Exactly my thought idd. Was geen opdracht, eigen POquote:Op zondag 3 november 2013 22:13 schreef boyv het volgende:
edit:
*paste* http://www.scholieren.com/praktische-opdracht/18168
Deze jongedame gebruikt andere concentraties bij de titratie, maar zie de kaliumjodaatoplossing van 0,03M. Daar verschillen jullie wel een (ahum) factor 10. Heb je de opdracht nog?
?quote:Op zondag 3 november 2013 22:31 schreef boyv het volgende:
Kan het momenteel even niet uitleggen, maar voer
Aantal mmol IO3- dat gereageerd heeft = 0,001M * 6,73mL
eens hier in
http://calculator.tutorvi(...)rity-calculator.html
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Gaat om vraag 2. Vraag a en c kan ik gek genoeg wel beantwoorden, maar b niet. En hoe ik c bereken vind ik een beetje raar. Ik denk dat het zo moet, maar ik kan de redenatie niet vinden. Mijn instinct zegt om dit te doen:
Klem.Spanning schakeling 1: 29.4 volt - hier hoort 6 A bij
Klem.Spanning schakeling 2: 28.2 volt - hier hoort 2 A bij
Verschil in spanning: 1.2 volt
Verschil in stroom: 4 A
Inwendige weerstand: 1.2/4 = 0.3 ohm
En dat klopt ook, alleen moet je eerst vraag 2b beantwoorden. Ik weet dat het ems te berekenen is met: Klem.Spanning=Bronspanning - Inwendige weerstand * stroom. Echter bij een ems mag je de klem.spanning gelijkstellen aan de bronspanning.
Volgens het antwoordmodel is het antwoord op 2b, 30 volt.
Volgende vraag:SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Gaat om vraag 5c en 5d. Ik zou voor vraag 5c om een parallelschakeling kiezen. Het probleem waar ik tegenaan loop is welke stroom ik moet gebruiken. In een parallelschakeling is Itotaal=I1+I2+I3+In.
Bij vraag 5d heb ik de gegevens van vraag 5c nodig.
quote:Op maandag 4 november 2013 16:57 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kom bij een twee vragen niet uit:Je moet niet je instinct gebruiken maar de Wet van Ohm. Die ken je toch wel?SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Gaat om vraag 2. Vraag a en c kan ik gek genoeg wel beantwoorden, maar b niet. En hoe ik c bereken vind ik een beetje raar. Ik denk dat het zo moet, maar ik kan de redenatie niet vinden. Mijn instinct zegt om dit te doen:
Je berekent eerst de klemspanning van de batterij (spanningsbron). Die bedraagt in het eerste geval
U = I·R = 6·4,7 = 28,2 V
en in het tweede geval
U = I·R = 2·14,7 = 29,4 V
Noem de inwendige weerstand van je spanningsbron Ri, dan treedt over deze inwendige weerstand bij een stroomsterkte I een spanningsval Ui = I·Ri op. De EMS van de spanningsbron is constant, zodat moet gelden
28,2 + 6·Ri = 29,4 + 2·Ri
en dus
4·Ri = 29,4 − 28,2
4·Ri = 1,2
Ri = 0,3 Ω
De EMS van de spanningsbron is dus 29,4 + 2·0,3 = 30 V.quote:Volgende vraag:Laat eerst maar eens zien wat je tot nu toe hebt berekend. Je bepaalt eerst de stroomsterkte voor één lampje als dat ene lampje normaal brandt. Als je n lampjes parallel schakelt en aansluit op de spanningsbron dan loopt er door elk lampje evenveel stroom. De klemspanning van de batterij moet dalen tot 6 volt, en je kunt gemakkelijk uitrekenen bij welke stroom dat het geval zal zijn, omdat de EMS en de inwendige weerstand van de batterij zijn gegeven.SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 04-11-2013 18:47:57 ]
Dank u!quote:Op maandag 4 november 2013 18:39 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je moet niet je instinct gebruiken maar de Wet van Ohm. Die ken je toch wel?
Je berekent eerst de klemspanning van de batterij (spanningsbron). Die bedraagt in het eerste geval
U = I·R = 6·4,7 = 28,2 V
en in het tweede geval
U = I·R = 2·14,7 = 29,4 V
Noem de inwendige weerstand van je spanningsbron Ri, dan treedt over deze inwendige weerstand bij een stroomsterkte I een spanningsval Ui = I·Ri op. De EMS van de spanningsbron is constant, zodat moet gelden
28,2 + 6·Ri = 29,4 + 2·Ri
en dus
4·Ri = 29,4 − 28,2
4·Ri = 1,2
Ri = 0,3 Ω
De EMS van de spanningsbron is dus 29,4 + 2·0,3 = 30 V.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo heel veel van deze opgave begrijp, maar ik zal mijn berekeningen posten:quote:[..]
Laat eerst maar eens zien wat je tot nu toe hebt berekend. Je bepaalt eerst de stroomsterkte voor één lampje als dat ene lampje normaal brandt. Als je n lampjes parallel schakelt en aansluit op de spanningsbron dan loopt er door elk lampje evenveel stroom. De klemspanning van de batterij moet dalen tot 6 volt, en je kunt gemakkelijk uitrekenen bij welke stroom dat het geval zal zijn, omdat de EMS en de inwendige weerstand van de batterij zijn gegeven.
Inderdaad, dit klopt. Maar bedenk ook dat je dit antwoord verderop nodig hebt bij deze opgave!quote:Op dinsdag 5 november 2013 17:22 schreef DefinitionX het volgende:
[..]
Dank u!
[..]
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo heel veel van deze opgave begrijp, maar ik zal mijn berekeningen posten:
Opgave 5a: P = I * U, I= P/U en dus 2,1/6 en dus 0,35 A
Dit klopt, althans afgerond op twee decimalen. Je berekent hier de som van de weerstanden van het lampje en de inwendige weerstand van de batterij. De EMS gedeeld door deze weerstand geeft dan volgens de Wet van Ohm de stroomsterkte in de stroomkring. Het antwoordmodel klopt niet, of men heeft het antwoord naar beneden afgerond op eenheden van 50 mA.quote:Opgave 5b: Deze heb ik ook fout, want het antwoord is 0,45 A en ik heb 0,48 A:
I = Ub/(Ri + Rlampje) = 9/(1,5+(6/0,35)) = 0,48 A
Juist. Bij een serieschakeling zouden de lampjes nooit een spanning van 6 volt kunnen krijgen, en die hebben ze wel nodig om normaal te kunnen branden.quote:Opgave 5c: Een parallelschakeling dus.
Hier vergis je je. Je hebt bij a) namelijk berekend dat er door een lampje 0,35 A stroom loopt als het lampje normaal brandt, en dus niet 0,45 A of 0,48 A. Van dit gegeven moet je nu gebruik maken.quote:Opgave 5d: Het antwoord is 19 watt
Met uw uitleg heb ik gebruik gemaakt van:
Uk=Ub - Ri*I
-Ri*I=Uk-UB
Ri*I=-Uk+Ub
I= 2 A
Dit moet dus verdeeld worden over iedere tak van de p-schakeling. Ik weet dat ieder lampje 0,45 A nodig heeft als hij aangesloten is. Dus dan heb je 2/0,45=40/9 lampjes.
Het vermogen van de batterij is 9*2=18 watt
Het vermogen van alle lampjes bijelkaar is: (6*0,45)*40/9 =12 watt
Volgens mij valt 12 watt weg omdat het vermogen van alle lampjes gewoon gelijkstaat aan wat de batterij hen totaal geeft en dat 18 watt is.
Ik mis nog 1 watt.
Inderdaad, dat is het helemaal.quote:Op dinsdag 5 november 2013 17:30 schreef DefinitionX het volgende:
Riparius heeft mij uitleg gegeven over een stelselvergelijking opstellen bij vraag 2d, deze heb ik als volgt kunnen beantwoorden:
29.4 + 2 Ri = Ub = I
28.2 + 6 Ri = Ub = II
II*3 - I geeft:
88.2 + 6 Ri = 3Ub
28.2 + 6 Ri= Ub
Afhalen van elkaar geeft
60 = 2Ub
Ub= 30 volt
En Ri kun je dan dan berekenen door de Ub in een van de voorgaande formules in te vullen (bijv: 28.2 + 6 Ri= Ub).
Goede vraag. Je kunt in de praktijk natuurlijk alleen maar een geheel aantal lampjes aansluiten, en als je 5 lampjes parallel neemt, dan krijgen ze nog een te hoge spanning, dus moet je 6 lampjes nemen. Het is wat vreemd dat men niet is uitgegaan van fietslampjes met een vermogen van precies 2 watt, want dan zou alles mooi uitkomen: de batterij zou dan 2 ampère leveren, en dus een totaal vermogen van 18 watt, waarbij de 6 lampjes samen 12 watt verbruiken en 6 watt in het inwendige van de batterij wordt omgezet in warmte.quote:Op dinsdag 5 november 2013 18:01 schreef DefinitionX het volgende:
Super! Ik zat te zoeken naar andere vergelijkingen toen ik 0.48 A kreeg en niet 0.45 A. Bij een serieschakeling heb ik geredeneerd zoals u dat zegt.
Bij vraag 5d loopt het echter nog fout. Het antwoordmodel zegt dat het antwoord op vraag 5d 19 watt moet zijn. Goed, als we een stroom van 2 Amperre hebben dan moeten we een vermogen van 9*2=18 watt krijgen van de batterij.
Van de lampjes moet het dus 0.35 A zijn, dat had ik niet door. Ik dacht dat wat ze vroegen bij vraag 5b de juiste stroom was, maar ik vermoed dat het lampje dan teveel stroom zal krijgen en kortsluiting krijgt/kapot gaat. Je stelt dus mbv de klemspanning en de p-schakeling een juiste stroom opdat genoeg takken bestaan die ieder 0.35 A geven aan een lampje.
Er zijn dus 2/0.35=57/10 lampjes aanwezig. Ik zal dan fictief stellen dat er een lampje bestaat die uit 7/10 onderdelen bestaat.
(57/10) * 2.1 (vermogen 1 lampje!) = 12 watt.
Totaal van de batterij en lampje is dan 30 18 watt. Afzonderlijk is dat 18 12 watt en 12 6 watt.
Is het antwoordmodel hier ook fout?
Dank u!quote:Op dinsdag 5 november 2013 18:31 schreef Riparius het volgende:
[..]
Goede vraag. Je kunt in de praktijk natuurlijk alleen maar een geheel aantal lampjes aansluiten, en als je 5 lampjes parallel neemt, dan krijgen ze nog een te hoge spanning, dus moet je 6 lampjes nemen. Het is wat vreemd dat men niet is uitgegaan van fietslampjes met een vermogen van precies 2 watt, want dan zou alles mooi uitkomen: de batterij zou dan 2 ampère leveren, en dus een totaal vermogen van 18 watt, waarbij de 6 lampjes samen 12 watt verbruiken en 6 watt in het inwendige van de batterij wordt omgezet in warmte.
Maar goed, bij deze vraag wordt er stilzwijgend vanuit gegaan dat de weerstanden van de lampjes constant zijn. Bij een eerdere vraag hier heb je gezien dat dat in werkelijkheid niet zo is, maar omdat hier niets is gegeven over de stroom door de lampjes in functie van de aangelegde spanning moet je aannemen dat die weerstand constant is. Anders gezegd, je moet aannemen dat de lampjes zich gedragen als een ohmse weerstand. Die weerstand kun je berekenen, dat is
6/0,35 Ω
en voor 6 lampjes parallel dus
1/0,35 Ω
De stroomsterkte die de batterij levert wordt dan
9/(1,5 + 1/0,35) A
en het totale vermogen dat de batterij levert is dan
81/(1,5 + 1/0,35) W ≈ 18,59 W
Afgerond dus inderdaad 19 watt.
• Plaatje links: schakelaar staat open, lampje brandt niet.quote:Op zaterdag 9 november 2013 23:51 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kom hier maar niet uit en het is erg frustrerend:
[ afbeelding ]
Het p-gebied is aangesloten op de positieve pool in de middelste schakeling, maar waarom? Het gaat hier om de stroom, ja, maar in theorie en in de diode gaat het om elektronen. De elektronenstroom is van de negatieve pool naar de positieve pool, dus het is niet logisch dat het p-gebied aangesloten is op de positieve pool.
Wat ik vandaag geleerd heb: het p-gebied heeft positieve gaten en het n-gebied heeft vrije elektronen. Wanneer vrije elektronen van het n-gebied naar het p-gebied gaan, worden deze geblokkeerd door de elektrostratische krachten tussen twee negatieve ladingen, namelijk enerzijds die van het vrije elektron en anderzijds van het negatieve atoom in het p-gebied.
Als je naar de afbeelding kijkt dan zie je in de 3e schakeling dat het p-gebied aangesloten is aan de negatieve pool van de schakeling. Het lampje brandt hier niet.
De enige redenering dat het lampje dan niet zal branden is het feit dat de elektronen in het n-gebied de elektronen van de bron zullen weerkaatsen/blokkeren. Maar wat nou als je meer elektronen hebt dan het n-gebied bezit in de vorm van vrije elektronen? Het aangesloten p-gebied op de negatieve pool zal toch zonder wat ik hiervoor heb beschreven de elektronenstroom blokkeren omdat het negatief geladen atomen bezit?
Besides, in de middelste schakeling zie je ook dat elektronen van de negatieve pool na het doorlopen van het lampje tegen de diode aankomt, het p-gebied zal deze stroom moeten blokkeren. Dus dan heb je ook geen gesloten stroomkring en kan het lampje niet branden door het stoppen van de toevoer van elektronen, cq de stroom.
Ik ben denk ik goed door de war van dit concept. Ik ga het morgen nogmaals doornemen, maar als iemand hier licht op kan werpen, graag.
Stom, vergeten te reageren.quote:Op maandag 18 november 2013 09:30 schreef DefinitionX het volgende:
Hoe onthouden jullie wat onverzadigde/verzadigde/onvertakte/vertake bindingen in de koolstofchemie zijn?
Edit:
Een beter woord: hoe onderscheiden jullie dat het best.
Je moet je redenatie beginnen bij H2S. Zwavel heeft 6 elektronen in de buitenste schil, waarvan 2 in de 3s-orbitaal en 4 in de 3p-orbitaal. Twee elektronen worden gebruikt om bindingen te vormen met de waterstoffen. Dan blijven er 4 elektronen over die twee elektronenparen vormen.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:27 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb de lewis structuur van H3S^+.
Ik zie niet de logica in waar er een elektron tekort komt in de lewis structuur, uitgaande van de octet-regel. Ik denk ook dat ik hiermee mijn eigen vraag beantwoord heb, maar als iemand mee kan kijken, graag.
H3S^+ teken je volgens mijn boek met 3 covalente bindingen (met waterstof) op het centrale zwavel atoom en één niet-bindende elektronpaar. De octet-regel voor het zwavel atoom is vervuld en de waterstof atomen hebben ook hun deel.
Waar komt dan het positief teken van H3S+ vandaan? Zwavel staat in groep 6A, dus heeft 6 valentie elektronen. Drie van deze gaan elk een binding aan met een waterstof atoom. Dan blijven er 3 over, maar omdat het om een positief atoom gaat, hebben we 2 valentie elektronen over. Toch heeft zwavel 8 elektronen in zijn buitenste schil.
Ik las dat periode 3 atomen niet volgens de octet-regel werken, dus dan moet dat het verklaren denk ik. Dan snap ik nog niet helemaal hoe ze aan het positief teken komen.
Bedankt! Dit rationaliseert het.quote:Op woensdag 20 november 2013 00:00 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Je moet je redenatie beginnen bij H2S. Zwavel heeft 6 elektronen in de buitenste schil, waarvan 2 in de 3s-orbitaal en 4 in de 3p-orbitaal. Twee elektronen worden gebruikt om bindingen te vormen met de waterstoffen. Dan blijven er 4 elektronen over die twee elektronenparen vormen.
Wanneer H2S een proton opneemt, moet het zwavelatoom een elektronenpaar opofferen om een binding te vormen met dat proton. Wanneer we dan de lading van zwavel berekenen, zien we dat zwavel een positieve lading heeft gekregen, want één elektron van het opgeofferde vrije elektronenpaar is gedoneerd aan het proton.
Even een opzetje. Want volgens mij, als ik even snel google, is het net zoals met geluid etc. dat het afneemt met de afstand van de lading/bron? Als dat niet zo is moet je dit maar negeren, het is 4 jaar geleden voor mij, maar ik zag 4 pi in de formule staan.quote:Op woensdag 20 november 2013 22:26 schreef DefinitionX het volgende:
[ afbeelding ]
11d....Met zulk soort vragen heb ik moeite. Bij sommige wiskundige vergelijkingen kun je voor de nulpunten waardes invullen die logisch klinken.
Mijn gevoel zegt om bij 11d twee vergelijkingen in 1 te doen en dan een onbekende te berekenen. Maar dat heeft geen succes geboekt bij mij.
Hoe los je zo'n opgave op?
Lees om te beginnen mijn uitleg hier over electrische potentiaal nog eens goed.quote:Op woensdag 20 november 2013 22:26 schreef DefinitionX het volgende:
[ afbeelding ]
11d....Met zulk soort vragen heb ik moeite. Bij sommige wiskundige vergelijkingen kun je voor de nulpunten waardes invullen die logisch klinken.
Mijn gevoel zegt om bij 11d twee vergelijkingen in 1 te doen en dan een onbekende te berekenen. Maar dat heeft geen succes geboekt bij mij.
Hoe los je zo'n opgave op?
quote:Op zaterdag 23 november 2013 17:45 schreef obsama het volgende:
Iemand bekend met formele logica?
Binnen fitch moet ik het volgende bewijzen: (ik heb de tekens weggehaald en vervangen door woorden)
P
not(P and Q)
-------------
not Q
Super logisch natuurlijk, aangezien P en Q beide niet waar mogen zijn en P het wel is. Q moet daarom niet waar zijn. Maar hoe schrijf ik dit nu goed uit in formele logica?
Gaan we nu niet veel te snel? Wij moeten dit helemaal uitwerken binnen Fitch, en dat krijg ik nou niet voor elkaar. Bedankt voor je bericht!quote:
Wat is Fitch?quote:Op zaterdag 23 november 2013 20:26 schreef obsama het volgende:
[..]
Gaan we nu niet veel te snel? Wij moeten dit helemaal uitwerken binnen Fitch, en dat krijg ik nou niet voor elkaar. Bedankt voor je bericht!
Ik weet wat De Morgan's law is. Ik weet alleen niet hoe ik dit moet verwerken in een logisch bewijs in Fitch.quote:Op zaterdag 23 november 2013 20:58 schreef thenxero het volgende:
[..]
Wat is Fitch?
Ik zou beginnen met De Morgan's Law.
Zo 123 zie ik dat je aftrekt waar je op moet tellen om op het juiste antwoord uit te komen.quote:Op zondag 24 november 2013 13:06 schreef Amoeba het volgende:
[ afbeelding ]
m = 1.61kg
v = 12.0 m/s (constant)
r = 5m
Er wordt gevraagd naar de grootte van de normaalkracht in A. Nu geeft MasteringPhysics aan dat dit 62.1N moet zijn.
Bij mijn weten moet toch gelden dat
Fn + Fz + Fmpz = 0
En dan kies ik voor Fz de negatieve richting, en Fmpz de positieve richting.
Zodat Fz = -m*g = -1.61*9.81 = -15.8N
En Fmpz = mv2/r = (1.61/5)*144 = 46.4N
En dus
Fn - 15.8N + 46.4N = 0
Zodat Fn = -30.6N
Wat is mijn fout, als ik die al maak?
Nou nee, want Fz en Fmpz zijn tegengestelde krachten. Althans, dat is mijn gedachtegang.quote:Op zondag 24 november 2013 13:12 schreef Scuidward het volgende:
[..]
Zo 123 zie ik dat je aftrekt waar je op moet tellen om op het juiste antwoord uit te komen.
Dus moet -15.8 niet 15.8 zijn?
De normaalkracht is toch de kracht naar boven tegengesteld aan de zwaartekracht? In mijn gedachtegang is die in dit geval een combinatie van een resultaat als gevolg van de zwaartekracht plus een extra 'zwaarte' als gevolg van de massa van de auto i.c.m. de snelheid die zorgen dat de auto 'extra zwaar' drukt. Vandaar dat ik ze optel.quote:Op zondag 24 november 2013 13:13 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Nou nee, want Fz en Fmpz zijn tegengestelde krachten. Althans, dat is mijn gedachtegang.
Opgelost dan. Excuus voor mijn zondagse 'non-wetenschappelijke' blikquote:Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Amoeba het volgende:
Ik zie nu dat vraag B (dus de normaalkracht in B) een antwoord van 30.6N verlangt. Ik denk dat ze gewoon de antwoorden verkeerd ingevoerd hebben.
Nou, de middelpuntzoekende kracht (it's in the word) wijst naar het midden van de cirkelbeweging, en dat is bij mijn weten naar boven.quote:Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Scuidward het volgende:
[..]
De normaalkracht is toch de kracht naar boven tegengesteld aan de zwaartekracht? In mijn gedachtegang is die in dit geval een combinatie van een resultaat als gevolg van de zwaartekracht plus een extra 'zwaarte' als gevolg van de massa van de auto i.c.m. de snelheid die zorgen dat de auto 'extra zwaar' drukt. Vandaar dat ik ze optel.
Ja. En die normaalkracht toch ook? Zie dit plaatje -> Fn. Negeer de hellingshoek, die heb jij niet. Ik ben geen leraar dus didactisch kan ik soms wat vaag zijn maar volgens mij bedoelen we hetzelfde.quote:Op zondag 24 november 2013 13:18 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Nou, de middelpuntzoekende kracht (it's in the word) wijst naar het midden van de cirkelbeweging, en dat is bij mijn weten naar boven.
Jazeker, maar de normaalkracht is een reactiekracht. Dus die hoeft niet per se tegengesteld te zijn aan de zwaartekracht.quote:Op zondag 24 november 2013 13:21 schreef Scuidward het volgende:
[..]
Ja. En die normaalkracht toch ook? Zie dit plaatje -> Fn. Negeer de hellingshoek, die heb jij niet. Ik ben geen leraar dus didactisch kan ik soms wat vaag zijn maar volgens mij bedoelen we hetzelfde.
[ afbeelding ]
Ga ik even op mij in laten werken dan. Succes met de andere opgaven. Wat ik gewoon op wikipedia lees:quote:Op zondag 24 november 2013 13:24 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Jazeker, maar de normaalkracht is een reactiekracht. Dus die hoeft niet per se tegengesteld te zijn aan de zwaartekracht.
Enfin. Je vraag is opgelost, dat telt. Ah je bedoelt dat die niet negatief moet zijn gezien krachtenplaatjes enzo. Ja dat is zo, wellicht was ik daar ietwat kort door de 'bocht'quote:Een normaalkracht in de natuurkunde of andere wetenschappen is de kracht die loodrecht op het raakvlak met een voorwerp werkt. Bij een voorwerp op een vlakke horizontale ondergrond is de normaalkracht dan ook even groot als de zwaartekracht.
Nee, je concludeert veel te snel dat jij het wel bij het rechte eind zult hebben en dat het boek het fout heeft. Maar dat is niet zo. Je hebtquote:Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Amoeba het volgende:
Ik zie nu dat vraag B (dus de normaalkracht in B) een antwoord van 30.6N verlangt. Ik denk dat ze gewoon de antwoorden verkeerd ingevoerd hebben.
Ik dacht dat Fn een resulterende kracht was.quote:Op zondag 24 november 2013 23:02 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, je concludeert veel te snel dat jij het wel bij het rechte eind zult hebben en dat het boek het fout heeft. Maar dat is niet zo. Je hebt
Fm = mv2/r
en in punt A geldt
Fm = Fn − Fz
maar in punt B geldt
Fm = Fn + Fz
Fm is namelijk de resulterende kracht gericht naar het middelpunt van de cirkel toe die op de massa (het autootje) moet worden uitgeoefend om de cirkelbeweging te verkrijgen. In punt A werkt de zwaartekracht tegengesteld aan de benodigde Fm en moet Fn dus maximaal zijn, en in punt B werkt de zwaartekracht precies in de richting van de benodigde Fm en is Fn dus minimaal. Als Fn < 0 zou zijn in punt B (wat echter niet kan, waarom niet?) dan dondert het autootje naar beneden. Aangezien je de massa van het autootje en de straal van de cirkelbaan kent kun je dus de minimaal benodigde snelheid uitrekenen opdat het autootje niet naar beneden valt.
Ik denk echt dat ik het voldoende duidelijk heb uitgelegd. Maar ja, je hebt vroeger wel eens gezegd dat je slecht was in Natuurkunde, en dat blijkt wel weer.quote:Op zondag 24 november 2013 23:14 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Heb je een of andere PDF die dit voor dummies uitlegt ofzo?
Je bedoelt dat de puntmassa zich op tijdsip t = 0 in het punt (r; 0) bevindt, op de positieve x-as dus ...quote:Op maandag 25 november 2013 00:42 schreef Amoeba het volgende:
Nou, mag ik aannemen dat op t = 0 het autootje onderaan is? Positioneer een assenstelsel dusdanig dat de oorsprong in het midden is en de negatieve y-as door het punt A waarvoor geldt dat het autootje zich bevindt op t = 0, niets bijzonders dus.
Correctie: je bedoelt de grootte || a || van vector a.quote:Dan geldt voor st = (x(t),y(t))
x(t) = r·cos(v/r · t)
y(t) = r·sin(v/r · t)
Herhaald differentiëren geeft:
vt = (x'(t), y'(t))
x'(t) = -v·sin(v/r · t)
y'(t) = v·cos(v/r · t)
en at = (x''(t), y''(t))
x''(t) = -v2/r·cos(v/r · t)
y''(t) = -v2/r·sin(v/r · t)
En we weten F = m·a (Tweede Wet van Newton)
Voor de vector a zal zoiets gelden als
|| a || = √((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2)
Ja, daar komt het op neer. Alleen maak je het op het laatst iets lastiger dan nodig. Je ziet dat we hebbenquote:Noem -v2/r· even p...
√((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2) = √((p·cos(v/r · t))2 + (p·sin(v/r · t))2) = |p|
En dus
F = m*a = mv2/r
Is dit juist? [ afbeelding ]
De grootte || Fm || van de resulterende en naar het middelpunt van de cirkel gerichte kracht Fm die op het autootje werkt moet zowel in punt A als in punt B gelijk zijn aan mv2/r, waarbij m de massa is, v de baansnelheid, en r de straal van de cirkelvormige baan. Aangezien er in beide punten twee krachten werken op het autootje, namelijk de zwaartekracht Fz en de normaalkracht Fn, moet in zowel punt A als in punt B gelden dat Fm gelijk is aan de vectoriële som van Fz en Fn, dusquote:Op maandag 25 november 2013 01:10 schreef Amoeba het volgende:
Oh ja natuurlijk, positieve x-as inderdaad. Sorry, ik was eerst iets anders van plan en daarna dit vergeten aan te passen.
Maar nu begrijp ik nog niet het vraagstuk.
Kijk morgen nog wel even naar je eerdere reply,bedankt.
Gelukkig dat jij geen stuntrijders adviseert, want het autootje sodemietert wel omlaag als je in punt A start met een baansnelheid v = 2√(gr) ...quote:Op maandag 25 november 2013 07:55 schreef Amoeba het volgende:
Ik denk dat ik het begrijp. De middelpuntzoekende kracht is dus een gevolg van de zwaartekracht en de normaalkracht en het feit dat het autootje een cirkelbaan doorloopt, en niet zoals ik dacht gewoon een constante kracht naar het middelpunt van de cirkel.
Ik zou dat met energie willen doen. Je zet kinetische energie om in zwaarte-energie, dus
E = mv^2/2 = m*g*h
Dus v^2/ = 2gh, met h = 2r
En dus
v =√(4gr) = 2√(gr)
Natuurlijk maakt het niet uit of je de negatieve of positieve wortel neemt.
Dat had ik ook al bedacht, maar ik moest naar de universiteit voor het college natuurkunde.quote:Op maandag 25 november 2013 08:34 schreef Riparius het volgende:
[..]
Gelukkig dat jij geen stuntrijders adviseert, want het autootje sodemietert wel omlaag als je in punt A start met een baansnelheid v = 2√(gr) ...
Je baansnelheid in punt B wordt dan namelijk nul, je antwoord is dus fout.
De voorwaarde om met een minimale baansnelheid in punt B de gehele cirkelbaan te kunnen doorlopen is inderdaad dat voor dit punt geldtquote:Op maandag 25 november 2013 09:40 schreef Amoeba het volgende:
Het is net in het college uitgelegd. Ik kan het hier nog wel een keer opknallen vanmiddag, maar dat is ook weer zozo.
Bovenaan geldt dat -Fmpz = -Fn - Fz met Fn = 0, want minimale snelheid.
En dan kan je de snelheid in punt B berekenen, en met de wet v. behoud van energie kun je dan de snelheid in punt A bepalen (aangenomen dat er géén wrijving is).
Ik ben er laat mee, maar enorm bedankt!quote:Op donderdag 21 november 2013 05:50 schreef Riparius het volgende:
[..]
Lees om te beginnen mijn uitleg hier over electrische potentiaal nog eens goed.
Dit is trickier dan je wellicht denkt, maar de formulering van de opgave geeft al een hint: er wordt gevraagd in welke punten op de lijn door de beide puntladingen de coulombpotentiaal gelijk is aan nul. Meervoud: er is kennelijk meer dan één punt op de lijn door Q1 en Q2 waar de potentiaal nul is. Kun je ook zonder verder te lezen en zonder berekeningen te maken beredeneren waarom dat zo is?
We gaan nu eerst eens naar punten kijken die op het lijnstuk tussen Q1 en Q2 liggen. Kies een punt P op lijnstuk Q1Q2 en noem de afstanden van punt P tot Q1 en Q2 resp. r1 en r2, dan zijn de coulombpotentialen V1 en V2 als gevolg van de puntladingen Q1 en Q2 resp.
en
Nu weet je ook dat je bij een elektrisch veld dat is samengesteld uit meerdere elektrische velden de coulombpotentiaal in een punt verkrijgt door de potentialen van de afzonderlijke velden in dat punt op te tellen, zodat we als voorwaarde krijgen
en dus
en dit kun je door beide leden te vermenigvuldigen met 4πε0r1r2 vereenvoudigen tot
Invullen van Q1 = 0,08 en Q2 = −0,06 µC (let op het minteken!) geeft dan na vermenigvuldiging van beide leden met 50 dat
Nu heb je nog een tweede betrekking tussen r1 en r2 nodig, maar dat is gemakkelijk: het punt P bevindt zich ergens op het lijnstuk Q1Q2, zodat de som van de afstanden r1 en r2 van punt P tot Q1 resp. Q2 gelijk is aan 12 cm = 0,12 m, dus
Nu heb je twee lineaire vergelijkingen in de twee onbekenden r1 en r2, en dit stelsel kun je gemakkelijk oplossen.
Sneller en eenvoudiger gaat het als je je direct realiseert dat de coulombpotentiaal in een punt veroorzaakt door een puntlading omgekeerd evenredig is met de afstand van dat punt tot de puntlading en recht evenredig met de grootte van de puntlading. Welnu, aangezien de puntladingen Q1 en Q2 zich - afgezien van het tegengestelde teken - verhouden als 4 : 3, moet voor het gezochte punt P dus gelden
zodat d(P, Q1) = r1 = (4/7)·12 cm en d(P, Q2) = r2 = (3/7)·12 cm.
Maar hiermee zijn we meteen aangekomen bij de crux van de opgave: er is méér dan één punt waar de potentiaal nul is. De potentialen veroorzaakt door de beide puntladingen afzonderlijk heffen elkaar op in ieder punt waarvan de afstanden tot Q1 en Q2 zich verhouden als 4 staat tot 3, en deze voorwaarde wordt uitgedrukt door de vergelijking
Nu is het meteen duidelijk dat er links van Q1 geen punt P kan liggen op de lijn door Q1 en Q2 dat hieraan voldoet, want dan is d(P,Q1) < d(P,Q2) zodat d(P,Q1) : d(P,Q2) onmogelijk 4 : 3 kan zijn. Maar rechts van Q2 kunnen we wél een (tweede) punt P vinden op de lijn door Q1 en Q2 waarvoor d(P,Q1) : d(P,Q2) = 4 : 3. Aangezien de afstand tussen Q1 en Q2 nog steeds 12 cm = 0,12 m bedraagt, geldt voor een punt P op de lijn door Q1 en Q2 rechts van Q2 dat
Lossen we nu opnieuw het stelsel bestaande uit de twee bovenstaande lineaire vergelijkingen in r1 en r2 op, dan vinden we r1 = 0,48, r2 = 0,36. Het tweede van de gezochte punten bevindt zich dus 36 cm rechts van Q2 op de lijn door Q1 en Q2.
Ook de ligging van dit tweede punt kun je zonder vergelijkingen op te stellen en zonder noemenswaardig rekenwerk vinden. Alles wat je daarvoor hoeft te doen is de onderlinge afstand van Q1 en Q2 met 3 vermenigvuldigen om op 36 cm uit te komen, immers de verhouding van de afstanden van P tot Q1 en Q2 zal dan op (36 + 12) : 36 = (3 + 1) : 3 = 4 : 3 uitkomen.
Ja, je mag een bron gebruiken om iets toe te lichten, ook als je weet (of meent) dat het een oorspronkelijk idee is van jezelf, maar verwijs nooit rechtstreeks naar Wikipedia in een verslag of paper. Wikipedia wordt net als vrijwel alle andere informatie die je op internet aantreft onbetrouwbaar geacht en het is dus not done om naar Wikipedia te verwijzen in een serieus artikel of verslag. Maar dit neemt niet weg dat Wikipedia een uitstekend instrument is om betrouwbare secundaire én primaire bronnen (monografieën en gedrukte publicaties in erkende tijdschriften binnen de betreffende discipline en dergelijke) op het spoor te komen. Kijk welke (secundaire) bronnen Wikipedia aanvoert en raadpleeg die bronnen om te zien of je die kunt gebruiken.quote:Op donderdag 28 november 2013 20:51 schreef gekkeabt het volgende:
Bij een verslag voor biologie wil ik een bron gebruiken om mijn hypothese toe te lichten. De bron is afkomstig vanuit wikipedia.
Mag ik in de hypothese een bron gebruiken of niet?
Wauw. Helemaal duidelijk. Dankje !quote:Op donderdag 28 november 2013 21:28 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ja, je mag een bron gebruiken om iets toe te lichten, ook als je weet (of meent) dat het een oorspronkelijk idee is van jezelf, maar verwijs nooit rechtstreeks naar Wikipedia in een verslag of paper. Wikipedia wordt net als vrijwel alle andere informatie die je op internet aantreft onbetrouwbaar geacht en het is dus not done om naar Wikipedia te verwijzen in een serieus artikel of verslag. Maar dit neemt niet weg dat Wikipedia een uitstekend instrument is om betrouwbare secundaire én primaire bronnen (monografieën en gedrukte publicaties in erkende tijdschriften binnen de betreffende discipline en dergelijke) op het spoor te komen. Kijk welke (secundaire) bronnen Wikipedia aanvoert en raadpleeg die bronnen om te zien of je die kunt gebruiken.
Als je gevraagd wordt een reactievergelijking te geven waarbij een verbinding reageert met water, heb je dus te maken met hydrolyse: oftewel je verbinding en water splitsen zich om zo samen nieuwe verbindingen te vormen.quote:Op zaterdag 30 november 2013 01:17 schreef Wire het volgende:
Met scheikunde heb je zo'n vraag waarin je een reactievergelijking moet geven van Titaantetrachloride (TiCl4) die reageert met water.
Het antwoord uit het antwoordenboek is : TiCl4 + 2 H2O -> 4 HCL + TiO2.
Dus ik heb 2 vragen: - Hoe moet je weten dat er HCl ontstaat? En hoe moet je weten dat er TiO2 ontstaat?
Ik snap hem Thx voor je uitleg!quote:Op zaterdag 30 november 2013 01:31 schreef yosander het volgende:
[..]
Als je gevraagd wordt een reactievergelijking te geven waarbij een verbinding reageert met water, heb je dus te maken met hydrolyse: oftewel je verbinding en water splitsen zich om zo samen nieuwe verbindingen te vormen.
Bij deze reactie zal het titaantetrachloride dus splitsen in Ti4+ en Cl- ionen.
Als je nu naar water kijkt, zie je dat water zich kan splitsen in H+ en O2- ionen.
Kom je met dit gegeven eruit?
Dit soort opdrachten vragen om een beetje creatief te denken en te puzzelen .
De warmte die vrijkomt zou je inderdaad kunnen 'aftappen' met koudere lucht, lijkt me lastig, maar niet onmogelijk. Wat je bedoelt met 'correspondeert' in die specifieke zin snap ik dan weer niet. En je 'volgende probleem': Klopt het wel als je de verbranding ziet als het vrijkomen van energie die in het glucosemolecuul zelf zit (met bindingen etc), volgens mij de enthalpie?quote:Op maandag 2 december 2013 16:33 schreef Platina het volgende:
Heb ik dit zo goed beredeneerd? Kan ik gewoon stellen dat de vrijkomende energie (indien direct verwijderd wordt) correspondeert met 15 graden Celsius?
http://nl.wikipedia.org/wiki/Enthalpiequote:Een bijzonder geval van reactie-enthalpie is de verbrandingswarmte ΔcH. Dit is een reactie met zuurstof waarin alleen CO2, H2O en metaaloxiden in hun hoogste oxidatietoestand gevormd worden (dus geen CO of C).
Ja ik vind het zelf ook lastig uit te leggen Maar ik had dus een bron en die zei dat er door oxidatie van glucose hitte vrij kwam en die moest weer verwijderd worden. Ik bedoel met correspondeert dat de energie die vrij komt op 15 graden blijft. Want in theorie zou vrijkomende energie opgenomen worden en tot een temperatuurstijging leiden. Maar ik ga er vanuit dat het direct weggenomen wordt en dus stijgt de temperatuur niet.quote:Op maandag 2 december 2013 23:50 schreef Scuidward het volgende:
[..]
De warmte die vrijkomt zou je inderdaad kunnen 'aftappen' met koudere lucht, lijkt me lastig, maar niet onmogelijk. Wat je bedoelt met 'correspondeert' in die specifieke zin snap ik dan weer niet. En je 'volgende probleem':
Wat ik op internet heb gevonden komt er inderdaad energie vrij uit het glucosemolecuul, wat ook logisch is omdat je suiker gebruikt voor je metabolisme. Alleen moet dit volgens mij gerelateerd worden met de 'standaard vormingsenthalpie' (ook omdat er later in het process een fermentatie plaatsvindt). Het is alleen lastig te rijmen dat ik met bijvoorbeeld 2 kJ aan energie begin en met 3 kJ eindig, dit strookt niet echt met de eerste wet van de thermodynamica.quote:Klopt het wel als je de verbranding ziet als het vrijkomen van energie die in het glucosemolecuul zelf zit (met bindingen etc), volgens mij de enthalpie?
Calorische waarde is niet wat ik zoek, als ik het goed begrijp is de Gibbs free energy bij de oxidatie van glucose namelijk de 'verbrandingswaarde'.quote:[..]
http://nl.wikipedia.org/wiki/Enthalpie
Maar weet je ook zeker dat je hier Gibbs Free Energy zoekt en niet gewoon verbrandingswaarden? Net zoals gas iets van 36 MJ / m3 heeft bij verbranding etc? De calorische waarde? Verder niet echt mijn ding ...
G = H - T * S -> wellicht kan je hier wat mee ... maarja, niet zo'n sterk verhaal van mij ook.
Even een snelle gedachtengang maar zou het kunnen zijn dat doordat een transformator aan beide kanten een even groot vermogen moet hebben. En dus de verhouden V/I gelijk is aan beide kanten. Hierdoor verandert er aan de formule P =I^2R ook niks.quote:Op maandag 9 december 2013 23:19 schreef Moos. het volgende:
Stel je sluit op een transformator (Primair heeft 400 windingen en secundair 600 windingen) een aantal weerstanden aan op 5,0 volt primair. Uit metingen blijkt dat het rendement op 60 ohm het hoogst is, bij meer of minder weerstand gaat het rendement omlaag.
Waarom wordt het rendement dan bij een andere weerstand minder? Bij een kleinere weerstand is dit vgm omdat de stroomsterkte groter is binnen het circuit is en dus meer warmte. Maar bij een grotere weerstand zou ik de reden zo niet weten.
Bedankt,
Nee, zo simpel ligt dat allemaal niet, en ook blijft de verhouding V/I zeker niet gelijk. Als je er toch niets van begrijpt, kun je hier beter geen vragen beantwoorden.quote:Op woensdag 11 december 2013 21:43 schreef mincemeat het volgende:
[..]
Even een snelle gedachtengang maar zou het kunnen zijn dat doordat een transformator aan beide kanten een even groot vermogen moet hebben. En dus de verhouden V/I gelijk is aan beide kanten. Hierdoor verandert er aan de formule P =I^2R ook niks.
Zuurstofgas is kleurloos.quote:Op zondag 15 december 2013 14:06 schreef DefinitionX het volgende:
Hoe zit dat dan met de zuurstof moleculen? ik realiseer dat dit kleine objecten zijn, maar als er enorm veel van zijn in de lucht, immers wij ademen zuurstof in, waarom zijn deze niet te zien?
De verdunningsreeks maak je met ... ? Die wijn? Of puur sulfiet? Golflengte kan je bepalen door eerst een breed spectrum te meten (over het hele golflengtebereik) en kijken bij welke golflengte de extinctie het hoogst is.quote:Op zondag 15 december 2013 14:39 schreef pinkyyy het volgende:
Hoi allemaal,
Ik moet een po voor scheikunde uitvoeren.
Hierin moet ik de hoeveelheid sulfiet in witte wijn gaan bepalen (met een colorimetrische bepaling)
Ik dacht zelf een verdunning te maken en dan de verschillende extincties bepalen met de colorimeter.
Ik twijfel alleen of dit goed is, en ik weet ook niet welke golflengte ik moet gebruiken voor de colorimeter.
Kan iemand me hiermee helpen?
Hmm. Zo maak je inderdaad die verdunningsreeks, maar om iets te zeggen over de concentratie zou je ook een extra ijkreeks kunnen maken door een bekende hoeveelheid sulfiet op te lossen en die te verdunnen zodat je een lijn kan maken (in bijv. excel) en dan de wijn ook kan verdunnen (als dat nodig is) en zo de concentratie weer kan terugrekenen naar de bekende hoeveelheid die je in eerste instantie afgewogen had om die ijklijn mee te maken.quote:Op zondag 15 december 2013 14:43 schreef pinkyyy het volgende:
Met de wijn en gedestilleerd water dacht ik
Oke, dus alle golflengtes uit proberen met 1 cuvet, en de hoogste dus gebruiken voor alle cuvetten?
Als je de extinctiecoëfficiënt van sulfiet niet hebt is die ijklijn inderdaad een extra controle middel. Maar wellicht is dat iets waar ik sneller aan denk bij dit soort proeven terwijl ze niet strikt noodzakelijk zijn. Je kan ook gewoon even een literatuurstudie doen natuurlijk ... als dat mag van je schoolquote:Op zondag 15 december 2013 14:51 schreef pinkyyy het volgende:
ahhh, dus als een extra controle middel?
Oke, is goed, dubbel checken dus =)
Ik denk dat een ijklijn maken met behulp van sulfietoplossingen niet een extra controlemiddel, maar zelfs een vereiste is, want wijn en gedestilleerde dranken zijn mengsels van allerlei stoffen en kunnen daarom meetfouten met zich meebrengen. Door eerst een ijklijn te maken met behulp van sulfietoplossingen van verschillende concentraties (vergeet water zonder sulfiet erin niet als negatieve controle!) omzeil je dat probleem. De extinctie van de wijn(oplossing) vergelijk je dan met de ijklijn die eerder is gemaakt.quote:Op zondag 15 december 2013 14:55 schreef Scuidward het volgende:
[..]
Als je de extinctiecoëfficiënt van sulfiet niet hebt is die ijklijn inderdaad een extra controle middel. Maar wellicht is dat iets waar ik sneller aan denk bij dit soort proeven terwijl ze niet strikt noodzakelijk zijn. Je kan ook gewoon even een literatuurstudie doen natuurlijk ... als dat mag van je school
Maar komt wel goed. Simpele proef en je hebt nog even.
Natriumsulfiet lijkt me niet zo'n probleem.quote:Op zondag 15 december 2013 15:24 schreef pinkyyy het volgende:
Ahhh! Oke, super bedankt beide!
Denken jullie dat het waarschijnlijk is een school een sulfietoplossing heeft?
We hebben namelijk geen lijst met stoffen die we hebben op school, dus het is een beetje gokken
Je zegt dat zuurstofgas kleurloos is, maar waarom? Wat is de fysica daarachter? Ik heb geleerd dat atomen energie kunnen absorberen en deze weer met dezelfde hoeveelheid energie terugsturen. Die energie nemen wij mensen waar als kleur. Want die energie (de fotonen) heeft een bepaalde golflengte.quote:Op zondag 15 december 2013 14:27 schreef Scuidward het volgende:
[..]
Zuurstofgas is kleurloos.
Verder snap ik niet hoe je de koppeling melk -> atmosfeer maakt.
Correct, "atomen kunnen energie absorberen...". Niet alle atomen of moleculen zijn daartoe instaat.quote:Op zondag 15 december 2013 17:49 schreef DefinitionX het volgende:
[..]
Je zegt dat zuurstofgas kleurloos is, maar waarom? Wat is de fysica daarachter? Ik heb geleerd dat atomen energie kunnen absorberen en deze weer met dezelfde hoeveelheid energie terugsturen. Die energie nemen wij mensen waar als kleur. Want die energie (de fotonen) heeft een bepaalde golflengte.
Zie ik dat verkeerd?
Die koppelijk maak ik omdat melk en zuurstof uiteindlijk beide een bepaalde massa hebben. En omdat iets massa heeft, moet het atomen hebben. En dan komt het verhaal van de fotonen terug.
Maar ik denk dat ik iets mis in dit gebeuren...
O is elektronegatief.quote:Op zaterdag 28 december 2013 12:44 schreef Nutkicker22 het volgende:
Een vraagje over Cl2O. Waarom is de lewisstructuur hiervan Cl-O-Cl en niet Cl-Cl-O ? Je zou toch zeggen dat de meest elektronegatieve atoom (in dit geval O-atoom) aan de buitenkant van het skelet zou moeten bevinden ? Echter is Cl-O-Cl wel stabieler (geen ladingsverschil) dan Cl-Cl-O
Het Cl-atoom is ook elektronegatief . Cl2O is polair dus het dipoolmoment kan geen 0 zijn. Maar het is waarschijnlijk kwestie van de lewisstructuur opstellen om na te gaan welke structuur het stabielst is. Bij NO2 is de structuur juist N-N-O en niet N-O-N, want N-O-N heeft grotere ladingsverschillenquote:Op zaterdag 28 december 2013 17:45 schreef Scuidward het volgende:
[..]
O is elektronegatief.
Als je die in het midden hebt, en de hoeken van Cl met O 180 graden zijn is het dipoolmoment 0.
Volgens mij heeft die ook resonantie:quote:Op zaterdag 28 december 2013 23:42 schreef Nutkicker22 het volgende:
[..]
Het Cl-atoom is ook elektronegatief . Cl2O is polair dus het dipoolmoment kan geen 0 zijn. Maar het is waarschijnlijk kwestie van de lewisstructuur opstellen om na te gaan welke structuur het stabielst is. Bij NO2 is de structuur juist N-N-O en niet N-O-N, want N-O-N heeft grotere ladingsverschillen
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Tot slot mijn laatste ingeving: O heeft een vrij elektronenpaar en Cl komt in de natuur alleen maar als -1 voor.
Vandaar die vorm.http://en.wikipedia.org/wiki/Dichlorine_monoxide#Structurequote:The structure of dichlorine monoxide is similar to that of water and hypochlorous acid, with the molecule adopting a bent molecular geometry due to the lone pairs on the oxygen; resulting in C2V molecular symmetry. The bond angle is slightly larger than normal, likely due to steric repulsion between the bulky chlorine atoms.
Edit: Geen tetraëder. En ja veel oefenen met Lewis, dan kon ik hopelijk je vraag beantwoorden.
Ik heb gekozen voor D, dat klopt ook. Maar ik snap alleen niet waarom het D is. Het dikgedrukte in mijn quote deed mij D kiezen, maar voor de rest was het gewoon gokken. Normaal zou ik zo'n vraag met de binas beantwoorden, maar dat mag niet in het opkomende tentamen. Ik ben nu ook niet echt wakker, maar als iemand mij kan bijstaan....quote:Oplosbaarheidsregels:
• Alle zouten van K, Na, Li en NH4+ zijn oplosbaar
• Alle nitraten zijn oplosbaar
• Alle acetaten zijn oplosbaar
• Alle chloriden zijn oplosbaar uitgenomen AgCl , PbCl2 , Hg2Cl2
• Alle bromiden zijn oplosbaar uitgenomen AgBr , PbBr2 , Hg2Br2 en HgBr2
• Alle sulfaten zijn oplosbaar uitgenomen SrSO4 , BaSO4 ,CaSO4 , PbSO4 , Hg2SO4 en Ag2SO4
• Alle carbonaten, sulfiden, fosfaten zijn onoplosbaar uitgenomen die van Na, K, Li en NH4+
Sommige metaalionen vormen met bepaalde zuurresten zouten die een neerslag vormen.
Om een bepaald metaalion aan te tonen in een oplossing kan men dus een gepaste zuurrest aan de oplossing toevoegen zodat een welbepaalde neerslag ontstaat.
Welke zuurrest-ionen zou je kunnen toevoegen aan een oplossing om Cu2+-ionen aan te tonen?
<A> Cl-
<B> SO42-
<C> NO3-
<D> CO32-
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Tot slot mijn laatste ingeving: O heeft een vrij elektronenpaar en Cl komt in de natuur alleen maar als -1 voor.
Vandaar die vorm.
[..]
http://en.wikipedia.org/wiki/Dichlorine_monoxide#Structure
Edit: Geen tetraëder. En ja veel oefenen met Lewis, dan kon ik hopelijk je vraag beantwoorden.
Heb uiteindelijk het antwoord gevonden in mijn aantekeningen: meestal is het meest elektronegatieve atoom het negatieve eind van de dipool. Echter zijn er uitzonderingen, wanneer de antibonding orbitalen bezet zijn. Dus je moet uiteindelijk een MO-schema opstellen om te kijken of de antibonding orbitalen worden opgevuld met elektronen.Als je het moet vragen, zul je het nooit weten.
En als je het weet, hoef je het maar te vragen.
Dat is goed. A valt af, B valt af, C valt ook af. D valt niet af, door jouw vetgedrukte.quote:Op zondag 29 december 2013 01:25 schreef DefinitionX het volgende:
[..]
Ik heb gekozen voor D, dat klopt ook. Maar ik snap alleen niet waarom het D is. Het dikgedrukte in mijn quote deed mij D kiezen, maar voor de rest was het gewoon gokken. Normaal zou ik zo'n vraag met de binas beantwoorden, maar dat mag niet in het opkomende tentamen. Ik ben nu ook niet echt wakker, maar als iemand mij kan bijstaan....
Een goede afloop. Altijd fijn.quote:Op zondag 29 december 2013 01:33 schreef Nutkicker22 het volgende:
Heb uiteindelijk het antwoord gevonden in mijn aantekeningen
Danke schon!quote:Op zondag 29 december 2013 01:41 schreef Scuidward het volgende:
[..]
Dat is goed. A valt af, B valt af, C valt ook af. D valt niet af, door jouw vetgedrukte.
Er staat bij allemaal wat oplosbaar is dus geen neerslag vormt, alleen bij de carbonaten staat wat onoplosbaar is.
[..]
Een goede afloop. Altijd fijn.
Hoeveel bindingen heeft zwavel met de zuurstofatomen in jouw tekening? En hoeveel vrije elektronenparen heb je aan zwavel toegekend?quote:Op zondag 29 december 2013 21:19 schreef DefinitionX het volgende:
Waar komt de -2 van sulfiet vandaan? Als ik de lewis-structuur teken kom ik uit op een formal charge van -1 op 2 zuurstof atomen, en een formal charge van +2 op het zwavel atoom. Dus -2 en +2. Deze heffen elkaar denk ik op.
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Zie spoiler. Zwavel heeft in mijn tekening 1 dubbele binding met 1 zuurstof atoom en 2 enkele bindingen met de andere 2 zuurstof atomen. Sulfiet heeft in mijn geval geen vrije elektronparen.
Ik snap dat als sulfiet ^2- is, je 2 elektronen nog erbij doet, maar stel dat je niet weet dat sulfiet een lading van -2 heeft, dan kun je toch ook nooit vinden dat dat wel zo is?
Ik wil het weten omdat ik laatst zat te prutsen met de lewis-structuur van waterstoffosfiet.....
quote:Op zondag 29 december 2013 22:16 schreef DefinitionX het volgende:Heb je er mee rekening gehouden dat er 13 elektronenparen moeten worden getekend in de Lewisstructuur? Zowel zwavel als zuurstof levert 6 elektronen, maar de negatieve lading (-2) levert er ook nog 2. Die ontbrekende twee elektronen vormen een vrij elektronenpaar van zwavel. Je hoeft niet in te zitten over de octetregel, want die gaat niet altijd op voor zwavel.SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Zie spoiler. Zwavel heeft in mijn tekening 1 dubbele binding met 1 zuurstof atoom en 2 enkele bindingen met de andere 2 zuurstof atomen. Sulfiet heeft in mijn geval geen vrije elektronparen.
Ik snap dat als sulfiet ^2- is, je 2 elektronen nog erbij doet, maar stel dat je niet weet dat sulfiet een lading van -2 heeft, dan kun je toch ook nooit vinden dat dat wel zo is?
Ik wil het weten omdat ik laatst zat te prutsen met de lewis-structuur van waterstoffosfiet.....
Het is juist andersom:quote:Op zondag 29 december 2013 22:18 schreef DefinitionX het volgende:
Is het overigens altijd zo dat als je een cycloalkeen hebt, dat de dubbele binding daarin veroorzaakt wordt door een enkele pi binding? Dus als je bij een alkeen/alkyn/etc een dubbele binding tegenkomt, is deze afkomstig van 1 pi binding? Ik dacht namelijk dat:
sp1 = geen pi binding
sp2 = 1 pi binding
sp3 = 2 pi bindingen
Ja, sorry, ik vroeg het denk ik verkeerd.quote:Op zondag 29 december 2013 22:34 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Heb je er mee rekening gehouden dat er 13 elektronenparen moeten worden getekend in de Lewisstructuur? Zowel zwavel als zuurstof levert 6 elektronen, maar de negatieve lading (-2) levert er ook nog 2. Die ontbrekende twee elektronen vormen een vrij elektronenpaar van zwavel. Je hoeft niet in te zitten over de octetregel, want die gaat niet altijd op voor zwavel.
Dank!quote:Op zondag 29 december 2013 22:36 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Het is juist andersom:
sp3: geen π-bindingen
sp2: 1 π-binding
sp: 2 π-bindingen
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |