsang. Jakob staat nog steeds op het lijstje van de hoop, vooral om aan te tonen dat alle mensen die over zijn prestaties tijdens vorige grote rondes beginnen vooral een hoop onzin verkopen. De ene Tour is de andere niet. Zo, bam. Pak aan.
5. Buchmann. Emanuel Zubeldiamann gaat geruisloos naar de vijfde plaats sluipen. En Bora zag dat het goed was.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:02
SPOILER: Etappe 15
Etappe 15: Limoux - Foix Prat d'Albis, 185 km

De korte rit met aankomst op de Tourmalet werd nog wat korter dankzij een protest van wat boze Fransen. Toch ook een jaarlijks terugkerend fenomeen, ieder jaar is er wel een groepje dat de Tour wil misbruiken om aandacht te vragen voor een of andere misstand. Deze keer ging het blijkbaar om een groepje mensen dat op de straat was gaan zitten als protest tegen het industrieel fokken van varkens. Dat schiet in Frankrijk nooit erg op, want dan komt de Franse politie je gewoon van de weg meppen. Ze gebruikten nu geen traangas, dat scheelde dan weer. Een paar kilometer later dan de bedoeling was kon er met de gele vlag gezwaaid worden en toen was men vertrokken. Aanvankelijk leken weinig renners zin te hebben om in de aanval te gaan. Sagan en Nibali reden met z'n tweeën weg en het leek er sterk op dat niemand in de achtervolging ging. Uiteindelijk besloot Kämna te reageren, en na hem Wellens. Toen Wellens eenmaal weggesprongen was uit het peloton besloten nog wat jongens de oversteek te maken, waardoor we uiteindelijk te maken kregen met een kopgroep van 17. Deze kopgroep kreeg nooit een grote voorsprong, want al heel snel besloot Groupama-FDJ de boel te gaan controleren. Blijkbaar had men veel vertrouwen in Thibaut Pinot.

Met een voorsprong van drie minuten begon de kopgroep aan de eerste echte klim van de dag, de Col du Soulor. Op de klim zagen we enkele actieve koplopers, zoals Nibali en Zakarin. Tot nu toe onzichtbaar, maar tijdens deze rit probeerden de heren er wel wat van te maken. In het peloton zagen we ondertussen dat Movistar het commando had overgenomen. Onder meer Amador reed hard op kop en dat zorgde voor slachtoffers. Bardet was de eerste prominente renner die moest afhaken. Op een kilometer of 60 van de finish haakte hij al af, een pijnlijke afgang. Aan het eind van de dag zou hij 20 minuten verliezen. Ook Adam Yates haakte vrij vroeg af, daarnaast viel op dat Ineos met Kwiatkowski en Moscon al vroeg een paar knechten verloor. Richting de top van de Soulor zagen we in de kopgroep Nibali nog eens in de aanval gaan, Wellens en Gesbert gingen met hem mee. Wellens kwam als eerste boven op de top, in de strijd om de bollentrui deed hij weer een zaakje. Het peloton had op de top nog maar anderhalve minuut achterstand, we zouden eindelijk eens een strijd gaan krijgen tussen de klassementsrenners. In de afdaling zagen we Nibali snel naar beneden rijden, maar dat had weinig zin. Ze besloten maar met z'n drieën verder te rijden in de vallei. In het peloton bleef Movistar rijden, al wist een groepje met daarin de gebroeders Yates wel weer de aansluiting te vinden. Het verschil met de koplopers liep terug naar een minuut, een kansloze zaak voor de koplopers. In de vallei volgde er een tussensprint, na die tussensprint lieten de drie koplopers zich inlopen door de achtervolgende groep. De groep der favorieten kwam terug tot 40 seconden, het signaal voor Romain Sicard om maar eens in de aanval te gaan.

In aanloop naar de Tourmalet liep hij snel uit op de achtervolgers en ook op het peloton, hij mocht aan de Tourmalet beginnen met anderhalve minuut voorsprong. Het grootste deel van de achtervolgers had zich laten inlopen door de groep der favorieten, op Calmejane en Gesbert na. Gesbert bleek een wonderdag te hebben, op de Tourmalet reed hij naar Sicard toe en hij liet hem ook meteen achter. Hij hield het toch bijna tot de helft van de Tourmalet vol, maar uiteindelijk werd hij toch ingerekend door de favorieten die nog steeds onder aanvoering van Movistar stonden. In die groep zagen we de ene na de andere grote naam lossen. Yates² moest er weer af, Dan Martin had een groot probleem en de onzichtbare Konrad moest zichtbaar lossen. Na goed werk van Amador nam Soler zijn taken over en dat ging best hard vooruit. Zo hard zelfs dat Nairo Quintana moest lossen. De Colombiaan had blijkbaar een slechte dag, maar vergat dat te vertellen tegen zijn ploeggenoten. Gelost worden door het kopwerk van je knechten, altijd lachen. Het tempo ging daarom iets naar beneden vooraan, wat een teken was voor Barguil om aan te vallen. De Franse kampioen reed snel een mooie voorsprong bij elkaar, tot de mannen van Ineos op kop gingen rijden. De eerder geloste Van Baarle sloot op miraculeuze wijze weer aan en voerde meteen de groep aan, met in zijn wiel Wout Poels. Toen de Nederlandse grapjurken bijna uitgelachen waren zagen we plots een dubbelaanval van Gaudu en Pinot. Gaudu moest op kop gaan rijden voor Pinot en deed dat met zo'n plotselinge versnelling dat er een gat ontstond. Fuglsang sprong er meteen naartoe, de Deen leek toen nog goed te zijn. Gaudu bleef maar op kop beuken, waardoor Barguil op zes kilometer van het eind weer werd ingerekend.

Even later volgde er weer een versnelling, waarna we jongens als Porte en Mas zagen lossen. Qua aanvalswerk werd het geen vermakelijke etappe, maar door het hoge tempo sneuvelde toch de ene na de andere favoriet. Op vier kilometer van het eind zagen we Valverde lossen, we bevonden ons immers bijna op 2000 meter hoogte. Tegen die tijd was Gaudu zo ongeveer klaar en toen namen de verrassend sterke mannen van de Jumbo het over. Terwijl alle knechten zo ongeveer opgesoupeerd waren had Kruijswijk nog twee mannen over. De Plus mocht als eerste op kop gaan beuken en dat deed hij op een overtuigende manier. De groep bestond nog maar uit een man of 10 en nadat George Bennett overnam van De Plus dunde de groep nog wat verder uit. Bennett ging zelfs zo hard dat Kruijswijk hem tot rust moest manen. Met de slotkilometer in zicht zagen we jongens als Fuglsang en Uran lossen, er bleef eigenlijk niemand meer over. Ook Thomas zat ineens dik in de shit. De Tourwinnaar van vorig jaar kon in de laatste kilometer de rest niet meer volgen. Met zes renners doken we de laatste kilometer in. Een vreemde kilometer, aangezien niemand echt in staat was om weg te rijden. Het was blijkbaar toch een behoorlijk zware rit geweest. De tot dan toe onzichtbare Buchmann probeerde te versnellen, maar hij kreeg geen ruimte. Bernal keek vooral achterom, de slaafse Colombiaan was op zoek naar G. Een nieuwe versnelling van Buchmann volgde, terwijl een ijzersterke Pinot op het wiel zat geplakt. Ook Alaphilippe was nog mee, de gele trui blijft verbazen en verrassen. Op dat punt leek hij zelfs de rit te kunnen winnen, maar dat pakte anders uit. Zij aan zij reden de koplopers naar de laatste meters van de berg toe, waarna Pinot over het sterkste eindschot bleek te beschikken. Met Kruijswijk in het wiel versnelde hij en Kruijswijk kon niet volgen. Alaphilippe kon misschien wel volgen, maar koos ervoor om niet achter Pinot aan te gaan. Een alliantie smeden? Wie weet. Momenteel is alles mogelijk, als Alaphilippe zelfs deze rit weet te overleven mag je niet meer zeggen dat hij de Tour niet kan winnen. Pinot zal extra balen van het tijdverlies tijdens de waaierrit, bergop maakt hij de meeste indruk. Kruijswijk finishte sterk, zes seconden achter Pinot eindigde hij in het wiel van Alaphilippe. Bernal en Buchmann kwamen een paar seconden later binnen, Landa nog een paar seconden later.

De tijdverschillen na de eerste zes waren een stuk groter. Thomas verloor zomaar een halve minuut, Fuglsang bijna een minuut, Porte twee minuten en Mas zelfs bijna drie minuten. Over de rest hoeven we niet meer te praten. Quintana, streep erdoor. Adam Yates, ik dacht het niet. Bardet? Hahaha. Ondanks het feit dat we veel namen kunnen doorstrepen is de Tour nog steeds razend spannend, als we tenminste geloven dat Alaphilippe er nog een keer doorheen gaat zakken. Als Alaphilippe deze vorm vasthoudt tot in Parijs wint hij de Tour met twee vingers in de neus. Als we de logica respecteren verliest hij in de Alpen een keer een kwartier en dan houden we vijf andere renners over die kunnen winnen. Door het tijdsverlies van Thomas staan achter Alaphilippe vijf mannen op ongeveer een minuut van elkaar. De Tour kan dus nog alle kanten op, wat leuk. ONZE Kruijswijk heeft laten zien dat hij goed is en dat de ploeg sterk is, ook erg leuk natuurlijk. Het enige jammere is dat deze rit vooral een afvallingsrace was, we hebben weinig mooie aanvallen gezien. Misschien dat we die aanvallen wel gaan zien tijdens de volgende rit. De laatste rit van de tweede week wordt ook afgewerkt in de Pyreneeën. Een wat langere rit, met onderweg drie beklimmingen van de eerste categorie. Op het eerste oog lijkt het niet zwaar genoeg voor de klassementsrenners, maar misschien worden we een keer op waar genot getrakteerd. Een mens mag hopen. En avant.

EXpho7S.png
bd0ec

Het peloton staat na een lange verplaatsing van liefst 200 kilometer aan de start in Limoux. Dit is een stadje met 10.000 inwoners in het departement Aude, regio Occitanië. Limoux is een stad die redelijk recent is toegetreden tot de Tourfamilie. In 2011 kwamen we hier pas voor het eerst en ondertussen zijn we er voor de derde keer. Drie keer is er hier een rit vertrokken. In 2011 vertrok er een etappe van bijna 200 kilometer, die aan zou komen in Montpellier. Cavendish won daar één van zijn vijf ritten tijdens die Tour. Eén jaar later keerde het peloton weer terug naar Limoux, voor een etappe met aankomst in Foix. Een rit die redelijk vergelijkbaar is met deze rit, we gaan nu immers ook richting Foix. Het grote verschil is dat we toen daadwerkelijk eindigden in Foix zelf, nu moeten we nog naar een berg boven Foix. Limoux is blijkbaar vooral bekend vanwege de wijn, die hier op traditionele wijze bereid wordt. De geschiedenis van Limoux is volgens de overlevering ook onlosmakelijk verbonden met het Katharisme. Toen de kruisvaarder Simon de Montfort, geen familie van Maxime, van de katholieke kerk de opdracht kreeg om het Katharisme uit te roeien was Limoux een van de eerste plaatsjes waar de kruisvaarders succes wisten te boeken. Nadat de kruisvaarders de stad veroverd hadden, werden er honderden katharen veroordeeld voor ketterij, en vervolgens opgehangen. In de rest van de regio ging het wat moeizamer, tijdens de rit gaan we volgens het roadbook meerdere kastelen van de katharen tegenkomen. Later in de geschiedenis zou Limoux een relatief voorspoedige periode doormaken dankzij de textielindustrie. Tegenwoordig moet je vooral in Limoux zijn van januari tot maart. In deze periode vieren ze hier ieder jaar carnaval. Het schijnt het langste carnaval ter wereld te zijn, het feest gaat zes weken door. Ik ben meestal na een dag of drie al helemaal klaar, straffe kost in Limoux. In het stadje zelf komen we enkele fraaie gebouwen tegen, zoals de Pont-Neuf. Deze oude brug komt uit de 18e eeuw, zeggen ze. In de buurt van de brug zien we de achterkant van de kerk van Saint-Martin, dat ziet er ook prima uit. Aan de voorkant van de kerk komen we uit op de Place de la Republique, zoals zo ongeveer ieder plein met die naam automatisch de moeite waard. Ook de lokale basiliek is de moeite waard, Notre-Dame-de-Marceille. Ligt een klein beetje buiten de stad, maar voor zo'n mooi bouwwerk wil je vast wel een paar meter omlopen. Buiten dat hebben ze nog enkele musea in Limoux, zoals het Musée du Piano. Van al dat moois gaan de renners niets merken, ze gaan van start aan de rand van Limoux in een straat met een aantal sjofele zaakjes. Een snackbar met de naam Snack Star bijvoorbeeld, niet best.

24030912347_ddd683b570_b.jpg

We krijgen vandaag zowaar een keer met een korte neutralisatie te maken, het is heus. Slechts vijf minuten, onvoorstelbaar. Tijdens de neutralisatie verlaten we Limoux meteen, terwijl de renners over een brede en rechte weg rijden. Af en toe onderbroken door een rotonde, iets waar ze geen last meer van hebben zodra de rit echt is begonnen. Als we officieel vertrekken gaat het eerst twee kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg langs de Aude. Deze rivier gaan we een tijd volgen, maar nadat de rivier eerst een tijdje rechtdoor stroomt begint ie wat meer te meanderen. De weg naast de rivier ondergaat hetzelfde lot, het zal de komende kilometers een stuk bochtiger zijn. Het gaat ook even kort een paar meter omhoog, maar veel stelt het niet voor. Voorlopig is het vooral vlak. Na zes kilometer koers rijden we langs Alet-les-Bains en voorbij dit plaatsje rijden we verder richting Luc-sur-Aude. Het blijft vlak, terwijl we door een best wel leuke omgeving rijden. Veel groen, af en toe wat rotswanden. Prima om even rustig om je heen te kijken, al zullen de renners ondertussen nog wel bezig zijn met het opzetten van een vlucht. Dat zal niet meevallen in deze vallei, want op een paar meter vals plat na is er weinig terrein waar je jezelf kan onderscheiden. We rijden een kilometer of drie verder over een vlakke weg richting het volgende dorp, Couiza. Net buiten dit dorp slaan we rechtsaf, waarna we via een wat smallere weg over een brug rijden. Daarna fietsen we een paar kilometer verder langs de andere kant van de Aude richting Espéraza. De weg richting dit plaatsje waar ze een dinomuseum hebben is ook weer grotendeels vlak, maar wel ietwat smal. Na 16 kilometer koers komen we uit in dit plaatsje aan de Aude, waar de renners met wat bochten te maken krijgen en ook nog een aantal vluchtheuvels en meer van dat soort verkeersobstakels.

43336118990_22fffd8823_b.jpg

Buiten Espéraza rijden de renners een kilometer of zes rechtdoor over een achterafweggetje door terrein dat wat ruiger begint te worden. Het loopt de komende kilometers een beetje vals plat omhoog tot in Rouvenac. Buiten dit plaatsje wordt de weg wat bochtiger, terwijl het tegelijkertijd wat steviger omhoog begint te lopen. Al valt het alsnog wel mee, het gaat gemiddeld aan een procent of drie omhoog. Tussendoor een paar korte stukjes in dalende lijn en een paar stroken waar het wat steiler omhoog gaat, maar als we het vergelijken met alles wat vandaag nog gaat komen is het niet zo bijzonder. Aan het eind van dit stuk slaan de renners linksaf, waarna ze over een nog smallere weg richting Puivert gaan rijden. De komende vier kilometer gaat het vooral naar beneden. De smalle weg is behoorlijk bochtig, wat het een best link afdalinkje maakt. Beneden komen we uit in Puivert, na een laatste scherpe bocht naar rechts rijden we dwars door dit dorpje. Boven het dorp torent een kasteel uit, het Château de Puivert. Ze hadden ons kastelen van de katharen beloofd en nu is het dan zo ver. Dit is er eentje hoor, sinds 1907 staat het te boek als een historische monument. In de 13e eeuw heeft men hier flink gevochten, in de tijd van de kruistochten. Het kasteel valt vooral op vanwege de symmetrische bouw en is daarom blijkbaar in trek bij filmregisseurs. Die lui komen er wel binnen, omdat het privébezit is kom je er zelf waarschijnlijk niet in. Na 34 kilometer koers rijden we langs het dorpje waarboven dit kasteel op de groene heuvel (Puig Vert) ligt. Daarom noemen we deze plek Puivert, te gek.

balade-aude-cathare-chateau-puivert-5.jpg

In Puivert is de weg inmiddels een stuk breder geworden. Buiten het centrum gaat het ook direct omhoog, we beginnen aan de volgende klim. Die klim heeft zelfs een naam, Col de la Babourade. Het gaat drie kilometer omhoog aan 5% gemiddeld. Na dit toch wel seriezue klimmetje volgt er niet direct een afdaling. Het is een kilometer of twee zo goed als vlak, terwijl we over de brede weg een beetje rondkronkelen. Het gaat daarna anderhalve kilometer licht naar bneeden, waarna we weer een kort knikje omhoog tegenkomen. De weg wordt wat rechter, waarna we in licht dalende lijn min of meer rechtdoor richting Bélesta fietsen. In dit dorpje ziet de boel er nogal vervallen uit. De renners fietsen langs de grijze huizen en komen ook nog een kasteeltje tegen. Voorbij dit kasteeltje slaan ze scherp linksaf, na die bocht volgt er een wegversmalling. Even verderop gaat het naar rechts en dan verlaten we Bélesta weer. We hebben ondertussen 45 kilometer afgewerkt en buiten dit plaatsje gaat het verder over een iets smallere weg. We rijden 3,5 kilometer behoorlijk rechtdoor in een bosrijk gebied, tot we in het dorpje Fougax uitkomen. Hier komen we een paar lastige bochtjes tegen, maar buiten het dorp gaat het weer wat meer rechtdoor. We gaan op weg naar de eerste gecategoriseerde klim van de dag. Voor we die klim bereiken rijden we eerst alvast een paar kilometer vals plat omhoog, richting Montségur. Een paar kilometer lang valt het best mee, maar als de weg bochtiger begint te worden gaat de klim beginnen. Ik heb me laten vertellen dat we voor het eerst in de historie aan de volgende klim beginnen, de Côte de Montségur. Een beklimming van de tweede categorie, 6,8 kilometer lang aan 6% gemiddeld. Met het vals plat erbij kom je naar het zich laat aanzien aan een kleine tien kilometer aan 5% gemiddeld. Het is in ieder geval een mooie klim. We rijden door een smal dal, langs imponerende rotswanden. Het gaat af en toe ook op een imponerende manier omhoog, zo komen we vrij vroeg een kilometer aan 10% gemiddeld tegen. Kort achter elkaar komen de renners een paar haarspeldbochten tegen, vandaar dat het zo steil omhoog gaat. In het vervolg van de klim valt het wel mee, het gaat een paar kilometer aan ongeveer 6% omhoog, met aan het eind nog twee kilometer aan 7%.

tour-de-france-2019-stage-15-climb-ccdcbcec54.jpg
4713329399_14bdfb8abd_b.jpg

Na 60,5 kilometer koers komen de renners boven op deze eerste echte klim van de dag. Op de top wordt de weg ineens heel breed, er is zelfs een heuse parkeerplaats te vinden. Niet zonder reden, want in Montségur draait het vooral om het Château de Montségur. Dit is een kasteel op een gigantisch hoge rots. Een kasteel van de katharen, uiteraard. Hét kasteel van de katharen, zelfs. Wikipedia komt met de volgende geschiedenisles: In 1204, toen paus Innocentius III zijn strijd tegen de katharen begonnen was (wat in 1209 tot een kruistocht leidde) werd de ruïne van een oude vesting op deze bergtop door de katharen herbouwd. Dit bolwerk werd in 1232 door de Kathaarse bisschop van Toulouse uitgeroepen tot het zenuwcentrum van het katharisme. In 1243 was het Kasteel van Montségur de belangrijkste vesting van de katharen. Tijdens de derde Albigenzische Kruistocht belegerde het kruisvaardersleger de burcht, aanvankelijk zonder succes. Katapulten konden niet gebruikt worden wegens de grote hoogte waarop de vesting stond. Dit veranderde toen een groepje soldaten er op een nacht in slaagde een nabijgelegen toren in te nemen, zodat de kruisvaarders vanaf ongeveer dezelfde hoogte de burcht konden bestoken. Op 16 maart 1244 gaven de katharen en hun verdedigers (niet iedereen in de burcht was van het kathaarse geloof) zich over. Bij hun overgave kregen de katharen en de verdedigers de keuze tussen zich te bekeren tot het officiële christendom of de brandstapel. Tussen de 200 en 225 katharen die zich in Montségur bevonden kozen vrijwillig voor de brandstapel. Ter nagedachtenis van hen werd een monument opgericht aan de voet van de berg. De burcht van de katharen werd met de grond gelijk gemaakt. In de drie eeuwen daarna is de tegenwoordige burcht door Franse troepen als ganizoen gebouwd en uitgebreid. Eigenlijk worden we dus met z'n allen in de maling genomen, dit is helemaal geen kasteel van de katharen meer. Enfin, maakt niet uit, het ziet er leuk uit. Kom maar door met die drones.

45590669574_cf65da7885_b.jpg

Voorbij de parkeerplaats gaan we vijf kilometer naar beneden. De weg is hier behoorlijk breed en het is niet buitengewoon bochtig, dus is de afdaling vrij makkelijk. Alleen aan het begin komen de renners twee lastige bochten tegen, maar daarna gaat het op een eenvoudige manier verder richting Montferrier. Voorbij Montferrier wordt de weg zo goed als vlak. We rijden een kilometer of twee behoorlijk rechtdoor, tot in Villeneuve-d'Olmes. Hier slaan we linksaf, waarna we nog eens anderhalve kilometer verder gaan rijden over een weg die nog even kort naar beneden loopt. Aan het eind van deze weg gaat het nog eens naar links. We komen nu terecht op een enorm brede weg, die door de vallei loopt. Deze weg is behoorlijk recht en anderhalve kilometer vlak, voor er een nieuw stuk in stijgende lijn volgt. De drie kilometer daarna gaat het lichtelijk omhoog, aan een procent of drie gemiddeld. Aan het eind van dit klimmetje komen we uit in het dorpje Nalzen. Buiten dit kleine dorpje met ongeveer 100 inwoners gaan we anderhalve kilometer dalen. Een eenvoudig afdalinkje, de brede weg loopt vooral rechtdoor. Aan het eind van deze afdaling rijden we nog eens acht kilometer verder over dezelfde weg, die nu dus vlak is. We rijden dwars door de mooie vallei, terwijl we ondertussen een mooi uitzicht hebben over de omgeving. In de verte zijn genoeg bergen te zien, terwijl het dichterbij vooral heel erg groen is. Aan het eind van deze weg komen we na 83,5 kilometer uit in Saint-Paul-de-Jarrat, waar de renners drie rotondes tegenkomen. Bij de derde rotonde slaan ze linksaf, waarna ze een aantal kilometer langs de Ariège gaan rijden. De weg langs deze rivier is minder vlak dan je zou verwachten. Na een vlakke kilometer gaat het nog eens twee kilometer omhoog aan 3%. Vervolgens gaat het een kilometer licht naar beneden, waarna de orde weer hersteld wordt. We gaan op weg naar de tussensprint van de dag en in de laatste kilometers voor de tussensprint zal het vooral vlak zijn. Via Mercus-Garrabet rijden we langs de rivier richting Tarascon-sur-Ariège, waar we na 93,5 kilometer gaan sprinten. Tussendoor rijden we nog door een klein dorpje met de naam Bompas, eventuele Belgische lezers zullen daar misschien wel smakelijk om kunnen lachen. Via Bompas en nog een mooi stukje natuur komen we uit in Tarascon, waar er op een licht oplopende weg gesprint mag worden.

Tarascon-sur-Ari%C3%A8ge-1.JPG

Tarascon-sur-Ariège bereiken we dus na 93,5 kilometer koers. Na de tussensprint staren we meteen tegen het bovenstaande bouwwerk aan, de Tour du Castella. Tarascon is een dorp waar we wel vaker passeren. Ooit in 1998 ging hier een rit van start, maar meestal fietsen we hier vooral snel voorbij op weg naar de een of de andere klim. Plateau de Beille ligt hier bijvoorbeeld niet ver vandaan, of de Col de Port. Vandaag pakken we een andere col mee, de Port de Lers. Voor we de voet van die klim bereiken moet er alleen nog wel een aardig eindje gefietst worden. Na de tussensprint slaan we rechtsaf, rijden we via een brug over de Ariège en gaat het na een bochtig rondje in het centrum bij een rotonde aan de rand van het dorp naar links. We fietsen nu een kilometer rechtdoor, om vervolgens bij de volgende rotonde rechtsaf te slaan. Na deze bocht rijden we de bergen tegemoet. Tussen de hoge toppen door fietsen we in de vallei van de rivier Vicdessos een kilometer of 13 verder richting het plaatsje met dezelfde naam. De weg in de de vallei loopt heel geleidelijk omhoog. In die 13 kilometer komen we ongeveer 200 meter hoger uit, het is dus steeds een beetje vals plat. Af en toe helemaal plat, af en toe iets meer dan vals plat. Heel ingewikkeld is het niet, het gaat ook vooral rechtdoor. Voor we na 108,5 kilometer uitkomen in Vicdessos zijn we eerst nog door Capoulet-et-Junac en Niaux gereden. In de omgeving van Niaux komen we nog een onderwerp voor de afdeling touristique tegen. Buiten Niaux vinden we in de rotsen de uitgestrekte grotten van Niaux. In deze Grotte de Niaux zijn belangrijke archeologische vondsten gedaan. Tekeningen van bizons en andere dieren, van 11.000 tot 17.000 jaar oud. Jawel, een ideal bestemming voor iedere toerist. Je kan je auto hier zelfs voor de deur parkeren, lekker man.

niauxIMG_0186.jpg
Grotte-de-Niaux.jpg

Goed, we komen dus na onze tocht door de vallei uit in Vicdessos. Hier slaan we rechtsaf, waarna we via een smalle brug over de Ariège rijden. Na de brug gaat het naar links en even verderop slaan we rechtsaf een wat smallere weg in. Deze weg loopt direct omhoog, de volgende klim van de dag is begonnen. De renners gaan de Port de Lers beklimmen, een berg die de laatste jaren met enige regelmaat de revue passeert. In 1995 debuteerde de klim, daarna keerde ie pas in 2004 terug, maar sinds 2011 komen we hier vaker. Na 2011 werd deze klim namelijk ook in 2012 en 2015 beklommen. In 2015 beklommen we hem wel van de andere kant, toen gingen we langs deze kant naar beneden en reden we naar beneden in de vallei richting Tarascon. Kwiatkowski was toen als eerste boven op deze klim, maar de rit met aankomst op Plateau de Beille werd uiteindelijk gewonnen door Joaquim Rodriguez. Goed, Port de Lers dus. Een beklimming van 11,4 kilometer aan 7% gemiddeld. Deze klim van de eerste categorie begint meteen goed met een kilometer aan 7,3%. Daarna gaat het zelfs twee kilometer achter elkaar aan 8,3% omhoog. Daarna wordt het wel wat makkelijker, het gaat een kilometer aan 4% omhoog. Die kilometer wordt opgevolgd door een strook aan 6%, ook dat valt wel mee. Vervolgens wordt het wel weer wat lastiger. Een kilometer aan 8% wordt opgevolgd door een kilometer aan 9%, waarna weer terug gaan naar 7%. Het is een beetje een vreemde klim, want de weg loopt vooral rechtdoor. Haarspeldbochten en andere scherpe bochten komen we voorlopig niet tegen, een vreemd zicht. De weg was in het begin van de klim al niet al te breed, maar als we langs het dorpje Suc fietsen wordt het nog een slag smaller. Na de drie lastige kilometers volgt er een wat makkelijkere kilometer aan 4%, maar daarna gaat het een kilometer aan 10% omhoog. De lastigste kilometer van de klim en dus komen we ook een verandering van het parcours tegen. Waar het eerst vooral rechtdoor liep bevinden we ons nu wel in de zone van de haarspeldbochten. In de laatste anderhalve kilometer van de klim blijft het smal en bochtig, terwijl het aan 6% gemiddeld omhoog gaat. Na 120 kilometer, op 65 kilometer van het eind, komen de renners boven op deze behoorlijk lastige klim.

tour-de-france-2019-stage-15-climb-n2-3e04babe84.jpg
13505.jpg

Op de top bereiken de renners een grote open vlakte. Er is een prachtig uitzicht over de omgeving, maar daar kan niet lang van genoten worden. Het gaat direct naar beneden. We gaan een kilometer of 12 serieus afdalen richting Le Port. Het is lastig inschatten hoe moeilijk de afdaling precies is, want de mannetjes van Google zijn hier in januari 2011 voor het laatst geweest. En toen had het blijkbaar net gesneeuwd, dus ik zie via Streetview vooral heel veel sneeuw op de weg. Op de plaatsen waar geen sneeuw ligt valt waar te nemen dat de weg ook in de afdaling niet enorm breed is. Wel is het zo dat het langs deze kant van de klim minder hard naar beneden gaat, dit is vrij duidelijk de makkelijke kant. Het is wel redelijk bochtig, dus een beetje voorzichtigheid inbouwen kan geen kwaad. In het eerste deel van de afdaling hebben we vooral te maken met wat langere bochten, ergens halverwege stappen we over op de haarspeldbochten. Vrij kort achter elkaar een stuk of zes van die dingen, best pittig wel. Na die reeks van haarspeldbochten begint de afdaling te lijken op het eerste deel van de klim. Het gaat vanaf nu vooral rechtdoor verder, met alleen wat korte en snelle bochtjes tussendoor. Veel renners zullen deze afdaling nog wel kennen, want ook in de Tour van 2017 reden we hier naar beneden. Toen reden we weliswaar niet over Port de Lers, maar wel over de Col d'Agnés en de afdaling van die klim sluit halverwege aan op de afdaling van deze klim. Toen is er volgens mij niemand overleden, dus dan zou het nu ook goed moeten gaan. Na een kilometer of 13 dalen komen we uit in Le Port, waarna we vier kilometer verder gaan rijden over een vlakke weg richting Massat. Het is wel wat bochtig, maar dat mag geen problemen meer opleveren. In Massat zelf, waar we na 136,5 kilometer passeren, pakken we in de smalle straatjes in het centrum ook nog de nodige bochten mee. Daarna duiken we buiten het centrum kort naar beneden, richting de volgende klim van de dag.

coast-to-coast-pyrenees-july-2012-7497.jpg

We bevinden ons sinds ongeveer halverwege de afdaling van Port de Lers op het grondgebied van de 13e rit van de Tour van 2017. Ook toen kwamen we uit in Massat en zouden we via de volgende klim naar Foix rijden. Die volgende klim, dat is Mur de Péguère. Het is pas de derde keer dat deze klim in het Tourparcours is opgenomen, maar ondertussen is het toch al een bekende klim. Eerste categorie, negen kilometer lang aan 8% gemiddeld. De klim dankt haar snelvergaarde faam vooral aan de laatste kilometers. In het begin valt het eigenlijk allemaal nog wel mee. Het gaat eerst drie kilometer aan 6% gemiddeld omhoog over een brede weg. Daarna volgt er een simpele kilometer aan 3%, voor het nog eens twee kilometer aan 6% omhoog gaat. De renners rijden vervolgens door het gehucht Boussenac en hier slaan ze linksaf een smal weggetje in. Een veredeld geitenpad, zo mag je het best noemen. De kronkelige weg loopt door een donker bos en is steil, bijzonder steil. In de laatste drie kilometer van de klim gaat het aan 12% gemiddeld omhoog, met steilste stroken aan 18%. Het is hier altijd kruipen geblazen, zoals we in het verleden ook al hebben kunnen zien. Tijdens de eerste van drie lastige kilometers gaat het aan 13% gemiddeld omhoog, tijdens deze kilometer komen we ook die strook aan 18% en een strook aan 16% tegen. Vervolgens gaat het aan 12,6% omhoog, nog steeds vrij lastig. Richting de top gaan we dan verder aan 11%, geen sinecure. De top van de Mur de Péguère bereiken we na 147 kilometer, op 38 kilometer van het eind. Op de top van deze klim zijn er weer bonificatieseconden te verdienen.

c8f31

Mur de Péguère is dus twee keer eerder gebruikt in de Tour. De klim debuteerde in 2012, ook in een rit richting Foix. Sandy Casar kwam toen als eerste boven, hoewel hij daar uiteindelijk niet veel aan had. Een omvangrijke kopgroep was weggereden, met onder meer een duo van Rabobank. Steven Kruijswijk en Luis Leon Sanchez gingen in de aanval en vooral Sanchez had weer eens een goede dag. Desondanks moest hij lossen op Mur de Péguère, maar in de afdaling wist hij terug te keren. Kruijswijk moest ook lossen, maar hij keerde dan weer niet terug, hij heeft dus geen goede herinneringen aan deze klim. De afdaling is op zichzelf niet zo lastig, maar in 2012 hadden een aantal onverlaten het extra moeilijk gemaakt. Dit was de beruchte afdaling van de punaises. Het regende lekke banden in het achtervolgende peloton en de onfortuinlijke Robert Kiserlovski ging door een lekke band hard onderuit, waarbij hij zijn sleutelbeen brak. Achteraf gezien brak dat ook zijn carrière, zou je kunnen zeggen. In 2017, de tweede keer dat we hier omhoog en naar beneden gingen, viel het gelukkig mee. Toen strooide men niet met punaises. Die rit in 2017 was wel spectaculair. Een korte rit van 100 kilometer, ook al met aankomst in Foix. Contador, Quintana en Landa gingen vroeg in de aanval en wisten stand te houden tot de finish. Op de steile muur kwamen ze alleen niet af van de toen ongelofelijk goede Warren Barguil, die uiteindelijk het sprintje in de straten van Foix wist te winnen. Tijdens de laatste kilometers van de klim rijden de renners over een smal weggetje, maar op de top komen ze uit op een grotere weg en die brengt ze rechtstreeks naar Foix. De afdaling is dus, op mogelijke punaises na, niet lastig. Er zijn bijna geen lastige bochten te vinden en het gaat ook niet verduiveld steil naar beneden. Pas in de buurt van Burret, na 13 kilometer dalen, liggen er een paar scherpe bochten op het parcours. Na dit korte bochtige stuk gaat het weer vooral rechtdoor verder richting Foix. Het ergste is achter de rug, het begint steeds vlakker te worden. Nog een kilometer of 10 fietsen tot in Foix, de stad waar we de vorige keren aankwamen na een beklimming van Mur de Péguère. Na 165 kilometer rijden we door La Coupière, waar het vlak is. We passeren de plaats waar Luis Leon Sanchez in 2012 zijn vluchtgenoten wist te verrassen met een late demarrage. Vanaf dit moment is er van een afdaling al helemaal geen sprake meer, op de grote plaat stampen richting Foix. In 2017 zagen we hier vooral Mikel Landa aan het werk, die een poging deed om zichzelf richting de gele trui te fietsen. Dat lukte helaas niet, maar voor ons is Landa natuurlijk wel de morele winnaar van die Tour. Zonder verdere noemenswaardigheden bereiken we na 172 kilometer Foix, op 12,5 kilometer van de finish. Normaal zouden we nu klaar zijn, maar vandaag gaan we nog een tijdje door.

Foix_2.jpg

Foix is een stad met 10.000 inwoners, waar de Tour de laatste jaren met enige regelmaat komt. In 2017 dus voor het laatst, als eindpunt van een enerverende rit. In de straten van Foix zouden vier renners gaan sprinten voor de overwinning. Iedereen ging alvast zitten voor een overwinning van Alberto Contador, maar Warren Barguil sneed de laatste bocht een stuk beter aan en reed zo naar zijn eerste overwinning van die Tour. Later zou hij nog op de Izoard winnen, een klim die we over een aantal dagen ook weer tegenkomen. Daarvoor waren we hier dus in 2012, toen Luis Leon Sanchez aan het slot wist weg te rijden uit een kleine kopgroep. Ook in 2008 was Foix een aankomstplaats, toen ging de overwinning naar Kurt Asle Arvesen. In 2001 en 2007 was Foix dan weer een startplaats. Op basis van de aankomsten in de stad moeten we voorlopig tot de conclusie komen dat het een stad is die gunstig is voor vluchters, want hoewel er in 2017 grote namen vooraan eindigden deden ze dat wel door vroeg op de dag al in de aanval te gaan. Foix is overigens een stad die het vooral moet hebben van het lokale kasteel. Dat torent hoog boven de stad uit en is daarmee de absolute blikvanger. Je kan ook nog wel wat mooie plaatjes schieten langs de Ariège, die Foix doorkruist, maar daarna heb je de hoogtepunten van Foix snel gehad. Misschien dat men daarom heeft besloten om een keer niet te stoppen in de stad zelf, maar het hogerop te zoeken. We gaan snel door met het slot van de rit.

54ff5208de13b.jpg

Bij het binnenrijden van Foix slaan de renners rechtsaf. Daarna rijden ze rechtdoor de stad in, terwijl ze in de achtergrond het kasteel zien liggen. Ze komen uit bij een rotonde, waar ze rechtsaf slaan. Als ze langs een school met een indrukwekkende façade fietsen begint de weg al voorzichtig omhoog te lopen, we zijn begonnen aan de slotklim. De komende 12 kilometer gaat er aan 7% gemiddeld geklommen worden. De renners zijn onderweg naar Prat d'Albis, een berg van de eerste categorie. In de straten van Foix valt de klim wel mee, het gaat een kilometer aan 4,5% omhoog. Daarna volgt er een kilometer aan 6%, ook dat is nog te doen. We bevinden ons nog steeds in de straten van Foix en het is hier vrij bochtig. Het gaat onder meer twee keer naar links, terwijl we ook in de derde kilometer van de klim nog voorzichtig aan 6% omhoog gaan. Eenmaal buiten Foix rijden we ineens door een bos en daar begint de klim ergens op te lijken. Een kilometer aan 10,5%, jawel. Het blijft daarna steil, hoewel de volgende kilometer slechts een gemiddelde van 7,5% heeft. Dat ligt aan het feit dat we een korte strook in licht dalende lijn tegenkomen. Na deze strook gaat het in de volgende kilometer weer vrolijk aan 11% omhoog, dit is het deel van de klim waar de heren renners zich mogen uitsloven. De relatief smalle weg kronkelt hier flink, we pakken een paar enorm steile haarspeldbochten mee. Dit is het deel van de klim waar alles moet gebeuren, want in de kilometers hierna wordt het een stuk minder spectaculair. Halverwege de klim krijgen we nog een kilometer aan 8% cadeau, maar daarna zwakt het stevig af richting 6,5%. Op vier kilometer van het eind gaat het aan 7% omhoog. Op drie kilometer van het eind gaat het aan 6,5% omhoog. Op twee kilometer van het eind gaat het aan 6% omhoog. Dan voelt u de laatste kilometer wel aankomen natuurlijk. Haha, gefopt! In de laatste kilometer gaat het slechts aan 3% omhoog. Na 12 kilometer klimmen en 185 kilometer koersen bereiken we de top van Prat d'Albis. De tweede week zit erop, hoera.

0ef7c
860_prat_dalbis_4.jpg

Voor het eerst in de geschiedenis van de Tour komen we aan boven op Prat d'Albis. Dat de klim nu pas z'n debuut maakt heeft meerdere redenen die nogal voor de hand liggend zijn. De eerste reden is een praktische. De Tour heeft graag brede beklimmingen met op de top een gigantische parkeerplaats of iets in die zin waar ze het hele circus kunnen deponeren. Daar is op Prat d'Albis totaal geen sprake van. Zodra we Foix verlaten wordt de weg smal en het lijkt steeds smaller te worden richting de top. Boven op de klim is de weg nog steeds enorm smal. Daar waar we finishen is er ook geen mooie parkeerplaats, maar wel een paar grote grasvelden. Daar kan je in principe ook al je troep kwijt, maar het is voor Tourbegrippen een beetje onorthodox. Alhoewel, na de boel wat grondiger onderzocht te hebben kom ik tot de conclusie dat ze een paar zakken grind in de buurt van de finish over het gras hebben gekieperd en de boel een beetje hebben aangestampt. Ook weer opgelost dus, niks mis mee. Het uiterlijk van deze klim lijkt me een andere reden waarom we hier niet eerder zijn geweest. De Tour draait vooral om de mooie plaatjes en die gaan we hier moeilijk vinden. Het eerste deel van de klim rijden de renners door een bos, maar in de laatste kilometers rijden ze over een bochtige weg verder buiten het bos. Hier is het vooral gras en struiken. Weinig fraais om je op te verheugen, al komen er misschien nog een paar paragliders voorbij gevlogen. De kaalheid van deze berg is dan wel weer bijzonder geschikt voor dat soort activiteiten. Vanaf de top is het uitzicht over de omgeving nog wel aardig, je kan Foix zo zien liggen. Tijdens mijn zoektocht naar informatie over deze klim kwam ik een krantenartikeltje tegen. In dat krantenartikel gaat het helemaal niet over deze berg, maar wel over de kosten van zo'n etappe. Lijkt me eigenlijk wel lachen om ook een keer in de groep te gooien, dan weten we waar we met z'n allen over praten. Deze rit schijnt in totaal 450.000 euro te hebben gekost, verdeeld tussen alle betrokken gemeenten. Flinke som, als je het mij vraagt. De ASO vraagt blijkbaar 90.000 euro voor een vertrek en 120.000 euro voor een aankomst, wat een oplichters. Moet je trouwens nagaan hoeveel ze de afgelopen jaren hebben verdiend aan Pau, dat loopt dus in de ettelijke miljoenen. We treffen hier ook meteen de derde reden aan waarom we normaal niet aankomen op Prat d'Albis. De stad Foix legt dus gewoon een ton op tafel om de rit niet eens te laten eindigen in de stad zelf, over kapitaalvernietiging gesproken. Goed, een laatste punt van orde met betrekking tot de fans: Dat wordt een probleem hier. Hopelijk heeft de organisatie z'n teringzooi deze keer wel goed geregeld.

image.jpg?v=1

In startplaats Limoux gaat het morgen 33 graden worden, dat is niet zo fraai. Er is geen kans op regen, het beetje wind dat er staat zal vanuit het noorden komen. In Foix zal het iets koeler zijn, maar 31 graden is alsnog aan de warme kant. Ook daar een minimale kans op regen en maar een beetje wind, eveneens vanuit het noorden. De wind zal op de slotklim dus vooral in de rug staan, we gaan vlammen. Beginnen doen we om 12:05, na een neutralisatie van vijf minuten gaan we om 12:10 dan echt vertrekken. De strijd om in de vlucht van de dag te geraken kan leuk worden, dus ik adviseer iedereen om meteen in te schakelen. We zijn dan wel weer afhankelijk van Eurosport 1, want Michel en José zijn er pas om 14:00 bij. Twee uur lang Bobbie en Jan, wat een leven. Tegen de tijd dat Michel en José hun lunch hebben verorberd zijn we al voorbij het kasteel van Montségur, dat lijkt me niet de bedoeling. Het is wel de bedoeling dat we een late finish krijgen. De aankomst wordt verwacht tussen 17:07 en 17:44.

D_8OV1wWkAA26lH.jpg:large

De laatste rit van de tweede week is een rit die naar de vluchters kan gaan, maar het kan ook zomaar een rit voor de klassementsrenners zijn. Zo, daar hebben jullie niet van terug. Het is in ieder geval een zware rit, met meer dan 4000 hoogtemeters. De organisatie heeft het over 4700 hoogtemeters, andere bronnen houden het op 4300. In ieder geval meer dan 4000, dus zwaar. In principe zwaar genoeg voor een leuke strijd tussen de klassementsrenners, maar ik weet niet of ze zich daadwerkelijk geroepen voelen om hier al vroeg de knuppel in het hoenderhok te gooien. Tot Port de Lers stelt de rit eigenlijk niets voor en ook op die klim kan ik me niet voorstellen dat er veel gaat gebeuren. Pas op Mur de Péguère verwacht ik actie en eigenlijk dan nog niet eens. Daarna volgt een afdaling van bijna 30 kilometer, waarna we nog eens 12 kilometer omhoog moeten. Leer mij klassementsrenners kennen, die gasten gaan pas op de slotklim actie ondernemen. Tegen die tijd hebben de vluchters van de dag waarschijnlijk al een grote voorsprong bij elkaar gefietst, schat ik zo in. Je bent altijd afhankelijk van de ploegen, maar ik denk niet dat er ook maar één ploeg is waarbij het idee leeft dat ze Alaphilippe tijdens deze rit in de problemen gaan brengen. Dat lukt pas in de Alpen, als het al lukt. Dus ja, wie gaat er de eerste 130 kilometer z'n mannen op kop zetten om te controleren? Ik denk niemand, lijkt me allemaal niet zo handig. Misschien Quick Step zelf, maar dat zou wel heel overmoedig zijn. Misschien dat FDJ nog een rit wil winnen met Pinot, maar daar ontbreekt het dan weer aan de ploeg om de hele rit te controleren. Het is natuurlijk wel de laatste dag voor de rustdag en na de rustdag gaan we verder met een vlakke rit, dus eigenlijk is er geen enkel excuus om vandaag niet 100% te geven. Je zit natuurlijk ook met Thomas die een teken van zwakte toonde, hem moet je nu eigenlijk gewoon meteen uitschakelen. Dat zegt de logica, maar wielrennen is geen logische sport. Iedereen gaat weer sparen en dan gaan we hooguit op de voorlaatste klim een keer los. Nee joh, laat lekker gaan. We gaan weer een vlucht zien met 28 Belgen. Tussen de klassementsrenners gaan we overigens wel weer een duel krijgen tussen Pinot en Alaphilippe, toch wel een bijzonder gunstige aankomst voor beide heren. Ik twijfel overigens nog een beetje aan de laatste klim. Van de ene kant leuk dat het lastigste deel meteen in het begin komt, van de andere kant ga je wel weer naar een optocht kijken als er daar geen gaten ontstaan. Lastig. Enfin, ik ga uit van het donkerste scenario en dus verschijnen hieronder vijf mannen die het van de vroege vlucht moeten hebben.
1. Bilbao. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.
2. Nibali. Gisteren de benen even getest, nu volgt het echte werk. De ziekte zal wel weer een beetje uit het systeem verdwenen zijn, anders ga je tijdens de vorige rit niet in de aanval.
3. Meurisse. De obligate Belg omdat het moet. Kwam binnen in de rouwstoet rond Bardet, op grote achterstand dus. Geen idee of hij zich daadwerkelijk heeft gespaard of dat de benen op zijn, daar komen we tijdens deze rit wel achter. Ik zet er toch geen geld op in, dat scheelt.
4. Kangert. Als de mannen van Tour du Jour het zeggen moet het wel heel raar lopen wil het niet zo uitpakken.
5. Gesbert. Nog een keer in de aanval, waarom niet.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:02
SPOILER: Etappe 16
Etappe 16: Nîmes - Nîmes, 177 km

Allememaggies, wat een spannende Tour. Na twee weken koers weten we nog steeds niet wie de Tour gaat winnen, dat is in het verleden wel eens anders geweest. Voor Tourbegrippen krijgen we een ontzettend leuk schouwspel te zien, ook tijdens de tweede week. De tweede Tourweek was een vrij korte week, door de late rustdag reden we slechts vijf dagen achter elkaar. De eerste van die vijf dagen kregen we een massasprint te zien in de straten van Toulouse, waar helaas de ontzettend onsympathieke Caleb Ewan met een banddikte Dylan Groenewegen wist te verslaan. De dag daarna trokken we voor het eerst de Pyreneeën in. Het werd een rit voor de vluchters, aangezien de klassementsrenners zich liever wat wilden sparen met het oog op de tijdrit. Tijdens de rit naar Bagnères-de-Bigorre reed er een grote kopgroep weg. Aan het eind van de lange rit kregen we twee zware beklimmingen voorgeschoteld en op de tweede beklimming zagen we dat drie renners duidelijk beter waren dan de rest. Gregor Mühlberger, Simon Yates en Pello Bilbao reden weg van de rest. Met z'n drieën zouden ze na de afdaling van de Hourquette d'Ancizan naar de finish rijden. Drie rappe mannen, dus de uitkomst was ongewis. Simon Yates bleek over over meer parcourskennis te beschikken dan zijn vluchtgenoten, hij sneed de laatste bocht als beste aan en sprintte naar zijn eerste overwinning van de tweede week. Aanvankelijk was hij naar Frankrijk afgereisd om zijn broer Adam bij te staan, maar aangezien Adam er niets van bakte mocht hij zijn eigen ding doen. Al wisten we toen nog niet echt dat Adam Yates slecht was, maar daar kwamen we snel genoeg achter.

Na de eerste bergrit volgde de tijdrit, in en rond een plaats waar de Tour nog nooit was geweest. Leuk om dat mee te maken, dat er na 106 jaar Tour toch nog nieuwe plaatsen worden ontdekt. In dit schier onbekende plaatsje waar nog nooit iemand was geweest zagen we vooral Julian Alaphilippe boven zichzelf uitstijgen. Hij won de tijdrit, met een flinke voorsprong op de rest. Vooraf was het de vraag hoeveel tijd hij zou inleveren, in plaats daarvan liep de gele trui alleen maar uit op de rest. We zagen Thomas tweede worden, terwijl Thomas De Gendt dan weer derde werd. Kruijswijk deed ook goede zaken, hij werd zesde. Zijn ploeggenoot Wout van Aert deed minder goede zaken, hij bleef in een bocht in een hek hangen en moest met een stevige vleeswond de Tour verlaten. Het goede nieuws is dan weer dat Van Aert ondertussen het ziekenhuis mag verlaten, hij kan gaan werken aan zijn herstel. Tijdens de tijdrit zagen we al enkele renners door het ijs zakken, wat een voorbode bleek te zijn. Daags na de tijdrit trokken we naar de Tourmalet. Op de Tourmalet zagen we de ene na de andere favoriet afhaken. Adam Yates, Dan Martin, Nairo Quintana, Enric Mas, ze deden allemaal niet meer mee. We zagen een verrassend sterk Jumbo-Visma, Kruijswijk kon bijzonder lang rekenen op de steun van De Plus en Bennett. Die twee reden zo sterk dat er van aanvalswerk weinig kwam, iedereen had moeite genoeg om het wiel te houden. Valverde moest eraf, Porte moest lossen, Fuglsang hield het voor gezien. De grootste verrassing kwam op een kilometer van het eind, toen Thomas moest lossen. Hij zou die dag een halve minuut verliezen op Kruijswijk en zelfs nog wat meer op Thibaut Pinot. De Fransman bleek die dag de sterkste te zijn, hij reed in de laatste meters weg van de rest en pakte zo weer eens een ritzege in de Tour. Kruijswijk wist de schade te beperken, in het wiel van de nog altijd verbazende Alaphilippe.

De dag voor de rustdag kregen we nog een keer een mooie rit te zien. Het begon al met de aanvangsfase. Het duurde ongeveer 60 kilometer voor er een vlucht was vertrokken. Men bleef slag om slinger demarreren, maar niemand wist echt weg te rijden. Het duurde tot op de Col de Montségur voor er een groep vertrokken was. Het was wel meteen een grote groep, met in die groep veel renners die een dag eerder een paar rake klappen hadden ontvangen. Onder meer Quintana, Mollema en Dan Martin zaten in de omvangrijke kopgroep. De aanwezigheid van Quintana kon op weinig goedkeuring rekenen van de rest, de Colombiaan stond op zeven minuten van Alaphilippe en was daardoor toch wel een redelijke bedreiging voor Quick Step. De groep van 36 man kreeg daarom lange tijd niet meer dan drie minuten voorsprong, terwijl we in het peloton zelfs jongens als Richeze en Viviani op kop zagen rijden. Richting de tussensprint, waar Matthews toch nog wat prijzengeld voor Sunweb bij elkaar wist te fietsen, daalde de voorsprong. Daarna leek Quick Step het ineens op te geven, in aanloop naar de beklimming van Port de Lers groeide de voorsprong weer flink. Eenmaal op deze klim zagen we vooraan de nodige renners lossen. Onder meer Nibali en Mollema moesten er meteen af, toch redelijk beschamend. Simon Yates, die weer in de kopgroep zat, liet meteen zien over goede benen te beschikken. Hij trok al eens in de aanval, al liet hij zich snel weer inlopen. In het peloton zagen we op deze klim dan ineens Enric Mas lossen. Een paar dagen daarvoor maakte hij volgens Lefevere nog kans om de Tour te winnen, nu moest hij al lossen terwijl ploeggenoot Viviani nog op kop reed. Op de Lers zagen we Quintana en Dan Martin al een keer lossen voorin, ook pijnlijk. Richting de top sloten ze wel weer aan, maar de toon was gezet.

De voorsprong van de koplopers was op deze klim opgelopen naar vijf minuten, het leek bijna alsof Quintana toch weer onder de mensen ging komen, maar die illusie duurde niet lang. In de afdaling van de klim liep de voorsprong weer terug naar vier minuten. In aanloop naar de volgende klim, de lastige Mur de Péguère, zagen we vanuit de kopgroep Simon Geschke in de aanval gaan. De bebaarde Duitser reed al snel een mooie voorsprong bij elkaar, terwijl we in de groep daarachter Soler en Amador op kop zagen rijden voor Quintana. Toen we het steile deel van de Mur de Péguère bereikten zagen we in het peloton Mikel Landa in de aanval gaan. De altijd aanvallende Bask kon zichzelf weer niet bedwingen en in eerste instantie kreeg hij Fuglsang mee. Landa ging alleen wat te hard voor Fuglsang, dus moest hij solo verder. Aan de kop van de koers zagen we inmiddels Simon Yates wegspringen uit de achtervolgende groep, hij ging achter Geschke aan. Op de top kwam Geschke uiteindelijk als eerste boven, net voor Yates. Een achtervolgend groepje met Nairo Quintana zat ook niet ver, maar ze wisten nooit meer de aansluiting te maken. In de afdaling die volgde sloot Yates aan bij Geschke en ze liepen alleen maar verder uit. In het peloton zagen we ondertussen de mannen van Jumbo-Visma lichtelijk nerveus worden. Landa had nochtans een minuut of zes achterstand, maar ze wilden hem toch niet laten rijden. Desondanks had Landa toch al een halve minuut voorsprong bij elkaar gefietst, en dan kwam hij ook nog eens zijn ploeggenoot Soler tegen. Die was vanuit de achtervolgende groep naar achteren verdwenen, maar kon nu wel mooi wat werk verrichten voor Landa. Na de top van de klim kwamen ze ook nog Amador tegen, waardoor ze de lange afdaling en het stuk in de vallei met z'n drieën konden afwerken. Landa bevond zich tegen die tijd op een minuut of twee van de kop van de koers, terwijl het peloton op 2:30 rondreed.

In de lange afdaling liepen Yates en Geschke steeds verder uit op de groep Quintana. Van een paar seconden liepen ze verder uit naar een voorsprong van anderhalve minuut. Landa kwam ondanks het werk van zijn twee ploeggenoten ook niet echt dichterbij, hij bleef hangen op een achterstand van iets meer dan twee minuten. In het peloton namen ze wat meer gas terug, waardoor hun achterstand opliep tot bijna vier minuten. Dat was dan wel weer het signaal voor ploegen als Astana en Bora om te gaan rijden, de klassementen van Buchmann en Fuglsang mogen niet zomaar weggegeven worden. Aan de voet van de slotklim bleven de verschillen ongeveer hetzelfde, al kwam de groep der favorieten wel iets terug tot een achterstand van drie minuten. Op de slotklim zagen we Yates al snel Geschke achterlaten, hij ging solo op weg naar zijn tweede overwinning. De groep Quintana werd bijna bijgehaald door Landa, die inmiddels Amador en Soler achter zich had gelaten. Het was een mooi plannetje van Movistar, dat nog wat mooier had kunnen worden als Quintana zich een goede ploeggenoot had getoond. Dat gebeurde uiteraard niet, zodra Landa aansloot ging Quintana van de kop van de groep naar de achterkant. Het zal na de rit gezellig zijn geweest in de bus, een povere daad van een klein mens. Landa moest daarom zelf maar achter Yates aan, zonder steun. Hij knabbelde snel wat van de voorsprong af en kwam tot op een minuut van Yates, maar daar hield het op. In de kilometers daarna kwam hij niet meer dichterbij, het was duidelijk dat Yates zijn tweede rit van de week ging winnen.

In het peloton zagen we de knechten van Jumbo snel afhaken. De Plus had al moeten werken op de Mur de Péguère en ook in de vallei werd hij op kop gezet. Aan de voet van de klim was hij al verdwenen. Bennett was op de vorige muur al bijna gelost en kon daarom op de slotklim niet langer dan een kilometer of twee wat werk verrichten. De verduiveld sterke Gaudu mocht daarna het kopwerk voor zijn rekening nemen in die groep. Het bleek het ideale lanceerplatform voor Thibaut Pinot, die op een kilometer of zes van het eind in de aanval ging. Hij kreeg meteen Alaphilippe, Bernal en Buchmann met zich mee, terwijl Thomas en Kruijswijk bleven zitten. Pinot bleef versnellen en dat werd Alaphilippe uiteindelijk te gortig. Hij moest afhaken en viel in de kilometers daarna terug tot de groep van Thomas en Kruijswijk. Bernal en Buchmann konden langer volgen, maar moesten er even later toch af. Pinot was ontketend, niemand kon hem volgen. Hij reed naar Landa toe, die zich nog steeds op een minuut van Yates bevond. Pinot nam meteen het commando over en wist aan de finish terug te komen tot op een halve minuut van Yates. Voor de overwinning was het bij lange na niet goed genoeg, maar voor de gele trui deed Pinot fantastische zaken. Hij reed weg van al zijn directe concurrenten. Landa eindigde in zijn wiel, maar die staat nog steeds een paar minuten achter hem. Bernal en Buchmann wisten de schade behoorlijk te beperken, zij kwamen binnen op 18 seconden van Pinot en Landa. Daarachter zagen we ineens Kämna binnenkomen, de jonge Duitser van Sunweb. Hij zat in de kopgroep en van die 36 man bleek hij na Yates de sterkste te zijn, een straffe prestatie. Een paar seconden achter Kämna zagen we Thomas, Kruijswijk en Valverde binnenkomen. In de laatste kilometers wisten ze nog weg te rijden bij Alaphilippe, die voor het eerst deze Tour moest lossen. Hij had zichzelf toch een beetje opgeblazen door Pinot te volgen en daarom verloor hij meer dan een minuut op Pinot en een kleine halve minuut op de rest.

Alaphilippe toonde dan wel een eerste teken van zwakte, hij staat er nog steeds bijzonder goed. Anderhalve minuut voorsprong op de voorlopige nummer twee, Geraint Thomas. De mannen achter Thomas staan dicht bij elkaar, we duiken de slotweek in met zes renners die de Tour nog kunnen winnen. Door alle schermutselingen doen Bernal, Buchmann en Pinot volop mee om de eindzege, net als Kruijswijk. Zonder het tijdsverlies tijdens die waaierrit zou Pinot er nu geweldig voorstaan, maar als hij tijdens de Alpen deze exploten weet te herhalen komt het zelfs met dat tijdsverlies nog helemaal goed. Op basis van de Pyreneeën lijkt Pinot de gedoodverfde winnaar, maar er kan nog een hoop gebeuren. We moeten nog zes ritten afwerken. Om te beginnen een vlakke rit, met een kans op waaiers. Daar ging het de vorige keer al verkeerd bij Pinot. Daarna een rit voor de vluchters richting Gap, waarna we de Alpen gaan verkennen. Drie zware bergritten achter elkaar, daar kan nog een hoop gebeuren! Het wordt een warme week, we krijgen temperaturen rond de 40 graden. Dat in combinatie met een aantal zware beklimmingen boven de 2000 meter maakt dat we nog geen zinnig woord kunnen zeggen over de uitkomst van de Tour van 2019. En dat maakt het natuurlijk extra leuk voor ons als kijker, we hebben echt nog iets om naar uit te kijken. Laat maar komen, die derde week. Al moeten we dan wel eerst even de volgende etappe zien te overleven. We gaan van Nîmes naar Nîmes. Een relatief vlakke rit, waarbij alleen de wind ons eventueel kan redden. Zonder wind of met wind die niet goed staat wordt het een doodnormale sprint.

GhUyLNA.png
c846c

Tijdens de rustdag bevonden de renners zich in verschillende hotels in en rond Nîmes. Na de rustdag gaan ze van start in het centrum van deze stad met 154.000 inwoners. Het is een stad waar ze de laatste jaren een overschot op de begroting lijken te hebben. In Nîmes vond namelijk de start van de Vuelta a España van 2017 plaats. Zoals wel vaker begon de Ronde van Spanje met een ploegentijdrit. Een kleine tijdrit, in de straten van de stad zelf, gewonnen door BMC. Een dag later zou ook de eerste rit in lijn van start gaan in Nîmes. Twee jaar later komt dan weer de Tour op bezoek. We brachten hier de rustdag door, vertrekken nu in Nîmes om er 177 kilometer later weer aan te komen en ook morgen gaan we praktisch in Nîmes van start. Er zitten wielerfans in de gemeenteraad, dat kan niet missen. Voor de Vuelta van 2017 was de Tour hier ook nog eens in 2014. Een lange rit van 222 kilometer met vertrek vanuit Tallard zou aankomen in deze stad. Het zou eindigen in een sprint, die werd gewonnen door Alexander Kristoff. Zes jaar eerder kwam de Tour ook eens langs, in 2008. Opnieuw een rit die eindigde in een massasprint, gewonnen door Mark Cavendish. De inmiddels afgetakelde Brit pakte zijn vierde overwinning van die Tour mee, er stond geen maat op. Een paar jaar daarvoor, in 2004, zagen we een iets leukere ontknoping in de straten van Nîmes. Voor de verandering een keer geen massasprint, in plaats daarvan kregen we een strijd tussen de vluchters. In de finale van de rit reed Aitor Gonzalez weg uit de kopgroep en ze zagen hem niet meer terug. Een overwinning voor TerminAitor, die na zijn oppermachtige overwinning in de Vuelta van 2002 al een tijd niets meer had laten zien. Die dag in 2004 was een zeldzame opleving. Een jaar later zou hij voor de dopingbijl gaan en uit het peloton verdwijnen. Uit de schijnwerpers verdween hij dan weer niet, in de jaren daarna kwam hij nog regelmatig in het nieuws als hij weer eens in aanraking kwam met justitie. In een verder verleden zagen we ook nog Frank Hoste en André Darrigade ooit winnen in Nîmes. De stad debuteerde in 1949 in de Tour, de eerste die op het idee kwam om te winnen in Nîmes was Emile Idée. Godverdomme, wat kinderachtig. Van start gaan de renners in het centrum, in de buurt van het bekendste gebouw van Nîmes. Ik heb het dan natuurlijk over de lokale arena, Arènes de Nîmes. Een goedbewaard amfitheater, gebouwd tussen 50 en 100 na Chr. en geïnspireerd op het Colosseum in Rome. Aan de buitenkant zijn twee niveaus van zestig bogen elk te onderscheiden. Binnen bood deze arena plaats aan 24.000 toeschouwers verdeeld over 34 tribunes. De arena is ontworpen voor gladiatorengevechten, maar werd in de Middeleeuwen verbouwd tot een versterkt dorp en had tot 1812 twee kerken, een klein kasteeltje en circa 220 huizen. Tegenwoordig worden er in de arena soms stierengevechten gehouden, tevens geven ze hier soms concerten en voorstellingen. Zo, dat weten we dan ook weer. In de buurt van de arena komen we ook een museum tegen, waar de ploegentijdrit tijdens de Vuelta van 2017 eindigde. Dat was een beetje een vreemd verhaal, want het voormalige Musée Archéologique werd toen verbouwd. Die verbouwing was alleen nog niet klaar, dus finishte men voor de deuren van een gebouw in de stijgers. Ondertussen is de verbouwing wel klaar. Het museum heet nu Musée de la Romanité en is voorzien van een bijzonder lelijke modernistische façade. Wel een aanrader, dit museum. Buiten het feit dat je hier alles komt te weten over de Romeinse geschiedenis van de stad heb je vanuit dit gebouw ook een mooi uitzicht op de arena. Vooral vanaf het kicken dakterrasje, niks mis mee.

1806-180608-8745r1wadezimmerman.jpg

De renners gaan dus van start in de buurt van de arena. Tijdens de neutralisatie rijden ze een rondje door het statige centrum van Nîmes. Na een tijdje komen ze op een weg terecht die ze buiten de stad brengt. Een deel van deze weg zien we in de finale van de rit weer terug, we noemen het maar een extra verkenning. De neutralisatie duurt vandaag tien minuten en aan het eind van die tien minuten bevinden we ons in de buurt van het lokale vliegveld, Aérodrome de Nîmes-Courbessac. Voorbij dit kleine vliegveld gaat de koers van start. In de eerste vier kilometer van deze rit loopt de weg vals plat omhoog, aan twee procent gemiddeld. Stelt niet veel voor, maar met roestige benen na de rustdag is het geen aangenaam begin. In deze eerste kilometers rijden we rechtdoor het binnenland in, met alleen een rotonde onderweg. Aan het eind van dit stukje heuvelop slaan de renners rechtsaf, waarna er vier kilometer voorzichtig wordt gedaald terug naar de bewoonde wereld. Beneden komen we uit in het plaatsje Marguerittes, waar het bij een rotonde naar links gaat. De weg waar we ons nu op bevinden gaan we een kilometer of 10 volgen. Een brede en rechte weg, met tussendoor alleen een paar rotondes. De weg die we volgen is vooral vlak, maar gaandeweg wordt het wat glooiender. Het gaat een keer een tijdje wat meer omhoog, waarna er wat meer een duik naar beneden volgt richting de Gard. Na een kilometer of 20 komen we uit bij deze rivier, waarna er een bocht naar links volgt. Aan de overkant zien de renners Remoulins liggen, een plaats waar we morgen doorheen gaan fietsen. Remoulins negeren we nu, maar we rijden dan wel weer naar de startplaats van morgen. Over een vlakke weg rijden we een aantal kilometer vooral rechtdoor richting Pont du Gard, je weet wel, die ene brug. Beetje overbodig om nu in het parcours op te nemen als we er morgen van start gaan, maar afijn. Het laatste stukje richting de Pont du Gard rijden de renners over een weg waar normaal alleen toeristen lopen. Via een weg die is vastgemaakt aan het aquaduct steken ze over, waarna ze aan de andere kant van de rivier verdergaan met de rit. Meer over dit kicken bouwwerkje morgen!

pont-du-gard.jpg

We hebben inmiddels 23,5 kilometer afgewerkt. Aan de andere kant van de rivier rijden we nog een tijdje verder over de weg die normaal alleen toegankelijk is voor betalende toeristen. We rijden bijna de parkeerplaats op van deze toeristische attractie, maar dan slaan we rechtsaf. Het gaat even rechtdoor, tot aan een rotonde. Hier gaat het rechtdoor, waarna we kort achter elkaar nog eens twee rotondes tegenkomen. Bij de tweede rotonde gaat het linksaf en dan rijden we rechtdoor Castillon-du-Gard in. De weg in en rond dit dorpje is bijzonder smal en in het dorp zelf loopt het een beetje vals plat omhoog. Na wat bochtenwerk verlaten we Castillon weer en dan rijden we nog even verder over de smalle weg. Uiteindelijk bereiken de renners een bredere weg, die de komende 13 kilometer gevolgd gaat worden. Zeven kilometer lang loopt de weg lichtjes omhoog, zonder dat het ooit op echt klimmen lijkt. Het gaat vooral rechtdoor, maar af en toe passeren we wel een dorpje waar dan weer wat verkeersremmers liggen. Na een tijdje rijden we door Pouzilhac, waar het tijdelijk naar beneden gaat. Daarna gaat het nog eens een kilometer vals plat omhoog, voor we een kilometer of drie in licht dalende lijn afwerken richting Connaux. In Connaux slaan de renners linksaf. Ze rijdne een aantal kilometer rechtdoor over een iets smallere weg. Het is een licht glooiende weg, de komende kilometers gaat het een paar keer op en af. Aan het eind van deze weg slaan de renners rechtsaf en daarna meteen weer naar links, waarna het vier kilometer min of meer rechtdoor gaat richting Cavillargues. Deze weg is nog steeds vrij smal, tevens loopt het een aantal kilometer licht omhoog. Buiten het dorp is het even vlak, maar dan gaat het nog eens drie kilometer verder omhoog. Dit laatste deel is wat zwaarder, het gaat zowaar een tijdje aan 3% omhoog. Heftig. Aan het eind van deze weg slaan we linksaf, waarna de renners op een bredere weg terechtkomen. Deze weg loopt nog een kilometer omhoog, maar daarna is het drie kilometer vlak. Renners die bang zijn voor de wind hebben voorlopig nog geluk, tot nu toe rijden we vooral door beschut gebied en ook hier staan er weer genoeg bmomen langs de kant van de weg. Na het vlakke stuk gaat het twee kilometer voorzichtig naar beneden. We komen uit bij een rotonde, waarna het een tijdje rechtdoor gaat over een vlakke weg. De renners zijn op weg naar de tussensprint van de dag, die na 60,5 kilometer in Vallérargues ligt. Na nog een rotonde rijden de renners lagns deze tussensprint. Voorbij de tussensprint rijden ze een aantal kilometer verder over de brede weg, die af en toe een beetje vals plat omhoog loopt. Een paar kilometer verderop komen ze uit in Seynes, waar ze op de achtergrond een paar kicken rotswandjes hebben liggen die geschikt zijn voor het betere klimwerk.

dsc04962.jpg?w=821&h=547

Richting Seynes rijden de renners nog wat verder over de brede en licht bochtige weg, maar net buiten het dorp slaan ze rechtsaf. Over een smallere weg rijden ze het dorp in, wat me verder vrij overbodig lijkt. Na de toch door het kleine centrumpje komen ze buiten het dorp weer op de brede doorgaande weg uit. Langs de kant van de weg zien we nog meer rotswanden verschijnen, het is best een fraaie omgeving om doorheen te fietsen. De weg loopt een kilometer of twee licht naar beneden, maar het is breed en recht dus het is hier vrij eenvoudig fietsen. Daarna rijden de renners zeven kilometer verder over een vlakke weg, door wat meer open terrein. Het terrein was eerst altijd vrij, maar hier komen we wat meer op het grondgebied van de boeren terecht. Aan het eind van deze weg kome nwe in rotondeland terecht. Vrij snel achter elkaar komen we vijf rotondes tegen, terwijl we steeds dichter bij het centrum van Alès komen. In eerste instantie bevinden we ons nog buiten de bebouwde kom, waar het terrein door bomen toch beschut is. Het is vooral vlak, maar een paar rotondes later gaan we toch nog een stuk naar beneden. De volgende kilometers is het vlak, terwijl we ons inmiddels wel in de bebouwde kom bevinden. Na nog wat rotondes gaat het over een wat smallere weg licht naar beneden. We rijden aan het eind van deze weg door een smal tunneltje, na deze tunnel gaat het bij een rotonde schuin naar links. Vervolgens rijden we het centrum van Alès in, een stad waar in het verleden nog wel eens een Tourrit aankwam. In 1991 bijvoorbeeld, toen won Moreno Argentin hier. Verder kennen we Alès vooral van de voorjaarskoers Etoile de Bessèges. Jaarlijks eindigt dat rondje hier, met een tijdrit vanuit Alès naar Montée de l'Hermitage. Dit jaar werd die tijdrit toevallig gewonnen door Christophe Laporte, een renner die inmiddels al een tijdje uit deze Tour is verdwenen.

vue-ales-plu.jpg

In de stad waar Laurent Blanc geboren is slaan we in het centrum linksaf, waarna we nog een paar rotondes tegenkomen. De renners rijden via de Pont Neuf over de rivier Gardon d'Alès en slaan daarna rechtsaf. We rijden een tijdje langs deze rivier, maar slaan uiteindelijk bij een rotonde linksaf, waarna we landinwaarts trekken. Na de bocht naar links begint de weg direct omhoog te lopen, we klimmen twee kilometer aan 3% gemiddeld. Deze niet al te lastige klim brengt ons naar Saint-Jean-du-Pin. In het centrum van dit dorpje gaat het even kort naar beneden, met ook nog wel een lastige bocht, maar daarna gaan we gelijk weer verder omhoog. We krijgen zelfs nog met een gecategoriseerde klim te maken, de Côte de Saint-Jean-du-Pin. Dit klimmetje is een kleine twee kilometer lang aan 4% gemiddeld, ook niet heel schokkend. Vierde categorie, dus er ligt één schamel puntje op de top. Op de top hebben we ondertussen 96 kilometer afgewerkt, we bevinden ons over de helft van de rit. Na de top van de klim is het nog een kilometer zo goed als vlak, maar daarna wordt er drie kilometer gedaald. Dalen doen we over een brede weg die voorzien is van vrij slecht asfalt. Een paar bochten onderweg, dus een beetje hoog in de concentratie zitten kan geen kwaad. Aan het eind van dit kleine afdalinkje rijden we door het dorpje Générargues. Buiten het dorp loopt het zelfs nog een paar meter omhoog, maar daarna is het vlak terwijl we richting het volgende dorp van enig belang fietsen. Tussendoor rijden we nog wel onder een kicken bruggetje door, een versimpelde variant van Pont du Gard. Na 104 kilometer komen we uit in Anduze, een plaats waarvoor ze het woord pittoresk hebben uitgevonden. Het ligt fraai gebouwd aan de rivier, met op de achtergrond aan de ene kant een uit de kluiten gewassen rots en aan de ander kant een imponerende rotswand. In Anduze pakken de renners een bocht van 90 graden mee, waarna ze over een brug rijden. Tijdens het rijden over de brug doen ze er verstandig aan even naar rechts te kijken, dan zien ze in één oogopslag al dat natuurschoon.

anduze_0.jpg

Aan de andere kant van de brug slaan de renners linksaf, waarna er een rondje door Anduze volgt. Ze fietsen langs de mooie Tour de l'Horloge en verlaten daarna dit dorpje weer. Buiten het dorp rijdt het peloton een aantal kilometer over een brede weg met de naam Route de Nîmes. Het is een behoorlijk vlakke weg, al gaat het in het dorpje La Madeleine wel een paar meter omhoog. Verder is dit niet het meest spannende deel van het parcours. Het is nog steeds behoorlijk beschut, ook hier komen we weer veel bomen tegen. Een paar kilometer later komen we uit bij een rotonde, waar het schuin naar links gaat. Na deze rotonde komen we dan wel een keer wat open terrein tegen, hier zou het eventueel interessant kunnen worden. Duurt overigens niet lang, al snel verschijnen er weer bomen en niet lang daarna slaan we dan weer bij de volgende rotonde rechtaf. We rijden Lézan in en na een paar bochten verlaten we dit dorpje weer. Buiten Lézan loopt de weg een kilometer of twee vals plat omhoog, waarna het vier kilometer vlak is tot in Lédignan. In dit stuk van vier kilometer gaat het vooral rechtdoor, terwijl het terrein helemaal open is. De ploegleiders gaan dit stukje ongetwijfeld noteren, mocht het enigszins waaien. Na 118 kilometer komen we uit in Lédignan, hier moeten de renners vooral wat verkeersmeubilair ontwijken. De straten worden tijdelijk ook wat smaller, maar buiten het plaatsje is alles weer breed. We rijden nog drie kilometer verder over deze brede weg, die licht glooiend is. Nog steeds door behoorlijk open terrein, iets wat ook na de volgende bocht zo blijft. We slaan linksaf en en rijden dan nog een kilometer of drie over een licht glooiende weg, richting Domessargues. Voorbij dit dorpje gaat het wat meer naar beneden, zonder dat er van een echte afdaling sprake is. Het terrein blijft grotendeels open als we richting Moussac fietsen, een plaats die we na 132 kilometer gaan bereiken. Voor we dat doen volgt er nog wel eerst een bocht naar rechts en even verderop een scherpe bocht naar links, waarna we via een brug over de Gardon rijden.

Chateau-de-Moussac-3.jpg

De koers gaat weinig aandacht besteden aan Moussac. Aan de andere kant van de brug slaan we eigenlijk meteen rechtsaf en dan rijden we over een brede weg verder richting Uzès. Het is een grotendeels rechte weg, waar de beschutting meestal ontbreekt. Ze hebben de mooiste wegen bewaard voor het laatst, hier gaat het honderd procent los als de wind ook maar een klein beetje gunstig staat. De weg die we nu volgen is eerst een kilometer of drie volledig vlak, maar daarna loopt het een kleine drie kilometer heel licht vals plat omhoog. Er verschijnen weer wat meer bomen in beeld en daarna rijden we door het dorpje Garrigues. Buiten dit dorpje krijgen we dan weer open vlaktes, terwijl de weg inmiddels weer vlak is. Na een paar vlakke kilometers gaat het wel weer een paar kilometer wat vals plat omhoog, maar echt klimmen wordt het nooit. Het blijft behoorlijk open, tot we na 145 kilometer uitkomen in Arpaillargues uitkomen. In dit dorpje wordt het ook even wat bochtiger, wat ook daarbuiten het geval zal blijven. Door een bos rijden we verder richting Uzès. We komen aan het eind van het bos uit bij een rotonde, waarna we via een licht oplopende weg richting het centrum van Uzès fietsen. Een historische stad, met de nodige opvallende gebouwen. Zo is er bijvoorbeeld de kathedraal Saint-Théodorit. Daarnaast valt de Tour Fenestrelle op, bovendien is er het Paleis van de Duc d'Uzès. Uzès is de zetel van het hertogdom L'Uzège. Dit zou het eerste hertogdom ooit moeten zijn, maar dat zal dan wel weer een broodje aap zijn. De renners rijden dwars door het centrum van Uzès en komen dan ongetwijfeld tot de conclusie dat het een mooi centrum is. Het favoriete snoep van sommige renners wordt hier ook mede geproduceerd. Er staat een fabriek van Haribo in deze stad, omdat we ons in een regio bevinden waar nogal wat zoethout vandaan komt. Ook is er een museum, waar je alles te weten komt over de productie van deze snoepjes. Door de sponsoring van Haribo werd er vroeger ook een koers georganiseerd in Uzès, de Classic Haribo. Helaas bestaat deze wedstrijd sinds 2006 niet meer, terwijl de erelijst toch de nodige mooie namen bevat. In het verleden wonnen onder meer Jaan Kirsipuu, Thor Hushovd, Laurent Jalabert, Erik Zabel en ook Gans de Clercq deze wedstrijd. Dat de laatste twee edities werden gewonnen door nobuddies als Gorik Gardeyn en Arnaud Coyot zal de doodsteek zijn geweest.

uzes.jpg

Na flink wat bochten in het mooi Uzès rijden de renners een tijdje rechtdoor richting het zuiden. De komende negen kilometer rijden de renners over brede wegen die behoorlijk recht zijn. Het is ook behoorlijk vlak, al zou het buiten Uzès een tijdje naar beneden gaan. Dat valt met het blote oog amper waar te nemen, dus valt het wel mee. Een stuk of drie rotondes later bevinden we ons buiten het bebouwde gebied, hier neemt de natuur het weer over. Er staan redelijk veel bomen, iets meer beschutting tijdens dit deel van de rit. Na een stuk in zogenaamd dalende lijn loopt de weg nog een keer een kilometer vals plat omhoog, maar ook dat stelt weinig voor. Het loop vervolgens weer heel licht naar beneden, terwijl er koers wordt gezet richting de volgende brug van de dag. Op 18,5 kilometer van de finish komen we uit bij de Pont Saint-Nicolas. Voor we over deze brug fietsen rijden we eerst nog tussen twee rotswanden door, een machtig mooi beeld. Als we over de wat smallere brug zijn gereden slaan we linksaf, waarna we een tijdje langs de Gardon gaan fietsen. De weg langs deze rivier is adembenemend mooi, de toeristische afdeling van de Tour heeft weer een prachtige weg weten te vinden. Het is wel een bochtige weg, die ook nog eens een aantal kilometer omhoog zal lopen. Het gaat ongeveer vier kilometer omhoog, dat zullen de sprinters niet zo leuk vinden. Eerst iets meer dan een kilometer vals plat, met daarna een stuk van 2,5 kilometer aan 4%. Heel zwaar is het niet, maar je begint hier als sprinter toch het liefste van voren. Na deze strook gaat het een paar meter naar beneden, waarna er direct een volgende knikje omhoog volgt. Het gaat nog eens 500 meter omhoog aan 5%, toch hinderlijk voor de sprinters zonder klimmersbenen. Hierna is het anderhalve kilometer vlak, terwijl we over een enorm brede weg richting Nîmes rijden. We bevinden ons inmiddels op een kilometer of 12 van het eind.

ob_07f684_dscn1748-jpg
proxy?url=http%3A%2F%2F4.bp.blogspot.com%2F-4QROBNVA9Rs%2FU4ttMeF1VpI%2FAAAAAAAACDA%2F1p3c1tJvFpk%2Fs1600%2FDSC06706_1024.jpg&container=blogger&gadget=a&rewriteMime=image%2F*

Na het stuk vlak gaat het kort naar beneden, waarna het nog eens twee kilometer min of meer vlak is. Vervolgens volgt er een lange afdaling, over een weg die alleen maar breder lijkt te worden. Zonder lastige bochten gaat het vier kilometer naar beneden, tot aan de buitenrand van Nîmes. We rijden de buitenwijken in en daar begint het wat meer af te vlakken. Op wat flauwe bochten na komen we tot op vijf kilometer van de streep weinig bijzonders tegen, alleen wat verkeersmeubilair. Op vijf kilometer van het eind volgt er dan wel weer een lastige bocht bij een rotonde. Het gaat naar links en dat zal in licht dalende lijn een pittige bocht worden. Na deze bocht rijden de renners 600 meter rechtdoor, waarna het nog eens scherp naar links gaat. Ook een lastige bocht, krijgt een uitroepteken in het roadbook. Als deze bocht genomen is bevinden we ons op de weg waar we tijdens de neutralisatie ook al over reden, dat is wel te gek. Lang blijven we alleen niet op deze weg, terwijl we ondertussen ook nog een keer de weg gesplitst zien worden voor een passage onder een viaduct door. 700 meter verderop volgt er een versmalling, waarna de renners rechtsaf slaan. Ze rijden nu nog steeds in licht dalende lijn verder rechtdoor tot op drie kilometer van het eind. Hier volgt er bij een rotonde een bocht naar rechts. Vervolgens gaat het een tijd rechtdoor over een brede weg die inmiddels wel is afgevlakt. Op 2,5 kilometer van het eind komen we weer een rotonde tegen, waar we rechtdoor moeten. Op wat flauwe bochten na gaat het nu vooral rechtdoor tot op 1800 meter van het eind, wanneer de volgende rotonde volgt. Na deze stevige rotonde rijden we rechtdoor de laatste kilometer in. Ook in de laatste kilometer rijden we eigenlijk gewoon vrolijk rechtdoor over een brede en vlakke weg. Er lijkt totaal niets aan de hand te zijn, tot we op 380 meter van het eind nog een rotonde tegenkomen. We passeren langs de rechterkant van deze rotonde en rijden daarna in de laatste 300 meter rechtdoor tot aan de finish. Beetje een ridicule finish, leg de meet voor die laatste rotonde en er is niets aan de hand. Enfin, er moest nog wat extra spektakel komen zeker. Op de rotondes na zijn de laatste kilometers wel betrekkelijk makkelijk, dat scheelt dan weer.

ca5d4
g6dW0vy.png

We zijn terug bij af, terug in Nîmes. Een stad met een stevige geschiedenis. Vooral een Romeinse geschiedenis, dat weten we eigenlijk alleen al dankzij die goed bewaarde arena in het centrum. Toch zijn er nog wel meer leuke feitjes over Nîmes te vinden, zoals het feit dat de naam denim oorspronkelijk afkomstig is van Nîmes, namelijk: "de Nîmes". Zo, koekoek. Goed, terug naar de Romeinse tijd. Onder keizer Augustus werd het een belangrijk centrum. We zien dat niet alleen aan de arena, maar ook aan het Maison Carrée, dat wordt beschouwd als de best bewaarde Romeinse tempel. Deze tempel was gewijd aan de "Prinsen van de Jeugd" (de kleinzonen van de keizer). De arena zelf zou dan weer het best bewaarde Romeinse amfitheater zijn, kan kloppen. Aan de rand van het stadscentrum bevindt zich het stadspark Jardins de la Fontaine. Deze tuinen zijn gelegen op de Cavalierberg. Beneden aan de zijkant van deze tuinen, bevindt zich de Temple de Diane. Er is niet heel veel meer van over, maar de ruïne is op zichzelf interessant genoeg. De naam is ook vrij interessant, aangezien de tempel niets met de godin Diana te maken schijnt te hebben. Het was een gebouw ter ere van de keizer, niet van een godin. Op de top van de Cavalierberg komen we tot slot ook nog de Tour Magne tegen. Deze toren maakte deel uit van de Romeinse ringmuur en is eigenlijk zo'n beetje het enige wat daarvan nog over is. Buiten al dat moois hebben ze in Nîmes natuurlijk ook nog wel een aantal nieuwere gebouwen. De kathedraal Notre-Dame-et-Saint-Castor haalt het niet bij een Romeins bouwwerk, maar toch best aardig. Het gezelligste plein van Nîmes schijnt de Place du Marché te zijn. Hier komen we een palmboom tegen en een fontein met een krokodil, indrukwekkend. Naast het net geopende Musée de la Romanité hebben ze hier nog tal van musea, zoals het Carré d'Art. Ook is er een planetarium, moet allemaal kunnen. Tevens nog een shout-out naar de lokale voetbalclub, Nîmes Olympique. Zo groot is de stad Nîmes niet eens, maar toch hebben ze een voetbalclub die op het hoogste niveau actief is. Lekker bezig, ga zo door.

vueduciel_0.jpg

In Nîmes wordt het morgen 37 graden. Ik pak de zonnebrand factor 9000 er vast bij. Er is geen kans op regen, maar volgens mij is het in deze regio altijd gortdroog. Er is wel wat kans op wind, die vooral vanuit het zuiden zou komen. We rijden vandaag een rondje, dus dan staat ie vanzelf een keer ergens schuin in de zij. Dat lijkt vooral in het stuk tussen Anduze en Uzès het geval te zijn. Toch een stuk van een kilometer of 50 waar het terrein soms behoorlijk open is. Het kan daar vrij leuk worden, maar er is wel een bezwaar. In Uzès bevinden we ons op 30 kilometer van het einde. Hier draaien we af richting het zuiden, dus dan zou het in de laatste 30 kilometer vooral tegenwind zijn. Dat komt het mogelijke waaierspektakel niet ten goede, ik ga voorzichtig uit van een flopshow. Zonde, want in principe gaat het waarschijnlijk hard genoeg waaien. Een beetje tegenwind in de finale komt de sprinters wel weer goed uit, dan zal het tempo wat lager liggen en vormen de laatste klimmetjes ook geen belemmering meer. We gaan het allemaal meemaken vanaf 13:20. Dan begint de rit pas, vrij laat. Na een neutralisatie van 10 minuten gaan we om 13:30 echt van start. Eurosport 1 is er meteen weer bij, de rest laat weer op zich wachten. Rond 14:10 mag u zappen naar Sporza, al komt het in de praktijk vaak neer op 14:20. Finishen zouden we tussen 17:16 en 17:37 moeten doen.

last-minute-nimes.jpg

Dit lijkt me toch wel gewoon een massasprint te worden. Er staan nog voldoende sprinters aan de start en aangezien ze niet zo gek veel kansen hebben gehad zullen ze deze kans niet laten liggen. Anders zijn ze voor niets over de Pyreneeën gekropen, dat doe je niet voor je lol. Het enige bijzondere is dat twee van de sprintersploegen ook een klassementsman hebben. Alaphilippe draagt zelfs het geel, maar aangezien zijn ploeg in de bergen verder toch geen rol van betekenis kan spelen zullen ze nu wel gewoon voor Viviani gaan werken. Bij Jumbo-Visma is het misschien een ander verhaal, daar zou men het liefste Tony Martin achter de hand houden waarschijnlijk. Gaat natuurlijk alleen niet kunnen, als je Groenewegen in huis hebt zal er nu gereden moeten worden. Dan nog maar een snipperdagje nemen richting Gap. Bij Lotto-Soudal hebben ze verder helemaal geen keus, die moeten aan de bak voor Ewan. En dan heb je nog een ploeg als Sunweb, misschien willen ze daar wel werken voor Cees Bol. Het kan een nerveuze rit worden vanwege de wind, maar als het inderdaad tegenwind is in de laatste 30 kilometer verwacht ik niet dat er veel gaat gebeuren. Er is nog wel een klimmetje aan het eind, maar als mensen daar moeten lossen kan je beter dat contract meteen ontbinden. We gaan sprinten, met z'n allen. Hoera.
1. Groenewegen. Het verlies van Van Aert is ongunstig, net als de goede prestaties van Kruijswijk. Desondanks vind ik dat Groenewegen deze rit moet winnen, al was het maar omdat anders een van die notoire querulanten die wij sprinters dreigen te noemen de boeken ingaat als de beste sprinter van de Tour van 2019. Dat kan natuurlijk niet.
2. Ewan. Dit akelige mannetje gaat weer proberen te profiteren van het werk van anderen. Normaal zie je een ploeg op kop rijden om de sprinter in een gunstige positie naar de sprint te brengen. Dat doen ze dan door helemaal naar voren te rijden, op kop boren zonder dat er nog renners voor je rijden. Dat is normaal. Bij Lotto-Soudal hebben ze een andere tactiek. Daar rijden ze met z'n allen kop over kop, maar niet op kop van het peloton. Nee, ergens rond plek 20 of 30. Ze offeren alle mannen op om van plek 30 naar plek vijf te rijden, alwaar een andere trein te vinden is. Op dat moment wordt Ewan afgezet in het wiel van een ander. De sprinttrein van Lotto-Soudal zet dus niemand af op kop, maar in het wiel van iemand anders. En die andere ploeg moet dan maar de sprint aantrekken voor Ewan. Walgelijke tactieken, bah. Dat mag niet meer beloond worden. Opdoeken, weg ermee.
3. Viviani. Aanlopende rem, lekke band, het valt allemaal niet mee. En dan moest hij ook nog eens op kop rijden voor de gele trui. Dat heeft hem toch wel veel energie gekost, daardoor komt hij nu net te kort.
4. Sagan. Daar komt het meestal op neer.
5. Colbrelli. Of een ander inwisselbaar figuur zoals Kristoff of ONZE Cees Bol. Heb je allemaal niks aan.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:02
SPOILER: Etappe 17
Etappe 17: Pont du Gard - Gap, 200 km

Het is te warm om me op te winden, ik maak er verder geen woorden aan vuil.

1ZpO4qJ.png
abf08

Gisteren reed hij nog over de brug, maar vandaag staat hij niet aan de start. Als we alle renners opgesteld zien staan voor Pont du Gard ontbreekt Jakob Fuglsang. De onfortuinlijke Deen kende in het verleden al een moeizame relatie met de Tour en aan dat boek kon hij gisteren een nieuw hoofdstuk toevoegen. Na een valpartij verliet hij de Tour, gedesillusioneerd. Alle andere renners zien wel voor de tweede dag op rij Pont du Gard. Voor het eerst in de geschiedenis van de Tour gaat er een rit van start bij dit monument dat uiteraard prijkt op de wereldergoedlijst van UNESCO. We bevinden ons net buiten Nîmes, de stad van gisteren, in de buurt van Vers-Pont-du-Gard. Tijdens de vorige rit kwam het bouwwerk al uitgebreid in beeld, maar nu we er van start gaan kunnen we misschien wat meer achtergrondinformatie kwijt. Ik heb daarvoor een uitermate betrouwbare site gevonden: pontdugard.fr! Er is zelfs een Nederlandse versie van de site en daar vallen ze meteen met de deur in huis: Het aquaduct van de Pont du Gard is een meesterwerk van antieke architectuur en een van de mooiste Romeinse bouwwerken ter wereld. Ontdek een monument waar je niet omheen kunt in het hart van de Provence. De Pont du Gard is een in de eerste eeuw na Christus door de Romeinen gebouwd aquaduct/brug. Het bouwwerk is 49 meter hoog en daarmee de hoogste antieke brug ter wereld. De brug bestaat uit 3 op elkaar geplaatste bogenrijen (6 bogen in de onderste laag, 11 in de tweede laag en 47 in de bovenste laag). Deze opbouw was ook in de oudheid zeer zeldzaam. Het gigantische bouwwerk werd door ongeveer duizend man voltooid in slechts 5 jaar!

Afgezien van de hoogte onderscheidt de brug zich door de goede staat waarin hij nog steeds verkeert. Tegenwoordig dwingt dit bouwwerk dan ook ontzag af als een meesterwerk van menselijke vernuft. De Pont du Gard is de enige antieke brug met 3 verdiepingen die nog steeds overeind staat. U moet hem absoluut gezien hebben..

tour_img-720745-148.jpg

Nou, we hebben hem ondertussen gezien, dat scheelt dan weer. Pont du Gard maakt onderdeel uit van een groter geheel. Het aquaduct werd rond 50 na Christus gebouwd onder keizer Claudius of Nero en voorzag de stad Nîmes 5 eeuwen lang van grote hoeveelheden water dat onder druk werd toegevoerd. In de eerste eeuw ontwikkelde de Romeinse stad "Nemausus" zich zo snel dat besloten werd een aquaduct te bouwen, in navolging van Rome, de hoofdstad die als voorbeeld diende voor het hele Romeinse Rijk. Het aquaduct gaf de stad (die toen 20.000 inwoners telde) een nieuw prestige: fonteinen, thermen, stromend water in de huizen van welgestelden en schone straten verhoogden het comfort en welzijn in de stad. Door het verval van gemiddeld 25 cm per kilometer, dat ook voor die tijd ongekend laag was, voerde het aquaduct onder invloed van de zwaartekracht automatisch 30.000 tot 40.000 m3 water per dag naar Nîmes, vanuit een 50 kilometer verderop bij Uzès gelegen bron.

Jaarlijks komen er blijkbaar 900.000 mensen af op de hoogste brug die ooit in de oudheid gebouwd werd. De centrale boog over de Gardon is groter dan welke eerder gebouwde boog dan ook. De Pont du Gard is het enige aquaduct met 3 verdiepingen dat nog bestaat. Naast het feit dat je hier kan genieten van de mooie brug en het imponerende aquaduct is er ook aan iedere kant van de oever nog meer te beleven. Zo zijn er meerdere musea te vinden. Eentje voor de kleine kinderen, maar ook een voor de volwassenen. Bovendien is er een bioscoop, waar je naar een film van een kwartier kan kijken over de geschiedenis van dit architectonische hoogstandje. Daarnaast vinden er nog allerlei tijdelijke tentoonstellingen plaats, er valt dus wat meer te zien dan een aquaduct alleen. Dat wil de officiële site ook graag benadrukken, daarom beginnen ze ook nog even over de prachtige natuur in de omgeving van Pont du Gard. De linkeroever bestaat voornamelijk uit herstelde oude landbouwgrond, waar weiden en eiken elkaar afwisselen. Aan de overkant van de Gardon biedt de rechteroever een andere aanblik. Over de lange vlakke oever strekt zich een laan met aan weerszijden eeuwenoude platanen uit. Als verbinding tussen land en water opent de Pont du Gard de poorten naar een buitengewoon landschap, een betoverend plaatje in de Provence, met een van de grootste antieke monumenten ter wereld. Zo, genoeg reclame gemaakt. Lijkt me niet echt nodig als er jaarlijks bijna een miljoen mensen langskomen, maar goed.

01-Pont-du-Gard-Labelverte_1.jpg

Starten doen we dicht in de buurt van de brug, op de betonnen weg waar de renners gisteren ook al overheen mochten rijden. Toen reden ze de andere kant op, om via de brug naar de overkant te gaan. Nu fietsen we zonder over te steken weg van de brug, richting Remoulins. De neutralisatie duurt vandaag weer eens ontzettend lang, minstens een kwartier. We rijden over een weg die we nog kennen van gisteren richting Remoulins. Gisteren negeerden we dit dorp, maar nu rijden we er wel dwars doorheen. Buiten Remoulins rijden we een rondje over het platteland, waarna de rit dan uiteindelijk gaat beginnen als we weer een brede doorgaande weg bereiken. In de eerste officiële kilometers van de rit rijden we een rechte en brede weg, die alleen af en toe wordt onderbroken door een rotonde. In de eerste kilometer gaat het licht omhoog, maar daarna is het een aantal kilometer vlak. We rijden richting Rochefort-du-Gard, waar we na vijf kilometer uitkomen. Hier is het even wat bochtiger, maar buiten dit plaatsje rijden we vrolijk een kilometer of 10 vooral rechtdoor over dezelfde doorgaande weg. Ook nu komen we weer een aantal rotondes tegen, maar verder is het enorm eenvoudig fietsen. Ideaal terrein voor de grootste mongolengroep van de wereld om weg te rijden, schrijf Circus Politt maar vast op. Aan het eind van deze weg, die door behoorlijk open terrein loopt, bevinden we ons in de omgeving van Roquemaure. Deze plaats ligt aan de Rhône, het is daarom misschien wat overbodig om te vertellen dat het momenteel volledig vlak is. Vlak voor we Roquemaure zouden binnenrijden slaan we rechtsaf, waarna we een tijdje over veel smallere weg gaan rijden. Drie kilometer, om precies te zijn. Onderweg komen we de nodige bochten tegen, het is hier minder prettig fietsen. Uiteindelijk komen we wel weer op een brede weg terecht, waarna we rechtdoor Roquemaure binnenrijden. In Roquemaure komen we naaste een kasteeltje een paar bochten en wat rotondes tegen, maar buiten het plaatsje gaat het weer vooral rechtdoor. We fietsen langs wat mooie natuurcreaties, waarna we weer eens uitkomen bij een rotonde. Bij deze rotonde gaat het naar rechts en dan rijden we via een brug over de Rhône heen. Aan de andere kant van deze rivier rijden de renners acht kilometer voornamelijk rechtdoor richting Orange. Onderweg komen ze een aantal rotondes tegen, maar het is toch vooral breed recht en vlak. Na 32 kilometer komen we uit in Orange, een stad met een oud Romeins theater.

OrangePano.jpg

Voor ons Nederlanders zou Orange een bijzondere stad moeten zijn. Orange heeft bindingen met het Huis Oranje-Nassau. In 1544 erfde Willem van Nassau deze stad van zijn neef René van Chalon en werd hij prins van Orange. Orange, Oranje, je snapt 'm. Aangezien de monarchie volkomen achterlijk is zouden ze er toch vooral goed aan doen om deze stad te torpederen. Al mag het Romeinse theater wel blijven staan, toch een van de best bewaarde voorbeelden van Romeinse bouwkunst in Frankrijk. Daarnaast is er ook nog een Romeinse triomfboog te vinden in Orange, eveneens een fraai bouwwerk. Tijdens onze tocht door Orange rijden we langs het theater, dat momenteel blijkbaar gerestaureerd wordt. De rest van de tocht door Orange is behoorlijk bochtig, flink draaien en keren. Een tegenvaller is wel dat we niet langs de lokale Arc de Triomphe rijden, dat had ook wel gekund als je ziet hoeveel onnodige meters we hier maken. Na nog wat bochten en rotondes verlaten we uiteindelijk de stad waar de Belg Joseph Spruyt in 1974 ooit een rit wist te winnen. Buiten Orange rijden de renners vier kilometer rechtdoor over een vlakke weg, tot ze weer een rotonde tegenkomen. Na deze rotonde rijden we Camaret-sur-Aiges binnen, waar het ook wat bochtiger is. Buiten dit dorpje komen we nog een rotonde tegen, maar vervolgens rijden we wel een kilometer of acht vooral rechtdoor over een weg die af en toe een beetje vals plat omhoog loopt. Ze houden hier wel van een beetje landbouw, dus het terrein is vrij open. Aan het eind van onze lange tocht rechtdoor wordt de weg wat bochtiger. Het terrein wordt ook wat glooiender, zo duiken we in een aantal van die bochten naar beneden. Een paar kilometer later komen we uit in Roaix, een klein dorpje waar ook nog een rotonde ligt. We bevinden ons inmiddels in de buurt van de rivier Ouvère en deze rivier gaan we de komende kilometers volgen richting de tussensprint van de dag. De tussensprint volgt na 62 kilometer in Vaison-la-Romaine. In de vijf kilometer tussen Rouaix en de tussensprint gaat het vooral vals plat omhoog over behoorlijk rechte wegen. Vlak voor de tussensprint gaat het alleen iets meer dan vals plat omhoog, we krijgen te maken met een kort klimmetje van een kilometer aan een procent of drie. Hoewel we niet door het mooie deel van Vaison-la-Romaine gaan rijden is het wel een schilderachtig mooi dorpje. Ook hier komen we weer veel Romeinse resten tegen, zoals de ruïnes van een oude Romeinse villa, een Romeins theater en een oude Romeinse brug. Boven de stad ligt er ook nog een kasteel, wat wil een mens nog meer?

E4eqLwa.png

Van al dat moois zien we dus vrij weinig. Na de tussensprint rijden we over een weg met nogal wat rotondes langs het centrum, maar we gaan er niet doorheen. De renners fietsen nog wel langs het lokale theater, maar dat ding is minder mooi dan de variant in Orange. Nog een paar rotondes later verlaten we Vaison en dan rijden we over een iets smallere weg verder door de Provence. Over een licht oplopende weg rijden we via Saint-Romain-en-Viennous richting Faucon, waar we vijf kilometer later aankomen. Gemiddeld gezien gaat het in deze kilometers aan 2% omhoog, er moet toch wel licht geklommen worden. In Faucon komen we voorlopig boven. Na een paar bochten duiken we langs de wijnranken een kilometer of drie naar beneden, terug naar de Ouvèze. Aan het eind van deze simpele afdaling wordt het even vlak, als we langs Mollans-sur-Ouvèze rijden hoeft er een kilometer of twee niet geklommen te worden. Van Mollans rijden we naar Pierrelongue en deze weg is wat grilliger. Het gaat drie keer kort achter elkaar flink op en af, allemaal van die korte kuitenbijtertjes. Voorbij Pierrelongue rijden we verder naar Buis-les-Baronnies. We volgen nog steeds de Ouvèze en de weg langs deze rivier blijft enorm breed. De omgeving wordt wel steeds mooier, we zien wat fraaie bergen en rotsen verschijnen, omgeven door een overdaad aan groen. We bevinden ons nu ook behoorlijk dicht in de buurt van de Mont Ventoux, maar die klim laten we dit jaar een keer links liggen. De weg blijft ook als we Pierrelongue gepasseerd zijn behoorlijk glooiend. Het blijft op en af gaan, maar uiteindelijk komen we toch vooral hoger uit. Heel zwaar is het niet, maar we pakken toch weer wat hoogtemeters uit. Na 83 kilometer komen we uit in Buis-les-Baronnies, een dorpje in de schaduw van de indrukwekkende rots Saint-Julien.

1280px-Rocher_Saint-Julien_face_sud_7.JPG

Na een paar bochten in het centrum van Buis-les-Baronnies rijden we buiten het dorp vooral rechtdoor. We steken de een keer de Ouvèze over en dan rijden we de bergen in. Het uitzicht is werkelijk waar schitterend als we door de Gorges d'Ubrieux rijden. Tussen de rotswanden door loopt de weg licht omhoog, maar van een echte klim is voorlopig nog geen sprake. Voorbij de mooie kloof gaat het wel een kilometer of drie iets meer dan vals plat omhoog, waarna er een korte afdaling volgt met een paar bochten. Aan het eind van dit afdalinkje rijden de renners door een tunnel, waar de Fransen vergeten zijn een paar lampjes op te hangen. Gelukkig is de tunnel niet zo lang, maar toch vervelend. Als we de tunnel uit zijn gaat de weg nog eens een kilometer iets meer dan vals plat omhoog, waarna het een kilometer of vlak is als we richting Vercorain fietsen. In dit kleine gehucht hebben ze een herberg, de Auberge Du Moulin. Speciaal voor ONZE Tom vindt hier de ravitaillering plaats, staat de organisatie toch nog even bij hem stil. Voorbij het eetmoment rijden de renners nog eens acht kilometer verder over deze weg, door een gebied dat mooi blijft. Ook al kan niemand er waarschijnlijk van genieten van deze temperaturen, het is toch best genieten. Het blijft voorlopig vrij vlak, al komen we een paar korte stukjes in stijgende lijn tegen. Aan het eind van deze weg komen we uit in Saint-Auban-sur-Ovièze, waar we een scherpe bocht naar rechts meepakken. Na deze bocht fietsen we een kilometer omhoog aan een procent of vijf. We bereiken het centrum van het dorpje, waar de weg wat smaller wordt. Buiten het centrum gaat het dan weer kort naar beneden, waarna we uitkomen bij de eerste officiële klim van de dag. De renners beginnen aan de korte maar bochtige Côte de La Rochette-du-Buis. Een klimmetje van de vierde categorie, 2,3 kilometer aan 6%. Aan het eind van dit klimmetje dat ons ook weer door een prachtige omgeving brengt komen we uit in La Rochette-du-Buis, waar de weg ook nog een beetje vals plat omhoog blijft lopen. Eigenlijk klimmen we na de top van dit klimmetje van de vierde categorie nog zes kilometer verder. In deze zes kilometer is het vijf kilometer vlak tot vals plat, maar richting de top van de Col de Mévouillon gaat het nog een kilometer aan 6% omhoog. De top van deze klim, niet gecategoriseerd, bereiken we na 110 kilometer koers. We zijn over de helft, fantastisch.

MevouillonW.gif
IDvciyb.png

Na deze col gaan we vrij lang afdalen. We rijden over een brede weg door een soort van vallei. Het is in ieder geval behoorlijk open terrein, in de verte omgeven door een aantal bergtoppen. De renners rijden zes kilometer voorzichtig naar beneden over een behoorlijk rechte weg. Pas na die zes kilometer komen ze een echte bocht tegen, het gaat scherp naar links. Vervolgens rijden de coureurs nog eens negen kilometer verder over dezelfde weg zonder veel bochten, nog steeds vooral in licht dalende lijn. Vooral, maar niet helemaal. Tussendoor komen we ook twee korte stukjes in stijgende lijn tegen, al stelt dat niet veel voor. Aan het eind van de rechte weg rijden we langs Lachau, hierna wordt het een aantal kilometer wat bochtiger. Het wordt ook wat glooiender, het gaat nu om de haverklap een paar meter omhoog of omlaag. Veel stelt het niet voor, maar erg lekker in je ritme kom je hier ook niet. Uiteindelijk rijden we na 134,5 kilometer door Barret-sur-Méouge en dan zijn we toch weer een paar meter lager uitgekomen. We rijden al een aantal kilometer langs de rivier Méouge, vandaar dat de weg vrij bochtig is. Voorbij Barret-sur-Méouge wordt het alleen maar bochtiger, terwijl de omgeving steeds mooier wordt. We rijden door de Gorges de la Méoue, de kloof van de Méouge. Deze kloof begint al vrij aardig, maar gaandeweg zien we alleen maar meer natuurlijk schoon. Het is wel een vermoeiende weg om overheen te fietsen, omdat het continu draaien en keren is. We dalen vooral af, maar het gaat ook weer een aantal keer kort omhoog. Na 142 kilometer rijden we door een tunneltje en buiten die tunnel komen we uit bij het mooiste deel van de kloof. Naast de rotsen en het water steelt een Romeinse brug hier vooral de show.

20170813_105925.jpg

We rijden hierna nog een tijdje door de kloof. Het gaat nog een paar meter omhoog, waarna er kort wordt afgedaald richting Le Plan. In dit dorpje slaan we linksaf en daarna rijden we een kilometer over een wat smallere vlakke weg. Aan het eind van deze weg komen de renners weer eens op een brede weg terecht, die een aantal kilometer rechtdoor zal lopen. De komende vier kilometer rijdne we weer over glooiend terrein, het gaat een paar keer op en af. Een keer gaat het een halve kilometer wat steiler omhoog, maar buiten dat blijft het vrij vriendelijk. Uiteindelijk komen we uit in Laragne-Montéglin, een klein dorpje in het arrondissement Gap. We komen in de buurt van de finish, jawel. Nog een kilometer of 50 te gaan. In Larange-Montéglin wordt de straat tijdelijk wat smaller. Het loopt ook even omhoog, maar in het centrum wordt het weer vlak en als we ons een paar bochten later buiten Laragne bevinden is het ook nog even vlak. Vervolgens gaat het wel nog een kilometer of zes vals plat omhoog lopen, aan 2% gemiddeld. Stelt weer niet veel voor. Als er wind staat zullen de renners daar meer last van hebben, aangezien het terrein hier behoorlijk open is. Op de top van dit klimmetje, als we het zo mogen noemen, zien we de weg veranderen. Eerst was het een mooie en brede weg, maar het wordt ineens een verpauperde baggerweg. Met van die mooie zwarte plekken, weet je wel. Smeltend asfalt, dat gaan we zonder meer tegenkomen tijdens deze rit. Deze slechte weg loopt drie kilometer naar beneden. We komen een aantal bochten tegen, die door de nodige bomen langs de kant van de weg niet altijd lekker in te schatten zijn. Toch vrij pittig, maar het duurt dus niet lang. Het wordt al snel weer vlak en dat zal drie kilometer zo blijven, voor we nog een kilometer gaan afdalen richting Monêtier-Allemont. In deze vallei houden ze van tuinbouw, we rijden langs een oneindige hoeveelheid boomgaarden. Buiten dat zien we in de verte ook allerlei bergen, geen enorm vervelende omgeving om te moeten vertoeven. Het is vanaf dit moment nog een kilometer of 37 fietsen tot de finish.

54617.jpg

In Mônetier is het weer draaien en keren, de renners moeten de nodige bochten nemen in dit kleine dorpje. Buiten het dorp gaat het een tijdje naar beneden over een smalle weg, waarna het naar links gaat. We komen nu op een weg terecht die we vrij lang gaan volgen. Een weg die eveneens vrij smal is, bovendien is ie vrij bochtig en dan gaat het ook nog eens op en af. In de komende zes kilometer pakken we drie korte klimmetjes mee en twee afdalinkjes, het is vrij onstuimig terrein. De stukjes in dalende lijn zijn redelijk vervelend, door het bochtige karakter van de weg is het toch opletten. De vijf kilometer hierna wordt het weer wat makkelijker. Het glooit wat minder, de stukken op en af zijn minder heftig en het is tussendoor een paar meter volledig vlak. We komen na 174 kilometer uit in Curbans, een klein dorpje aan de Durance. Het terrein is hier weer wat meer open, de wind kan hier eventueel weer een rol spelen. Voorbij Curbans is het een kilometer of vijf behoorlijk vlak, als we nog steeds over de smalle weg richting Tallard rijden. Een beetje vals plat tussendoor, maar dat mag geen naam hebben. Vlak voor we Tallard bereiken slaan de renners linksaf, ze rijden daarna recht op dit plaatsje af en zien in de verte een kasteel op een rots liggen. Veel tijd om te kijken hebben ze niet, want al snel gaat het naar rechts en dan laten we Tallard meteen achter ons. Via Lettret rijden we over een brede weg naar de slotklim van de dag. Het is nog een kilometer of zes fietsen tot de voet van de klim en in eerste instantie gaat het een halve kilometer omhoog. Daarna is het drie kilometer vlak, voor we linksaf slaan. Na deze bocht loopt de weg twee kilometer omhoog aan 4%, nog voor de slotklim begint. Het vlakt vervolgens af, waarna er een nieuwe bocht naar links volgt.

1200px-Tallard%2C_ch%C3%A2teau_vu_de_la_rive_gauche_%28est%29_Durance.jpg

Na deze bocht naar links begint de slotklim wel. De weg is een stuk smaller geworden en loopt meteen omhoog. We zijn begonnen aan de Col de la Sentinelle. In de eerste kilometer van de klim gaat het aan ongeveer 5% omhoog, het is niet direct een loodzware klim. Dat loodzware gaat ook nooit komen, al gaan we tijdens de tweede kilometer wel aan 5,6% omhoog. De bochtige klim wordt daarna nog een klein beetje lastiger, tijdens de derde kilometer gaat het aan 6% omhoog. Na deze kilometer hebben we het lastigste wel gehad. De klim vlakt behoorlijk af, het gaat verder aan 4,7% gemiddeld. In de laatste kilometer van de klim gaan we aan 5,4% omhoog, ook niet echt wereldschokkend. Tussendoor rijden we door het dorpje Jaryajes en hier gaat het zelfs nog een paar meter naar beneden. Een eindje verderop komen we buiten het dorp boven op deze Col de la Sentinelle, op een van de meest troosteloze plaatsen ooit. Ergens in het midden van het niets heeft men een bordje geplaatst, dit moet de top van de col zijn. De Col de la Sentinelle is een beklimming die mensen met een enorm goed geheugen misschien nog wel kennen. In een grijs verleden is de Tour hier behoorlijk vaak geweest, vooral in de jaren '50 kwam de koers hier bijna ieder jaar langs. In de jaren daarna is de Sentinelle een beetje naar de achtergrond verdwenen. De laatste passage dateert alweer van 2006, eindbaas Salvatore Commesso kwam toen als eerste boven. Die rit zou ook eindigen in Gap, maar helaas wist Commesso die rit niet te winnen. In de straten van Gap moest hij het afleggen tegen Pierrick Fedrigo, de man met de neus als een zinksnijder. Sindsdien is deze beklimming van de derde categorie niet meer opgenomen in de Tour. Na 13 jaar een terugkeer op de berg die officieel 5,2 kilometer lang is aan 5,4% gemiddeld. We bereiken de top van de klim na 191,5 kilometer, op 8,5 kilometer van het eind.

tour-de-france-2019-stage-17-climb-n2-07433c9d26.jpg
1288937-trott22072019campingcarcolsentinellejarjayestourfranceac1954imagefixe001.jpg?itok=7aBdApYi

De afdaling van de Col de la Sentinelle ziet er vrij ingewikkeld uit. De beelden van Google zijn wel tien jaar oud, dus het zou kunnen zijn dat men de weg ondertussen van een nieuw laagje asfalt heeft voorzien, maar in 2009 zag het wegdek er bijzonder armoedig uit. Slecht asfalt, met veel donkere plekken. Een beetje vergelijkbaar met de afdaling van de Col de Manse, de klim die we normaal aandoen als we aankomen in Gap. De weg is niet al te breed en de afdaling is wel vrij bochtig, we zijn op zoek naar een goede stuurman. Het is wel een onregelmatige afdaling, het gaat niet continu steil naar beneden. In eerste instantie gaat het drie kilometer naar beneden, waarvan anderhalve kilometer steil met lastige bochten. Daarna gaat het wat minder steil naar beneden, waarna er zelfs een keer een halve kilometer in stijgende lijn volgt. We rijden door een klein gehucht en hier is de weg inmiddels wat breder geworden. Het gaat weer anderhalve kilometer naar beneden, zonder veel lastige bochten. Een nieuw stukje bergop van een halve kilometer volgt, waarna we nog eens anderhalve kilometer verder dalen richting Gap. We bevinden ons dan al bijna in de laatste kilometer, het gaat snel met zo'n afdaling aan het eind. Dit laatste stukje in dalende lijn kent in het begin nog twee pittige bochtjes, maar daarna gaat het over een brede weg voornamelijk rechtdoor. Op een kilometer van het eind komen we bij een rotonde uit, waar we rechtsaf slaan. In de laatste kilometer rijden we vooral rechtdoor over een licht oplopende weg. Op een meter of 400 van het eind volgt er een flauwe bocht naar links, waarna we uiteindelijk bij een rotonde uitkomen. Hier volgt er nog een bocht naar rechts, een meter of 200 voor het eind. Een beetje een situatie zoals in Bagnères-de-Bigorre, in deze bocht wil je wel als eerste op kop zitten. Na exact 200 kilometer finishen we dan op de Avenue Maréchal Foch, net buiten het centrum van Gap.

91e57
ndpROAo.png

Na een afwezigheid van vier jaar zijn we weer eens terug in Gap. Voor de 25e keer in de geschiedenis van de Tour zijn we hier, in deze geweldige stad. De laatste aankomst in Gap dateert van 2015. We reden toen van Bourg-de-Péage naar deze stad, via de Col de Manse. Het zou een rit voor de vluchters worden en van die vluchters bleek veteraan Ruben Plaza de sterkste te zijn. Hij had waarschijnlijk nog wat oude ampullen EPO in de vriezer gevonden, Plaza beleefde dat jaar een opmerkelijke opleving. Het peloton nam dat jaar een snipperdag, maar we zouden toch nog een opmerkelijk moment meemaken. Een minuut of 18 na Plaza begon de groep der favorieten aan de klim. In de afdaling van de Col de Manse werd het pas echt leuk, toen Barguil een stuurfout maakte en daardoor Geraint Thomas genadeloos richting het skoekeloen katapulteerde. Blijkbaar was dat voldoende reden voor de organisatie om deze keer de Col de Manse te negeren. De klim die we vooral kennen van de rit naar Gap in 2003. Toen ging het helemaal mis, ook op een warme dag. Joseba Beloki ging onderuit in de afdaling, schoof over het gesmolten asfalt heen en Lance Armstrong reed rechtdoor een weiland in. Een nogal belegen anekdote, maar het kan toch niet onbenoemd blijven. Vinokourov won die rit trouwens, uiteindelijk. Zo'n ding dat iedereen eigenlijk is vergeten. Je zou verwachten dat zo'n afdaling na zo'n gebeurtenis geschrapt wordt, en dat was in eerste instantie ook zo. Bij de volgende twee aankomsten in Gap, in 2006 en 2010, reden we niet over de Col de Manse, maar in 2011 en 2013 werd de klim wel weer opgenomen in het parcours. In 2011 won Thor Hushovd, in 2013 ging de overwinning naar een ontketende Rui Costa. Ook die afdaling was weer incidentrijk, toen ging Contador nog een keer op z'n muil en hij nam Froome mee in z'n val. Daarna reden we dus in 2015 nog over de Manse naar Gap, maar nu zijn we weer terug bij af. Net als in 2006 rijden we nu weer over de Sentinelle. Of het een vooruitgang is weet ik niet direct, dat merken we vanzelf. Gap is overigens een stad met 42.000 inwoners in het departement Hautes-Alpes. Het is in principe niet een enorm boeiende stad, al was het volgens L'Equipe in 2013 wel de meest sportieve stad van heel Frankrijk. Op zich niet heel verwonderlijk, zo aan de voet van de Alpen kan je hier qua te beoefenen sporten alle kanten op. Een van de bekende sporters uit Gap is Stephane Tempier, dat is een mountainbiker die ik ook alleen maar toevallig ken omdat ik dankzij Mathieu tegenwoordig naar mountainbiken kijk. Verder heb ik niet het gevoel dat er nog veel valt te melden over Gap. De renners finishen voor de deuren van een museum, maar het is me niet helemaal duidelijk wat er in dat museum precies te zien valt. In het centrum van Gap is er wel een leuk pleintje en een aardige kathedraal, maar het houdt niet over.

gap-header.jpg

In Nîmes zal het morgen weer een graad of 37 worden, lekker hoor. Geen kans op regen, een aardig briesje vanuit het zuiden. De renners rijden vooral naar het noorden en het oosten, het zou dus in principe wel zo kunnen zijn dat ie ooit schuin in de rug staat. Maar goed, zeker na gisteren gaan we nergens meer van uit. In finishplaats Gap, waar in een verder verleden ook nog wat jongens van bij ons zoals Wout Wagtmans en Jelle Nijdam wisten te winnen, zal het 's middags 33 graden zijn. Dat valt eigenlijk reuze mee, het Extreme Weather Protocol kan opgeborgen worden. Al is er wat onenigheid tussen de verschillende weersites, volgens Météo-France zou het in Gap 38 graden moeten worden. Dat is dan weer een ander verhaal, we halen het EWP er toch weer bij. Het zou niet alleen broeierig warm worden, we hebben ook nog wat kans op regen en onweer. Valt niet te hopen, zeker niet met die laatste afdaling in het achterhoofd. Wind zou er niet veel staan in Gap, in ieder geval. Wel redelijk in de rug, in het voordeel van de aanvallers. Beginnen doen we om 12:25. Na een neutralisatie van een kwartier gaat de koers om 12:40 echt beginnen. Logischerwijs is Eurosport 1 er meteen weer bij, op Jan en Bobbie kunnen we bouwen. Michel en José schuiven rond 14:15 weer aan, tegen die tijd hebben de renners al een kilometer of 70 afgewerkt. De aankomst in Gap wordt verwacht tussen 17:12 en 17:40.

Gap018.jpg

Dit is wat we in jargon een overgangsetappe noemen. Een beetje een niksige rit tussen een sprintersrit en het gebeuk in de bergen door. En dan gaan we ook nog eens naar Gap, waar sinds 2003 nooit meer een klassementsrenner heeft gewonnen. De laatste vijf keer dat we naar Gap gingen zagen we steevast een vluchter winnen. Zelfs Sergio Paulinho won hier ooit, hoe is het mogelijk? Ook nu verwacht ik dat we naar de vluchters gaan kijken. In principe is de rit niet superlastig. 2500 hoogtemeters ofzo, dat is geen enkel probleem voor iemand als Sagan. Hij zou dus best z'n ploeg op kop kunnen zetten om de boel te controleren, maar ze zitten bij Bora natuurlijk ook nog met Buchmann. Kan me voorstellen dat ze het liefste hun mannen sparen voor de komende dagen en dat ze tegen Sagan zeggen dat hij dan maar net als in 2015 in de aanval moet gaan. Toen werd Sagan vanuit de vlucht tweede, achter lolbroek Plaza. Sunweb zou eventueel nog voor Matthews kunnen gaan, maar bij Sunweb weten ze toch niet wat ze willen. Nee joh, dit wordt gewoon een rit voor de vluchters. Klaar. 20 minuten voorsprong op het peloton, minstens. Het wordt waarschijnlijk een grote groep met veel voorspelbare namen, dat kan je zelf vast ook wel invullen. Zo'n beetje alle Belgen gaan weer in de aanval, net als Sagan. Matthews gaat misschien ook wel mee en dan heb je nog figuren als Impey en noem ze allemaal maar op. Daar heb ik totaal geen zin in. Na een aantal duistere winnaars de afgelopen dagen ben ik toe aan een altijd sympathieke winnaar. Ik noteer vijf mannen die op het lijstje van de hoop staan.
1. Izagirre. Gorka, om precies te zijn. Ion is er niet bij en waarschijnlijk vraagt u zich nu af of Gorka er dan wel bij is. Ja, hij is er. Wel behoorlijk onzichtbaar, we hebben hem nog amper in beeld gezien. Nu Fuglsang uit de Tour is verdwenen mag daar verandering in gaan komen. Astana heeft nog genoeg aanvallende renners over, zelfs nu naast Fuglsang ook Sanchez is afgestapt. Ik verwacht nog wel wat van mijn Baskische vrienden. Voor de rit van vandaag lijkt Gorka me een geschikte kandidaat, aangezien hij behoorlijk goed kan dalen. Dat is een voordeel, met het oog op de afdaling aan het eind. Dat hij verder nog niet heeft laten zien over goede benen te beschikken vergeten we dan maar, het is niet voor niets het lijstje van de hoop.
2. Berhane. De uiterst sympathieke Berhane mag van mij nog wel een aantal dagen in beeld rijden. Een inspiratie voor alle Afrikanen die van fietsen houden, Berhane laat zien dat het mogelijk is om de Tour te halen. Als hij nou ook nog even laat zien dat het ook mogelijk is om een goed resultaat te behalen in de Tour zijn we helemaal vertrokken.
3. Teuns. DIELON DIELON DIELON.
4. Fraile. Het lijstje van de hoop blijkt niet zo lang te zijn, dus dan noemen we nog maar een Bask van Astana. Hopelijk kan hij zijn kunstje van vorig jaar nog eens herhalen.
5. Sicard. De altijd sympathieke Franse Bask die we al een aantal keer in de aanval hebben gezien en toen kwamen we tot de conclusie dat hij er nog steeds niets van kan. Maakt niet uit, het lijstje van de hoop is stiekem een stronthoop.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:03
SPOILER: Etappe 18
Etappe 18: Embrun - Valloire, 208 km

Terwijl het in Frankrijk en zeker ook in Nederland een graad of 40 was gingen de renners van start bij Pont du Gard. Op weg naar Gap zouden de vluchters nog eens een kans krijgen en daarom zagen we veel jongens met ambitie aan de start staan. Het was te merken aan de aanvalsdrift, meteen reed er een groep van een man of 30 weg. De eerste poging was meteen raak en daardoor werden enkele ploegen blijkbaar verrast. Onder meer Total Direct Energie had niemand mee, een prestatie op zich. Ook bij Sunweb hadden ze liggen slappen en de mannen van Arkea reden zoals de rest van de tijd weer eens achter de feiten aan. Ze besloten achter de groep aan te rijden, waardoor we met een razendsnel eerste uur te maken kregen. In het eerste uur legden we 50 kilometer af, met deze temperaturen voor niemand een feest. Ondanks verwoede pogingen van vooral Total Direct Energie om het gat te dichten liep de kopgroep alleen maar uit. Uiteindelijk, een kilometer of 50 later, gaven ze het op. De kopgroep die eerst uit 34 man bestond en na het wegvallen van Cort door een lekke band uit 33 kon daardoor eindelijk ontspannen. De voorsprong liep snel op van anderhalve minuut naar een minuut of 10. Aangezien er vooraan niemand een bedreiging vormde voor de klassemenstrenners liep het verschil zelfs op naar een kwartier. De rit werd met de kilometer saaier, er gebeurde heel lang niets meer. Pas op een kilometer of 40 eind zagen we vooraan wat gebeuren. Ondertussen werden de renners nog een keer getrakteerd op een korte plensbui, dat moet heerlijk zijn geweest. Mollema was een van de eersten die vooraan probeerde weg te rijden, maar dat mislukte. Ook de altijd domme Nils Politt probeerde het nog eens en dat werd natuurlijk geen succes. Even later zagen we een groep van 11 renners wegrijden. Deze groep, met daarin onder meer Van Avermaet en Trentin, bleef wel weg. Bijna alle ploegen waren vooraan vertegenwoordigd, sommige ploegen alleen niet met de meest gunstige man. Desalniettemin reden de 11 vooraan richting de slotklim. In de buurt van deze klim werd de groep door wat nieuwe versnellingen nog een keer uitgedund, we hielden een man of vijf over die serieus in aanmerking kwamen om de rit te winnen.

In de laatste kilometer voor de klim begon zagen we Matteo Trentin demarreren. Een van de snelle mannen vooraan, iemand die in principe ook had kunnen gokken op zijn sprint. Dat deed hij niet, hij ging er op 14 kilometer van het eind vandoor en niemand reageerde. De rest keek naar elkaar, mannen als Van Avermaet en Izagirre wilden niet voor elkaar werken. Trentin liep daarna snel uit, ook toen hij aan de slotklim begon. Vanuit de achtergrond zagen we de eerder geloste Perichon terugkeren tot de groep Van Avermaet en hij reed meteen weg uit die groep. Op een seconde of 15 van Trentin begon hij op de klim en hij verloor alleen maar tijd. Ook de groep Van Avermaet kwam nooit meer in de buurt, vooral omdat ze daar Oss het tempo lieten bepalen. Terwijl de voorsprong van Trentin al was opgelopen naar 45 seconden zagen we nog een aanval van Kasper Asgreen. Hij leek tijdelijk wat dichter te komen op Trentin, maar op de top van de klim had hij nog steeds een achterstand van een halve minuut. In de afdaling richting Gap verloor hij vervolgens alleen maar tijd. Zonder problemen soleerde Trentin verder naar zijn derde ritzege in de Tour. De vorige keren won hij in een sprint, nu dus een keer op een andere manier. Een mooie overwinning voor hem, al hield het voor de kijker niet echt over. Bijna meteen na zijn demarrage was het al duidelijk dat hij ging winnen, wat meer strijd was leuk geweest. Strijd kregen we dan wel weer in het peloton. In aanloop naar de laatste klim kregen de mannen van Ineos en Jumbo het met elkaar aan de stok. Luke Rowe wilde langs het treintje van Jumbo rijden, maar er was geen plek. Toen ging hij maar dwars door de trein heen, waardoor hij Kruijswijk aan de kant beukte. Dat vond Tony Martin niet zo'n goed idee, dus duwde hij Rowe tot twee keer toe richting de graskant. Rowe is een temperamentvolle jongen, dus greep hij daarna naar de keel van Martin. Erg onvolwassen en onverstandig gedrag van beide heren, in een rit die verder helemaal nergens om ging ook totaal niet nodig. Het zal de temperatuur zijn geweest. Het verdict is wel hard, beide heren zijn uit de Tour gegooid. Terecht, het is volkomen belachelijk om elkaar van de weg te rijden en het is ook volkomen idioot om je handen van het stuur te halen en iemand fysiek te bejegenen. Volgens Plugge viel het allemaal wel mee omdat er niemand is overleden, maar het is natuurlijk schandelijk gedrag. Als je jezelf als een proleet wil gedragen moet je lekker op de kermis tegen een boksbal gaan rammen, maar pleur wel even lekker op uit mijn mooie wielersport.

Het kinderlijke haantjesgedrag bleek ook volkomen onnodig te zijn, want op de klim gebeurde er in het peloton helemaal niets. Met een niet al te strak tempo reden de renners onder aanvoering van Quick Step naar Gap, waar men 20 minuten na Trentin aankwam. Achter Trentin zagen we trouwens Asgreen nog wel net tweede worden voor de achtervolgende groep, waar Van Avermaet het sprintje won. Een typische overgangsetappe, met weinig spektakel op dat ene incident na. Zonder Martin en Rowe gaan we nu beginnen aan het echte werk. We trekken drie dagen achter elkaar de Alpen in. Het worden drie loodzware dagen, met meerdere beklimmingen waar we boven de 2000 meter gaan. Vooral tijdens de eerste van de drie Alpenritten gaat het zwaar worden. We rijden van Embrun naar Valloire, een mooie bergrit met een fatsoenlijke afstand en drie zware beklimmingen onderweg. Ik heb er zin in. Laat de lijdensweg van de renners maar beginnen.

HQWsMFK.png
674bc

Van start gaan we in Embrun, een plaats met 6000 inwoners waar we de laatste jaren vrij vaak passeren. We bevinden ons op 40 kilometer van Gap, nog steeds in het departement Hautes-Alpes. Embrun ligt in de vallei van de Durance, dicht bij het meer van Serre-Ponçon. Het is dus een dorp dat al een aantal keer eerder is voorgekomen in de Tour. Vooral als startplaats van lastige ritten door de Alpen, voor het eerst in 1973, toen startte hier een rit met aankomst in Nice, gewonnen door Vicente Lopez Carril. Daarna duurde het een tijd voor de Tour terugkeerde naar Embrun, maar sinds 2008 lijkt het ondertussen vaste prik te zijn. In 2008 was het dorp ook direct startplaats van twee ritten. De 15e rit bracht de renner van Embrun naar Italië. Boven op Prato Nevoso zou de toen nog aanvallende Simon Gerrans de beste zijn van een kopgroep. Een dag later was er een rit van Cuneo naar Jausiers, de dag daar weer na keerde het peloton terug naar Embrun, om vanuit dit dorp richting Alpe d'Huez te rijden. Tijdens die rit wist Carlos Sastre die Tour definitief naar zijn hand te zetten. In 2013 kwamen we ook nog eens langs in Embrun, voor een tijdrit richting Chorges. Die tijdrit werd gewonnen door de man die tijdens deze Tour afwezig is, Chris Froome. Daarna waren we hier nog eens in 2017, toen voor een rit richting Salon-de-Provence. Dat zou ook nog wel een opmerkelijke rit worden, vooral vanwege de aankomst in Salon-de-Provence. In de straten van dit dorpje wist Edvald Boasson Hagen van zijn vluchtgenoten weg te rijden door aan de goede kant langs een rotonde te rijden. Tijdens die Tour reden we een dag eerder ook al door Embrun, om vervolgens een parcours af te leggen dat erg lijkt op hetgeen de renners nu voor hun kiezen krijgen. Embrun is een opvallend plaatsje, vanwege de ligging op een rots. Van Embrun heb je dus een goed uitzicht over de omgeving, onder meer op het Lac de Serre-Ponçon, waar jaarlijks veel toeristen op afkomen. Toch hoef je niet speciaal naar het meer als je hier toch bent. Ook in Embrun zelf zijn nog wel wat dingetjes te doen. Zo schijnt het klimaat hier bijzonder aangenaam te zijn, mede daarom wordt dit dorp het Nice van de Alpen genoemd. Daarnaast hebben ze een oude kathedraal uit de 12e eeuw, Notre-Dame-du-Réal. Dit schijnt een van de belangrijkste religieuze monumenten van de Franse Alpen te zijn, met onder andere een grote verzameling oude priestergewaden. Die kleding willen mensen heel graag zien, blijkbaar. Bij de kerk hoort ook nog een mooie bruine toren, helemaal fantastisch. In de buurt van de kerk vinden we ook nog het Maison des Chanonges, dit zou het oudste huis van het dorp moeten zijn. Een overblijfsel van het aartsbisschoppelijk verleden van Embrun, jawel. In het heden is Embrun een sportieve stad, je kan hier en de omgeving aan allerlei extreme sporten doen. Zo organiseren ze hier jaarlijks de Embrunman, een triathlon, naar verluidt een van de zwaarste van de wereld.

embrun-skivakantie.jpg

Starten doen de renners op een idyllische locatie, aan het meer. Tijdens de neutralisatie rijden de renners van het meer naar het hogergelegen deel van Embrun, er moet vandaag dus zelfs als de race nog niet eens is begonnen geklommen worden. Na een rondje door de stad komen we een paar bochten later weer terug uit bij het meer. Langs het meer gaat voorbij het dorpje Crots de rit officieel beginnen. Tijdens de eerste 133 kilometer van de koers rijden we over bekend terrein. In 2017 liep rit 18 van Briançon naar de top van de Izoard. Tijdens die rit kwamen we na een aantal kilometer uit in Embrun, waarna we via de Côte des Demoiselles Coiffées over de Vars naar de Izoard reden. Ik heb al deze wegen dus al een keer verkend en dus schaam ik me er totaal niet voor om mijn voorbeschouwing uit 2017 over te nemen. Natuurlijk een kleine aanpassing her en der, het aantal kilometer dat is afgelegd zal nu anders zijn. Ik wilde ook iets zeggen over de plaats van de tussensprint, maar dat is dan wel weer in hetzelfde dorp als twee jaar geleden. Te gek, let's go.

village-de-savines.jpg?1495578345

De renners rijden een aantal kilometer langs het meer, terwijl het zo goed als vlak is. Na 6 kilometer passeren ze Savines-le-Lac en daarna blijven we het meer volgen, maar dan wel over een weg die niet meer geheel vlak valt te noemen. De Côte des Demoiselles Coiffées begint dan zo ongeveer. Het is nog een kilometer of vlak, maar daarna gaat het vier kilometer lang aan 5,2% gemiddeld. Na 13 kilometer komen de coureurs boven op dit bergje van de derde categorie, maar er volgt niet direct een afdaling. Het blijft een kilometer of vier behoorlijk vlak, tot Le-Sauze-du-Lac. Daarna gaat het vier kilometer lang redelijk pittig naar beneden, met een paar haarspeldbochten en nog wat bochtjes. De renners rijden wel over een brede weg en hebben ondertussen een geniaal uitzicht over het Lac de Serre-Ponçon. Aan het eind van de afdaling rijden ze nog even een aantal kilometer direct langs het water en even verderop rijden ze over het meer, waarna de afdaling gedaan is. Vanaf dat moment gaan de renners door de vallei van de Ubaye rijden, tot de Col de Vars begint. De weg door de vallei is breed, maar niet helemaal vlak. Het gaat eigenlijk steeds vals plat omhoog, de komende 50 kilometer. Na 31 kilometer komen de renners door Le Lauzet-Ubaye en vanaf dat moment is het nog 14 kilometer tot de tussensprint in Les Thuiles, dat 200 meter hoger ligt. Geen schokkende stijging dus, maar het zorgt er wel voor dat dit een slopende rit gaat worden. De stijging is op sommige momenten redelijk stevig, maar er zijn ook wat vlakke stroken. Na de tussensprint in Les Thuiles rijdt het peloton verder richting Barcelonnette, waar ze na 50 kilometer aankomen. In de buurt van Barcelonnette ligt Pra Loup, de berg waar Simon Geschke in 2015 op een fraaie manier zegevierde. Van Barcelonnette wordt er richting Jausiers gefietst, het gaat 10 kilometer lang voornamelijk rechtdoor, nog steeds op die weg die vals plat omhoog loopt, terwijl er in de omgeving genoeg te zien is. Talloze bergen aan beide kanten van de weg. Na 59 kilometer komt de koers door Jausiers en in het stuk na de tussensprint van 15 kilometer tot hier zijn we amper 100 meter hoger uitgekomen.

Jausiers-IMG_1198.JPG

Na Jausiers rijden de renners nog acht kilometer verder over dezelfde weg, door een terrein dat steeds imponerender wordt. De bergen komen dichterbij en dat gaan de renners merken. Er verschijnen steeds meer fraaie rotswanden langs de kant van de weg, terwijl het ook nog steeds heel licht omhoog gaat. In Les Gleizolles, na 68 kilometer koers, slaat het peloton linksaf en daarna komen ze op een smallere en veel slechtere weg terecht, die ze naar de voet van de Col de Vars gaat brengen. Er wordt gereden naar Saint-Paul-sur-Ubaye, waar de koers na 74 kilometer passeert. In het stuk tussen Jausiers en Saint-Paul, dat ongeveer 15 kilometer lang is, overwinnen we 250 hoogtemeters, heel steil wordt het dus ook weer niet. Richting Saint-Paul rijden we wel nog door een aantal tunneltjes, met tussendoor altijd maar weer een mooi uitzicht over de omgeving. Als we in de buurt zijn van dit dorpje begint de Col de Vars al. De beklimming van de eerste categorie is een echte klassieker, in de Tour al meer dan 30 keer opgenomen in het parcours. De laatste jaren is de Col de Vars wel wat naar de achtergrond verdwenen, deze eeuw is de klim nog amper beklommen. In 1922 werd de berg al ontdekt en in de jaren daarna kwamen ontzettend veel grote namen hier als eerste boven, zoals Bartali, Kübler, Bobet, Coppi, Gaul en ook onze eigen Joop Zoetemelk. De klim is 9,3 kilometer lang en 7,5% gemiddeld. Een behoorlijk onregelmatige klim, met een makkelijke start aan 4,5%, waarna het langzaam oploopt richting 7%. Na vier kilometer vlakt het dan weer wat af, waarna het tot de top zwaar gaat zijn. Een halve kilometer aan 8% na de vlakke strook, gevolgd door twee kilometer aan 10%, waarna er richting de top nog drie kilometer aan 8% in het verschiet liggen. Na 82,5 kilometer komen de renners boven op deze berg met een redelijk fatsoenlijke en ook redelijk brede weg. Tijdens die rit in 2017 kwam Alexey Lutsenko hier overigens als eerste boven, naar het schijnt.

5963f
0243_4.jpg

De afdaling van de Col de Vars is lang, bijna 20 kilometer. Vrij snel na de top passeren de renners Refuge Napoleon, een van de zes berghutten die Napoleon liet bouwen op verschillende Alpencols in de buurt. Na het passeren van de berghut gaat het een kilometer of vijf redelijk serieus naar beneden, over een brede en behoorlijk rechte weg. Er zijn wat korte en snelle bochtjes, maar echt lastige bochten zijn er nog niet. Na een tijdje rijden de renners door het dorpje Vars en in dit skidorpje wordt het asfalt wat beter. Er zijn wel wat bochten in dit dorp, maar de afdaling blijft redelijk eenvoudig. Pas in het volgende dorp, Sainte-Marie, vier kilometer verderop, zijn er weer twee serieuze bochten te vinden. Daarna wordt het dan wel weer een aantal kilometer zo goed als vlak. Het gaat twee kilometer heel licht naar beneden, met af en toe een kleine knik naar boven. Daarna gaat het zelfs nog een volledige kilometer vals plat omhoog, voor het tweede deel van de afdaling begint. Er wordt nog negen kilometer gedaald richting Guillestre, maar de eerste vier van die negen blijft het een simpele afdaling. Het gaat wel wat steiler naar beneden, maar er zijn nog weinig bochten. De laatste vijf kilometer van de afdaling komen er wat meer bochten tevoorschijn, waaronder een stuk of zes haarspeldbochten. Een aantal daarvan zijn prima in te schatten, maar er zijn er ook een paar wat meer verborgen. Daarnaast richting het einde nog een aantal wat scherpere bochten, die ook niet altijd op voorhand al te zien zijn. Alsnog zou dit weinig problemen mogen opleveren. Na 103 kilometer moet iedereen veilig kunnen aankomen in Guillestre, dicht in de buurt van Risoul, waar in 2014 nog een aankomst was. In Guillestre is het ook tijd voor de ravitaillering, we bevinden ons hier ongeveer op de helft van de rit.

ORwFco4.jpg

In Guillestre slaat het peloton rechtsaf en daarna gaan ze via de prachtige Gorges du Guil richting de voet van de Izoard rijden. Over een bochtige weg met een aantal tunneltjes rijden ze door dit stukje prachtige natuur, waar een rivier een fantastische kloof heeft uitgesleten. De weg door dit stukje natuurporno loopt 15 kilometer lang licht omhoog, aan een procentje of drie gemiddeld. Op 15 kilometer van de top van de Izoard volgt er een bocht naar links en vrij snel daarna begint de volgende klim officieel. De Col d'Izoard is 14 kilometer lang en 7,3% gemiddeld. De beklimming van de buitencategorie begint met twee kilometer aan 5%, waarna er een lastigere kilometer aan 7,5% volgt. Vervolgens gaat het weer drie kilometer aan 5% omhoog, we zitten tegen die tijd op een kilometer of negen van de top. Dan wordt het pas echt leuk, na nog een kilometer aan 7% komen we uit bij het bochtige gedeelte van de klim. Het gaat eerst heel lang behoorlijk rechtdoor, maar richting de top is de klim een feest der haarspeldbochten. Dat wil ook zeggen dat de percentages omhoog gaan, het gaat twee kilometer omhoog aan 10%, waarna het op vijf kilometer van de streep een klein beetje afzwakt richting 8,5%. Daarna gaat het weer twee kilometer aan 9% omhoog, tot op iets meer dan twee kilometer van de pasovergang. Er volgt een korte afdaling van een paar hectometer, met twee lastige, scherpe bochten. Vervolgens gaat het in de slotkilometers weer bijzonder steil omhoog, in de laatste kilometer van de klim stijgt het zelfs aan 10%, hoewel het in de laatste meters wat af lijkt te vlakken als de parkeerplaats op de top van de Izoard in zicht komt. Na 133 kilometer komen de renners boven op de top van de prachtige Col d'Izoard.

e184f
fOxRL3C.jpg

De Col d'Izoard is een bergpas waar de Tour de France al 33 keer gebruik van heeft gemaakt. Toch was hier voor 2017 merkwaardig genoeg nog nooit een finish geweest, de Izoard wordt normaal gebruikt als tussendoortje. Die traditie is nu dus weer in ere hersteld. In 2017 zagen we op de flanken van de Izoard twee buitenaardse renners vlammen. De eerste was Annemiek van Vleuten, die de wedstrijd bij de vrouwen op een indrukwekkende manier naar haar hand wist te zetten. Bij de mannen zagen we dan weer de werken van de extreem lachwekkende Warren Barguil. Nadat hij eerder al een rit won in Foix vloog hij op de Izoard weg van de andere favorieten. Hij leek toen over een oneindige voorraard energie te beschikken, dat is tegenwoordig wel anders. In de bolletjestrui wist hij zijn tweede ritzege te boeken. De laatste keer dat we daarvoor over de Izoard reden was in 2014, in een rit met aankomst boven in Risoul. Joaquim Rodriguez zou als eerste bovenkomen, maar moest de overwinning in Risoul laten aan Rafal Majka. Drie jaar eerder was de Izoard het toneel van een van de strafste stoten van Andy Schleck. In een ultieme poging om de Tour nog naar zijn hand te zetten ging Schleck al op de Izoard in de aanval, terwijl later net als nu de beklimming van de Galibier zou volgen. Het werd een lange solo en hoewel hij niet de eerste was op de top van de Izoard, zou hij de rit wel winnen, met een indrukwekkende voorsprong van meer dan twee minuten op zijn broer Frank en Cadel Evans. De eerste op de top van de Izoard in 2011 was Maxim Iglinsky, de grappige Kazach die een jaar later Luik-Bastenaken-Luik zou winnen en een paar jaar later op EPO werd betrapt, nadat zijn broertje dat al eerder overkwam. Iglinsky is wel een van de mindere goden op de lijst van de Izoard. Je moet goed je best doen om een slechte renner te vinden die hier als eerste boven wist te komen. Grootheden als Bartali, Coppi, Bobet, Bahamontes, Merckx, Van Impe en Chiappucci, allemaal kwamen ze ooit als eerste over de Izoard. Speciaal voor Coppi en Bobet, die allebei twee keer als eerste boven wisten te komen op deze berg, staat er zelfs een monument op de berg. Op de top staat ook nog een ander monument, waar men ook duidelijk de hoogte van de pas is aangegeven, 2360 meter. Dik boven de 2000 meter, dat is altijd speciaal. Hoewel de klim sowieso speciaal is, met name de Casse Deserte, een fraai staaltje natuur op een aantal kilometer van de top.

Casse_Deserte.jpg

Hier stopt de voorbeschouwing van 2017, want na de top van de Izoard reden we toen niet meer verder. Nu rijden we wel verder, we moeten immers nog 75 kilometer afwerken richting de finish. We beginnen met de afdaling van de Izoard, die 19 kilometer lang is. In 2014 gingen we nog langs deze kant omhoog, een afdaling is wat langer geleden. De afdaling begint lastig, het gaat een kilometer of acht zeer steil naar beneden. Het is bovendien enorm bochtig, we snellen van de ene haarspeldbocht naar de volgende. De weg is wel redelijk goed en ook vrij breed, dat scheelt dan weer. In het begin van de afdaling passeren we weer langs zo'n Refuge Napoleon, in dit geval gewoon een ordinaire vreetschuur. Heel wat pittige bochten later komen we uit in het gehucht Le Laus, waarna het even rechtdoor gaat richting Cervières door een adembenemend mooie omgeving. Na een paar bochten in Cervières is het even een aantal kilometer wat makkelijker dalen, het gaat minder steil naar beneden en de afdaling wordt ook een stuk rechter. Na een tijd komen we zelfs nog een kort klimmetje tegen, het gaat een keer een kilometer vals plat omhoog. Na deze vals platte kilometer dalen we nog vier kilometer verder richting Briançon. Tijdens deze laatste kilometers van de afdaling gaat het wel weer wat lastiger naar beneden, we komen ook weer wat meer bochten tegen. Voor we het centrum van Briançon bereiken rijden we nog door een aantal gehuchten en hier is het toch ook wel aardig bochtig. Het wordt niet meer zo lastig als in het begin van de afdaling, concentratie is desondanks vereist. Voor we de buitenrand van Briançon binnenrijden passeren we ook nog langs een aantal forten, al zien we die niet direct in beeld. De helikopter zal er waarschijnlijk wel wat aandacht voor hebben, dus zien we zonder enige twijfel het fort van Anjou en het fort van Randouillet de revue passeren. Eenmaal beneden in Briançon rijden we een kort rondje door het centrum, met een aantal bochten en rotondes.

Izoard3.jpg

In Briançon hebben we 152 kilometer afgewerkt, we bevinden ons op 56 kilometer van het eind. De stad waar de renners nu doorheen rijden is een bekende stad, in 2017 ging hier bijvoorbeeld nog eens een rit van start. Dat was blijkbaar de 34e keer dat er een rit aankwam of vertrok. De stad, met 12.600 inwoners, debuteerde al in 1922 en in de jaren daarna zouden zo'n beetje alle legendarische renners hier winnen. Onder meer Coppi, Bartali, Bobet, Gaul, Merckx, Bahamontes en natuurlijk ook Alexandre Vinokourov. Briançon is ook een populaire stad onder de Colombiaantjes, want twee van de laatste drie aankomsten in de stad werden gewonnen door de escarabajos. In 2000 won Santiago Botero en tijdens de laatste aankomst in deze stad zagen we El Lancero, Mauricio Soler, vliegen door de Alpen. In 2007 reed Soler in dienst van Barloworld en tijdens zijn eerste Tour de France viel hij vanwege zijn pijlsnelle demarrages meteen op. Zo'n beetje iedere bergrit ging hij in de aanval en dat leverde hem een tiende plaats op in het klassement, de bolletjestrui en de ritoverwinning in Briançon. In een rit over de Télégraphe en de Galibier wist hij van iedereen weg te rijden en daarna kwam hij solo aan na een lange afdaling. Helaas een van zijn weinige hoogtepunten, want in de jaren daarna bleek hij niet te kunnen sturen. Dat kostte hem tijdens de Ronde van Zwitserland van 2011 nog bijna zijn leven, nadat hij zwaar ten val kwam en een schedelbreuk opliep. Een paar dagen voor die val had hij juist nog een rit gewonnen en leek hij weer terug op zijn oude niveau te zijn, maar toen was ineens zijn carrière voorbij. Enfin, Briançon is best een leuke stad. Het is weer zo'n stad waar de heer Vauban z'n ding heeft gedaan. Dan weet je natuurlijk meteen waar het over gaat. Vestingwerken, vier forten, een toren en een brug, jawel. Staat uiteraard op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Briançon had in het verleden nog wel een belangrijke functie, als bewaker van de toegangsweg richting Italië. Daarom kom je naast de centrale vestingwerken in de omgeving dus nog een aantal van die hogergelegen forten tegen. De stad is overigens ook nog eens de hoogstgelegen stad van Frankrijk, op 1330 meter hoogte. Ook dit stukje had ik nog over van 2017, dus ik gooi het gewoon in de groep. Wie doet me wat, weet je wel?

16774558-21443045.jpg?v=1503903467

Na de doortocht in Briançon gaan we op weg naar de Galibier. Voor we deze overbekende berg bereiken moeten we eerst nog een aantal kilometer door de vallei afwerken. We fietsen van Briançon naar Le Monêtier-les-Bains en in dit stuk van 12 kilometer komen we ongeveer 200 meter hoger uit. Het gaat dus al een beetje omhoog, maar dat is niet het hele verhaal. Het eerste deel van deze weg buiten Briançon is glooiend, het gaat een paar keer kort op en af. We rijden over brede wegen langs allerlei wintersportoorden, met tussendoor af en toe een rotonde. Zo passeren we bijvoorbeeld Serre Chevalier, waar in 2017 nog een rit aankwam. Die rit ging over de Galibier en daar reed Primoz Roglic weg van zijn vluchtgenoten, waarna hij solo wist aan te komen. Voorbij Serre Chevalier is het glooiende deel voorbij, daarna gaan we continu een beetje omhoog. In de komende zes kilometer komen we 100 meter hoger uit, tel uit je winst. Uiteindelijk bereiken we Le Monêtier-les-Bains, als we door het centrum van dit toeristische oord rijden begint de volgende klim. We zijn beginnen aan de beklimming van de Lautaret, een beklimming die uiteindelijk na een bocht naar rechts zal verandering in de beroemde Galibier. We gaan vanaf dit moment 23 kilometer klimmen aan 5,1% gemiddeld. De beklimming van de Lautaret is vooral heel erg gelijkmatig en nooit erg steil. Na een eerste kilometer aan 4% is het zelfs drie kilometer zo goed als vlak. Het gaat omhoog aan 2% gemiddeld, niet heel spannend. Ook na dit vlakkere stuk wordt het niet direct interessant, we klimmen twee kilometer aan 4% en daarna twee kilometer aan 5%. Wel rijden we door een mooie omgeving, het is iets. Vervolgens gaat het een kilometer aan 5,5% omhoog, maar daarna zakken we weer terug tot 4%. In de twee daaropvolgende kilometers gaat het aan 5% omhoog, waarna we al bijna op de top van de Lautaret zijn. Nog twee kilometer aan ongeveer 4% brengen ons naar de top van deze pas, waar we ook nog een complete toeristische nederzetting aantreffen. Na 180,5 kilometer koers bereiken we de top van de Lautaret, maar nog niet de top van de klim.

france-col-du-lautaret.jpg
891db

We slaan rechtsaf en dan beginnen we aan het restant van de Col du Galibier. Het is nog negen kilometer klimmen tot de top van deze klim van buitencategorie en in deze negen kilometer gaat het een stuk steiler omhoog. De weg wordt een stuk smaller en ook gelijk een stuk bochtiger. Bovendien gaat het meteen aan 7% omhoog, hier is het te doen. Al wordt het hierna iets makkelijker, met twee kilometer aan 6%. Vervolgens gaat het een kilometer aan 8% omhoog, voor we weer met een kilometer aan 6% te maken krijgen. De klim wordt daarna nog een klein stukje makkelijker met een kilometer aan 5,5% en zelfs een kilometer aan 5%, voor we langs het monument ter ere van Henri Desgrange passeren. Voorbij dit monument kunnen we rechtdoor een tunnel in, maar we gaan naar rechts en dan werken we ons in de laatste kilometer via een paar haarspeldbochten aan 9% omhoog richting de top van de Col du Galibier. Deze mythische beklimming van de buitencategorie zit er na 189 kilometer op. Op 19 kilometer van de finish bereiken we de top van de klim die we nu voor de 34e keer gaan beklimmen. De laatste passage hier dateert dus van 2017, maar toen beklommen we 'm van de andere kant. Primoz Roglic was als eerste boven op de top, hij reed op de klim weg van zijn vluchtgenoten en wist dus solo aan te komen in het eerder genoemde Serre Chevalier. Daarvoor was het de bedoeling dat we hier in 2015 nog eens zouden passeren, maar dat feest ging toen wegens instortingsgevaar bij een tunneltje niet door. De laatste passage daarvoor dateert van 2011, een passage die ook al zijdelings is genoemd. In een lichtelijk vergelijkbare rit reden we ook over de Izoard naar de Galibier. De altijd cleane Andy Schleck had toen een dag dat alles kon en alles mocht. Hij ging al vroeg in de aanval en wist een lange solo succesvol af te ronden. Dat was blijkbaar de allereerste keer dat er een rit eindigde boven op de top van de Col du Galibier. In het verdere verleden en ook in het heden gebruiken we de klim als een pas. Over dat verleden gesproken, er zijn hier nogal wat grote namen als eerste boven gekomen. Wat te denken van Rasmussen, Soler (Mauricio, niet Marc), Vinokourov, Botero, Garzelli en ga zo maar door. Pantani ook nog, hij maakte in 1998 de tegenstand belachelijk. Hij kwam als eerste boven op de Galibier en won later de rit met minuten voorsprong. Naast al die legendarische klimmers kwam Stefan Schumacher hier ook nog eens als eerste boven, het zit niet altijd mee.

Summit-of-the-Col-du-Galibier-looking-south-French-Alps-102.jpg

We bevinden ons hier redelijk ver boven de zeespiegel, op 2642 meter hoogte. In de komende 18 kilometer gaan we flink dalen richting Valloire, een plaats die een kleine 1200 meter lager ligt. De afdaling van de Col du Galibier is vooral in het begin behoorlijk lastig. Direct in de eerste kilometer van de afdaling gaan we over een wat smallere en bochtige weg naar beneden. Aan 10% naar beneden met een stuk of zes bochten, altijd gezellig. Aan het eind van deze kilometer slaan we rechtsaf en dan komen we op een iets bredere weg terecht, maar het blijft lastig. Het gaat nog een kilometer aan 9% naar beneden, met tal van lastige bochten. Een aantal haarspeldbochten en ook een paar wat scherpere korte bochten. De twee kilometer daarna is het wat makkelijker dalen, al gaat het nog steeds vrij steil naar beneden. We komen wel tijdelijk wat minder bochten tegen, dat scheelt een hoop. Na een tijd fietsen we langs het monument ter ere van Marco Pantani en daarna wordt de afdaling weer wat bochtiger. Het is op zich redelijk goed te doen, omdat de meeste bochten vrij overzichtelijk zijn. We rijden door een behoorlijk open gebied en dus zie je alle bochten al een tijd liggen voor je ze moet aansnijden. De komende vier kilometer gaat het nog steeds behoorlijk steil naar beneden, maar op het ietwat korrelige asfalt na lijkt dit deel van de afdaling me goed te doen. Een aantaal haarspeldbochten en een aantal kortere bochten, maar we komen weinig verrassingen tegen. Inmiddels bevinden we ons ongeveer halverwege de afdaling en in het tweede deel van de afdaling wordt het nog wat makkelijker. Het gaat minder steil verder en we komen ook minder moeilijke bochten tegen. De komende kilometers zou je bijna met je ogen dicht kunnen afwerken. Pas vier kilometer later komen we weer een paar lastige bochten tegen, maar daarna gaat het weer anderhalve kilometer zo goed als rechtdoor. We steken dan een bruggetje over en vervolgens gaat het opnieuw rechtdoor, een kilometer of drie tot aan de buitenrand van Valloire. We rijden tussendoor nog door Les Verneys waar wat flauwe bochtjes liggen, maar lastig is het niet. Op twee kilometer van de streep komen we wel nog een rotonde tegen, hier moeten we rechtdoor. Het gaat een meter of 500 steil naar beneden, waarna we scherp rechtsaf slaan. Meteen slaan we linksaf, waarna we over een wat smallere weg langs de rivier La Valloirrete rechtdoor de laatste kilometer infietsen. De renners fietsen rechtdoor tot op 800 meter van het eind, dan volgt er een lastige bocht naar rechts. Na deze bocht rijden we over een wat smallere brug Valloire binnen. We volgen nu de bochtige doorgaande weg, die aan een procent of drie omhoog loopt. Na een flauwe bocht naar links volgt er een flauwe bocht naar rechts, waarna we op 400 meter van het eind scherp linksaf slaan. Na deze bocht slaan we meteen weer rechtsaf, waarna het rechtdoor gaat tot op 200 meter van het eind. Nog steeds gaat het vals plat omhoog. Na de laatste bocht naar rechts gaat het in de laatste meters nog aan iets van vier procent omhoog, en dan zijn we na 208 kilometer klaar met fietsen. Voorlopig.

img.aspx?src=http%3A%2F%2Fstatic.apidae-tourisme.com%2Ffilestore%2Fobjets-touristiques%2Fimages%2F178%2F43%2F1518514.jpg&lmax=1000
2ac33
PbXDc7S.png

Onderweg naar de Galibier zijn we met enige regelmaat in finishplaats Valloire geweest, maar het is pas de derde keer dat de Tour er wat meer van maakt dan een vluggetje. In 1972 bleef het circus hier voor het eerst wat langer plakken. Vroeger, in de goede oude tijd, reden ze nog wel eens twee ritten op een dag. Etappe 14a van de Tour van 1972 voerde van Briançon naar de top van de Galibier. Eddy Merckx won, want Eddy Merckx won toen altijd. Hij versloeg ONZE Joop, het is niet waar. Een paar uur later ging rit 14b van start, in Valloire. Die rit zou eindigen in Aix-les-Bains en daar won Cyrille Guimard. Drie jaar later keerde de Tour terug, weer zou er een rit vertrekken vanuit Valloire. Nu gingen de renners naar Morzine-Avoriaz en daar bleek de Spanjaard Vicente Lopez Carril de beste te zijn. Dit kleine plaatsje met iets meer dan 1000 inwoners heeft dus tot 2019 moeten wachten voor er eens een keer een rit zou aankomen. Nu is het dan eindelijk zo ver, we gaan finishen in dit wintersportoord met 150 kilometer aan piste. Ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat Valloire een typisch authentiek Frans bergdorp is. Het ademt gastvrijheid en gezelligheid uit en biedt een keur aan kroegjes, winkeltjes en restaurants. De bebouwing van het dorp kenmerkt zich door de afwezigheid van hoogbouw en veelal in chalet-stijl gebouwde huizen en appartementen. Centraal in het dorp staat de kerk en een klein plein wat ook gelijk dé plek is voor plaatselijke evenementen zoals de weekmarkt. Je zit nergens echt ver van de liften maar bij sommige accommodaties is toch eventjes lopen, of je moet de skibus pakken. Let hierop als je boekt. Ja, mensen, opletten. De Wikipediapagina is ook erg vermakelijk, daar wordt de keur aan kroegjes uitgebreid besproken. Valloire kent een aantal cafés en restaurants. Veel daarvan bevinden zich vanouds in het centrum, zoals de cafés Le Centre, L'Entrepot, Bar À Zing en als bekendste Le Mast'Rock waar met regelmaat kleinschalige concerten plaatsvinden. In deze omgeving bevindt zich ook de discotheek Le Slalom. Lijkt me een fantastisch etablissement, Le Slalom. We bevinden ons overigens in het Franse departement Savoie, regio Auvergne-Rhône-Alpes. Valloire is dus een skistation, dat onderdeel uitmaakt van het skigebied Galibier-Thabor. De plaats ligt in een zijdal van de Maurienne, maar aangezien dit zijdal uitmondt in een steil ravijn is de hoofdweg die het stadje met het Maurienne-dal verbindt, aangelegd via het nabijgelegen zijdal van Valmeinier. Hierdoor wordt de uit de Tour de France bekende Col du Télégraphe gevormd. Weten we ook weer hoe dat zit, genieten. De Télégraphe slaan we nu alleen een keer over, we houden het bij Valloire. Daar hebben ze naast al die kroegen en de hotels ook een kerk en een bowlingbaan.

Valloire_-_%C3%89glise.JPG

In plaats van vertrek Embrun wordt het overdag 32 graden, dat valt in vergelijking met de afgelopen dagen wel mee. Er staat hier niet veel wind, wel is er wat kans op regen in de middag. In finishplaats Valloire zou het 's middags 27 graden worden, met veel meer kans op regen. Zo rond het middaguur 70% kans op regen, de kans is behoorlijk groot dat we onderweg een douche gaan meepakken. Weinig wind, daar hebben we dan weer geen last van. Onderweg zou er op de Col de Vars en de Col d'Izoard ook aardig wat kans op regen zijn, we krijgen dus mogelijk ook met een aantal natte afdalingen te maken. Minder plezant, maar het is geen 100% kans dus kan het ook droog blijven! Na deze open deur wil ik jullie graag meedelen dat de wekker vroeg gezet moet worden. Om 11:10 staan de renners al aan het vertrek langs het meer in Embrun. Na een neutralisatie van een kwartier gaan ze er om 11:25 definitief vandoor. Deze rit wordt integraal uitgezonden, jawel. Normaal doet alleen Eurosport dat, maar nu is ook Sporza er meteen bij. Vanaf 11:00 kunnen we genieten van de werken van Michel en José, ik heb er zin in. Ook de NOS is er meteen bij, maar dat moeten hunnie weten. Niet alleen Soren Kragh Andersen heeft last van zitvlakproblemen, wij aan het eind van de dag ook. De finish wordt verwacht ergens tussen 16:58 en 17:41. Mogelijk meer dan zes uur zonder broek op de bank, je zou voor minder.

guillaume-hiver-2010-169-1024x682.jpg

De eerste van drie lastige ritten in de Alpen is vrij lastig te voorspellen. Het kan alle kanten op, om er maar eens een cliché in te gooien. Het hangt volledig van de renners af, cliché twee. In principe is deze rit niet eens zo enorm gunstig voor de klassementsrenners. Aardig wat kilometers in de vallei tussendoor, aankomst na een afdaling, noem het maar op. De Galibier is van deze kant vooral lang, maar minder steil. Lastig om hier veel verschil te maken en als het al lukt moet je dan nog die afdaling van 18 kilometer zien te overleven. De dagen hierna staan er nog twee zware bergritten op het programma, dus het zou zomaar zo kunnen zijn dat we naar de derde ritzege van Simon Yates gaan zitten te gluren. Welke ploeg gaat bijvoorbeeld controleren in de lange vallei voor de Col de Vars? Bijna niet te doen, zeker niet als mensen met elkaar gaan knokken en daardoor eerder naar huis moeten. Ik sluit dus niet uit dat we een gigantisch grote kopgroep krijgen die voor de ritzege mag gaan. We krijgen dan weer heel veel voorspelbare namen voorin. Mollema zal het nog wel een keer proberen, Quintana zal weer mee proberen te schuiven. Een beetje hetzelfde verhaal als voor de rustdag. Toen kwamen de toppers door de werken van Movistar toch nog in de buurt van de kopgroep. Op een soortgelijk scenario hoop ik nu. Eigenlijk is al mijn hoop gevestigd op Mikel Landa. Als Movistar weer een man of drie in de kopgroep weet te krijgen kan hij er op de Izoard al aan beginnen. Dat is het droomscenario, het droomplan. In principe zouden de klassementsrenners iets moeten ondernemen vandaag, we gaan drie keer boven de 2000 meter en dus is het een ideale mogelijkheid om Julian Alaphilippe te doen kraken. Als je flink gas geeft op de Izoard is hij daar al gezien en zonder ploeg komt hij niet meer terug. Bovendien hebben we op de top van de Galibier nog wat bonificatieseconden liggen, en aan de streep natuurlijk ook. Zonde om dat te laten schieten als de tijdsverschillen zo klein zijn tussen de klassementsrenners. Droomplan is dus als volgt: Movistar gooit een bommetje op de Izoard en de rest moet dan wel actie ondernemen. Maar je mag er gerust rekening mee houden dat er weer een kopgroep met de prijzen gaat lopen en dat we pas aan het eind van de Galibier actie zien, met aan de finish minimale verschillen.
1. Landa. De morele winnaar van de Tour van 2017 en 2019 verdient eindelijk een keer een ritoverwinning. Na al dat aanvalswerk mag de beloning niet uitblijven. Ik sta volledig achter Mikel. #FreeLanda #Landismo #guidonvanonder #erstaateenmonumentvanpantaniopdebergdushijmoetwel
2. Bernal. De Colombiaanse dagen gaan beginnen.
3. Buchmann. De onzichtbare autist gaat zichtbaar worden. Of nee, dat niet. Nee, hij wordt anoniem derde. Het liefst zonder een seconde in beeld te rijden. Emoe is een legende waarvan men zich afvraagt of hij leeft.
4. Pinot. Die zetten we vandaag even wat lager vanwege de afdaling. De echte hitte is verdwenen, dus dat speelt hem in ieder geval minder parten. De druk zal voorlopig ook nog niet op z'n hoogst zijn, maar als Alaphilippe na deze rit van de burelen is verdwenen gaat het chokefestival beginnen.
5. Thomas. Gaat het hopelijk een stuk minder doen dan Bernal, waardoor de rollen na deze rit omgedraaid zijn. Laten we hopen dat hij nog wat last heeft van zijn stupide valpartij van eergisteren. En laten we ook vooral hopen dat hij na een mager seizoen met een slechte voorbereiding zichzelf ernstig tegenkomt in de derde week, dat zou aantonen dat er daadwerkelijk zoiets is als de menselijke maat.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:03
SPOILER: Etappe 19
Etappe 19: Saint-Jean-de-Maurienne - Tignes, 126,5 km

Nou, jongens en meisjes, het droomplan kwam niet helemaal van de grond. Ondanks het feit dat de kans vrij groot was dat de 18e rit een tegenvallend verloop zou kennen is er toch altijd de hoop dat er knuppels in hoenderhokken worden gegooid. Dat viel behoorlijk tegen, al kende de rit toch enkele vermakelijke passages. Zo duurde het bijvoorbeeld een uur voor de vlucht van de dag vertrokken was. We zagen een stuk of 100 aanvalspogingen, waarvan Alexey Lutsenko meer dan eens de aanstoker was. Pas na een kilometer of 50 zagen we eindelijk een groep wegrijden, we bevonden ons toen in de lange vallei richting de Vars. Nadat de kopgroep eindelijk vertrokken was liep de voorsprong van de grote kopgroep snel op, voor ze het wisten hadden ze vijf minuten voorsprong. Quick Step controleerde wel, maar ondanks de aanwezigheid van Nairo Quintana in de kopgroep vonden ze het toch niet echt nodig om het verschil te beperken. Op de Col de Vars liepen de koplopers zelfs nog verder uit, op de top van deze klim hadden ze een minuut of zeven voorsprong. In het peloton gebeurde op deze eerste zware klim voorlopig nog niets, we zagen pas in de afdaling wat gebeuren. Een valpartij, met onder meer George Bennett en Nicolas Roche. Even leek ONZE Sjors een groot probleem te hebben, maar hij kon uiteindelijk toch weer terugkeren in het peloton. Vooraan zagen we ondertussen dat Van Avermaet en Bernard waren weggereden uit de kopgroep, ze reden met z'n tweeën snel een voorsprong van anderhalve minuut bij elkaar op de achtervolgers.

Op de Izoard zagen we lang niets gebeuren, totdat Movistar op kop begon te rammen. Een bevreemdend beeld, aangezien Movistar Nairo Quintana in de kopgroep had zitten. De voorsprong van de koplopers was ondertussen opgelopen richting acht minuten en dus kwam Quintana in de buurt van het virtuele podium. In die situatie had Movistar dus eigenlijk niets moeten doen, maar in plaats daarvan reden ze kilometerslang hard op kop. De voorsprong slonk richting vijf minuten en de groep der favorieten dunde stevig uit, op een gegeven moment waren er nog maar een stuk of 18 renners overgebleven. Vooraan zagen we tegen die tijd dat Bernard was weggereden bij Van Avermaet, maar op de top van de klim werd Bernard toch weer ingerekend door de achtervolgers. Caruso won het sprintje voor de bergpunten, Bardet pakte daar de tweede plaats. Daardoor kwam Bardet wel ineens dicht in de buurt van Tim Wellens, die ook in de aanval was maar op de Izoard moest lossen. Nadat Marc Soler namens Movistar lang op kop had gereden leken ze toch weer tot inkeer te komen. Ze stopten met rijden en daardoor groeide de voorsprong van de koplopers in de afdaling van de Izoard weer. Snapt iemand het nog? Ik snap er ondertussen nog steeds niets van, Movistar is een merkwaardige ploeg. Doordat Movistar stopte met rijden zagen we in ieder geval in de afdaling en de vallei na Briançon andere ploegen op kop rijden. Bora en FDJ hadden een mannetje op kop gezet, maar later kwamen we toch weer uit bij het vertrouwde patroon. Een mannetje van Ineos op kop, terug naar oude tijd. Castroviejo mocht de schade gaan beperken.

In aanloop naar de Galibier zagen we allerlei aanvalspogingen vooraan, waardoor de kopgroep uit elkaar spatte. Een van de opmerkelijke dingen die we zagen was dat Greg Van Avermaet aan het werken was voor Serge Pauwels, zijn ploeggenoot. Een beeld voor de eeuwigheid. Even leek Pauwels met een aantal andere mindere goden met een voorsprong aan de Galibier te kunnen beginnen, maar een groep met Quintana, Bardet en Adam Yates sloot toch weer aan. Tot op een kilometer of 10 van de top van de Galibier zagen we zowel voorin als in het peloton weinig gebeuren, de voorsprong bleef ook stabiel rond een minuut of vijf. Pas toen begonnen vooraan de demarrages, met weer een actieve Lutsenko. Verrassend was dat Adam Yates toen al moest lossen, hij gaat de prestaties van zijn broer deze Tour niet meer evenaren. Na nog een demarrage van Lutsenko zagen we een tijd later ineens Quintana wegrijden. Voor de tweede rustdag leek het nog nergens op, maar de Colombiaan heeft zijn benen weer gevonden. In korte tijd sloeg hij meteen een gat van een halve minuut met Bardet en Lutsenko, zijn naaste belagers. In het peloton zagen we nog steeds niets gebeuren. Castroviejo was ondertussen klaar met knechten en werd afgelost door Van Baarle, die oorspronkelijk in de kopgroep zat maar zich uit had laten zakken. Van Baarle en Poels reden samen op kop, maar ze deden niets van de voorsprong van Quintana af. De misvormde capibara liep zelfs uit, zijn voorsprong groeide naar zes minuten. Toen Quintana al bijna bijna boven was op de Galibier zagen we pas actie in de groep der favorieten, Egan Bernal ging in de aanval. Hij kreeg aanvankelijk Valverde met zich mee, maar die kwam heel snel tot de conclusie dat hij zich boven 2000 meter hoogte bevond en parkeerde daarom vrij hard. De herstelde Mas moest daarna controleren voor Alaphilippe, maar Bernal liep uit naar een voorsprong van een halve minuut.

Net op het moment dat Bernal op weg leek om de Tour voorzichtig naar zijn hand te zetten zagen we zijn ploeggenoot Thomas in de aanval gaan. De winnaar van vorig jaar wil ook dit jaar heel graag winnen en wilde daarom zijn jonge ploegmaat niet te ver weg laten rijden. Een volkomen onbegrijpelijke demarrage, al kwam er daardoor wel wat leven in de brouwerij. Pinot moest zich ook ineens laten zien en Alaphilippe moest dan toch lossen. Wel dicht bij de top, dus zijn achterstand op de andere jongens werd nooit groot. Landa, Buchmann en Kruijswijk gingen gewoon met Pinot mee, die het gat met Thomas wist te dichten. Ook Uran was er nog bij, alle Colombiaantjes hebben blijkbaar een perfecte rustdag gehad. Samen kwamen ze over de top, terwijl Alaphilippe op een seconde of 20 hing, mede geholpen door een zetje van een soigneur. Met of zonder soigneur, Alaphilippe kan zo goed dalen dat hij na een paar kilometer dalen alweer de aansluiting wist te vinden met de rest. Het kan zomaar een pijnlijke blunder blijken van de rest, dit was toch wel de rit om hem definitief de nek om te draaien. Als ze er vandaag wat vroeger aan waren begonnen hadden we Alaphilippe niet meer gezien, nu draagt hij nog steeds de gele trui met anderhalve minuut voorsprong op de nummer twee. Even leek het er nog op alsof hij zelfs wat tijd ging pakken, want nadat hij aansloot in de afdaling schoof hij meteen naar voren en deed hij een poging om weg te rijden. Die poging slaagde niet, het laatste deel van de afdaling was minder moeilijk en dus kon het gat makkelijk gedicht worden. Bernal ging ondertussen ook hard naar beneden, hij had nog steeds een voorsprong van een halve minuut op de groep der favorieten.

Quintana kende in de afdaling geen problemen meer, hij kwam solo aan in Valloire. Anderhalve minuut achter hem werd Romain Bardet tweede. Eerherstel voor beide heren, die er de afgelopen twee weken niet veel van hadden gebakken. Quintana laat zien dat hij toch nog relevant is door de rit te winnen en op te schuiven in het klassement, Bardet weet zijn Tour dan weer te redden door de bolletjestrui over te nemen. De sterke Lutsenko werd derde, andere overblijvers uit de kopgroep waren Caruso en Kämna. De eerste van de favorieten was Bernal, hij kwam in de straten van Valloire nog aansluiten bij een groepje met Benoot. Iets meer dan een halve minuut na hem kwam de groep met Kruijswijk binnen, terwijl we ondertussen hoorden dat Bennett nóg een keer was gevallen. Al met al een behoorlijk tegenvallende rit. Een mooie overwinning voor Quintana, maar verder hadden we er toch meer van verwacht. De aanval van Bernal was sterk, maar hij had er beter wat eerder aan kunnen beginnen. We houden nog maar twee ritten over, die allebei beduidend minder zwaar zijn dan de vorige rit. De andere favorieten moeten nog steeds van Alaphilippe af, wat moeilijk wordt als ze zo afwachtend blijven rijden. Het zal waarschijnlijk nog steeds van Movistar moeten komen, maar dan moeten ze wel iets slimmer rijden dan gisteren. Als ze op de Izaord niet versnellen pakt Quintana misschien nog wel veel meer tijd, maar intern hebben ze al afscheid genomen van Quintana dus het is maar de vraag of ze daar zelf zo over denken. Waar we op moeten hopen is dat deze lange rit van 200 kilometer een investering is geweest waar we later de vruchten van gaan plukken. We moeten hopen dat iedereen zo hard naar de tering is gegaan dat we tijdens de komende twee ritten een ware slijtageslag en een spekstakelstuk gaan meemaken. Dromen mag, maar de meeste dromen zijn bedrog. De tweede van drie ritten in de Alpen brengt de renners naar Tignes. Het lijkt op papier een vrij middelmatige rit, maar misschien dat dit dan juist de rit wordt waar alles gaat gebeuren. Laten we voor het humorgehalte in ieder geval ook hopen dat Bernal en Thomas achter elkaar aan blijven rijden. Anarchie bij Ineos, in het verleden zelden vertoond. Op papier lijkt Bernal nu de gedoodverfde winnaar, maar dan moeten ze wel een keer wat vroeger gaan koersen. Anders komen ze nooit meer van Alaphilippe af. Het kan daarbij ook wel helpen als zijn ploeggenoot geen pogingen meer wagen om zijn voorsprong te beperken. We gaan het meemaken, spannend!

VR34gVT.png
2e291

Na de finish in Valloire zijn de renners via de Télégraphe naar beneden gegaan en een aantal kilometer verder vervoerd door de vallei van de Maurienne. Daar zijn ze uitgekomen in Saint-Jean-de-Maurienne, een dorpje in de Savoie met 8200 inwoners. Het plaatsje moet het vooral van toerisme hebben, overal in de buurt zijn hier bergen. De toerist die hier komt heeft keuze uit een stuk of 24 skistations, een aantal van die skistations kwamen we tijdens de vorige rit al tegen. Ook La Toussuire ligt hier in de buurt, om maar wat te noemen. Ze noemen Saint-Jean-de-Maurienne ook wel de Poort van de Sybelles, wat niet echt een sexy bijnaam is. Klinkt eerder als een geslachtsziekte, maar dat zal verder aan mij liggen. Enfin, er komen hier dus vooral skiërs vandaan, zoals Jean-Noël Augert, Jean-Pierre Vidal en Jean-Baptiste Grange. Ik ken ze niet, maar ze zullen vast goed zijn (geweest). Buiten het toeristische verhaal is Saint-Jean-de-Maurienne een aardig lelijke stad waar ze het vooral van de industrie moeten hebben, de aluminiumindustrie om precies te zijn. In het roadbook wordt er nog wat gezegd over de lokale kerk, maar dat is eigenlijk helemaal geen fraai ding. Ze moeten het hier vooral van de locatie hebben, in de vallei aan de voet van zoveel bergen. Daarom passeert de koers hier best vaak. Het is de vijfde keer dat de Tour hier is, als startplaats debuteerde de stad in 2006. Toen gingen we op weg naar Morzine, de rit die iedereen nog kent vanwege Floyd Landis. De Amerikaan die een dag eerder nog door het ijs zakte nam een flinke borrel en een bloedzak en fietste iedereen volledig naar huis. Die overwinning is naderhand wel afgepakt, dus nu staat Sastre op de erelijst. De Erik Dekker van Spanje toch wel, onze Carlos. Goed, daarna keerden we in 2010 nog eens terug naar Saint-Jean-de-Maurienne, voor een aankomst. Een rit van Morzine-Avoriaz naar dit dorpje werd gewonnen door de man die altijd zielig keek, Sandy Casar. De Franse rittenkaper was Luis Leon Sanchez en Damiano Cunego te snel af in de sprint. Daarna vertrok er in 2012 nog eens een rit vanuit dit plaatsje, we gingen toen naar Annonay-Davézieux waar de altijd hypocriete David Millar wist te winnen vanuit de vlucht. De laatste aankomst in Saint-Jean dateert van 2015, toen wist Romain Bardet hier te winnen. Ook al vanuit de vlucht, toen moest hij net als nu een behoorlijk mislukte Tour zien te redden vanuit de vlucht. Een dag later zou er nog een rit van start gaan vanuit deze hoofdstad van de cyclogrimpeurs, zoals ze het in het roadbook zo mooi noemen. We gingen toen naar La Toussuire, waar Nibali wist te winnen. In de jaren daarna zijn we nog wel eens hier geweest, vorig jaar reden we nog eens door dit plekkie toen we op weg gingen naar Alpe d'Huez. Nu zijn we hier dus weer eens terug voor een etappestart, had niet gehoeven.

Saint-Jean-de-Maurienne_%28panorama%29.JPG

We gaan van start in de buurt van het centrumpje van Saint-Jean-de-Maurienne, in een straat met wat lelijke hotels en appartementen. Na een kort rondje door het centrum, waar heus ook nog wel wat mooie gebouwen staan, rijden we rechtdoor het dorp uit richting het lokale industrieterrein. Voorbij dit industrieterrein rijden we wat meer de natuur in. Een aantal minuten en wat rotondes later gaat de rit dan echt beginnen. Het wordt een pittig begin, want het gaat direct een kilometer aan een procent of zes omhoog over een wat smallere en bochtige weg. Ook in de tweede kilometer van de rit gaat het omhoog, de renners die met slechte benen aan de start staan hebben direct een probleem. Vervolgens gaat het wel een kilometer naar beneden, waarna er een bochtige maar vlakke fase begint. De parcoursbouwers hebben zich een keer uitgesloofd, we rijden niet recht door de vallei maar pakken af en toe een omweg via een hoger gelegen dorpje aan de zijkant mee. Op weg naar zo'n volgend dorpje moeten we alleen wel naar de andere kant van de vallei, aan de overkant van de Arc. Via een stuk of acht bochten rijden we Saint-Julien in, waarna we wel een aantal kilometer dwars door de vallei gaan rijden over de rechte en brede weg. De komende 17 kilometer rijden we over deze weg, die ons door een mooie omgeving brengt. Het gaat in deze kilometers steeds een beetje vals plat omhoog, we komen uiteindelijk een meter of 300 hoger uit. Tussendoor komen we door Saint-Michel-de-Maurienne, waar de renners een paar rotondes tegenkomen. Dat is in dit stuk van de etappe het enige dat de renners tegenkomen, verder gaat het dus echt vooral rechtdoor over een mooie brede weg. Het gaat dus steeds een beetje vals plat omhoog, maar uiteindelijk maken we een korte duik naar beneden. Aan het eind van deze duik slaan we linksaf en daarna rijden we via een opvallende brug naar de eerste echte klim van de dag. We verlaten de vallei even en rijden naar zo'n dorpje dat wat hoger ligt. De renners beginnen aan de Côte de Saint-André, een beklimming van drie kilometer aan 7% gemiddeld. Deze beklimming van de derde categorie is meteen vrij bochtig en het gaat ook meteen aan 6,4% omhoog. Vervolgens wordt het nog wat bochtiger en dan gaan we zelfs aan ongeveer 8% omhoog. In de laatste meters voor we het dorpje Saint-André binnenrijden wordt het weer wat minder lastig, het gaat dan omhoog aan 6,7%. Na 25 kilometer koers bereiken we de top van deze Côte de Saint-André.

tour-de-france-2019-stage-19-climb-3a355dbf0e.jpg
saint-andre_340247.jpg

Als we boven komen op de klim bevinden we ons aan de rand van het dorp. We verlaten tijdelijk de doorgaande weg en slaan linksaf een smallere weg in. Deze weg begint een halve kilometer later ineens flink naar beneden te lopen. Aan het eind van deze weg komen de renners twee lastige bochten tegen, waarna ze zich weer op de doorgaande weg bevinden. Het gaat nog een kilometer verder naar beneden, terug naar de vallei. Een korte afdaling, op die paar bochten na niet ingewikkeld. We rijden weer via een brug over de Arc en slaan daarna bij een rotonde linksaf, waarna we drie kilometer over de brede weg door de vallei mogen rijden. Het gaat weer een beetje vals plat omhoog, terwijl we door Fourneaux rijden. Van Fourneaux rijden we rechtdoor Modane in, een plaats die in het verleden ook wel eens figureerde in de Tour. In 2015 bijvoorbeeld nog, toen ging hier een rit van start die zou aankomen boven op Alpe d'Huez. Pinot won daar toen, voor een te laat opstomende Quintana. Voor we Modane goed en wel binnenrijden slaan we linksaf, waarna we de vallei weer even verlaten. Over een aparte brug steken we de Arc weer eens over, terwijl we in de achtergrond een opvallende rots zien liggen. Boven op die rots ligt weer eens een fort, het fort van Replaton. Aan de andere kant van de rivier is het nog een kilometer vlak, maar daarna begint de volgende klim van de dag meteen. De Montée d'Assouis staat op het programma, een beklimming van de tweede categorie die 6,5 kilometer lang is. In deze kilometers gaat het gemiddeld aan 6,2% omhoog, toch weer een aardig klimmetje. In de eerste kilometer van de klim, nog in Modane zelf, gaat het meteen aan 6,7% omhoog. Buiten Modane wordt het dan weer wat makkelijker, het gaat een drietal kilometer aan ongeveer 5,5% omhoog. Dat valt nog wel mee, maar er komt nog wat leuks aan. Een kilometer aan 7,2%, dat lijkt er meer op. Vervolgens gaat het richting de top weer aan 5,5% omhoog. Al is de top niet helemaal de echte top. We voegen er nog een kilometer aan toe waarin het even licht naar beneden gaat en dan nog een paar meter steil omhoog, tot net buiten het dorp Aussois zelf. Dan kom je aan 8,3 kilometer aan 5,5% gemiddeld, ook goed. Best een leuk klimmetje, dat blijkbaar voor het eerst is opgenomen in het Tourparcours. Tussendoor komen we best wat mooie natuur tegen, zo hebben ze hier onder meer een watervalletje in de aanbieding. Aussois zelf is een of ander skidorpje, zoals bijna ieder dorpje hier.

tour-de-france-2019-stage-19-climb-n2-5464b7d3b1.jpg
full?d=1407661358

De top van de klim bereiken we na 38 kilometer koers. We rijden dwars door Aussois en hier wil de weg eigenlijk nog steeds niet vlak worden. De renners komen nog twee korte knikjes omhoog tegen van een halve kilometer in lengte, de tweede volgt buiten het plaatsje. We blijven door een mooi gebied rijden, langs rotswanden en met hoge bergtoppen op de achtergrond. Na een tijdje wordt de weg wel vlak, maar een echte afdaling begint nog niet. Het is een kilometer of twee behoorlijk vlak, voor er weer een klein knikje omhoogt volgt. Aan het eind van dit knikje bevinden we ons in de buurt van het dorpje Sardières en als we hier eenmaal langs zijn gefietst gaat het een kilometer of vier naar beneden. De renners rijden over een brede maar bochtige weg, door een bos. Heel steil gaat het niet naar beneden, maar door al die bochten is het toch ook weer niet simpel dalen. Aan het eind van deze afdaling komen we uit in Sollières, waar nog een laatste pittige bocht ligt. Na die bocht slaan we even verderop linksaf en dan bevinden we ons weer in de vallei, waar we nu maar een kilometer of twee gaan blijven. Het gaat rechtdoor over een vlakke weg richting het mooie dorpje Termignon. Hier komen de renners dan weer een aantal bochten tegen, terwijl de weg stevig omhoog begint te lopen. Een klimmetje van een kilometer aan 10%, ik kan er niets anders van maken. Twee stevige steile bochten omhoog, het zal even terugschakelen zijn. Daarna loopt het nog een halve kilometer vals plat door omhoog, waarna we een kilometer of vier rechtdoor rijden over een zo goed als vlakke weg richting Lanslebourg-Mont-Cenis. Dit dorpje bereiken we na 54 kilometer.

1200px-Vue_de_Lanslebourg-Mont-Cenis_vers_le_Col_du_Mont-Cenis.jpg

Voor we Lanslebourg binnenrijden komen de renners nog een rotonde tegen, daarna rijden ze rechtdoor het centrum van dit toeristische plaatsje in. Buiten het centrum slaan ze rechtsaf, rijden ze via een brug over de rivier en daarna loopt de weg aan de andere kant van de rivier meteen omhoog. We pakken het begin van de Col du Mont-Cenis mee, het gaat twee kilometer omhoog aan ongeveer 5%. Parcoursbouwertjes zijn echt creatief geweest vandaag, ze hadden in Lanslebourg ook gewoon rechtdoor gegaan, maar zo pakken we nog wat extra hoogtemeters mee. Na de eerste twee kilometer van de Mont-Cenis verlaten we de doorgaande weg weer. Het gaat schuin naar links, we duiken een smaller weggetje in. Deze weg brengt ons via een stuk of vijf bochten terug naar beneden. We komen uit in Lanslevillard, waar we rechtsaf slaan. Na die bocht gaat de weg bijna direct weer omhoog en dan beginnen we aan iets waar ik bijna hoofdpijn van kreeg. Ik snapte er even helemaal niets van, maar ondertussen heb ik het uitgevogeld. We beginnen aan de beklimming van de Col de la Madeleine. Alleen, de beklimming van de Col de la Madeleine is slechts vier kilometer lang en in deze kilometers gaat het aan 7% omhoog. Huh, sinds wanneer is de Madeleine zo kort? Nou, er is dus een tweede Madeleine. We beklimmen niet de beroemde Col de la Madeleine, maar het achtergestelde broertje. Toch is het zeker niet het achterlijke broertje, want in de eerste kilometer van de klim gaat het aan 9% omhoog, dat mag er zijn. In de kilometer daarna gaat het nog aan 7% omhoog, ook prima. Richting de top wordt het daarna wel minder spannend, het vlakt steeds meer af. We houden vijf procent over op de top, die we na 63 kilometer bereiken. Deze Col de la Madeleine is een klimmetje van de derde categorie, al zijn ze zelf ook een beetje de weg kwijt want als je op de officiële site de interactieve kaart volgt zie je hier een HC-teken staan. Nou, mooi niet dus.

tour-de-france-2019-stage-19-climb-n3-ce58e003ca.jpg
Madeleine,-Col-de-la--Bessans--1746m.jpg

Voorbij deze Col de la Madeleine gaat het een kilometer of twee naar beneden over een brede weg zonder veel bochten. Aan het eind van deze makkelijke afdaling steken we weer eens via een brug de rivier over en daarna gaat een kilometer aan 6% omhoog. We rijden richting Bessans, daar waar de tussensprint van de dag ligt. Na het korte klimmetje is het een kilometer of twee zo goed als vlak, terwijl we over een rechte en brede weg naar Bessans rijden. Aan de rand van dit kleine plaatsje volgt na 68,5 kilometer de tussensprint. Bessans is ook weer zo'n wintersportoord, al is dat ietwat overbodig om te vermelden aangezien zowat iedere plaats hier dat is. Na de tussensprint rijden we zeven kilometer vooral rechtdoor over een brede en vlakke weg door deze vallei, richting de voet van de volgende klim. Dit stuk van de rit is dus vooral vlak, maar we komen toch ook nog wel een paar stroken vals plat tegen. Het is wel een mooie omgeving waar we doorheen fietsen, met veel groen en links en rechts allerlei Alpenreuzen. Aan het eind van de weg komen we uit in Bonneval-sur-Arc, een pittoresk plaatsje met opvallend gemetselde huizen. Tevens ook weer een wintersportoord, maar dat is logisch.

Hameau_de_l%27Ecot_-_Bonneval_sur_Arc.jpg

In Bonneval-sur-Arc begint de volgende klim van de dag, de renners maken direct kennis met de Col de l'Iseran. Deze beklimming van de buitencategorie is 13 kilometer lang aan 7,5% gemiddeld. Na een bocht in Bonneval-sur-Arc wordt de brede weg iets minder breed en dan gaat het in de eerste twee kilometer van de klim direct aan 8% omhoog. Vervolgens gaat het zelfs een kilometer aan 9% omhoog, het lijkt me een uitstekend idee om hier meteen het spel op de wagen te zetten. In de vierde kilometer van de klim wordt het iets minder moeilijk, maar 7,5% is alsnog niet vlak. De vijfde kilometer is wel bijna vlak, het gaat aan 2,5% omhoog. Komt ook omdat het kort naar beneden gaat, richting een klein stroompje. Als we dit stroompje passeren gaat het daarna direct weer wat steviger omhoog, een kilometer aan 8,5%. Hierna gaat het aan 7,7% omhoog, maar dan volgt er een behoorlijk steile kilometer aan 9,3%. Na acht kilometer klimmen zwakt het wat af richting 7% en de kilometer daarna gaat het zelfs nog maar aan 4% omhoog. We rijden door een tunneltje en merken dat het daarna een paar meter zo goed als vlak is. De renners zijn op weg naar het steile slotstuk van de klim, in de laatste drie kilometer gaat het weer steiler omhoog. We beginnen met een kilometer aan 7%, maar dan volgt de spetterende voorlaatste kilometer van deze klim die qua natuurschoon behoorlijk ejaculatief is. We gaan een kilometer omhoog aan 10%, jawel. In de laatste kilometer van de klim gaat het vervolgens nog eens aan 7% omhoog, waarna we na 89 kilometer koers bovenkomen op deze klim van de buitencategorie. We bevinden ons momenteel op 2770 meter hoogte, daarmee is de Col de l'Iseran de hoogste berg van deze Tour. Daarom kan de eerste die hier boven is een aantal mooie bonussen mee naar huis neme. Ten eerste een aantal bonificatieseconden, want hier ligt weer zo'n bonificatiesprintje waar niemand nog iets om heeft gegeven. Belangrijker is de Souvenir Henri Desgrange, een geldprijs ter waarde van 5000 euro. Mooi meegenomen, lijkt me.

90979
Col_de_l%27Iseran_2.jpg

De Col de l'Iseran is de hoogste verharde bergpas van de Alpen en Europa, als je deze berg opneemt in je parcours is het dus automatisch de Souvenir Henri Desgrange. Dit is trouwens voor de duidelijk de prijs die ieder jaar wordt uitgedeeld op de top van de hoogste beklimming van de Tour, maar ik neem aan dat iedereen dit weet. De Col d'Iseran heeft haar naam te danken aan het gebied l'Iseran, dat op zijn beurt naar de rivier de Isère genoemd is. Deze rivier ontspringt beneden aan de col in Val-d'Isère. Het is een beklimming die niet eens zo gek vaak is voorgekomen in de Tour, dit is pas de zevende keer dat we hier bovenkomen. De laatste passage hier dateert alweer van 2007, toen was de inmiddels vergeten Oekraïner Yaroslav Popovych hier als eerste boven. Dat de klim weinig voorkomt in de Tour heeft natuurlijk te maken met de hoogte, er wil hier nog wel eens een flinke portie sneeuw liggen. Sterker nog, een paar dagen geleden lag er hier ook nog sneeuw. Inmiddels is het 800 graden dus dat scheelt dan weer, maar in het verleden zijn er wel eens etappes afgelast of aangepast omdat een passage over de Iseran niet mogelijk bleek. In 1996 was dat bijvoorbeeld nog het geval. Gelukkig stoken we de planeet naar de tyfus dus in de toekomst kunnen we hier ieder jaar over, hoera!

The-Perfect-Hairpin-1.jpg

Na de top van de klim volgt er een afdaling van 15 kilometer richting Val d'Isère. De afdaling begint lastig, het gaat een kilometer of twee vrij steil naar beneden met een paar lastige haarspeldbochten en andere bochten onderweg. Daarna is het een kilometer of twee wat meer rechtdoor afdalen, dat valt wel mee. Vervolgens bereiken we een nieuw bochtig deel van de afdaling. De weg is op zich wel breed genoeg, maar met zulke bochten is het altijd opletten. De afgrond is hier ook vrij diep, toch verstandig om een beetje kalm aan te doen. Het asfalt is ook niet overal even fantastisch, ze zijn hier wel toe aan een nieuwe laag. Na een nieuwe bochtige fase van twee kilometer gaat het even een kilometer wat meer rechtdoor, we komen nu ook nog een klein stukje in stijgende lijn tegen. Na dit stukje in stijgende lijn gaat het nog eens vier kilometer vrij pittig naar beneden, met een aantal haarspeldbochten en nog wat andere bochten. Vervolgens dalen we nog een kilometer of vier richting Val d'Isère op een makkelijke manier, het stelt nu niets meer voor. Het wordt zo goed als vlak als we door Le Fornet rijden, waarna het rechtdoor naar Val d'Isère gaat. Dit is ook weer een wintersportoord, maar dan wel voor mensen met een dikke portemonnee. Het gebied staat bekend als een van de duurste gebieden in Europa. Behalve de hoge prijzen voor de liftpassen en dure overnachtingen is ook het winkelaanbod voornamelijk gericht op de toerist met een ruim budget. Dure en exclusieve modewinkels of sportwinkels bevestigen het dure karakter van het dorp. Tenminste, dat was tien jaar geleden zo, geen idee hoe het tegenwoordig zit. Er schijnen vooral Engelsen op dit dorp af te komen, dus je doet er sowieso goed aan hier niet naartoe te gaan. Het skigebied is wel groot hier, samen met Tignes kom je aan een kilometer of 300 aan piste. Je hebt hier ook allemaal liften en kabelbanen, tijdens de afdaling komen de renners dat ook tegen. In 2007 ging hier overigens ooit een Tourrit van start, dat was dezelfde rit waarin we de laatste passage over de Iseran meemaakten. Die rit zou eindigen in Briançon, waar we gisteren dan weer waren. Mauricio Soler won toen, maar dat heb ik al verteld. In 1996 kwam hier dan weer een tijdrit aan, die door de Russische grapjas Evgeni Berzin werd gewonnen. Val d'Isère dus, waar ze in het centrum een dorps karakter proberen te behouden. Allemaal gelul natuurlijk, aan de rand van het dorp zie je het ene appartementencomplex na het andere.

7_val-d-isere.jpg

In Val d'Isère komen we een paar rotondes tegen, maar verder is het de komende kilometers makkelijk fietsen. We bevinden ons op 22 kilometer van het eind en de komende zeven kilometer rijden we voornamelijk rechtdoor over een vlakke weg. Van Val d'Isère rijden we naar La Daille en na een rotonde in dit plaatsje rijden we rechtdoor tussen de imponerende rotsen door. We duiken daarna een tunneltje in, een van de vijf in de komende kilometers. In dit tunneltje gaat het naar beneden, maar gelukkig is de boel wel behoorlijk goed verlicht. Na een paar meter in de buitenlucht duiken we meteen de volgende tunnel in, maar deze is wel vlak. Buiten de tweede tunnel fietsen we ineens langs een meer, het Lac du Chevril. Langs het meer wordt de weg wel wat bochtiger, maar het blijft voorlopig vlak. Na een stuk langs het meer duiken we weer kort achter elkaar een paar tunneltjes in, vooral voor ons als kijkers vervelend want dan zijn we de renners een tijd kwijt. Na het laatste tunneltje laten we het stuwmeer voorlopig achter ons, we rijden rechtdoor verder over een weg die nu ineens wel naar beneden begint te lopen. Een afdaling van drie kilometer volgt. We rijden over een brede weg, die wel wat bochten kent. Lastig wordt deze afdaling alleen niet, ook al rijden we tussendoor nog een keer door een kort tunneltje. Aan het eind van dit stuk in dalende lijn slaan we scherp linksaf, dat is wel een lastige bocht. Daarna loopt het nog een halve kilometer door naar beneden, voor het afvlakt. We rijden anderhalve kilometer over een vlakke weg, waarna we uitkomen in Les Brevières, een dorpje dat onderdeel uitmaakt van Tignes. Hier bevinden we ons aan de voet van de slotklim.

Tignes_Les_Brevieres_resort_guide_centre.jpg

Na een paar bochten in Les Brevières slaan we rechtsaf, rijden we over een brug en dan begint de slotklim. Het zal 7,5 kilometer aan 7% gemiddeld omhoog gaan. De Montée de Tignes, een beklimming van de eerste categorie, begint redelijk stevig met een kilometer aan 7,5%. De renners rijden over een wat smallere en bochtige weg, die door een bos loopt. Na de aanvangskilometer gaat het omhoog aan 9%, dat is toch wel het terrein waar het meteen zal moeten gebeuren. Het heeft weinig zin om te wachten, want in de kilometer die volgt gaat het nog maar aan 7% omhoog. Als we een stuk of zes haarspeldbochten achter de rug hebben komen we uit in Les Boisses, waar de klim een stuk minder indrukwekkend wordt. Een kilometer aan 4%, dat schiet niet op natuurlijk. Na een paar bochten in Les Boisses en een rotonde komen we buiten het skidorpje uit op een bredere weg, die een kilometer aan 5% omhoog zal lopen. De klim lijkt op een tegenvallende manier te eindigen, maar gelukkig volgt er toch nog een aardig slot. Na vijf kilometer klimmen gaat het plotseling aan 7% omhoog. We fietsen vooral rechtdoor over de brede weg, af en toe komen we een half overhangende galerij tegen. In de kilometer daarna gaat het aan ongeveer 9% omhoog, zul je zien dat de renners hier pas gaan demarreren. We zijn daarna bijna boven in Tignes. In de laatste halve kilometer van de klim gaat het nog eens aan 7,5% omhoog, waarna we op twee kilometer van de finish bovenkomen op deze klim. We bevinden ons in het skidorp en direct na de top van de klim komen we een rotonde tegen waar het schuin naar rechts gaat, een tunnel in. 200 meter later verlaten we de tunnel weer, waarna we meteen de volgende rotonde tegenkomen. Na deze rotonde gaat het min of meer rechtdoor tot aan de laatste kilometer, in licht dalende lijn. In de laatste kilometer is het vervolgens weer vlak tot vals plat. Op een paar flauwe bochten na is het een makkelijke laatste kilometer, de renners moeten alleen op 250 meter van het eind nog even om een rotonde heen. Daarna is het vlak tot aan de finish.

02b2d
CGPRCQN.png

Voor de tweede keer in de geschiedenis van de Tour de France komen we aan in Tignes. De stad debuteerde in 2007 en het zou een debuut worden om nooit te vergeten. De achtste etappe van de Tour van 2007 ging van start in Le Grand-Bornand en in de 165 kilometer die de renners moesten afwerken kwamen ze meerdere beklimmingen tegen. Onder meer Cormet de Roselend, waar Michael Rasmussen samen met een aantal anderen in de aanval ging. Hij kwam in de kopgroep terecht en in die jaren wist je dan wel wat er ging gebeuren. Ook nu wist hij het weer op een sublieme manier af te ronden, zijn vluchtgenoten hadden geen antwoord op zijn versnelling. In het peloton leken ze zich niet echt druk te maken, de voorsprong bedroeg een minuut of zes. Richting het eind van de rit besloten de favorieten toch maar te versnellen, maar op Iban Mayo na finishte iedereen op meer dan drie minuten van Rasmussen. De Deen nam daardoor de gele leiderstrui over. Geen probleem, dacht de rest. Die mafketel zakt er vast wel ooit ergens door. Niet dus, Rasmussen zakte er nergens door en was op weg om de Tour van 2007 te winnen, totdat bleek dat hij had gelogen over zijn verblijfplaats in aanloop naar de Tour. Enfin, die miraculeuze Tour van Rasmussen begon dus hier, in Tignes. Al kun je niet echt van Tignes spreken, dat is meer de verzamelnaam. De gemeente bestaat uit de dorpjes Tignes-Val-Claret, daar finishen we. We rijden onderweg door Tignes-le-Lac, Tignes-le-Lavachet, Tignes-les-Boisses en Les Brévières. Les Brévières is een oud dorpje, de rest ontstond na de constructie van de stuwdam of als skistation. Het dorpje Tignes lag vroeger in de vallei van de Isère, iets lager dan Val d'Isère. Na de Tweede Wereldoorlog werd echter een hydro-elektrische stuwdam aangelegd op de Isère. Door het ontstane stuwmeer, het Lac du Chevril, zou het oude dorpje Tignes onder water komen te liggen. De kerk werd verhuisd naar Tignes-les-Boisses, en het dorp liep uiteindelijk onder in 1952. Om de tien jaar laat EDF het meer voor inspectie- en onderhoudswerken aan de dam leeglopen voor onderhoudswerken, en worden de resten van het oude Tignes nog zichtbaar. Dat is wel een behoorlijk bijzonder verhaal eigenlijk, dorpje verplaatsen voor een stuwdam. Als ze zoiets tegenwoordig in China doen vinden we dat gek, in Europa was het blijkbaar ooit normaal. Tignes is verder natuurlijk een plaats waar ze met name aan wintersport doen. Het dorp vormt samen met Val-d'Isère het skigebied Espace Killy, vernoemd naar de Franse skiër Jean-Claudy Killy. Al schijnt die naam amper gebruikt te worden, maar goed. Op de flanken van de bergtop de Grande Motte kan ook in de zomer geskied worden. Nouja, voorlopig in ieder geval. Over een paar jaar is die gletsjer weg en dan houdt het feest vanzelf op. Tignes schijnt overal vooral geschikt te zijn voor mensen met wat meer ervaring, vrij lastige pistes hier. Al hebben ze voor de kneusjes ook wat makkelijkere pistes aangelegd. Nouja, Tignes dus. In deze gemeente in de Savoie waar blijkbaar toch nog 2400 mensen wonen gaan we op zoek naar een opvolger van Rasmussen.

cddd687671e712b6ff861cf203c335068f33448f.jpeg

Het wordt vanmiddag 27 graden in startplaats Saint-Jean-de-Maurienne. Iets frisser dan de afgelopen dagen, en dan is er ook nog eens kans op regen. Zo'n beetje 50% kans in de middag, het kan dus alle kanten op. Wind zal er niet veel zijn. In Tignes zal het helemaal fris worden, slechts 17 graden in de middag. Veel kans op regen en ook nog eens kans op onweer, het zou zomaar een gure dag kunnen worden. Als er daadwerkelijk regen en onweer komt gaat het ook wat harder waaien, een extra factor om rekening mee te houden. Mocht het toch droog blijven dan zal de wind verder geen rol spelen. Of we daadwerkelijk een natte rit krijgen gaan we merken vanaf 13:45, dan staan de renners pas aan het vertrek. Om 13:55 gaan ze officieel van start en dan krijgen we hopelijk meteen spektakel te zien. Dat mogelijke spektakel wordt uiteraard meteen door iedereen integraal uitgezonden. De Belg is er meteen bij, net als de Nederlander en de Europeaan. De aankomst wordt vrij laat verwacht, tussen 17:23 en 17:50.

dd733d51d0b16b0774eb87e4aa21a357bdf039ec.jpeg

In deze voorspelling heb ik dus echt totaal geen zin. Je zou zeggen dat dit een rit voor de klassementsrenners moet zijn, maar met die klojo's weet je het tegenwoordig maar nooit. Ze verzinnen altijd wel weer een excuus om nog een dag langer te wachten. Toch kunnen er nu geen excuses meer zijn. Het grootste probleem heet Julian Alaphilippe en je kan ondertussen geen risico's meer nemen. Hem meenemen naar de voet van de slotklim van de volgende rit lijkt op zelfmoord, je moet er nu eigenlijk gewoon vanaf. Het enige acceptabele strijdplan voor veel ploegen zou moeten zijn dat ze op de Iseran stevig aan de boom schudden en dat er daarna maar een kleine groep overblijft richting Tignes. Iets anders is een belediging van de kijker. Het duurt alleen wel even voor we bij de Iseran zijn en ik sluit niet uit dat er tegen die tijd al een kopgroep is vertrokken met figuren als Simon Yates en nouja, eigenlijk vooral Simon Yates. Als die jongen twee of drie minuten voorsprong heeft zie je 'm niet meer terug. Dus de kans is vrij behoorlijk groot dat we nu wéér naar de vluchters gaan kijken. Want tja, de aanloop is niet zo lastig, en de slotklim is niet moeilijk genoeg. En morgen volgt er nog een lastige dag. Kan zomaar zijn dat we weer naar helemaal niets gaan kijken. Ik sta er ondertussen een beetje pessimistisch in. Maar goed, het kan natuurlijk altijd meevallen. De sleutel zal vooral in handen liggen van Movistar en in het bijzonder Mikel Landa. Als ze weer zo koersen als vandaag krijgen we gewoon weer een kopgroep die voor de zege gaat. De Iseran gaat allesbepalend zijn, ik trap nog maar even een open deur in. Maar hey, het is wel een korte rit. En die zijn explosief, en goed. Vooral na een lange en slopende rit zijn de korte ritten meestal genot. Het enige probleem in dit geval is dat er morgen nog een bergrit volgt, maar verder zou dit moeten werken. Weet je wat, laat ik toch maar gewoon vijf klassementsrenners noemen. Niet omdat het gaat gebeuren, wel omdat het zou moeten gebeuren.
1. Bernal. Jody gaat de Tour winnen.
2. Pinot. Het gaat waarschijnlijk regenen, dus is Pinot in z'n sas.
3. Landa. Ik vrees dat de overwinning er weer niet gaat komen. Hopelijk volgt er nog een keer een ultieme aanval, maar als hij met van dat slappe gelul komt als respect hebben voor Nairo enzo weet je al dat het ingewikkeld gaat worden.
4. Buchmann. De onzichtbare Buchmann zal opnieuw onzichtbaar blijven. Als een schim fluistert hij zichzelf geruisloos een weg naar boven, zonder op tenen te trappen.
5. Thomas. G gaat de Tour niet winnen.

b7da8f31cd0e8a612cf2d16452fc77e4c0885f4d.jpeg
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:03
SPOILER: Etappe 20
Etappe 20: Albertville - Val Thorens, 130 59 km

Wat leek het een mooie dag te worden. De negentiende rit kende in het begin een kort klimmetje en daar ging het tempo meteen de hoogte in. Er ontstond meteen een chaotische situatie, met talloze aanvalspogingen en overal over de weg renners. Na een tijdje zagen we een kopgroepje van vier ontstaan, met daarin Bilbao, Nibali, Herrada en Dan Martin. Deze jongens kregen een voorsprong van een halve minuut, maar onderweg naar de volgende klim van de dag zagen we toch weer een hoop andere renners in de aanval gaan. Op de volgende klim, die naar het dorp Saint-André, zagen we in het peloton een hoop jongens lossen. Onder meer Kwiatkowski kende weer eens een slechte dag. De renners die wel een goede dag kenden reden weg op de klim, waardoor er na een tijd een grote kopgroep ontstond. Jongens die kort in het klassement stonden zoals Uran, Valverde en Barguil vonden we plotseling terug in de kopgroep, een minuut voor de op dat moment kleine groep der favorieten. In die groep der favorieten zagen we plotseling dat Thibaut Pinot in paniek was. Hij snelde naar de wagen van de dokter, waar hij kort behandeld werd. Het ging niet goed met Thibaut, dat werd vrij snel duidelijk. Na de behandeling van de dokter ging hij steeds minder hard vooruit, er was serieus iets aan de hand. Het bleek dat hij aan het eind van de vorige rit al een spierblessure had opgelopen, stappen ging moeilijk en ook fietsen viel dus niet mee. Hij moest de groep laten rijden en zakte steeds verder naar achteren. Hij werd voorbijgereden door een aantal ploeggenoten, die wisten blijkbaar al hoe laat het was. Pinot reed nog wel een tijd door, maar zijn achterstand werd alleen maar groter. Toen hij op een minuut of vijf van de kop van de koers reed besefte hij dat het voorbij was. Huilend stapte hij van de fiets. Een trieste aftocht voor de renner die beter reed dan ooit tevoren. Hij had minstens een plaats op het podium verdiend, maar het hoort ook wel weer bij de carrière van Pinot dat er op zo'n manier een einde komt aan zijn Tour. Je wist op voorhand al dat hij niet ging winnen, er zou hem vast wel weer iets overkomen. Treurig, maar waar. Laten we in ieder geval hopen dat hij deze klap te boven komt, toch weer een stevige kras op de carosserie van een niet altijd even stabiele renner.

De koers ging ondertussen gewoon door, nog wel. De groep der favorieten werd wat groter en enkele mannen die vanuit de achtergrond aansloten probeerden meteen naar voren te rijden. Het was chaotisch en overzichtelijk, maar na een tijd werd alles duidelijk. Ineos nam de controle in het peloton, eindelijk een keer vertrouwde beelden. De kopgroep, met daarin ook nog jongens als Yates en vooruitgeschoven post De Plus, liep uit naar een voorsprong van twee minuten toen we aan de andere Col de la Madeleine begonnen. In de kopgroep zat ook Damiano Caruso en hij begon een gevaar te vormen voor de bergtrui van Bardet, dus zagen we Mathias Frank hard op kop sleuren van het peloton om het gat toch maar wat kleiner te maken. Daardoor begon de kopgroep met een voorsprong van ongeveer anderhalve minuut aan de beklimming van de Col de l'Iseran. Op deze beklimming nam Ineos weer haar verantwoordelijkheid, de sterke Van Baarle reed lang op kop en wist de voorsprong van de koplopers terug te brengen tot een minuut. De groep dunde stevig uit, Mas en Bennett moesten er bijvoorbeeld af. Toen Wout Poels overnam van Van Baarle lag het tempo nog wat hoger, de voorsprong van de koplopers liep nog verder terug. Op een kilometer of zes van de top zagen we plotseling Thomas versnellen. De ijzersterke Mühlberger reed het gat meteen dicht, in dienst van Buchmann. Even later zagen we iets heel opmerkelijks, een versnelling van Steven Kruijswijk! Het lukte hem niet om weg te rijden van Thomas en Buchmann, maar Alaphilippe moest wel lossen. Bernal keek het even aan in het wiel van Alaphilippe, maar toen duidelijk werd dat de Fransoos niet harder kon reed hij simpel naar voren. Niet veel later ging Bernal zelf maar eens in de aanval en Kruijswijk sprong mee op het wiel. Bij het volgende beeld dat we zagen zat Kruijswijk niet meer in het wiel, Bernal was vertrokken. Vooruitgeschoven post De Plus zakte terug tot bij Kruijswijk en mocht op kop gaan rijden. De voorsprong van Bernal, die een voor een de vroegere koplopers opraapte, bleef lang stabiel. Op een paar kilometer van de top begon de voorsprong plotseling spectaculair op te lopen, De Plus kon het tempo van de Colombiaan niet meer bijbenen. Aanvankelijk had Bernal nog een paar zandzakken in z'n wiel zitten, maar die moesten er stuk voor stuk af. Eerst Nibali, daarna Uran, even later Barguil en richting de top kraakte ook de wieltjeszuigende Simon Yates. De groep Kruijswijk maakte zich verder niet zo druk, na de top van de Iseran zou er nog een lange afdaling volgen, een stuk door de vallei en dan nog een slotklim. Voldoende tijd om nog orde op zaken te stellen. Bernal kwam als eerste boven op de top van de Iseran, een paar seconden voor Yates. De groep van Kruijswijk kwam boven op iets minder dan een minuut, vrij ontspannen. Alaphilippe deed er alles aan om de schade te beperken, maar op de top gaf hij twee minuten toe.

De afdaling begon en tijdens deze afdaling zagen we Yates terugkeren bij Bernal. We zagen in de groep daarachter dat Landa inmiddels weer was aangesloten en dat ook Mühlberger onderweg was naar die groep. Het beloofde een spannend slot van de rit te worden, maar toen sijpelden de eerste berichten door dat er ellende op komst was. Dat er slecht weer was voorspeld in deze regio wisten we, maar dat er een enorme stortbui langs zou komen zagen we niet direct aankomen. Deze bui had flinke gevolgen. In eerste instantie leek het vooral om de hagel te gaan, maar naderhand werd duidelijk dat de straten blank kwamen te staan en dat er op sommige punten flinke modderstromen over de weg liepen. Halverwege de afdaling werd er dus een drastische beslissing genomen, neutraliseren. Een beslissing die op weinig begrip van de renners kon rekenen, gezien alle boze gebaren. Vooral Uran was niet echt vrolijk, hij vond het maar niks. In principe wel te begrijpen, op het moment dat de boodschap aan de renners werd gegeven reden ze nog over droge wegen en leek er niets aan de hand te zijn. Na het zien van de beelden zullen alle renners ondertussen wel begrijpen dat doorrijden geen optie was, alleen over de afhandeling van de situatie zullen ze niet allemaal te spreken zijn.

Ik ben er zelf ook niet echt over te spreken, ik vind het een regelrechte aanfluiting. We zijn bestolen, bedonderd en beflikkerd. Ten eerste bestolen van een mooie koers, ondanks het feit dat we al genoeg mooie dingen hadden gezien moest de koers nog steeds tot volle ontbranding komen. Men spreekt van een onvoorziene omstandigheid, maar ik vind dat we de lat toch wat hoger mogen leggen. Het is niet zo dat de Iseran een makkelijke klim is, het heeft een reden dat de Tour hier bijna nooit komt. Zo werd er in 1996 een keer een rit die over de Iseran zou gaan ingekort vanwege hevige sneeuwval. Het is altijd iets op deze klim. Tot een paar dagen geleden lag er ook nog sneeuw, dus we hadden kunnen weten dat fietsen hier niet ideaal was. Natuurlijk is zo'n enorme stortbui wat anders dan langdurige sneeuwval, toch was het goed geweest als men op voorhand een Plan B had gehad. Van een zogenaamd professionele organisatie als de ASO mogen we dat verwachten. De weersvoorspellingen beloofden niet veel goeds, het lag in de lijn der verwachting dat het tussen de Iseran en Tignes zou gaan regenen. Men had in overleg met de lokale autoriteiten eerder een beslissing kunnen nemen, ook al was die beslissing dan misschien prematuur geweest. Het zal waarschijnlijk niet de eerste keer zijn geweest dat de straten hier blank staan en dat er sprake is van modderstromen, de lokale bevolking zal van die mogelijkheid op de hoogte zijn geweest. In dat kader had men anders in kunnen spelen op de weersverwachting en dan maar aan de voet van de Iseran al moeten besluiten om de rit boven te laten eindigen. Nu heeft men gegokt en gehoopt dat het goed af zou lopen, nogal een blunder. De Tour zou een van de grootste sportevenementen ter wereld moeten zijn, op zo'n manier een rit moeten neutraliseren past niet bij een groot sportevenement.

Het is in ieder geval goed dat men de beslissing nam om te stoppen voor we bij het slechte deel van het parcours aankwamen, maar de beslissing had eigenlijk nog eerder genomen moeten worden. Dan hadden we met z'n allen beter kunnen leven met de uitkomst. De oplossing waar men nu voor heeft gekozen is eigenlijk geen oplossing. Er is een fictie ontstaan die voor niemand gunstig is. Iedereen reed naar de top van de Iseran met het idee dat er nog een afdaling en een slotklim zou volgen. Daar paste men de tactiek dan ook op aan. Bernal reed wel op waarde weg van de rest, maar het gat dat daarna ontstond was niet in overeenstemming met de reële verhoudingen. De Plus mocht het tempo bepalen in de groep van Kruijswijk, daardoor liep Bernal snel uit. In de afdaling bleef het gat ongeveer gelijk, in het stuk na de afdaling had die groep waarschijnlijk nog wel kunnen inlopen op Bernal. Wat er dan vervolgens op de slotklim was gebeurd zullen we nooit weten, maar de kans is natuurlijk aanwezig dat Bernal daar eventueel nog was ingestort en de kans was ook aanwezig dat iemand als Kruijswijk daar nog was gaan versnellen. Van de andere kant had het ook gekund dat men in de groep daarachter na het verdwijnen van de laatste knechten ging pokeren op de klim waardoor Bernal alleen nog maar verder was uitgelopen. Het had allebei gekund en juist het feit dat we dat nu niet weten maakt de zaak zo lastig. Het verschil van een minuut op de Iseran is in ieder geval niet reëel. Als Kruijswijk en co hadden geweten dat daar de finish lag waren ze nooit een minuut achter Bernal geëindigd en dus is het opnemen van het tijdsverschil op de top een kwalijke zaak, het is zonder enige twijfel koersvervalsing. Mijns inziens had je dan nog beter de hele rit kunnen schrappen, dan zijn de omstandigheden voor iedereen in ieder geval hetzelfde. Nu is er een verschil ontstaan dat niet had hoeven ontstaan, willekeur dus. Er was natuurlijk altijd kritiek geweest, welke beslissing men ook had genomen. Desondanks heb ik nog steeds wel wat moeite met deze beslissing. Een mooie Tour eindigt op deze manier toch met een zure nasmaak.

Wat de zaken nog erger maakt is dat op het laatste moment de volgende rit ook overhoop is gegooid. Niet alleen in de buurt van Tignes heeft het hard geregend, ook een paar kilometer verderop in de omgeving van Albertville hebben de weergoden een grote boos gehad. Er zijn ook flinke modderstromen ontstaan op Cormet de Roselend, wat de eerste beklimming van rit 20 had moeten zijn. Die klim wordt dus ook geschrapt. De volgende klim van de dag sloot aan op deze klim, daar kunnen we nu dus ook niet meer naartoe. Twee van de drie beklimmingen van de laatste rit in de Alpen zijn dus geschrapt, alleen de slotklim naar Val Thorens blijft over. In de omgeving van Albertville liggen nog veel meer beklimmingen, maar blijkbaar zijn die allemaal niet begaanbaar, is het organisatorisch niet meer te regelen of wil de organisatie geen risico nemen. We gaan van Albertville rechtdoor naar het zuiden, dwars door de vallei. Alle beklimmingen negeren we, het gaat rechtdoor naar Val Thorens. Van een toch al korte rit van 130 kilometer blijft nog minder over, we houden 59 kilometer over. De laatste dagen in de Alpen hadden spectaculair moeten zijn, hier had alles moeten gebeuren. Renners hebben gepiekt naar de derde week. Renners hebben wekenlang iets achter de hand gehouden voor deze dagen. En dan wordt de helft simpelweg geschrapt. Als ze dit op voorhand hadden geweten hadden ze in de dagen voordien anders gekoerst. Ondanks het feit dat we met onvoorziene omstandigheden te maken hebben is dit toch een enorme smet op de koers. Het opnemen van de tijdsverschillen op de Iseran was al koersvervalsing, dit is een extra nagel aan de doodskist van veel renners. Iemand als Kruijswijk is gisteren al benadeeld en ziet nu een mooie rit veranderen in een extreem korte explosieve rit met weinig mogelijkheden om het verschil te maken. Het is zonde dat de Tour op deze manier moet eindigen. Het zorgt voor een nogal onbevredigend gevoel, we zullen nooit weten hoe het anders gelopen was. De winnaar van de Tour zal vooral herinnerd worden vanwege de farce van gisteren, niet dankzij een epische solo en een prachtige overwinning. Eeuwig zonde. Maar goed, ondanks het inkorten van de rit kan er nog steeds genoeg gebeuren. De strijd om de gele trui is helaas beslist, maar daarachter staat nog niets vast. Door het ontbreken van de slotklim staat Alaphilippe nog tussen de mensen, Thomas, Kruijswijk en Buchmann gaan er hun handen aan vol hebben om hem tijdens deze korte rit een flinke achterstand aan te smeren. Het zal het kijken waard zijn, maar de wat als-vraag blijft sluimeren op de achtergrond.

dBzHiV2.png

Dit had het moeten zijn:
edb3e

Dit is het geworden:
EAbLy6lXoAASXa4?format=jpg&name=900x900

Ondanks de aanpassing van het parcours gaan we nog steeds wel van start in Albertville, een stad die we de afgelopen jaren veel te vaak hebben gezien in de Tour. Het is pas de vijfde keer dat we hier zijn, maar sinds 2012 wel de vierde keer. Deze plaats, in de vallei van de rivieren L'Arly en de Isère herbergt 20.000 inwoners en maakt deel uit van het departement Savoie. In Albertville werden in 1992 de winterspelen georganiseerd. Veel van de evenmenten vonden plaats in de bergen in de omgeving, maar het Olympisch park en het Olympisch huis stonden wel in Albertville. De Tour komt best vaak voorbij Albertville, aangezien de plaats strategisch gezien best lekker tussen de bergen ligt. Desondanks kwam hier slechts één keer kwam een rit aan, in de fameuze Tour van 1998. De zestiende rit van de 'Tour de Dopage' die gewonnen werd door Jan Ullrich eindigde in de stad. De volgende dag zou men vanuit Albertville vertrekken richting Aix-les-Bains, maar dat kwam er niet helemaal van. Festina was inmiddels al uit de Tour gegooid en ook TVM lag nog steeds onder vuur. In Albertville viel de politie binnen in het hotel waar TVM verbleef en in het peloton vond men dat het ondertussen verdacht veel op een heksenjacht begon te lijken. Dus ging men staken. Ploegen als ONCE, Banesto en Riso Scotti gingen zelfs naar huis. In 33 kilometer tijd stopte men twee keer met fietsen en na die tweede staking reed men met een slakkengangetje richting de finish. Tegenwoordig hebben we geen staking meer nodig om de boel te ontregelen, aan een beetje regen hebben we genoeg. Na 1998 ontweek de Tourorganisatie de stad een tijd, maar in 2012 keerde de Tour terug naar deze stad. De elfde rit van die Tour bracht de renners van Albertville naar La Toussuire en Pierre Rolland won. Daarna kwam de Tour in 2016 ook nog eens langs in Albertville. De 19e rit van die Tour begon hier en eindigde in Saint-Gervais Mont-Blanc. De winst ging naar Romain Bardet. Ook vorig jaar ging er hier een rit van start, dat was de elfde rit van die Tour. Een aankomst boven op La Rosière, waar de meesterknecht van Egan Bernal de koers naar zijn hand zette. Geraint Thomas won, voor Dumoulin en Froome. Hij veroverde de gele trui en zou die trui niet meer uit handen geven. Een jaar later zijn we weer terug, en dat blijkt dus niet zo'n goed idee te zijn. We hadden beter ergens anders in de Alpen van start kunnen gaan, misschien dat daar minder modderstromen waren. Enfin, Albertville dus. Net als vorig jaar gaan de renners van start voor de deuren van het lokale hotel de ville.

00422289_N_0002_photo.jpeg

Tijdens deze parodie op een rit gaan we lang door de vallei rijden, over de grote doorgaande weg. Je vraagt je toch echt ernstig af of er geen andere mogelijkheid was. Blijkbaar had de organisatie ook nu geen Plan B, een ernstige tekortkoming. De Franse miskraammanagers zijn slecht voorbereid, blijkt eens te meer. In Albertville kan je echt alle kanten op, maar het lijkt er niet op dat men überhaupt naar andere mogelijkheden gekeken. Nee, we rijden gewoon rechtdoor naar het zuiden over de snelweg. Het is om te huilen, een hemeltergende ontknoping van een zinderende Tour. Blijkbaar rijden we eerst ook nog een tijd geneutraliseerd, maar daarna gaat het los hoor, op de snelweg! We rijden een kilometer of 20 doodleuk rechtdoor, niks aan de hand. We zien heel veel bergen, links en rechts. Die negeren we alleen dus, vanwege een beetje modder. In de eerste 20 kilometer van de wedstrijd komen we 150 meter hoger uit, je kan dus moeilijk beweren dat het een lastige aanloop is. Ik heb geen idee wat ploegen hier moeten ondernemen. Je kan hier best hard rijden, maar daar schiet je geen ene donder mee op. Tot de voet van de klim gaan we gewoon naar helemaal niets zitten te kijken, het is niet te doen. We zien in de eerste kilometers ongetwijfeld weer de onvermijdelijke Thomas De Gendt op kop beuken, zo'n aanloop is het. Ergens in de buurt van Feissons-sur-Isère, na een kilometer of 12, gaat het een tijdje wat meer dan vals plat omhoog, dat is het eerste stukje van de rit met serieus hoogteverschil. Daarna gaat het wel weer vrolijk een stuk naar beneden, dus we schieten er weinig mee op. Na dit stukje in dalende lijn gaat het nog een aantal kilometer vals plat omhoog richting Aigueblanche, waar we na een kilometer of 20 passeren. Vervolgens wordt het weer wat meer vlak en krijgen we ook nog een paar meter in dalende lijn tot we na 23 kilometer uitkomen in Moûtiers. Hier slaan we bij een rotonde rechtsaf en dan bevinden we ons op de weg naar Val Thorens, terug op de oorspronkelijke route.

Moutiers-04-1000x800.jpg

Na de rotonde in Moûtiers is het nog een kilometer of drie zo goed als vlak. Het gaat ondertussen een keer een halve kilometer vals plat omhoog, maar verder maken we nog niet veel mee. Tot we na een tijd scherp linksaf slaan, we verlaten dan de grote weg en rijden over een wat smallere weg met bijzonder matig asfalt. Deze weg is nog een paar meter vlak, maar daarna beginnen we aan de klim naar Val Thorens. De eerste kilometers van de klim gaat het meteen vrij pittg omhoog. We beginnen met een kilometer aan 6,8%, waarna het een kilometer aan 7,3% omhoog gaat. Vervolgens zwakt het iets af naar 6,5%, maar daarna gaat het omhoog aan 9,5%. Dit is toch wel het stuk van de klim waar meteen een miljoen knuppels in dat hoenderhok gesmeten moeten worden. Hier moet je meteen alle knechten in het ravijn kieperen, klaar. Na een redelijk recht begin van de klim zitten we hier in de fase van de haarspeldbochten, het is flink draaien en keren. Een aantal van die bochten zijn dus echt steil, daar moeten de jongens die nog wat willen hun voordeel mee doen. Na de steile kilometer gaat het twee kilometer aan 7% omhoog, waarna er een kilometer aan 6% volgt. Als deze kilometer achter de rug is gaat het heel kort een paar meter naar beneden, zonder dat de renners een lastige bocht tegenkomen. Het is vervolgens een paar meter redelijk vlak, waarna het nog eens omhoog gaat aan 7%. We rijden door het gehucht Planvillard en hier komen we ook nog wat bochten tegen. Het is hier wel minder steil, na een tijd gaat het verder aan 6%. Daarna gaat het een kilometer verder aan 6,5%, terwijl we richting het gehucht Les Varcins rijden. Als we hier doorheen fietsen hebben we ondertussen 11 kilometer geklommen, eenderde van Val Thorens gehad dus. Gemiddeld gaat de klim naar Val Thorens aan 5,4% omhoog, maar dit eerste deel van de klim laat zien dat het toch wel wat lastiger is dan dat. Het zijn vooral de kleine afdalinkjes tussendoor die het gemiddelde naar beneden halen.

planvillard.jpg

In Les Varcins gaat het ook weer kort naar beneden, nog zo'n afdalinkje die de klim makkelijker laat lijken dan ie eigenlijk is. Richting Les Varcins komen we al een scherp bochtje naar links tegen in licht dalende lijn, daarna een bochtje naar rechts en dan gaat het nog een paar hectometer verder naar beneden. Na nog een halve kilometer die vrij vlak is beginnen we weer aan een nieuw deel in stijgende lijn. We bevinden ons inmiddels op de hoofdweg naar Val Thorens en dus is de weg een stuk breder geworden. Na een kilometer aan 6,5% gaat het twee kilometer omhoog aan 7,2%, tot in Saint-Martin-de-Belleville. Hier verlaten we de doorgaande weg weer even voor een rondje door het dorp. Dit rondje in het dorp is wel pittig, het gaat aan 8% omhoog. Ook buiten het dorp is het nog even steil, maar zodra we de doorgaande weg weer bereiken wordt het een aantal kilometer wat vlakker. Ook hier weer een klein knikje naar beneden, waardoor we aan een kilometer aan 2% gemiddeld komen. Vervolgens gaat het voorbij het gehucht Saint-Marcel aan 3,6% omhoog, ook niet heel indrukwekkend. We zitten nu halverwege de klim en dit is wel de fase waar eventueel ontstane gaten weer gedicht kunnen worden. Het gaat wat langer rechtdoor hier, je bent dus niet zo snel uit het zicht. Dat de volgende kilometer aan 2% omhoog gaat zal ook zeker niet helpen, dit is allemaal niet zo best. Gelukkig gaat het na dit makkelijke stuk van drie kilometer vervolgens weer drie kilometer wat steviger omhoog. Twee kilometer aan 7% en daarna een kilometer aan 7,3%, dat is een stuk gunstiger. We komen uit in Les Ménuires, waar we bij een rotonde rechtdoor gaan. In dit skidorpje is het een kilometer zo goed als vlak, we zijn weer terug bij af. In Les Ménuires, waar heel veel appartementencomplexen staan, hebben we 23 kilometer geklommen. Het is dus nog een kilometer of 10 fietsen tot de finish, hoera.

675402.jpg

Tijdens onze tocht door Les Ménuires komen we na een bocht naar rechts een rotonde tegen, waar we rechtdoor gaan. Na deze rotonde volgt er een afdaling van een kilometer over een brede en goed geasfalteerde weg. Tijdens deze korte afdaling komen we wel twee haarspeldbochten tegen, levensgevaarlijke praktijken. Of nouja, dat valt wel mee. De weg is zo breed dat er genoeg uitwijkmogelijkheden zijn. Na nog een bocht naar links botsen we op een rotonde, waar het schuin naar links gaat. We zijn nu opnieuw terug op de doorgaande weg richting Val Thorens en deze weg is een aantal meter vlak voor we weer gaan klimmen. Het slot van de beklimming is redelijk pittig, zo gaat het meteen weer een kilometer aan 7% omhoog. Daarna gaat het twee kilometer omhoog aan 6,5%, terwijl we ons over een bochtige weg naar boven hijsen. Aan het eind van dit bochtige stuk gaat het een tijd rechtdoor en dan is er op zich een behoorlijk prima uitzicht over de omgeving, maakt deze waardeloze rit toch net een tikkie minder waardeloos. We gaan vervolgens een kilometer aan 7,6% omhoog, ook wat minder waardeloos. Daarna volgt er zelfs een kilometer aan 8,8%, tjeempie. Gaat het dan toch nog ergens op lijken? Valt redelijk mee, een paar haarspeldbochten later gaat het verder aan 7%. We bevinden ons inmiddels op iets meer dan drie kilometer van het eind en we rijden momenteel langs de eerste gebouwen van Val Thorens. De komende twee kilometer gaat het aan 6% omhoog, wachten tot de laatste kilometers van de klim lijkt me niet zo'n goed idee. Als we na een kort tunneltje Val Thorens definitief betreden begint de klim wat af te zwakken. Op anderhalve kilometer van het eind volgt er zelfs een korte afdaling van 500 meter, door de straten van het skidorpje. We pakken een paar bochten mee kort achter elkaar, tussen de chaletjes door. De weg is wel breed, dus dit mag verder weinig problemen opleveren. We rijden daarna Val Thorens weer uit over een weg die kort geleden nog niet geasfalteerd was. Speciaal voor de Tour hebben ze er nu wel een nieuwe laag asfalt neergelegd, wel zo makkelijk. In de laatste kilometer gaat het over deze nieuwe weg aan 8% omhoog tot de finish. We finishen langs een restaurant waar de mensen normaal op ski's voorbij komen geraasd. De weg waar we finishen ligt normaal bedolven onder de sneeuw, vandaag ligt er als het weer het toelaat een mooie zwarte laag asfalt en komen er een aantal debielen op een fiets voorbij. Na 33,4 kilometer klimmen aan 5,4% gemiddeld komen we dan boven op deze beklimming van de buitencategorie, de laatste beklimming van de Tour.

43b54
5xJQ8u6.png

Voor de tweede keer in de geschiedenis komen we aan in Val Thorens. In 1994 kwam de Tour hier voor het eerst aan, de overwinning ging toen naar de Colombiaan Nelson Rodríguez. 'Cacaíto', dat was zijn bijnaam. Hij reed voor ZG Mobili, de ploeg van Gianni Savio. In de sprint versloeg hij Piotr Ugrumov, die toen in dienst van het illustere Gewiss-Ballan een wonderjaar beleefde. Ik heb de oude beelden even opgezocht en het was volgens de commentatoren geen al te mooie overwinning van Rodríguez. Hij zat lang in het wiel van Ugrumov en kwam er pas in de laatste 50 meter uit, de commentatoren reageerden net als Ugrumov zelf viesmad. Op zich hadden ze gelijk, vriend Nelson had inderdaad wel wat vaker over kunnen nemen. Gelukkig heeft Savio met Bernal een Colombiaantje afgeleverd die wel op kop durft te rijden. Enfin, achter de koplopers zagen we vooral een verschroeiende aanval van Marco Pantani. Tijdens die rit in 1994 ging hij vroeg op de dag onderuit, maar hij keerde terug in het peloton. Op de slotklim ging hij vervolgens in de aanval en niemand was in staat om hem te volgen. Remmen in de bochten, dat soort werk. Hij reed anderhalve minuut weg van Virenque, Indurain en Zülle, een prestatie van formaat. Niet dat Indurain een reet gaf, hij won de Tour uiteindelijk toch wel met een minuut of vijf voorsprong op Ugrumov en zeven op Indurain, andere tijden. We zoeken dus een opvolger voor wieltjesplakker Rodríguez in het hoogste skistation van Europa, waar buiten het seizoen slechts 300 mensen wonen. Val Thorens ligt op 2300 meter hoogte, het is dus weer een stevige aankomst. We bevinden ons in een kom aan het einde van de vallei van Belleville. Val Thorens is blijkbaar pas ronde 1971 een ding geworden en maakt tegenwoordig deel uit van het gigantische skigebied Les Trois Vallées. Samen met Les Menuires, Saint-Martin de Belleville, Meribel, La Tania en Courchevel wordt een van de grootste aaneengesloten skigebieden van de wereld gevormd. Het complete gebied bestaat uit meer dan 650 kilometer geprepareerde pistes, waardoor zowel beginnende als gevorderde skiërs er terechtkunnen. Val Thorens is beroemd en berucht. Altijd sneeuwzeker, altijd druk en niet goedkoop. Volgens Wikipedia ook vooral een skiresort waar veel studenten naartoe gaan, maar ik heb me nooit zo met wintersport bezig gehouden dus ik heb geen idee of dat klopt. Er lopen in ieder geval verschillende pistes door het dorp. De liften rondom Val Thorens zouden tot de meest efficiënte ter wereld moeten behoren, ze brengen hier naar eigen zeggen een ongekende hoeveelheid wintersporters per uur omhoog. Het gebied is mokergroot dus daarom zou er niet echt sprake zijn van topdrukte op de pistes. Tijdens een weekje wintersport in Val Thorens hoef je het dorp niet uit, in een poging het gebied een beetje onderscheidend te maken hebben ze hier allerlei zooi neer laten zetten zoals een zwembad, een bowlingbaan en een bioscoop. Eind april wordt hier het wintersportseizoen afgesloten met de zogeheten "Dutch Week". Ik heb dus zo'n donkerbruin vermoeden dat we dit gebied moeten ontlopen, voor je het weet gaat het weer VAN LINKS. NAAR RECHTS. TUDUDUDUDUDUDUDU. Hemeltergend. Mensonterend. Past wel perfect bij dit verfomfaaide einde van de Tour dus.

valthorens.jpg

In startplaats Albertville zal het 's middags een graad of 26 worden. Er is enorm veel kans op neerslag, het heeft er alle schijn van dat het de hele dag gaat regenen. Beetje onweer erbij, lekker man. Gewoon aflasten die hele rit, veel te gevaarlijk. Wind is er overigens niet veel, toch nog iets. Onderweg blijft het natuurlijk regenen, we leggen vandaag immers maar een paar kilometer af. Een nieuwelingenafstand, genieten. Gaandeweg de klim wordt het natuurlijk wel een stuk frisser. Ergens halverwege de klim rijden we door Saint-Martin-de-Belleville en daar is het nog maar 19 graden. Richting de top wordt het alleen maar frisser. Boven in Val Thorens houden we amper 9 graden over, da's gewoon koud man. En het blijft regenen he, niet te zuinig. Wind lijkt er richting de top iets meer te zijn, maar nog steeds niet gek veel. Deze blamage van een rit begint om 14:30. Ik heb het idee dat ze daardoor vrij vroeg gaan aankomen. Anderhalf uur voor die slotklim ofzo, half uurtje in de vallei. Kan zomaar al een finish voor vijf zijn, maar daar komen we vanzelf wel achter. De uitzending van de verschillende zenders begint in ieder geval ook gewoon om 14:30. Lijkt me logisch. Verder zal het allemaal wel.

val-thorens-vlaggetjes.jpg

Ja, dit is niet zo goed he. Een anti-climax, zo mogen we het rustig noemen. Zonder die modderstromen was dit best een leuke rit geworden, nu heb ik er een hard hoofd in. Er zal waarschijnlijk heel hard richting de voet van de klim gereden worden en dan is het de vraag of er ploegen zijn die er meteen op 30 kilometer van het eind aan willen beginnen. Ineos zal het liefste met een relatief rustig tempo naar boven rijden, als we nog krakende renners willen zien zal het van andere ploegen moeten komen. In principe kan het wel, want de klim is lastig genoeg. Door het gemiddelde stijgingspercentage denk je dat het wel meevalt, maar het gaat gewoon 30 kilometer omhoog. Dat op zichzelf is al lastig genoeg, maar we komen dus ook heel wat kilometers tegen aan 7 à 8%. In de laatste tien kilometer gaat het aan 6,5% omhoog ofzo, dat is uiteindelijk wel lastig genoeg om toch voor wat verschillen te zorgen. Tel daar nog bij op dat het de hele dag regen en dat het vrij koud is, dan heb je eigenlijk nog wel genoeg ingrediënten om er iets van te maken. Maar we blijven alsnog afhankelijk van de renners. Ze moeten er meteen tijdens de eerste steile stroken aan beginnen, dan wordt het leuk. Anders wordt het echt een flopshow van jewelste. We kijken naar de mannen van Jumbo, je moet toch eigenlijk gewoon zo snel mogelijk De Plus en Bennett op kop laten boren en dan maar kijken waar het schip strandt. Ik heb niet het idee dat Kruijswijk veel te verliezen heeft, al zal hij daar zelf anders over denken. Je moet toch eerst van Alaphilippe af, wat er daarna met de andere concurrenten gaat gebeuren valt toch niet te voorspellen. Laten we hopen dat de renners ons ondanks alles nog een mooi einde van de Tour willen bieden. Zoals Ayolt Kloosterboer zou zeggen: HELP ONS.
1. Bernal. Omdat je de Tour natuurlijk niet op zo'n lullige manier wil winnen. Hij moet hier toch gewoon even in de aanval gaan en met drie minuten voorsprong winnen ofzo, weet je wel. Dan weten we zeker dat hij de terechte winnaar is van deze Tour. In principe is hij dat sowieso omdat hij een aantal keer bergop de sterkste was, maar we weten natuurlijk niet hoe de vorige rit anders was afgelopen. De kans was er altijd dat hij nog wat tijd had verloren, om dat soort speculaties de mond te snoeren moet hij hier gewoon even iedereen naar huis fietsen. Dan hebben de Colombiaantjes eindelijk hun eerste Tourwinnaar en dan heeft Nelson Rodriguez een Colombiaanse opvolger in ValTho, zoals je het in hippe kringen schijnt te moeten noemen.
2. Buchmann. Ik ga wat geks zeggen: de onzichtbare Emoe gaat in Parijs op het podium staan. Daar zit niemand op te wachten en we dringen er ook niet op aan, maar dat is juist de grootste reden waarom het gaat gebeuren. De Suiveur van Ravensburg op het podium, wen er maar vast aan.
3. Thomas. Het is Dzjie niet gelukt om de Tour voor de tweede keer op rij te winnen en dat is goed nieuws voor iedereen. Was na zijn jaar behoorlijk belachelijk geweest, al is een podiumplaats alsnog volkomen lachwekkend. Maar goed, Ineos he. Kan je wel vergelijken met die modderstroom in Val d'Isère. Ze rijden allebei onze karretjes in de poep.
4. Landa. Mikel is een beetje op, lijkt het wel. Niet gek, na een zware Giro. Desalniettemin verwacht ik vandaag nog wel een goede prestatie. In het Baskenland regent het immers ook altijd, dit lijkt me topweer voor Landa. Het is te hopen dat hij net zulke mooie dingen kan laten zien als zijn grote voorbeeld Pantani in 1994, al wordt de kans met de dag kleiner. Enfin, we geven niet op.
5. Kruijswijk. Ik zal 'm toch nog maar een keer noemen. Zoals zijn hele carrière al het geval is zal Steven ook vandaag weer buiten de boot vallen. Hij zal weer naast de prijzen grijpen. Er wordt weer achter het net gevist. Kruijswijk kan best een aardig eindje fietsen, maar het is net allemaal helemaal niets. Kruijswijk wint nooit meer iets, dat geef ik je op een briefje.
noodgangdinsdag 30 juli 2019 @ 14:03
SPOILER: Etappe 21
Etappe 21: Rambouillet - Paris Champs-Élysées, 128 km

De laatste bergrit werd door de aanpassing van de route een behoorlijk vreemde rit. Geen drie beklimmingen onderweg, maar meteen dwars door de vallei richting Val Thorens. De strijdplannen werden daardoor nogal beperkt, het zou allemaal op de slotklim zelf moeten gebeuren. In aanloop naar die slotklim zagen we in de vallei weer eens een grote groep wegrijden. Achter die groep zagen we De Gendt en Wellens in een chasse patatte, want die twee wilden nog wat aandacht. Aan de voet van de klim had de kopgroep een voorsprong van 2:30 op het peloton, waar bijna meteen Jumbo-Visma begon te rijden. Ze hadden het voor de rit al aangekondigd en belofte maakt schuld. Zelfs iemand als Teunissen werd op kop gezet, in een ultieme poging om Alaphilippe naar de verdoemenis te fietsen. Vanuit de grote kopgroep zagen we al vrij snel een paar renners vertrekken. Nibali, Zakarin, Woods, Gallopin en Perichon waren vooraan de sterkste mannen, al kwam Omar Fraile later nog een keer aansluiten. De voorsprong van de koplopers liep terug naar twee minuten, maar daarna stagneerde het verschil nogal. George Bennett werd op kop gezet, maar na zijn twee valpartijen van een paar dagen geleden zat er niet veel meer op bij Sjors. Desondanks niets dan lof voor Bennett, nadat hij eigenlijk al gelost was kwam hij nog een keer terug om wat langer op kop te rijden. Na die tweede beurt op kop was het wel helemaal klaar, de parkeermeter werd nog nooit zo rijkelijk gevuld met muntjes. Dit was het sein voor De Plus om het commando over te nemen. De sterke Belg, die volgens de Belgen eigenlijk gewoon de kopman had moeten zijn, reed kilometers op kop. Onder zijn schrikbewind liep de voorsprong van de koplopers terug tot een minuut, terwijl we zagen dat Vincenzo Nibali zijn vluchtgenoten ter plaatse had gelaten. We zagen in de groep der favorieten Richie Porte afhaken, toch wel het eerste grote slachtoffer van deze korte rit. Niet veel later moest er nog iemand afhaken en zeker niet de minste, Julian Alaphilippe kraakte in al zijn voegen. Met nog 13 kilometer te gaan was het meteen onmogelijk om zijn podiumplaats te behouden, goed nieuws voor Kruijswijk. Op een kilometer of vijf van het eind hield De Plus het pas voor gezien, straffe kost. Tegen die tijd had Nibali nog steeds een fatsoenlijke voorsprong, hij leek op weg naar de ritzege. Daar had verandering in kunnen komen als de favorieten slag om slinger waren gaan demarreren, maar daar was absoluut geen sprake van. De aanvallen kwamen van figuren als Marc Soler en Simon Yates, daar schiet een mens niets mee op. Blijkbaar was iedereen tevreden met de verworven positie, of er zat niets meer in de tank. Onder aanvoering van Wout Poels reden ze gezellig met z'n allen naar de laatste kilometer, terwijl Nibali nog steeds een voorsprong van een halve minuut had. De Italiaan reed na een volledig mislukte Tour toch nog naar een ritzege, waardoor de Tour gelijk niet meer volledig mislukt is. Een enorm sterke prestatie vandaag, wat opmerkelijk is aangezien hij echt vreselijk slecht was de voorgaande dagen. Al heeft hij deze zege wel te danken aan het gebrek aan activiteit achter hem, ze hadden hem nog makkelijk bij kunnen halen. Pas in de laatste kilometer zagen we een aanval van Mikel Landa, zo'n beetje de eerste die echt weg wist te rijden. Terwijl we keken naar een juichende Nibali zagen we achter hem ineens Valverde opdoemen. De eeuwige veteraan had blijkbaar zijn ploeggenoot Landa nog ingehaald. Landa werd wel nog derde, voor het duo van Ineos. Bernal en Thomas kwamen samen over streep, Egan wint de Tour en Thomas wordt tweede. Daar weer achter zagen we Buchmann binnenkomen, de onzichtbare Duitser was ook nu weer zijn beste impressie van Zubeldia aan het vertonen. Hij pakte nog wel twee seconden op Kruijswijk, maar dat was niet voldoende om ONZE Steven voorbij te gaan. Kruijswijk eindigt dus op het podium, een prestatie waarmee hij een paar jaar geleden Nederland op z'n kop had gezet. Nu lijkt niemand het iets te boeien, vooral omdat Steven ook niet echt een boeiende Tour heeft gereden. We hebben zeker de laatste dagen van de Tour naar heel weinig gekeken, eigenlijk.

Een jammerlijk einde van de Tour, het had zoveel mooier kunnen zijn. Toch kunnen we wel concluderen dat Bernal de terechte winnaar is. Bergop was hij de beste en in de andere ritten liet hij weinig steken vallen. Dat Thomas tweede wordt is wel lichtelijk lachwekkend, dat zou niet moeten kunnen. Al ligt het ook aan de concurrentie, als alle toppers hier in topvorm aan de start waren verschenen was Kruijswijk waarschijnlijk 8e geworden en Buchmann 9e. We missen iemand als Pinot, die tot hij uitviel wel de betere was van Kruijswijk en Buchmann. Ook missen we figuren als Froome, Roglic, Dumoulin en natuurlijk Evenepoel die überhaupt niet van de partij waren. Het is dus een beetje een magere Tour geworden, wat jammer is omdat het toch best lang best leuk leek te worden. Het weer gooide roet in het eten, als de afgelopen twee ritten in z'n volledigheid waren afgewerkt hadden we toch wel wat andere dingen gezien. Alaphilippe is uiteindelijk vijfde geworden, toch wel veel respect voor de Tour die hij heeft afgewerkt. Enige kanttekening is dat hij zonder inkortingen en neutralisaties nog een paar plaatsen was gezakt, maar afijn. Hoe dan ook, we gaan deze Tour maar eens afsluiten. Tijd om naar Parijs te gaan. Met Bernal in het geel en wit, Sagan in het groen en Bardet helaas in de bolletjestrui. Niet echt terecht dat Bardet de bergkoning is na zijn povere Tour, maar that's cycling. Een eerste Colombiaanse overwinning, dat zat er al een aantal jaar aan te komen. We kunnen zomaar vertrokken zijn voor een aantal jaar, als Bernal nog een paar procent weet te verbeteren gaat het in de toekomst enorm saai worden. Voor Thomas zou het zomaar het laatste kunstje kunnen zijn, daar verwacht ik niet veel meer van. Voor Kruijswijk is het prachtig dat het hem uiteindelijk is gelukt, podium in een grote ronde. Hij had natuurlijk de Giro van 2016 moeten winnen, dit lijkt me een stevige pleister op de wonde. Dat het op een redelijk kleurloze manier is gebeurd zal hem waarschijnlijk aan z'n reet roesten. Buchmann is ook een kind zo blij met zijn vierde plaats, voor dat soort jongens heeft dat meer betekenis dan wij soms beseffen. Laat ik dan toch maar afsluiten met wat respect voor de renners. Goed gedaan jongens, lekker gewerkt. Nu nog even naar Parijs kachelen en daar een sprintje uit de tenen persen op de Champs-Élysées.

SyCHF9B.png
3da7e

De laatste rit van de 106e editie van de Tour de France gaat van start in Rambouillet, een van de vele steden in de omgeving van Parijs. We bevinden ons op een kilometer of 700 van Val Thorens, het is een aardige verplaatsing geweest voor de renners. Voor de derde keer in de geschiedenis zijn we in Rambouillet. De stad debuteerde in 1966 en toen kwam de Tour op dezelfde dag direct twee keer langs. Het begon met een korte ochtendrit van Orleans naar deze stad, gewonnen door de Belg Ward Sels. Een paar uur later vertrok de afsluitende tijdrit vanuit Rambouillet richting Parijs. Toen deden ze nog wel eens wat anders dan een matige sprint op de Champs-Élysées ter afronding, gewoon een tijdrit van 50 kilometer. Lucien Aimar droeg de gele trui en met ONZE Jan Janssen en Raymond Poulidor die ondertussen ook wel een beetje van ONS is had hij nog twee geduchte concurrenten die hij af moest zien te houden. Dat lukte, Rudi Altig won de tijdrit en Aimar behield zijn gele trui. De enige Tourzege voor de Fransman, net als Bernal deed hij dat zonder een rit te winnen. In 2012 keerde men pas terug naar Rambouillet, toen voor zo'n standaardrit richting de Champs-Élysées. Toentertijd bevonden we ons in het tijdperk Mark Cavendish, in die jaren won hij vier keer achter elkaar in Parijs. De overwinning in 2012 zou zijn laatste zijn in Parijs, maar in andere plaatsen wist hij nog wel het een en ander te winnen. Zeven jaar later zijn we terug in deze stad met 27.000 inwoners, vooral bekend dankzij het uitgestrekte bos van Rambouillet en het kasteel van Rambouillet. Dit kasteel gaat terug tot de veertiende eeuw en is tegenwoordig een officieel verblijf van de Franse president. Het is ook regelmatig het toneel voor internationale topontmoetingen en staatsbezoeken. Ten oosten van het centrum ligt de hippodroom van Rambouillet, waar drafrennen worden gehouden. Voorts heb je ook nog het Palais du Roi de Rome, een paleisje dat men ooit heeft laten bouwen voor de zoon van Napoleon. Napoleon zelf schijnt ook een tijdje in Rambouillet te hebben gewoond, net als Charles de Gaulle. In het kasteel van Rambouillet werd in februari 1999 door de NAVO het Akkoord van Rambouillet opgesteld. Nadat het akkoord door Joegoslavië was afgewezen, werd door de NAVO besloten dat militaire acties niet konden uitblijven en volgde de tweede fase van de Kosovo-oorlog. En dan komt Jérémie Aliadière hier ook nog eens vandaan.

Ch%C3%A2teau_de_Rambouillet_2013.JPG

Starten doen we uiteraard in de buurt van het kasteel, waar anders? Opmerkelijk genoeg begint deze rit met een neutralisatie, wat redelijk overbodig is aangezien de laatste rit richting Parijs tot altijd geneutraliseerd wordt verreden tot we de eerste keer aan de meet passeren. We krijgen nu weer de gebruikelijke plichtplegingen te zien. Alle mannen van Team Ineos onder een rijtje, we zien dus ook een blinkende Moscon en Kwiatkowski terwijl beide heren volgens mij geen meter op kop hebben gereden. Daarna krijgen we natuurlijk weer de matige scenes met de glazen champagne en misschien doen ze nog wel gek met een sigaar. Nou, jongens en meisjes, het is allemaal wat. Na de glazen champagne rijden we door een lommerrijke omgeving, van het ene bos rijden we naar het volgende. Af en toe rijden we ook door een dorpje, zoals Le Perray-en-Yvelines en Auffargis. Zou het wat uitmaken? Nee. Door een donker bos rijden de renners verder naar Dampierre-en-Yvelines. Moeten hunnie weten. We rijden verder naar Chevreuse, het is heus. Het bosrijke gebied waar we doorheen fietsen is ook vrij heuvelachtig, het gaat daarom een paar keer omhoog en omlaag. Ook dat heeft weinig betekenis, toch heeft de organisatie ervoor gekozen om op een paar van die stukken omhoog een bergprijs neer te leggen. Ik snap niet zo goed waarom, want als je toch jaarlijks kiest voor deze betekenisloze rit naar Parijs heeft het weinig zin om er op zo'n manier nog wat artificiële elementen aan toe te voegen. Na drie weken koers is de strijd om de bergtrui normaal wel beslist, dan gaat niemand hier moeilijk doen voor die punten. Is nu ook het geval, Bardet heeft die trui binnen en daar is niets meer aan te doen. Als je de bergtrui spannend wil houden tot de laatste dag moet je oprotten met die Champs-Élysées en ergens anders eindigen. Als je de optocht naar Parijs in stand wil houden moet je oprotten met je bergpunten. De ASO blijft een organisatie vol ransmakaken. Van Chevreuse rijden we naar Saint-Rémy-lès-Chevreuse en buiten dit dorpje ligt de Côte de Saint-Rémy-lès-Chevreuse. Een klimmetje van 1,3 kilometer aan 6,1%, daardoor een klim van de vierde categorie. Ik kan je vertellen, we zijn tijdens deze Tour zwaardere beklimmingen opgereden waar geen punten te verdienen vielen. Het slaat allemaal nergens op, het is gelul. Tot zover deze rant, ik moet wel op een goede manier afsluiten natuurlijk.

chateau-madeleine2_0.jpg?itok=To_WVRi_

Na dit klimmetje rijden we richting Châteaufort en daar volgt een nieuw klimmetje, de Côte de Châteaufort. Eén kilometer aan vijf procent, weer een klimmetje van de vierde categorie. Ook weer volkomen overbodig dus allemaal, maar goed. Na dit klimmetje rijden de renners een aantal kilometer langs uitgestrekte akkers richting Toussus-le-Noble. We hebben nu alle klimmetjes gehad waar punten te verdienen zijn, maar het terrein wordt nog steeds niet helemaal vlak. Voorlopig wel, als we richting Buc rijden. De renners rijden een tijd langs een best wel kicken aquaductje, en slaan daarna rechtsaf onder het aquaduct door. Het gaat een paar kilometer naar beneden richting Jouy-en-Josas, waar de renners nog een keer door een klein tunneltje moeten rijden. In dit plaatsje bereiken we voorlopig het laagste punt. We slaan een keer linksaf en dan rijden we weer omhoog. Een klimmetje met een lugubere naam begint, de Côte de l'Homme Morte. De berg van de dode man, dat is niet zo fraai. Met twee kilometer aan 4,4% lijkt het me overigens wel mee te vallen. Overigens wel weer typisch de willekeur waar ik me aan stoor, hier is dan weer geen bergpunt te verdienen. Op een klim van 1 kilometer aan 5% wel, twee kilometer aan 4,4% niet. Zoek het lekker uit met je hele handel. Een paar bochten en wat dorpjes later rijden we over een weg met de naam Rue du Pavé de Meudon. Merkwaardig genoeg is dit een weg zonder pavé, hier ligt gewoon asfalt. Het gaat dan wel weer omhoog, al geeft het roadbook niet aan hoe lang en aan hoeveel procent. Omdat het verder toch nergens over gaat ga ik ik het zelf ook niet opzoeken, dikke boeiend. Na dit klimmetje rijden de renners nog een tijdje door de bossen rond Meudon, waarna ze in de stad zelf uitkomen. Van Meudon rijden we over brede en rechte wegen richting Parijs. We verkennen dus alvast een deel van de buitenwijken van Parijs, waarna we na 69 kilometer langs de Jardin du Luxembourg fietsen. Kicken tuintje enzo.

jardines-luxemburgo.jpg

Voorbij de Jardin de Luxembourg fietsen de renners verder richting het centrum. Na een tijdje rijden ze langs de Notre Dame, de arme Notre Dame. Hierna gaan we nog een vreemde truc meemaken, we steken via Pont Neuf de Seine over, daarna slaan we linksaf en dan rijden we naar de achterkant van het Louvre. Daarna rijden we dwars door het Louvre heen. Door de kleine poort waar normaal alleen toeristen lopen gaan nu renners rijden. Via het binnenplein van het Louvre rijden de renners om de fontein heen richting de volgende smalle doorgang. Daarna komen we uit op het bekende plein van het Louvre met de piramide. Ook hier fietsen we gezellig langs, waarna we aan het eind van het terrein van het Louvre rechtsaf slaan, richting de derde smalle doorgang tussen een poort door. Daarna slaan we linksaf en dan rijden we rechtdoor richting het lokale parcours. Ter hoogte van de Jardin des Tuileries sluiten we 72 kilometer aan op het lokale rondje. 1,5 kilometer later passeren we voor het eerst aan de meet en dan gaan we acht rondjes afwerken. Het rondje is hetzelfde als altijd, voor de volledigheid lepelen we 'm nog maar even op: Over de Champs-Élysées naar de Arc de Triomphe, daar helemaal omheen fietsen, dan weer terug over de Champs-Élysées. Over het Place de la Concorde en dan langs de Tuileries weer terug naar de Champs-Élysées. Heel erg spannend is het niet. Na 89,5 kilometer is er nog een tussensprint. Deze tussensprint volgt na de derde passage aan de meet, 2,5 kilometer verderop. Na die acht rondjes en in totaal 128 kilometer koers zal de Tour voorbij zijn.

JFAIbaC.png

Voor de 45e keer vormt de Champs-Élysées het slotstuk van de Tour de France. De laatste jaren is het iedere keer een rit voor de sprinters. Vorig jaar waren alle sprinters uitgevallen dus zagen we hier alleen maar mongolen sprinten. Kristoff won de sprint van de mindere goden voor Degenkolb en Demare. Het jaar daarvoor was de vlaggetjesbrigade hier aan het feest omdat Dylan Groenewegen iedereen regelrecht naar huis fietste. Dillie, vorig jaar afwezig maar nu ogenschijnlijk redelijk probleemloos over de bergen gekomen, pakte zijn eerste zege in de Tour tijdens die laatste rit in 2017, dat was best een prima sprintje. In 2016 redde Greipel hier zijn Tour, na een aantal kansloze sprints wist hij op de Champs-Élysées toch nog een rit te winnen. Het jaar daarvoor ging dat hem beter af, toen won Greipel er zijn vierde rit van die Tour. De twee jaar daarvoor was Marcel Kittel met afstand de sterkste en de vier jaar daar weer voor was deze rit iedere keer een prooi voor Mark Cavendish. In 2008 won Gert Steegmans verrassend en in 2007 ging de rit naar Daniele Bennati. 2006 was het jaar dat Thor Hushovd won op de Champs-Élysées en 2005 was dan weer het laatste jaar dat de rit niet eindigde in een massasprint. Alexandre Vinokourov muisde er vanonder in de straten van Parijs en hij won, net voor de sprinters. Op die manier schoof hij ook nog een plekje op in het klassement, het kan dus nog wel in deze rit. Net als de afgelopen jaren hoop ik weer op een nieuwe Vino, maar waarschijnlijk wordt het wel weer heel erg saai. Zelfs vorig jaar met een gebrek aan sprinters werd het nog een massasprint, al scheelde het niet veel. Yves Lampaert muisde er in de slotfase vanonder en wist het bijna te halen, maar in de laatste meters moest hij toch kapituleren. Dit jaar zal Lampaert dat trucje waarschijnlijk niet kunnen herhalen, zijn sprintkopman Viviani heeft Parijs gehaald en dus mag Lampaert controleren. Ook alle andere sprinters zijn er nog, dus er zullen genoeg ploegen zijn die de boel weer gaan controleren. Over de stad Parijs zelf weiger ik ondertussen al een paar jaar iets te zeggen, veel valt er eigenlijk ook niet meer te vertellen. Het grootste nieuws is dat de Notre Dame lichtelijk is afgefikt, maar die hele toko gaat dankzij alle donaties weer grondig gerenoveerd worden. Zo'n stad is het, ze vertellen daar hun eigen verhalen wel. Hebben ze mij niet voor nodig.

21st_stage_02.jpg?itok=_vkrhhyB

Laten we maar meteen met het belangrijkste beginnen: De slotrit gaat weer eens laat van start. We starten pas om 18:05 en na een neutralisatie van vijf minuten gaan we om 18:10 nog eens een tijd geneutraliseerd verder fietsen. Parijs bereiken we pas ergens rond 20:00, twee uur voor lul rondfietsen dus, waar je zin in hebt. Finish wordt verwacht tussen 21:10 en 21:29, het wordt een latertje. In Parijs is het overdag niet eens zo warm, laat staan tegen de avond. 23 graden overdag, tegen 21:00 gaan we richting de 20 graden. Het zal wel droog zijn, maar er staat behoorlijk veel wind. In de laatste meters is er waarschijnlijk sprake van tegenwind, deze sprint is dus weer eens in het voordeel van die tyfusdwerg uit Australië.

Louvre-museum-2.jpg

Ik heb zo'n donkerbruin vermoeden dat dit een massasprint gaat worden.
1. Ewan. Dit kutkind kan weer lekker profiteren in de wielen en dan in de laatste 12 meter zijn neus pas aan het venster steken. Het grote voordeel is dat ik de rit niet kan zien, dus hij gaat maar lekker z'n gang.
2. Viviani. Zou eigenlijk nog een keer moeten winnen, als je ziet wat voor een ploeg hij heeft. Kun je nagaan wat dat volgend jaar met Viviani wordt als hij bij Cofidis rijdt. Haha, balen man Elia. Al zal dat contract de pijn verzachten.
3. Kristoff. Kristoff is altijd goed voor een ereplaats op de Champs-Élysées. Vorig jaar won hij zelfs, met de kanttekening dat toen dus iedereen naar huis was. Sagan was er nog wel, maar die ging dan een paar dagen daarvoor weer hard op z'n plaat en het was toen een wonder dat hij überhaupt Parijs haalde. Enfin, winnen gaat dit jaar in ieder geval niet lukken met alle andere sprinters die er nog bij zijn.
4. Groenewegen. Dit wordt natuurlijk helemaal niets meer. Zonder Van Aert en Martin wordt het nog moeilijker dan normaal om hem in een goede positie af te zetten. Die is al kansloos voor ze goed en wel begonnen zijn, jammer joh.
5. Sagan. Ja, ofzo. Misschien. Denk het wel.