Tolkien in Leiden: De historische bronnen achter zijn fictieJ.R.R. Tolkien (1892 - 1973): vader van de moderne fantasyliteratuurJ.R.R. Tolkien: een begaafd schrijver en een bijzondere man. De meesten zijn wel bekend met zijn fictie, maar weten vaak niet dat Tolkien ook zijn stempel drukte op de academische wereld en zelfs zijn onderzoeksinteresses in zijn boeken verwerkte.
Zaterdag 18 juni vond daarom in Leiden de conferentie ‘Tolkien among Scholars’ plaats. Het congres werd georganiseerd ter gelegenheid van het 35-jarige bestaan van Unquendor, het Nederlandse Tolkien Genootschap, in samenwerking met de Universiteit Leiden. De conferentie was drukbezocht: bijna tweehonderd mensen hadden zich vooraf geregistreerd. Bijna 43 jaar na zijn overlijden spreekt Tolkien nog steeds tot de verbeelding.
Middeleeuwse inspiratie“We kennen Tolkien allemaal als auteur van fantasyboeken, maar hij was ook maar liefst veertig jaar lang hoogleraar aan de Universiteit van Oxford”, vertelt Thijs Porck, onderzoeker aan de Universiteit Leiden en medeorganisator van het congres. “De fictie was eigenlijk meer een hobby voor hem. Je ziet wel dat zijn wetenschappelijke interesses en zijn verhalen eigenlijk heel goed samengaan.”
Tijdens zijn universitaire carrière doceerde en onderzocht Tolkien middeleeuwse Engelse taal en literatuur. “De dingen die hij tijdens zijn wetenschappelijk onderzoek las, stopte hij ook in zijn fictie. In vroegmiddeleeuwse gedichten werden koningen bijvoorbeeld soms givers of rings, of ringgevers genoemd”, vertelt Porck. Met die ringen bonden ze hun volgelingen aan zich en garandeerden zo hun loyaliteit. “Het hele verhaal van The Lord of the Rings draait natuurlijk om Sauron die ringen geeft en zo mensen, op een wat negatievere manier, aan zich bindt.”
Tolkiens belangstelling voor archeologie was ook een bron van inspiratie voor zijn boeken. In 1939, tijdens het schrijven van In de Ban van de Ring, werden twee Angelsaksische begraafplaatsen opgegraven bij het Engelse Sutton Hoo. Daar werden achttien grafheuvels uit de zesde en zevende eeuw aangetroffen, waaronder één van een Angelsaksische koning. Tolkien was daarover erg enthousiast, legt Porck uit. “Waarschijnlijk was dat de inspiratie voor de koninklijke grafheuvels van de Rohirrim. Net als in Sutton Hoo vinden we in The Lord of the Rings namelijk exact achttien van zulke grafheuvels. Doordat de Rohirrim zijn gebaseerd op de Angelsaksen, zijn ze meteen een stuk realistischer. Midden-aarde is dus eigenlijk best middeleeuws.” Zo zijn er nog talloze voorbeelden te noemen: van het gebruik van Oudengelse of Oudnoorse namen tot Angelsaksische runen die als ‘maanrunen’ werden verwerkt in de kaart van De Hobbit.
Een levenswerkIn zijn veertig jaar als hoogleraar schreef Tolkien maar zo'n 35 wetenschappelijke artikelen. Dat is heel weinig. “Als je dat nu zou doen, zou je denk ik wel een probleem hebben als hoogleraar”, grapt Porck. “Zijn lezing Beowulf: The Monsters and the Critics uit 1936 is echter wel het meest geciteerde artikel dat ooit is gepubliceerd over het Oudengelse heldendicht Beowulf. Dus ook al had hij nooit die fictieboeken geschreven, dan hadden we het binnen academische kringen nog steeds over Tolkien gehad.”
Dat Tolkien maar zo weinig wetenschappelijke artikelen heeft geschreven, is ten dele omdat hij veel tijd in zijn fictie heeft gestoken (dat was dan ook een heel proces). Tolkien was een echte perfectionist. Dat wordt goed duidelijk in de postuum uitgegeven serie The History of Middle Earth, met daarin alle probeersels en herschrijvingen die Tolkien ooit heeft opgeschreven. “Daaruit kun je opmaken dat hij constant dingen aan het verbeteren was”, vertelt Porck. “Hij begon al in 1917 met de Silmarillion, dat uitkwam na zijn dood in 1973. Dat was echt een levenswerk. Ook aan In de ban van de ring werkte hij maar liefst zeventien jaar. Hij dacht over elk woord na.”
Een obsessie met taalTolkiens talenkennis was ook van grote invloed op zijn literatuur. Al van kinds af aan was hij geobsedeerd door talen. “Als kind had hij al een eigen taaltje gemaakt, en als volwassene is hij daarmee eigenlijk doorgegaan”, aldus Porck. “Hij verzon verschillende elfentalen, en die talen ontwikkelen zich ook binnen zijn fictie. Zijn verhalen gaan over eeuwenlange perioden; dan verandert die taal natuurlijk ook. Omdat hij in zijn wetenschappelijk werk sterk bezig was met taal en hoe taal zich ontwikkelt, kon hij ook weer uit die expertise putten bij de creatie van zijn eigen talen.” Zijn kennis van het Engels, Oudnoors en Fins zie je dus ook weer terug in het ‘Elfs’.
“Je ziet dat Tolkien daarmee ook een beetje een trend heeft gezet. Als je nu naar Game of Thrones kijkt, dan zie je dat ook daarvoor hele talen worden gemaakt, zoals het Dothraki. Tolkiens stempel drukt nog heel zwaar op wat er nu nog wordt gepubliceerd op het vlak van fantasy. Ook op wetenschappelijk gebied worden er nog steeds werken van zijn hand gepubliceerd die nog niet eerder waren uitgegeven. Zo blijft hij actueel”, besluit Porck.
Bron