Drie artikelen van http://www.artikel7.nu/Kolonialisme deel IDe mens is een handelaar, zij het als koper dan wel verkoper, en alles is handel. Omdat het gras bij de buren altijd groener is ontstond wereldhandel. Vroeger was internationale handel het betrouwbaarst over zee, uitgezonderd de Noord-Afrikaanse kust, en het is dan ook niet verwonderlijk dat vanuit een klein land aan de Noordzee schippers allengs de wereldzeeën bevoeren. Na lange tochten vol gevaar en ontberingen kwamen ze soms op wel heel exotische plaatsen terecht waar felbegeerde waar te verkrijgen was. Maar die schippers en kooplieden hadden concurrentie; goed voor de koper, slecht voor de verkoper. De strijd om exclusieve rechten begon.
Het kleine land aan de Noordzee bedong, soms gewapenderhand, een monopolie op aankoop, en toen zij eenmaal daar de macht bezat dwong zij monocultures af. De handel floreerde, want mensen wilden hier overbodige producten toch hebben, al was het maar om hun welvaart te tonen.
Hoe zat het ook al weer met onze grootste kolonie?
Dat de staat, dus niet wij, ooit een kolonie bezat wordt ons nog steeds ingepeperd. In 1947 werd in het dorp Rawagedeh in een anti-terroristenactie snelrecht toegepast tijdens een oorlogssituatie. Hoewel de zaak verjaard is heeft vasthoudend advocaat Liesbeth Zegveld nu een rechter zover gekregen de wet aan de kant te schuiven. ‘De Staat moet weduwen betalen.’
Hebben de nabestaanden van vermoorde ex-Jappenkampgevangenen dan ook vergoeding van de Indonesische Staat gehad, of betreft het hier wentelen in schuld, en honorarium incasseren?
We kunnen niet meer in de koppen kijken om te zien wat mensen toentertijd bezielde om gewapenderhand het gezag af te dwingen, want handel drijft veel beter op geld. Die handel van de VOC op Indië liep niet altijd even glad, en toen de usurpator Napoleon Bonaparte van het toneel verdwenen was zag de andere usurpator Willem I zijn kans schoon.
Toen de Britten in 1816 Indië aan Nederland teruggaven lag de VOC op haar gat, en Willem I sprong erin. Deze handige graaier gebruikte de staat als bron van inkomsten, en toen hij in 1840 abdiceerde was hij schatrijk en Nederland straatarm. Vooral in Indië had hij naar hartelust gegraaid. Hij zadelde de Nederlandse staat op met iets dat het helemaal niet nodig had: een exotisch bezit. Dat was onverstandig, want Nederland kreeg te maken met andermans problemen; in Atjeh was bloedwraak en piraterij aan de orde van de dag. Dat corrupte Indië was nog verre van veroverd, en het was zeker geen eenheidsstaat.
Was aanvankelijk geldelijk gewin de drijfveer voor de koloniale politiek, vanaf midden negentiende eeuw veranderde dit, mede onder invloed van de schrijver Multatuli, die in Indië overheidsdienaar was geweest; ethische politiek werd de leidraad. Er diende in Indië iets groots verricht te worden: verheffing van den inlander! Dat groots was beschaving-naar Nederlands-inzicht, het buitland als deel van de Nederlandse Staat.
Dat verlangen bracht nogal wat kosten met zich mee, in geld maar ook in slachtoffers. Tot in de twintigste eeuw werd er gevochten tegen de bezetter, en in Atjeh bleef het altijd onrustig. In een ver verleden had de islam vaste voet in Indië gekregen, met uitzondering van Bali dat boeddhistisch bleef. Men had er dus niet alleen met een volkomen andere volksaard te maken, maar ook met een antagonistische religie. Daarbij kwam nog een voor blanken ongeschikt klimaat. Wat deze combinatie betekende heeft Madelon Zsekely Lulofs beklemmend in tal van boeken beschreven.
Ook christelijke zending voelde een onstuitbare drang om zich op te dringen, zodat men zelfs nu nog, vooral op Ambon, de wrange vruchten plukt.
Voor Nederlanders vormde Indië een gebied om snel rijk te worden, of voor de mislukten een laatste kans. Indië was aan grondstoffen en landbouwproducten een rijk land, en in navolging van staatsgreeppleger Willem I hoopte men dat het veel profijt zou opleveren. Zo leeft nog steeds de mare dat de Nederlandse spoorwegen door Indië bekostigd zijn, maar die ethische politiek koste veel geld. Gemiddeld genomen was de inheemse bevolking, net als hier, straatarm. Op zich niet bijzonder, want dat is de natuurlijke staat van de mens, dus schuldgevoelens zijn misplaatst.
Op onze kolonie kwamen veel Europeanen af die dachten snel rijk te worden, maar in de regel viel dat tegen, en ontheemding en klimaat eisten soms meer dan met geld te betalen valt.
Binnen die ethische politiek van dictaat speelden twee factoren een even grote rol, de christelijke zending en het overheidsgezag gingen een grote rol spelen, maar ook de infrastructuur, zeker ook ten dienste van de handel, werd naar een Europees peil geheven. Eerst kreeg het rijksdeel een wat beter wegennet – ook voor de snelle verplaatsing van soldaten. Toen de tijd er rijp voor was deden spoorwegen hun intrede. Eerst nog vooral smalspoor ten dienste van afvoer van landbouwproducten, maar al snel beschikte men op Java ook over een hoofdnet voor passagiersvervoer dat de grote steden verbond. De kroon op dat werk was de luxe nachttrein van Batavia naar Soerabaja, in dat bergachtige land een prestatie van formaat. Batavia kreeg een uitstekend tramnet, en door de groeiende welvaart verschenen er al relatief vroeg auto’s op straat.
Tot die infrastructuur behoorde niet grootschalige en geavanceerde industriële productie, voornamelijk uit concurrentieoverwegingen, maar dat kwam later toen Japan aanklopte slecht uit; zonder een goed leger geen kolonie. Pogingen om zelf wapens te produceren kwamen te laat.
Naast de Adat, het inlands recht, kwam er Romeins recht, ook al wegens de groeiende Europese bevolking. De Nederlandse staat leek in de twintigste eeuw de zaak volledig in de hand te hebben, en in elke plaats van betekenis was de resident de vertegenwoordiger van dat gezag. Uiteraard ontstond er al vroeg interraciale reproductie, en in de paternalistische staat ontstond daardoor een nog sterkere standenmaatschappij. Nu was Indië geen eenheidsstaat, en ook niet raciaal homogeen. Met de islam deden Arabieren hun intrede, en de infiltranten bij uitstek, Chinezen, waren er getalsmatig goed vertegenwoordigd. Zoals overal bleven die Chinezen een homogene groep, die later gematigd pro-Nederlands bleek. Op Koninginnedag hingen in hun wijken Nederlandse vlaggen, naast de Chinese.
Voor de productie van cultuurgewassen op Sumatra werden door de Nederlanders veel Chinezen geronseld, dus immigratie was beleid.
Europeanen gedroegen zich superieur, dat waren ze uit oogpunt van ontwikkeling ook, en zoals overal was blank een benijde status, dus een geslachtelijke relatie met Europeanen was gewild.
De regio’s Ambon en Menado golden als zeer pro-Nederlands, en de kolonisten streelden zich met de overtuiging dat Ambon de twaalfde- en Menado de dertiende Nederlandse provincie vormden.
Bij een goede infrastructuur behoorden onderwijs en medische verzorging. In de eerste plaats voor de bezettingsmacht en andere Nederlanders, maar al snel ook voor de bastaarden, de Indo’s. Zij kwamen veelal in overheidsdienst.
Vooral onderwijs was ambivalent, want scholing en ontwikkeling was voor welvaartsverhoging onontbeerlijk, maar kon ook als voedingsbodem voor zelfstandigheidsstreven werken. Toch kon men de Indische adel niet de gewenste vorming onthouden, een adel die men maar al te graag te vriend hield, en met alle egards behandeld werd. Er ontstond zelfs een ontwikkelde inlandse middenklasse; begin twintigste eeuw was in Meester Cornelis een school voor inlandse officieren gestart.
Tot een universiteit is het onder Nederlands gezag niet gekomen, maar in Bandoeng werd een Hoge school opgericht; de latere president Soekarno studeerde er af als civiel ingenieur. Voor universitair onderwijs kwamen Indonesiërs naar Nederland, voornamelijk voor de studie Rechten, en Mohammed Hatta, de latere vicepresident, was een politieke exponent van die ontwikkeling. Ook kwam in Bandoeng een Militaire Academie, onontkoombaar. Die onontkoombaarheid is steeds het koloniale dilemma geweest; elke ontwikkeling maakte Indië, dus ook de Indonesiërs zelfstandiger. De Nederlanders stelden zich daarbij gerust met de gedachte dat hun culturele voorsprong wel tweehonderd tot tweehonderdvijftig jaar bedroeg; je kunt nog zo hard op het gaspedaal van een Volkswagen trappen, daarmee wordt het nog geen Rolls Royce! Helemaal ongelijk hadden ze niet, want het kan nog wel duizend jaar duren voordat de vehemente corruptie bedwongen is.
[ Bericht 0% gewijzigd door Clan op 29-09-2011 19:03:10 ]