FOK!forum / School, Studie en Onderwijs / [Bèta overig] Huiswerk- en vragentopic
#ANONIEMzondag 3 november 2013 @ 22:14
Vorige deel: [Bèta overig] 'Huiswerk- en vragentopic'.

Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de vakken:

• Natuurkunde
• Informatica
• Scheikunde
• Biologie
• Algemene Natuurwetenschappen
• ... en alles wat verder in de richting komt.

Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen.

Opmaak: met de [tex]-tag kun je Latexcode in je post opnemen om formules er mooier uit te laten zien (uitleg).
#ANONIEMzondag 3 november 2013 @ 22:15
quote:
0s.gif Op zondag 3 november 2013 22:13 schreef boyv het volgende:
edit:

*paste* http://www.scholieren.com/praktische-opdracht/18168

Deze jongedame gebruikt andere concentraties bij de titratie, maar zie de kaliumjodaatoplossing van 0,03M. Daar verschillen jullie wel een (ahum) factor 10. Heb je de opdracht nog?
Exactly my thought idd. Was geen opdracht, eigen PO :P
boyvzondag 3 november 2013 @ 22:31
Kan het momenteel even niet uitleggen, maar voer

Aantal mmol IO3- dat gereageerd heeft = 0,001M * 6,73mL

eens hier in

http://calculator.tutorvi(...)rity-calculator.html
#ANONIEMzondag 3 november 2013 @ 22:41
quote:
0s.gif Op zondag 3 november 2013 22:31 schreef boyv het volgende:
Kan het momenteel even niet uitleggen, maar voer

Aantal mmol IO3- dat gereageerd heeft = 0,001M * 6,73mL

eens hier in

http://calculator.tutorvi(...)rity-calculator.html
fbcb0f4894.png?
#ANONIEMzondag 3 november 2013 @ 22:42
Dat is 6.73*10^-6
DefinitionXmaandag 4 november 2013 @ 16:57
Ik kom bij een twee vragen niet uit:

SPOILER
2z88cg0.jpg
Gaat om vraag 2. Vraag a en c kan ik gek genoeg wel beantwoorden, maar b niet. En hoe ik c bereken vind ik een beetje raar. Ik denk dat het zo moet, maar ik kan de redenatie niet vinden. Mijn instinct zegt om dit te doen:

Klem.Spanning schakeling 1: 29.4 volt - hier hoort 6 A bij
Klem.Spanning schakeling 2: 28.2 volt - hier hoort 2 A bij

Verschil in spanning: 1.2 volt
Verschil in stroom: 4 A
Inwendige weerstand: 1.2/4 = 0.3 ohm

En dat klopt ook, alleen moet je eerst vraag 2b beantwoorden. Ik weet dat het ems te berekenen is met: Klem.Spanning=Bronspanning - Inwendige weerstand * stroom. Echter bij een ems mag je de klem.spanning gelijkstellen aan de bronspanning.

Volgens het antwoordmodel is het antwoord op 2b, 30 volt.

Volgende vraag:

SPOILER
sxi100.jpg
Gaat om vraag 5c en 5d. Ik zou voor vraag 5c om een parallelschakeling kiezen. Het probleem waar ik tegenaan loop is welke stroom ik moet gebruiken. In een parallelschakeling is Itotaal=I1+I2+I3+In.

Bij vraag 5d heb ik de gegevens van vraag 5c nodig.
Ripariusmaandag 4 november 2013 @ 18:39
quote:
0s.gif Op maandag 4 november 2013 16:57 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kom bij een twee vragen niet uit:

SPOILER
Gaat om vraag 2. Vraag a en c kan ik gek genoeg wel beantwoorden, maar b niet. En hoe ik c bereken vind ik een beetje raar. Ik denk dat het zo moet, maar ik kan de redenatie niet vinden. Mijn instinct zegt om dit te doen:
Je moet niet je instinct gebruiken maar de Wet van Ohm. Die ken je toch wel?

Je berekent eerst de klemspanning van de batterij (spanningsbron). Die bedraagt in het eerste geval

U = I·R = 6·4,7 = 28,2 V

en in het tweede geval

U = I·R = 2·14,7 = 29,4 V

Noem de inwendige weerstand van je spanningsbron Ri, dan treedt over deze inwendige weerstand bij een stroomsterkte I een spanningsval Ui = I·Ri op. De EMS van de spanningsbron is constant, zodat moet gelden

28,2 + 6·Ri = 29,4 + 2·Ri

en dus

4·Ri = 29,4 − 28,2
4·Ri = 1,2
Ri = 0,3 Ω

De EMS van de spanningsbron is dus 29,4 + 2·0,3 = 30 V.
quote:
Volgende vraag:

SPOILER
Laat eerst maar eens zien wat je tot nu toe hebt berekend. Je bepaalt eerst de stroomsterkte voor één lampje als dat ene lampje normaal brandt. Als je n lampjes parallel schakelt en aansluit op de spanningsbron dan loopt er door elk lampje evenveel stroom. De klemspanning van de batterij moet dalen tot 6 volt, en je kunt gemakkelijk uitrekenen bij welke stroom dat het geval zal zijn, omdat de EMS en de inwendige weerstand van de batterij zijn gegeven.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 04-11-2013 18:47:57 ]
DefinitionXdinsdag 5 november 2013 @ 17:22
quote:
0s.gif Op maandag 4 november 2013 18:39 schreef Riparius het volgende:

[..]

Je moet niet je instinct gebruiken maar de Wet van Ohm. Die ken je toch wel?

Je berekent eerst de klemspanning van de batterij (spanningsbron). Die bedraagt in het eerste geval

U = I·R = 6·4,7 = 28,2 V

en in het tweede geval

U = I·R = 2·14,7 = 29,4 V

Noem de inwendige weerstand van je spanningsbron Ri, dan treedt over deze inwendige weerstand bij een stroomsterkte I een spanningsval Ui = I·Ri op. De EMS van de spanningsbron is constant, zodat moet gelden

28,2 + 6·Ri = 29,4 + 2·Ri

en dus

4·Ri = 29,4 − 28,2
4·Ri = 1,2
Ri = 0,3 Ω

De EMS van de spanningsbron is dus 29,4 + 2·0,3 = 30 V.
Dank u!

quote:
[..]

Laat eerst maar eens zien wat je tot nu toe hebt berekend. Je bepaalt eerst de stroomsterkte voor één lampje als dat ene lampje normaal brandt. Als je n lampjes parallel schakelt en aansluit op de spanningsbron dan loopt er door elk lampje evenveel stroom. De klemspanning van de batterij moet dalen tot 6 volt, en je kunt gemakkelijk uitrekenen bij welke stroom dat het geval zal zijn, omdat de EMS en de inwendige weerstand van de batterij zijn gegeven.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo heel veel van deze opgave begrijp, maar ik zal mijn berekeningen posten:

Opgave 5a: P = I * U, I= P/U en dus 2.1/6 en dus 0.35 A
Opgave 5b: Deze heb ik ook fout, want het antwoord is 0.45 A en ik heb 0.48 A:

I = Ub/(Ri + Rlampje) = 9/(1.5+(6/0.35)) = 0.48 A

Opgave 5c: Een parallelschakeling dus.

Opgave 5d: Het antwoord is 19 watt

Met uw uitleg heb ik gebruik gemaakt van:

Uk=Ub - Ri*I
-Ri*I=Uk-UB
Ri*I=-Uk+Ub
I= 2 A

Dit moet dus verdeeld worden over iedere tak van de p-schakeling. Ik weet dat ieder lampje 0.45 A nodig heeft als hij aangesloten is. Dus dan heb je 2/0.45=40/9 lampjes.

Het vermogen van de batterij is 9*2=18 watt
Het vermogen van alle lampjes bijelkaar is: (6*0.45)*40/9 =12 watt

Volgens mij valt 12 watt weg omdat het vermogen van alle lampjes gewoon gelijkstaat aan wat de batterij hen totaal geeft en dat 18 watt is.

Ik mis nog 1 watt.
DefinitionXdinsdag 5 november 2013 @ 17:30
Riparius heeft mij uitleg gegeven over een stelselvergelijking opstellen bij vraag 2d, deze heb ik als volgt kunnen beantwoorden:

29.4 + 2 Ri = Ub = I
28.2 + 6 Ri = Ub = II

II*3 - I geeft:

88.2 + 6 Ri = 3Ub
28.2 + 6 Ri= Ub

Afhalen van elkaar geeft

60 = 2Ub
Ub= 30 volt

En Ri kun je dan dan berekenen door de Ub in een van de voorgaande formules in te vullen (bijv: 28.2 + 6 Ri= Ub).
Ripariusdinsdag 5 november 2013 @ 17:42
quote:
0s.gif Op dinsdag 5 november 2013 17:22 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Dank u!

[..]

Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo heel veel van deze opgave begrijp, maar ik zal mijn berekeningen posten:

Opgave 5a: P = I * U, I= P/U en dus 2,1/6 en dus 0,35 A

Inderdaad, dit klopt. Maar bedenk ook dat je dit antwoord verderop nodig hebt bij deze opgave!
quote:
Opgave 5b: Deze heb ik ook fout, want het antwoord is 0,45 A en ik heb 0,48 A:

I = Ub/(Ri + Rlampje) = 9/(1,5+(6/0,35)) = 0,48 A
Dit klopt, althans afgerond op twee decimalen. Je berekent hier de som van de weerstanden van het lampje en de inwendige weerstand van de batterij. De EMS gedeeld door deze weerstand geeft dan volgens de Wet van Ohm de stroomsterkte in de stroomkring. Het antwoordmodel klopt niet, of men heeft het antwoord naar beneden afgerond op eenheden van 50 mA.
quote:
Opgave 5c: Een parallelschakeling dus.
Juist. Bij een serieschakeling zouden de lampjes nooit een spanning van 6 volt kunnen krijgen, en die hebben ze wel nodig om normaal te kunnen branden.
quote:
Opgave 5d: Het antwoord is 19 watt

Met uw uitleg heb ik gebruik gemaakt van:

Uk=Ub - Ri*I
-Ri*I=Uk-UB
Ri*I=-Uk+Ub
I= 2 A

Dit moet dus verdeeld worden over iedere tak van de p-schakeling. Ik weet dat ieder lampje 0,45 A nodig heeft als hij aangesloten is. Dus dan heb je 2/0,45=40/9 lampjes.

Het vermogen van de batterij is 9*2=18 watt
Het vermogen van alle lampjes bijelkaar is: (6*0,45)*40/9 =12 watt

Volgens mij valt 12 watt weg omdat het vermogen van alle lampjes gewoon gelijkstaat aan wat de batterij hen totaal geeft en dat 18 watt is.

Ik mis nog 1 watt.
Hier vergis je je. Je hebt bij a) namelijk berekend dat er door een lampje 0,35 A stroom loopt als het lampje normaal brandt, en dus niet 0,45 A of 0,48 A. Van dit gegeven moet je nu gebruik maken.
Ripariusdinsdag 5 november 2013 @ 17:48
quote:
0s.gif Op dinsdag 5 november 2013 17:30 schreef DefinitionX het volgende:
Riparius heeft mij uitleg gegeven over een stelselvergelijking opstellen bij vraag 2d, deze heb ik als volgt kunnen beantwoorden:

29.4 + 2 Ri = Ub = I
28.2 + 6 Ri = Ub = II

II*3 - I geeft:

88.2 + 6 Ri = 3Ub
28.2 + 6 Ri= Ub

Afhalen van elkaar geeft

60 = 2Ub
Ub= 30 volt

En Ri kun je dan dan berekenen door de Ub in een van de voorgaande formules in te vullen (bijv: 28.2 + 6 Ri= Ub).
Inderdaad, dat is het helemaal.

Het is overigens niet fout om op het examen eerst Ri te berekenen en dan Ub, zoals ik hierboven doe, als je maar duidelijk aangeeft hoe je te werk gaat. Bij de beantwoording van deelvraag c) kun je dan aangeven dat je Ri al bij b) hebt berekend en nogmaals het antwoord Ri = 0,3 Ω herhalen, want je moet wel formeel antwoord geven op de vraag.
DefinitionXdinsdag 5 november 2013 @ 18:01
Super! Ik zat te zoeken naar andere vergelijkingen toen ik 0.48 A kreeg en niet 0.45 A. Bij een serieschakeling heb ik geredeneerd zoals u dat zegt.

Bij vraag 5d loopt het echter nog fout. Het antwoordmodel zegt dat het antwoord op vraag 5d 19 watt moet zijn. Goed, als we een stroom van 2 Amperre hebben dan moeten we een vermogen van 9*2=18 watt krijgen van de batterij.

Van de lampjes moet het dus 0.35 A zijn, dat had ik niet door. Ik dacht dat wat ze vroegen bij vraag 5b de juiste stroom was, maar ik vermoed dat het lampje dan teveel stroom zal krijgen en kortsluiting krijgt/kapot gaat. Je stelt dus mbv de klemspanning en de p-schakeling een juiste stroom opdat genoeg takken bestaan die ieder 0.35 A geven aan een lampje.

Er zijn dus 2/0.35=57/10 lampjes aanwezig. Ik zal dan fictief stellen dat er een lampje bestaat die uit 7/10 onderdelen bestaat.

(57/10) * 2.1 (vermogen 1 lampje!) = 12 watt.

Totaal van de batterij en lampje is dan 30 watt. Afzonderlijk is dat 18 watt en 12 watt.

Is het antwoordmodel hier ook fout?
Ripariusdinsdag 5 november 2013 @ 18:31
quote:
0s.gif Op dinsdag 5 november 2013 18:01 schreef DefinitionX het volgende:
Super! Ik zat te zoeken naar andere vergelijkingen toen ik 0.48 A kreeg en niet 0.45 A. Bij een serieschakeling heb ik geredeneerd zoals u dat zegt.

Bij vraag 5d loopt het echter nog fout. Het antwoordmodel zegt dat het antwoord op vraag 5d 19 watt moet zijn. Goed, als we een stroom van 2 Amperre hebben dan moeten we een vermogen van 9*2=18 watt krijgen van de batterij.

Van de lampjes moet het dus 0.35 A zijn, dat had ik niet door. Ik dacht dat wat ze vroegen bij vraag 5b de juiste stroom was, maar ik vermoed dat het lampje dan teveel stroom zal krijgen en kortsluiting krijgt/kapot gaat. Je stelt dus mbv de klemspanning en de p-schakeling een juiste stroom opdat genoeg takken bestaan die ieder 0.35 A geven aan een lampje.

Er zijn dus 2/0.35=57/10 lampjes aanwezig. Ik zal dan fictief stellen dat er een lampje bestaat die uit 7/10 onderdelen bestaat.

(57/10) * 2.1 (vermogen 1 lampje!) = 12 watt.

Totaal van de batterij en lampje is dan 30 18 watt. Afzonderlijk is dat 18 12 watt en 12 6 watt.

Is het antwoordmodel hier ook fout?
Goede vraag. Je kunt in de praktijk natuurlijk alleen maar een geheel aantal lampjes aansluiten, en als je 5 lampjes parallel neemt, dan krijgen ze nog een te hoge spanning, dus moet je 6 lampjes nemen. Het is wat vreemd dat men niet is uitgegaan van fietslampjes met een vermogen van precies 2 watt, want dan zou alles mooi uitkomen: de batterij zou dan 2 ampère leveren, en dus een totaal vermogen van 18 watt, waarbij de 6 lampjes samen 12 watt verbruiken en 6 watt in het inwendige van de batterij wordt omgezet in warmte.

Maar goed, bij deze vraag wordt er stilzwijgend vanuit gegaan dat de weerstanden van de lampjes constant zijn. Bij een eerdere vraag hier heb je gezien dat dat in werkelijkheid niet zo is, maar omdat hier niets is gegeven over de stroom door de lampjes in functie van de aangelegde spanning moet je aannemen dat die weerstand constant is. Anders gezegd, je moet aannemen dat de lampjes zich gedragen als een ohmse weerstand. Die weerstand kun je berekenen, dat is

6/0,35 Ω

en voor 6 lampjes parallel dus

1/0,35 Ω

De stroomsterkte die de batterij levert wordt dan

9/(1,5 + 1/0,35) A

en het totale vermogen dat de batterij levert is dan

81/(1,5 + 1/0,35) W ≈ 18,59 W

Afgerond dus inderdaad 19 watt.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 05-11-2013 19:08:39 ]
DefinitionXdinsdag 5 november 2013 @ 18:48
quote:
0s.gif Op dinsdag 5 november 2013 18:31 schreef Riparius het volgende:

[..]

Goede vraag. Je kunt in de praktijk natuurlijk alleen maar een geheel aantal lampjes aansluiten, en als je 5 lampjes parallel neemt, dan krijgen ze nog een te hoge spanning, dus moet je 6 lampjes nemen. Het is wat vreemd dat men niet is uitgegaan van fietslampjes met een vermogen van precies 2 watt, want dan zou alles mooi uitkomen: de batterij zou dan 2 ampère leveren, en dus een totaal vermogen van 18 watt, waarbij de 6 lampjes samen 12 watt verbruiken en 6 watt in het inwendige van de batterij wordt omgezet in warmte.

Maar goed, bij deze vraag wordt er stilzwijgend vanuit gegaan dat de weerstanden van de lampjes constant zijn. Bij een eerdere vraag hier heb je gezien dat dat in werkelijkheid niet zo is, maar omdat hier niets is gegeven over de stroom door de lampjes in functie van de aangelegde spanning moet je aannemen dat die weerstand constant is. Anders gezegd, je moet aannemen dat de lampjes zich gedragen als een ohmse weerstand. Die weerstand kun je berekenen, dat is

6/0,35 Ω

en voor 6 lampjes parallel dus

1/0,35 Ω

De stroomsterkte die de batterij levert wordt dan

9/(1,5 + 1/0,35) A

en het totale vermogen dat de batterij levert is dan

81/(1,5 + 1/0,35) W ≈ 18,59 W

Afgerond dus inderdaad 19 watt.
Dank u!
DefinitionXdinsdag 5 november 2013 @ 19:10
Vermoeden die ik heb: Tijdreizen is al wss gedaan door iemand. Wij merken er niets van omdat diegene naar een past/future is gegaan in een dimensie dat is gesplitst van deze dimensie.

Vraag: wat zegt fysica hierover?
DefinitionXzaterdag 9 november 2013 @ 23:51
Ik kom hier maar niet uit en het is erg frustrerend:

diodenschaltung_gesamt_800.png

Het p-gebied is aangesloten op de positieve pool in de middelste schakeling, maar waarom? Het gaat hier om de stroom, ja, maar in theorie en in de diode gaat het om elektronen. De elektronenstroom is van de negatieve pool naar de positieve pool, dus het is niet logisch dat het p-gebied aangesloten is op de positieve pool.

Wat ik vandaag geleerd heb: het p-gebied heeft positieve gaten en het n-gebied heeft vrije elektronen. Wanneer vrije elektronen van het n-gebied naar het p-gebied gaan, worden deze geblokkeerd door de elektrostratische krachten tussen twee negatieve ladingen, namelijk enerzijds die van het vrije elektron en anderzijds van het negatieve atoom in het p-gebied.

Als je naar de afbeelding kijkt dan zie je in de 3e schakeling dat het p-gebied aangesloten is aan de negatieve pool van de schakeling. Het lampje brandt hier niet.

De enige redenering dat het lampje dan niet zal branden is het feit dat de elektronen in het n-gebied de elektronen van de bron zullen weerkaatsen/blokkeren. Maar wat nou als je meer elektronen hebt dan het n-gebied bezit in de vorm van vrije elektronen? Het aangesloten p-gebied op de negatieve pool zal toch zonder wat ik hiervoor heb beschreven de elektronenstroom blokkeren omdat het negatief geladen atomen bezit?

Besides, in de middelste schakeling zie je ook dat elektronen van de negatieve pool na het doorlopen van het lampje tegen de diode aankomt, het p-gebied zal deze stroom moeten blokkeren. Dus dan heb je ook geen gesloten stroomkring en kan het lampje niet branden door het stoppen van de toevoer van elektronen, cq de stroom.

Ik ben denk ik goed door de war van dit concept. Ik ga het morgen nogmaals doornemen, maar als iemand hier licht op kan werpen, graag.
lyolyrczondag 10 november 2013 @ 13:41
quote:
0s.gif Op zaterdag 9 november 2013 23:51 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kom hier maar niet uit en het is erg frustrerend:

[ afbeelding ]

Het p-gebied is aangesloten op de positieve pool in de middelste schakeling, maar waarom? Het gaat hier om de stroom, ja, maar in theorie en in de diode gaat het om elektronen. De elektronenstroom is van de negatieve pool naar de positieve pool, dus het is niet logisch dat het p-gebied aangesloten is op de positieve pool.

Wat ik vandaag geleerd heb: het p-gebied heeft positieve gaten en het n-gebied heeft vrije elektronen. Wanneer vrije elektronen van het n-gebied naar het p-gebied gaan, worden deze geblokkeerd door de elektrostratische krachten tussen twee negatieve ladingen, namelijk enerzijds die van het vrije elektron en anderzijds van het negatieve atoom in het p-gebied.

Als je naar de afbeelding kijkt dan zie je in de 3e schakeling dat het p-gebied aangesloten is aan de negatieve pool van de schakeling. Het lampje brandt hier niet.

De enige redenering dat het lampje dan niet zal branden is het feit dat de elektronen in het n-gebied de elektronen van de bron zullen weerkaatsen/blokkeren. Maar wat nou als je meer elektronen hebt dan het n-gebied bezit in de vorm van vrije elektronen? Het aangesloten p-gebied op de negatieve pool zal toch zonder wat ik hiervoor heb beschreven de elektronenstroom blokkeren omdat het negatief geladen atomen bezit?

Besides, in de middelste schakeling zie je ook dat elektronen van de negatieve pool na het doorlopen van het lampje tegen de diode aankomt, het p-gebied zal deze stroom moeten blokkeren. Dus dan heb je ook geen gesloten stroomkring en kan het lampje niet branden door het stoppen van de toevoer van elektronen, cq de stroom.

Ik ben denk ik goed door de war van dit concept. Ik ga het morgen nogmaals doornemen, maar als iemand hier licht op kan werpen, graag.
• Plaatje links: schakelaar staat open, lampje brandt niet.
• Plaatje midden: diode goed geschakeld, lampje brandt wel.
• Plaatje rechts: diode verkeerd geschakeld, lampje brandt niet.

Hieruit concludeer ik dat ze willen duidelijk maken dat een verkeerd geschakelde diode voorkomt dat er een stroompje gaat lopen.
DefinitionXzondag 10 november 2013 @ 13:50
Dat klopt lyolyrc, maar wat ik bedoel is op wat voor specifieke manier die diode de stroom stopt. Dat heeft volgens mijn boek te maken met het p- en n-gebied van de diode.
Ypmahawoensdag 13 november 2013 @ 11:07
Een kabel naar een wandcontactdoos voor algemeen gebruik is volgens schema aangesloten en beveiligd met D-patronen volgens de NEN 3241. De kabel is direct tegen een houten wand bevestigd. De omgevingstemperatuur is 25 graden celsius. De kerndoorsnede moet zijn:......

Hoe kun je dit nou weten? De kabel is 5 aderig (volgens de tekening), en de NEN 1010 verwijst daarbij door naar tabel A.52-5 kolom 4 als ik het goed heb, maar dan zie je allemaal maximale stroomwaardes (Iz) voor allemaal verschillende kerndoorsnedes. Hoe weet je nou welke kerndoorsnede hij moet zijn?

Overigens zijn de zekeringen 25A.
DefinitionXmaandag 18 november 2013 @ 09:30
Hoe onthouden jullie wat onverzadigde/verzadigde/onvertakte/vertake bindingen in de koolstofchemie zijn?

Edit:

Een beter woord: hoe onderscheiden jullie dat het best.
DefinitionXdinsdag 19 november 2013 @ 23:27
Ik heb de lewis structuur van H3S^+.

Ik zie niet de logica in waar er een elektron tekort komt in de lewis structuur, uitgaande van de octet-regel. Ik denk ook dat ik hiermee mijn eigen vraag beantwoord heb, maar als iemand mee kan kijken, graag.

H3S^+ teken je volgens mijn boek met 3 covalente bindingen (met waterstof) op het centrale zwavel atoom en één niet-bindende elektronpaar. De octet-regel voor het zwavel atoom is vervuld en de waterstof atomen hebben ook hun deel.

Waar komt dan het positief teken van H3S+ vandaan? Zwavel staat in groep 6A, dus heeft 6 valentie elektronen. Drie van deze gaan elk een binding aan met een waterstof atoom. Dan blijven er 3 over, maar omdat het om een positief atoom gaat, hebben we 2 valentie elektronen over. Toch heeft zwavel 8 elektronen in zijn buitenste schil.

Ik las dat periode 3 atomen niet volgens de octet-regel werken, dus dan moet dat het verklaren denk ik. Dan snap ik nog niet helemaal hoe ze aan het positief teken komen.

[ Bericht 0% gewijzigd door DefinitionX op 19-11-2013 23:42:21 ]
Scuidwarddinsdag 19 november 2013 @ 23:36
quote:
0s.gif Op maandag 18 november 2013 09:30 schreef DefinitionX het volgende:
Hoe onthouden jullie wat onverzadigde/verzadigde/onvertakte/vertake bindingen in de koolstofchemie zijn?

Edit:

Een beter woord: hoe onderscheiden jullie dat het best.
Stom, vergeten te reageren.

Onverzadigd onthoud ik doordat er dus nog wat aangekoppeld kan worden waardoor de dubbele binding verdwijnt. Hij is in feite incompleet. Bedoel je hetzelfde met vertakt/onvertakt? Of bedoel je specifieke moleculen? Dat andere reageer ik misschien later nog op. Moet het ff goed lezen en dan edit ik deze post wel.
lyolyrcwoensdag 20 november 2013 @ 00:00
quote:
0s.gif Op dinsdag 19 november 2013 23:27 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb de lewis structuur van H3S^+.

Ik zie niet de logica in waar er een elektron tekort komt in de lewis structuur, uitgaande van de octet-regel. Ik denk ook dat ik hiermee mijn eigen vraag beantwoord heb, maar als iemand mee kan kijken, graag.

H3S^+ teken je volgens mijn boek met 3 covalente bindingen (met waterstof) op het centrale zwavel atoom en één niet-bindende elektronpaar. De octet-regel voor het zwavel atoom is vervuld en de waterstof atomen hebben ook hun deel.

Waar komt dan het positief teken van H3S+ vandaan? Zwavel staat in groep 6A, dus heeft 6 valentie elektronen. Drie van deze gaan elk een binding aan met een waterstof atoom. Dan blijven er 3 over, maar omdat het om een positief atoom gaat, hebben we 2 valentie elektronen over. Toch heeft zwavel 8 elektronen in zijn buitenste schil.

Ik las dat periode 3 atomen niet volgens de octet-regel werken, dus dan moet dat het verklaren denk ik. Dan snap ik nog niet helemaal hoe ze aan het positief teken komen.
Je moet je redenatie beginnen bij H2S. Zwavel heeft 6 elektronen in de buitenste schil, waarvan 2 in de 3s-orbitaal en 4 in de 3p-orbitaal. Twee elektronen worden gebruikt om bindingen te vormen met de waterstoffen. Dan blijven er 4 elektronen over die twee elektronenparen vormen.

Wanneer H2S een proton opneemt, moet het zwavelatoom een elektronenpaar opofferen om een binding te vormen met dat proton. Wanneer we dan de lading van zwavel berekenen, zien we dat zwavel een positieve lading heeft gekregen, want één elektron van het opgeofferde vrije elektronenpaar is gedoneerd aan het proton.
DefinitionXwoensdag 20 november 2013 @ 00:41
quote:
2s.gif Op woensdag 20 november 2013 00:00 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Je moet je redenatie beginnen bij H2S. Zwavel heeft 6 elektronen in de buitenste schil, waarvan 2 in de 3s-orbitaal en 4 in de 3p-orbitaal. Twee elektronen worden gebruikt om bindingen te vormen met de waterstoffen. Dan blijven er 4 elektronen over die twee elektronenparen vormen.

Wanneer H2S een proton opneemt, moet het zwavelatoom een elektronenpaar opofferen om een binding te vormen met dat proton. Wanneer we dan de lading van zwavel berekenen, zien we dat zwavel een positieve lading heeft gekregen, want één elektron van het opgeofferde vrije elektronenpaar is gedoneerd aan het proton.
Bedankt! Dit rationaliseert het.
DefinitionXwoensdag 20 november 2013 @ 22:26
11j6emu.jpg

11d....Met zulk soort vragen heb ik moeite. Bij sommige wiskundige vergelijkingen kun je voor de nulpunten waardes invullen die logisch klinken.

Mijn gevoel zegt om bij 11d twee vergelijkingen in 1 te doen en dan een onbekende te berekenen. Maar dat heeft geen succes geboekt bij mij.

Hoe los je zo'n opgave op?
Scuidwardwoensdag 20 november 2013 @ 23:03
quote:
0s.gif Op woensdag 20 november 2013 22:26 schreef DefinitionX het volgende:
[ afbeelding ]

11d....Met zulk soort vragen heb ik moeite. Bij sommige wiskundige vergelijkingen kun je voor de nulpunten waardes invullen die logisch klinken.

Mijn gevoel zegt om bij 11d twee vergelijkingen in 1 te doen en dan een onbekende te berekenen. Maar dat heeft geen succes geboekt bij mij.

Hoe los je zo'n opgave op?
Even een opzetje. Want volgens mij, als ik even snel google, is het net zoals met geluid etc. dat het afneemt met de afstand van de lading/bron? Als dat niet zo is moet je dit maar negeren, het is 4 jaar geleden voor mij, maar ik zag 4 pi in de formule staan.

Het is 0 als de ene formule en de andere formule voor die puntladingen elkaar opheffen.

Krijg je dan niet iets als 'formule Q1' = - 'formule Q2'? En dan voor welke x dat is? Met als voorwaarde dat voor Q1 x gewoon x is en voor Q2 x dus (x + 12) is? Had je al zoiets geprobeerd? Anders maar weer het antwoord van de anderen afwachten want die zijn beduidend beter in het goed toelichten van je vragen heb ik gemerkt.
Ripariusdonderdag 21 november 2013 @ 05:50
quote:
0s.gif Op woensdag 20 november 2013 22:26 schreef DefinitionX het volgende:
[ afbeelding ]

11d....Met zulk soort vragen heb ik moeite. Bij sommige wiskundige vergelijkingen kun je voor de nulpunten waardes invullen die logisch klinken.

Mijn gevoel zegt om bij 11d twee vergelijkingen in 1 te doen en dan een onbekende te berekenen. Maar dat heeft geen succes geboekt bij mij.

Hoe los je zo'n opgave op?
Lees om te beginnen mijn uitleg hier over electrische potentiaal nog eens goed.

Dit is trickier dan je wellicht denkt, maar de formulering van de opgave geeft al een hint: er wordt gevraagd in welke punten op de lijn door de beide puntladingen de coulombpotentiaal gelijk is aan nul. Meervoud: er is kennelijk meer dan één punt op de lijn door Q1 en Q2 waar de potentiaal nul is. Kun je ook zonder verder te lezen en zonder berekeningen te maken beredeneren waarom dat zo is?

We gaan nu eerst eens naar punten kijken die op het lijnstuk tussen Q1 en Q2 liggen. Kies een punt P op lijnstuk Q1Q2 en noem de afstanden van punt P tot Q1 en Q2 resp. r1 en r2, dan zijn de coulombpotentialen V1 en V2 als gevolg van de puntladingen Q1 en Q2 resp.

V_1 = \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_1}{r_1}

en

V_2 = \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_2}{r_2}

Nu weet je ook dat je bij een elektrisch veld dat is samengesteld uit meerdere elektrische velden de coulombpotentiaal in een punt verkrijgt door de potentialen van de afzonderlijke velden in dat punt op te tellen, zodat we als voorwaarde krijgen

V_1 + V_2 = 0

en dus

\frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_1}{r_1} + \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_2}{r_2} = 0

en dit kun je door beide leden te vermenigvuldigen met 4πε0r1r2 vereenvoudigen tot

Q_1r_2 + Q_2r_1 = 0

Invullen van Q1 = 0,08 en Q2 = −0,06 µC (let op het minteken!) geeft dan na vermenigvuldiging van beide leden met 50 dat

4r_2 - 3r_1 = 0

Nu heb je nog een tweede betrekking tussen r1 en r2 nodig, maar dat is gemakkelijk: het punt P bevindt zich ergens op het lijnstuk Q1Q2, zodat de som van de afstanden r1 en r2 van punt P tot Q1 resp. Q2 gelijk is aan 12 cm = 0,12 m, dus

r_1 + r_2 = 0,12

Nu heb je twee lineaire vergelijkingen in de twee onbekenden r1 en r2, en dit stelsel kun je gemakkelijk oplossen.

Sneller en eenvoudiger gaat het als je je direct realiseert dat de coulombpotentiaal in een punt veroorzaakt door een puntlading omgekeerd evenredig is met de afstand van dat punt tot de puntlading en recht evenredig met de grootte van de puntlading. Welnu, aangezien de puntladingen Q1 en Q2 zich - afgezien van het tegengestelde teken - verhouden als 4 : 3, moet voor het gezochte punt P dus gelden

\mathrm d (P, Q_1) \quad : \quad d(P, Q_2) = \quad 4 \quad : \quad 3

zodat d(P, Q1) = r1 = (4/7)·12 cm en d(P, Q2) = r2 = (3/7)·12 cm.

Maar hiermee zijn we meteen aangekomen bij de crux van de opgave: er is méér dan één punt waar de potentiaal nul is. De potentialen veroorzaakt door de beide puntladingen afzonderlijk heffen elkaar op in ieder punt waarvan de afstanden tot Q1 en Q2 zich verhouden als 4 staat tot 3, en deze voorwaarde wordt uitgedrukt door de vergelijking

4r_2 - 3r_1 = 0

Nu is het meteen duidelijk dat er links van Q1 geen punt P kan liggen op de lijn door Q1 en Q2 dat hieraan voldoet, want dan is d(P,Q1) < d(P,Q2) zodat d(P,Q1) : d(P,Q2) onmogelijk 4 : 3 kan zijn. Maar rechts van Q2 kunnen we wél een (tweede) punt P vinden op de lijn door Q1 en Q2 waarvoor d(P,Q1) : d(P,Q2) = 4 : 3. Aangezien de afstand tussen Q1 en Q2 nog steeds 12 cm = 0,12 m bedraagt, geldt voor een punt P op de lijn door Q1 en Q2 rechts van Q2 dat

r_1 - r_2 = 0,12

Lossen we nu opnieuw het stelsel bestaande uit de twee bovenstaande lineaire vergelijkingen in r1 en r2 op, dan vinden we r1 = 0,48, r2 = 0,36. Het tweede van de gezochte punten bevindt zich dus 36 cm rechts van Q2 op de lijn door Q1 en Q2.

Ook de ligging van dit tweede punt kun je zonder vergelijkingen op te stellen en zonder noemenswaardig rekenwerk vinden. Alles wat je daarvoor hoeft te doen is de onderlinge afstand van Q1 en Q2 met 3 vermenigvuldigen om op 36 cm uit te komen, immers de verhouding van de afstanden van P tot Q1 en Q2 zal dan op (36 + 12) : 36 = (3 + 1) : 3 = 4 : 3 uitkomen.
obsamazaterdag 23 november 2013 @ 17:45
Iemand bekend met formele logica?
Binnen fitch moet ik het volgende bewijzen: (ik heb de tekens weggehaald en vervangen door woorden)

P
not(P and Q)
-------------
not Q

Super logisch natuurlijk, aangezien P en Q beide niet waar mogen zijn en P het wel is. Q moet daarom niet waar zijn. Maar hoe schrijf ik dit nu goed uit in formele logica?
Ripariuszaterdag 23 november 2013 @ 18:53
quote:
0s.gif Op zaterdag 23 november 2013 17:45 schreef obsama het volgende:
Iemand bekend met formele logica?
Binnen fitch moet ik het volgende bewijzen: (ik heb de tekens weggehaald en vervangen door woorden)

P
not(P and Q)
-------------
not Q

Super logisch natuurlijk, aangezien P en Q beide niet waar mogen zijn en P het wel is. Q moet daarom niet waar zijn. Maar hoe schrijf ik dit nu goed uit in formele logica?
(P {\wedge \neg(P \wedge Q)) \vdash \neg Q
obsamazaterdag 23 november 2013 @ 20:26
quote:
0s.gif Op zaterdag 23 november 2013 18:53 schreef Riparius het volgende:

[..]

(P {\wedge \neg(P \wedge Q)) \vdash \neg Q
Gaan we nu niet veel te snel? Wij moeten dit helemaal uitwerken binnen Fitch, en dat krijg ik nou niet voor elkaar. Bedankt voor je bericht! :)
thenxerozaterdag 23 november 2013 @ 20:58
quote:
0s.gif Op zaterdag 23 november 2013 20:26 schreef obsama het volgende:

[..]

Gaan we nu niet veel te snel? Wij moeten dit helemaal uitwerken binnen Fitch, en dat krijg ik nou niet voor elkaar. Bedankt voor je bericht! :)
Wat is Fitch?

Ik zou beginnen met De Morgan's Law.
obsamazaterdag 23 november 2013 @ 21:15
quote:
0s.gif Op zaterdag 23 november 2013 20:58 schreef thenxero het volgende:

[..]

Wat is Fitch?

Ik zou beginnen met De Morgan's Law.
Ik weet wat De Morgan's law is. Ik weet alleen niet hoe ik dit moet verwerken in een logisch bewijs in Fitch.

edit: Fitch is een programma voor logische bewijzen
Amoebazondag 24 november 2013 @ 13:06
542.jpg

m = 1.61kg
v = 12.0 m/s (constant)
r = 5m

Er wordt gevraagd naar de grootte van de normaalkracht in A. Nu geeft MasteringPhysics aan dat dit 62.1N moet zijn.

Bij mijn weten moet toch gelden dat

Fn + Fz + Fmpz = 0

En dan kies ik voor Fz de negatieve richting, en Fmpz de positieve richting.

Zodat Fz = -m*g = -1.61*9.81 = -15.8N

En Fmpz = mv2/r = (1.61/5)*144 = 46.4N

En dus

Fn - 15.8N + 46.4N = 0

Zodat Fn = -30.6N

Wat is mijn fout, als ik die al maak?
Scuidwardzondag 24 november 2013 @ 13:12
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:06 schreef Amoeba het volgende:
[ afbeelding ]

m = 1.61kg
v = 12.0 m/s (constant)
r = 5m

Er wordt gevraagd naar de grootte van de normaalkracht in A. Nu geeft MasteringPhysics aan dat dit 62.1N moet zijn.

Bij mijn weten moet toch gelden dat

Fn + Fz + Fmpz = 0

En dan kies ik voor Fz de negatieve richting, en Fmpz de positieve richting.

Zodat Fz = -m*g = -1.61*9.81 = -15.8N

En Fmpz = mv2/r = (1.61/5)*144 = 46.4N

En dus

Fn - 15.8N + 46.4N = 0

Zodat Fn = -30.6N

Wat is mijn fout, als ik die al maak?
Zo 123 zie ik dat je aftrekt waar je op moet tellen om op het juiste antwoord uit te komen.

Dus moet -15.8 niet 15.8 zijn?
Amoebazondag 24 november 2013 @ 13:13
quote:
0s.gif Op zondag 24 november 2013 13:12 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Zo 123 zie ik dat je aftrekt waar je op moet tellen om op het juiste antwoord uit te komen.

Dus moet -15.8 niet 15.8 zijn?
Nou nee, want Fz en Fmpz zijn tegengestelde krachten. Althans, dat is mijn gedachtegang.
Scuidwardzondag 24 november 2013 @ 13:15
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:13 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Nou nee, want Fz en Fmpz zijn tegengestelde krachten. Althans, dat is mijn gedachtegang.
De normaalkracht is toch de kracht naar boven tegengesteld aan de zwaartekracht? In mijn gedachtegang is die in dit geval een combinatie van een resultaat als gevolg van de zwaartekracht plus een extra 'zwaarte' als gevolg van de massa van de auto i.c.m. de snelheid die zorgen dat de auto 'extra zwaar' drukt. Vandaar dat ik ze optel.
Amoebazondag 24 november 2013 @ 13:15
Ik zie nu dat vraag B (dus de normaalkracht in B) een antwoord van 30.6N verlangt. Ik denk dat ze gewoon de antwoorden verkeerd ingevoerd hebben. :')
Scuidwardzondag 24 november 2013 @ 13:16
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Amoeba het volgende:
Ik zie nu dat vraag B (dus de normaalkracht in B) een antwoord van 30.6N verlangt. Ik denk dat ze gewoon de antwoorden verkeerd ingevoerd hebben. :')
Opgelost dan. Excuus voor mijn zondagse 'non-wetenschappelijke' blik :+
Amoebazondag 24 november 2013 @ 13:18
quote:
0s.gif Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Scuidward het volgende:

[..]

De normaalkracht is toch de kracht naar boven tegengesteld aan de zwaartekracht? In mijn gedachtegang is die in dit geval een combinatie van een resultaat als gevolg van de zwaartekracht plus een extra 'zwaarte' als gevolg van de massa van de auto i.c.m. de snelheid die zorgen dat de auto 'extra zwaar' drukt. Vandaar dat ik ze optel.
Nou, de middelpuntzoekende kracht (it's in the word) wijst naar het midden van de cirkelbeweging, en dat is bij mijn weten naar boven.
Scuidwardzondag 24 november 2013 @ 13:21
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:18 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Nou, de middelpuntzoekende kracht (it's in the word) wijst naar het midden van de cirkelbeweging, en dat is bij mijn weten naar boven.
Ja. En die normaalkracht toch ook? Zie dit plaatje -> Fn. Negeer de hellingshoek, die heb jij niet. Ik ben geen leraar dus didactisch kan ik soms wat vaag zijn maar volgens mij bedoelen we hetzelfde.

supportBinaryFiles?referenceId=6&supportId=800412
Amoebazondag 24 november 2013 @ 13:24
quote:
0s.gif Op zondag 24 november 2013 13:21 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Ja. En die normaalkracht toch ook? Zie dit plaatje -> Fn. Negeer de hellingshoek, die heb jij niet. Ik ben geen leraar dus didactisch kan ik soms wat vaag zijn maar volgens mij bedoelen we hetzelfde.

[ afbeelding ]
Jazeker, maar de normaalkracht is een reactiekracht. Dus die hoeft niet per se tegengesteld te zijn aan de zwaartekracht.
Scuidwardzondag 24 november 2013 @ 13:24
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:24 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Jazeker, maar de normaalkracht is een reactiekracht. Dus die hoeft niet per se tegengesteld te zijn aan de zwaartekracht.
Ga ik even op mij in laten werken dan. Succes met de andere opgaven. Wat ik gewoon op wikipedia lees:

quote:
Een normaalkracht in de natuurkunde of andere wetenschappen is de kracht die loodrecht op het raakvlak met een voorwerp werkt. Bij een voorwerp op een vlakke horizontale ondergrond is de normaalkracht dan ook even groot als de zwaartekracht.
Enfin. Je vraag is opgelost, dat telt. Ah je bedoelt dat die niet negatief moet zijn gezien krachtenplaatjes enzo. Ja dat is zo, wellicht was ik daar ietwat kort door de 'bocht' :+

[ Bericht 18% gewijzigd door Scuidward op 24-11-2013 13:33:58 ]
Ripariuszondag 24 november 2013 @ 23:02
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Amoeba het volgende:
Ik zie nu dat vraag B (dus de normaalkracht in B) een antwoord van 30.6N verlangt. Ik denk dat ze gewoon de antwoorden verkeerd ingevoerd hebben. :')
Nee, je concludeert veel te snel dat jij het wel bij het rechte eind zult hebben en dat het boek het fout heeft. Maar dat is niet zo. Je hebt

Fm = mv2/r

en in punt A geldt

Fm = Fn − Fz

maar in punt B geldt

Fm = Fn + Fz

Fm is namelijk de resulterende kracht gericht naar het middelpunt van de cirkel toe die op de massa (het autootje) moet worden uitgeoefend om de cirkelbeweging te verkrijgen. In punt A werkt de zwaartekracht tegengesteld aan de benodigde Fm en moet Fn dus maximaal zijn, en in punt B werkt de zwaartekracht precies in de richting van de benodigde Fm en is Fn dus minimaal. Als Fn < 0 zou zijn in punt B (wat echter niet kan, waarom niet?) dan dondert het autootje naar beneden. Aangezien je de massa van het autootje en de straal van de cirkelbaan kent kun je dus de minimaal benodigde snelheid uitrekenen opdat het autootje niet naar beneden valt.
Amoebazondag 24 november 2013 @ 23:14
quote:
0s.gif Op zondag 24 november 2013 23:02 schreef Riparius het volgende:

[..]

Nee, je concludeert veel te snel dat jij het wel bij het rechte eind zult hebben en dat het boek het fout heeft. Maar dat is niet zo. Je hebt

Fm = mv2/r

en in punt A geldt

Fm = Fn − Fz

maar in punt B geldt

Fm = Fn + Fz

Fm is namelijk de resulterende kracht gericht naar het middelpunt van de cirkel toe die op de massa (het autootje) moet worden uitgeoefend om de cirkelbeweging te verkrijgen. In punt A werkt de zwaartekracht tegengesteld aan de benodigde Fm en moet Fn dus maximaal zijn, en in punt B werkt de zwaartekracht precies in de richting van de benodigde Fm en is Fn dus minimaal. Als Fn < 0 zou zijn in punt B (wat echter niet kan, waarom niet?) dan dondert het autootje naar beneden. Aangezien je de massa van het autootje en de straal van de cirkelbaan kent kun je dus de minimaal benodigde snelheid uitrekenen opdat het autootje niet naar beneden valt.
Ik dacht dat Fn een resulterende kracht was.9.gif

Weet ik veel. Ik heb de derde wet van Newton nooit begrepen. Evenzo voor spankrachten en trekkrachten, echt, niet aan mij besteed.

Ik snap nog steeds niet waarom Fn in B minimaal is. Als Fz en Fm beide naar het middelpunt werken en de som der krachten gelijk is aan 0 moet ik dat idiote ding toch maximaal zijn.

Heb je een of andere PDF die dit voor dummies uitlegt ofzo? :')
Amoebazondag 24 november 2013 @ 23:16
Of neem ik nu weer aan dat Fn de resulterende kracht is in plaats van Fm?
Ripariuszondag 24 november 2013 @ 23:36
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 23:14 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Heb je een of andere PDF die dit voor dummies uitlegt ofzo? :')
Ik denk echt dat ik het voldoende duidelijk heb uitgelegd. Maar ja, je hebt vroeger wel eens gezegd dat je slecht was in Natuurkunde, en dat blijkt wel weer.

Het gaat echt om Fm als resultante van Fz en Fn, en aangezien zowel de magnitude als de richting van Fz constant worden verondersteld, zijn dus zowel de richting als de magnitude van Fn afhankelijk van het punt op de cirkel waar de (punt)massa, in casu het autootje, zich bevindt. Het lastige is dat krachten vectoriële grootheden zijn, maar dat we er (hier) mee rekenen als waren het scalaire grootheden.

En omdat je toch wiskunde studeert: beschouw eens een puntmassa m die met een eenparige snelheid v een cirkelbaan met straal r beschrijft. Kies een geschikt assenstelsel en stel een vergelijking op voor de plaatsvector st als functie van de tijd t. Bepaal met behulp van differentiaalrekening dan de snelheidsvector vt en de acceleratievector at als functie van t. Vergelijk dan st en at en bekijk wat je met behulp van de tweede wet van Newton kunt zeggen over de (vectoriële) kracht Ft in functie van de tijd t die op de puntmassa m wordt uitgeoefend teneinde de cirkelbaan met straal r met een eenparige snelheid v te kunnen doorlopen.
Amoebamaandag 25 november 2013 @ 00:42
Nou, mag ik aannemen dat op t = 0 het autootje onderaan is? Positioneer een assenstelsel dusdanig dat de oorsprong in het midden is en de negatieve y-as door het punt A waarvoor geldt dat het autootje zich bevindt op t = 0, niets bijzonders dus.

Dan geldt voor st = (x(t),y(t))

x(t) = r·cos(v/r · t)
y(t) = r·sin(v/r · t)

Herhaald differentiëren geeft:

vt = (x'(t), y'(t))

x'(t) = -v·sin(v/r · t)
y'(t) = v·cos(v/r · t)

en at = (x''(t), y''(t))

x''(t) = -v2/r·cos(v/r · t)
y''(t) = -v2/r·sin(v/r · t)

En we weten F = m·a (Tweede Wet van Newton)

De vector a zal zoiets gelden als

a = √((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2)

Noem -v2/r· even p...

√((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2) = √((p·cos(v/r · t))2 + (p·sin(v/r · t))2) = |p|

En dus

F = m*a = mv2/r

Is dit juist? 9.gif
Ripariusmaandag 25 november 2013 @ 00:59
quote:
2s.gif Op maandag 25 november 2013 00:42 schreef Amoeba het volgende:
Nou, mag ik aannemen dat op t = 0 het autootje onderaan is? Positioneer een assenstelsel dusdanig dat de oorsprong in het midden is en de negatieve y-as door het punt A waarvoor geldt dat het autootje zich bevindt op t = 0, niets bijzonders dus.
Je bedoelt dat de puntmassa zich op tijdsip t = 0 in het punt (r; 0) bevindt, op de positieve x-as dus ...
quote:
Dan geldt voor st = (x(t),y(t))

x(t) = r·cos(v/r · t)
y(t) = r·sin(v/r · t)

Herhaald differentiëren geeft:

vt = (x'(t), y'(t))

x'(t) = -v·sin(v/r · t)
y'(t) = v·cos(v/r · t)

en at = (x''(t), y''(t))

x''(t) = -v2/r·cos(v/r · t)
y''(t) = -v2/r·sin(v/r · t)

En we weten F = m·a (Tweede Wet van Newton)

Voor de vector a zal zoiets gelden als

|| a || = √((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2)
Correctie: je bedoelt de grootte || a || van vector a.
quote:
Noem -v2/r· even p...

√((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2) = √((p·cos(v/r · t))2 + (p·sin(v/r · t))2) = |p|

En dus

F = m*a = mv2/r

Is dit juist? [ afbeelding ]
Ja, daar komt het op neer. Alleen maak je het op het laatst iets lastiger dan nodig. Je ziet dat we hebben

at = (−v2/r2st

zodat de versnellingsvector dus op ieder tijdstip tegengesteld gericht is aan de plaatsvector. De benodigde kracht

Ft = m·at

die op de puntmassa moet worden uitgeoefend moet dan ook op ieder moment naar het middelpunt van de cirkel zijn gericht, en voor de (constante) grootte || Ft || van deze kracht geldt inderdaad

|| Ft || = || m·at || = m·|| at || = m·(v2/r2)·r = mv2/r

[ Bericht 2% gewijzigd door Riparius op 25-11-2013 06:14:30 ]
Amoebamaandag 25 november 2013 @ 01:10
Oh ja natuurlijk, positieve x-as inderdaad. :') Sorry, ik was eerst iets anders van plan en daarna dit vergeten aan te passen.

Maar nu begrijp ik nog niet het vraagstuk. :'(

Kijk morgen nog wel even naar je eerdere reply,bedankt.
Ripariusmaandag 25 november 2013 @ 03:33
quote:
1s.gif Op maandag 25 november 2013 01:10 schreef Amoeba het volgende:
Oh ja natuurlijk, positieve x-as inderdaad. :') Sorry, ik was eerst iets anders van plan en daarna dit vergeten aan te passen.

Maar nu begrijp ik nog niet het vraagstuk. :'(

Kijk morgen nog wel even naar je eerdere reply,bedankt.
De grootte || Fm || van de resulterende en naar het middelpunt van de cirkel gerichte kracht Fm die op het autootje werkt moet zowel in punt A als in punt B gelijk zijn aan mv2/r, waarbij m de massa is, v de baansnelheid, en r de straal van de cirkelvormige baan. Aangezien er in beide punten twee krachten werken op het autootje, namelijk de zwaartekracht Fz en de normaalkracht Fn, moet in zowel punt A als in punt B gelden dat Fm gelijk is aan de vectoriële som van Fz en Fn, dus

Fm = Fn + Fz

Nu zijn in punt B zowel Fz als Fn loodrecht omlaag gericht, en dus geldt voor punt B

|| Fm || = || Fn || + || Fz ||

Maar in punt A is Fn loodrecht omhoog gericht, terwijl Fz nog steeds loodrecht omlaag is gericht. En dus geldt voor punt A

|| Fm || = || Fn || − || Fz ||

Je moet hier || Fz || van || Fn || aftrekken om || Fm || te verkrijgen, en niet omgekeerd, omdat de resulterende kracht Fm naar het middelpunt van de cirkel moet zijn gericht, terwijl ook Fn steeds naar het middelpunt van de cirkel is gericht, terwijl Fz in punt A nu juist van het middelpunt af is gericht.

Voor elk ander punt van de cirkelbaan, dus op de weg omhoog van A naar B en op de weg omlaag van B naar A, geldt dat je Fz kunt ontbinden in een radiale en een tangentiale component. De tangentiale component van Fz resulteert erin dat de baansnelheid af zal nemen op de weg omhoog van A naar B, en toe zal nemen op de weg omlaag van B naar A, tenzij er (door de motor en de rem van het autootje bijvoorbeeld) nog een extra kracht op het autootje wordt uitgeoefend die deze tangentiale component van Fz in elk punt van de baan precies teniet doet. Alleen in de punten A en B is de grootte van de tangentiale component van Fz gelijk aan nul, zodat de tangentiale versnelling alleen in deze twee punten gelijk is aan nul als er althans geen andere krachten dan Fn en Fz op het autootje werken. In het vraagstuk wordt er vanuit gegaan dat de baansnelheid (tangentiale snelheid) langs de gehele cirkelbaan hetzelfde is, maar dat is dus niet mogelijk als niet wordt gecompenseerd voor de tangentiale component van de zwaartekracht in elk punt van de baan.

Oefening: bereken welke minimale baansnelheid het autootje in het laagste punt A moet hebben om niet omlaag te vallen bij het doorlopen van de gehele baan als er inderdaad geen andere krachten dan de zwaartekracht en de normaalkracht op het autootje werken.
Amoebamaandag 25 november 2013 @ 07:55
Ik denk dat ik het begrijp. De middelpuntzoekende kracht is dus een gevolg van de zwaartekracht en de normaalkracht en het feit dat het autootje een cirkelbaan doorloopt, en niet zoals ik dacht gewoon een constante kracht naar het middelpunt van de cirkel.

Ik zou dat met energie willen doen. Je zet kinetische energie om in zwaarte-energie, dus

E = mv^2/2 = m*g*h

Dus v^2/ = 2gh, met h = 2r

En dus

v =√(4gr) = 2√(gr)

Natuurlijk maakt het niet uit of je de negatieve of positieve wortel neemt.
Ripariusmaandag 25 november 2013 @ 08:34
quote:
2s.gif Op maandag 25 november 2013 07:55 schreef Amoeba het volgende:
Ik denk dat ik het begrijp. De middelpuntzoekende kracht is dus een gevolg van de zwaartekracht en de normaalkracht en het feit dat het autootje een cirkelbaan doorloopt, en niet zoals ik dacht gewoon een constante kracht naar het middelpunt van de cirkel.

Ik zou dat met energie willen doen. Je zet kinetische energie om in zwaarte-energie, dus

E = mv^2/2 = m*g*h

Dus v^2/ = 2gh, met h = 2r

En dus

v =√(4gr) = 2√(gr)

Natuurlijk maakt het niet uit of je de negatieve of positieve wortel neemt.
Gelukkig dat jij geen stuntrijders adviseert, want het autootje sodemietert wel omlaag als je in punt A start met een baansnelheid v = 2√(gr) ...

Je baansnelheid in punt B wordt dan namelijk nul, je antwoord is dus fout.
Amoebamaandag 25 november 2013 @ 08:45
quote:
0s.gif Op maandag 25 november 2013 08:34 schreef Riparius het volgende:

[..]

Gelukkig dat jij geen stuntrijders adviseert, want het autootje sodemietert wel omlaag als je in punt A start met een baansnelheid v = 2√(gr) ...

Je baansnelheid in punt B wordt dan namelijk nul, je antwoord is dus fout.
Dat had ik ook al bedacht, maar ik moest naar de universiteit voor het college natuurkunde. :')
Amoebamaandag 25 november 2013 @ 09:40
Het is net in het college uitgelegd. Ik kan het hier nog wel een keer opknallen vanmiddag, maar dat is ook weer zozo.

Bovenaan geldt dat -Fmpz = -Fn - Fz met Fn = 0, want minimale snelheid.

En dan kan je de snelheid in punt B berekenen, en met de wet v. behoud van energie kun je dan de snelheid in punt A bepalen (aangenomen dat er géén wrijving is).

[ Bericht 99% gewijzigd door Amoeba op 25-11-2013 10:02:06 ]
Ripariusmaandag 25 november 2013 @ 16:54
quote:
0s.gif Op maandag 25 november 2013 09:40 schreef Amoeba het volgende:
Het is net in het college uitgelegd. Ik kan het hier nog wel een keer opknallen vanmiddag, maar dat is ook weer zozo.

Bovenaan geldt dat -Fmpz = -Fn - Fz met Fn = 0, want minimale snelheid.

En dan kan je de snelheid in punt B berekenen, en met de wet v. behoud van energie kun je dan de snelheid in punt A bepalen (aangenomen dat er géén wrijving is).
De voorwaarde om met een minimale baansnelheid in punt B de gehele cirkelbaan te kunnen doorlopen is inderdaad dat voor dit punt geldt

Fm = Fz

Voor de baansnelheid vB in punt B hebben we dan

m·vB2/r = m·g

en dus

(1) vB2 = gr

Verder levert de Wet van Behoud van Energie inderdaad op dat voor de baansnelheden vA en vB in punt A resp. punt B geldt

½·m·vA2 = ½·m·vB2 + m·g·2r

en dit geeft

(2) vA2 = vB2 + 4gr

Substitutie van (1) in (2) levert nu

vA2 = 5gr

en dus

vA = √(5gr)
DefinitionXdonderdag 28 november 2013 @ 20:35
quote:
0s.gif Op donderdag 21 november 2013 05:50 schreef Riparius het volgende:

[..]

Lees om te beginnen mijn uitleg hier over electrische potentiaal nog eens goed.

Dit is trickier dan je wellicht denkt, maar de formulering van de opgave geeft al een hint: er wordt gevraagd in welke punten op de lijn door de beide puntladingen de coulombpotentiaal gelijk is aan nul. Meervoud: er is kennelijk meer dan één punt op de lijn door Q1 en Q2 waar de potentiaal nul is. Kun je ook zonder verder te lezen en zonder berekeningen te maken beredeneren waarom dat zo is?

We gaan nu eerst eens naar punten kijken die op het lijnstuk tussen Q1 en Q2 liggen. Kies een punt P op lijnstuk Q1Q2 en noem de afstanden van punt P tot Q1 en Q2 resp. r1 en r2, dan zijn de coulombpotentialen V1 en V2 als gevolg van de puntladingen Q1 en Q2 resp.

V_1 = \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_1}{r_1}

en

V_2 = \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_2}{r_2}

Nu weet je ook dat je bij een elektrisch veld dat is samengesteld uit meerdere elektrische velden de coulombpotentiaal in een punt verkrijgt door de potentialen van de afzonderlijke velden in dat punt op te tellen, zodat we als voorwaarde krijgen

V_1 + V_2 = 0

en dus

\frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_1}{r_1} + \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_2}{r_2} = 0

en dit kun je door beide leden te vermenigvuldigen met 4πε0r1r2 vereenvoudigen tot

Q_1r_2 + Q_2r_1 = 0

Invullen van Q1 = 0,08 en Q2 = −0,06 µC (let op het minteken!) geeft dan na vermenigvuldiging van beide leden met 50 dat

4r_2 - 3r_1 = 0

Nu heb je nog een tweede betrekking tussen r1 en r2 nodig, maar dat is gemakkelijk: het punt P bevindt zich ergens op het lijnstuk Q1Q2, zodat de som van de afstanden r1 en r2 van punt P tot Q1 resp. Q2 gelijk is aan 12 cm = 0,12 m, dus

r_1 + r_2 = 0,12

Nu heb je twee lineaire vergelijkingen in de twee onbekenden r1 en r2, en dit stelsel kun je gemakkelijk oplossen.

Sneller en eenvoudiger gaat het als je je direct realiseert dat de coulombpotentiaal in een punt veroorzaakt door een puntlading omgekeerd evenredig is met de afstand van dat punt tot de puntlading en recht evenredig met de grootte van de puntlading. Welnu, aangezien de puntladingen Q1 en Q2 zich - afgezien van het tegengestelde teken - verhouden als 4 : 3, moet voor het gezochte punt P dus gelden

\mathrm d (P, Q_1) \quad : \quad d(P, Q_2) = \quad 4 \quad : \quad 3

zodat d(P, Q1) = r1 = (4/7)·12 cm en d(P, Q2) = r2 = (3/7)·12 cm.

Maar hiermee zijn we meteen aangekomen bij de crux van de opgave: er is méér dan één punt waar de potentiaal nul is. De potentialen veroorzaakt door de beide puntladingen afzonderlijk heffen elkaar op in ieder punt waarvan de afstanden tot Q1 en Q2 zich verhouden als 4 staat tot 3, en deze voorwaarde wordt uitgedrukt door de vergelijking

4r_2 - 3r_1 = 0

Nu is het meteen duidelijk dat er links van Q1 geen punt P kan liggen op de lijn door Q1 en Q2 dat hieraan voldoet, want dan is d(P,Q1) < d(P,Q2) zodat d(P,Q1) : d(P,Q2) onmogelijk 4 : 3 kan zijn. Maar rechts van Q2 kunnen we wél een (tweede) punt P vinden op de lijn door Q1 en Q2 waarvoor d(P,Q1) : d(P,Q2) = 4 : 3. Aangezien de afstand tussen Q1 en Q2 nog steeds 12 cm = 0,12 m bedraagt, geldt voor een punt P op de lijn door Q1 en Q2 rechts van Q2 dat

r_1 - r_2 = 0,12

Lossen we nu opnieuw het stelsel bestaande uit de twee bovenstaande lineaire vergelijkingen in r1 en r2 op, dan vinden we r1 = 0,48, r2 = 0,36. Het tweede van de gezochte punten bevindt zich dus 36 cm rechts van Q2 op de lijn door Q1 en Q2.

Ook de ligging van dit tweede punt kun je zonder vergelijkingen op te stellen en zonder noemenswaardig rekenwerk vinden. Alles wat je daarvoor hoeft te doen is de onderlinge afstand van Q1 en Q2 met 3 vermenigvuldigen om op 36 cm uit te komen, immers de verhouding van de afstanden van P tot Q1 en Q2 zal dan op (36 + 12) : 36 = (3 + 1) : 3 = 4 : 3 uitkomen.
Ik ben er laat mee, maar enorm bedankt!

Wiskunde hield me bezig, en dan met name het getal e en differentiaalrekenen.
gekkeabtdonderdag 28 november 2013 @ 20:51
Bij een verslag voor biologie wil ik een bron gebruiken om mijn hypothese toe te lichten. De bron is afkomstig vanuit wikipedia.
Mag ik in de hypothese een bron gebruiken of niet?
Ripariusdonderdag 28 november 2013 @ 21:28
quote:
0s.gif Op donderdag 28 november 2013 20:51 schreef gekkeabt het volgende:
Bij een verslag voor biologie wil ik een bron gebruiken om mijn hypothese toe te lichten. De bron is afkomstig vanuit wikipedia.
Mag ik in de hypothese een bron gebruiken of niet?
Ja, je mag een bron gebruiken om iets toe te lichten, ook als je weet (of meent) dat het een oorspronkelijk idee is van jezelf, maar verwijs nooit rechtstreeks naar Wikipedia in een verslag of paper. Wikipedia wordt net als vrijwel alle andere informatie die je op internet aantreft onbetrouwbaar geacht en het is dus not done om naar Wikipedia te verwijzen in een serieus artikel of verslag. Maar dit neemt niet weg dat Wikipedia een uitstekend instrument is om betrouwbare secundaire én primaire bronnen (monografieën en gedrukte publicaties in erkende tijdschriften binnen de betreffende discipline en dergelijke) op het spoor te komen. Kijk welke (secundaire) bronnen Wikipedia aanvoert en raadpleeg die bronnen om te zien of je die kunt gebruiken.
gekkeabtdonderdag 28 november 2013 @ 23:00
quote:
0s.gif Op donderdag 28 november 2013 21:28 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ja, je mag een bron gebruiken om iets toe te lichten, ook als je weet (of meent) dat het een oorspronkelijk idee is van jezelf, maar verwijs nooit rechtstreeks naar Wikipedia in een verslag of paper. Wikipedia wordt net als vrijwel alle andere informatie die je op internet aantreft onbetrouwbaar geacht en het is dus not done om naar Wikipedia te verwijzen in een serieus artikel of verslag. Maar dit neemt niet weg dat Wikipedia een uitstekend instrument is om betrouwbare secundaire én primaire bronnen (monografieën en gedrukte publicaties in erkende tijdschriften binnen de betreffende discipline en dergelijke) op het spoor te komen. Kijk welke (secundaire) bronnen Wikipedia aanvoert en raadpleeg die bronnen om te zien of je die kunt gebruiken.
Wauw. Helemaal duidelijk. Dankje :D!
Wirezaterdag 30 november 2013 @ 01:17
Met scheikunde heb je zo'n vraag waarin je een reactievergelijking moet geven van Titaantetrachloride (TiCl4) die reageert met water.

Het antwoord uit het antwoordenboek is : TiCl4 + 2 H2O -> 4 HCL + TiO2.

Dus ik heb 2 vragen: - Hoe moet je weten dat er HCl ontstaat? En hoe moet je weten dat er TiO2 ontstaat?
yosanderzaterdag 30 november 2013 @ 01:31
quote:
0s.gif Op zaterdag 30 november 2013 01:17 schreef Wire het volgende:
Met scheikunde heb je zo'n vraag waarin je een reactievergelijking moet geven van Titaantetrachloride (TiCl4) die reageert met water.

Het antwoord uit het antwoordenboek is : TiCl4 + 2 H2O -> 4 HCL + TiO2.

Dus ik heb 2 vragen: - Hoe moet je weten dat er HCl ontstaat? En hoe moet je weten dat er TiO2 ontstaat?
Als je gevraagd wordt een reactievergelijking te geven waarbij een verbinding reageert met water, heb je dus te maken met hydrolyse: oftewel je verbinding en water splitsen zich om zo samen nieuwe verbindingen te vormen.

Bij deze reactie zal het titaantetrachloride dus splitsen in Ti4+ en Cl- ionen.
Als je nu naar water kijkt, zie je dat water zich kan splitsen in H+ en O2- ionen.
Kom je met dit gegeven eruit?

Dit soort opdrachten vragen om een beetje creatief te denken en te puzzelen :).
Wirezaterdag 30 november 2013 @ 02:13
quote:
2s.gif Op zaterdag 30 november 2013 01:31 schreef yosander het volgende:

[..]

Als je gevraagd wordt een reactievergelijking te geven waarbij een verbinding reageert met water, heb je dus te maken met hydrolyse: oftewel je verbinding en water splitsen zich om zo samen nieuwe verbindingen te vormen.

Bij deze reactie zal het titaantetrachloride dus splitsen in Ti4+ en Cl- ionen.
Als je nu naar water kijkt, zie je dat water zich kan splitsen in H+ en O2- ionen.
Kom je met dit gegeven eruit?

Dit soort opdrachten vragen om een beetje creatief te denken en te puzzelen :).
Ik snap hem :) Thx voor je uitleg!
Platinamaandag 2 december 2013 @ 16:33
Iemand verstand van "Gibbs free energy"?

Ik ben energie- en massabalansen voor een proces aan het opstellen. Nu vind er tijdens dit proces oxidatie van glucose plaats en dit geeft een delta G van - 2870 kJ/mol. Dit is dus energie die vrijkomt.

Het proces vindt plaats bij 15 graden Celsius. Stel dat er in totaal 15.000 kJ aan energie vrijkomt. Dan verwijder ik de energie met lucht van 10 graden Celsius. Die lucht wordt dus maximaal 15 graden Celsius (al duurt dit in praktijk natuurlijk oneindig lang), dan heb ik dus minimaal aan lucht nodig:

Lucht 10 graden = 20 kJ/kg, lucht 15 graden = 30 kJ/kg (enthalpywaarden zijn verzonnen)
15.000/(30-20) = 1.500 kg lucht nodig.

Heb ik dit zo goed beredeneerd? Kan ik gewoon stellen dat de vrijkomende energie (indien direct verwijderd wordt) correspondeert met 15 graden Celsius?

Het volgende probleem is het sluitend maken van de energiebalans. Hoe moet ik er op zetten dat er energie vrij komt vanuit niks eigenlijk? Hoe verhoudt ik dit met de enthalpie, aangezien het ontstane water + koolstofdioxide een grotere enthalpie hebben dan de glucose + zuurstof (of heb ik verkeerde waardes voor de specifieke hitte gebruikt, deze reactie moet immers sluitend zijn). Heb hier al wat uurtjes aan besteed en over nagedacht maar ik kom er niet wijs uit.

Iemand die hier verstand van heeft en mij op weg kan helpen?
Scuidwardmaandag 2 december 2013 @ 23:50
quote:
0s.gif Op maandag 2 december 2013 16:33 schreef Platina het volgende:
Heb ik dit zo goed beredeneerd? Kan ik gewoon stellen dat de vrijkomende energie (indien direct verwijderd wordt) correspondeert met 15 graden Celsius?
De warmte die vrijkomt zou je inderdaad kunnen 'aftappen' met koudere lucht, lijkt me lastig, maar niet onmogelijk. Wat je bedoelt met 'correspondeert' in die specifieke zin snap ik dan weer niet. En je 'volgende probleem': Klopt het wel als je de verbranding ziet als het vrijkomen van energie die in het glucosemolecuul zelf zit (met bindingen etc), volgens mij de enthalpie?

quote:
Een bijzonder geval van reactie-enthalpie is de verbrandingswarmte ΔcH. Dit is een reactie met zuurstof waarin alleen CO2, H2O en metaaloxiden in hun hoogste oxidatietoestand gevormd worden (dus geen CO of C).
http://nl.wikipedia.org/wiki/Enthalpie

Maar weet je ook zeker dat je hier Gibbs Free Energy zoekt en niet gewoon verbrandingswaarden? Net zoals gas iets van 36 MJ / m3 heeft bij verbranding etc? De calorische waarde? Verder niet echt mijn ding ...

G = H - T * S -> wellicht kan je hier wat mee ... maarja, niet zo'n sterk verhaal van mij ook.
Platinadinsdag 3 december 2013 @ 09:59
Calorische waarde is niet
quote:
0s.gif Op maandag 2 december 2013 23:50 schreef Scuidward het volgende:

[..]

De warmte die vrijkomt zou je inderdaad kunnen 'aftappen' met koudere lucht, lijkt me lastig, maar niet onmogelijk. Wat je bedoelt met 'correspondeert' in die specifieke zin snap ik dan weer niet. En je 'volgende probleem':

Ja ik vind het zelf ook lastig uit te leggen :P Maar ik had dus een bron en die zei dat er door oxidatie van glucose hitte vrij kwam en die moest weer verwijderd worden. Ik bedoel met correspondeert dat de energie die vrij komt op 15 graden blijft. Want in theorie zou vrijkomende energie opgenomen worden en tot een temperatuurstijging leiden. Maar ik ga er vanuit dat het direct weggenomen wordt en dus stijgt de temperatuur niet.

quote:
Klopt het wel als je de verbranding ziet als het vrijkomen van energie die in het glucosemolecuul zelf zit (met bindingen etc), volgens mij de enthalpie?
Wat ik op internet heb gevonden komt er inderdaad energie vrij uit het glucosemolecuul, wat ook logisch is omdat je suiker gebruikt voor je metabolisme. Alleen moet dit volgens mij gerelateerd worden met de 'standaard vormingsenthalpie' (ook omdat er later in het process een fermentatie plaatsvindt). Het is alleen lastig te rijmen dat ik met bijvoorbeeld 2 kJ aan energie begin en met 3 kJ eindig, dit strookt niet echt met de eerste wet van de thermodynamica.

quote:
[..]

http://nl.wikipedia.org/wiki/Enthalpie

Maar weet je ook zeker dat je hier Gibbs Free Energy zoekt en niet gewoon verbrandingswaarden? Net zoals gas iets van 36 MJ / m3 heeft bij verbranding etc? De calorische waarde? Verder niet echt mijn ding ...

G = H - T * S -> wellicht kan je hier wat mee ... maarja, niet zo'n sterk verhaal van mij ook.
Calorische waarde is niet wat ik zoek, als ik het goed begrijp is de Gibbs free energy bij de oxidatie van glucose namelijk de 'verbrandingswaarde'.

Ik ga er nog even aan puzzelen, misschien kan ik het straks wel wat duidelijker uitleggen wat ik bedoel. Bedankt voor de hulp iig :)
Platinavrijdag 6 december 2013 @ 15:26
Oke. Ik ben er inmiddels uit. Zoals ik voorheen al zei gebruikte in alleen de thermische enthalpy, maar ik moet voor chemische reacties ook de potentiele chemische energie gebruiken. Dat is de energie die zit opgeslagen in chemische bindingen en vrij komt wanneer er nieuwe bindingen gevormd worden.

Helaas zit ik nu met een volgend probleem :P

Ik gebruik warme lucht om een product te drogen. Als gevolg hiervan daalt de temperatuur van de lucht en stijgt de temperatuur van mijn product. Het water uit mijn product wordt verdampt en komt in de lucht terecht. De energie die hier voor nodig is komt van de lucht af, maar omdat verdampen een fase-overgang is neemt de temperatuur van het product niet toe (aangenomen dat product reeds de nattebol-temperatuur heeft bereikt).

Maar wanneer ik de thermische enthalpie van het product bereken dan ontbreekt er een gedeelte, namelijk dat gedeelte wat van het water is dat verdampt werd. Als ik voorheen 1 kg product had met 0.5 kg water en een enthalpie van 2 kJ, en ik heb na het drogen een product van 0.9 kg met 0.4 kg water en een enthalpie van 1.8 kJ. Dan is er dus 0.2 kJ aan energie kwijt. Die energie is niet nodig voor het verdampen van water want die energie wordt immers al door de lucht toegevoerd. Dan is de vraag natuurlijk waar die energie naar toe is?

Zelf kom ik tot de conclusie dat het verdampte water in de lucht alleen de energie van de fase-overgang in zich heeft, dus de specifieke energie (hittecapaciteit * delta temperatuur) zit hier niet bij en 'verdwijnt' dus.Terwijl dit niet mogelijk is vanwege de 1ste wet van thermodynamica. Ik heb al gedacht aan andere vormen van enthalpie maar dit is volgens mij niet mogelijk omdat er verder niks met het product gebeurt.

Iemand een idee hoe of wat? (het systeem is 100% efficient dus geen verliezen naar de omgeving etc.)
Moos.maandag 9 december 2013 @ 23:19
Stel je sluit op een transformator (Primair heeft 400 windingen en secundair 600 windingen) een aantal weerstanden aan op 5,0 volt primair. Uit metingen blijkt dat het rendement op 60 ohm het hoogst is, bij meer of minder weerstand gaat het rendement omlaag.

Waarom wordt het rendement dan bij een andere weerstand minder? Bij een kleinere weerstand is dit vgm omdat de stroomsterkte groter is binnen het circuit is en dus meer warmte. Maar bij een grotere weerstand zou ik de reden zo niet weten.

Bedankt,
mincemeatwoensdag 11 december 2013 @ 21:43
quote:
0s.gif Op maandag 9 december 2013 23:19 schreef Moos. het volgende:
Stel je sluit op een transformator (Primair heeft 400 windingen en secundair 600 windingen) een aantal weerstanden aan op 5,0 volt primair. Uit metingen blijkt dat het rendement op 60 ohm het hoogst is, bij meer of minder weerstand gaat het rendement omlaag.

Waarom wordt het rendement dan bij een andere weerstand minder? Bij een kleinere weerstand is dit vgm omdat de stroomsterkte groter is binnen het circuit is en dus meer warmte. Maar bij een grotere weerstand zou ik de reden zo niet weten.

Bedankt,
Even een snelle gedachtengang maar zou het kunnen zijn dat doordat een transformator aan beide kanten een even groot vermogen moet hebben. En dus de verhouden V/I gelijk is aan beide kanten. Hierdoor verandert er aan de formule P =I^2R ook niks.
Ripariuswoensdag 11 december 2013 @ 23:03
quote:
0s.gif Op woensdag 11 december 2013 21:43 schreef mincemeat het volgende:

[..]

Even een snelle gedachtengang maar zou het kunnen zijn dat doordat een transformator aan beide kanten een even groot vermogen moet hebben. En dus de verhouden V/I gelijk is aan beide kanten. Hierdoor verandert er aan de formule P =I^2R ook niks.
Nee, zo simpel ligt dat allemaal niet, en ook blijft de verhouding V/I zeker niet gelijk. Als je er toch niets van begrijpt, kun je hier beter geen vragen beantwoorden.

Je hebt bij een transformator te maken met ijzerverliezen en met koperverliezen. Ook bij een transformator onder nullast gaat energie verloren doordat dit wordt omgezet in warmte als gevolg van de ijzerverliezen. Bij stijgende belasting zal daardoor het rendement eerst toenemen om vervolgens weer af te nemen, dit door de stijgende koperverliezen bij grotere stroomsterktes, terwijl de ijzerverliezen constant blijven. De vraag van de vragensteller waarom zijn transformator bij een belasting van 60 Ω een optimaal rendement heeft is overigens zo niet te beantwoorden omdat hij daarvoor veel te weinig gegevens verstrekt.
DefinitionXzondag 15 december 2013 @ 14:06
Als ik naar melk in een glas kijk zie ik wat ik persoonlijk 'wit'' zou noemen. Ik denk ook veel anderen.

Als ik naar buiten kijken zie ik de wolken en de lucht. Maar, waarom zie ik de zuurstof moleculen niet?

Melk wordt door mijn ogen enkel als 'wit' gezien, dat denk ik tenminste, omdat melk fotonen absorbeert met een specifieke golflengte/frequentie. Na het opnemen van deze fotonen zal melk energie opnemen en afstaan. Deze afgestane energie wordt door mijn ogen als 'wit' gezien.

Hoe zit dat dan met de zuurstof moleculen? ik realiseer dat dit kleine objecten zijn, maar als er enorm veel van zijn in de lucht, immers wij ademen zuurstof in, waarom zijn deze niet te zien?

Wat ik zelf denk is dat deze buiten het spectrum vallen van wat onze ogen kunnen waarnemen.
Scuidwardzondag 15 december 2013 @ 14:27
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:06 schreef DefinitionX het volgende:
Hoe zit dat dan met de zuurstof moleculen? ik realiseer dat dit kleine objecten zijn, maar als er enorm veel van zijn in de lucht, immers wij ademen zuurstof in, waarom zijn deze niet te zien?
Zuurstofgas is kleurloos.

Verder snap ik niet hoe je de koppeling melk -> atmosfeer maakt.

[ Bericht 5% gewijzigd door Scuidward op 15-12-2013 14:32:57 ]
pinkyyyzondag 15 december 2013 @ 14:39
Hoi allemaal,
Ik moet een po voor scheikunde uitvoeren.
Hierin moet ik de hoeveelheid sulfiet in witte wijn gaan bepalen (met een colorimetrische bepaling)
Ik dacht zelf een verdunning te maken en dan de verschillende extincties bepalen met de colorimeter.
Ik twijfel alleen of dit goed is, en ik weet ook niet welke golflengte ik moet gebruiken voor de colorimeter.
Kan iemand me hiermee helpen?
Scuidwardzondag 15 december 2013 @ 14:42
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:39 schreef pinkyyy het volgende:
Hoi allemaal,
Ik moet een po voor scheikunde uitvoeren.
Hierin moet ik de hoeveelheid sulfiet in witte wijn gaan bepalen (met een colorimetrische bepaling)
Ik dacht zelf een verdunning te maken en dan de verschillende extincties bepalen met de colorimeter.
Ik twijfel alleen of dit goed is, en ik weet ook niet welke golflengte ik moet gebruiken voor de colorimeter.
Kan iemand me hiermee helpen?
De verdunningsreeks maak je met ... ? Die wijn? Of puur sulfiet? Golflengte kan je bepalen door eerst een breed spectrum te meten (over het hele golflengtebereik) en kijken bij welke golflengte de extinctie het hoogst is.
pinkyyyzondag 15 december 2013 @ 14:43
Met de wijn en gedestilleerd water dacht ik
Oke, dus alle golflengtes uit proberen met 1 cuvet, en de hoogste dus gebruiken voor alle cuvetten?
Scuidwardzondag 15 december 2013 @ 14:47
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:43 schreef pinkyyy het volgende:
Met de wijn en gedestilleerd water dacht ik
Oke, dus alle golflengtes uit proberen met 1 cuvet, en de hoogste dus gebruiken voor alle cuvetten?
Hmm. Zo maak je inderdaad die verdunningsreeks, maar om iets te zeggen over de concentratie zou je ook een extra ijkreeks kunnen maken door een bekende hoeveelheid sulfiet op te lossen en die te verdunnen zodat je een lijn kan maken (in bijv. excel) en dan de wijn ook kan verdunnen (als dat nodig is) en zo de concentratie weer kan terugrekenen naar de bekende hoeveelheid die je in eerste instantie afgewogen had om die ijklijn mee te maken.

Ja, dat van die golflengtes klopt. Dat bedoelde ik. Wel even dubbelchecken wellicht ... dat het niet het rode/witte van het wijn is ofzo.
pinkyyyzondag 15 december 2013 @ 14:51
ahhh, dus als een extra controle middel?

Oke, is goed, dubbel checken dus =)
Scuidwardzondag 15 december 2013 @ 14:55
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:51 schreef pinkyyy het volgende:
ahhh, dus als een extra controle middel?

Oke, is goed, dubbel checken dus =)
Als je de extinctiecoëfficiënt van sulfiet niet hebt is die ijklijn inderdaad een extra controle middel. Maar wellicht is dat iets waar ik sneller aan denk bij dit soort proeven terwijl ze niet strikt noodzakelijk zijn. Je kan ook gewoon even een literatuurstudie doen natuurlijk ... als dat mag van je school :P

Maar komt wel goed. Simpele proef en je hebt nog even.
lyolyrczondag 15 december 2013 @ 15:22
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:55 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Als je de extinctiecoëfficiënt van sulfiet niet hebt is die ijklijn inderdaad een extra controle middel. Maar wellicht is dat iets waar ik sneller aan denk bij dit soort proeven terwijl ze niet strikt noodzakelijk zijn. Je kan ook gewoon even een literatuurstudie doen natuurlijk ... als dat mag van je school :P

Maar komt wel goed. Simpele proef en je hebt nog even.
Ik denk dat een ijklijn maken met behulp van sulfietoplossingen niet een extra controlemiddel, maar zelfs een vereiste is, want wijn en gedestilleerde dranken zijn mengsels van allerlei stoffen en kunnen daarom meetfouten met zich meebrengen. Door eerst een ijklijn te maken met behulp van sulfietoplossingen van verschillende concentraties (vergeet water zonder sulfiet erin niet als negatieve controle!) omzeil je dat probleem. De extinctie van de wijn(oplossing) vergelijk je dan met de ijklijn die eerder is gemaakt.
pinkyyyzondag 15 december 2013 @ 15:24
Ahhh! Oke, super bedankt beide!
Denken jullie dat het waarschijnlijk is een school een sulfietoplossing heeft?
We hebben namelijk geen lijst met stoffen die we hebben op school, dus het is een beetje gokken
lyolyrczondag 15 december 2013 @ 16:15
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 15:24 schreef pinkyyy het volgende:
Ahhh! Oke, super bedankt beide!
Denken jullie dat het waarschijnlijk is een school een sulfietoplossing heeft?
We hebben namelijk geen lijst met stoffen die we hebben op school, dus het is een beetje gokken
Natriumsulfiet lijkt me niet zo'n probleem.
pinkyyyzondag 15 december 2013 @ 16:24
Oke, super bedankt! =)
DefinitionXzondag 15 december 2013 @ 17:49
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:27 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Zuurstofgas is kleurloos.

Verder snap ik niet hoe je de koppeling melk -> atmosfeer maakt.
Je zegt dat zuurstofgas kleurloos is, maar waarom? Wat is de fysica daarachter? Ik heb geleerd dat atomen energie kunnen absorberen en deze weer met dezelfde hoeveelheid energie terugsturen. Die energie nemen wij mensen waar als kleur. Want die energie (de fotonen) heeft een bepaalde golflengte.

Zie ik dat verkeerd?

Die koppelijk maak ik omdat melk en zuurstof uiteindlijk beide een bepaalde massa hebben. En omdat iets massa heeft, moet het atomen hebben. En dan komt het verhaal van de fotonen terug.

Maar ik denk dat ik iets mis in dit gebeuren...
yosanderzondag 15 december 2013 @ 18:07
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 17:49 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Je zegt dat zuurstofgas kleurloos is, maar waarom? Wat is de fysica daarachter? Ik heb geleerd dat atomen energie kunnen absorberen en deze weer met dezelfde hoeveelheid energie terugsturen. Die energie nemen wij mensen waar als kleur. Want die energie (de fotonen) heeft een bepaalde golflengte.

Zie ik dat verkeerd?

Die koppelijk maak ik omdat melk en zuurstof uiteindlijk beide een bepaalde massa hebben. En omdat iets massa heeft, moet het atomen hebben. En dan komt het verhaal van de fotonen terug.

Maar ik denk dat ik iets mis in dit gebeuren...
Correct, "atomen kunnen energie absorberen...". Niet alle atomen of moleculen zijn daartoe instaat.
Verder hoeft iets met een massa niet uit atomen te bestaan, denk aan elektronen :).
Nutkicker22zaterdag 28 december 2013 @ 12:44
Een vraagje over Cl2O. Waarom is de lewisstructuur hiervan Cl-O-Cl en niet Cl-Cl-O ? Je zou toch zeggen dat de meest elektronegatieve atoom (in dit geval O-atoom) aan de buitenkant van het skelet zou moeten bevinden ? Echter is Cl-O-Cl wel stabieler (geen ladingsverschil) dan Cl-Cl-O
Scuidwardzaterdag 28 december 2013 @ 17:45
quote:
0s.gif Op zaterdag 28 december 2013 12:44 schreef Nutkicker22 het volgende:
Een vraagje over Cl2O. Waarom is de lewisstructuur hiervan Cl-O-Cl en niet Cl-Cl-O ? Je zou toch zeggen dat de meest elektronegatieve atoom (in dit geval O-atoom) aan de buitenkant van het skelet zou moeten bevinden ? Echter is Cl-O-Cl wel stabieler (geen ladingsverschil) dan Cl-Cl-O
O is elektronegatief.

Als je die in het midden hebt, en de hoeken van Cl met O 180 graden zijn is het dipoolmoment 0.
Nutkicker22zaterdag 28 december 2013 @ 23:42
quote:
0s.gif Op zaterdag 28 december 2013 17:45 schreef Scuidward het volgende:

[..]

O is elektronegatief.

Als je die in het midden hebt, en de hoeken van Cl met O 180 graden zijn is het dipoolmoment 0.
Het Cl-atoom is ook elektronegatief ;). Cl2O is polair dus het dipoolmoment kan geen 0 zijn. Maar het is waarschijnlijk kwestie van de lewisstructuur opstellen om na te gaan welke structuur het stabielst is. Bij NO2 is de structuur juist N-N-O en niet N-O-N, want N-O-N heeft grotere ladingsverschillen

[ Bericht 3% gewijzigd door Nutkicker22 op 29-12-2013 00:40:59 ]
Nutkicker22zondag 29 december 2013 @ 00:39
De vraag uit het tentamen luidt: Zal Cl2O een permanent dipoolmoment hebben ? Ik zal zeggen dat je dat dan de lewisstructuur moet tekenen, om vervolgens de VSPER theorie op los te laten. Dan zijn alle drie de atomen sp3 gehybridiseerd, wat betekent dat het molecuul een tetraëdrische vorm heeft. Zowel in de x en y richting is het molecuul symmetrisch alleen in de z-as niet, wat betekent dat Cl2O een permanent dipoolmoment zal moet hebben. Alleen weet ik niet zeker of ik dit correct heb geformuleerd.

[ Bericht 67% gewijzigd door Nutkicker22 op 29-12-2013 00:57:41 ]
Scuidwardzondag 29 december 2013 @ 00:59
quote:
0s.gif Op zaterdag 28 december 2013 23:42 schreef Nutkicker22 het volgende:

[..]

Het Cl-atoom is ook elektronegatief ;). Cl2O is polair dus het dipoolmoment kan geen 0 zijn. Maar het is waarschijnlijk kwestie van de lewisstructuur opstellen om na te gaan welke structuur het stabielst is. Bij NO2 is de structuur juist N-N-O en niet N-O-N, want N-O-N heeft grotere ladingsverschillen
Volgens mij heeft die ook resonantie:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Resonantie_(scheikunde)#Koolstofmonoxide

Maar wellicht hier niet relevant, zo keek ik naar je vraagstuk.

SPOILER
n2o_final.png
Tot slot mijn laatste ingeving: O heeft een vrij elektronenpaar en Cl komt in de natuur alleen maar als -1 voor.

Vandaar die vorm.

quote:
The structure of dichlorine monoxide is similar to that of water and hypochlorous acid, with the molecule adopting a bent molecular geometry due to the lone pairs on the oxygen; resulting in C2V molecular symmetry. The bond angle is slightly larger than normal, likely due to steric repulsion between the bulky chlorine atoms.
http://en.wikipedia.org/wiki/Dichlorine_monoxide#Structure
Edit: Geen tetraëder. En ja veel oefenen met Lewis, dan kon ik hopelijk je vraag beantwoorden.
DefinitionXzondag 29 december 2013 @ 01:25
quote:
Oplosbaarheidsregels:
• Alle zouten van K, Na, Li en NH4+ zijn oplosbaar
• Alle nitraten zijn oplosbaar
• Alle acetaten zijn oplosbaar
• Alle chloriden zijn oplosbaar uitgenomen AgCl , PbCl2 , Hg2Cl2
• Alle bromiden zijn oplosbaar uitgenomen AgBr , PbBr2 , Hg2Br2 en HgBr2
• Alle sulfaten zijn oplosbaar uitgenomen SrSO4 , BaSO4 ,CaSO4 , PbSO4 , Hg2SO4 en Ag2SO4
• Alle carbonaten, sulfiden, fosfaten zijn onoplosbaar uitgenomen die van Na, K, Li en NH4+

Sommige metaalionen vormen met bepaalde zuurresten zouten die een neerslag vormen.
Om een bepaald metaalion aan te tonen in een oplossing kan men dus een gepaste zuurrest aan de oplossing toevoegen zodat een welbepaalde neerslag ontstaat.

Welke zuurrest-ionen zou je kunnen toevoegen aan een oplossing om Cu2+-ionen aan te tonen?

<A> Cl-

<B> SO42-

<C> NO3-

<D> CO32-
Ik heb gekozen voor D, dat klopt ook. Maar ik snap alleen niet waarom het D is. Het dikgedrukte in mijn quote deed mij D kiezen, maar voor de rest was het gewoon gokken. Normaal zou ik zo'n vraag met de binas beantwoorden, maar dat mag niet in het opkomende tentamen. Ik ben nu ook niet echt wakker, maar als iemand mij kan bijstaan....

[ Bericht 0% gewijzigd door DefinitionX op 29-12-2013 15:37:01 ]
Nutkicker22zondag 29 december 2013 @ 01:33
0s.gif Op zondag 29 december 2013 00:59 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Volgens mij heeft die ook resonantie:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Resonantie_(scheikunde)#Koolstofmonoxide

Maar wellicht hier niet relevant, zo keek ik naar je vraagstuk.

SPOILER
Tot slot mijn laatste ingeving: O heeft een vrij elektronenpaar en Cl komt in de natuur alleen maar als -1 voor.

Vandaar die vorm.

[..]

http://en.wikipedia.org/wiki/Dichlorine_monoxide#Structure
Edit: Geen tetraëder. En ja veel oefenen met Lewis, dan kon ik hopelijk je vraag beantwoorden.

Heb uiteindelijk het antwoord gevonden in mijn aantekeningen: meestal is het meest elektronegatieve atoom het negatieve eind van de dipool. Echter zijn er uitzonderingen, wanneer de antibonding orbitalen bezet zijn. Dus je moet uiteindelijk een MO-schema opstellen om te kijken of de antibonding orbitalen worden opgevuld met elektronen.
Scuidwardzondag 29 december 2013 @ 01:41
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 01:25 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Ik heb gekozen voor D, dat klopt ook. Maar ik snap alleen niet waarom het D is. Het dikgedrukte in mijn quote deed mij D kiezen, maar voor de rest was het gewoon gokken. Normaal zou ik zo'n vraag met de binas beantwoorden, maar dat mag niet in het opkomende tentamen. Ik ben nu ook niet echt wakker, maar als iemand mij kan bijstaan....
Dat is goed. A valt af, B valt af, C valt ook af. D valt niet af, door jouw vetgedrukte.

Er staat bij allemaal wat oplosbaar is dus geen neerslag vormt, alleen bij de carbonaten staat wat onoplosbaar is.

quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 01:33 schreef Nutkicker22 het volgende:
Heb uiteindelijk het antwoord gevonden in mijn aantekeningen
Een goede afloop. Altijd fijn.
DefinitionXzondag 29 december 2013 @ 15:40
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 01:41 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Dat is goed. A valt af, B valt af, C valt ook af. D valt niet af, door jouw vetgedrukte.

Er staat bij allemaal wat oplosbaar is dus geen neerslag vormt, alleen bij de carbonaten staat wat onoplosbaar is.

[..]

Een goede afloop. Altijd fijn.
Danke schon!
DefinitionXzondag 29 december 2013 @ 21:19
Waar komt de -2 van sulfiet vandaan? Als ik de lewis-structuur teken kom ik uit op een formal charge van -1 op 2 zuurstof atomen, en een formal charge van +2 op het zwavel atoom. Dus -2 en +2. Deze heffen elkaar denk ik op.
lyolyrczondag 29 december 2013 @ 22:10
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 21:19 schreef DefinitionX het volgende:
Waar komt de -2 van sulfiet vandaan? Als ik de lewis-structuur teken kom ik uit op een formal charge van -1 op 2 zuurstof atomen, en een formal charge van +2 op het zwavel atoom. Dus -2 en +2. Deze heffen elkaar denk ik op.
Hoeveel bindingen heeft zwavel met de zuurstofatomen in jouw tekening? En hoeveel vrije elektronenparen heb je aan zwavel toegekend?
DefinitionXzondag 29 december 2013 @ 22:16
SPOILER
27zahac.jpg
Zie spoiler. Zwavel heeft in mijn tekening 1 dubbele binding met 1 zuurstof atoom en 2 enkele bindingen met de andere 2 zuurstof atomen. Sulfiet heeft in mijn geval geen vrije elektronparen.

Ik snap dat als sulfiet ^2- is, je 2 elektronen nog erbij doet, maar stel dat je niet weet dat sulfiet een lading van -2 heeft, dan kun je toch ook nooit vinden dat dat wel zo is?

Ik wil het weten omdat ik laatst zat te prutsen met de lewis-structuur van waterstoffosfiet.....
DefinitionXzondag 29 december 2013 @ 22:18
Is het overigens altijd zo dat als je een cycloalkeen hebt, dat de dubbele binding daarin veroorzaakt wordt door een enkele pi binding? Dus als je bij een alkeen/alkyn/etc een dubbele binding tegenkomt, is deze afkomstig van 1 pi binding? Ik dacht namelijk dat:

sp1 = geen pi binding
sp2 = 1 pi binding
sp3 = 2 pi bindingen
lyolyrczondag 29 december 2013 @ 22:34
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 22:16 schreef DefinitionX het volgende:
SPOILER
Zie spoiler. Zwavel heeft in mijn tekening 1 dubbele binding met 1 zuurstof atoom en 2 enkele bindingen met de andere 2 zuurstof atomen. Sulfiet heeft in mijn geval geen vrije elektronparen.

Ik snap dat als sulfiet ^2- is, je 2 elektronen nog erbij doet, maar stel dat je niet weet dat sulfiet een lading van -2 heeft, dan kun je toch ook nooit vinden dat dat wel zo is?

Ik wil het weten omdat ik laatst zat te prutsen met de lewis-structuur van waterstoffosfiet.....
Heb je er mee rekening gehouden dat er 13 elektronenparen moeten worden getekend in de Lewisstructuur? Zowel zwavel als zuurstof levert 6 elektronen, maar de negatieve lading (-2) levert er ook nog 2. Die ontbrekende twee elektronen vormen een vrij elektronenpaar van zwavel. Je hoeft niet in te zitten over de octetregel, want die gaat niet altijd op voor zwavel.
lyolyrczondag 29 december 2013 @ 22:36
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 22:18 schreef DefinitionX het volgende:
Is het overigens altijd zo dat als je een cycloalkeen hebt, dat de dubbele binding daarin veroorzaakt wordt door een enkele pi binding? Dus als je bij een alkeen/alkyn/etc een dubbele binding tegenkomt, is deze afkomstig van 1 pi binding? Ik dacht namelijk dat:

sp1 = geen pi binding
sp2 = 1 pi binding
sp3 = 2 pi bindingen
Het is juist andersom:

sp3: geen π-bindingen
sp2: 1 π-binding
sp: 2 π-bindingen
DefinitionXzondag 29 december 2013 @ 22:39
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 22:34 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Heb je er mee rekening gehouden dat er 13 elektronenparen moeten worden getekend in de Lewisstructuur? Zowel zwavel als zuurstof levert 6 elektronen, maar de negatieve lading (-2) levert er ook nog 2. Die ontbrekende twee elektronen vormen een vrij elektronenpaar van zwavel. Je hoeft niet in te zitten over de octetregel, want die gaat niet altijd op voor zwavel.
Ja, sorry, ik vroeg het denk ik verkeerd.

Stel dat iemand je vraagt om het sulfiet-ion te tekenen en de lading te geven. Hoe kun je dan zonder vooraf te weten dat de lading -2 is, de lewis-structuur tekenen en zowel de lading aangeven?

Bij waterstoffosfiet ging ik ervanuit dat fosfiet een lading van -2 had, zoals sulfiet een lading van -2 heeft. Maar fosfiet is -3 geladen.

[ Bericht 0% gewijzigd door DefinitionX op 29-12-2013 22:44:50 ]
DefinitionXzondag 29 december 2013 @ 22:41
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 22:36 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Het is juist andersom:

sp3: geen π-bindingen
sp2: 1 π-binding
sp: 2 π-bindingen
Dank!
DefinitionXmaandag 30 december 2013 @ 21:00
Ik heb een reactie waarvan de reactiesnelheid van de graad 1 is.

Dus:

rate = k[A]

Waarin k en A in het begin gegeven zijn.

(reactie: A -> B onder een bepaalde temperatuur).

Nu wordt mij gevraagd om de concentratie na 30 minuten te berekenen. Waarom moet ik hier gebruik maken van de integrated rate law?

Waarom mag dit niet:

- delta[A]/delta.tijd = rate

Invullen:

- (At - 0.05)/ 1800 = k * 0.05

En hier los ik dan At op, maar het antwoord wat ik krijg bij de integrated rate law is anders.

Integrated rate law:

ln(At/A0) = -k * t
Scuidwardmaandag 30 december 2013 @ 21:27
quote:
0s.gif Op maandag 30 december 2013 21:00 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb een reactie waarvan de reactiesnelheid van de graad 1 is.

Dus:

rate = k[A]

Waarin k en A in het begin gegeven zijn.

(reactie: A -> B onder een bepaalde temperatuur).

Nu wordt mij gevraagd om de concentratie na 30 minuten te berekenen. Waarom moet ik hier gebruik maken van de integrated rate law?

Waarom mag dit niet:

- delta[A]/delta.tijd = rate

Invullen:

- (At - 0.05)/ 1800 = k * 0.05

En hier los ik dan At op, maar het antwoord wat ik krijg bij de integrated rate law is anders.

Integrated rate law:

ln(At/A0) = -k * t
Omdat de reactiesnelheid blijkbaar afhangt van de concentratie (rate = k[A] wat je zegt).

Met jouw methode zou je, als je de antwoorden hebt, op de gemiddelde reactiesnelheid uit zijn gekomen denk ik.

Edit: Ietwat extra uitleg. Reacties zijn ook statistisch. Bij een juiste hoeveelheid energie is er een kans dat iets gaat plaats vinden. In dit voorbeeld kan het zijn dat de concentratie snel afneemt in het begin, terwijl je na een week nog niet alles hebt omgezet omdat er altijd een klein beetje 'niet meedoet'. Dat is een logaritmisch verband en vandaar die ln.

[ Bericht 12% gewijzigd door Scuidward op 30-12-2013 21:44:00 ]
DefinitionXmaandag 30 december 2013 @ 22:11
Ja, maar die gemiddelde bereken je uit de molariteit op twee bepaalde tijdstippen. op tijdstip 0 is het 0.05 M en op tijdstip 1800s is het x. Ik los dan x op. Maar dat werkt dus niet.

Maar ik las inderdaad iets over een logaritmisch verband. Thx!

Kun je misschien ook helpen bij het volgende:

SPOILER
5bvb5v.jpg
1236sm8.jpg
Ik snap maar niet hoe zij op die 2k komen op de laatste afbeelding.

"The rate law for the rate-determening step is rate = k2[O2][O3], but the stoichiometry of the reaction indicates that the overall rate of consumption of ozone is twice the rate of the rate-determening step."

Edit:

Dus wel.

Het is

- 0.5 delta[O3]/delta.tijd = k[O][O3]

Rechts vermenigvuldigen met 0.5 geeft 2k[O][O3]. Wat een instinker! :(
lyolyrcmaandag 30 december 2013 @ 22:26
quote:
0s.gif Op maandag 30 december 2013 21:00 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb een reactie waarvan de reactiesnelheid van de graad 1 is.

Dus:

rate = k[A]

Waarin k en A in het begin gegeven zijn.

(reactie: A -> B onder een bepaalde temperatuur).

Nu wordt mij gevraagd om de concentratie na 30 minuten te berekenen. Waarom moet ik hier gebruik maken van de integrated rate law?

Waarom mag dit niet:

- delta[A]/delta.tijd = rate

Invullen:

- (At - 0.05)/ 1800 = k * 0.05

En hier los ik dan At op, maar het antwoord wat ik krijg bij de integrated rate law is anders.

Integrated rate law:

ln(At/A0) = -k * t
Je hebt te maken met een differentiaalvergelijking van deze vorm:

\frac{dA}{dt} = -kA

De algemene oplossing van deze vergelijking is:

A_{t} = c e^{-kt}

Op t = 0 geldt dan:

A_{0} = c e^{-k0} = c

Als we oplossing van deze vergelijking substitueren in de vorige formule, krijg je de algemene formule voor exponentieel verval, waarmee je hier te maken hebt:

A_{t} = A_{0}e^{-kt}

Delen door A0 en vervolgens de natuurlijke logaritme nemen van beide leden geeft:

ln(\frac{A_{t}}{A_{0}}) = -kt
DefinitionXmaandag 30 december 2013 @ 22:29
quote:
0s.gif Op maandag 30 december 2013 22:26 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Je hebt te maken met een differentiaalvergelijking van deze vorm:

\frac{dA}{dt} = -kA

De algemene oplossing van deze vergelijking is:

A_{t} = c e^{-kt}

Op t = 0 geldt dan:

A_{0} = c e^{-k0} = c

Als we oplossing van deze vergelijking substitueren in de vorige formule, krijg je de algemene formule voor exponentieel verval, waarmee je hier te maken hebt:

A_{t} = A_{0}e^{-kt}

Delen door A0 en vervolgens de natuurlijke logaritme nemen van beide leden geeft:

ln(\frac{A_{t}}{A_{0}}) = -kt
Deze manier stond niet in mijn boek. Het laat een stuk duidelijk zien waar de integrated law vandaan komt.
lyolyrcmaandag 30 december 2013 @ 22:33
quote:
0s.gif Op maandag 30 december 2013 22:29 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Deze manier stond niet in mijn boek. Het laat een stuk duidelijk zien waar de integrated law vandaan komt.
Het gebeurt wel vaker dat auteurs van studieboeken de formules zo uit de lucht laten vallen en dat maakt het begrip van de stof er niet makkelijker op. Een volledige uitwerking is niet nodig in elk boek, want de boeken zijn vaak al dik zat, maar een verwijzing naar - in dit geval - wiskundige basistheorie is wel op zijn plaats.
DefinitionXdonderdag 2 januari 2014 @ 02:49
SPOILER
ibghoz.jpg
31323d2.jpg
dgmb6x.jpg
De 3e afbeelding (solution) hoort bij worked example 12.15.

In worked example 12.14 zie je dat in de slow, rate-determining step er 1 mol ICI is. Maar in de overal reactie is dat 2 mol. Volgens worked example 12.15 moet je dus de rate vermenigvuldigen met 2. Echter, dat gebeurt er niet. De rate is namelijk gewoon: k1[H2][ICI]

Is dat een bijzondere eigenschap van een reactie met elementaire stap dat een evenwicht is? Ik vind het raar dat ze dat dan niet vermelden.
DefinitionXdonderdag 2 januari 2014 @ 04:56
(Insomnia vandaag)

Als de activatie energie van een bepaalde reactie 104kj/mol is, de constante k bij 25 graden celcius 3.7 * 10^-5 s^-1, bij 55 graden celcius 1.7 * 10^-5 s^-1, wat is dan de constante k bij 35 graden celcius?

Ik maak gebruik van de arrhenius vergelijking, maar ik kom maar niet uit.

Image67.gif

Het is de bovenste vergelijking. In mijn boek moet ik wel een - gebruiken voor de Ea, dus Ea is in mijn vergelijking negatief. Daarbij staan T1 en T2 in mijn vergelijking omgedraait. (Same thing.)

Ik vul in:

k2= x
k1= constante bij 25 graden celcius
t2= 308.15 kelvin
t1= 298.15 kelvin

En dan los ik x op, maar ik kom dan op 3.71 * 10^-5 s^-1 uit, dat klopt volgens mijn boek niet.
DefinitionXmaandag 6 januari 2014 @ 02:37
Ik snap echt niets van deze opgave:

SPOILER
2z5purm.jpg
Moet ik hier werken met gebroken ordes o.i.d.?

12.113a. Ik denk 2A + B + C -> D + C

C kan weggelaten worden.

Dan 12.113b.

Ik heb hier eerst de integrated rate law op toegepast om voor A de constante k te berekenen. Vervolgens heb ik de concentratie van A op tijden t= 15s, 30s en 45s berekend. Ik heb de natuurlijke logaritme genomen en daarop besloten dat A 1e orde is omdat de afname op de grafiek lineair is.

Maar b moet in dat geval van de 0e orde zijn omdat A van de 1e orde is. Als er van A 0.20 M verbruikt wordt en 0.10 B M, dan eindig je na 60s op 0.10 M D. Als er van A 0.40 M verbruikt wordt en van B 0.20, dan verdubbelt de concentratie van D. Dat is te zien aan de gegevens.

A is van de 1e orde. A is verdubbeld van 0.20 M naar 0.40 M en D van 0.10 M naar 0.20 M. Maar B is ook verdubbelt, echter geeft deze verdubbeling geen verandering aan. Want als B van de 1e orde was dan zou D niet 0.20 M moeten zijn, maar 0.40 M.

Dus dan is de rate = k[A].

Maar als dat het geval is, kan ik heel moeilijk 12.113e beantwoorden. De afhangende deel-reactie moet dan in de vorm A -> zijn, maar dat kan niet.
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 15:19
Ik voel me nu heel erg dom, ik kom hier serieus gewoon niet uit. :@ Help?

6bzGZ.png

Gegeven formules:

6bycC.png

Ik heb al geprobeerd om v te berekenen met de eerste formule, maar dan heb je twee variabelen, dus dat schiet niet op. v substitueren met s*t helpt ook niet, dan krijg je uiteindelijk t² met een constante ervoor.
Alrac4maandag 6 januari 2014 @ 15:24
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 15:19 schreef Rezania het volgende:
Ik voel me nu heel erg dom, ik kom hier serieus gewoon niet uit. :@ Help?

[ afbeelding ]

Gegeven formules:

[ afbeelding ]

Ik heb al geprobeerd om v te berekenen met de eerste formule, maar dan heb je twee variabelen, dus dat schiet niet op. v substitueren met s*t helpt ook niet, dan krijg je uiteindelijk t² met een constante ervoor.
Wat geldt er voor Sy(t) aan het einde van de val?
Scuidwardmaandag 6 januari 2014 @ 15:26
quote:
0s.gif Op donderdag 2 januari 2014 02:49 schreef DefinitionX het volgende:
SPOILER
De 3e afbeelding (solution) hoort bij worked example 12.15.

In worked example 12.14 zie je dat in de slow, rate-determining step er 1 mol ICI is. Maar in de overal reactie is dat 2 mol. Volgens worked example 12.15 moet je dus de rate vermenigvuldigen met 2. Echter, dat gebeurt er niet. De rate is namelijk gewoon: k1[H2][ICI]

Is dat een bijzondere eigenschap van een reactie met elementaire stap dat een evenwicht is? Ik vind het raar dat ze dat dan niet vermelden.
Hmmm. Er staat mij bij dat je als je iets oplost wat een vaste vorm heeft de [concentratie] als 1 mag zien.
quote:
0s.gif Op donderdag 2 januari 2014 04:56 schreef DefinitionX het volgende:
(Insomnia vandaag)

Als de activatie energie van een bepaalde reactie 104kj/mol is, de constante k bij 25 graden celcius 3.7 * 10^-5 s^-1, bij 55 graden celcius 1.7 * 10^-5 s^-1, wat is dan de constante k bij 35 graden celcius?

Ik maak gebruik van de arrhenius vergelijking, maar ik kom maar niet uit.

[ afbeelding ]

Het is de bovenste vergelijking. In mijn boek moet ik wel een - gebruiken voor de Ea, dus Ea is in mijn vergelijking negatief. Daarbij staan T1 en T2 in mijn vergelijking omgedraait. (Same thing.)

Ik vul in:

k2= x
k1= constante bij 25 graden celcius
t2= 308.15 kelvin
t1= 298.15 kelvin

En dan los ik x op, maar ik kom dan op 3.71 * 10^-5 s^-1 uit, dat klopt volgens mijn boek niet.
Hmmmm, kan zo 123 niet precies een fout vinden, maar heb je alle variabelen? Wat is R?

Wellicht eerst met 25 en 55 graden doen om R te bepalen en dan voor 35 proberen.
En let wel: Volgens mij moet je gewoon -104 aanhouden en T2 als de hoogste T nemen.

Edit: Ow wacht dat staat ook in dat plaatje ...
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 02:37 schreef DefinitionX het volgende:
Ik snap echt niets van deze opgave:

SPOILER
Moet ik hier werken met gebroken ordes o.i.d.?

-
De meest recente vraag kan ik later even naar kijken ...

Of had je deze al zelf opgelost, zou nog mooier zijn :P

[ Bericht 1% gewijzigd door Scuidward op 06-01-2014 15:52:10 ]
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 15:31
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 15:24 schreef Alrac4 het volgende:

[..]

Wat geldt er voor Sy(t) aan het einde van de val?
Die is dan nul, maar dan heb je nog steeds twee variabelen in de vergelijking?
Alrac4maandag 6 januari 2014 @ 15:33
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 15:31 schreef Rezania het volgende:

[..]

Die is dan nul, maar dan heb je nog steeds twee variabelen in de vergelijking?
Maar dan heb je twee vergelijkingen met twee onbekenden.
Je kunt nu de valtijd berekenen als functie van de snelheid en deze valtijd vervolgens in formule 1 invullen
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 15:34
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 15:33 schreef Alrac4 het volgende:

[..]

Maar dan heb je twee vergelijkingen met twee onbekenden.
Je kunt nu de valtijd berekenen als functie van de snelheid en deze valtijd vervolgens in formule 1 invullen
Oh, substitutie? :o Stom dat ik daar niet op kwam. 8)7
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 16:45
6bDAt.png

De formule is M=r*F, maar is het echt gewoon zo simpel als invullen? Moet je de kracht niet ontbinden om bijvoorbeeld de kracht op het touw te nemen? Ik heb geen uitwerkingen, dus ik zou het ook niet even kunnen controleren.
M.rakmaandag 6 januari 2014 @ 16:51
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 16:45 schreef Rezania het volgende:
[ afbeelding ]

De formule is M=r*F, maar is het echt gewoon zo simpel als invullen? Moet je de kracht niet ontbinden om bijvoorbeeld de kracht op het touw te nemen? Ik heb geen uitwerkingen, dus ik zou het ook niet even kunnen controleren.
Het is inderdaad gewoon de formule invullen, let echter wel goed op wat je precies in de formule in moet vullen.
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 16:52
quote:
14s.gif Op maandag 6 januari 2014 16:51 schreef M.rak het volgende:

[..]

Het is inderdaad gewoon de formule invullen, let echter wel goed op wat je precies in de formule in moet vullen.
r is zeker niet de lengte van het touw? Ik wist wel dat het te simpel was anders. _O-
M.rakmaandag 6 januari 2014 @ 17:04
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 16:52 schreef Rezania het volgende:

[..]

r is zeker niet de lengte van het touw? Ik wist wel dat het te simpel was anders. _O-
r is inderdaad niet de lengte van het touw, maar de afstand van de massa tot de verticale stippellijn (de 'moment-arm').

Je kan deze opgave ook oplossen door de kracht te ontbinden, zoals je zelf ook al aangaf. Probeer die methode ook maar eens, en dan zal je zien dat er hetzelfde uitkomt.
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 17:16
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 17:04 schreef M.rak het volgende:

[..]

r is inderdaad niet de lengte van het touw, maar de afstand van de massa tot de verticale stippellijn (de 'moment-arm').

Je kan deze opgave ook oplossen door de kracht te ontbinden, zoals je zelf ook al aangaf. Probeer die methode ook maar eens, en dan zal je zien dat er hetzelfde uitkomt.
Oh ja, nu kan ik me het ook herinneren van de momentenwet. :o En ik maar denken dat dit nieuwe stof is. _O- Anyway, bedankt.
Ripariusmaandag 6 januari 2014 @ 17:35
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 15:34 schreef Rezania het volgende:

[..]

Oh, substitutie? :o Stom dat ik daar niet op kwam. 8)7
Bedenk dat voor α = 30° geldt cos α = ½√3 en sin α = ½. Je hebt Sy(t) = 0 voor t = 0 en voor het tijdstip t > 0 waarop hij weer op de grond belandt geldt eveneens Sy(t) = 0 en dus

½vt − ½gt2 = 0

½t(v − gt) = 0

t = v/g

De afgelegde horizontale afstand Sx(t) op dit tijdstip bedraagt 52,5 m, zodat we hebben

52,5 = ½√3·(v2/g)

en dus

v2 = 105g / √3

Rekenen we met g = 9,81 m·s−2 dan levert dit v ≈ 24,39 m·s−1.

Verder kun je bedenken dat het hoogste punt van de paraboolbaan wordt bereikt op de helft van het tijdsinterval [0, v/g], dus voor t = v/2g. Invullen van t = v/2g in Sy(t) levert dan voor de maximale hoogte in meters

Sy(v/2g) = v2 / 8g = 105 / 8√3

en dat komt neer op ca. 7,58 m.
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 17:40
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 17:35 schreef Riparius het volgende:

[..]

Bedenk dat voor α = 30° geldt cos α = ½√3 en sin α = ½. Je hebt Sy(t) = 0 voor t = 0 en voor het tijdstip t > 0 waarop hij weer op de grond belandt geldt eveneens Sy(t) = 0 en dus

½vt − ½gt2 = 0

½t(v − gt) = 0

t = v/g

De afgelegde horizontale afstand Sx(t) op dit tijdstip bedraagt 52,5 m, zodat we hebben

52,5 = ½√3·(v2/g)

en dus

v2 = 105g / √3

Rekenen we met g = 9,81 m·s−2 dan levert dit v ≈ 24,39 m·s−1.

Verder kun je bedenken dat het hoogste punt van de paraboolbaan wordt bereikt op de helft van het tijdsinterval [0, v/g], dus voor t = v/2g. Invullen van t = v/2g in Sy(t) levert dan voor de maximale hoogte in meters

Sy(v/2g) = v2 / 8g = 105 / 8√3

en dat komt neer op ca. 7,58 m.
Ik had hem al. :Y Maar bedankt, nu weet ik dat mijn antwoorden kloppen.
Ripariusmaandag 6 januari 2014 @ 17:42
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 16:45 schreef Rezania het volgende:
[ afbeelding ]

De formule is M=r*F, maar is het echt gewoon zo simpel als invullen? Moet je de kracht niet ontbinden om bijvoorbeeld de kracht op het touw te nemen? Ik heb geen uitwerkingen, dus ik zou het ook niet even kunnen controleren.
Je geeft niet de juiste formule, het moment M is namelijk een vectoriële grootheid, evenals de arm r en de kracht F. Je moet dan ook het vectoriële product nemen van deze twee, dus

M = r × F
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 17:45
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 17:42 schreef Riparius het volgende:

[..]

Je geeft niet de juiste formule, het moment M is namelijk een vectoriële grootheid, evenals de arm r en de kracht F. Je moet dan ook het vectoriële product nemen van deze twee, dus

M = r × F
Ja, ik weet dat het eigenlijk vectoriële grootheden zijn, maar wat ik niet weet is hoe je zo'n mooi pijltje boven de grootheden krijgt op FOK!, dus dan maar even zo.
Ripariusmaandag 6 januari 2014 @ 17:54
quote:
14s.gif Op maandag 6 januari 2014 17:45 schreef Rezania het volgende:

[..]

Ja, ik weet dat het eigenlijk vectoriële grootheden zijn, maar wat ik niet weet is hoe je zo'n mooi pijltje boven de grootheden krijgt op FOK!, dus dan maar even zo.
\vec{\mathrm M} = \vec{\mathrm r} \, \times \, \vec{\mathrm F}
Rezaniamaandag 6 januari 2014 @ 17:57
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 17:54 schreef Riparius het volgende:

[..]

\vec{\mathrm M} = \vec{\mathrm r} \, \times \, \vec{\mathrm F}
Oh, handig. Onthouden.
DefinitionXmaandag 6 januari 2014 @ 18:03
quote:
0s.gif Op maandag 6 januari 2014 15:26 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Hmmm. Er staat mij bij dat je als je iets oplost wat een vaste vorm heeft de [concentratie] als 1 mag zien.

[..]

Hmmmm, kan zo 123 niet precies een fout vinden, maar heb je alle variabelen? Wat is R?

Wellicht eerst met 25 en 55 graden doen om R te bepalen en dan voor 35 proberen.
En let wel: Volgens mij moet je gewoon -104 aanhouden en T2 als de hoogste T nemen.

Edit: Ow wacht dat staat ook in dat plaatje ...

[..]

De meest recente vraag kan ik later even naar kijken ...

Of had je deze al zelf opgelost, zou nog mooier zijn :P
De laatste heb ik vandaag opgelost. :)

rate = k[A][C]

A= 1e orde
B= 0e orde

C= catalysator
AC= intermediair
DefinitionXwoensdag 8 januari 2014 @ 22:35
SPOILER
8vrmde.jpg
Waarom nemen ze ook de 'negative square root'? Dus -7.55(0.100-x) = 2x

En nog een vraag wat ik niet snap:

A - > < - 2B

Bovenstaande is een evenwichtsreactie. Je hebt als beginconcentraties 0.0300 M B en 0.0200 M A. De evenwichtsconstante is 4.64 * 10^-3.

Ik kom zo ver:

kc = (0.0300 + x)/(0.0200 - x)

En bij het oplossen van x kom ik niet echt op een zinnig antwoord.
Viezzewoensdag 8 januari 2014 @ 22:47
Op vraag 1; dit doe je in principe altijd als je een kwadraat oplost door er de wortel van te nemen -> iets negatiefs in het kwadraat is uiteindelijk ook positief dus dit kan de oplossing ook zijn. Dus als

x^2 = 4
dan
x = 2 of x = -2

Of was je al zo ver :+

Volgens mij is de oplossing van je onderste vergelijking

x = (0,02kc-0,03)/(1+kc) maar ik kan hem niet controleren en heb hem even snel gemaakt.

Je kan in ieder geval beginnen met (0,02-x) keer kc te doen, en dan verder te werken.

Nogmaals, heb even snel gekeken en dit is al een tijdje geleden voor mij dus onder voorbehoud van fouten :P
Scuidwardwoensdag 8 januari 2014 @ 22:53
quote:
0s.gif Op woensdag 8 januari 2014 22:35 schreef DefinitionX het volgende:
SPOILER
Waarom nemen ze ook de 'negative square root'? Dus -7.55(0.100-x) = 2x

En nog een vraag wat ik niet snap:

A - > < - 2B

Bovenstaande is een evenwichtsreactie. Je hebt als beginconcentraties 0.0300 M B en 0.0200 M A. De evenwichtsconstante is 4.64 * 10^-3.

Ik kom zo ver:

kc = (0.0300 + x)/(0.0200 - x)

En bij het oplossen van x kom ik niet echt op een zinnig antwoord.
- Dat staat volgens mij op de regels onder de vraag (plus de post hierboven).

- Je moet sowieso die [B]2 hebben want het is 2B. En ik twijfel of B boven of onder de breukstreep moet.

Edit: Ja boven wat je al hebt.
DefinitionXwoensdag 8 januari 2014 @ 23:10
Ojah, ik ben echt niet wakker. :p Voor de eerste vraag dankjewel Viezze en Scuidward.

Scuidward, dus:

kc = (0.0300 +x )^2 / (0.0200 -x)

Thx, ik zal kijken wat eruitkomt. Volgens mijn boek is B in evenwicht = 0.0292, maar als dat het geval is, dan is x een negatief getal. Dat kan toch niet? Want dan wordt -x onder de breek + x en dan komt er iets bij A. A is volgens het antwoordenmodel ook minder dan 0.0200.
Scuidwardwoensdag 8 januari 2014 @ 23:13
quote:
0s.gif Op woensdag 8 januari 2014 23:10 schreef DefinitionX het volgende:
Ojah, ik ben echt niet wakker. :p Voor de eerste vraag dankjewel Viezze en Scuidward.

Scuidward, dus:

kc = (0.0300 +x )^2 / (0.0200 -x)

Thx, ik zal kijken wat eruitkomt. Volgens mijn boek is B in evenwicht = 0.0292, maar als dat het geval is, dan is x een negatief getal. Dat kan toch niet? Want dan wordt -x onder de breek + x en dan komt er iets bij A. A is volgens het antwoordenmodel ook minder dan 0.0200.
Nu ik erover nadenk, daar staat toch dat om 1A te krijgen, er 2B reageert? Moet je dan niet ergens 0.5x van maken ook?
Rezaniadonderdag 9 januari 2014 @ 15:55
Ik moet concentraties ONP in een stof bepalen gedurende een reactieverloop. Ik heb een extinctiecoëfficiënt berekend van 2347,74 M-1 cm-1 met de wet van Lambert-Beer. Maar nu snap ik niet precies hoe ik verder moet? Hoe kan ik met de extinctiecoëfficiënt de concentratie gedurende het reactieverloop bepalen?

Oh ja, een paar gegevens, voor als het nodig is:

6eUvW.png
Rezaniadonderdag 9 januari 2014 @ 16:01
Laat maar. :') Is natuurlijk gewoon weer de wet van Lambert-Beer toepassen. |:(

[ Bericht 23% gewijzigd door Rezania op 09-01-2014 16:11:12 ]
DefinitionXdonderdag 9 januari 2014 @ 23:03
quote:
0s.gif Op woensdag 8 januari 2014 23:13 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Nu ik erover nadenk, daar staat toch dat om 1A te krijgen, er 2B reageert? Moet je dan niet ergens 0.5x van maken ook?
Ik weet het niet. Uiteindelijk krijg je dan een kwadratische vergelijking met die kc. Los je op voor x.

Volgens mij is dit ook niet de juiste aanpak. In een vraag voor deze heb ik al berekend wat de concentraties zijn in evenwicht bij het begin van de reactie met een bepaalde concentratie A. Ik denk dat je met verhoudingen moet werken.
Scuidwarddonderdag 9 januari 2014 @ 23:32
quote:
0s.gif Op woensdag 8 januari 2014 22:35 schreef DefinitionX het volgende:
A - > < - 2B

Bovenstaande is een evenwichtsreactie. Je hebt als beginconcentraties 0.0300 M B en 0.0200 M A. De evenwichtsconstante is 4.64 * 10^-3.

Ik kom zo ver:

kc = (0.0300 + x)/(0.0200 - x)

En bij het oplossen van x kom ik niet echt op een zinnig antwoord.
quote:
0s.gif Op donderdag 9 januari 2014 23:03 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Ik weet het niet. Uiteindelijk krijg je dan een kwadratische vergelijking met die kc. Los je op voor x.

Volgens mij is dit ook niet de juiste aanpak. In een vraag voor deze heb ik al berekend wat de concentraties zijn in evenwicht bij het begin van de reactie met een bepaalde concentratie A. Ik denk dat je met verhoudingen moet werken.
Wat was dan precies hetgeen wat ze vroegen? Wellicht lees ik de vraag verkeerd.

Feit is, als jij als beginwaarde 0.030 voor B en 0.020 voor A hebt, en de oplossing voor beiden een concentratie lager oplevert, er iets niet goed lijkt te gaan. Had gisteren al een beetje met de vraag lopen kutten maar kwam er zo snel niet uit, zal hem even op papier uitwerken en kijken wat we kunnen met het gegeven antwoord '0.0292' voor B.

Eerste waar ik tegenaan loop is de '2B' in de vergelijking. Als ze twee moleculen van B bedoelen kan ik zo een twee drie geen A verzinnen waarvoor dit kan gelden zonder bijproducten zoals water ... Enfin, doet er niet toe.

Ik heb er mee lopen prutsen maar merk dat de concentratie erg van de kwadraat afhangt in deze, en op basis van mijn antwoorden vermoed ik dat A 0.20 is i.p.v. 0.020 maar dat weet alleen jij want het is jouw tekstboek.

Want bij [B] = 0.0292 M hoort volgens mijn berekeningen [A] = 0.1837.

Anders zou ik je toch moeten doorverwijzen naar de docent ... want als we over verhoudingen gaan praten, de evenwichtsconstante geeft een verhouding aan, namelijk die tussen de concentraties aan de ene kant van het evenwicht en de concentraties aan de andere kant van het evenwicht. Doen we er iets mee, veranderen wij dat, dan passen de verhoudingen zich weer aan tot er een nieuw evenwicht is ingesteld. Limonade blijft ook niet op de bodem liggen zullen we maar zeggen. Hoewel, laatste ingeving. Wellicht moet je dit doen:

A gegeven -> kc = [x]2/[0.02-x]
B gegeven -> kc = [0.03-x]2/[x]
Verder, volgens mij hoef je niet 0.5x o.i.d. te doen, juist omdat al die verhoudingen al door de kwadraat geregeld zijn.

Dat je dus het evenwicht echt 'opstart'?

[ Bericht 0% gewijzigd door Scuidward op 10-01-2014 00:14:34 ]
DefinitionXzaterdag 11 januari 2014 @ 16:35
quote:
0s.gif Op donderdag 9 januari 2014 23:32 schreef Scuidward het volgende:

[..]

[..]

Wat was dan precies hetgeen wat ze vroegen? Wellicht lees ik de vraag verkeerd.

Feit is, als jij als beginwaarde 0.030 voor B en 0.020 voor A hebt, en de oplossing voor beiden een concentratie lager oplevert, er iets niet goed lijkt te gaan. Had gisteren al een beetje met de vraag lopen kutten maar kwam er zo snel niet uit, zal hem even op papier uitwerken en kijken wat we kunnen met het gegeven antwoord '0.0292' voor B.

Eerste waar ik tegenaan loop is de '2B' in de vergelijking. Als ze twee moleculen van B bedoelen kan ik zo een twee drie geen A verzinnen waarvoor dit kan gelden zonder bijproducten zoals water ... Enfin, doet er niet toe.

Ik heb er mee lopen prutsen maar merk dat de concentratie erg van de kwadraat afhangt in deze, en op basis van mijn antwoorden vermoed ik dat A 0.20 is i.p.v. 0.020 maar dat weet alleen jij want het is jouw tekstboek.

Want bij [B] = 0.0292 M hoort volgens mijn berekeningen [A] = 0.1837.

Anders zou ik je toch moeten doorverwijzen naar de docent ... want als we over verhoudingen gaan praten, de evenwichtsconstante geeft een verhouding aan, namelijk die tussen de concentraties aan de ene kant van het evenwicht en de concentraties aan de andere kant van het evenwicht. Doen we er iets mee, veranderen wij dat, dan passen de verhoudingen zich weer aan tot er een nieuw evenwicht is ingesteld. Limonade blijft ook niet op de bodem liggen zullen we maar zeggen. Hoewel, laatste ingeving. Wellicht moet je dit doen:

A gegeven -> kc = [x]2/[0.02-x]
B gegeven -> kc = [0.03-x]2/[x]
Verder, volgens mij hoef je niet 0.5x o.i.d. te doen, juist omdat al die verhoudingen al door de kwadraat geregeld zijn.

Dat je dus het evenwicht echt 'opstart'?
Hier is de opgaven:

Het gaat om vraag 13.14 . 13.13 was zijn voorganger.

2ijixy0.jpg

Volgens mijn boek is 13.13: concentratie n2o4 = 0.0429 M en die van no2 = 0.0141 M.
13.14 is dan n2o4 = 0.0292 M en no2 = 0.0116 M

Ah, daar zit de fout dus. B was niet 0.0292 maar A was dat.

>.<

Nu gewoon een kwestie van invullen?
DefinitionXzaterdag 11 januari 2014 @ 16:39
Ik heb ook een vraag over schakeling wat ik een raadsel vind.

Antwoord staat rechts.

2i11pia.png

Dus wanneer de schakelaar sluit, bij spanning Vt wat hetzelfde is als spanning bij open schakelaar Vo, valt Rx en de weerstand van 8 ohm weg?

Kan dat?
M.rakzaterdag 11 januari 2014 @ 17:01
quote:
0s.gif Op zaterdag 11 januari 2014 16:39 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb ook een vraag over schakeling wat ik een raadsel vind.

Antwoord staat rechts.

[ afbeelding ]

Dus wanneer de schakelaar sluit, bij spanning Vt wat hetzelfde is als spanning bij open schakelaar Vo, valt Rx en de weerstand van 8 ohm weg?

Kan dat?
Effectief zullen die weerstanden inderdaad wegvallen als de schakelaar dicht gaat. Je kan het zien als een parallelle schakeling van de draad en de combinatie Rx en R = 8 Ohm. Bij een parallelle schakeling verdeelt de stroom zich over de paden, afhankelijk van de weerstanden van die paden. Omdat de draad geen weerstand heeft, zal alle stroom door de draad gaan, en dus vallen de twee weerstanden effectief weg.
Ripariuszaterdag 11 januari 2014 @ 17:18
quote:
0s.gif Op zaterdag 11 januari 2014 16:39 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb ook een vraag over schakeling wat ik een raadsel vind.

Antwoord staat rechts.

[ afbeelding ]

Dus wanneer de schakelaar sluit, bij spanning Vt wat hetzelfde is als spanning bij open schakelaar Vo, valt Rx en de weerstand van 8 ohm weg?

Kan dat?
De weerstand in je stroomkring halveert bij het sluiten van de schakelaar omdat de stroomsterkte in de kring dan verdubbelt. De weerstand in de kring is 12 Ω als de schakelaar is gesloten en moet dus 24 Ω bedragen als de schakelaar open staat, zodat Rx = 24 − (8 + 12) = 4 Ω. Overigens is de berekening alleen geldig als je de weerstand van de draden en de inwendige weerstand van de stroombron verwaarloost, maar in werkelijkheid zijn die nooit nul (vergelijk je eerdere opgaven over de inwendige weerstand van een stroombron).
Scuidwardzaterdag 11 januari 2014 @ 17:33
quote:
0s.gif Op zaterdag 11 januari 2014 16:35 schreef DefinitionX het volgende:
Nu gewoon een kwestie van invullen?
Jazeker. Als het goed is neemt B dan af.

2 x 0.0092 (toename) = 0.0184
0.0300 - 0.0116 = 0.0184
DefinitionXzaterdag 11 januari 2014 @ 23:07
Bedankt M.rak, Riparius en Scuidward! Ik snap het. :)
DefinitionXzondag 12 januari 2014 @ 22:43
Ik heb 2 vragen over scheikunde:

Stel dat je 2 oplosbaarheidsconstante hebt, ieder voor 1 stof.

Stof 1: zilver-chloride neerslag: wit
Stof 2: zilver-chromaat neerslag: rood

Ks stof 1= 1.7 * 10^-10
Ks stof 2= 1.96 * 10^-12

Je hebt in een oplossing 0.1 M van chloor en 1 M van chromaat. Nu voeg je een beetje zilver toe, zodat de concentratie zilver in de oplossing 10^-8 M bedraagt. Het volume blijft gelijk.

Wat kleurt de oplossing? Het antwoord is wit, maar waarom? Als stof 2 slechter oplost dan stof 1, dan zou zilver juist met chromaat neerslag moeten vormen, of niet?

vraag2:

de reactie is als volgt:

3A + 2B -> 3C

2 mol A reageert met 2 mol B. Er onstaat 1.75 mol C. Wat is de opbrengst van de reactie?

Het antwoord zou 87% moeten zijn, maar waarom???

Er reageert 1.75 mol A (want 3A is zelfde verhouding als 3C). Er reageert (1.75/3)*2 mol B = 1.3 mol B.

1.75/(1.3+1.75) * 100=1.75/(3.05) * 100 = 57%

In de uitwerkingen staat dat je 1.75 moet delen door 2. He? Maar er reageert in totaal meer mol!
Scuidwardzondag 12 januari 2014 @ 23:02
quote:
0s.gif Op zondag 12 januari 2014 22:43 schreef DefinitionX het volgende:
Wat kleurt de oplossing? Het antwoord is wit, maar waarom? Als stof 2 slechter oplost dan stof 1, dan zou zilver juist met chromaat neerslag moeten vormen, of niet?
Zowel chloor als chromaat zijn in overmaat voor de hoeveelheid toegevoegde zilver. Mijn vermoeden is dan ook dat ze beiden zullen vormen, maar omdat zilver-chloride een hogere Ks heeft zal er daar ook meer van kunnen vormen.

En dan dus wit?

quote:
0s.gif Op zondag 12 januari 2014 22:43 schreef DefinitionX het volgende:
Het antwoord zou 87% moeten zijn, maar waarom???
A is in ondermaat. Met de 2 mol A kan je ook maximaal 2 mol C krijgen. 2 mol B is hier dus in overmaat.

Je kon 2 krijgen, je krijgt 1.75 -> (1.75/2) x 100% = 87.5%

Edit: Jij hebt de totale efficiëntie proberen te bereken, eigenlijk de verhoudingen tussen het TOTAAL aantal mol, terwijl een efficiëntie eerder bedoelt is om te bepalen wat er had KUNNEN ontstaan, en dat wat er IS ontstaan.

[ Bericht 7% gewijzigd door Scuidward op 12-01-2014 23:09:29 ]
DefinitionXzondag 12 januari 2014 @ 23:16
quote:
0s.gif Op zondag 12 januari 2014 23:02 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Zowel chloor als chromaat zijn in overmaat voor de hoeveelheid toegevoegde zilver. Mijn vermoeden is dan ook dat ze beiden zullen vormen, maar omdat zilver-chloride een hogere Ks heeft zal er daar ook meer van kunnen vormen.

En dan dus wit?

[..]

A is in ondermaat. Met de 2 mol A kan je ook maximaal 2 mol C krijgen. 2 mol B is hier dus in overmaat.

Je kon 2 krijgen, je krijgt 1.75 -> (1.75/2) x 100% = 87.5%

Edit: Jij hebt de totale efficiëntie proberen te bereken, eigenlijk de verhoudingen tussen het TOTAAL aantal mol, terwijl een efficiëntie eerder bedoelt is om te bepalen wat er had KUNNEN ontstaan, en dat wat er IS ontstaan.
Kun je misschien ook uitleggen wat ze bedoelen in binas? Er is een lijstje met metalen en moleculen waarbij g en s staat. Als het s is tussen bijvoorbeeld zilver ion en chloride ion, dan vormen ze neerslag. Hoe kun je dat vertalen naar die Ks? Hoe hoger Ks hoe meer je richting de 's' van in binas gaat?

En over vraag 2 begin ik het langzamerhand te snappen! Dankje!

Juist, omdat je 2 mol A hebt zou er in principe 2 mol C moeten onstaan. Er is immers genoeg van B om dat te laten gebeuren. 1.75 ontstane C gedeeld door 2.00 C dat zou moeten onstaan.

Zie ik het zo goed?
Scuidwardzondag 12 januari 2014 @ 23:29
quote:
0s.gif Op zondag 12 januari 2014 23:16 schreef DefinitionX het volgende:
Kun je misschien ook uitleggen wat ze bedoelen in binas? Er is een lijstje met metalen en moleculen waarbij g en s staat. Als het s is tussen bijvoorbeeld zilver ion en chloride ion, dan vormen ze neerslag. Hoe kun je dat vertalen naar die Ks? Hoe hoger Ks hoe meer je richting de 's' van in binas gaat?
Heb de binas niet bij de hand, maar ... volgens mij staan de 'g' en 's' voor de oplosbaarheid ook. Goed oplosbaar (g) of slecht oplosbaar (s). Slecht oplosbaar is een lage Ks. In jouw voorbeeld zijn ze allebei laag, voor NaCl (keukenzout) vind ik een oplosbaarheidsconstante van 24.73. Die zal in jouw tabel als 'g' staan? Weet niet precies wanneer ze het over 'g' of 's' hebben, gok als het boven of onder de 1 zit.

quote:
0s.gif Op zondag 12 januari 2014 23:16 schreef DefinitionX het volgende:
Zie ik het zo goed?
Ja.
DefinitionXzondag 12 januari 2014 @ 23:42
quote:
0s.gif Op zondag 12 januari 2014 23:29 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Heb de binas niet bij de hand, maar ... volgens mij staan de 'g' en 's' voor de oplosbaarheid ook. Goed oplosbaar (g) of slecht oplosbaar (s). Slecht oplosbaar is een lage Ks. In jouw voorbeeld zijn ze allebei laag, voor NaCl (keukenzout) vind ik een oplosbaarheidsconstante van 24.73. Die zal in jouw tabel als 'g' staan? Weet niet precies wanneer ze het over 'g' of 's' hebben, gok als het boven of onder de 1 zit.

[..]

Ja.
Zoiets bedoelde ik:

oplosbaarheidstabel.jpg

Ze zijn allebei wel laag, maar die van stof 1 is hoger, dus dan zou het toch rood moeten kleuren?
Scuidwardzondag 12 januari 2014 @ 23:57
quote:
0s.gif Op zondag 12 januari 2014 23:42 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Zoiets bedoelde ik:

[ afbeelding ]

Ze zijn allebei wel laag, maar die van stof 1 is hoger, dus dan zou het toch rood moeten kleuren?
SPOILER
1: tien tot de min tiende.
2: tien tot de min twaalfde

Factor 100 dus ongeveer.

Verder (volgens mij)
Ks = [Ag+][Cl-] -> wortel van Ks -> [Ag] en [Cl]
Ks = [Ag+]2[CrO42-] -> derdemachtswortel van Ks? -> [concentraties]

Op het verzadigingspunt.

Dus wellicht is het ook te berekenen maar daarvoor twijfel ik teveel.
In de spoiler wat minder relevante info voor jouw vraag.

En van de wikipedia:
quote:
De oplosbaarheid van zilverchromaat is iets groter dan de oplosbaarheid van zilverchloride.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Zilverchromaat
Maar verder weet ik het ook niet echt eigenlijk ...
DefinitionXmaandag 13 januari 2014 @ 00:49
Zoals ik het nu begrijp: hoe groter de Ks, hoe eerder het zal neerslaan. (uit de vraagstuk en wikipedia).

Raar, maar zo blijkt het dus.
Scuidwardmaandag 13 januari 2014 @ 06:51
quote:
0s.gif Op maandag 13 januari 2014 00:49 schreef DefinitionX het volgende:
Zoals ik het nu begrijp: hoe groter de Ks, hoe eerder het zal neerslaan. (uit de vraagstuk en wikipedia).

Raar, maar zo blijkt het dus.
Lager juist. Kijk maar naar keukenzout, erg hoog en lost goed op.
Maar is geen 1 op 1 verband, dus altijd controleren.

Net even wortelgetrokken voor de concentraties.

wortel stof 1 = 1.3 X 10^-5
3e machtswortel stof 2 = 1.25 X 10^-4

De 3e macht omdat het dus 2 Ag per molecuul zilverzout is (zie vorige post).
Volgens mij komt het dus daardoor.

edit: voor stof 2 : (2x) kwadraat (x) = 4x tot de derde
verder blank aan suggesties

[ Bericht 5% gewijzigd door Scuidward op 13-01-2014 10:06:18 (Ingeving) ]
weasel85maandag 13 januari 2014 @ 13:01
Ik doe de opleiding tot bedrijfsadministrateur en ben op dit moment bezig met het invullen van de W. & V. rekening en de eindbalans. Veel is al ingevuld, maar ik zie waarschijnlijk dingen over het hoofd.

Kan een ervaren administrateur toelichten wat er ontbreekt?

*BTW? (wordt buiten beschouwing gelaten volgens opdracht)
*Opname van rekening-courant krediet. Dit bedraagt ¤5000,-
*
*
*

Alvast bedankt voor het meedenken!

2wqu73n.jpg

2vtt6ro.jpg

5brxmt.jpg

Excel bestand:
1http://speedy.sh/tXS8D/EXCEL-taak-9-10.xlsx
Lektrofapperdonderdag 16 januari 2014 @ 17:02
Hallo allen, ik zit nu al een tijd op het MBO en moet nu een moeilijke rekensom maken. Ik wist niet zeker of ik dit bij wiskunde neer kon plaatsen dus doe het maar hier..

De gegevens die ik heb:

Consumentenomzet: ¤960.000
Brutowinst in % van de omzet: 38,5%
voor de btw geld het H-tarief (is nog 19%)

Exploitatiekosten:

Personeelskosten: ¤157.500
Huisvestingskosten: ¤72.500
kosten van vervoermiddelen: ¤9.800
Verkoopkosten: ¤19,750
rentekosten: ¤7.430
overige exploitatiekosten: ¤3.970

Bereken op basis van de verstrekte gegevens de nettowinst van deze detailhandelsonderneming.
(afronden op veelvouden van ¤100 nauwkeurig

Nu heb ik dit een aantal keer geprobeerd maar ik kom er met geen mogelijkheid uit. iemand die mij dit kan uitleggen?
yosanderdonderdag 16 januari 2014 @ 20:37
-edit-
Waar is het gamma topic gebleven?
Viezzedonderdag 16 januari 2014 @ 21:14
quote:
0s.gif Op donderdag 16 januari 2014 17:02 schreef Lektrofapper het volgende:
Hallo allen, ik zit nu al een tijd op het MBO en moet nu een moeilijke rekensom maken. Ik wist niet zeker of ik dit bij wiskunde neer kon plaatsen dus doe het maar hier..

De gegevens die ik heb:

Consumentenomzet: ¤960.000
Brutowinst in % van de omzet: 38,5%
voor de btw geld het H-tarief (is nog 19%)

Exploitatiekosten:

Personeelskosten: ¤157.500
Huisvestingskosten: ¤72.500
kosten van vervoermiddelen: ¤9.800
Verkoopkosten: ¤19,750
rentekosten: ¤7.430
overige exploitatiekosten: ¤3.970

Bereken op basis van de verstrekte gegevens de nettowinst van deze detailhandelsonderneming.
(afronden op veelvouden van ¤100 nauwkeurig

Nu heb ik dit een aantal keer geprobeerd maar ik kom er met geen mogelijkheid uit. iemand die mij dit kan uitleggen?
Heb je er ook een antwoord bij?
hoiikbennicovrijdag 17 januari 2014 @ 21:23
Kan iemand misschien een duitse tekst van 115 woorden op naamvallen controleren?
Rezaniavrijdag 17 januari 2014 @ 22:10
quote:
0s.gif Op donderdag 16 januari 2014 17:02 schreef Lektrofapper het volgende:
Hallo allen, ik zit nu al een tijd op het MBO en moet nu een moeilijke rekensom maken. Ik wist niet zeker of ik dit bij wiskunde neer kon plaatsen dus doe het maar hier..

De gegevens die ik heb:

Consumentenomzet: ¤960.000
Brutowinst in % van de omzet: 38,5%
voor de btw geld het H-tarief (is nog 19%)

Exploitatiekosten:

Personeelskosten: ¤157.500
Huisvestingskosten: ¤72.500
kosten van vervoermiddelen: ¤9.800
Verkoopkosten: ¤19,750
rentekosten: ¤7.430
overige exploitatiekosten: ¤3.970

Bereken op basis van de verstrekte gegevens de nettowinst van deze detailhandelsonderneming.
(afronden op veelvouden van ¤100 nauwkeurig

Nu heb ik dit een aantal keer geprobeerd maar ik kom er met geen mogelijkheid uit. iemand die mij dit kan uitleggen?
BTW gaat van de consumentenomzet af waardoor de gewone omzet ontstaat: 960.000/1,19=¤806.722,69
De brutowinst was 38,5% van de omzet: 806.722,69*0,385=¤310.588,24
Om de nettowinst te krijgen trek je de kosten van de brutowinst af, de kosten waren in totaal ¤270.950,- (kan je makkelijk zelf berekenen), dus dan is de nettowinst 310.588,24-270.950=¤39.638,24
Afronden op ¤100,- nauwkeurig geeft dan een nettowinst van ¤39.600,- en dat is je eindantwoord.

Tenminste, als ik het allemaal goed heb onthouden van economie en M&O. :P
DefinitionXzaterdag 18 januari 2014 @ 20:46
quote:
1s.gif Op maandag 13 januari 2014 06:51 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Lager juist. Kijk maar naar keukenzout, erg hoog en lost goed op.
Maar is geen 1 op 1 verband, dus altijd controleren.

Net even wortelgetrokken voor de concentraties.

wortel stof 1 = 1.3 X 10^-5
3e machtswortel stof 2 = 1.25 X 10^-4

De 3e macht omdat het dus 2 Ag per molecuul zilverzout is (zie vorige post).
Volgens mij komt het dus daardoor.

edit: voor stof 2 : (2x) kwadraat (x) = 4x tot de derde
verder blank aan suggesties
Het komt inderdaad daardoor! Ik heb er zojuist wat over gelezen/gestudeerd.

Ks1 = s^2
Ks2 = 4s^3
jelle321maandag 10 februari 2014 @ 18:03
Hallo allemaal.

Ik moet over een week een verslag voor natuurkunde inleven over twee vragen die zij heeft gesteld, Maar ik weet niet hoe ik dat allemaal moet berekenen.

Dit zijn de twee vragen die ik heb uitgevoerd:
1. Bepaling van de soortelijke warmte van een metaal.
Die 200 Ml water in de joulemeter (C = 60 J/ 'C). Roer 1 Min en meet daarna de begin- temperatuur. Breng een blokje metaal van 200 gram en 100 'C in de joulemeter. Roer totdat de temperatuur niet meer veranderd. Meet de eind- temperatuur.
Bereken de soortelijke warmte van het metaal. Zoek in de BINAS op welk metaal het is.

Water zonder metaal: 19 'C
Water met Metaal: 25 'C

2. Bepaling van de massa van een blokje ijzer.
Deo 200 Ml water in de joulemeter (C = 60 J/ 'C). Roer 1 Min en meet daarna de begin- temperatuur. Breng een blokje ijzen van 100 'C in de joulemeter. Roer totdat de temperatuur niet meer verandert. Meet de eind- temperatuur.
Bereken de massa van het blokje ijzer.

Water zonder ijzer: 19 'C
Water met ijzer: 29'C

Formules die we hebben gekregen:
(met * bedoel ik "keer")
Q = M * c * delta T
Q = C * delta T
Q op = Q af

kan iemand met helpen met die berekening?
t4rt4rusmaandag 10 februari 2014 @ 19:10
quote:
0s.gif Op maandag 10 februari 2014 18:03 schreef jelle321 het volgende:
Hallo allemaal.

Ik moet over een week een verslag voor natuurkunde inleven over twee vragen die zij heeft gesteld, Maar ik weet niet hoe ik dat allemaal moet berekenen.

Dit zijn de twee vragen die ik heb uitgevoerd:
1. Bepaling van de soortelijke warmte van een metaal.
Die 200 Ml water in de joulemeter (C = 60 J/ 'C). Roer 1 Min en meet daarna de begin- temperatuur. Breng een blokje metaal van 200 gram en 100 'C in de joulemeter. Roer totdat de temperatuur niet meer veranderd. Meet de eind- temperatuur.
Bereken de soortelijke warmte van het metaal. Zoek in de BINAS op welk metaal het is.

Water zonder metaal: 19 'C
Water met Metaal: 25 'C

2. Bepaling van de massa van een blokje ijzer.
Deo 200 Ml water in de joulemeter (C = 60 J/ 'C). Roer 1 Min en meet daarna de begin- temperatuur. Breng een blokje ijzen van 100 'C in de joulemeter. Roer totdat de temperatuur niet meer verandert. Meet de eind- temperatuur.
Bereken de massa van het blokje ijzer.

Water zonder ijzer: 19 'C
Water met ijzer: 29'C

Formules die we hebben gekregen:
(met * bedoel ik "keer")
Q = M * c * delta T
Q = C * delta T
Q op = Q af

kan iemand met helpen met die berekening?
Niemand gaat je helpen als je het in twee topics dumpt.
Zoek zelf maar uit.
jelle321maandag 10 februari 2014 @ 19:39
quote:
0s.gif Op maandag 10 februari 2014 19:10 schreef t4rt4rus het volgende:

[..]

Niemand gaat je helpen als je het in twee topics dumpt.
Zoek zelf maar uit.
Eerst had ik het hier gezet, maar kwam er later pas achter dat er al lang niet meer op dit topic was gekeken en dat er een vervolg was. Ik heb het toen daar gezet, maar wist niet hoe ik het hier weg moest halen.
t4rt4rusmaandag 10 februari 2014 @ 19:46
quote:
0s.gif Op maandag 10 februari 2014 19:39 schreef jelle321 het volgende:

[..]

Eerst had ik het hier gezet, maar kwam er later pas achter dat er al lang niet meer op dit topic was gekeken en dat er een vervolg was. Ik heb het toen daar gezet, maar wist niet hoe ik het hier weg moest halen.
quote:
0s.gif Op maandag 10 februari 2014 18:47 schreef jelle321 het volgende:
Komt 18:47 voor 18:03?
jelle321maandag 10 februari 2014 @ 19:59
quote:
0s.gif Op maandag 10 februari 2014 19:46 schreef t4rt4rus het volgende:

[..]

[..]

Komt 18:47 voor 18:03?
Nee. Ik had hem, zoals gezegd hier als eerste gezet. Om 18.03.
t4rt4rusmaandag 10 februari 2014 @ 20:26
quote:
0s.gif Op maandag 10 februari 2014 19:59 schreef jelle321 het volgende:

[..]

Nee. Ik had hem, zoals gezegd hier als eerste gezet. Om 18.03.
Ja dus waarom dan in het wiskunde topic posten?
DonnieDarknozondag 16 februari 2014 @ 14:21
Wat snap je er niet aan? Je hebt de formules en de gegevens.
Rezaniamaandag 17 februari 2014 @ 21:02
Sommige docenten laten tijdens colleges 3D-structuren van eiwitten zien die ze van sites hebben gehaald. Nu geven ze meestal wel de link, maar ik ben ze allemaal vergeten. Iemand die weet waar ik zoiets kan vinden online? Heb ook nog toegang tot verschillende sites via de TUD en de UL.
Ypmahamaandag 17 februari 2014 @ 22:22
(a + b) x (a+c) = a(a+b+c) + bc

opzich is dat voor mij nog wel te begrijpen. Maar dan de voorbeelden.

105 x 117 = 122 x 100 + 5 x 17
98 x 89 = 87 x 100 + 2 x 11

Dit is ook nog wel aardig duidelijk. Bij de voor het = teken word er bij de een getal opgeteld en bij de ander afgetrokken of andersom. Maar dan het derde voorbeeld.

85 x 117 = 102 x 100 - 15 x 17

Waar halen ze die 15 vandaan? Die valt niet uit de getallen voor het = teken te halen, want als je daar gaat op en aftrekken kom je steeds op 17 uit.

Nu probeerde ik zelf die manier met dit sommetje.

63 x 72 = 100 x 45 + 2 x 27

Ik kwam op 4556 uit terwijl het 4536 is.... Hoe zit dat allemaal?
Alrac4maandag 17 februari 2014 @ 22:44
quote:
0s.gif Op maandag 17 februari 2014 22:22 schreef Ypmaha het volgende:
(a + b) x (a+c) = a(a+b+c) + bc

opzich is dat voor mij nog wel te begrijpen. Maar dan de voorbeelden.

105 x 117 = 122 x 100 + 5 x 17
98 x 89 = 87 x 100 + 2 x 11

Dit is ook nog wel aardig duidelijk. Bij de voor het = teken word er bij de een getal opgeteld en bij de ander afgetrokken of andersom. Maar dan het derde voorbeeld.

85 x 117 = 102 x 100 - 15 x 17

Waar halen ze die 15 vandaan? Die valt niet uit de getallen voor het = teken te halen, want als je daar gaat op en aftrekken kom je steeds op 17 uit.

Nu probeerde ik zelf die manier met dit sommetje.

63 x 72 = 100 x 45 + 2 x 27

Ik kwam op 4556 uit terwijl het 4536 is.... Hoe zit dat allemaal?
Post je eigen uitwerking van de eerste twee voorbeelden eens. Als je deze echt snapt lukken die laatste 2 ook wel, die gaan namelijk volledig analoog

[ Bericht 0% gewijzigd door Alrac4 op 17-02-2014 22:51:28 ]
Ypmahadinsdag 18 februari 2014 @ 09:09
quote:
7s.gif Op maandag 17 februari 2014 22:44 schreef Alrac4 het volgende:

[..]

Post je eigen uitwerking van de eerste twee voorbeelden eens. Als je deze echt snapt lukken die laatste 2 ook wel, die gaan namelijk volledig analoog
Nou, Bij die eerste wordt er 17 van 117 afgetrokken en bij die ander opgeteld. Snap niet goed waarom maar het klinkt logisch. 5 x 17 is volgens mij de bc in de formule. Tot slot beide uitkomsten bij elkaar optellen
Bij die tweede wordt er 11 van 98 afgetrokken en 11 bij 89 opgeteld. Waarom het dan 2 x 11 is weet ik eerlijk gezegd niet.

Tot zover was ik gekomen....
Alrac4dinsdag 18 februari 2014 @ 10:09
quote:
1s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 09:09 schreef Ypmaha het volgende:

[..]

Nou, Bij die eerste wordt er 17 van 117 afgetrokken en bij die ander opgeteld. Snap niet goed waarom maar het klinkt logisch. 5 x 17 is volgens mij de bc in de formule. Tot slot beide uitkomsten bij elkaar optellen
Bij die tweede wordt er 11 van 98 afgetrokken en 11 bij 89 opgeteld. Waarom het dan 2 x 11 is weet ik eerlijk gezegd niet.

Tot zover was ik gekomen....
Je wil dus de formule (a+b)*(a+c) = a*(a+b+c) + bc gebruiken.
Als je dan bijvoorbeeld 105*117 wil berekenen moet je allebei de getallen omschrijven zodat je de formule kunt gebruiken. Het ligt dan voor de hand om dit om te schrijven naar (100+5)*(100+17), je krijgt dan namelijk precies dezelfde vorm als in de formule die je wil gebruiken. Hoe zou je dit dan verder oplossen?
Ypmahadinsdag 18 februari 2014 @ 11:51
quote:
14s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 10:09 schreef Alrac4 het volgende:

[..]

Je wil dus de formule (a+b)*(a+c) = a*(a+b+c) + bc gebruiken.
Als je dan bijvoorbeeld 105*117 wil berekenen moet je allebei de getallen omschrijven zodat je de formule kunt gebruiken. Het ligt dan voor de hand om dit om te schrijven naar (100+5)*(100+17), je krijgt dan namelijk precies dezelfde vorm als in de formule die je wil gebruiken. Hoe zou je dit dan verder oplossen?
(100x100)+(5x17), maar volgens de formule zou dat 100x(100+5+17) +5x17 moeten zijn

[ Bericht 2% gewijzigd door Ypmaha op 18-02-2014 11:58:25 ]
Alrac4dinsdag 18 februari 2014 @ 12:04
quote:
1s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 11:51 schreef Ypmaha het volgende:

[..]

(100x100)+(5x17), maar volgens de formule zou dat 100x(100+5+17) +5x17 moeten zijn
Ok, volgens mij gaat het in je uitwerking fout bij het uitwerken van de haakjes. Als je 105*117 helemaal uitwerkt krijg je dit:
105*117 = (100+5)*(100+17) = (100+5)*100 + (100+5)*17 = 100*100 + 5*100 + 100*17 + 5*17 = 100* (100+5+17) + 5*17

Jij vermenigvuldigt alleen de eerste getallen met elkaar en de tweede getallen met elkaar, maar dat is niet hoe haakjes uitwerken gaat. Je vergeet dan de zogenaamde kruistermen (5*100 en 100*17)

[ Bericht 22% gewijzigd door Alrac4 op 18-02-2014 12:09:22 ]
Ypmahadinsdag 18 februari 2014 @ 12:37
quote:
7s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 12:04 schreef Alrac4 het volgende:

[..]

Ok, volgens mij gaat het in je uitwerking fout bij het uitwerken van de haakjes. Als je 105*117 helemaal uitwerkt krijg je dit:
105*117 = (100+5)*(100+17) = (100+5)*100 + (100+5)*17 = 100*100 + 5*100 + 100*17 + 5*17 = 100* (100+5+17) + 5*17

Jij vermenigvuldigt alleen de eerste getallen met elkaar en de tweede getallen met elkaar, maar dat is niet hoe haakjes uitwerken gaat. Je vergeet dan de zogenaamde kruistermen (5*100 en 100*17)
En 85 x 117?

(80+5)x(80+37)?
Ripariusdinsdag 18 februari 2014 @ 14:56
quote:
1s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 12:37 schreef Ypmaha het volgende:

[..]

En 85 x 117?

Dan zou ik doen

85·117 = (101 − 16)(101 + 16) = 101² − 16² = 10201 − 256 = 9945.
Alrac4dinsdag 18 februari 2014 @ 16:03
quote:
1s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 12:37 schreef Ypmaha het volgende:

[..]

En 85 x 117?

(80+5)x(80+37)?
De manier van Riparius is, zoals altijd, het snelst. Als je dit niet zo snel inziet en je weer die formule wil gebruiken, zou ik het als (100-15)*(100+17) schrijven. Als je dan de formule invult krijg je:
100*102-15*17. Het doel van deze formule is namelijk dat je dit met de hand uit kunt rekenen. Als je allebei de getallen als 100+... schrijft, hoef je alleen maar met honderd te vermenigvuldigen, en dit komt neer op twee nullen achter het getal zetten. Het andere product is dan ook niet zo heel moeilijk meer en dit kun je zo wel even uitrekenen.

100*102-15*17 = 10200-(15*10+15*7) = 10200-150-105=9945

Als je het als (80+5)*(80+37) schrijft, moet je dit gaan oplossen:
80*112+5*37
En dat is toch iets lastiger.

Probeer nu eens je laatste voorbeeld ook volgens de formule op te lossen. (Hint: schrijf beide getallen als 100-...)
Ripariusdinsdag 18 februari 2014 @ 16:29
@Alrac4: Misschien is het instructiever om het wat formeler te behandelen. We hebben de algebraïsche identiteit

(a + b)(a + c) = a(a + b + c) + bc

maar Ypmaha heeft kennelijk niet in de gaten dat de grootheden in deze identiteit ook negatief kunnen zijn. Met a = 100, b = −15 en c = 17 heb je dan direct 85·117 = 100·102 − 15·17 = 10200 − 255 = 9945.
Alrac4dinsdag 18 februari 2014 @ 16:52
quote:
0s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 16:29 schreef Riparius het volgende:
@Alrac4: Misschien is het instructiever om het wat formeler te behandelen. We hebben de algebraïsche identiteit

(a + b)(a + c) = a(a + b + c) + bc

maar Ypmaha heeft kennelijk niet in de gaten dat de grootheden in deze identiteit ook negatief kunnen zijn. Met a = 100, b = −15 en c = 17 heb je dan direct 85·117 = 100·102 − 15·17 = 10200 − 255 = 9945.
Ja, ik probeer het waarschijnlijk teveel uit te leggen. Maar ik denk wel dat het belangrijk is om door te hebben wat er gebeurt en welke getallen je moet kiezen om het jezelf zo makkelijk mogelijk te maken.
Ypmahadinsdag 18 februari 2014 @ 17:33
quote:
0s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 16:29 schreef Riparius het volgende:
@Alrac4: Misschien is het instructiever om het wat formeler te behandelen. We hebben de algebraïsche identiteit

(a + b)(a + c) = a(a + b + c) + bc

maar Ypmaha heeft kennelijk niet in de gaten dat de grootheden in deze identiteit ook negatief kunnen zijn. Met a = 100, b = −15 en c = 17 heb je dan direct 85·117 = 100·102 − 15·17 = 10200 − 255 = 9945.
Ja dat van die negatieve getallen heb ik wel door, maar ik snap niet wat ik fout doe. Bijvoorbeeld:

63 x72= (100-37)+(100-28)= 100x108-37x10

Volgens mij volg ik precies de formule
Ripariusdinsdag 18 februari 2014 @ 17:33
quote:
0s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 16:52 schreef Alrac4 het volgende:

[..]

Ja, ik probeer het waarschijnlijk teveel uit te leggen. Maar ik denk wel dat het belangrijk is om door te hebben wat er gebeurt en welke getallen je moet kiezen om het jezelf zo makkelijk mogelijk te maken.
Het probleem van Ypmaha is dat hij totaal niet de link legt tussen de algebraïsche identiteit die hij zelf geeft en de berekeningen die hij vervolgens wil maken. Hij zegt de gegeven (getal)voorbeelden te begrijpen, maar dat is niet zo, zoals pijnlijk duidelijk wordt uit zijn foutieve berekening van 63·72. Hij schrijft dan een product op met een factor 100 omdat hij in zijn beide voorbeelden een factor 100 ziet staan, maar dat verraadt dat hij er niets van begrijpt en de link met de algebraïsche identiteit niet weet te leggen. Dat moet je dus eerst helder zien te krijgen, en dat doe je door hem eerst te laten inzien welke waarden je voor a,b en c moet of kunt kiezen om een concrete vermenigvuldiging zoals 63·72 met behulp van de identiteit uit te voeren.
Ripariusdinsdag 18 februari 2014 @ 17:34
quote:
1s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 17:33 schreef Ypmaha het volgende:

[..]

Ja dat van die negatieve getallen heb ik wel door, maar ik snap niet wat ik fout doe. Bijvoorbeeld:

63 x72= (100-37)+(100-28)= 100x108-37x10

Volgens mij volg ik precies de formule
Nee dus. Vraag: wat is hier volgens jou a, wat is hier b, en wat is hier c ?
Ypmahadinsdag 18 februari 2014 @ 17:52
quote:
0s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 17:34 schreef Riparius het volgende:

[..]

Nee dus. Vraag: wat is hier volgens jou a, wat is hier b, en wat is hier c ?
A: 100
B: 37
C: 28
Ripariusdinsdag 18 februari 2014 @ 18:05
quote:
1s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 17:52 schreef Ypmaha het volgende:

[..]

A: 100
B: 37
C: 28
Nee, dit is fout. Je hebt namelijk

a = 100
b = −37
c = −18

De identiteit luidt:

(a + b)(a + c) = a(a + b + c) + bc

Nu braaf de juiste waarden invullen je krijgt

(100 − 37)(100 − 18) = 100·(100 − 37 − 18) + (−37)·(−18)

en dus

63·82 = 100·45 + 37·18

en kijk, dit is wel juist, maar niet handig. Met de keuze a = 100 kom je dus van de regen in de drup. Vraag: wat zouden hier betere keuzes zijn voor a, b en c ?
Ypmahadinsdag 18 februari 2014 @ 18:13
quote:
0s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 18:05 schreef Riparius het volgende:

[..]

Nee, dit is fout. Je hebt namelijk

a = 100
b = −37
c = −18

De identiteit luidt:

(a + b)(a + c) = a(a + b + c) + bc

Nu braaf de juiste waarden invullen je krijgt

(100 − 37)(100 − 18) = 100·(100 − 37 − 18) + (−37)·(−18)

en dus

63·82 = 100·45 + 37·18

en kijk, dit is wel juist, maar niet handig. Met de keuze a = 100 kom je dus van de regen in de drup. Vraag: wat zouden hier betere keuzes zijn voor a, b en c ?
Hoort die -18 niet -28 te zijn? Anders krijg je 82.

A: 50?
B: 13?
C: 28?
Ypmahadinsdag 18 februari 2014 @ 18:16
En hoe weet je welke getallen je voor welke vergelijking moet kiezen?
Ripariusdinsdag 18 februari 2014 @ 18:17
quote:
1s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 18:13 schreef Ypmaha het volgende:

[..]

Hoort die -18 niet -28 te zijn? Anders krijg je 82.

A: 50?
B: 13?
C: 28?
Ah, inderdaad. Ik zat in mijn hoofd met 63·82. Goed, nu 63·72. Je keuze is al beter, maar weer fout (want: 50 + 28 = 78) en nog lang niet optimaal, want 13·28 is niet gemakkelijk uit het hoofd te doen. Kies daarom

a = 60, b = 3, c = 12

Vul dit in de formule in en kijk wat je dan krijgt.

Edit: ik zal dit maar even voordoen. We krijgen dan

63·72 = 60·(60 + 3 + 12) + 3·12 = 60·75 + 3·12 = 4500 + 36 = 4536.

[ Bericht 5% gewijzigd door Riparius op 18-02-2014 18:38:16 ]
Ypmahadinsdag 18 februari 2014 @ 18:53
Dus:

86x 74= (80+6)x(80-6)= 80(80+6-6)+6x-6= 6364
Ripariusdinsdag 18 februari 2014 @ 18:59
quote:
0s.gif Op dinsdag 18 februari 2014 18:53 schreef Ypmaha het volgende:
Dus:

86x 74= (80+6)x(80-6)= 80(80+6-6)+6x-6= 6364
Dat is correct. Je ziet hier trouwens dat die +6 en die −6 tegen elkaar wegvallen in de factor tussen haakjes. Dat principe kun je ook algemeen maken. Als je in je identiteit

(a + b)(a + c) = a(a + b + c) + bc

namelijk c = −b substitueert, dan houd je over

(a + b)(a − b) = a² − b²

en dat is een zogeheten merkwaardig product.

Hiermee heb je dus direct 86·74 = 80² − 6² = 6400 − 36 = 6364.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 18-02-2014 19:56:02 ]
jevlzondag 23 februari 2014 @ 17:29
2hr21px.png
Ik heb alles wat ik kan bedenken geprobeerd, maar hoe komen ze aan de massa m?
Ripariuszondag 23 februari 2014 @ 18:29
quote:
0s.gif Op zondag 23 februari 2014 17:29 schreef jevl het volgende:
[ afbeelding ]
Ik heb alles wat ik kan bedenken geprobeerd, maar hoe komen ze aan de massa m?
Je begrijpt kennelijk niet wat hier gebeurt. Het gaat om de kinetische energie Ek,α en de massa m van een α-deeltje, oftewel een Helium-4 kern.
TonnyKdonderdag 27 februari 2014 @ 11:05
Mijn vraagje,

Ik ben bezig met een medewerkers tevredenheidsonderzoek bij een bedrijf met ongeveer 50 medewerkers. Dit wil ik doen door middel van enquêtes, alleen lijkt het me dat ik een bepaalde respons moet halen om ervoor te zorgen dat de antwoorden betrouwbaar zijn. Ik kom er alleen niet uit waar dit te vinden is, weet iemand dit?
Senderiousmaandag 3 maart 2014 @ 20:20
Ik heb binnenkort een herkansing voor het tentamen bedirjfseconomie. Het gaat hier om verschillende opslagmethoden, annuïteiten, afschrijvingen etc. berekenen.

Maar om zakken voor deze herkansing te voorkomen ben ik benieuwd hoe jullie een vak als bedrijfseconomie leren.
t4rt4rusdinsdag 4 maart 2014 @ 00:15
quote:
0s.gif Op maandag 3 maart 2014 20:20 schreef Senderious het volgende:
Ik heb binnenkort een herkansing voor het tentamen bedirjfseconomie. Het gaat hier om verschillende opslagmethoden, annuïteiten, afschrijvingen etc. berekenen.

Maar om zakken voor deze herkansing te voorkomen ben ik benieuwd hoe jullie een vak als bedrijfseconomie leren.
Dit is het beta topic.
Platinadonderdag 6 maart 2014 @ 11:54
quote:
0s.gif Op donderdag 27 februari 2014 11:05 schreef TonnyK het volgende:
Mijn vraagje,

Ik ben bezig met een medewerkers tevredenheidsonderzoek bij een bedrijf met ongeveer 50 medewerkers. Dit wil ik doen door middel van enquêtes, alleen lijkt het me dat ik een bepaalde respons moet halen om ervoor te zorgen dat de antwoorden betrouwbaar zijn. Ik kom er alleen niet uit waar dit te vinden is, weet iemand dit?
De grootte van je groep (N) hangt af van het significantieniveau dat je wilt gebruiken (p).

ISBN 978-90-74864-80-0 Bevat deze informatie volgens mij.
Mind_Statedonderdag 20 maart 2014 @ 13:36
Zou iemand op basisniveau kunnen uitleggen wat de verschillen zijn tussen Polyester, Polyurethaan (PU), Thermoplastisch elastomeer urethaan(TPE-U), The Thermoplastisch elastomeer copolyester(TPE-E) en Polyvinylchloride (PVC)?

Het gaat dan vooral om de vraag of die onderverdeling goed is? of is PU of TPE-E bijvoorbeeld een soort Polyester? En wat zijn de verschillen als je het zou willen recyclen?

Ik snap dat TPE-E een copolymeer is en TPE-U niet, maar wat houdt dit in voor de afbreekbaarheid of omvormbaarheid van het materiaal?

Hoop dat iemand begrijpt wat ik bedoel en wat ik wil weten (Ik ben geen scheikundige of iets wat er ook maar op lijkt, ik heb enkel in basis materiaalkunde gehad).
Scuidwarddonderdag 20 maart 2014 @ 14:13
quote:
0s.gif Op donderdag 20 maart 2014 13:36 schreef Mind_State het volgende:
Zou iemand op basisniveau kunnen uitleggen wat de verschillen zijn tussen Polyester, Polyurethaan (PU), Thermoplastisch elastomeer urethaan(TPE-U), The Thermoplastisch elastomeer copolyester(TPE-E) en Polyvinylchloride (PVC)?

Het gaat dan vooral om de vraag of die onderverdeling goed is? of is PU of TPE-E bijvoorbeeld een soort Polyester? En wat zijn de verschillen als je het zou willen recyclen?
Het zijn allemaal polymeren (simpel gezegd, een schakeling). In principe zijn een hoop van deze stoffen niet biologisch afbreekbaar maar recyclebaar wellicht vaak wel, ik lees toevallig op de wikipediapagina van TPE-U dat dit recyclebaar is omdat er tijdens verhitting (voor spuitgieten) geen crosslinks ontstaan in het product (dus dat de samenstelling voor en na verhitting hetzelfde is) wat recyclen als voordeel geeft.

Snap niet helemaal wat je met onderverdeling bedoelt, het zijn meer afkortingen gebruikt in de industrie. Vaak zijn de namen een afkorting voor de chemische structuur, waar TPE dan weer staat voor de stofeigenschap. Ik kan niet zo 1.2.3 een helder verhaal typen over alle verschillende stoffen, maar de naam zegt vaak iets over de gebruikte chemicaliën om tot een stof te komen. Een polyester is een stof waarin esterverbindingen zitten, die zitten bijv. weer niet in PVC. Je zou van elke stof een plaatje kunnen opzoeken met de structuurformule en uitzoeken welke stoffen nodig zijn in het reactieproces.
quote:
Ik snap dat TPE-E een copolymeer is en TPE-U niet, maar wat houdt dit in voor de afbreekbaarheid of omvormbaarheid van het materiaal?

Hoop dat iemand begrijpt wat ik bedoel en wat ik wil weten (Ik ben geen scheikundige of iets wat er ook maar op lijkt, ik heb enkel in basis materiaalkunde gehad).
Wat ik van de wikipedia heb geschraapt:

TPE-U of TPU = thermoplastische elastomeer op Urethaanbasis, z. B. Desmopan, Texin, Utechllan (Bayer)
TPE-E of TPC = thermoplastische elastomeer Copolyester, z. B. Hytrel (DuPont), Arnitel (DSM)

Wellicht kan je op de website van een fabrikant kijken? Thermoplastisch lijkt mij makkelijke omvormbaarheid te suggeren en afbreekbaarheid, dat snap ik even niet in deze context. Biologisch afbreekbaar zijn ze namelijk zelden, als je breekbaarheid bedoelt is dat weer meer jouw vakgebied denk ik, want dan moet je info als torsie (?) etc. hebben?
Mind_Statedonderdag 20 maart 2014 @ 14:25
quote:
0s.gif Op donderdag 20 maart 2014 14:13 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Het zijn allemaal polymeren (simpel gezegd, een schakeling). In principe zijn een hoop van deze stoffen niet biologisch afbreekbaar maar recyclebaar wellicht vaak wel, ik lees toevallig op de wikipediapagina van TPE-U dat dit recyclebaar is omdat er tijdens verhitting (voor spuitgieten) geen crosslinks ontstaan in het product (dus dat de samenstelling voor en na verhitting hetzelfde is) wat recyclen als voordeel geeft.

Snap niet helemaal wat je met onderverdeling bedoelt, het zijn meer afkortingen gebruikt in de industrie. Vaak zijn de namen een afkorting voor de chemische structuur, waar TPE dan weer staat voor de stofeigenschap. Ik kan niet zo 1.2.3 een helder verhaal typen over alle verschillende stoffen, maar de naam zegt vaak iets over de gebruikte chemicaliën om tot een stof te komen. Een polyester is een stof waarin esterverbindingen zitten, die zitten bijv. weer niet in PVC. Je zou van elke stof een plaatje kunnen opzoeken met de structuurformule en uitzoeken welke stoffen nodig zijn in het reactieproces.

[..]

Wat ik van de wikipedia heb geschraapt:

TPE-U of TPU = thermoplastische elastomeer op Urethaanbasis, z. B. Desmopan, Texin, Utechllan (Bayer)
TPE-E of TPC = thermoplastische elastomeer Copolyester, z. B. Hytrel (DuPont), Arnitel (DSM)

Wellicht kan je op de website van een fabrikant kijken? Thermoplastisch lijkt mij makkelijke omvormbaarheid te suggeren en afbreekbaarheid, dat snap ik even niet in deze context. Biologisch afbreekbaar zijn ze namelijk zelden, als je breekbaarheid bedoelt is dat weer meer jouw vakgebied denk ik, want dan moet je info als torsie (?) etc. hebben?
Ja wat ik bedoelde met onderverdeling; ik dacht dus dat polyester een hoofdgroep is (is het blijkbaar ook, want alle polymeren met estherverbindingen zijn dus polyesters) en dat PU daar bijvoorbeeld onder valt.

Ik doe een onderzoek naar het afvalbeheer van een organisatie in de kunststofproductindustrie en probeer een scheiding te maken in de soorten afval. Het hoeft niet tot ieder materiaalstroom uitgescheiden te worden, maar wel wat redelijk kan worden geacht. Wat ik nu aan het uitzoeken ben, is welke kunststoffen bij elkaar kunnen en dan toch nog gerecycled kunnen worden (ookal wordt het laagwaardiger, het is beter dan dat het in het restafval verdwijnt).

quote:
Je zou van elke stof een plaatje kunnen opzoeken met de structuurformule en uitzoeken welke stoffen nodig zijn in het reactieproces.
Dit is inderdaad helemaal geen slecht idee. Ik ga er is naar op zoek. Al denk ik dat het lastig wordt om bijvoorbeeld een plaatje te vinden van TPE-E, want dat is dus ook weer een verzamelnaam.
De-Haasdonderdag 20 maart 2014 @ 20:32
Iemand een aanrader voor een natuurkundeboek voor zelfstudie. Studeer zelf scheikunde en heb natuurkunde tot op VWO-niveau gedaan maar zou zelf graag nog wat er bij doen. Ik heb het boek 'University Physics' wel eens voorbij zien komen, is dat een aanrader?
Scuidwardvrijdag 21 maart 2014 @ 14:51
quote:
0s.gif Op donderdag 20 maart 2014 14:25 schreef Mind_State het volgende:
Ik doe een onderzoek naar het afvalbeheer van een organisatie in de kunststofproductindustrie en probeer een scheiding te maken in de soorten afval. Het hoeft niet tot ieder materiaalstroom uitgescheiden te worden, maar wel wat redelijk kan worden geacht. Wat ik nu aan het uitzoeken ben, is welke kunststoffen bij elkaar kunnen en dan toch nog gerecycled kunnen worden (ookal wordt het laagwaardiger, het is beter dan dat het in het restafval verdwijnt).
Ik kan eventueel vanavond even een inventarisatie maken van de in je vorige post genoemde materialen en ze sorteren / onderverdelen in hetgeen wat in mij opkomt. Maar ik gok dat het bedrijf zelf ook wel enige kennis zal / moet hebben?

quote:
0s.gif Op donderdag 20 maart 2014 20:32 schreef De-Haas het volgende:
Iemand een aanrader voor een natuurkundeboek voor zelfstudie. Studeer zelf scheikunde en heb natuurkunde tot op VWO-niveau gedaan maar zou zelf graag nog wat er bij doen. Ik heb het boek 'University Physics' wel eens voorbij zien komen, is dat een aanrader?
Ik heb scheikunde gestudeerd, doe nu een andere master, maar voor fysische chemie hadden we dit boek:
http://www.amazon.com/Phy(...)W-Ball/dp/0534266584
Gaat ook deels over quantumphysica, een onderwerp wat ook onder de natuurkunde valt.

Verder zou je wellicht eens bij de natuurkundige studievereniging de 1e jaars boekenlijst kunnen inzien.
aussieaussiedonderdag 27 maart 2014 @ 07:43
quote:
0s.gif Op donderdag 20 maart 2014 20:32 schreef De-Haas het volgende:
Iemand een aanrader voor een natuurkundeboek voor zelfstudie. Studeer zelf scheikunde en heb natuurkunde tot op VWO-niveau gedaan maar zou zelf graag nog wat er bij doen. Ik heb het boek 'University Physics' wel eens voorbij zien komen, is dat een aanrader?
Het eerste jaar van mijn TU opleiding was een gezamelijk jaar voor civiele techniek, werktuigbouwkunde mechatronica en electrotechniek. Wij gebruikten 'College Physics: a Strategic Approach' (Pearson) voor mechanica, electrotechniek, vloeistoftechniek en thermodynamica.

Een goed geschreven boek dat gemakkelijk te volgen is dat een zeer brede stof behandelt. Zo af en toe sla ik het eens open puur en alleen omdat het interessant is.
Platinadonderdag 27 maart 2014 @ 18:26
Iemand die mij kan uitleggen waar de ontbrekende energie naar toe gaat in de Gibbs vrije energie vergelijking?

Delta G = Delta H - T Delta S

Maar de H (enthalpy) is dus niet gelijk aan de G (Gibbs energie), dus ergens gaat energie naar toe of wordt omgezet. Iemand die mij dit kan uitleggen?
Scuidwarddinsdag 1 april 2014 @ 18:17
quote:
0s.gif Op donderdag 27 maart 2014 18:26 schreef Platina het volgende:
Iemand die mij kan uitleggen waar de ontbrekende energie naar toe gaat in de Gibbs vrije energie vergelijking?

Delta G = Delta H - T Delta S

Maar de H (enthalpy) is dus niet gelijk aan de G (Gibbs energie), dus ergens gaat energie naar toe of wordt omgezet. Iemand die mij dit kan uitleggen?
Beetje laat en ik acht de kans dat dit de oplossing is ook niet zo hoog omdat het vrij voor de hand ligt, maar gaat het dan niet automatisch in de delta S zitten?

De entropie?
De-Haasdinsdag 1 april 2014 @ 20:37
quote:
1s.gif Op dinsdag 1 april 2014 18:17 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Beetje laat en ik acht de kans dat dit de oplossing is ook niet zo hoog omdat het vrij voor de hand ligt, maar gaat het dan niet automatisch in de delta S zitten?

De entropie?
Gaat het er niet om dat je de enthalpie en entropie van je systeem gebruik? De rest van je energie gaat naar de omgeving. Suniverse=Ssystem+Ssurroundings
Platinadinsdag 1 april 2014 @ 20:50
quote:
1s.gif Op dinsdag 1 april 2014 18:17 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Beetje laat en ik acht de kans dat dit de oplossing is ook niet zo hoog omdat het vrij voor de hand ligt, maar gaat het dan niet automatisch in de delta S zitten?

De entropie?
Entropie en enthalpy zijn al bekend en daarmee wordt de Gibbs uitgerekend. Dus dan kan het toch niet in de entropie zitten?

Bovendien is entropie geen energie maar moet er wel behoud van energie zijn. Heb op verschillende termen gegoogled maar kan nergens het verschil verklaren.

Want de Gibbs geeft een verschil in potentiele chemische energie en volgens de literatuur wordt dat omgezet in hitte. En de hitte energie is deel van de enthalpie, alleen het verschil daarvan is al bekend.

Erg lastige materie om onder de knie te krijgen en ik kan helaas nergens vinden waar dit allemaal duidelijk wordt uitgelegd.
Scuidwardwoensdag 2 april 2014 @ 00:09
quote:
0s.gif Op dinsdag 1 april 2014 20:50 schreef Platina het volgende:

[..]

Entropie en enthalpy zijn al bekend en daarmee wordt de Gibbs uitgerekend. Dus dan kan het toch niet in de entropie zitten?

Bovendien is entropie geen energie maar moet er wel behoud van energie zijn. Heb op verschillende termen gegoogled maar kan nergens het verschil verklaren.

Want de Gibbs geeft een verschil in potentiele chemische energie en volgens de literatuur wordt dat omgezet in hitte. En de hitte energie is deel van de enthalpie, alleen het verschil daarvan is al bekend.

Erg lastige materie om onder de knie te krijgen en ik kan helaas nergens vinden waar dit allemaal duidelijk wordt uitgelegd.
Was meer omdat je zei dat de G niet gelijk is aan de H en volgens de vergelijking blijft er dan slechts èèn term over die dat verschil kan compenseren, de delta S. Ik geef direct toe dat de hele thermodynamica mij ietwat boven de pet gaat als het om heldere uitleg en begrip gaat maar als de potentiële energie afneemt door bijv. een exotherme omzetting zal er een deel gaan naar de hitte (enthalpie zoals je zelf al zegt) en een deel zal zitten in een toename van de wanorde van de reactieproducten.

Stel bijvoorbeeld dat er een verbinding verbreekt, omdat energie vaak in de binding zit, dan heb je daarna twee producten i.p.v. de ene originele, en bij een bepaalde T zullen die een andere (hogere) orde aannemen dan de uitgangspositie. Maar dat is dus zoals ik het in mijn hoofd heb zitten.

Hitte zelf gaat alle kanten op. En wat de haas zegt slaat volgens mij op het complete universum onder bepaalde omstandigheden, want je kan het universum als een geïsoleerd systeem beschouwen, maar niet elke reactie is per definitie een geïsoleerde reactie?

Mocht je op een uni zitten anders toch maar de docent aanspreken, ben zelf volgende week pas weer in de buurt van mijn boeken.

edit: beste illustrerende voorbeeld wat me wellicht te binnen schiet is als je een ijsblokje uit de vriezer haalt en deze op tafel legt. Hij smelt, S van H2O neemt wellicht toe, de omgeving koelt iets af, en de delta G bij gelijke T zit hem dan in de fase overgang van ijs naar water ... Ofzoiets

[ Bericht 6% gewijzigd door Scuidward op 02-04-2014 00:55:04 ]
De-Haaswoensdag 2 april 2014 @ 01:05
Mijn vorige post was wat onduidelijk. Ik zal het proberen wat duidelijker uit te leggen.

De tweede hoofdwet zegt dat als een proces plaats wil vinden dat de entropieverandering die daar mee gepaard gaat positief moet zijn. De entropie van het universum moet altijd toenemen. Het universum is nogal een ruim begrip en daar de entropie van meten is een onmogelijke opgave, we kunnen dit dus opsplitsen in een systeem (waar het proces plaats vindt) en een omgeving (de rest van het universum). We hebben dan:

ΔSuniversum = ΔSsysteem + ΔSomgeving ≥ 0

Nu kunnen we alleen grootheden in het systeem meten en dus is het praktischer om een uitdrukking te hebben die alleen maar grootheden in het systeem bevat. Vanuit de definitie van entropie weten we:

ΔS= ΔQ/T

Verder weten we dat ΔH=ΔQ + pΔV
Als we aannemen dat het volume van het systeem gelijk blijft is ΔH=ΔQ

De hitte die toegevoegd wordt aan het systeem moet natuurlijk uit de omgeving komen dus:

ΔQsysteem = -ΔQomgeving
ΔSomgeving= -ΔQsysteem/T = -ΔHsysteem/T

Nu kunnen we dus schrijven:

ΔSsysteem - ΔHsysteem/T ≥ 0

Daar is de uitdrukking met alleen grootheden uit het systeem! Omschrijven geeft:

ΔHsysteem - TΔSsysteem ≤ 0 , voor een spontaan proces.

Dit is wat we noemen de Gibbs vrije energie. Is gewoon een definitie en niet per se energie in die zin van het woord.

Hoop dat dit wat duidelijker is.

[ Bericht 0% gewijzigd door De-Haas op 02-04-2014 01:17:06 ]
Platinawoensdag 2 april 2014 @ 20:10
Allereerst bedankt voor de tijd en moeite die jullie beiden er in stoppen. De connectie van S naar H is mij nu in ieder geval wel duidelijk, dat maakt het geheel al wat overzichtelijker. Waar ik wel mee zit is het feit dat het boek dat ik nu gebruik de Gibbs niet alleen als definitie hanteert maar ook stelt dat er X kJ aan Gibbs vrije energie in de vorm van hitte komt.

En als je dan een isobaar, isotherm proces neemt dan loop ik vast. De ΔH van het systeem is de enthalpie en in dit geval omvat die de de enthalpie van formatie + 'hitte' enthalpie (beiden in standaardstaat). Daar gaat je ΔS van af (ook in standaardstaat) en vervolgens heb je een ΔG, alleen absoluut gezien is die ΔG een grotere waarde dan de ΔH.

de ΔG die vrijkomt beschouw (ook in mijn boek) ik als energie (in de vorm van hitte) en die is dus groter dan de ΔH. Dus er gaat energie ergens weg, en dan zou je inderdaad zeggen dat die in de ΔS zit. Maar zoals ik het begrijp is ΔS geen energie, al is de eenheid wel J/K (mol).

Ik probeerde dit voor mijzelf ook op te schrijven. Als Q de totale energie is en deze dus de hitte energie en de chemische verbindingen omvat. Dan is zoals je aangeeft bij een isobaar proces ΔH = ΔQ. Dan zou de ΔG vanuit energetisch oogpunt toch gelijk moeten zijn aan het verschil van energie in de verbindingen die afgebroken worden danwel ontstaan. Maar ΔG is dus groter als gevolg van de ΔS term. Desalniettemin wordt de volledige ΔG term als hitte (en dus energie) beschouwd, en ontstaat er dus ergens energie.

Verder krijg ik de berekening voor een enkele stof niet compleet. Voor Glucose bijvoorbeeld
bronnen zijn:
http://en.wikipedia.org/w(...)nergies_of_formation
http://www.mrbigler.com/misc/energy-of-formation.PDF
http://en.wikipedia.org/w(...)change_of_formation_(data_table)

ΔGf = ΔHf - TΔS (standard molar)
-910.56 = -1271 - 298 * 0.2092

Dan kom ik op - 1332 kJ aan Gibbs uit.

Bij de volledige oxidatie van glucose kom ik met de ΔGf van iedere component op -2878 kJ/mol aan Gibbs uit, wat volgens mijn boek dan volledig als hitte vrijkomt. maar de ΔHf van glucose is enkel -1271 kJ. waar komt dit verschil dan vandaan? Ja je zou zeggen de ΔS, maar dat is toch geen energie
Platinawoensdag 2 april 2014 @ 20:13
Pff, lang verhaaltje zie ik. Ik hoop dat het duidelijk is waar de schoen wringt bij mij, want ik wil het graag duidelijk kunnen verwoorden.

@Scuidward, heb geen docent om het aan te vragen want dit is stukje van mijn scriptie dat eigenlijk buiten de reguliere lesstof (en eigenlijk ook het vakgebied) valt.
De-Haasdonderdag 3 april 2014 @ 01:49
Over je berekening:

Je waarden kloppen sowieso niet, je gaat van een vloeistof naar verscheidene gassen en je ΔS is maar 0.2092? Loop nog een keer door je berekeningen heen en post ze anders even. Ik zal morgenochtend anders wel even narekenen en posten.

Om verder te gaan op je vraag:

De Gibbs energie hoeft inderdaad niet allemaal als enthalpie vrij te komen (anders had de Gibbs energie ook niet apart gedefinieerd hoeven worden). Het gaat inderdaad in die entropie term zitten.
Entropie wordt vaak omschreven als een maat voor chaos/wanorde. Er zijn eigenlijk twee veelgebruikte wiskundige definities:

dS = dQrev/T
S = kB lnΩ

De laatste is staat bekend als de Boltzmann-definitie, de Ω staat voor het aantal verschillende "microtoestanden" het systeem. Om het simpel te zeggen komt dit neer op hoeveel verschillende manieren je het systeem kan ordenen.

Het restant Gibbs energie wordt dus aangewend om meer microtoestanden beschikbaar te maken.
Aangezien je zei geen les te hebben gehad in thermodynamica neem ik aan dat je onbekend bent met het equipartitiebeginsel en vrijheidsgraden. Deze verklaren hoe de energie wordt gebruikt om meer microtoestanden beschikbaar te maken. Kort gezegd komt het erop neer dat door het toevoegen van energie deeltjes meer verschillende energieniveaus kunnen gaan bezetten, dus zijn er meer microtoestanden. Dat leidt tot de toename in entropie.

Concluderend: de Gibbs energie is niet alleen hitte en gaat dus wel degelijk in het vergroten van de entropie zitten.

Ik hoop dat het zo wat duidelijker is.
Platinadonderdag 3 april 2014 @ 08:46
Bedankt voor je reactie. Ik heb les dus zal vnv reageren en mijn berekeningen posten.
De-Haasdonderdag 3 april 2014 @ 14:05
Ik heb even gekeken naar je berekening en je haalt een heleboel verschillende zaken door elkaar.

Ten eerste wil je de gibbs energie van de formatie van glucose berekenen of van het verbranden van glucose?

Lees verder dit ook even door over het bepalen van de enthalpie van je reactie: http://en.wikipedia.org/w(...)_change_of_formation

Ik zal als voorbeeld de berekening voor de verbranding van glucose uitwerken:

C6H12O6 + 6 O2 --> 6 CO2 + 6 H2O

ΔHf(C6H12O6) = -1271 KJ/mol
ΔHf(O2) = 0 KJ/mol
ΔHf(CO2) = -393.5 KJ/mol
ΔHf(H2O) = -285.83 KJ/mol

ΔHr = ΣΔHf(producten) - ΣΔHf(reactanten) (vergeet niet de stoichiometische coëfficiënten mee te nemen)

ΔHr= (6 * -393.5 + 6* -285.83) - (-1271) = -2805 KJ/mol

Entropie gaat op dezelfde wijze, ik kwam uit op:
ΔSr= 2.7218 KJ/mol/K

Daaruit volgt ΔGr= -3616 KJ/mol (bij 298K)

Mag ik vragen waar je scriptie over gaat en hoe dit terugkomt?
Platinadonderdag 3 april 2014 @ 19:13
quote:
Je waarden kloppen sowieso niet, je gaat van een vloeistof naar verscheidene gassen en je ΔS is maar 0.2092
de ΔS had ik alvast naar kJ omgerekend vandaar de lage waarde.

quote:
0s.gif Op donderdag 3 april 2014 14:05 schreef De-Haas het volgende:
Ik heb even gekeken naar je berekening en je haalt een heleboel verschillende zaken door elkaar.

Ten eerste wil je de gibbs energie van de formatie van glucose berekenen of van het verbranden van glucose?

Lees verder dit ook even door over het bepalen van de enthalpie van je reactie: http://en.wikipedia.org/w(...)_change_of_formation

Ik zal als voorbeeld de berekening voor de verbranding van glucose uitwerken:

C6H12O6 + 6 O2 --> 6 CO2 + 6 H2O

ΔHf(C6H12O6) = -1271 KJ/mol
ΔHf(O2) = 0 KJ/mol
ΔHf(CO2) = -393.5 KJ/mol
ΔHf(H2O) = -285.83 KJ/mol

ΔHr = ΣΔHf(producten) - ΣΔHf(reactanten) (vergeet niet de stoichiometische coëfficiënten mee te nemen)

ΔHr= (6 * -393.5 + 6* -285.83) - (-1271) = -2805 KJ/mol

Entropie gaat op dezelfde wijze, ik kwam uit op:
ΔSr= 2.7218 KJ/mol/K

Daaruit volgt ΔGr= -3616 KJ/mol (bij 298K)

Mag ik vragen waar je scriptie over gaat en hoe dit terugkomt?
Klopt, ben ze door elkaar aant het halen. Ik moet de verbranding van glucose hebben. Je ΔHr die kan ik volgen, je ΔS mis ik even want ik kom uit op 261.2 J/K/mol.

Echter wanneer ik de ΔGf van de producten en reactanten neem moet ik ook de ΔGr kunnen nemen want ΔG is onafhankelijk van de berekeningsroute. Ik kom dan uit op -2878 kJ/mol, wat ook in mijn literatuur terugkomt. Zie bijvoorbeeld:

http://bionumbers.hms.harvard.edu/bionumber.aspx?&id=103388&ver=0
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK9903/

Dus ik begrijp niet goed hoe jij aan die -3616 kJ/mol komt. En vreemd genoeg is je ΔHr bijna gelijk aan de waarde die in mijn literatuur terugkomt voor de ΔG. Als die gelijk zijn aan elkaar zou ik logisch vinden want dan is het pure energie en de restwaarde volgens jouw berekening zou dan in de entropie gaan zitten.

Voor mijn scriptie bereken ik de exergetische efficientie van een fermentatieproces. Er vind eerst een germinatie stap plaats waar glucose geoxideert wordt en dus energie vrijkomt en tijdens de fermentatie van glucose naar ethanol komt ook energie vrij.

Dus ik kwam in de literatuur bij die -2878 kJ/mol uit en heb dat zelf proberen na te berekenen en dan dus ook kijken hoeveel energie in de vorm van hitte er vrij komt. Alleen zegt de literatuur dat het allemaal vrijkomt als hitte. Dus vandaar mijn verwarring over de 'ontbrekende' energie.

En entropie ben ik ook al wat ingedoken omdat het gerelateerd is met exergie, alleen dat is inderdaad een lastig en verwarrend begrip voor iemand die geen les in de thermodynamica gehad heeft.
De-Haasdonderdag 3 april 2014 @ 19:30
quote:
0s.gif Op donderdag 3 april 2014 19:13 schreef Platina het volgende:

[..]

de ΔS had ik alvast naar kJ omgerekend vandaar de lage waarde.

[..]

Klopt, ben ze door elkaar aant het halen. Ik moet de verbranding van glucose hebben. Je ΔHr die kan ik volgen, je ΔS mis ik even want ik kom uit op 261.2 J/K/mol.

Echter wanneer ik de ΔGf van de producten en reactanten neem moet ik ook de ΔGr kunnen nemen want ΔG is onafhankelijk van de berekeningsroute. Ik kom dan uit op -2878 kJ/mol, wat ook in mijn literatuur terugkomt. Zie bijvoorbeeld:

http://bionumbers.hms.harvard.edu/bionumber.aspx?&id=103388&ver=0
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK9903/

Dus ik begrijp niet goed hoe jij aan die -3616 kJ/mol komt. En vreemd genoeg is je ΔHr bijna gelijk aan de waarde die in mijn literatuur terugkomt voor de ΔG. Als die gelijk zijn aan elkaar zou ik logisch vinden want dan is het pure energie en de restwaarde volgens jouw berekening zou dan in de entropie gaan zitten.

Voor mijn scriptie bereken ik de exergetische efficientie van een fermentatieproces. Er vind eerst een germinatie stap plaats waar glucose geoxideert wordt en dus energie vrijkomt en tijdens de fermentatie van glucose naar ethanol komt ook energie vrij.

Dus ik kwam in de literatuur bij die -2878 kJ/mol uit en heb dat zelf proberen na te berekenen en dan dus ook kijken hoeveel energie in de vorm van hitte er vrij komt. Alleen zegt de literatuur dat het allemaal vrijkomt als hitte. Dus vandaar mijn verwarring over de 'ontbrekende' energie.

En entropie ben ik ook al wat ingedoken omdat het gerelateerd is met exergie, alleen dat is inderdaad een lastig en verwarrend begrip voor iemand die geen les in de thermodynamica gehad heeft.
Even tussendoor, er staan in die bron (http://www.mrbigler.com/misc/energy-of-formation.PDF)
stoffen met een negatieve entropie, dat is onmogelijk. Ik ga even zoeken naar een betere lijst in mijn boeken.

Edit: Wacht even zie het nu in mijn boek ook. Even nalopen of dit gaat over absolute entropieën of formatie entropieën.

Edit 2: Gaat over partiële entropieën in oplossing, opgelost. Zal even verdergaan met de berekening.

[ Bericht 1% gewijzigd door De-Haas op 03-04-2014 19:36:17 ]
De-Haasdonderdag 3 april 2014 @ 19:54
Ik heb inderdaad ergens een foutje gemaakt vorige keer:

Standard molar entropies:

Glucose: 209.2
Oxygen: 205.14
Carbondioxide: 213.74
Water: 69.91

ΔSr=261.86 --> ΔGr=-2883.04 kJ/mol

(Als ik de ΔGf's gebruik kom ik uit op ΔGr=-3094 kJ/mol , zit in de buurt maar niet heel erg. Weet eerlijk gezegd niet waar het verschil vandaan komt want Gibbs free energy is inderdaad een state function dus het zou niet moeten uitmaken.) Edit: ik zie dat jij er wel op uitkomt mooi!
De-Haasdonderdag 3 april 2014 @ 19:59
Nog even over het feit dat je ΔHr waarde bijna gelijk is aan je ΔGr waarde.
Het entropieverschil is erg klein voor deze reactie dit komt doordat we hebben aangenomen dat water als vloeistof vrijkomt, indien het vrijkomt als damp krijg je een veel groter entropie verschil en wordt het verschil tussen ΔGr en ΔHr groter.

Dit is gebaseerd op het feit dat de entropie van een vloeistof/vaste stof een stuk kleiner is dan dat van een gas. Dit kom doordat er in een gas veel meer bewegingsvrijheid en minder geordendheid van de moleculen is dan in een vloeistof of vaste stof.
Platinadonderdag 3 april 2014 @ 20:11
Ok, bedankt. Ik ga eens kijken hoe ik dit in mijn verslag verwerkt krijg. Dan wordt er in de berekeningen in de literatuur denk ik ergens afgerond of er wordt versimpelend als ze de volledige Gibbs als vrijkomende energie beschouwen. Voor mij helaas geen optie omdat ik toch graag sluitende energiebalansen heb ;)
DefinitionXzondag 6 april 2014 @ 18:13
Kan iemand mij even wat herinneren?

s(t) = 1/2 * a * t^2 + V0 * t + X0

Hoe moet ik het dik gedrukte interpreteren?

Ik had een vraag gekregen: auto rijdt met snelheid van 20 m/s, remt af met vertraging van 2 m/s^2, wat is de remafstand.

Nou, ik had eerst de tijd berekend en toen alles in s(t) ingevuld, kwam op 200m uit, klopt niet want het moest 100m zijn. Dat laatste begrijp ik nu wel, want ik heb gewoon de gemiddelde snelheid genomen en toen hiermee de werkelijke remafstand berekend, maar hoezo zou in dit geval de s(t) formule niet toegepast kunnen worden? Of hoe zou dat wel moeten?

Edit:

Zo dan (toen ik 200m had berekend gebruikte ik een positieve acceleratie, wat natuurlijk negatief moet zijn)?

s(t) = 1/2 * - 2 * t^2 + V(0) * t?
OllieWilliamszondag 6 april 2014 @ 18:21
quote:
0s.gif Op zondag 6 april 2014 18:13 schreef DefinitionX het volgende:
Kan iemand mij even wat herinneren?

s(t) = 1/2 * a * t^2 + V0 * t + X0

Hoe moet ik het dik gedrukte interpreteren?

Ik had een vraag gekregen: auto rijdt met snelheid van 20 m/s, remt af met vertraging van 2 m/s^2, wat is de remafstand.

Nou, ik had eerst de tijd berekend en toen alles in s(t) ingevuld, kwam op 200m uit, klopt niet want het moest 100m zijn. Dat laatste begrijp ik nu wel, want ik heb gewoon de gemiddelde snelheid genomen en toen hiermee de werkelijke remafstand berekend, maar hoezo zou in dit geval de s(t) formule niet toegepast kunnen worden? Of hoe zou dat wel moeten?

Edit:

Zo dan (toen ik 200m had berekend gebruikte ik een positieve acceleratie, wat natuurlijk negatief moet zijn)?

s(t) = 1/2 * - 2 * t^2 + V(0) * t?
v0 is de beginsnelheid
DefinitionXzondag 6 april 2014 @ 22:03
quote:
0s.gif Op zondag 6 april 2014 18:21 schreef OllieWilliams het volgende:

[..]

v0 is de beginsnelheid
Ik vat hem denk ik al, zie mijn edit.
OllieWilliamszondag 6 april 2014 @ 22:32
quote:
0s.gif Op zondag 6 april 2014 22:03 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Ik vat hem denk ik al, zie mijn edit.
Ah, die had ik nog niet gezien ;) Afremmen is inderdaad altijd een minnetje ervoor.
Laatkomkommerdinsdag 8 april 2014 @ 18:02
Hallo iedereen,

Ik heb een vraagje wat betreft antibonding molecular orbitals
SPOILER
Komt zo'n antibonding MO ooit wel eens voor? Aangezien het meer energie bevat/kost dan dat er 2 losse atomic orbitals zijn.
SPOILER
De-Haasdinsdag 8 april 2014 @ 19:23
quote:
0s.gif Op dinsdag 8 april 2014 18:02 schreef Laatkomkommer het volgende:
Hallo iedereen,

Ik heb een vraagje wat betreft antibonding molecular orbitals
SPOILER
Komt zo'n antibonding MO ooit wel eens voor? Aangezien het meer energie bevat/kost dan dat er 2 losse atomic orbitals zijn.
SPOILER
Die orbital is er altijd. Een combinatie van 2 AO's resulteert in 2 MO's (1 bonding en 1 antibonding). Een belangrijkere vraag is of die antibonding altijd volledig gevuld is, want dan zou dat je netto inderdaad geen energiewinst opleveren (daarom bestaat er ook geen He2, probeer daar maar eens een MO-diagram van te tekenen).

Als je het MO-diagram van N2 opzoekt zul je zien dat je een combinatie krijgt van 8 AO's,
2 daarvan zijn lager in energie dan de rest, de antibonding MO die door deze AO's wordt gevormd zal eerder worden opgevuld dan die bonding van de andere orbitals omdat hij absoluut lager in energie is.
Laatkomkommerdinsdag 8 april 2014 @ 19:41
Aah kijk, thanks. Na het opzoeken van het N2 MO-diagram is het allemaal ineens een stuk duidelijker geworden.

En He2 bestaat dus niet, maar He2+ wel
De-Haasdinsdag 8 april 2014 @ 20:44
quote:
0s.gif Op dinsdag 8 april 2014 19:41 schreef Laatkomkommer het volgende:
Aah kijk, thanks. Na het opzoeken van het N2 MO-diagram is het allemaal ineens een stuk duidelijker geworden.

En He2 bestaat dus niet, maar He2+ wel
Mooi dat het duidelijk is.
Lysanne87woensdag 9 april 2014 @ 20:33
Kan iemand mij uitleggen waar ze 1.88 vandaan halen ? In de vraag staat niks over 1.88.
2pt9x90.png
Anoonumoswoensdag 9 april 2014 @ 20:38
quote:
0s.gif Op woensdag 9 april 2014 20:33 schreef Lysanne87 het volgende:
Kan iemand mij uitleggen waar ze 1.88 vandaan halen ? In de vraag staat niks over 1.88.
[ afbeelding ]
Uit een tabel met uitkomsten van de standaard normaalverdeling. Staat vast ergens in je statistiekboek?
De-Haaswoensdag 9 april 2014 @ 23:12
quote:
0s.gif Op woensdag 9 april 2014 20:33 schreef Lysanne87 het volgende:
Kan iemand mij uitleggen waar ze 1.88 vandaan halen ? In de vraag staat niks over 1.88.
[ afbeelding ]
Anders ff vragen in het wiskunde topic.
Lysanne87donderdag 10 april 2014 @ 01:34
aha ik had een incomplete compendium, morgen ff een aanschaffen :P
DefinitionXzaterdag 12 april 2014 @ 18:50
Wat gebeurt er als je te weinig eiwitten hebt in het bloed?

A. De osmotische waarde stijgt en de reabsorptie daalt
B. De osmotische waarde daalt en de reabsorptie stijgt
C. De osmotische waarde stijgt en de reabsorptie stijgt
D. De osmotische waarde daalt en de reabsorptie daalt

Ik dacht toch echt dat dit B was? Veel mensen zeggen echter dat het D is. Hoezo dat dan? Je hebt minder zout in je bloed, dus gaat er water uit het bloed (reabsorptie).

Het heeft geloof ik te maken met de nieren.
yosanderzaterdag 12 april 2014 @ 19:07
quote:
0s.gif Op zaterdag 12 april 2014 18:50 schreef DefinitionX het volgende:
Wat gebeurt er als je te weinig eiwitten hebt in het bloed?

A. De osmotische waarde stijgt en de reabsorptie daalt
B. De osmotische waarde daalt en de reabsorptie stijgt
C. De osmotische waarde stijgt en de reabsorptie stijgt
D. De osmotische waarde daalt en de reabsorptie daalt

Ik dacht toch echt dat dit B was? Veel mensen zeggen echter dat het D is. Hoezo dat dan? Je hebt minder zout in je bloed, dus gaat er water uit het bloed (reabsorptie).

Het heeft geloof ik te maken met de nieren.
De drijvende kracht van osmose (de beweging van water van een naar een andere oplossing) is het verschil in concentratie opgeloste stoffen (osmotische waarde) en de richting daarvan is van laag naar hoog. Bij een daling van de eiwitten in het bloed daalt de osmotische waarde, hierdoor is het verschil tussen de osmotische waarde van het bloed en de osmotische waarde in het kapsel van Bowman en de Lis van Henle kleiner, dus treedt er minder reabsorptie van water op.
DefinitionXzaterdag 12 april 2014 @ 19:17
quote:
2s.gif Op zaterdag 12 april 2014 19:07 schreef yosander het volgende:

[..]

De drijvende kracht van osmose (de beweging van water van een naar een andere oplossing) is het verschil in concentratie opgeloste stoffen (osmotische waarde) en de richting daarvan is van laag naar hoog. Bij een daling van de eiwitten in het bloed daalt de osmotische waarde, hierdoor is het verschil tussen de osmotische waarde van het bloed en de osmotische waarde in het kapsel van Bowman en de Lis van Henle kleiner, dus treedt er minder reabsorptie van water op.
Super! ^O^

Bedankt!
m.w.dinsdag 15 april 2014 @ 12:19
Ik heb een vraagje met betrekking tot radioactiviteit. Op het moment dat we het over kernreacties hebben rekenen we de elektronen niet mee toch? En als je gaat rekenen aan de energie en massa bij een kernreactie neem je dus de massa van een atoom zoals hij gegeven is en trek je daarvan de massa van de elektronen eraf?
De-Haasdinsdag 15 april 2014 @ 16:30
quote:
0s.gif Op dinsdag 15 april 2014 12:19 schreef m.w. het volgende:
Ik heb een vraagje met betrekking tot radioactiviteit. Op het moment dat we het over kernreacties hebben rekenen we de elektronen niet mee toch? En als je gaat rekenen aan de energie en massa bij een kernreactie neem je dus de massa van een atoom zoals hij gegeven is en trek je daarvan de massa van de elektronen eraf?
Klopt, zoals de naam aangeeft gaat het om de kern van een atoom en daar zitten geen elektronen in.
jatochneetochwoensdag 16 april 2014 @ 12:54
Kan iemand mij vertellen waarom de volgende formule oneven is?
gif.latex?f(x)&space;=&space;\left\{\begin{array}{cc}&space;0&space;:&space;&&space;\quad&space;0<x<1\\&space;1:&space;&&space;\quad&space;1\leq&space;x&space;\leq&space;5\\&space;0:&space;&&space;\quad&space;x>5&space;\end{array}&space;\right.
Anoonumoswoensdag 16 april 2014 @ 13:00
quote:
0s.gif Op woensdag 16 april 2014 12:54 schreef jatochneetoch het volgende:
Kan iemand mij vertellen waarom de volgende formule oneven is?
[ afbeelding ]
SES / [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic

Hij is niet oneven. Hij is even ten op zichte van de lijn x = 3. Zie post hieronder
http://nl.wikipedia.org/wiki/Even_(functie)
http://nl.wikipedia.org/wiki/Oneven_(functie)
Quyxz_woensdag 16 april 2014 @ 13:02
quote:
0s.gif Op woensdag 16 april 2014 13:00 schreef Anoonumos het volgende:

[..]

SES / [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic

Hij is niet oneven. Hij is even ten op zichte van de lijn x = 3.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Even_(functie)
http://nl.wikipedia.org/wiki/Oneven_(functie)
Volgens mij is ie niet even, omdat hij voor x<0 niet gedefinieerd is.
Anoonumoswoensdag 16 april 2014 @ 13:05
quote:
0s.gif Op woensdag 16 april 2014 13:02 schreef Quyxz_ het volgende:

[..]

Volgens mij is ie niet even, omdat hij voor x<0 niet gedefinieerd is.
Oeps ja, aangepast. Niet goed gekeken.
jatochneetochwoensdag 16 april 2014 @ 13:05
quote:
0s.gif Op woensdag 16 april 2014 13:02 schreef Quyxz_ het volgende:

[..]

Volgens mij is ie niet even, omdat hij voor x<0 niet gedefinieerd is.
Zijn alle functies die niet gedefinieerd zijn bij x<0 dan oneven?
Anoonumoswoensdag 16 april 2014 @ 13:07
quote:
0s.gif Op woensdag 16 april 2014 13:05 schreef jatochneetoch het volgende:

[..]

Zijn alle functies die niet gedefinieerd zijn bij x<0 dan oneven?
Oneven is niet hetzelfde als 'niet even' bij functies.
jatochneetochwoensdag 16 april 2014 @ 13:08
quote:
0s.gif Op woensdag 16 april 2014 13:07 schreef Anoonumos het volgende:

[..]

Oneven is niet hetzelfde als 'niet even'
In mijn tentamen staat: Bepaal voor de oneven functie f(x) de Fouriergetransformeerde.
Waarom is die dan oneven?
Anoonumoswoensdag 16 april 2014 @ 13:46
quote:
0s.gif Op woensdag 16 april 2014 13:08 schreef jatochneetoch het volgende:

[..]

In mijn tentamen staat: Bepaal voor de oneven functie f(x) de Fouriergetransformeerde.
Waarom is die dan oneven?
Ik denk dat je hem zelf oneven moet maken.
Dus f definieren op heel  \mathbb{R} zodat f oneven is.
DefinitionXwoensdag 16 april 2014 @ 22:49
Waarom wordt de bijschaduw van een voorwerp donkerder naarmate je dichter bij de kernschaduw komt?
DefinitionXwoensdag 16 april 2014 @ 23:35
Nog een vraag:

Hoe verklaar je dat een lichtstraal door het krommingsmiddelpunt opnieuw door het krommingsmiddelpunt teruggekaatst wordt?
DefinitionXmaandag 21 april 2014 @ 16:50
Een beeldje met een massa van 360 gram ondervindt in water een opwaartse kracht gelijk aan 3,45 N. Bepaal de dichtheid van het beeldje.

Opwaarste kracht vat ik dan maar als resulterende kracht op:

F.archimedes - Fz = 3,45 N

F.archimedes = F.zw.verplaatst vloeistof

F.zw.vl = dichtheid vloeistof x volume vloeistof x g

dichtheid water = 998 kg/m3

Farchimedes = 3.45 + 3.6 = 7.05 N = dichtheid vloeistof x volume vloeistof x g
volume vloeistof = 7.05/9790.38 = 7.2 * 10^-4

volume verplaatst vloeistof = volume beeldje

dichtheid beeldje x volume beeldje = 0.360 kg
dichtheid beeldje = 499.93 kg/m3

Het antwoord moet volgens het boek 0,443 g/cm3 zijn.

Eenheid is om te zetten, maar waar ga ik de mist in? Of doe ik het juist?
DefinitionXmaandag 21 april 2014 @ 17:00
Nog een:

Een duiker heeft een massa van 75kg en zijn uitrusting weegt 20kg. In water heeft hij precies 5kg lood nodig om in evenwicht te blijven of te zweven. Hoeveel lood heeft hij nodig om juist te blijven zweven in Noordzeewater met een dichtheid gelijk aan 1.03 g/cm3. Verondersteld dat de extra massa lood geen bijkomend volume veroorzaakt.

Het antwoord is 3kg extra, maar ik kom uit op 0.3 kg extra.
Anoonumosmaandag 21 april 2014 @ 17:59
quote:
0s.gif Op maandag 21 april 2014 17:00 schreef DefinitionX het volgende:
Nog een:

Een duiker heeft een massa van 75kg en zijn uitrusting weegt 20kg. In water heeft hij precies 5kg lood nodig om in evenwicht te blijven of te zweven. Hoeveel lood heeft hij nodig om juist te blijven zweven in Noordzeewater met een dichtheid gelijk aan 1.03 g/cm3. Verondersteld dat de extra massa lood geen bijkomend volume veroorzaakt.

Het antwoord is 3kg extra, maar ik kom uit op 0.3 kg extra.
Ik kom hier wel goed uit. In beide situaties F_archimedes = F_gewicht stellen.
Uit je eerste situatie bepaal je het volume, en uit de tweede situatie de benodigde massa.
Je hebt vast een rekenfoutje gemaakt (factor 10 ergens)

Volgens mij doe je die andere opgave goed en zou dus het antwoordenboekje fout zijn

[ Bericht 4% gewijzigd door Anoonumos op 21-04-2014 18:08:57 ]
Ripariusmaandag 21 april 2014 @ 20:11
quote:
0s.gif Op maandag 21 april 2014 17:00 schreef DefinitionX het volgende:
Nog een:

Een duiker heeft een massa van 75 kg en zijn uitrusting weegt 20 kg. In water heeft hij precies 5 kg lood nodig om in evenwicht te blijven of te zweven. Hoeveel lood heeft hij nodig om juist te blijven zweven in Noordzeewater met een dichtheid gelijk aan 1.03 g/cm3. Verondersteld dat de extra massa lood geen bijkomend volume veroorzaakt.

Het antwoord is 3 kg extra, maar ik kom uit op 0,3 kg extra.
Dit lijkt me weer zo'n typische Vlaamse vraag die test op inzicht en waarbij het de bedoeling is dat je het antwoord direct ziet en niet blind aan het rekenen slaat.

In het gewone water heb je een totale massa van 100 kg die juist blijft zweven. In het zilte water daarentegen neemt de opwaartse kracht toe met 3% en die moet de duiker compenseren door de zwaartekracht ook 3% groter te maken. De totale massa moet dus 103 kg worden en dat betekent dat de duiker 3 kg extra lood mee moet nemen. Eenvoudig toch?
DefinitionXmaandag 21 april 2014 @ 20:55
quote:
0s.gif Op maandag 21 april 2014 17:59 schreef Anoonumos het volgende:

[..]

Ik kom hier wel goed uit. In beide situaties F_archimedes = F_gewicht stellen.
Uit je eerste situatie bepaal je het volume, en uit de tweede situatie de benodigde massa.
Je hebt vast een rekenfoutje gemaakt (factor 10 ergens)

Volgens mij doe je die andere opgave goed en zou dus het antwoordenboekje fout zijn
Als iets blijft zweven in een medium is de archimedes kracht gelijk aan de zwaartekracht.

Situatie 1:

Fa = Fz
998 * Volume.voorwerp * g = 100 * g
998 * Volume.voorwerp = 100
Volume.voorwerp = 0,1

Situatie 2:

Fa = Fz

1003 * 0.1 * g = x * g
1003 * 0.1 = x <------ Oops, 1.03 * 1000 = 1030. Hier is mijn fout uit voortgekomen.
x = 100.3 kg.

Mis ik iets?

quote:
0s.gif Op maandag 21 april 2014 20:11 schreef Riparius het volgende:

[..]

In het gewone water heb je een totale massa van 100 kg die juist blijft zweven. In het zilte water daarentegen neemt de opwaartse kracht toe met 3% en die moet de duiker compenseren door de zwaartekracht ook 3% groter te maken. De totale massa moet dus 103 kg worden en dat betekent dat de duiker 3 kg extra lood mee moet nemen.
Hoe komt u aan 3% toename van de opwaarste kracht?

Zie hierboven voor mijn berekeningen.

Edit:

Ik zie mijn eigen fout al. Bedankt Anoonumos. Het was een miscalculatie.
DefinitionXmaandag 21 april 2014 @ 21:00
En ik zie nu hoe u komt aan de 3% toename. Bedankt Riparius.
DefinitionXwoensdag 30 april 2014 @ 16:05
2ailkd5.jpg

C.

kaihhk.jpg

B.

30wmuko.jpg

D

Is het bovenstaande allemaal goed?
DefinitionXzondag 18 mei 2014 @ 11:28
Stel dat een autosomaal recessieve ziekte voorkomt in een gebied.

Een man en vrouw die beide dragers zijn van de ziekte krijgen een kind. De mogelijkheden:

Aa x Aa

AA
Aa
aA
aa

Dus dan is de kans 25% dat een kind de ziekte heeft. Maar vervolgens gaat aa (het kind van Aa en Aa) een kind krijgen met iemand die genotype Aa heeft:

aa x Aa

aA
aa
aA
aa

De kans is nu 2/4 en dus 50%. Maar hoe kun je de vraag beantwoorden als in een diagram niet word laten zien dat iemand de ziekte heeft. Je weet alleen dat de eerste ouders beide heterozygoot en dragers zijn. Nu wordt er gevraagd: wat is de kans dat de kleinzoon van man Aa en vrouw Aa de ziekte heeft.

Is dat dat 25% keer 50% en dus 1/4 * 1/2 = 1/8 = 12.5%?

En bij een x-gebonden recessieve ziekte waarbij de moeder drager is en de vader gezond. Ik neem aan dat je een vraag als 'wat is de kans dat een zoon de ziekte krijgt' beantwoord uit het oogpunt dat er twee mogelijkheden zijn voor een mannetje, de ziekte hebben of gezond zijn. Dan is de kans 50% nietwaar? Maar wat als men vraagt: wat is de kans dat een kind de ziekte heeft. Dan is het 25% nietwaar?
Anoonumoszondag 18 mei 2014 @ 21:19
quote:
0s.gif Op zondag 18 mei 2014 11:28 schreef DefinitionX het volgende:
Stel dat een autosomaal recessieve ziekte voorkomt in een gebied.

Een man en vrouw die beide dragers zijn van de ziekte krijgen een kind. De mogelijkheden:

Aa x Aa

AA
Aa
aA
aa

Dus dan is de kans 25% dat een kind de ziekte heeft. Maar vervolgens gaat aa (het kind van Aa en Aa) een kind krijgen met iemand die genotype Aa heeft:

aa x Aa

aA
aa
aA
aa

De kans is nu 2/4 en dus 50%. Maar hoe kun je de vraag beantwoorden als in een diagram niet word laten zien dat iemand de ziekte heeft. Je weet alleen dat de eerste ouders beide heterozygoot en dragers zijn. Nu wordt er gevraagd: wat is de kans dat de kleinzoon van man Aa en vrouw Aa de ziekte heeft.

Is dat dat 25% keer 50% en dus 1/4 * 1/2 = 1/8 = 12.5%?

En bij een x-gebonden recessieve ziekte waarbij de moeder drager is en de vader gezond. Ik neem aan dat je een vraag als 'wat is de kans dat een zoon de ziekte krijgt' beantwoord uit het oogpunt dat er twee mogelijkheden zijn voor een mannetje, de ziekte hebben of gezond zijn. Dan is de kans 50% nietwaar? Maar wat als men vraagt: wat is de kans dat een kind de ziekte heeft. Dan is het 25% nietwaar?
De eerste ouders kunnen ook een kind met Aa krijgen ( kans 1/2 ) en als die paart met een andere Aa dan is er ook een kans op aa (1/4).
Dus ik zou zeggen:

1/4 kans op eerste kind aa en dan 1/2 kans dat zijn/haar kind aa is
1/2 kans op eerste kind Aa en dan 1/4 kans dat zijn/haar kind aa is

1/4 * 1/2 + 1/2 * 1/4 = 2/8 = 0.25

Maar misschien heb ik de vraag verkeerd begrepen.

[ Bericht 1% gewijzigd door Anoonumos op 18-05-2014 21:29:06 ]
m.w.maandag 19 mei 2014 @ 15:51
Ik heb een opgave waarin gevraagd wordt om een polymeer te maken van 2 stoffen. Echter, de benzeenringen in de polymeer hebben volgens het antwoordmodel de aansluitende bindingen op een andere plek zitten dan bij de originele verbinding. Is dit een fout in het boek? Zo nee, waarom is dit zo?

2014-05-19_1548.png
lyolyrcmaandag 19 mei 2014 @ 19:08
quote:
0s.gif Op maandag 19 mei 2014 15:51 schreef m.w. het volgende:
Ik heb een opgave waarin gevraagd wordt om een polymeer te maken van 2 stoffen. Echter, de benzeenringen in de polymeer hebben volgens het antwoordmodel de aansluitende bindingen op een andere plek zitten dan bij de originele verbinding. Is dit een fout in het boek? Zo nee, waarom is dit zo?

[ afbeelding ]
Ja, dat is fout in het boek. Ik heb zelf wel eens polyesters gemaakt met tereftaalzuur (1,4-benzeendicarbonzuur) en isoftaalzuur (1,3-benzeendicarbonzuur). Het maakt flink uit voor de fysische eigenschappen van het polymeer welke van de ftaalzuurisomeren je kiest. Dat geldt ongetwijfeld ook voor benzeendiamines.
m.w.maandag 19 mei 2014 @ 20:12
Hartelijk bedankt voor het antwoord! Er staan wel meer fouten in maar daar ga ik jullie niet mee pesten. Zou eigenlijk niet mogen voor een toelatingsexamen van de UU...
GoodGawddonderdag 22 mei 2014 @ 16:16
Hallo ik ben bezig met het opstellen van een paar differentiaal verglijkingen om een systeem te modelleren. Ben al een eind op weg maar ik twijfel nog over een klein stukje. Het gaat om het volgende:

Twee rotor bladen die aan een as zitten die rond draait. Links zit de as aan de muur vast en kan niet draaien. Er komt dus torsie in de stang, de gamma van demping en k van vering zijn eigenschappen van de stang.

Mijn aanpak is dat ik eerst momenten vergelijking opstel van rotor A. (Dat is gelukt)

Hier:
SPOILER
IMAG0384.jpg
Vervolgens van rotor B. Alleen hier ben ik niet geheel zeker van mij zaak:

IMAG03781.jpg

Het deel geschreven met pen is goed volgens mij. Het deel met potlood twijfel ik over. Rechts is dus een input, de stang draait daar met bepaalde rotatie. Ik neem daar ook het verschil tussen verdraaiing van rotor B en de verdraaiing van de input, maar moet dat wel.. Het gaat er nu dus alleen nog even om hoe ik die krachten rechts van rotor B ga vatten.

Is it zo simpel dat als ik gewoon verdraaiing van C uit die formule laat t klopt...hmm

Iemand? :)

[ Bericht 3% gewijzigd door GoodGawd op 22-05-2014 16:32:46 ]
Aladeenvrijdag 23 mei 2014 @ 23:14
Ik heb 2 vragen waarvan ik niet weet hoe ik ze moet uitrekenen.

Vraag 1: concentratie oplossing is 13.3M. Hoeveel ml moet verdund worden tot 1 litet om een oplossing van 0.10 M te krijgen?

Vraag 2: De dichtheid van geconcentreerd zoutzuur dat 37% hcl bevat is 1.9 g/ml. Welk volume van deze oplossing moet verdund worden tot 500 ml om een oplossing van 250 mM HCL te krijgen?

Hoe reken je dit uit? Of kan iemand de berekeningen maken en alle gezette stappen plaatsen?
Supertolllzaterdag 24 mei 2014 @ 23:59
quote:
0s.gif Op vrijdag 23 mei 2014 23:14 schreef Aladeen het volgende:
Ik heb 2 vragen waarvan ik niet weet hoe ik ze moet uitrekenen.

Vraag 1: concentratie oplossing is 13.3M. Hoeveel ml moet verdund worden tot 1 litet om een oplossing van 0.10 M te krijgen?

Vraag 2: De dichtheid van geconcentreerd zoutzuur dat 37% hcl bevat is 1.9 g/ml. Welk volume van deze oplossing moet verdund worden tot 500 ml om een oplossing van 250 mM HCL te krijgen?

Hoe reken je dit uit? Of kan iemand de berekeningen maken en alle gezette stappen plaatsen?
Ik neem aan dat M staat voor molair en niet molail.

Vraag 1:
De hoeveelheid stof voor en na elke verdunning is hetzelfde dus n1=n2 (a)
Concentratie wordt gedefinieerd als de hoeveelheid opgeloste stof in mol per volume-eenheid oplossing C = n/V (b)
uit (a) en (b) volgt dan:
C1.V1=C2.V2 (=de verdunningsregel)

In opgave 1 wordt gezocht naar V1
V1=V2.C2/C1

Vraag 2
Eerst massaprocent(= m1/m2) omzetten naar concentratie(=n/V)
Zet m1 om in hoeveelheid stof: n = m1/M (c)
Zet m2 om in volume: m2/ρ = V (d)
We substitueren (c) en (d) in C=n/V
C=(m1/M) / (m2/ρ)
C=m%.ρ/M

Nu je C1 weet kun je weer de verdunningsregel toepassen om V1 te berekenen.

Hoop dat het nu duidelijk is.
whatevrzondag 25 mei 2014 @ 04:01
Kan iemand mij helpen met differentieren:
SPOILER
Voor functie f geldt dat f(x)=3x2+7x+2 als x ≤ 1. Hoe bepaal je de functievoorschrift voor x > 1?
Ik probeer het via ABC formule en afgeleide maar is niet juist :@ . Snap niet hoe men op de eindantwoord x>1 de vergelijking f(x)=13x+-1 komt.
Anoonumoszondag 25 mei 2014 @ 10:42
quote:
0s.gif Op zondag 25 mei 2014 04:01 schreef whatevr het volgende:
Kan iemand mij helpen met differentieren:
SPOILER
Voor functie f geldt dat f(x)=3x2+7x+2 als x ≤ 1. Hoe bepaal je de functievoorschrift voor x > 1?
Ik probeer het via ABC formule en afgeleide maar is niet juist :@ . Snap niet hoe men op de eindantwoord x>1 de vergelijking f(x)=13x+-1 komt.
Dat kan je niet bepalen zonder meer informatie.
SES / [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic.

Waarschijnlijk willen ze dat de functie differentieerbaar is en vanaf x = 1 een rechte lijn is.
Schrijf even g(x) voor de rechte lijn, x > 1.

Dan moet dus gelden (continuiteit)
f(1) = 3 + 7 + 2 = 12 = g(1)

en
f ' (x) = 6x + 7

Er moet gelden (differentieerbaarheid)
f ' (1) = 6 + 7 = 13 = g ' (1)

Met g(1) = 12 en g'(1) = 13 en gegeven dat g een rechte lijn is volgt inderdaad g(x) = 13x - 1

[ Bericht 17% gewijzigd door Anoonumos op 25-05-2014 10:48:34 ]
Aladeenzondag 25 mei 2014 @ 12:00
quote:
14s.gif Op zaterdag 24 mei 2014 23:59 schreef Supertolll het volgende:

[..]

Ik neem aan dat M staat voor molair en niet molail.

Vraag 1:
De hoeveelheid stof voor en na elke verdunning is hetzelfde dus n1=n2 (a)
Concentratie wordt gedefinieerd als de hoeveelheid opgeloste stof in mol per volume-eenheid oplossing C = n/V (b)
uit (a) en (b) volgt dan:
C1.V1=C2.V2 (=de verdunningsregel)

In opgave 1 wordt gezocht naar V1
V1=V2.C2/C1

Vraag 2
Eerst massaprocent(= m1/m2) omzetten naar concentratie(=n/V)
Zet m1 om in hoeveelheid stof: n = m1/M (c)
Zet m2 om in volume: m2/ρ = V (d)
We substitueren (c) en (d) in C=n/V
C=(m1/M) / (m2/ρ)
C=m%.ρ/M

Nu je C1 weet kun je weer de verdunningsregel toepassen om V1 te berekenen.

Hoop dat het nu duidelijk is.
Thx
whatevrzondag 25 mei 2014 @ 15:21
quote:
0s.gif Op zondag 25 mei 2014 10:42 schreef Anoonumos het volgende:

[..]

Dat kan je niet bepalen zonder meer informatie.
SES / [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic.

Waarschijnlijk willen ze dat de functie differentieerbaar is en vanaf x = 1 een rechte lijn is.
Schrijf even g(x) voor de rechte lijn, x > 1.

Dan moet dus gelden (continuiteit)
f(1) = 3 + 7 + 2 = 12 = g(1)

en
f ' (x) = 6x + 7

Er moet gelden (differentieerbaarheid)
f ' (1) = 6 + 7 = 13 = g ' (1)

Met g(1) = 12 en g'(1) = 13 en gegeven dat g een rechte lijn is volgt inderdaad g(x) = 13x - 1
Aha, Dank voor uw uitleg :D
hanskarelvrijdag 30 mei 2014 @ 01:33
Wil iemand mij aub, in een stappenplan uitleggen hoe ik de horizontale asymptoot van een hyperbolische functie moet bepalen??

Het is heel belangrijk en moet heel duidelijk en netjes in een stappenplan staan, want ik ben namelijk een beetje traag van begrip en dit moet ik leren voor een toets.

Alvast bedankt !
Ripariusvrijdag 30 mei 2014 @ 07:24
quote:
0s.gif Op vrijdag 30 mei 2014 01:33 schreef hanskarel het volgende:
Wil iemand mij aub, in een stappenplan uitleggen hoe ik de horizontale asymptoot van een hyperbolische functie moet bepalen??

Het is heel belangrijk en moet heel duidelijk en netjes in een stappenplan staan, want ik ben namelijk een beetje traag van begrip en dit moet ik leren voor een toets.

Alvast bedankt !
Deze vraag moet je in het beta wiskunde topic stellen, hier. Geef ook een voorbeeld van het soort vraagstukken dat je geacht wordt op te lossen en laat zien wat je zelf al hebt gedaan en waarom het niet lukt.

Overigens vermoed ik dat je functies bedoelt waarvan de grafiek een hyperbool is. Een dergelijke functie mag je geen hyperbolische functie noemen, want dat is namelijk heel iets anders.
EddyAlbenazondag 8 juni 2014 @ 15:04
Hoyhoy.

Ben bezig met GMAT voorbereiding en heb een vraag over de uitleg bij één van de testvragen.

If x is a positive integer, what is the remainder when 7^12x+3 + 3 is divided by 5?

A. 0
B. 1
C. 2
D. 3
E. 4


Het patroon van de macht van 7 ken ik, een cycle van 4 (met als units digit 7, 9, 3 of 1).

Echter wordt bij de uitleg aangegeven dat 12x+3 een multiple van 4 moet zijn en daar vat ik het even niet meer:

quote:
12x is a multiple of 4 since x is an integer, so 7^12x would end in a 1, just like 7^4 or 7^8.
7^12x+3 would then correspond to 7^3 or 7^7 (multiple of 4 plus 3), and would therefore end in a 3.
Een uitleg op een andere website geeft aan: 12x+3=4*(3x)+3

Met die laatste informatie wil ik het begrijpen, maar als je 12X als 12X (en dus niet 4*3X) beschouwt zou het toch ook (stel x=3) (12*3)+3 kunnen zijn, dan krijgt de macht een units digit van 9 en daarmee de uitkomst van 7^12x+3 een units digit 7 (want gezien de cycle is de units digit van 7^9 = 7^1).

Ik heb het idee dat ik iets compleet over het hoofd zie, maar ik vraag mij af wat..
Anoonumoszondag 8 juni 2014 @ 15:33
Er staat dat 12x een veelvoud van 4 is, niet dat 12x + 3 dat is.
En volgens mij is het niet voldoende om naar de unit digit van de macht te kijken (zoals jij bij 39 doet).

712x + 3 = 712x * 73

712x = (74)3x
eindigt op een 1.omdat 74 eindigt op een 1.
73 eindigt op een 3
Dus het product 712x * 73 eindigt op een 3.
EddyAlbenazondag 8 juni 2014 @ 15:57
quote:
0s.gif Op zondag 8 juni 2014 15:33 schreef Anoonumos het volgende:
Er staat dat 12x een veelvoud van 4 is, niet dat 12x + 3 dat is.
En volgens mij is het niet voldoende om naar de unit digit van de macht te kijken (zoals jij bij 39 doet).

712x + 3 = 712x * 73

712x = (74)3x
eindigt op een 1.omdat 74 eindigt op een 1.
73 eindigt op een 3
Dus het product 712x * 73 eindigt op een 3.
O, ik zie het al ja. Het was helemaal niet de bedoeling om naar de unit digit te kijken bij 39, maar dat gebeurde uit een soort automatisme (bij een vraag als deze) toch.

Dan ben ik blij dat m'n berekeningen in principe goed zijn, alleen dat 39 (bij m'n voorbeeld) natuurlijk een remainder van 3 geeft en het dus gelijk staat aan 7^3.

Dank! Hopelijk is het weer een wake-up call, want dit soort simpele foutjes maak ik iets te vaak voor deze test.
netchipzondag 8 juni 2014 @ 23:42
Ik heb een vraagje, waarom geleidt een metaal elektriciteit? Want waarom geleidt bijvoorbeeld koolstof geen elektriciteit, maar een metaal wel?
yosanderzondag 8 juni 2014 @ 23:50
quote:
0s.gif Op zondag 8 juni 2014 23:42 schreef netchip het volgende:
Ik heb een vraagje, waarom geleidt een metaal elektriciteit? Want waarom geleidt bijvoorbeeld koolstof geen elektriciteit, maar een metaal wel?
Metalen bevatten vrije elektronen die dus vrij kunnen bewegen en zo voor geleiding van stroom kunnen zorgen.
Ripariusmaandag 9 juni 2014 @ 00:03
quote:
0s.gif Op zondag 8 juni 2014 23:42 schreef netchip het volgende:
Ik heb een vraagje, waarom geleidt een metaal elektriciteit? Want waarom geleidt bijvoorbeeld koolstof geen elektriciteit, maar een metaal wel?
Je vergist je een beetje. Koolstof geleidt ook electriciteit. Heb je wel eens een gewone zink-koolstof batterij opengemaakt?
netchipmaandag 9 juni 2014 @ 11:29
quote:
2s.gif Op zondag 8 juni 2014 23:50 schreef yosander het volgende:

[..]

Metalen bevatten vrije elektronen die dus vrij kunnen bewegen en zo voor geleiding van stroom kunnen zorgen.
Hebben ze 1 vrije elektron in hun buitenste schil? Of meer? Of maakt dat eigenlijk niet uit?
quote:
0s.gif Op maandag 9 juni 2014 00:03 schreef Riparius het volgende:

[..]

Je vergist je een beetje. Koolstof geleidt ook electriciteit. Heb je wel eens een gewone zink-koolstof batterij opengemaakt?
Verkeerde voorbeeld genomen dan ;) Ik heb nog nooit een batterij opengemaakt, schijnt ook niet erg gezond te zijn...
Ripariusmaandag 9 juni 2014 @ 13:26
quote:
0s.gif Op maandag 9 juni 2014 11:29 schreef netchip het volgende:

Verkeerde voorbeeld genomen dan ;) Ik heb nog nooit een batterij opengemaakt, schijnt ook niet erg gezond te zijn...
Onzin. Ik heb vroeger zoveel batterijen uit elkaar gehaald en ik heb er niets aan overgehouden. Dan bedoel ik natuurlijk geen batterijen die kwik of zo bevatten, maar de klassieke zink-koolstof batterij. Daar zit verder niet meer in dan bruinsteen en salmiak. Een leuk proefje was altijd om het koolstaafje en een stuk van het zinken omhulsel in een citroen te steken, dan kun je een lampje op de citroen laten branden. Ik heb ook wel zelf batterijen gemaakt door het koolstaafje en het zinken bekertje in een jampot te hangen met daarin een salmiakoplossing (kon je vroeger gewoon bij de drogist kopen).
netchipmaandag 9 juni 2014 @ 13:32
quote:
0s.gif Op maandag 9 juni 2014 13:26 schreef Riparius het volgende:

[..]

Onzin. Ik heb vroeger zoveel batterijen uit elkaar gehaald en ik heb er niets aan overgehouden. Dan bedoel ik natuurlijk geen batterijen die kwik of zo bevatten, maar de klassieke zink-koolstof batterij. Daar zit verder niet meer in dan bruinsteen en salmiak. Een leuk proefje was altijd om het koolstaafje en een stuk van het zinken omhulsel in een citroen te steken, dan kun je een lampje op de citroen laten branden. Ik heb ook wel zelf batterijen gemaakt door het koolstaafje en het zinken bekertje in een jampot te hangen met daarin een salmiakoplossing (kon je vroeger gewoon bij de drogist kopen).
Ik wist al niet welk soort batterijen je bedoelde :@ Worden zick-koolstof batterijen tegenwoordig nog verkocht? Ik zie eigenlijk alleen batterijen liggen, waarvan ik weet dat ik die niet open moet maken (IKEA batterijen enzo).

Lijkt me een leuk experiment :)
Ripariusmaandag 9 juni 2014 @ 13:43
quote:
0s.gif Op maandag 9 juni 2014 13:32 schreef netchip het volgende:

[..]

Ik wist al niet welk soort batterijen je bedoelde :@ Worden zink-koolstof batterijen tegenwoordig nog verkocht? Ik zie eigenlijk alleen batterijen liggen, waarvan ik weet dat ik die niet open moet maken (IKEA batterijen enzo).

Lijkt me een leuk experiment :)
Ja, ze zijn er nog steeds, maar je moet er wel naar zoeken. Hoe goedkoper hoe beter. Die grote 1,5 volt batterijen (type D of R20) bijvoorbeeld die (vroeger) in draagbare radio's en zaklantaarns werden gebruikt, en natuurlijk de platte 4,5 volt batterij, type 3R12 (zo eentje dus). Die was favoriet om uit elkaar te halen, want dan had je meteen drie cellen.
DefinitionXdinsdag 10 juni 2014 @ 15:53
In de generatie van de grootouders trad er zowel aan de zijde van de vader als aan de zijde van de moeder een ernstige recessieve ziekte op.

ifbrxv.jpg

Ik heb in de afbeelding mijn redenatie neergezet. Klopt het? De kans dat vraagteken de ziekte zal hebben komt bij mijn berekeningen op 1/64.
Anoonumosdinsdag 10 juni 2014 @ 15:56
oeps
Anoonumosdinsdag 10 juni 2014 @ 16:06
Hebben die grootouders niet 2/6 = 1/3 kans op het recessieve gen? Omdat je weet dat ze niet ziek zijn blijft R R, r R en R r over,

En in jouw geval: de 1/4 kans op het vraagteken is al de vermenigvuldigde kansen van zijn ouders (1/2 * 1/2) dus dan moet je niet ook nog 1/2 * 1/2 * 1/4 doen.

Ik zou zeggen
Kans dat een grootouder het recessieve gen heeft is 1/3.
Dus kans dat een ouder het recessieve gen heeft is 1/6.
Dus kans dat het kind twee recessieve genen heeft is 1/6 * 1/6 = 1/36.
DefinitionXdonderdag 12 juni 2014 @ 15:30
quote:
0s.gif Op dinsdag 10 juni 2014 16:06 schreef Anoonumos het volgende:
Hebben die grootouders niet 2/6 = 1/3 kans op het recessieve gen? Omdat je weet dat ze niet ziek zijn blijft R R, r R en R r over,

En in jouw geval: de 1/4 kans op het vraagteken is al de vermenigvuldigde kansen van zijn ouders (1/2 * 1/2) dus dan moet je niet ook nog 1/2 * 1/2 * 1/4 doen.

Ik zou zeggen
Kans dat een grootouder het recessieve gen heeft is 1/3.
Dus kans dat een ouder het recessieve gen heeft is 1/6.
Dus kans dat het kind twee recessieve genen heeft is 1/6 * 1/6 = 1/36.
De overgrootouders zijn heterozygoot recessief, dat kan niet anders, want een van hun kinderen heeft de autosomaal recessieve aandoening. Uit de 4 mogelijkheden van kinderen, rr, Rr, Rr, RR zijn er 2 die drager kunnen zijn van de ziekte, dus de kans is 2/4. Tenminste, zo denk ik erover.

1/2 (grootouder) * 1/2 (ouder) * 1/2 (grootouder 2) * 1/2 (ouder 2) * 1/4 (zieke kleinkind) = 1/64.

Ik zie dat er soms staat dat je rr moet uitsluiten, maar waarom?
Anoonumosdonderdag 12 juni 2014 @ 15:52
Ik had rr uitgesloten omdat die hokjes niet grijs waren.
En als rr dodelijk is dan kan je het ook uitsluiten omdat er anders geen kleinkind kon zijn.

Maar verder klopte er niet veel van mijn post geloof ik.

2/3 (grootouder) * 1/2 (ouder) * 2/3 (grootouder 2) * 1/2 (ouder 2) * 1/4 (zieke kleinkind) = 1/36.

Zo denk ik? Of anders wat jij zei als je rr niet kan uitsluiten.
Maxxxxydonderdag 12 juni 2014 @ 16:25
Ik ben bezig met mijn scriptie en ik ben nu bij het kwantitatieve gedeelte aangekomen, echter ben ik een uber statistiek noob. Nu moet ik door middel van het modified jones model discretionairy accruals berekenen. Echter snap ik niet hoe ik aan de beta (parameters moet komen). Ik heb al een uitleg gevonden waar staat welke stappen gebruikt moeten worden om de discretionairy accruals te berekenen voor een bedrijf: Zie hieronder

2dlky92.jpg
DefinitionXzaterdag 14 juni 2014 @ 17:33
Sertoli-cellen, die onder controle staan van FSH, zorgen voor de productie van inhibine. Wat gebeurt er met de FSH-spiegel en met de Sertolicellen, als de Sertolicellen geen inhibine meer afscheiden?

<A> De FSH-concentratie stijgt zodat de Sertolicellen gestimuleerd worden.
<B> De FSH-concentratie daalt zodat de Sertolicellen gestimuleerd worden.
<C> De FSH-concentratie stijgt zodat de Sertolicellen geremd worden.
<D> De FSH-concentratie daalt zodat de Sertolicellen geremd worden.

Ik heb A. In mijn bio boek staat dat FSH Sertoli cellen stimuleert, maar ik weet het niet zeker.
Supertolllzondag 15 juni 2014 @ 15:59
quote:
0s.gif Op zaterdag 14 juni 2014 17:33 schreef DefinitionX het volgende:
Sertoli-cellen, die onder controle staan van FSH, zorgen voor de productie van inhibine. Wat gebeurt er met de FSH-spiegel en met de Sertolicellen, als de Sertolicellen geen inhibine meer afscheiden?

<A> De FSH-concentratie stijgt zodat de Sertolicellen gestimuleerd worden.
<B> De FSH-concentratie daalt zodat de Sertolicellen gestimuleerd worden.
<C> De FSH-concentratie stijgt zodat de Sertolicellen geremd worden.
<D> De FSH-concentratie daalt zodat de Sertolicellen geremd worden.

Ik heb A. In mijn bio boek staat dat FSH Sertoli cellen stimuleert, maar ik weet het niet zeker.
Antwoord A is inderdaad correct.
Lijkt mij gewoon een kwestie van weten wat de functies van FSH en inhibine zijn.
DefinitionXzondag 15 juni 2014 @ 17:24
quote:
0s.gif Op zondag 15 juni 2014 15:59 schreef Supertolll het volgende:

[..]

Antwoord A is inderdaad correct.
Lijkt mij gewoon een kwestie van weten wat de functies van FSH en inhibine zijn.
Bedankt!
DefinitionXdinsdag 17 juni 2014 @ 19:16
xeo6dy.jpg

Ik dacht dat het een lysosoom is, maar het is dus een amyloplast volgens de uitwerkingen. Weet iemand misschien hoe dat zit? Doet een lysosoom niet hetzelfde?
Supertollldinsdag 17 juni 2014 @ 22:57
quote:
0s.gif Op dinsdag 17 juni 2014 19:16 schreef DefinitionX het volgende:
[ afbeelding ]

Ik dacht dat het een lysosoom is, maar het is dus een amyloplast volgens de uitwerkingen. Weet iemand misschien hoe dat zit? Doet een lysosoom niet hetzelfde?
De uitwerking is trouwens verkeerd, de beschreven eigenschappen komen overeen met die van een lysosoom.
Overigens is de functie van amyloplasten; synthese en opslag van zetmeel.
Ze hebben dan ook een bouw die aangepast is aan deze functie.
SPOILER
B1000080-TEM_of_an_amyloplast-SPL.jpg
Totaal verschillend van het zeer gevarieerde uitzicht van een lysosoom
Vb van een primaire en heterolysosoom (=secundaire)
SPOILER
Lysosome_primary_secondary_tem.jpg
De gegeven afbeelding is overigens ongelukkig gekozen. Het is namelijk een foto van een restlichaampje of telolysosoom (verouderd: tertair lysosoom)
Restlichaampjes zijn gewoon vesikels die de onverteerbare resten bevatten. Ze hebben verder geen functie en worden uiteindelijk gesecreteerd of blijven in de cel als lipofuscine granules (='verouderingspigment)
Uitvergrote afbeelding restlichaampje:
SPOILER
Lipofuscin.jpg
Kleine aanvulling:
Je kan bij de meeste van dergelijke termen veel afleiden uit hun etymologie:
Hier bvb.:
- Lysosoom = Lusis: losmaken, ontbinden + soma: lichaam
- Amyloplast = Amylum: Zetmeel + plastos: gegoten, gevormd
- Chromoplast = Chroma: kleur
Enz.

[ Bericht 4% gewijzigd door Supertolll op 18-06-2014 14:34:39 ]
123holland456woensdag 18 juni 2014 @ 16:05
We zijn op school 4havo bezig met een logboek, waar ik geen *** van snap. Je moet 30 opgaven verwerken in het logboek, en ik heb alleen deze nog niet. Ik heb er hulp voor aangevraagd bij de leraar. Die zegt het niet uit te willen leggen. Ze zegt dat ik het zelf moet proberen. Nou dat heb ik gedaan, op school, bij haar. Ik snap er nog steeds geen ** *** van??

WIL IEMAND ME ALSJEBLIEFT HELPEN, HET MOET MORGEN AF ZIJN :(

"Om ons landingsvaartuig te laten landen op de oppervlakte is nog niet makkelijk. We kunnen landen door een parachute te gebruiken. Maar met een snelheid van 3 km/s moet er eerst iets anders gedaan worden.

Bekijk: Nu heeft Mars een atmosfeer die overigens 20x dunner is dan de aardatmosfeer. Deze atmosfeer kan gebruikt worden om de sonde af te laten remmen tot ongeveer 0,5 km/s.

Vraag 4: Hoe kan ons ruimteschip afremmen tot 0,5 km/s.

Vraag 5: Eenmaal afgeremd tot 0,5 km/s kunnen parachutes ons en vertel hoe je in een baan komt, het ruimtevaartuig afkoppelt. Hoe en waarom je contact hebt met de aarde en hoe je uiteindelijk landt. Let op: de inhoud die je gebruikt om de vragen te behandelen moet terugkeren in je verslag. veel slechter afremmen dan op aarde het geval is. Waarom?

Vraag 6: We willen daarom een ander remming zien te bewerkstelligen bij landing.Hoe?."
DefinitionXwoensdag 18 juni 2014 @ 22:42
quote:
0s.gif Op dinsdag 17 juni 2014 22:57 schreef Supertolll het volgende:

[..]

De uitwerking is trouwens verkeerd, de beschreven eigenschappen komen overeen met die van een lysosoom.
Overigens is de functie van amyloplasten; synthese en opslag van zetmeel.
Ze hebben dan ook een bouw die aangepast is aan deze functie.
SPOILER
Totaal verschillend van het zeer gevarieerde uitzicht van een lysosoom
Vb van een primaire en heterolysosoom (=secundaire)
SPOILER
De gegeven afbeelding is overigens ongelukkig gekozen. Het is namelijk een foto van een restlichaampje of telolysosoom (verouderd: tertair lysosoom)
Restlichaampjes zijn gewoon vesikels die de onverteerbare resten bevatten. Ze hebben verder geen functie en worden uiteindelijk gesecreteerd of blijven in de cel als lipofuscine granules (='verouderingspigment)
Uitvergrote afbeelding restlichaampje:
SPOILER
Kleine aanvulling:
Je kan bij de meeste van dergelijke termen veel afleiden uit hun etymologie:
Hier bvb.:
- Lysosoom = Lusis: losmaken, ontbinden + soma: lichaam
- Amyloplast = Amylum: Zetmeel + plastos: gegoten, gevormd
- Chromoplast = Chroma: kleur
Enz.


Bedankt!
DefinitionXwoensdag 18 juni 2014 @ 22:46
Ik heb een vraag over de mitose:

2nlyfs9.jpg

Op de afbeelding staat ook de uitwerkingen. Ik zou zeggen dat het antwoord B is. Als p het aantal chromosomen voorstelt in de metafase, dan is p=4n, zodat de dochtercellen elk 2n meekrijgen. Dan is p in de dochtercellen (per individuele cel) toch ook gehalveerd?
Supertolllwoensdag 18 juni 2014 @ 23:21
quote:
0s.gif Op woensdag 18 juni 2014 22:46 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb een vraag over de mitose:

[ afbeelding ]

Op de afbeelding staat ook de uitwerkingen.
:Z
Ik zou je aanraden om de hoofdstukken over mitose en meiose nog eens te herhalen.
quote:
Ik zou zeggen dat het antwoord B is. Als p het aantal chromosomen voorstelt in de metafase, dan is p=4n, zodat de dochtercellen elk 2n meekrijgen. Dan is p in de dochtercellen (per individuele cel) toch ook gehalveerd?
Wat je hier in het vetgedrukte omschrijft komt overeen met de reductiedeling bij een tetraploïd organisme.

.
DefinitionXwoensdag 18 juni 2014 @ 23:59
quote:
7s.gif Op woensdag 18 juni 2014 23:21 schreef Supertolll het volgende:

[..]

:Z
Ik zou je aanraden om de hoofdstukken over mitose en meiose nog eens te herhalen.

[..]

Wat je hier in het vetgedrukte omschrijft komt overeen met de reductiedeling bij een tetraploïd organisme.

.
Dat laatste formuleer ik niet goed, excuses.

Wat ik bedoel:

p = totaal aantal chromosomen in de metafase van de mitose = 2 keer 2 homologe paren, en dus 4 chromosomen in totaal.

Edit:

https://answers.yahoo.com(...)0080126125445AA8Q5eY

Dus het komt omdat de chromatineparen als 1 chromosoom wordt gezien.

[ Bericht 6% gewijzigd door DefinitionX op 19-06-2014 00:04:51 ]
Supertollldonderdag 19 juni 2014 @ 11:30
quote:
0s.gif Op woensdag 18 juni 2014 23:59 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Dat laatste formuleer ik niet goed, excuses.

Wat ik bedoel:

p = totaal aantal chromosomen in de metafase van de mitose = 2 keer 2 homologe paren, en dus 4 chromosomen in totaal.
Wat :') :?
Ik kan je redenering niet volgen + je rekensommetje klopt niet 2 x 2 paar = 4 paar = 8 chromosomen

quote:
Edit:

https://answers.yahoo.com(...)0080126125445AA8Q5eY

Dus het komt omdat de chromatineparen als 1 chromosoom wordt gezien.
Beschrijf eens kort in eigen woorden volgende zaken:
Mitose (Profase - metafase - anafase - telofase)
Bouw van een chromosoom.
Senderiousvrijdag 20 juni 2014 @ 21:21
Een informatica vraag op deze vrijdagavond:

Heeft iemand tips waar je op moet letten bij het maken van een ERD?
DefinitionXzaterdag 21 juni 2014 @ 19:08
quote:
7s.gif Op donderdag 19 juni 2014 11:30 schreef Supertolll het volgende:

[..]

Wat :') :?
Ik kan je redenering niet volgen + je rekensommetje klopt niet 2 x 2 paar = 4 paar = 8 chromosomen

[..]

Beschrijf eens kort in eigen woorden volgende zaken:
Mitose (Profase - metafase - anafase - telofase)
Bouw van een chromosoom.
Als het aantal chromatide verdubbelt heb je in totaal 4 chromatiden. Dat aantal verandert niet. Ik verwarde 'chromosomen' met 'chromatiden'. Uit de yahoo link is dat verduidelijkt:

Mitose:

Profase: homologe chromosoomparen.
Metafase: homologe chromosoomparen verzamelen zich in het midden van de cel
Anafase: homologe chromosoomparen gaan uiteen, ieder gaat naar 1 pool van de cel
Telofase: Verdeling van de cel in 2 dochtercellen waarna cytokinesis zorgt dat er twee afzonderlijke dochtercellen komen

Ik dacht telde een chromatide als 1 chromosoom en dus dat tijdens de profase de homologe chromosoomparen niet 2n is, maar 4n, omdat het gekopieerd wordt, maar dat is dus niet zo omdat een chromosoom zowel uit twee chromatiden kan bestaan als 1.
Supertolllzaterdag 21 juni 2014 @ 23:35
quote:
0s.gif Op zaterdag 21 juni 2014 19:08 schreef DefinitionX het volgende:
Anafase: homologe chromosoomparen gaan uiteen, ieder gaat naar 1 pool van de cel
Dit is fout. Wat je hier beschrijft komt overeen met anafase I van de meiose.
DefinitionXdinsdag 24 juni 2014 @ 14:06
Heb ik het volgende zo goed:

Fictieve situatie:

Ca^(+) + elektron -> Ca(s) Waarin het calciumion de oxidator is, maar deze reactie is zelf een reductie.
Ca(s) -> Ca^(+) + elektron Waarin de vaste stof Calcium de reductor is, maar deze reatie is zelf een oxidatie

Is dat zo goed?
DefinitionXdinsdag 24 juni 2014 @ 14:09
Is er overigens een verband dat ik kan oppakken wat betreft welke reductor sterker is dan het andere? Ik mag bij het tentamen dat ik ga doen geen periodiek systeem gebruiken. Wel krijg ik een lijst met elektronnegatieve waarde, relatieve atoommassa's, atoomnummers, de symbolen en de namen. Kan ik daaruit afleiden welke reductor sterker is dan het andere?

En daarbij (galvanische cel):

Kathode: hier gebeurt de reductie, en daarbij heeft dit element de laagste potentiaal
Anode: hier gebeurt de oxidatie, en daarbij heeft dit element de hoogste potentiaal

Is dat goed?
lyolyrcdinsdag 24 juni 2014 @ 15:17
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 juni 2014 14:06 schreef DefinitionX het volgende:
Heb ik het volgende zo goed:

Fictieve situatie:

Ca^(+) + elektron -> Ca(s) Waarin het calciumion de oxidator is, maar deze reactie is zelf een reductie.
Ca(s) -> Ca^(+) + elektron Waarin de vaste stof Calcium de reductor is, maar deze reatie is zelf een oxidatie

Is dat zo goed?
Je snapt wel wat een oxidator en wat een reductor is, maar je voorbeeld is niet juist, want calcium staat altijd twee elektronen af. Het is overigens duidelijker als je sup-tags gebruikt voor superschrift i.p.v. ^, of klik anders op het icoontje dat die sup-tags plaatst: sup.png

quote:
0s.gif Op dinsdag 24 juni 2014 14:09 schreef DefinitionX het volgende:
Is er overigens een verband dat ik kan oppakken wat betreft welke reductor sterker is dan het andere? Ik mag bij het tentamen dat ik ga doen geen periodiek systeem gebruiken. Wel krijg ik een lijst met elektronnegatieve waarde, relatieve atoommassa's, atoomnummers, de symbolen en de namen. Kan ik daaruit afleiden welke reductor sterker is dan het andere?

En daarbij (galvanische cel):

Kathode: hier gebeurt de reductie, en daarbij heeft dit element de laagste potentiaal
Anode: hier gebeurt de oxidatie, en daarbij heeft dit element de hoogste potentiaal

Is dat goed?
De reductie vindt inderdaad plaats bij de kathode, maar deze heeft de hoogste potentiaal. De oxidatie vindt dan plaats bij de anode en heeft de laagste potentiaal.

Het makkelijkst is een lijst met halfreacties en standaard elektrodepotentialen, maar die krijg je blijkbaar niet. In dat geval kun je m.b.v. de elektronegativiteit beredeneren welke stof de reductor en welke de oxidator is, want de elektronegativiteit zegt hoe graag een stof elektronen opneemt. Hoe lager de elektronegativiteit, des te makkelijker kan een stof elektronen afstaan. Hoe hoger de elektronegativiteit, des te makkelijker kan een stof elektronen opnemen.
DefinitionXdinsdag 24 juni 2014 @ 16:07
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 juni 2014 15:17 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Je snapt wel wat een oxidator en wat een reductor is, maar je voorbeeld is niet juist, want calcium staat altijd twee elektronen af. Het is overigens duidelijker als je sup-tags gebruikt voor superschrift i.p.v. ^, of klik anders op het icoontje dat die sup-tags plaatst: [ afbeelding ]

[..]

De reductie vindt inderdaad plaats bij de kathode, maar deze heeft de hoogste potentiaal. De oxidatie vindt dan plaats bij de anode en heeft de laagste potentiaal.

Het makkelijkst is een lijst met halfreacties en standaard elektrodepotentialen, maar die krijg je blijkbaar niet. In dat geval kun je m.b.v. de elektronegativiteit beredeneren welke stof de reductor en welke de oxidator is, want de elektronegativiteit zegt hoe graag een stof elektronen opneemt. Hoe lager de elektronegativiteit, des te makkelijker kan een stof elektronen afstaan. Hoe hoger de elektronegativiteit, des te makkelijker kan een stof elektronen opnemen.
Bedankt!

In mijn lijstje heeft zink een elektronnegativiteit van 1,66 en zilver 1,42. Een redox reactie tussen deze twee stoffen in oplossing zal zorgen dat zilver-ionen elektronen opnemen, maar de elektronnegativiteit van zilver is hier lager dan die van zink.

Misschien verwoord ik het niet goed: in een voorbeeld dat ik zag heeft men een koperstrip ondergedompelt in een oplossing met zilver-ionen. Wat er gebeurt is dat de zilver-ionen als oxidator functioneren (omdat ze elektronen opnemen) en dus gereduceerd worden, maar En-zilver is lager dan die van koper (1,42 tegenover 1,75).
DefinitionXzaterdag 28 juni 2014 @ 20:40
Wordt de neurohypofyse ook (de adenohypofyse wordt door de hypothalamus aangestuurd) door de hypothalamus aangestuurd?
DefinitionXzaterdag 28 juni 2014 @ 21:06
Welke van volgende hormonen is van cruciaal belang bij een hoogzwangere vrouw net voor de bevalling?

A. Progesteron
B. Insuline
C. Choriongonadotrofine
D. Prolactine

Dit zou A moeten zijn volgens het antwoordmodel. Ik weet dat oxytosine bij de weeen van belang is. Prolactine heeft te maken met de melkklieren en de synthese van melk in de borsten van de vrouw. B en C vallen af. D dan ook. A blijft over.

Kan iemand mij vertellen waarom progesteron van cruciaal belang is bij een hoogzwangere vrouw net voor de bevalling?
lyolyrczaterdag 28 juni 2014 @ 22:13
quote:
0s.gif Op zaterdag 28 juni 2014 21:06 schreef DefinitionX het volgende:
Welke van volgende hormonen is van cruciaal belang bij een hoogzwangere vrouw net voor de bevalling?

A. Progesteron
B. Insuline
C. Choriongonadotrofine
D. Prolactine

Dit zou A moeten zijn volgens het antwoordmodel. Ik weet dat oxytosine bij de weeen van belang is. Prolactine heeft te maken met de melkklieren en de synthese van melk in de borsten van de vrouw. B en C vallen af. D dan ook. A blijft over.

Kan iemand mij vertellen waarom progesteron van cruciaal belang is bij een hoogzwangere vrouw net voor de bevalling?
Het antwoord moet D zijn, want de melkproductie moet op gang gebracht worden wanneer de bevalling niet lang meer op zich laat wachten.

Met andere woorden niet zo vasthouden aan het antwoordmodel (dat vol fouten zit), maar gewoon je gezonde verstand gebruiken. Veel vragen zijn niet zo moeilijk. :)
DefinitionXwoensdag 2 juli 2014 @ 16:05
Stel dat je het volgende ziet:

een dna streng als volgt getekend:

3' - 5'
5' - 3'

Onderste streng is dan de matrijsstreng nietwaar (3 naar 5 richting)? Of juist de bovenste? Het is maar hoe je de orientatie ziet, maar ik dacht altijd je moet uitgaan van wat rechts staat (dus in dit geval staat er rechts onder 5' een 3' en die gaat naar 5', dat zou dus met die orientatie de matrijsstreng moeten zijn).
Rezaniazaterdag 5 juli 2014 @ 21:57
quote:
0s.gif Op woensdag 2 juli 2014 16:05 schreef DefinitionX het volgende:
Stel dat je het volgende ziet:

een dna streng als volgt getekend:

3' - 5'
5' - 3'

Onderste streng is dan de matrijsstreng nietwaar (3 naar 5 richting)? Of juist de bovenste? Het is maar hoe je de orientatie ziet, maar ik dacht altijd je moet uitgaan van wat rechts staat (dus in dit geval staat er rechts onder 5' een 3' en die gaat naar 5', dat zou dus met die orientatie de matrijsstreng moeten zijn).
Daar valt in dit geval niks over te zeggen. Zowel DNA- als RNA-polymerase bewegen van 3' naar 5', dat is de enige zekerheid die je hebt. Om te bepalen wat de matrijsstreng is moet je meer informatie hebben.