10-04-2013
Henkjan Honing: ‘Ik wil begrijpen hoe muziek werkt’Op 17 april wordt aan Henkjan Honing, hoogleraar muziekcognitie aan de Universiteit van Amsterdam, het Distinguished Lorentz Fellowship uitgereikt. Honing gaat hiermee een jaar lang interdisciplinair onderzoek doen naar de cognitieve en biologische bouwstenen van muzikaliteit. Want wat is dat eigenlijk, muzikaliteit? En bestaan er naast de mens nog andere muzikale dieren?
Henkjan Honing
Henkjan Honing werkte jarenlang binnen verschillende afdelingen van Universiteiten. Aan de Radboud Universteit Nijmegen werkte hij bij psychologie. Aan de Universiteit van Amsterdam is hij verbonden aan de Faculteit der Natuurwetenschappen, wiskunde en informatica. Maar hij werkt ook bij muziekwetenschap aan de faculteit der Geesteswetenschappen.
Hij werkt met zeer verschillende methodes, maar Honing heeft maar een doelstelling, zegt hij in zijn werkkamer op het Science Park te Amsterdam: “Ik wil begrijpen hoe muziek werkt.”
Dat lijkt een brede doelstelling. Waar begin je met zoiets?
“Ik wil weten wat de componenten van muzikaliteit zijn; wat heb je nodig om iets muziek te laten zijn? Maar ik ben ook geïnteresseerd in basale begrippen als tempo. Wat is precies het verschil een vierkwartsmaat of tweekwartsmaat? Wat is majeur en wat is mineur? Dat zijn axioma’s, afspraken die niet ter discussie staan, laat staan dat ze voor wetenschappers interessant zijn om te onderzoeken. Maar zelf ben ik in dit vakgebied gerold omdat ik eens aan een computer wilde uitleggen wat tempo precies is.”
“Toen ontdekte ik dat ik dat niet kon. Met al mijn muziektheoretische kennis kon ik de computer niet uitleggen waaraan hij kon horen of een ritme sneller of langzamer werd gespeeld. Wanneer een noot nu te vroeg of te laat kwam. Ik kon dat niet onomstotelijk opschrijven zodat een computer het kan herkennen.”
U bedoelt in computertaal?
“Juist. Niet in een formele mechanische vorm. Van deze eigenschappen van muziek is op dit moment geen werkbare definitie waarmee een computer aan de slag kan. Dat is voor mij de ultieme test. Als ik het zo precies kan opschrijven dat een machine het kan uitvoeren dan weet ik zeker dat ik het mechanisme snap. Als ik vraag wat het tempo van een ritme is kan iedereen gaan mee klappen. De een zegt 119, de ander 121, dus ongeveer 120. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat we begrijpen wat tempo is. Ik wil weten wat er in die koppen gebeurt. Wat is de rol van de menselijke cognitie?”
Er is op meerdere manieren geprobeerd een computer te laten luisteren naar een ritme en een mechanisch schoentje mee te laten tappen. De resultaten zijn nog niet overtuigend.
“Heel interessant daarbij is dat muziek een voortbrengsel is van onze eigen geest. Maar ook veel geesteswetenschappers realiseren zich dat dat voortbrengsel niet iets is dat los staat van die geest. Het heeft interactie met de omgeving, met de context. Maar ook ons eigen hoofd is context. Waarneming, ons geheugen, hoe onze aandacht werkt. Dat heeft allemaal te maken met hoe de muziek en de luisteraar interactie aangaan.”
Dus muziek komt dus niet als eenrichtingsverkeer bij de luisteraar binnen?
Syncope of ‘luide rust’
Wanneer in de muziek een of meerdere tonen op de tel vallen, is er sprake van een luide rust. Het principe wordt gebruikt om accenten binnen een ritme aan te brengen of te verleggen. Het eenvoudigste voorbeeld vind je binnen een vierkwartsmaat. Meestal liggen de accenten op de eerste en derde tel. Door af en toe de accenten naar de tweede of vierde tel te verleggen krijg je syncopen en wordt het ritme spannender en dynamischer.
Het opschrijven van een luide rust in notenschrift (tweekwartsmaat)
“Zeker niet. Een syncope – met name de zogenaamde ‘luide rust’ – is daarvan een heel mooi voorbeeld. Daarvan is sprake wanneer in een ritme een van de tonen niet op de tel valt (zie kader). Een syncope is eigenlijk een ‘heel hard niks’, je verwacht dat er iets komt, maar dat komt dan niet. Wat een syncope is kan je muziektheoretisch beschrijven, maar eigenlijk is die verwachting daar de grote veroorzaker van. Dat kan je heel mooi testen in experimenten.”
“Luisteraars die andere verwachtingen hebben, ervaren die syncope niet. Dus een ‘luide rust’ zit niet in de noten – hoewel je het wel kan opschrijven – het zit in de luisteraar. Zoiets is een projectie, je neemt iets waar wat er eigenlijk niet is.”
“Net zoals bij het zien van perspectief in een tekening. Het is wel een hele belangrijke projectie, want gesyncopeerdheid is een eigenschap waar componisten en musici veel mee werken. Het maakt het verschil tussen een saai en een spannend ritme.”
Hoe onderzoek je zoiets bij mensen?
“Je kan luister-experimenten doen waarbij je verschillende ritmes laat horen en mensen vraagt welke ze meer gesyncopeerd vinden. Maar het kan ook al bij pasgeboren baby’s door met een EEG hersensignalen te meten. Als een ritme verloopt volgens een verwachtingspatroon is het EEG plat. Maar als die verwachting onderbroken wordt door een ‘luide rust’ zie je een negatief piekje (zie animatie). Als je geïnteresseerd bent in muziek, en je realiseert dat de luisteraar daar een rol in speelt, ontkom je niet aan dit soort experimenten. Je moet zowel naar de luisteraar als naar de muziek zelf kijken.”
Luisterende baby van twee dagen oud met een koptelefoon en een viertal elektrodes die de hersenactiviteit meten. De elektrode op het puntje van de neus wordt gebruikt als referentie. De moeder was tijdens het gehele luisterexperiment aanwezig.
Gábor Stefanics
De vraag ‘wat is muziek?’ is dan nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden…
“Wat muziek is, is ook te zeer afhankelijk van de definitie die je eraan hangt. Daarom is dat ook niet zozeer wat ik onderzoek. Ik wil begrijpen hoe muziek werkt. De strategie die ik gebruik is niet me af te vragen wat nu wel of niet muziek is. Ik stel me de vraag ‘wat maakt ons muzikaal?’ Wat moet je weten, kunnen, horen om iets als muziek te interpreteren. Dat is een hele andere aanpak. Die vraag heb ik onlangs geformuleerd omdat ik ook steeds in die valkuil viel van de vraag ‘wat is muziek?’.”
“Daarom ga ik me nu concentreren op muzikale vaardigheden. Alles wat we als muziek ervaren is immers bovenop die vaardigheden gebouwd. Als we de vaardigheid misten om verschil te horen tussen twee tonen dan ga je ook niet met tonen variëren. Ik ben nu een jaar of twee met de vraag naar muzikaliteit bezig. Voor mij is dat een hele fascinerende wending. Op deze manier kan ik opnieuw, voor de zoveelste keer naar al die eerdere dingen die ik al over muziek ontdekt heb, gaan kijken.”
En heeft u al iets over muzikaliteit ontdekt dat u twee jaar geleden nog niet wist?
“Het staat allemaal nog in de kinderschoenen, en de komende tijd hoop ik er echt de diepte mee te kunnen ingaan. Maar wat uit de afgelopen twee onderzoeksjaren lijkt te komen dat ‘maatgevoel’ en het hebben van een ´relatief gehoor´ (zie kader) de twee belangrijkste bouwstenen van muzikaliteit zijn. Als je een van die twee mist is muziek niet mogelijk op de manier waarop wij mensen dat ervaren. Dat is althans nu de aanname die ik wil gaan testen.”
De zebravink is een ‘vocal learner’ en blijkt aanleg voor maatgevoel te hebben.
“Maar dan moet je eerst allerlei moeilijke vragen gaan beantwoorden. Wat is maatgevoel eigenlijk? Hoe test je of mensen of dieren dat al dan niet hebben? Het herkennen van ‘luide rusten’ bij baby’s is een methode daarvoor. We hebben met veel moeite bij resusapen hetzelfde luisterexperiment gedaan, en daar kwam uit dat ze geen maatgevoel hebben. Althans We testen nu bij zangvogels of ze het verschil horen tussen een regelmatig en een onregelmatig ritme, of dat ze het misschien kunnen leren horen.”
Relatief gehoor
Relatief gehoor is het vermogen om de relatie tussen tonen te kunnen herkennen, in plaats van de tonen zelf. In welke toonsoort je een bekend liedje ook speelt: mensen herkennen het doordat ze de toonverhoudingen herkennen. De verhoudingen tussen de tonen zijn belangrijker dan de toonhoogte zelf. Veel dieren hebben juist een absoluut gehoor, zij kunnen een liedje enkel herkennen aan de toonhoogte.
“Ook als je een gecompliceerd drumritme hebt dan hoor je daar toch een enkele regelmaat of puls in. Dat is eigenlijk heel merkwaardig. Want als ik zo’n ritme aan een wiskundige geef, kan hij daar wel tientallen verschillende regelmaten uithalen. Maar toch is er maar één die er voor ons allemaal uitspringt, en dat is die puls, de beat die je krijgt als je voet ‘meetapt’.”
“Hoe dat precies werkt is nog onbegrepen. Dat is wat ik wil uitvinden. En ik vind dus dat ik pas echt weet hoe het werkt als ik het aan een computer kan uitleggen. Met sommige elektronische muziek lukt dat al aardig, maar voor complexere, natuurlijke muziek blijft dat ontzettend lastig.”
En hoe zit het precies met relatief gehoor?
“Bij relatief gehoor gaat het om het horen van de relaties tussen de tonen in plaats van om de tonen zelf. Bij absoluut gehoor luister je naar de frequenties van de tonen zelf. De meeste dieren hebben absoluut gehoor. Mensen herkennen een melodie ook als het iets hoger wordt afgespeeld. Vogels, maar bijvoorbeeld ook resusaapjes, herkennen dat dan niet meer als dezelfde melodie. Het is een heel ander liedje geworden.”
“Je hebt ook mensen die een bepaalde mate van absoluut gehoor hebben. Die kunnen bijvoorbeeld zonder hulpmiddelen een muziekinstrument stemmen. Onderzoek suggereert dat veel baby’s nog een absoluut gehoor hebben. Maar we raken dat kwijt op latere leeftijd omdat je er eigenlijk weinig aan hebt. Behalve bij mensen die vanaf heel jong muziekinstrumenten leren bespelen. Daar blijft het soms hangen. De meeste conservatoriumstudenten in Japan en China hebben absoluut gehoor.”
Van veel klassieke componisten wordt gezegd dat ze absoluut gehoor hadden, maar alleen bij Mozart is hiervoor enig bewijs gevonden. In een brief wordt beschreven hoe hij op zijn zevende de toonhoogte van allerlei geluiden exact kon benoemen.
“Maar het heeft niets met muzikaliteit te maken. Die mensen kunnen vaak niet meer goed naar muziek luisteren als een instrument maar een paar hertz te hoog of te laag gestemd is. Dat is tergend voor ze. Relatief gehoor is veel muzikaler. En bijzonder, als je het vergelijkt met andere dieren. Dat geldt ook voor maatgevoel, hoewel ik het nog steeds een beetje raar vind dat die resusaapjes dat blijkbaar niet hebben.”
Waarom dacht u dat ze wel maatgevoel zouden hebben?
“Sommige mensen geloven dat er iets heel bijzonders is gebeurd in de overgang van aap naar mens. Maar het leek mij wel heel bijzonder dat zowel taal als muziek ineens bij mensen zijn ontstaan. Je verwacht in ieder geval dat hele basale componenten ervan al eerder in de evolutie zouden zijn ontstaan. Maar dat blijkt dus helemaal niet zo te zijn. We delen maatgevoel en relatief gehoor niet met de nu onderzochte apen.”
“Maar ons maatgevoel delen we, voor zover we dat nu weten, wel met zangvogels. Dat is in Japan systematisch onderzocht bij parkieten. Ze blijken het verschil te kunnen horen tussen een regelmatig en een onregelmatig ritme. Maar dat geldt dan weer niet voor alle vogels, alleen voor ‘vocal learners’. Dat zijn vogels die een repertoire van zichzelf hebben en ook nieuwe melodieën kunnen leren door bijvoorbeeld anderen te imiteren.”
“Voor biologen is dit een raadsel. Hoe kan het dat de mens en vogels, evolutionair gezien twee heel ver verwijderde diersoorten, toch datzelfde mechanisme hebben. Zeker omdat apen, die veel dichterbij ons staan, het niet hebben.”
“Met een genetische theorie ben je dan uitgepraat. Je moet gaan interpreteren en filosoferen, en juist dat maakt dit onderzoek voor mij als geesteswetenschapper zo spannend. Een filosofische kant, het ‘hoe zou het kunnen zijn’, het maken van verhalen. Dat is een heel belangrijk eerste stadium om wetenschap te bedrijven. Zo’n groot en complex probleem als dit, daar moet je als geesteswetenschapper mee beginnen.”
“Wat ik de komende tijd als ‘Distinguished Lorentz Fellow’ wil doen is alle theorieën die er bestaan over muziek en muzikaliteit bij mensen en dieren op een rijtje zetten en dan iets algemeens gaan zeggen over wat ‘ons’ muzikale dieren maakt. Want dat is wat we in feite zijn.”
Over het Distinguished Lorentz Fellowship
Het Distinguished Lorentz Fellowship, ingesteld door het Netherlands Institute for Advanced Study for Humanities and Social Sciences (NIAS) en het Lorentz Center Leiden, wordt jaarlijks toegekend aan een wetenschapper die alfa-, bèta-, en gammawetenschappen verbindt. De prijs bestaat uit een residentieel fellowship aan het NIAS, een internationale workshop op het Lorentz Center en een geldbedrag van 10.000 euro.
(Kennislink)