abonnement Unibet Coolblue
pi_132872433
Vorige deel: [Bèta overig] 'Huiswerk- en vragentopic'.

Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de vakken:

• Natuurkunde
• Informatica
• Scheikunde
• Biologie
• Algemene Natuurwetenschappen
• ... en alles wat verder in de richting komt.

Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen.

Opmaak: met de [tex]-tag kun je Latexcode in je post opnemen om formules er mooier uit te laten zien (uitleg).
pi_132872477
quote:
0s.gif Op zondag 3 november 2013 22:13 schreef boyv het volgende:
edit:

*paste* http://www.scholieren.com/praktische-opdracht/18168

Deze jongedame gebruikt andere concentraties bij de titratie, maar zie de kaliumjodaatoplossing van 0,03M. Daar verschillen jullie wel een (ahum) factor 10. Heb je de opdracht nog?
Exactly my thought idd. Was geen opdracht, eigen PO :P
pi_132873364
Kan het momenteel even niet uitleggen, maar voer

Aantal mmol IO3- dat gereageerd heeft = 0,001M * 6,73mL

eens hier in

http://calculator.tutorvi(...)rity-calculator.html
pi_132873953
quote:
0s.gif Op zondag 3 november 2013 22:31 schreef boyv het volgende:
Kan het momenteel even niet uitleggen, maar voer

Aantal mmol IO3- dat gereageerd heeft = 0,001M * 6,73mL

eens hier in

http://calculator.tutorvi(...)rity-calculator.html
?
pi_132874006
Dat is 6.73*10^-6
pi_132893762
Ik kom bij een twee vragen niet uit:

SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Gaat om vraag 2. Vraag a en c kan ik gek genoeg wel beantwoorden, maar b niet. En hoe ik c bereken vind ik een beetje raar. Ik denk dat het zo moet, maar ik kan de redenatie niet vinden. Mijn instinct zegt om dit te doen:

Klem.Spanning schakeling 1: 29.4 volt - hier hoort 6 A bij
Klem.Spanning schakeling 2: 28.2 volt - hier hoort 2 A bij

Verschil in spanning: 1.2 volt
Verschil in stroom: 4 A
Inwendige weerstand: 1.2/4 = 0.3 ohm

En dat klopt ook, alleen moet je eerst vraag 2b beantwoorden. Ik weet dat het ems te berekenen is met: Klem.Spanning=Bronspanning - Inwendige weerstand * stroom. Echter bij een ems mag je de klem.spanning gelijkstellen aan de bronspanning.

Volgens het antwoordmodel is het antwoord op 2b, 30 volt.

Volgende vraag:

SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Gaat om vraag 5c en 5d. Ik zou voor vraag 5c om een parallelschakeling kiezen. Het probleem waar ik tegenaan loop is welke stroom ik moet gebruiken. In een parallelschakeling is Itotaal=I1+I2+I3+In.

Bij vraag 5d heb ik de gegevens van vraag 5c nodig.
pi_132897090
quote:
0s.gif Op maandag 4 november 2013 16:57 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kom bij een twee vragen niet uit:

SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Gaat om vraag 2. Vraag a en c kan ik gek genoeg wel beantwoorden, maar b niet. En hoe ik c bereken vind ik een beetje raar. Ik denk dat het zo moet, maar ik kan de redenatie niet vinden. Mijn instinct zegt om dit te doen:
Je moet niet je instinct gebruiken maar de Wet van Ohm. Die ken je toch wel?

Je berekent eerst de klemspanning van de batterij (spanningsbron). Die bedraagt in het eerste geval

U = I·R = 6·4,7 = 28,2 V

en in het tweede geval

U = I·R = 2·14,7 = 29,4 V

Noem de inwendige weerstand van je spanningsbron Ri, dan treedt over deze inwendige weerstand bij een stroomsterkte I een spanningsval Ui = I·Ri op. De EMS van de spanningsbron is constant, zodat moet gelden

28,2 + 6·Ri = 29,4 + 2·Ri

en dus

4·Ri = 29,4 − 28,2
4·Ri = 1,2
Ri = 0,3 Ω

De EMS van de spanningsbron is dus 29,4 + 2·0,3 = 30 V.
quote:
Volgende vraag:

SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Laat eerst maar eens zien wat je tot nu toe hebt berekend. Je bepaalt eerst de stroomsterkte voor één lampje als dat ene lampje normaal brandt. Als je n lampjes parallel schakelt en aansluit op de spanningsbron dan loopt er door elk lampje evenveel stroom. De klemspanning van de batterij moet dalen tot 6 volt, en je kunt gemakkelijk uitrekenen bij welke stroom dat het geval zal zijn, omdat de EMS en de inwendige weerstand van de batterij zijn gegeven.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 04-11-2013 18:47:57 ]
pi_132930830
quote:
0s.gif Op maandag 4 november 2013 18:39 schreef Riparius het volgende:

[..]

Je moet niet je instinct gebruiken maar de Wet van Ohm. Die ken je toch wel?

Je berekent eerst de klemspanning van de batterij (spanningsbron). Die bedraagt in het eerste geval

U = I·R = 6·4,7 = 28,2 V

en in het tweede geval

U = I·R = 2·14,7 = 29,4 V

Noem de inwendige weerstand van je spanningsbron Ri, dan treedt over deze inwendige weerstand bij een stroomsterkte I een spanningsval Ui = I·Ri op. De EMS van de spanningsbron is constant, zodat moet gelden

28,2 + 6·Ri = 29,4 + 2·Ri

en dus

4·Ri = 29,4 − 28,2
4·Ri = 1,2
Ri = 0,3 Ω

De EMS van de spanningsbron is dus 29,4 + 2·0,3 = 30 V.
Dank u!

quote:
[..]

Laat eerst maar eens zien wat je tot nu toe hebt berekend. Je bepaalt eerst de stroomsterkte voor één lampje als dat ene lampje normaal brandt. Als je n lampjes parallel schakelt en aansluit op de spanningsbron dan loopt er door elk lampje evenveel stroom. De klemspanning van de batterij moet dalen tot 6 volt, en je kunt gemakkelijk uitrekenen bij welke stroom dat het geval zal zijn, omdat de EMS en de inwendige weerstand van de batterij zijn gegeven.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo heel veel van deze opgave begrijp, maar ik zal mijn berekeningen posten:

Opgave 5a: P = I * U, I= P/U en dus 2.1/6 en dus 0.35 A
Opgave 5b: Deze heb ik ook fout, want het antwoord is 0.45 A en ik heb 0.48 A:

I = Ub/(Ri + Rlampje) = 9/(1.5+(6/0.35)) = 0.48 A

Opgave 5c: Een parallelschakeling dus.

Opgave 5d: Het antwoord is 19 watt

Met uw uitleg heb ik gebruik gemaakt van:

Uk=Ub - Ri*I
-Ri*I=Uk-UB
Ri*I=-Uk+Ub
I= 2 A

Dit moet dus verdeeld worden over iedere tak van de p-schakeling. Ik weet dat ieder lampje 0.45 A nodig heeft als hij aangesloten is. Dus dan heb je 2/0.45=40/9 lampjes.

Het vermogen van de batterij is 9*2=18 watt
Het vermogen van alle lampjes bijelkaar is: (6*0.45)*40/9 =12 watt

Volgens mij valt 12 watt weg omdat het vermogen van alle lampjes gewoon gelijkstaat aan wat de batterij hen totaal geeft en dat 18 watt is.

Ik mis nog 1 watt.
pi_132931100
Riparius heeft mij uitleg gegeven over een stelselvergelijking opstellen bij vraag 2d, deze heb ik als volgt kunnen beantwoorden:

29.4 + 2 Ri = Ub = I
28.2 + 6 Ri = Ub = II

II*3 - I geeft:

88.2 + 6 Ri = 3Ub
28.2 + 6 Ri= Ub

Afhalen van elkaar geeft

60 = 2Ub
Ub= 30 volt

En Ri kun je dan dan berekenen door de Ub in een van de voorgaande formules in te vullen (bijv: 28.2 + 6 Ri= Ub).
pi_132931465
quote:
0s.gif Op dinsdag 5 november 2013 17:22 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Dank u!

[..]

Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo heel veel van deze opgave begrijp, maar ik zal mijn berekeningen posten:

Opgave 5a: P = I * U, I= P/U en dus 2,1/6 en dus 0,35 A

Inderdaad, dit klopt. Maar bedenk ook dat je dit antwoord verderop nodig hebt bij deze opgave!
quote:
Opgave 5b: Deze heb ik ook fout, want het antwoord is 0,45 A en ik heb 0,48 A:

I = Ub/(Ri + Rlampje) = 9/(1,5+(6/0,35)) = 0,48 A
Dit klopt, althans afgerond op twee decimalen. Je berekent hier de som van de weerstanden van het lampje en de inwendige weerstand van de batterij. De EMS gedeeld door deze weerstand geeft dan volgens de Wet van Ohm de stroomsterkte in de stroomkring. Het antwoordmodel klopt niet, of men heeft het antwoord naar beneden afgerond op eenheden van 50 mA.
quote:
Opgave 5c: Een parallelschakeling dus.
Juist. Bij een serieschakeling zouden de lampjes nooit een spanning van 6 volt kunnen krijgen, en die hebben ze wel nodig om normaal te kunnen branden.
quote:
Opgave 5d: Het antwoord is 19 watt

Met uw uitleg heb ik gebruik gemaakt van:

Uk=Ub - Ri*I
-Ri*I=Uk-UB
Ri*I=-Uk+Ub
I= 2 A

Dit moet dus verdeeld worden over iedere tak van de p-schakeling. Ik weet dat ieder lampje 0,45 A nodig heeft als hij aangesloten is. Dus dan heb je 2/0,45=40/9 lampjes.

Het vermogen van de batterij is 9*2=18 watt
Het vermogen van alle lampjes bijelkaar is: (6*0,45)*40/9 =12 watt

Volgens mij valt 12 watt weg omdat het vermogen van alle lampjes gewoon gelijkstaat aan wat de batterij hen totaal geeft en dat 18 watt is.

Ik mis nog 1 watt.
Hier vergis je je. Je hebt bij a) namelijk berekend dat er door een lampje 0,35 A stroom loopt als het lampje normaal brandt, en dus niet 0,45 A of 0,48 A. Van dit gegeven moet je nu gebruik maken.
pi_132931665
quote:
0s.gif Op dinsdag 5 november 2013 17:30 schreef DefinitionX het volgende:
Riparius heeft mij uitleg gegeven over een stelselvergelijking opstellen bij vraag 2d, deze heb ik als volgt kunnen beantwoorden:

29.4 + 2 Ri = Ub = I
28.2 + 6 Ri = Ub = II

II*3 - I geeft:

88.2 + 6 Ri = 3Ub
28.2 + 6 Ri= Ub

Afhalen van elkaar geeft

60 = 2Ub
Ub= 30 volt

En Ri kun je dan dan berekenen door de Ub in een van de voorgaande formules in te vullen (bijv: 28.2 + 6 Ri= Ub).
Inderdaad, dat is het helemaal.

Het is overigens niet fout om op het examen eerst Ri te berekenen en dan Ub, zoals ik hierboven doe, als je maar duidelijk aangeeft hoe je te werk gaat. Bij de beantwoording van deelvraag c) kun je dan aangeven dat je Ri al bij b) hebt berekend en nogmaals het antwoord Ri = 0,3 Ω herhalen, want je moet wel formeel antwoord geven op de vraag.
pi_132932047
Super! Ik zat te zoeken naar andere vergelijkingen toen ik 0.48 A kreeg en niet 0.45 A. Bij een serieschakeling heb ik geredeneerd zoals u dat zegt.

Bij vraag 5d loopt het echter nog fout. Het antwoordmodel zegt dat het antwoord op vraag 5d 19 watt moet zijn. Goed, als we een stroom van 2 Amperre hebben dan moeten we een vermogen van 9*2=18 watt krijgen van de batterij.

Van de lampjes moet het dus 0.35 A zijn, dat had ik niet door. Ik dacht dat wat ze vroegen bij vraag 5b de juiste stroom was, maar ik vermoed dat het lampje dan teveel stroom zal krijgen en kortsluiting krijgt/kapot gaat. Je stelt dus mbv de klemspanning en de p-schakeling een juiste stroom opdat genoeg takken bestaan die ieder 0.35 A geven aan een lampje.

Er zijn dus 2/0.35=57/10 lampjes aanwezig. Ik zal dan fictief stellen dat er een lampje bestaat die uit 7/10 onderdelen bestaat.

(57/10) * 2.1 (vermogen 1 lampje!) = 12 watt.

Totaal van de batterij en lampje is dan 30 watt. Afzonderlijk is dat 18 watt en 12 watt.

Is het antwoordmodel hier ook fout?
pi_132932983
quote:
0s.gif Op dinsdag 5 november 2013 18:01 schreef DefinitionX het volgende:
Super! Ik zat te zoeken naar andere vergelijkingen toen ik 0.48 A kreeg en niet 0.45 A. Bij een serieschakeling heb ik geredeneerd zoals u dat zegt.

Bij vraag 5d loopt het echter nog fout. Het antwoordmodel zegt dat het antwoord op vraag 5d 19 watt moet zijn. Goed, als we een stroom van 2 Amperre hebben dan moeten we een vermogen van 9*2=18 watt krijgen van de batterij.

Van de lampjes moet het dus 0.35 A zijn, dat had ik niet door. Ik dacht dat wat ze vroegen bij vraag 5b de juiste stroom was, maar ik vermoed dat het lampje dan teveel stroom zal krijgen en kortsluiting krijgt/kapot gaat. Je stelt dus mbv de klemspanning en de p-schakeling een juiste stroom opdat genoeg takken bestaan die ieder 0.35 A geven aan een lampje.

Er zijn dus 2/0.35=57/10 lampjes aanwezig. Ik zal dan fictief stellen dat er een lampje bestaat die uit 7/10 onderdelen bestaat.

(57/10) * 2.1 (vermogen 1 lampje!) = 12 watt.

Totaal van de batterij en lampje is dan 30 18 watt. Afzonderlijk is dat 18 12 watt en 12 6 watt.

Is het antwoordmodel hier ook fout?
Goede vraag. Je kunt in de praktijk natuurlijk alleen maar een geheel aantal lampjes aansluiten, en als je 5 lampjes parallel neemt, dan krijgen ze nog een te hoge spanning, dus moet je 6 lampjes nemen. Het is wat vreemd dat men niet is uitgegaan van fietslampjes met een vermogen van precies 2 watt, want dan zou alles mooi uitkomen: de batterij zou dan 2 ampère leveren, en dus een totaal vermogen van 18 watt, waarbij de 6 lampjes samen 12 watt verbruiken en 6 watt in het inwendige van de batterij wordt omgezet in warmte.

Maar goed, bij deze vraag wordt er stilzwijgend vanuit gegaan dat de weerstanden van de lampjes constant zijn. Bij een eerdere vraag hier heb je gezien dat dat in werkelijkheid niet zo is, maar omdat hier niets is gegeven over de stroom door de lampjes in functie van de aangelegde spanning moet je aannemen dat die weerstand constant is. Anders gezegd, je moet aannemen dat de lampjes zich gedragen als een ohmse weerstand. Die weerstand kun je berekenen, dat is

6/0,35 Ω

en voor 6 lampjes parallel dus

1/0,35 Ω

De stroomsterkte die de batterij levert wordt dan

9/(1,5 + 1/0,35) A

en het totale vermogen dat de batterij levert is dan

81/(1,5 + 1/0,35) W ≈ 18,59 W

Afgerond dus inderdaad 19 watt.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 05-11-2013 19:08:39 ]
pi_132933461
quote:
0s.gif Op dinsdag 5 november 2013 18:31 schreef Riparius het volgende:

[..]

Goede vraag. Je kunt in de praktijk natuurlijk alleen maar een geheel aantal lampjes aansluiten, en als je 5 lampjes parallel neemt, dan krijgen ze nog een te hoge spanning, dus moet je 6 lampjes nemen. Het is wat vreemd dat men niet is uitgegaan van fietslampjes met een vermogen van precies 2 watt, want dan zou alles mooi uitkomen: de batterij zou dan 2 ampère leveren, en dus een totaal vermogen van 18 watt, waarbij de 6 lampjes samen 12 watt verbruiken en 6 watt in het inwendige van de batterij wordt omgezet in warmte.

Maar goed, bij deze vraag wordt er stilzwijgend vanuit gegaan dat de weerstanden van de lampjes constant zijn. Bij een eerdere vraag hier heb je gezien dat dat in werkelijkheid niet zo is, maar omdat hier niets is gegeven over de stroom door de lampjes in functie van de aangelegde spanning moet je aannemen dat die weerstand constant is. Anders gezegd, je moet aannemen dat de lampjes zich gedragen als een ohmse weerstand. Die weerstand kun je berekenen, dat is

6/0,35 Ω

en voor 6 lampjes parallel dus

1/0,35 Ω

De stroomsterkte die de batterij levert wordt dan

9/(1,5 + 1/0,35) A

en het totale vermogen dat de batterij levert is dan

81/(1,5 + 1/0,35) W ≈ 18,59 W

Afgerond dus inderdaad 19 watt.
Dank u!
pi_132934219
Vermoeden die ik heb: Tijdreizen is al wss gedaan door iemand. Wij merken er niets van omdat diegene naar een past/future is gegaan in een dimensie dat is gesplitst van deze dimensie.

Vraag: wat zegt fysica hierover?
pi_133095679
Ik kom hier maar niet uit en het is erg frustrerend:



Het p-gebied is aangesloten op de positieve pool in de middelste schakeling, maar waarom? Het gaat hier om de stroom, ja, maar in theorie en in de diode gaat het om elektronen. De elektronenstroom is van de negatieve pool naar de positieve pool, dus het is niet logisch dat het p-gebied aangesloten is op de positieve pool.

Wat ik vandaag geleerd heb: het p-gebied heeft positieve gaten en het n-gebied heeft vrije elektronen. Wanneer vrije elektronen van het n-gebied naar het p-gebied gaan, worden deze geblokkeerd door de elektrostratische krachten tussen twee negatieve ladingen, namelijk enerzijds die van het vrije elektron en anderzijds van het negatieve atoom in het p-gebied.

Als je naar de afbeelding kijkt dan zie je in de 3e schakeling dat het p-gebied aangesloten is aan de negatieve pool van de schakeling. Het lampje brandt hier niet.

De enige redenering dat het lampje dan niet zal branden is het feit dat de elektronen in het n-gebied de elektronen van de bron zullen weerkaatsen/blokkeren. Maar wat nou als je meer elektronen hebt dan het n-gebied bezit in de vorm van vrije elektronen? Het aangesloten p-gebied op de negatieve pool zal toch zonder wat ik hiervoor heb beschreven de elektronenstroom blokkeren omdat het negatief geladen atomen bezit?

Besides, in de middelste schakeling zie je ook dat elektronen van de negatieve pool na het doorlopen van het lampje tegen de diode aankomt, het p-gebied zal deze stroom moeten blokkeren. Dus dan heb je ook geen gesloten stroomkring en kan het lampje niet branden door het stoppen van de toevoer van elektronen, cq de stroom.

Ik ben denk ik goed door de war van dit concept. Ik ga het morgen nogmaals doornemen, maar als iemand hier licht op kan werpen, graag.
pi_133107219
quote:
0s.gif Op zaterdag 9 november 2013 23:51 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kom hier maar niet uit en het is erg frustrerend:

[ afbeelding ]

Het p-gebied is aangesloten op de positieve pool in de middelste schakeling, maar waarom? Het gaat hier om de stroom, ja, maar in theorie en in de diode gaat het om elektronen. De elektronenstroom is van de negatieve pool naar de positieve pool, dus het is niet logisch dat het p-gebied aangesloten is op de positieve pool.

Wat ik vandaag geleerd heb: het p-gebied heeft positieve gaten en het n-gebied heeft vrije elektronen. Wanneer vrije elektronen van het n-gebied naar het p-gebied gaan, worden deze geblokkeerd door de elektrostratische krachten tussen twee negatieve ladingen, namelijk enerzijds die van het vrije elektron en anderzijds van het negatieve atoom in het p-gebied.

Als je naar de afbeelding kijkt dan zie je in de 3e schakeling dat het p-gebied aangesloten is aan de negatieve pool van de schakeling. Het lampje brandt hier niet.

De enige redenering dat het lampje dan niet zal branden is het feit dat de elektronen in het n-gebied de elektronen van de bron zullen weerkaatsen/blokkeren. Maar wat nou als je meer elektronen hebt dan het n-gebied bezit in de vorm van vrije elektronen? Het aangesloten p-gebied op de negatieve pool zal toch zonder wat ik hiervoor heb beschreven de elektronenstroom blokkeren omdat het negatief geladen atomen bezit?

Besides, in de middelste schakeling zie je ook dat elektronen van de negatieve pool na het doorlopen van het lampje tegen de diode aankomt, het p-gebied zal deze stroom moeten blokkeren. Dus dan heb je ook geen gesloten stroomkring en kan het lampje niet branden door het stoppen van de toevoer van elektronen, cq de stroom.

Ik ben denk ik goed door de war van dit concept. Ik ga het morgen nogmaals doornemen, maar als iemand hier licht op kan werpen, graag.
• Plaatje links: schakelaar staat open, lampje brandt niet.
• Plaatje midden: diode goed geschakeld, lampje brandt wel.
• Plaatje rechts: diode verkeerd geschakeld, lampje brandt niet.

Hieruit concludeer ik dat ze willen duidelijk maken dat een verkeerd geschakelde diode voorkomt dat er een stroompje gaat lopen.
pi_133107481
Dat klopt lyolyrc, maar wat ik bedoel is op wat voor specifieke manier die diode de stroom stopt. Dat heeft volgens mijn boek te maken met het p- en n-gebied van de diode.
  woensdag 13 november 2013 @ 11:07:30 #19
213344 Ypmaha
Onjuist bejegend
pi_133211411
Een kabel naar een wandcontactdoos voor algemeen gebruik is volgens schema aangesloten en beveiligd met D-patronen volgens de NEN 3241. De kabel is direct tegen een houten wand bevestigd. De omgevingstemperatuur is 25 graden celsius. De kerndoorsnede moet zijn:......

Hoe kun je dit nou weten? De kabel is 5 aderig (volgens de tekening), en de NEN 1010 verwijst daarbij door naar tabel A.52-5 kolom 4 als ik het goed heb, maar dan zie je allemaal maximale stroomwaardes (Iz) voor allemaal verschillende kerndoorsnedes. Hoe weet je nou welke kerndoorsnede hij moet zijn?

Overigens zijn de zekeringen 25A.
pi_133368808
Hoe onthouden jullie wat onverzadigde/verzadigde/onvertakte/vertake bindingen in de koolstofchemie zijn?

Edit:

Een beter woord: hoe onderscheiden jullie dat het best.
pi_133432539
Ik heb de lewis structuur van H3S^+.

Ik zie niet de logica in waar er een elektron tekort komt in de lewis structuur, uitgaande van de octet-regel. Ik denk ook dat ik hiermee mijn eigen vraag beantwoord heb, maar als iemand mee kan kijken, graag.

H3S^+ teken je volgens mijn boek met 3 covalente bindingen (met waterstof) op het centrale zwavel atoom en één niet-bindende elektronpaar. De octet-regel voor het zwavel atoom is vervuld en de waterstof atomen hebben ook hun deel.

Waar komt dan het positief teken van H3S+ vandaan? Zwavel staat in groep 6A, dus heeft 6 valentie elektronen. Drie van deze gaan elk een binding aan met een waterstof atoom. Dan blijven er 3 over, maar omdat het om een positief atoom gaat, hebben we 2 valentie elektronen over. Toch heeft zwavel 8 elektronen in zijn buitenste schil.

Ik las dat periode 3 atomen niet volgens de octet-regel werken, dus dan moet dat het verklaren denk ik. Dan snap ik nog niet helemaal hoe ze aan het positief teken komen.

[ Bericht 0% gewijzigd door DefinitionX op 19-11-2013 23:42:21 ]
  dinsdag 19 november 2013 @ 23:36:34 #22
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_133432864
quote:
0s.gif Op maandag 18 november 2013 09:30 schreef DefinitionX het volgende:
Hoe onthouden jullie wat onverzadigde/verzadigde/onvertakte/vertake bindingen in de koolstofchemie zijn?

Edit:

Een beter woord: hoe onderscheiden jullie dat het best.
Stom, vergeten te reageren.

Onverzadigd onthoud ik doordat er dus nog wat aangekoppeld kan worden waardoor de dubbele binding verdwijnt. Hij is in feite incompleet. Bedoel je hetzelfde met vertakt/onvertakt? Of bedoel je specifieke moleculen? Dat andere reageer ik misschien later nog op. Moet het ff goed lezen en dan edit ik deze post wel.
pi_133433697
quote:
0s.gif Op dinsdag 19 november 2013 23:27 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb de lewis structuur van H3S^+.

Ik zie niet de logica in waar er een elektron tekort komt in de lewis structuur, uitgaande van de octet-regel. Ik denk ook dat ik hiermee mijn eigen vraag beantwoord heb, maar als iemand mee kan kijken, graag.

H3S^+ teken je volgens mijn boek met 3 covalente bindingen (met waterstof) op het centrale zwavel atoom en één niet-bindende elektronpaar. De octet-regel voor het zwavel atoom is vervuld en de waterstof atomen hebben ook hun deel.

Waar komt dan het positief teken van H3S+ vandaan? Zwavel staat in groep 6A, dus heeft 6 valentie elektronen. Drie van deze gaan elk een binding aan met een waterstof atoom. Dan blijven er 3 over, maar omdat het om een positief atoom gaat, hebben we 2 valentie elektronen over. Toch heeft zwavel 8 elektronen in zijn buitenste schil.

Ik las dat periode 3 atomen niet volgens de octet-regel werken, dus dan moet dat het verklaren denk ik. Dan snap ik nog niet helemaal hoe ze aan het positief teken komen.
Je moet je redenatie beginnen bij H2S. Zwavel heeft 6 elektronen in de buitenste schil, waarvan 2 in de 3s-orbitaal en 4 in de 3p-orbitaal. Twee elektronen worden gebruikt om bindingen te vormen met de waterstoffen. Dan blijven er 4 elektronen over die twee elektronenparen vormen.

Wanneer H2S een proton opneemt, moet het zwavelatoom een elektronenpaar opofferen om een binding te vormen met dat proton. Wanneer we dan de lading van zwavel berekenen, zien we dat zwavel een positieve lading heeft gekregen, want één elektron van het opgeofferde vrije elektronenpaar is gedoneerd aan het proton.
pi_133434812
quote:
2s.gif Op woensdag 20 november 2013 00:00 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Je moet je redenatie beginnen bij H2S. Zwavel heeft 6 elektronen in de buitenste schil, waarvan 2 in de 3s-orbitaal en 4 in de 3p-orbitaal. Twee elektronen worden gebruikt om bindingen te vormen met de waterstoffen. Dan blijven er 4 elektronen over die twee elektronenparen vormen.

Wanneer H2S een proton opneemt, moet het zwavelatoom een elektronenpaar opofferen om een binding te vormen met dat proton. Wanneer we dan de lading van zwavel berekenen, zien we dat zwavel een positieve lading heeft gekregen, want één elektron van het opgeofferde vrije elektronenpaar is gedoneerd aan het proton.
Bedankt! Dit rationaliseert het.
pi_133467221


11d....Met zulk soort vragen heb ik moeite. Bij sommige wiskundige vergelijkingen kun je voor de nulpunten waardes invullen die logisch klinken.

Mijn gevoel zegt om bij 11d twee vergelijkingen in 1 te doen en dan een onbekende te berekenen. Maar dat heeft geen succes geboekt bij mij.

Hoe los je zo'n opgave op?
  woensdag 20 november 2013 @ 23:03:07 #26
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_133468636
quote:
0s.gif Op woensdag 20 november 2013 22:26 schreef DefinitionX het volgende:
[ afbeelding ]

11d....Met zulk soort vragen heb ik moeite. Bij sommige wiskundige vergelijkingen kun je voor de nulpunten waardes invullen die logisch klinken.

Mijn gevoel zegt om bij 11d twee vergelijkingen in 1 te doen en dan een onbekende te berekenen. Maar dat heeft geen succes geboekt bij mij.

Hoe los je zo'n opgave op?
Even een opzetje. Want volgens mij, als ik even snel google, is het net zoals met geluid etc. dat het afneemt met de afstand van de lading/bron? Als dat niet zo is moet je dit maar negeren, het is 4 jaar geleden voor mij, maar ik zag 4 pi in de formule staan.

Het is 0 als de ene formule en de andere formule voor die puntladingen elkaar opheffen.

Krijg je dan niet iets als 'formule Q1' = - 'formule Q2'? En dan voor welke x dat is? Met als voorwaarde dat voor Q1 x gewoon x is en voor Q2 x dus (x + 12) is? Had je al zoiets geprobeerd? Anders maar weer het antwoord van de anderen afwachten want die zijn beduidend beter in het goed toelichten van je vragen heb ik gemerkt.
pi_133473652
quote:
0s.gif Op woensdag 20 november 2013 22:26 schreef DefinitionX het volgende:
[ afbeelding ]

11d....Met zulk soort vragen heb ik moeite. Bij sommige wiskundige vergelijkingen kun je voor de nulpunten waardes invullen die logisch klinken.

Mijn gevoel zegt om bij 11d twee vergelijkingen in 1 te doen en dan een onbekende te berekenen. Maar dat heeft geen succes geboekt bij mij.

Hoe los je zo'n opgave op?
Lees om te beginnen mijn uitleg hier over electrische potentiaal nog eens goed.

Dit is trickier dan je wellicht denkt, maar de formulering van de opgave geeft al een hint: er wordt gevraagd in welke punten op de lijn door de beide puntladingen de coulombpotentiaal gelijk is aan nul. Meervoud: er is kennelijk meer dan één punt op de lijn door Q1 en Q2 waar de potentiaal nul is. Kun je ook zonder verder te lezen en zonder berekeningen te maken beredeneren waarom dat zo is?

We gaan nu eerst eens naar punten kijken die op het lijnstuk tussen Q1 en Q2 liggen. Kies een punt P op lijnstuk Q1Q2 en noem de afstanden van punt P tot Q1 en Q2 resp. r1 en r2, dan zijn de coulombpotentialen V1 en V2 als gevolg van de puntladingen Q1 en Q2 resp.

V_1 = \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_1}{r_1}

en

V_2 = \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_2}{r_2}

Nu weet je ook dat je bij een elektrisch veld dat is samengesteld uit meerdere elektrische velden de coulombpotentiaal in een punt verkrijgt door de potentialen van de afzonderlijke velden in dat punt op te tellen, zodat we als voorwaarde krijgen

V_1 + V_2 = 0

en dus

\frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_1}{r_1} + \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_2}{r_2} = 0

en dit kun je door beide leden te vermenigvuldigen met 4πε0r1r2 vereenvoudigen tot

Q_1r_2 + Q_2r_1 = 0

Invullen van Q1 = 0,08 en Q2 = −0,06 µC (let op het minteken!) geeft dan na vermenigvuldiging van beide leden met 50 dat

4r_2 - 3r_1 = 0

Nu heb je nog een tweede betrekking tussen r1 en r2 nodig, maar dat is gemakkelijk: het punt P bevindt zich ergens op het lijnstuk Q1Q2, zodat de som van de afstanden r1 en r2 van punt P tot Q1 resp. Q2 gelijk is aan 12 cm = 0,12 m, dus

r_1 + r_2 = 0,12

Nu heb je twee lineaire vergelijkingen in de twee onbekenden r1 en r2, en dit stelsel kun je gemakkelijk oplossen.

Sneller en eenvoudiger gaat het als je je direct realiseert dat de coulombpotentiaal in een punt veroorzaakt door een puntlading omgekeerd evenredig is met de afstand van dat punt tot de puntlading en recht evenredig met de grootte van de puntlading. Welnu, aangezien de puntladingen Q1 en Q2 zich - afgezien van het tegengestelde teken - verhouden als 4 : 3, moet voor het gezochte punt P dus gelden

\mathrm d (P, Q_1) \quad : \quad d(P, Q_2) = \quad 4 \quad : \quad 3

zodat d(P, Q1) = r1 = (4/7)·12 cm en d(P, Q2) = r2 = (3/7)·12 cm.

Maar hiermee zijn we meteen aangekomen bij de crux van de opgave: er is méér dan één punt waar de potentiaal nul is. De potentialen veroorzaakt door de beide puntladingen afzonderlijk heffen elkaar op in ieder punt waarvan de afstanden tot Q1 en Q2 zich verhouden als 4 staat tot 3, en deze voorwaarde wordt uitgedrukt door de vergelijking

4r_2 - 3r_1 = 0

Nu is het meteen duidelijk dat er links van Q1 geen punt P kan liggen op de lijn door Q1 en Q2 dat hieraan voldoet, want dan is d(P,Q1) < d(P,Q2) zodat d(P,Q1) : d(P,Q2) onmogelijk 4 : 3 kan zijn. Maar rechts van Q2 kunnen we wél een (tweede) punt P vinden op de lijn door Q1 en Q2 waarvoor d(P,Q1) : d(P,Q2) = 4 : 3. Aangezien de afstand tussen Q1 en Q2 nog steeds 12 cm = 0,12 m bedraagt, geldt voor een punt P op de lijn door Q1 en Q2 rechts van Q2 dat

r_1 - r_2 = 0,12

Lossen we nu opnieuw het stelsel bestaande uit de twee bovenstaande lineaire vergelijkingen in r1 en r2 op, dan vinden we r1 = 0,48, r2 = 0,36. Het tweede van de gezochte punten bevindt zich dus 36 cm rechts van Q2 op de lijn door Q1 en Q2.

Ook de ligging van dit tweede punt kun je zonder vergelijkingen op te stellen en zonder noemenswaardig rekenwerk vinden. Alles wat je daarvoor hoeft te doen is de onderlinge afstand van Q1 en Q2 met 3 vermenigvuldigen om op 36 cm uit te komen, immers de verhouding van de afstanden van P tot Q1 en Q2 zal dan op (36 + 12) : 36 = (3 + 1) : 3 = 4 : 3 uitkomen.
pi_133549071
Iemand bekend met formele logica?
Binnen fitch moet ik het volgende bewijzen: (ik heb de tekens weggehaald en vervangen door woorden)

P
not(P and Q)
-------------
not Q

Super logisch natuurlijk, aangezien P en Q beide niet waar mogen zijn en P het wel is. Q moet daarom niet waar zijn. Maar hoe schrijf ik dit nu goed uit in formele logica?
pi_133550889
quote:
0s.gif Op zaterdag 23 november 2013 17:45 schreef obsama het volgende:
Iemand bekend met formele logica?
Binnen fitch moet ik het volgende bewijzen: (ik heb de tekens weggehaald en vervangen door woorden)

P
not(P and Q)
-------------
not Q

Super logisch natuurlijk, aangezien P en Q beide niet waar mogen zijn en P het wel is. Q moet daarom niet waar zijn. Maar hoe schrijf ik dit nu goed uit in formele logica?
(P {\wedge \neg(P \wedge Q)) \vdash \neg Q
pi_133553494
quote:
0s.gif Op zaterdag 23 november 2013 18:53 schreef Riparius het volgende:

[..]

(P {\wedge \neg(P \wedge Q)) \vdash \neg Q
Gaan we nu niet veel te snel? Wij moeten dit helemaal uitwerken binnen Fitch, en dat krijg ik nou niet voor elkaar. Bedankt voor je bericht! :)
pi_133555027
quote:
0s.gif Op zaterdag 23 november 2013 20:26 schreef obsama het volgende:

[..]

Gaan we nu niet veel te snel? Wij moeten dit helemaal uitwerken binnen Fitch, en dat krijg ik nou niet voor elkaar. Bedankt voor je bericht! :)
Wat is Fitch?

Ik zou beginnen met De Morgan's Law.
pi_133555661
quote:
0s.gif Op zaterdag 23 november 2013 20:58 schreef thenxero het volgende:

[..]

Wat is Fitch?

Ik zou beginnen met De Morgan's Law.
Ik weet wat De Morgan's law is. Ik weet alleen niet hoe ik dit moet verwerken in een logisch bewijs in Fitch.

edit: Fitch is een programma voor logische bewijzen
pi_133570523


m = 1.61kg
v = 12.0 m/s (constant)
r = 5m

Er wordt gevraagd naar de grootte van de normaalkracht in A. Nu geeft MasteringPhysics aan dat dit 62.1N moet zijn.

Bij mijn weten moet toch gelden dat

Fn + Fz + Fmpz = 0

En dan kies ik voor Fz de negatieve richting, en Fmpz de positieve richting.

Zodat Fz = -m*g = -1.61*9.81 = -15.8N

En Fmpz = mv2/r = (1.61/5)*144 = 46.4N

En dus

Fn - 15.8N + 46.4N = 0

Zodat Fn = -30.6N

Wat is mijn fout, als ik die al maak?
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
  zondag 24 november 2013 @ 13:12:34 #34
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_133570721
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:06 schreef Amoeba het volgende:
[ afbeelding ]

m = 1.61kg
v = 12.0 m/s (constant)
r = 5m

Er wordt gevraagd naar de grootte van de normaalkracht in A. Nu geeft MasteringPhysics aan dat dit 62.1N moet zijn.

Bij mijn weten moet toch gelden dat

Fn + Fz + Fmpz = 0

En dan kies ik voor Fz de negatieve richting, en Fmpz de positieve richting.

Zodat Fz = -m*g = -1.61*9.81 = -15.8N

En Fmpz = mv2/r = (1.61/5)*144 = 46.4N

En dus

Fn - 15.8N + 46.4N = 0

Zodat Fn = -30.6N

Wat is mijn fout, als ik die al maak?
Zo 123 zie ik dat je aftrekt waar je op moet tellen om op het juiste antwoord uit te komen.

Dus moet -15.8 niet 15.8 zijn?
pi_133570755
quote:
0s.gif Op zondag 24 november 2013 13:12 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Zo 123 zie ik dat je aftrekt waar je op moet tellen om op het juiste antwoord uit te komen.

Dus moet -15.8 niet 15.8 zijn?
Nou nee, want Fz en Fmpz zijn tegengestelde krachten. Althans, dat is mijn gedachtegang.
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
  zondag 24 november 2013 @ 13:15:32 #36
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_133570829
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:13 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Nou nee, want Fz en Fmpz zijn tegengestelde krachten. Althans, dat is mijn gedachtegang.
De normaalkracht is toch de kracht naar boven tegengesteld aan de zwaartekracht? In mijn gedachtegang is die in dit geval een combinatie van een resultaat als gevolg van de zwaartekracht plus een extra 'zwaarte' als gevolg van de massa van de auto i.c.m. de snelheid die zorgen dat de auto 'extra zwaar' drukt. Vandaar dat ik ze optel.
pi_133570841
Ik zie nu dat vraag B (dus de normaalkracht in B) een antwoord van 30.6N verlangt. Ik denk dat ze gewoon de antwoorden verkeerd ingevoerd hebben. :')
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
  zondag 24 november 2013 @ 13:16:21 #38
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_133570864
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Amoeba het volgende:
Ik zie nu dat vraag B (dus de normaalkracht in B) een antwoord van 30.6N verlangt. Ik denk dat ze gewoon de antwoorden verkeerd ingevoerd hebben. :')
Opgelost dan. Excuus voor mijn zondagse 'non-wetenschappelijke' blik :+
pi_133570934
quote:
0s.gif Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Scuidward het volgende:

[..]

De normaalkracht is toch de kracht naar boven tegengesteld aan de zwaartekracht? In mijn gedachtegang is die in dit geval een combinatie van een resultaat als gevolg van de zwaartekracht plus een extra 'zwaarte' als gevolg van de massa van de auto i.c.m. de snelheid die zorgen dat de auto 'extra zwaar' drukt. Vandaar dat ik ze optel.
Nou, de middelpuntzoekende kracht (it's in the word) wijst naar het midden van de cirkelbeweging, en dat is bij mijn weten naar boven.
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
  zondag 24 november 2013 @ 13:21:25 #40
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_133571016
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:18 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Nou, de middelpuntzoekende kracht (it's in the word) wijst naar het midden van de cirkelbeweging, en dat is bij mijn weten naar boven.
Ja. En die normaalkracht toch ook? Zie dit plaatje -> Fn. Negeer de hellingshoek, die heb jij niet. Ik ben geen leraar dus didactisch kan ik soms wat vaag zijn maar volgens mij bedoelen we hetzelfde.

pi_133571079
quote:
0s.gif Op zondag 24 november 2013 13:21 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Ja. En die normaalkracht toch ook? Zie dit plaatje -> Fn. Negeer de hellingshoek, die heb jij niet. Ik ben geen leraar dus didactisch kan ik soms wat vaag zijn maar volgens mij bedoelen we hetzelfde.

[ afbeelding ]
Jazeker, maar de normaalkracht is een reactiekracht. Dus die hoeft niet per se tegengesteld te zijn aan de zwaartekracht.
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
  zondag 24 november 2013 @ 13:24:50 #42
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_133571091
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:24 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Jazeker, maar de normaalkracht is een reactiekracht. Dus die hoeft niet per se tegengesteld te zijn aan de zwaartekracht.
Ga ik even op mij in laten werken dan. Succes met de andere opgaven. Wat ik gewoon op wikipedia lees:

quote:
Een normaalkracht in de natuurkunde of andere wetenschappen is de kracht die loodrecht op het raakvlak met een voorwerp werkt. Bij een voorwerp op een vlakke horizontale ondergrond is de normaalkracht dan ook even groot als de zwaartekracht.
Enfin. Je vraag is opgelost, dat telt. Ah je bedoelt dat die niet negatief moet zijn gezien krachtenplaatjes enzo. Ja dat is zo, wellicht was ik daar ietwat kort door de 'bocht' :+

[ Bericht 18% gewijzigd door Scuidward op 24-11-2013 13:33:58 ]
pi_133594503
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 13:15 schreef Amoeba het volgende:
Ik zie nu dat vraag B (dus de normaalkracht in B) een antwoord van 30.6N verlangt. Ik denk dat ze gewoon de antwoorden verkeerd ingevoerd hebben. :')
Nee, je concludeert veel te snel dat jij het wel bij het rechte eind zult hebben en dat het boek het fout heeft. Maar dat is niet zo. Je hebt

Fm = mv2/r

en in punt A geldt

Fm = Fn − Fz

maar in punt B geldt

Fm = Fn + Fz

Fm is namelijk de resulterende kracht gericht naar het middelpunt van de cirkel toe die op de massa (het autootje) moet worden uitgeoefend om de cirkelbeweging te verkrijgen. In punt A werkt de zwaartekracht tegengesteld aan de benodigde Fm en moet Fn dus maximaal zijn, en in punt B werkt de zwaartekracht precies in de richting van de benodigde Fm en is Fn dus minimaal. Als Fn < 0 zou zijn in punt B (wat echter niet kan, waarom niet?) dan dondert het autootje naar beneden. Aangezien je de massa van het autootje en de straal van de cirkelbaan kent kun je dus de minimaal benodigde snelheid uitrekenen opdat het autootje niet naar beneden valt.
pi_133595130
quote:
0s.gif Op zondag 24 november 2013 23:02 schreef Riparius het volgende:

[..]

Nee, je concludeert veel te snel dat jij het wel bij het rechte eind zult hebben en dat het boek het fout heeft. Maar dat is niet zo. Je hebt

Fm = mv2/r

en in punt A geldt

Fm = Fn − Fz

maar in punt B geldt

Fm = Fn + Fz

Fm is namelijk de resulterende kracht gericht naar het middelpunt van de cirkel toe die op de massa (het autootje) moet worden uitgeoefend om de cirkelbeweging te verkrijgen. In punt A werkt de zwaartekracht tegengesteld aan de benodigde Fm en moet Fn dus maximaal zijn, en in punt B werkt de zwaartekracht precies in de richting van de benodigde Fm en is Fn dus minimaal. Als Fn < 0 zou zijn in punt B (wat echter niet kan, waarom niet?) dan dondert het autootje naar beneden. Aangezien je de massa van het autootje en de straal van de cirkelbaan kent kun je dus de minimaal benodigde snelheid uitrekenen opdat het autootje niet naar beneden valt.
Ik dacht dat Fn een resulterende kracht was.9.gif

Weet ik veel. Ik heb de derde wet van Newton nooit begrepen. Evenzo voor spankrachten en trekkrachten, echt, niet aan mij besteed.

Ik snap nog steeds niet waarom Fn in B minimaal is. Als Fz en Fm beide naar het middelpunt werken en de som der krachten gelijk is aan 0 moet ik dat idiote ding toch maximaal zijn.

Heb je een of andere PDF die dit voor dummies uitlegt ofzo? :')
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_133595207
Of neem ik nu weer aan dat Fn de resulterende kracht is in plaats van Fm?
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_133595986
quote:
2s.gif Op zondag 24 november 2013 23:14 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Heb je een of andere PDF die dit voor dummies uitlegt ofzo? :')
Ik denk echt dat ik het voldoende duidelijk heb uitgelegd. Maar ja, je hebt vroeger wel eens gezegd dat je slecht was in Natuurkunde, en dat blijkt wel weer.

Het gaat echt om Fm als resultante van Fz en Fn, en aangezien zowel de magnitude als de richting van Fz constant worden verondersteld, zijn dus zowel de richting als de magnitude van Fn afhankelijk van het punt op de cirkel waar de (punt)massa, in casu het autootje, zich bevindt. Het lastige is dat krachten vectoriële grootheden zijn, maar dat we er (hier) mee rekenen als waren het scalaire grootheden.

En omdat je toch wiskunde studeert: beschouw eens een puntmassa m die met een eenparige snelheid v een cirkelbaan met straal r beschrijft. Kies een geschikt assenstelsel en stel een vergelijking op voor de plaatsvector st als functie van de tijd t. Bepaal met behulp van differentiaalrekening dan de snelheidsvector vt en de acceleratievector at als functie van t. Vergelijk dan st en at en bekijk wat je met behulp van de tweede wet van Newton kunt zeggen over de (vectoriële) kracht Ft in functie van de tijd t die op de puntmassa m wordt uitgeoefend teneinde de cirkelbaan met straal r met een eenparige snelheid v te kunnen doorlopen.
pi_133597864
Nou, mag ik aannemen dat op t = 0 het autootje onderaan is? Positioneer een assenstelsel dusdanig dat de oorsprong in het midden is en de negatieve y-as door het punt A waarvoor geldt dat het autootje zich bevindt op t = 0, niets bijzonders dus.

Dan geldt voor st = (x(t),y(t))

x(t) = r·cos(v/r · t)
y(t) = r·sin(v/r · t)

Herhaald differentiëren geeft:

vt = (x'(t), y'(t))

x'(t) = -v·sin(v/r · t)
y'(t) = v·cos(v/r · t)

en at = (x''(t), y''(t))

x''(t) = -v2/r·cos(v/r · t)
y''(t) = -v2/r·sin(v/r · t)

En we weten F = m·a (Tweede Wet van Newton)

De vector a zal zoiets gelden als

a = √((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2)

Noem -v2/r· even p...

√((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2) = √((p·cos(v/r · t))2 + (p·sin(v/r · t))2) = |p|

En dus

F = m*a = mv2/r

Is dit juist? 9.gif
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_133598204
quote:
2s.gif Op maandag 25 november 2013 00:42 schreef Amoeba het volgende:
Nou, mag ik aannemen dat op t = 0 het autootje onderaan is? Positioneer een assenstelsel dusdanig dat de oorsprong in het midden is en de negatieve y-as door het punt A waarvoor geldt dat het autootje zich bevindt op t = 0, niets bijzonders dus.
Je bedoelt dat de puntmassa zich op tijdsip t = 0 in het punt (r; 0) bevindt, op de positieve x-as dus ...
quote:
Dan geldt voor st = (x(t),y(t))

x(t) = r·cos(v/r · t)
y(t) = r·sin(v/r · t)

Herhaald differentiëren geeft:

vt = (x'(t), y'(t))

x'(t) = -v·sin(v/r · t)
y'(t) = v·cos(v/r · t)

en at = (x''(t), y''(t))

x''(t) = -v2/r·cos(v/r · t)
y''(t) = -v2/r·sin(v/r · t)

En we weten F = m·a (Tweede Wet van Newton)

Voor de vector a zal zoiets gelden als

|| a || = √((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2)
Correctie: je bedoelt de grootte || a || van vector a.
quote:
Noem -v2/r· even p...

√((-v2/r·cos(v/r · t))2 + (-v2/r·sin(v/r · t))2) = √((p·cos(v/r · t))2 + (p·sin(v/r · t))2) = |p|

En dus

F = m*a = mv2/r

Is dit juist? [ afbeelding ]
Ja, daar komt het op neer. Alleen maak je het op het laatst iets lastiger dan nodig. Je ziet dat we hebben

at = (−v2/r2st

zodat de versnellingsvector dus op ieder tijdstip tegengesteld gericht is aan de plaatsvector. De benodigde kracht

Ft = m·at

die op de puntmassa moet worden uitgeoefend moet dan ook op ieder moment naar het middelpunt van de cirkel zijn gericht, en voor de (constante) grootte || Ft || van deze kracht geldt inderdaad

|| Ft || = || m·at || = m·|| at || = m·(v2/r2)·r = mv2/r

[ Bericht 2% gewijzigd door Riparius op 25-11-2013 06:14:30 ]
pi_133598380
Oh ja natuurlijk, positieve x-as inderdaad. :') Sorry, ik was eerst iets anders van plan en daarna dit vergeten aan te passen.

Maar nu begrijp ik nog niet het vraagstuk. :'(

Kijk morgen nog wel even naar je eerdere reply,bedankt.
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_133599440
quote:
1s.gif Op maandag 25 november 2013 01:10 schreef Amoeba het volgende:
Oh ja natuurlijk, positieve x-as inderdaad. :') Sorry, ik was eerst iets anders van plan en daarna dit vergeten aan te passen.

Maar nu begrijp ik nog niet het vraagstuk. :'(

Kijk morgen nog wel even naar je eerdere reply,bedankt.
De grootte || Fm || van de resulterende en naar het middelpunt van de cirkel gerichte kracht Fm die op het autootje werkt moet zowel in punt A als in punt B gelijk zijn aan mv2/r, waarbij m de massa is, v de baansnelheid, en r de straal van de cirkelvormige baan. Aangezien er in beide punten twee krachten werken op het autootje, namelijk de zwaartekracht Fz en de normaalkracht Fn, moet in zowel punt A als in punt B gelden dat Fm gelijk is aan de vectoriële som van Fz en Fn, dus

Fm = Fn + Fz

Nu zijn in punt B zowel Fz als Fn loodrecht omlaag gericht, en dus geldt voor punt B

|| Fm || = || Fn || + || Fz ||

Maar in punt A is Fn loodrecht omhoog gericht, terwijl Fz nog steeds loodrecht omlaag is gericht. En dus geldt voor punt A

|| Fm || = || Fn || − || Fz ||

Je moet hier || Fz || van || Fn || aftrekken om || Fm || te verkrijgen, en niet omgekeerd, omdat de resulterende kracht Fm naar het middelpunt van de cirkel moet zijn gericht, terwijl ook Fn steeds naar het middelpunt van de cirkel is gericht, terwijl Fz in punt A nu juist van het middelpunt af is gericht.

Voor elk ander punt van de cirkelbaan, dus op de weg omhoog van A naar B en op de weg omlaag van B naar A, geldt dat je Fz kunt ontbinden in een radiale en een tangentiale component. De tangentiale component van Fz resulteert erin dat de baansnelheid af zal nemen op de weg omhoog van A naar B, en toe zal nemen op de weg omlaag van B naar A, tenzij er (door de motor en de rem van het autootje bijvoorbeeld) nog een extra kracht op het autootje wordt uitgeoefend die deze tangentiale component van Fz in elk punt van de baan precies teniet doet. Alleen in de punten A en B is de grootte van de tangentiale component van Fz gelijk aan nul, zodat de tangentiale versnelling alleen in deze twee punten gelijk is aan nul als er althans geen andere krachten dan Fn en Fz op het autootje werken. In het vraagstuk wordt er vanuit gegaan dat de baansnelheid (tangentiale snelheid) langs de gehele cirkelbaan hetzelfde is, maar dat is dus niet mogelijk als niet wordt gecompenseerd voor de tangentiale component van de zwaartekracht in elk punt van de baan.

Oefening: bereken welke minimale baansnelheid het autootje in het laagste punt A moet hebben om niet omlaag te vallen bij het doorlopen van de gehele baan als er inderdaad geen andere krachten dan de zwaartekracht en de normaalkracht op het autootje werken.
pi_133599892
Ik denk dat ik het begrijp. De middelpuntzoekende kracht is dus een gevolg van de zwaartekracht en de normaalkracht en het feit dat het autootje een cirkelbaan doorloopt, en niet zoals ik dacht gewoon een constante kracht naar het middelpunt van de cirkel.

Ik zou dat met energie willen doen. Je zet kinetische energie om in zwaarte-energie, dus

E = mv^2/2 = m*g*h

Dus v^2/ = 2gh, met h = 2r

En dus

v =√(4gr) = 2√(gr)

Natuurlijk maakt het niet uit of je de negatieve of positieve wortel neemt.
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_133600127
quote:
2s.gif Op maandag 25 november 2013 07:55 schreef Amoeba het volgende:
Ik denk dat ik het begrijp. De middelpuntzoekende kracht is dus een gevolg van de zwaartekracht en de normaalkracht en het feit dat het autootje een cirkelbaan doorloopt, en niet zoals ik dacht gewoon een constante kracht naar het middelpunt van de cirkel.

Ik zou dat met energie willen doen. Je zet kinetische energie om in zwaarte-energie, dus

E = mv^2/2 = m*g*h

Dus v^2/ = 2gh, met h = 2r

En dus

v =√(4gr) = 2√(gr)

Natuurlijk maakt het niet uit of je de negatieve of positieve wortel neemt.
Gelukkig dat jij geen stuntrijders adviseert, want het autootje sodemietert wel omlaag als je in punt A start met een baansnelheid v = 2√(gr) ...

Je baansnelheid in punt B wordt dan namelijk nul, je antwoord is dus fout.
pi_133600227
quote:
0s.gif Op maandag 25 november 2013 08:34 schreef Riparius het volgende:

[..]

Gelukkig dat jij geen stuntrijders adviseert, want het autootje sodemietert wel omlaag als je in punt A start met een baansnelheid v = 2√(gr) ...

Je baansnelheid in punt B wordt dan namelijk nul, je antwoord is dus fout.
Dat had ik ook al bedacht, maar ik moest naar de universiteit voor het college natuurkunde. :')
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_133600898
Het is net in het college uitgelegd. Ik kan het hier nog wel een keer opknallen vanmiddag, maar dat is ook weer zozo.

Bovenaan geldt dat -Fmpz = -Fn - Fz met Fn = 0, want minimale snelheid.

En dan kan je de snelheid in punt B berekenen, en met de wet v. behoud van energie kun je dan de snelheid in punt A bepalen (aangenomen dat er géén wrijving is).

[ Bericht 99% gewijzigd door Amoeba op 25-11-2013 10:02:06 ]
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_133613674
quote:
0s.gif Op maandag 25 november 2013 09:40 schreef Amoeba het volgende:
Het is net in het college uitgelegd. Ik kan het hier nog wel een keer opknallen vanmiddag, maar dat is ook weer zozo.

Bovenaan geldt dat -Fmpz = -Fn - Fz met Fn = 0, want minimale snelheid.

En dan kan je de snelheid in punt B berekenen, en met de wet v. behoud van energie kun je dan de snelheid in punt A bepalen (aangenomen dat er géén wrijving is).
De voorwaarde om met een minimale baansnelheid in punt B de gehele cirkelbaan te kunnen doorlopen is inderdaad dat voor dit punt geldt

Fm = Fz

Voor de baansnelheid vB in punt B hebben we dan

m·vB2/r = m·g

en dus

(1) vB2 = gr

Verder levert de Wet van Behoud van Energie inderdaad op dat voor de baansnelheden vA en vB in punt A resp. punt B geldt

½·m·vA2 = ½·m·vB2 + m·g·2r

en dit geeft

(2) vA2 = vB2 + 4gr

Substitutie van (1) in (2) levert nu

vA2 = 5gr

en dus

vA = √(5gr)
pi_133721115
quote:
0s.gif Op donderdag 21 november 2013 05:50 schreef Riparius het volgende:

[..]

Lees om te beginnen mijn uitleg hier over electrische potentiaal nog eens goed.

Dit is trickier dan je wellicht denkt, maar de formulering van de opgave geeft al een hint: er wordt gevraagd in welke punten op de lijn door de beide puntladingen de coulombpotentiaal gelijk is aan nul. Meervoud: er is kennelijk meer dan één punt op de lijn door Q1 en Q2 waar de potentiaal nul is. Kun je ook zonder verder te lezen en zonder berekeningen te maken beredeneren waarom dat zo is?

We gaan nu eerst eens naar punten kijken die op het lijnstuk tussen Q1 en Q2 liggen. Kies een punt P op lijnstuk Q1Q2 en noem de afstanden van punt P tot Q1 en Q2 resp. r1 en r2, dan zijn de coulombpotentialen V1 en V2 als gevolg van de puntladingen Q1 en Q2 resp.

V_1 = \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_1}{r_1}

en

V_2 = \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_2}{r_2}

Nu weet je ook dat je bij een elektrisch veld dat is samengesteld uit meerdere elektrische velden de coulombpotentiaal in een punt verkrijgt door de potentialen van de afzonderlijke velden in dat punt op te tellen, zodat we als voorwaarde krijgen

V_1 + V_2 = 0

en dus

\frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_1}{r_1} + \frac{1}{4\pi\varepsilon_0} \frac{Q_2}{r_2} = 0

en dit kun je door beide leden te vermenigvuldigen met 4πε0r1r2 vereenvoudigen tot

Q_1r_2 + Q_2r_1 = 0

Invullen van Q1 = 0,08 en Q2 = −0,06 µC (let op het minteken!) geeft dan na vermenigvuldiging van beide leden met 50 dat

4r_2 - 3r_1 = 0

Nu heb je nog een tweede betrekking tussen r1 en r2 nodig, maar dat is gemakkelijk: het punt P bevindt zich ergens op het lijnstuk Q1Q2, zodat de som van de afstanden r1 en r2 van punt P tot Q1 resp. Q2 gelijk is aan 12 cm = 0,12 m, dus

r_1 + r_2 = 0,12

Nu heb je twee lineaire vergelijkingen in de twee onbekenden r1 en r2, en dit stelsel kun je gemakkelijk oplossen.

Sneller en eenvoudiger gaat het als je je direct realiseert dat de coulombpotentiaal in een punt veroorzaakt door een puntlading omgekeerd evenredig is met de afstand van dat punt tot de puntlading en recht evenredig met de grootte van de puntlading. Welnu, aangezien de puntladingen Q1 en Q2 zich - afgezien van het tegengestelde teken - verhouden als 4 : 3, moet voor het gezochte punt P dus gelden

\mathrm d (P, Q_1) \quad : \quad d(P, Q_2) = \quad 4 \quad : \quad 3

zodat d(P, Q1) = r1 = (4/7)·12 cm en d(P, Q2) = r2 = (3/7)·12 cm.

Maar hiermee zijn we meteen aangekomen bij de crux van de opgave: er is méér dan één punt waar de potentiaal nul is. De potentialen veroorzaakt door de beide puntladingen afzonderlijk heffen elkaar op in ieder punt waarvan de afstanden tot Q1 en Q2 zich verhouden als 4 staat tot 3, en deze voorwaarde wordt uitgedrukt door de vergelijking

4r_2 - 3r_1 = 0

Nu is het meteen duidelijk dat er links van Q1 geen punt P kan liggen op de lijn door Q1 en Q2 dat hieraan voldoet, want dan is d(P,Q1) < d(P,Q2) zodat d(P,Q1) : d(P,Q2) onmogelijk 4 : 3 kan zijn. Maar rechts van Q2 kunnen we wél een (tweede) punt P vinden op de lijn door Q1 en Q2 waarvoor d(P,Q1) : d(P,Q2) = 4 : 3. Aangezien de afstand tussen Q1 en Q2 nog steeds 12 cm = 0,12 m bedraagt, geldt voor een punt P op de lijn door Q1 en Q2 rechts van Q2 dat

r_1 - r_2 = 0,12

Lossen we nu opnieuw het stelsel bestaande uit de twee bovenstaande lineaire vergelijkingen in r1 en r2 op, dan vinden we r1 = 0,48, r2 = 0,36. Het tweede van de gezochte punten bevindt zich dus 36 cm rechts van Q2 op de lijn door Q1 en Q2.

Ook de ligging van dit tweede punt kun je zonder vergelijkingen op te stellen en zonder noemenswaardig rekenwerk vinden. Alles wat je daarvoor hoeft te doen is de onderlinge afstand van Q1 en Q2 met 3 vermenigvuldigen om op 36 cm uit te komen, immers de verhouding van de afstanden van P tot Q1 en Q2 zal dan op (36 + 12) : 36 = (3 + 1) : 3 = 4 : 3 uitkomen.
Ik ben er laat mee, maar enorm bedankt!

Wiskunde hield me bezig, en dan met name het getal e en differentiaalrekenen.
pi_133721840
Bij een verslag voor biologie wil ik een bron gebruiken om mijn hypothese toe te lichten. De bron is afkomstig vanuit wikipedia.
Mag ik in de hypothese een bron gebruiken of niet?
pi_133723648
quote:
0s.gif Op donderdag 28 november 2013 20:51 schreef gekkeabt het volgende:
Bij een verslag voor biologie wil ik een bron gebruiken om mijn hypothese toe te lichten. De bron is afkomstig vanuit wikipedia.
Mag ik in de hypothese een bron gebruiken of niet?
Ja, je mag een bron gebruiken om iets toe te lichten, ook als je weet (of meent) dat het een oorspronkelijk idee is van jezelf, maar verwijs nooit rechtstreeks naar Wikipedia in een verslag of paper. Wikipedia wordt net als vrijwel alle andere informatie die je op internet aantreft onbetrouwbaar geacht en het is dus not done om naar Wikipedia te verwijzen in een serieus artikel of verslag. Maar dit neemt niet weg dat Wikipedia een uitstekend instrument is om betrouwbare secundaire én primaire bronnen (monografieën en gedrukte publicaties in erkende tijdschriften binnen de betreffende discipline en dergelijke) op het spoor te komen. Kijk welke (secundaire) bronnen Wikipedia aanvoert en raadpleeg die bronnen om te zien of je die kunt gebruiken.
pi_133728813
quote:
0s.gif Op donderdag 28 november 2013 21:28 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ja, je mag een bron gebruiken om iets toe te lichten, ook als je weet (of meent) dat het een oorspronkelijk idee is van jezelf, maar verwijs nooit rechtstreeks naar Wikipedia in een verslag of paper. Wikipedia wordt net als vrijwel alle andere informatie die je op internet aantreft onbetrouwbaar geacht en het is dus not done om naar Wikipedia te verwijzen in een serieus artikel of verslag. Maar dit neemt niet weg dat Wikipedia een uitstekend instrument is om betrouwbare secundaire én primaire bronnen (monografieën en gedrukte publicaties in erkende tijdschriften binnen de betreffende discipline en dergelijke) op het spoor te komen. Kijk welke (secundaire) bronnen Wikipedia aanvoert en raadpleeg die bronnen om te zien of je die kunt gebruiken.
Wauw. Helemaal duidelijk. Dankje :D!
pi_133765864
Met scheikunde heb je zo'n vraag waarin je een reactievergelijking moet geven van Titaantetrachloride (TiCl4) die reageert met water.

Het antwoord uit het antwoordenboek is : TiCl4 + 2 H2O -> 4 HCL + TiO2.

Dus ik heb 2 vragen: - Hoe moet je weten dat er HCl ontstaat? En hoe moet je weten dat er TiO2 ontstaat?
How did they ever make a movie of Lolita?
pi_133766203
quote:
0s.gif Op zaterdag 30 november 2013 01:17 schreef Wire het volgende:
Met scheikunde heb je zo'n vraag waarin je een reactievergelijking moet geven van Titaantetrachloride (TiCl4) die reageert met water.

Het antwoord uit het antwoordenboek is : TiCl4 + 2 H2O -> 4 HCL + TiO2.

Dus ik heb 2 vragen: - Hoe moet je weten dat er HCl ontstaat? En hoe moet je weten dat er TiO2 ontstaat?
Als je gevraagd wordt een reactievergelijking te geven waarbij een verbinding reageert met water, heb je dus te maken met hydrolyse: oftewel je verbinding en water splitsen zich om zo samen nieuwe verbindingen te vormen.

Bij deze reactie zal het titaantetrachloride dus splitsen in Ti4+ en Cl- ionen.
Als je nu naar water kijkt, zie je dat water zich kan splitsen in H+ en O2- ionen.
Kom je met dit gegeven eruit?

Dit soort opdrachten vragen om een beetje creatief te denken en te puzzelen :).
Op woensdag 20 april 2011 23:38 schreef luckass het volgende:
bazen zijn alleen vindbaar voor de chicks.
pi_133767077
quote:
2s.gif Op zaterdag 30 november 2013 01:31 schreef yosander het volgende:

[..]

Als je gevraagd wordt een reactievergelijking te geven waarbij een verbinding reageert met water, heb je dus te maken met hydrolyse: oftewel je verbinding en water splitsen zich om zo samen nieuwe verbindingen te vormen.

Bij deze reactie zal het titaantetrachloride dus splitsen in Ti4+ en Cl- ionen.
Als je nu naar water kijkt, zie je dat water zich kan splitsen in H+ en O2- ionen.
Kom je met dit gegeven eruit?

Dit soort opdrachten vragen om een beetje creatief te denken en te puzzelen :).
Ik snap hem :) Thx voor je uitleg!
How did they ever make a movie of Lolita?
  maandag 2 december 2013 @ 16:33:44 #63
66083 Platina
78th Element
pi_133845872
Iemand verstand van "Gibbs free energy"?

Ik ben energie- en massabalansen voor een proces aan het opstellen. Nu vind er tijdens dit proces oxidatie van glucose plaats en dit geeft een delta G van - 2870 kJ/mol. Dit is dus energie die vrijkomt.

Het proces vindt plaats bij 15 graden Celsius. Stel dat er in totaal 15.000 kJ aan energie vrijkomt. Dan verwijder ik de energie met lucht van 10 graden Celsius. Die lucht wordt dus maximaal 15 graden Celsius (al duurt dit in praktijk natuurlijk oneindig lang), dan heb ik dus minimaal aan lucht nodig:

Lucht 10 graden = 20 kJ/kg, lucht 15 graden = 30 kJ/kg (enthalpywaarden zijn verzonnen)
15.000/(30-20) = 1.500 kg lucht nodig.

Heb ik dit zo goed beredeneerd? Kan ik gewoon stellen dat de vrijkomende energie (indien direct verwijderd wordt) correspondeert met 15 graden Celsius?

Het volgende probleem is het sluitend maken van de energiebalans. Hoe moet ik er op zetten dat er energie vrij komt vanuit niks eigenlijk? Hoe verhoudt ik dit met de enthalpie, aangezien het ontstane water + koolstofdioxide een grotere enthalpie hebben dan de glucose + zuurstof (of heb ik verkeerde waardes voor de specifieke hitte gebruikt, deze reactie moet immers sluitend zijn). Heb hier al wat uurtjes aan besteed en over nagedacht maar ik kom er niet wijs uit.

Iemand die hier verstand van heeft en mij op weg kan helpen?
  maandag 2 december 2013 @ 23:50:56 #64
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_133864088
quote:
0s.gif Op maandag 2 december 2013 16:33 schreef Platina het volgende:
Heb ik dit zo goed beredeneerd? Kan ik gewoon stellen dat de vrijkomende energie (indien direct verwijderd wordt) correspondeert met 15 graden Celsius?
De warmte die vrijkomt zou je inderdaad kunnen 'aftappen' met koudere lucht, lijkt me lastig, maar niet onmogelijk. Wat je bedoelt met 'correspondeert' in die specifieke zin snap ik dan weer niet. En je 'volgende probleem': Klopt het wel als je de verbranding ziet als het vrijkomen van energie die in het glucosemolecuul zelf zit (met bindingen etc), volgens mij de enthalpie?

quote:
Een bijzonder geval van reactie-enthalpie is de verbrandingswarmte ΔcH. Dit is een reactie met zuurstof waarin alleen CO2, H2O en metaaloxiden in hun hoogste oxidatietoestand gevormd worden (dus geen CO of C).
http://nl.wikipedia.org/wiki/Enthalpie

Maar weet je ook zeker dat je hier Gibbs Free Energy zoekt en niet gewoon verbrandingswaarden? Net zoals gas iets van 36 MJ / m3 heeft bij verbranding etc? De calorische waarde? Verder niet echt mijn ding ...

G = H - T * S -> wellicht kan je hier wat mee ... maarja, niet zo'n sterk verhaal van mij ook.
  dinsdag 3 december 2013 @ 09:59:13 #65
66083 Platina
78th Element
pi_133869103
Calorische waarde is niet
quote:
0s.gif Op maandag 2 december 2013 23:50 schreef Scuidward het volgende:

[..]

De warmte die vrijkomt zou je inderdaad kunnen 'aftappen' met koudere lucht, lijkt me lastig, maar niet onmogelijk. Wat je bedoelt met 'correspondeert' in die specifieke zin snap ik dan weer niet. En je 'volgende probleem':

Ja ik vind het zelf ook lastig uit te leggen :P Maar ik had dus een bron en die zei dat er door oxidatie van glucose hitte vrij kwam en die moest weer verwijderd worden. Ik bedoel met correspondeert dat de energie die vrij komt op 15 graden blijft. Want in theorie zou vrijkomende energie opgenomen worden en tot een temperatuurstijging leiden. Maar ik ga er vanuit dat het direct weggenomen wordt en dus stijgt de temperatuur niet.

quote:
Klopt het wel als je de verbranding ziet als het vrijkomen van energie die in het glucosemolecuul zelf zit (met bindingen etc), volgens mij de enthalpie?
Wat ik op internet heb gevonden komt er inderdaad energie vrij uit het glucosemolecuul, wat ook logisch is omdat je suiker gebruikt voor je metabolisme. Alleen moet dit volgens mij gerelateerd worden met de 'standaard vormingsenthalpie' (ook omdat er later in het process een fermentatie plaatsvindt). Het is alleen lastig te rijmen dat ik met bijvoorbeeld 2 kJ aan energie begin en met 3 kJ eindig, dit strookt niet echt met de eerste wet van de thermodynamica.

quote:
[..]

http://nl.wikipedia.org/wiki/Enthalpie

Maar weet je ook zeker dat je hier Gibbs Free Energy zoekt en niet gewoon verbrandingswaarden? Net zoals gas iets van 36 MJ / m3 heeft bij verbranding etc? De calorische waarde? Verder niet echt mijn ding ...

G = H - T * S -> wellicht kan je hier wat mee ... maarja, niet zo'n sterk verhaal van mij ook.
Calorische waarde is niet wat ik zoek, als ik het goed begrijp is de Gibbs free energy bij de oxidatie van glucose namelijk de 'verbrandingswaarde'.

Ik ga er nog even aan puzzelen, misschien kan ik het straks wel wat duidelijker uitleggen wat ik bedoel. Bedankt voor de hulp iig :)
  vrijdag 6 december 2013 @ 15:26:30 #66
66083 Platina
78th Element
pi_133981054
Oke. Ik ben er inmiddels uit. Zoals ik voorheen al zei gebruikte in alleen de thermische enthalpy, maar ik moet voor chemische reacties ook de potentiele chemische energie gebruiken. Dat is de energie die zit opgeslagen in chemische bindingen en vrij komt wanneer er nieuwe bindingen gevormd worden.

Helaas zit ik nu met een volgend probleem :P

Ik gebruik warme lucht om een product te drogen. Als gevolg hiervan daalt de temperatuur van de lucht en stijgt de temperatuur van mijn product. Het water uit mijn product wordt verdampt en komt in de lucht terecht. De energie die hier voor nodig is komt van de lucht af, maar omdat verdampen een fase-overgang is neemt de temperatuur van het product niet toe (aangenomen dat product reeds de nattebol-temperatuur heeft bereikt).

Maar wanneer ik de thermische enthalpie van het product bereken dan ontbreekt er een gedeelte, namelijk dat gedeelte wat van het water is dat verdampt werd. Als ik voorheen 1 kg product had met 0.5 kg water en een enthalpie van 2 kJ, en ik heb na het drogen een product van 0.9 kg met 0.4 kg water en een enthalpie van 1.8 kJ. Dan is er dus 0.2 kJ aan energie kwijt. Die energie is niet nodig voor het verdampen van water want die energie wordt immers al door de lucht toegevoerd. Dan is de vraag natuurlijk waar die energie naar toe is?

Zelf kom ik tot de conclusie dat het verdampte water in de lucht alleen de energie van de fase-overgang in zich heeft, dus de specifieke energie (hittecapaciteit * delta temperatuur) zit hier niet bij en 'verdwijnt' dus.Terwijl dit niet mogelijk is vanwege de 1ste wet van thermodynamica. Ik heb al gedacht aan andere vormen van enthalpie maar dit is volgens mij niet mogelijk omdat er verder niks met het product gebeurt.

Iemand een idee hoe of wat? (het systeem is 100% efficient dus geen verliezen naar de omgeving etc.)
pi_134102270
Stel je sluit op een transformator (Primair heeft 400 windingen en secundair 600 windingen) een aantal weerstanden aan op 5,0 volt primair. Uit metingen blijkt dat het rendement op 60 ohm het hoogst is, bij meer of minder weerstand gaat het rendement omlaag.

Waarom wordt het rendement dan bij een andere weerstand minder? Bij een kleinere weerstand is dit vgm omdat de stroomsterkte groter is binnen het circuit is en dus meer warmte. Maar bij een grotere weerstand zou ik de reden zo niet weten.

Bedankt,
pi_134167124
quote:
0s.gif Op maandag 9 december 2013 23:19 schreef Moos. het volgende:
Stel je sluit op een transformator (Primair heeft 400 windingen en secundair 600 windingen) een aantal weerstanden aan op 5,0 volt primair. Uit metingen blijkt dat het rendement op 60 ohm het hoogst is, bij meer of minder weerstand gaat het rendement omlaag.

Waarom wordt het rendement dan bij een andere weerstand minder? Bij een kleinere weerstand is dit vgm omdat de stroomsterkte groter is binnen het circuit is en dus meer warmte. Maar bij een grotere weerstand zou ik de reden zo niet weten.

Bedankt,
Even een snelle gedachtengang maar zou het kunnen zijn dat doordat een transformator aan beide kanten een even groot vermogen moet hebben. En dus de verhouden V/I gelijk is aan beide kanten. Hierdoor verandert er aan de formule P =I^2R ook niks.
"Who knows why people in history did good things? For all we know Jesus was trying to get the loaves and fishes account."
pi_134173612
quote:
0s.gif Op woensdag 11 december 2013 21:43 schreef mincemeat het volgende:

[..]

Even een snelle gedachtengang maar zou het kunnen zijn dat doordat een transformator aan beide kanten een even groot vermogen moet hebben. En dus de verhouden V/I gelijk is aan beide kanten. Hierdoor verandert er aan de formule P =I^2R ook niks.
Nee, zo simpel ligt dat allemaal niet, en ook blijft de verhouding V/I zeker niet gelijk. Als je er toch niets van begrijpt, kun je hier beter geen vragen beantwoorden.

Je hebt bij een transformator te maken met ijzerverliezen en met koperverliezen. Ook bij een transformator onder nullast gaat energie verloren doordat dit wordt omgezet in warmte als gevolg van de ijzerverliezen. Bij stijgende belasting zal daardoor het rendement eerst toenemen om vervolgens weer af te nemen, dit door de stijgende koperverliezen bij grotere stroomsterktes, terwijl de ijzerverliezen constant blijven. De vraag van de vragensteller waarom zijn transformator bij een belasting van 60 Ω een optimaal rendement heeft is overigens zo niet te beantwoorden omdat hij daarvoor veel te weinig gegevens verstrekt.
pi_134288223
Als ik naar melk in een glas kijk zie ik wat ik persoonlijk 'wit'' zou noemen. Ik denk ook veel anderen.

Als ik naar buiten kijken zie ik de wolken en de lucht. Maar, waarom zie ik de zuurstof moleculen niet?

Melk wordt door mijn ogen enkel als 'wit' gezien, dat denk ik tenminste, omdat melk fotonen absorbeert met een specifieke golflengte/frequentie. Na het opnemen van deze fotonen zal melk energie opnemen en afstaan. Deze afgestane energie wordt door mijn ogen als 'wit' gezien.

Hoe zit dat dan met de zuurstof moleculen? ik realiseer dat dit kleine objecten zijn, maar als er enorm veel van zijn in de lucht, immers wij ademen zuurstof in, waarom zijn deze niet te zien?

Wat ik zelf denk is dat deze buiten het spectrum vallen van wat onze ogen kunnen waarnemen.
  zondag 15 december 2013 @ 14:27:52 #71
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_134289186
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:06 schreef DefinitionX het volgende:
Hoe zit dat dan met de zuurstof moleculen? ik realiseer dat dit kleine objecten zijn, maar als er enorm veel van zijn in de lucht, immers wij ademen zuurstof in, waarom zijn deze niet te zien?
Zuurstofgas is kleurloos.

Verder snap ik niet hoe je de koppeling melk -> atmosfeer maakt.

[ Bericht 5% gewijzigd door Scuidward op 15-12-2013 14:32:57 ]
pi_134289614
Hoi allemaal,
Ik moet een po voor scheikunde uitvoeren.
Hierin moet ik de hoeveelheid sulfiet in witte wijn gaan bepalen (met een colorimetrische bepaling)
Ik dacht zelf een verdunning te maken en dan de verschillende extincties bepalen met de colorimeter.
Ik twijfel alleen of dit goed is, en ik weet ook niet welke golflengte ik moet gebruiken voor de colorimeter.
Kan iemand me hiermee helpen?
  zondag 15 december 2013 @ 14:42:00 #73
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_134289681
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:39 schreef pinkyyy het volgende:
Hoi allemaal,
Ik moet een po voor scheikunde uitvoeren.
Hierin moet ik de hoeveelheid sulfiet in witte wijn gaan bepalen (met een colorimetrische bepaling)
Ik dacht zelf een verdunning te maken en dan de verschillende extincties bepalen met de colorimeter.
Ik twijfel alleen of dit goed is, en ik weet ook niet welke golflengte ik moet gebruiken voor de colorimeter.
Kan iemand me hiermee helpen?
De verdunningsreeks maak je met ... ? Die wijn? Of puur sulfiet? Golflengte kan je bepalen door eerst een breed spectrum te meten (over het hele golflengtebereik) en kijken bij welke golflengte de extinctie het hoogst is.
pi_134289729
Met de wijn en gedestilleerd water dacht ik
Oke, dus alle golflengtes uit proberen met 1 cuvet, en de hoogste dus gebruiken voor alle cuvetten?
  zondag 15 december 2013 @ 14:47:04 #75
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_134289856
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:43 schreef pinkyyy het volgende:
Met de wijn en gedestilleerd water dacht ik
Oke, dus alle golflengtes uit proberen met 1 cuvet, en de hoogste dus gebruiken voor alle cuvetten?
Hmm. Zo maak je inderdaad die verdunningsreeks, maar om iets te zeggen over de concentratie zou je ook een extra ijkreeks kunnen maken door een bekende hoeveelheid sulfiet op te lossen en die te verdunnen zodat je een lijn kan maken (in bijv. excel) en dan de wijn ook kan verdunnen (als dat nodig is) en zo de concentratie weer kan terugrekenen naar de bekende hoeveelheid die je in eerste instantie afgewogen had om die ijklijn mee te maken.

Ja, dat van die golflengtes klopt. Dat bedoelde ik. Wel even dubbelchecken wellicht ... dat het niet het rode/witte van het wijn is ofzo.
pi_134290017
ahhh, dus als een extra controle middel?

Oke, is goed, dubbel checken dus =)
  zondag 15 december 2013 @ 14:55:01 #77
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_134290166
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:51 schreef pinkyyy het volgende:
ahhh, dus als een extra controle middel?

Oke, is goed, dubbel checken dus =)
Als je de extinctiecoëfficiënt van sulfiet niet hebt is die ijklijn inderdaad een extra controle middel. Maar wellicht is dat iets waar ik sneller aan denk bij dit soort proeven terwijl ze niet strikt noodzakelijk zijn. Je kan ook gewoon even een literatuurstudie doen natuurlijk ... als dat mag van je school :P

Maar komt wel goed. Simpele proef en je hebt nog even.
pi_134291136
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:55 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Als je de extinctiecoëfficiënt van sulfiet niet hebt is die ijklijn inderdaad een extra controle middel. Maar wellicht is dat iets waar ik sneller aan denk bij dit soort proeven terwijl ze niet strikt noodzakelijk zijn. Je kan ook gewoon even een literatuurstudie doen natuurlijk ... als dat mag van je school :P

Maar komt wel goed. Simpele proef en je hebt nog even.
Ik denk dat een ijklijn maken met behulp van sulfietoplossingen niet een extra controlemiddel, maar zelfs een vereiste is, want wijn en gedestilleerde dranken zijn mengsels van allerlei stoffen en kunnen daarom meetfouten met zich meebrengen. Door eerst een ijklijn te maken met behulp van sulfietoplossingen van verschillende concentraties (vergeet water zonder sulfiet erin niet als negatieve controle!) omzeil je dat probleem. De extinctie van de wijn(oplossing) vergelijk je dan met de ijklijn die eerder is gemaakt.
pi_134291207
Ahhh! Oke, super bedankt beide!
Denken jullie dat het waarschijnlijk is een school een sulfietoplossing heeft?
We hebben namelijk geen lijst met stoffen die we hebben op school, dus het is een beetje gokken
pi_134293035
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 15:24 schreef pinkyyy het volgende:
Ahhh! Oke, super bedankt beide!
Denken jullie dat het waarschijnlijk is een school een sulfietoplossing heeft?
We hebben namelijk geen lijst met stoffen die we hebben op school, dus het is een beetje gokken
Natriumsulfiet lijkt me niet zo'n probleem.
pi_134293413
Oke, super bedankt! =)
pi_134297458
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 14:27 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Zuurstofgas is kleurloos.

Verder snap ik niet hoe je de koppeling melk -> atmosfeer maakt.
Je zegt dat zuurstofgas kleurloos is, maar waarom? Wat is de fysica daarachter? Ik heb geleerd dat atomen energie kunnen absorberen en deze weer met dezelfde hoeveelheid energie terugsturen. Die energie nemen wij mensen waar als kleur. Want die energie (de fotonen) heeft een bepaalde golflengte.

Zie ik dat verkeerd?

Die koppelijk maak ik omdat melk en zuurstof uiteindlijk beide een bepaalde massa hebben. En omdat iets massa heeft, moet het atomen hebben. En dan komt het verhaal van de fotonen terug.

Maar ik denk dat ik iets mis in dit gebeuren...
pi_134298184
quote:
0s.gif Op zondag 15 december 2013 17:49 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Je zegt dat zuurstofgas kleurloos is, maar waarom? Wat is de fysica daarachter? Ik heb geleerd dat atomen energie kunnen absorberen en deze weer met dezelfde hoeveelheid energie terugsturen. Die energie nemen wij mensen waar als kleur. Want die energie (de fotonen) heeft een bepaalde golflengte.

Zie ik dat verkeerd?

Die koppelijk maak ik omdat melk en zuurstof uiteindlijk beide een bepaalde massa hebben. En omdat iets massa heeft, moet het atomen hebben. En dan komt het verhaal van de fotonen terug.

Maar ik denk dat ik iets mis in dit gebeuren...
Correct, "atomen kunnen energie absorberen...". Niet alle atomen of moleculen zijn daartoe instaat.
Verder hoeft iets met een massa niet uit atomen te bestaan, denk aan elektronen :).
Op woensdag 20 april 2011 23:38 schreef luckass het volgende:
bazen zijn alleen vindbaar voor de chicks.
  zaterdag 28 december 2013 @ 12:44:15 #84
361189 Nutkicker22
Deze zin is onwaar
pi_134780775
Een vraagje over Cl2O. Waarom is de lewisstructuur hiervan Cl-O-Cl en niet Cl-Cl-O ? Je zou toch zeggen dat de meest elektronegatieve atoom (in dit geval O-atoom) aan de buitenkant van het skelet zou moeten bevinden ? Echter is Cl-O-Cl wel stabieler (geen ladingsverschil) dan Cl-Cl-O
Als je het moet vragen, zul je het nooit weten.
En als je het weet, hoef je het maar te vragen.
  zaterdag 28 december 2013 @ 17:45:04 #85
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_134792844
quote:
0s.gif Op zaterdag 28 december 2013 12:44 schreef Nutkicker22 het volgende:
Een vraagje over Cl2O. Waarom is de lewisstructuur hiervan Cl-O-Cl en niet Cl-Cl-O ? Je zou toch zeggen dat de meest elektronegatieve atoom (in dit geval O-atoom) aan de buitenkant van het skelet zou moeten bevinden ? Echter is Cl-O-Cl wel stabieler (geen ladingsverschil) dan Cl-Cl-O
O is elektronegatief.

Als je die in het midden hebt, en de hoeken van Cl met O 180 graden zijn is het dipoolmoment 0.
  zaterdag 28 december 2013 @ 23:42:38 #86
361189 Nutkicker22
Deze zin is onwaar
pi_134809496
quote:
0s.gif Op zaterdag 28 december 2013 17:45 schreef Scuidward het volgende:

[..]

O is elektronegatief.

Als je die in het midden hebt, en de hoeken van Cl met O 180 graden zijn is het dipoolmoment 0.
Het Cl-atoom is ook elektronegatief ;). Cl2O is polair dus het dipoolmoment kan geen 0 zijn. Maar het is waarschijnlijk kwestie van de lewisstructuur opstellen om na te gaan welke structuur het stabielst is. Bij NO2 is de structuur juist N-N-O en niet N-O-N, want N-O-N heeft grotere ladingsverschillen

[ Bericht 3% gewijzigd door Nutkicker22 op 29-12-2013 00:40:59 ]
Als je het moet vragen, zul je het nooit weten.
En als je het weet, hoef je het maar te vragen.
  zondag 29 december 2013 @ 00:39:15 #87
361189 Nutkicker22
Deze zin is onwaar
pi_134812206
De vraag uit het tentamen luidt: Zal Cl2O een permanent dipoolmoment hebben ? Ik zal zeggen dat je dat dan de lewisstructuur moet tekenen, om vervolgens de VSPER theorie op los te laten. Dan zijn alle drie de atomen sp3 gehybridiseerd, wat betekent dat het molecuul een tetraëdrische vorm heeft. Zowel in de x en y richting is het molecuul symmetrisch alleen in de z-as niet, wat betekent dat Cl2O een permanent dipoolmoment zal moet hebben. Alleen weet ik niet zeker of ik dit correct heb geformuleerd.

[ Bericht 67% gewijzigd door Nutkicker22 op 29-12-2013 00:57:41 ]
Als je het moet vragen, zul je het nooit weten.
En als je het weet, hoef je het maar te vragen.
  zondag 29 december 2013 @ 00:59:28 #88
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_134813029
quote:
0s.gif Op zaterdag 28 december 2013 23:42 schreef Nutkicker22 het volgende:

[..]

Het Cl-atoom is ook elektronegatief ;). Cl2O is polair dus het dipoolmoment kan geen 0 zijn. Maar het is waarschijnlijk kwestie van de lewisstructuur opstellen om na te gaan welke structuur het stabielst is. Bij NO2 is de structuur juist N-N-O en niet N-O-N, want N-O-N heeft grotere ladingsverschillen
Volgens mij heeft die ook resonantie:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Resonantie_(scheikunde)#Koolstofmonoxide

Maar wellicht hier niet relevant, zo keek ik naar je vraagstuk.

SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Tot slot mijn laatste ingeving: O heeft een vrij elektronenpaar en Cl komt in de natuur alleen maar als -1 voor.

Vandaar die vorm.

quote:
The structure of dichlorine monoxide is similar to that of water and hypochlorous acid, with the molecule adopting a bent molecular geometry due to the lone pairs on the oxygen; resulting in C2V molecular symmetry. The bond angle is slightly larger than normal, likely due to steric repulsion between the bulky chlorine atoms.
http://en.wikipedia.org/wiki/Dichlorine_monoxide#Structure
Edit: Geen tetraëder. En ja veel oefenen met Lewis, dan kon ik hopelijk je vraag beantwoorden.
pi_134813930
quote:
Oplosbaarheidsregels:
• Alle zouten van K, Na, Li en NH4+ zijn oplosbaar
• Alle nitraten zijn oplosbaar
• Alle acetaten zijn oplosbaar
• Alle chloriden zijn oplosbaar uitgenomen AgCl , PbCl2 , Hg2Cl2
• Alle bromiden zijn oplosbaar uitgenomen AgBr , PbBr2 , Hg2Br2 en HgBr2
• Alle sulfaten zijn oplosbaar uitgenomen SrSO4 , BaSO4 ,CaSO4 , PbSO4 , Hg2SO4 en Ag2SO4
• Alle carbonaten, sulfiden, fosfaten zijn onoplosbaar uitgenomen die van Na, K, Li en NH4+

Sommige metaalionen vormen met bepaalde zuurresten zouten die een neerslag vormen.
Om een bepaald metaalion aan te tonen in een oplossing kan men dus een gepaste zuurrest aan de oplossing toevoegen zodat een welbepaalde neerslag ontstaat.

Welke zuurrest-ionen zou je kunnen toevoegen aan een oplossing om Cu2+-ionen aan te tonen?

<A> Cl-

<B> SO42-

<C> NO3-

<D> CO32-
Ik heb gekozen voor D, dat klopt ook. Maar ik snap alleen niet waarom het D is. Het dikgedrukte in mijn quote deed mij D kiezen, maar voor de rest was het gewoon gokken. Normaal zou ik zo'n vraag met de binas beantwoorden, maar dat mag niet in het opkomende tentamen. Ik ben nu ook niet echt wakker, maar als iemand mij kan bijstaan....

[ Bericht 0% gewijzigd door DefinitionX op 29-12-2013 15:37:01 ]
  zondag 29 december 2013 @ 01:33:08 #90
361189 Nutkicker22
Deze zin is onwaar
pi_134814161
0s.gif Op zondag 29 december 2013 00:59 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Volgens mij heeft die ook resonantie:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Resonantie_(scheikunde)#Koolstofmonoxide

Maar wellicht hier niet relevant, zo keek ik naar je vraagstuk.

SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Tot slot mijn laatste ingeving: O heeft een vrij elektronenpaar en Cl komt in de natuur alleen maar als -1 voor.

Vandaar die vorm.

[..]

http://en.wikipedia.org/wiki/Dichlorine_monoxide#Structure
Edit: Geen tetraëder. En ja veel oefenen met Lewis, dan kon ik hopelijk je vraag beantwoorden.

Heb uiteindelijk het antwoord gevonden in mijn aantekeningen: meestal is het meest elektronegatieve atoom het negatieve eind van de dipool. Echter zijn er uitzonderingen, wanneer de antibonding orbitalen bezet zijn. Dus je moet uiteindelijk een MO-schema opstellen om te kijken of de antibonding orbitalen worden opgevuld met elektronen.
Als je het moet vragen, zul je het nooit weten.
En als je het weet, hoef je het maar te vragen.
  zondag 29 december 2013 @ 01:41:36 #91
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_134814410
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 01:25 schreef DefinitionX het volgende:

[..]

Ik heb gekozen voor D, dat klopt ook. Maar ik snap alleen niet waarom het D is. Het dikgedrukte in mijn quote deed mij D kiezen, maar voor de rest was het gewoon gokken. Normaal zou ik zo'n vraag met de binas beantwoorden, maar dat mag niet in het opkomende tentamen. Ik ben nu ook niet echt wakker, maar als iemand mij kan bijstaan....
Dat is goed. A valt af, B valt af, C valt ook af. D valt niet af, door jouw vetgedrukte.

Er staat bij allemaal wat oplosbaar is dus geen neerslag vormt, alleen bij de carbonaten staat wat onoplosbaar is.

quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 01:33 schreef Nutkicker22 het volgende:
Heb uiteindelijk het antwoord gevonden in mijn aantekeningen
Een goede afloop. Altijd fijn.
pi_134829790
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 01:41 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Dat is goed. A valt af, B valt af, C valt ook af. D valt niet af, door jouw vetgedrukte.

Er staat bij allemaal wat oplosbaar is dus geen neerslag vormt, alleen bij de carbonaten staat wat onoplosbaar is.

[..]

Een goede afloop. Altijd fijn.
Danke schon!
pi_134847384
Waar komt de -2 van sulfiet vandaan? Als ik de lewis-structuur teken kom ik uit op een formal charge van -1 op 2 zuurstof atomen, en een formal charge van +2 op het zwavel atoom. Dus -2 en +2. Deze heffen elkaar denk ik op.
pi_134851273
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 21:19 schreef DefinitionX het volgende:
Waar komt de -2 van sulfiet vandaan? Als ik de lewis-structuur teken kom ik uit op een formal charge van -1 op 2 zuurstof atomen, en een formal charge van +2 op het zwavel atoom. Dus -2 en +2. Deze heffen elkaar denk ik op.
Hoeveel bindingen heeft zwavel met de zuurstofatomen in jouw tekening? En hoeveel vrije elektronenparen heb je aan zwavel toegekend?
pi_134851716
SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Zie spoiler. Zwavel heeft in mijn tekening 1 dubbele binding met 1 zuurstof atoom en 2 enkele bindingen met de andere 2 zuurstof atomen. Sulfiet heeft in mijn geval geen vrije elektronparen.

Ik snap dat als sulfiet ^2- is, je 2 elektronen nog erbij doet, maar stel dat je niet weet dat sulfiet een lading van -2 heeft, dan kun je toch ook nooit vinden dat dat wel zo is?

Ik wil het weten omdat ik laatst zat te prutsen met de lewis-structuur van waterstoffosfiet.....
pi_134851860
Is het overigens altijd zo dat als je een cycloalkeen hebt, dat de dubbele binding daarin veroorzaakt wordt door een enkele pi binding? Dus als je bij een alkeen/alkyn/etc een dubbele binding tegenkomt, is deze afkomstig van 1 pi binding? Ik dacht namelijk dat:

sp1 = geen pi binding
sp2 = 1 pi binding
sp3 = 2 pi bindingen
pi_134853005
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 22:16 schreef DefinitionX het volgende:
SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Zie spoiler. Zwavel heeft in mijn tekening 1 dubbele binding met 1 zuurstof atoom en 2 enkele bindingen met de andere 2 zuurstof atomen. Sulfiet heeft in mijn geval geen vrije elektronparen.

Ik snap dat als sulfiet ^2- is, je 2 elektronen nog erbij doet, maar stel dat je niet weet dat sulfiet een lading van -2 heeft, dan kun je toch ook nooit vinden dat dat wel zo is?

Ik wil het weten omdat ik laatst zat te prutsen met de lewis-structuur van waterstoffosfiet.....
Heb je er mee rekening gehouden dat er 13 elektronenparen moeten worden getekend in de Lewisstructuur? Zowel zwavel als zuurstof levert 6 elektronen, maar de negatieve lading (-2) levert er ook nog 2. Die ontbrekende twee elektronen vormen een vrij elektronenpaar van zwavel. Je hoeft niet in te zitten over de octetregel, want die gaat niet altijd op voor zwavel.
pi_134853178
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 22:18 schreef DefinitionX het volgende:
Is het overigens altijd zo dat als je een cycloalkeen hebt, dat de dubbele binding daarin veroorzaakt wordt door een enkele pi binding? Dus als je bij een alkeen/alkyn/etc een dubbele binding tegenkomt, is deze afkomstig van 1 pi binding? Ik dacht namelijk dat:

sp1 = geen pi binding
sp2 = 1 pi binding
sp3 = 2 pi bindingen
Het is juist andersom:

sp3: geen π-bindingen
sp2: 1 π-binding
sp: 2 π-bindingen
pi_134853339
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 22:34 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Heb je er mee rekening gehouden dat er 13 elektronenparen moeten worden getekend in de Lewisstructuur? Zowel zwavel als zuurstof levert 6 elektronen, maar de negatieve lading (-2) levert er ook nog 2. Die ontbrekende twee elektronen vormen een vrij elektronenpaar van zwavel. Je hoeft niet in te zitten over de octetregel, want die gaat niet altijd op voor zwavel.
Ja, sorry, ik vroeg het denk ik verkeerd.

Stel dat iemand je vraagt om het sulfiet-ion te tekenen en de lading te geven. Hoe kun je dan zonder vooraf te weten dat de lading -2 is, de lewis-structuur tekenen en zowel de lading aangeven?

Bij waterstoffosfiet ging ik ervanuit dat fosfiet een lading van -2 had, zoals sulfiet een lading van -2 heeft. Maar fosfiet is -3 geladen.

[ Bericht 0% gewijzigd door DefinitionX op 29-12-2013 22:44:50 ]
pi_134853458
quote:
0s.gif Op zondag 29 december 2013 22:36 schreef lyolyrc het volgende:

[..]

Het is juist andersom:

sp3: geen π-bindingen
sp2: 1 π-binding
sp: 2 π-bindingen
Dank!
pi_134894272
Ik heb een reactie waarvan de reactiesnelheid van de graad 1 is.

Dus:

rate = k[A]

Waarin k en A in het begin gegeven zijn.

(reactie: A -> B onder een bepaalde temperatuur).

Nu wordt mij gevraagd om de concentratie na 30 minuten te berekenen. Waarom moet ik hier gebruik maken van de integrated rate law?

Waarom mag dit niet:

- delta[A]/delta.tijd = rate

Invullen:

- (At - 0.05)/ 1800 = k * 0.05

En hier los ik dan At op, maar het antwoord wat ik krijg bij de integrated rate law is anders.

Integrated rate law:

ln(At/A0) = -k * t
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')