Jan van Speijk, Belgische Opstand 5 februari 1831Jan Carel Josephus van Speijk (Amsterdam, 31 januari 1802 - Antwerpen, 5 februari 1831) was een Nederlands kanonneerbootcommandant.
Van Speijk belandde toen zijn ouders kort na zijn geboorte waren komen te overlijden in het Burgerweeshuis in zijn geboortestad Amsterdam. Hij werd opgeleid om kleermaker te worden, maar werd een autodidact zeevaarder. Tussen 1823 en 1825 kreeg hij door zijn optreden in Nederlands-Indië de bijnaam Schrik der Roovers (zie de tweede Boni-expeditie).
Tijdens de Belgische opstand was hij commandant van 's lands kanonneerboot nº 2, een zeilschip bewapend met 1 kanon. Hij had de opdracht alle schepen van en naar Antwerpen te controleren sinds die stad vanaf begin oktober 1830 zich bij de opstand had aangesloten. Van Speijk nam deel aan het bombardement op Antwerpen op 27 oktober, waarvoor hij werd onderscheiden met het ridderkruis der vierde klasse van de Militaire Willems-Orde.
Op 5 februari 1831 kreeg Van Speijk de opdracht om naar Oosterweel te varen om scheepsladingen te controleren, zoals al vele malen eerder die winter[2]. Maar toen dreef zijn schip op de Schelde, door een harde noordenwestenwind en een slecht functionerend anker, naar de kant waar een woedende menigte van Antwerpse arbeiders op zijn schip sprong en de vlag bemachtigde[1][2]. Hierop zou Van Speijk de historische laatste woorden hebben gesproken: "...en een infame Brabander worden? Dan liever de lucht in". Door zijn sigaar[3] in het buskruit te steken ontplofte het schip. Een scheepsjongen die bij hem stond en zijn intenties begreep, waarschuwde nog enkele maten en sprong over boord[3]. Bij de ontploffing kwamen 28 van de 31 bemanningsleden, waaronder van Speijk zelf, en een onbekend aantal Antwerpenaars om het leven[2]. Het lichaam van Speijk is teruggevaren op de boot "Buffel", dit schip is te zien in het maritiem museum te Rotterdam.
Ontploffing van het schip bij Antwerpen, 5 februari 1831.Achtergrond van Van Speijks daad
Zijn, als laatste geïnterpreteerde, woorden komen uit een brief aan zijn nicht op 19 december 1830, waarin hij schreef dat eerder nog boot en kruid en mij de lugt in gaat dan immer een infaame Brabander te worden of het vaartuig overtegeven. Liever spiegelde hij zich, zo schreef hij verder in de brief, aan de held Reinier Claeszen, die in 1606 zijn schip de lucht in had gejaagd om te voorkomen dat het in Spaanse handen zou vallen, dan aan verraders zoals generaal Daine, de provinciaal commandant in Limburg die in oktober 1830 naar de Belgische kant was overgelopen en vervolgens op 11 november de vesting Venlo voor de opstandelingen had ingenomen.
Ook zijn eigen matrozen had Van Speijk in de oudejaarsnacht van 1830 voorgehouden dat hij de brand in het kruit zou steken indien zijn schip aan lager wal zou raken en door Belgische muiters zou worden bedreigd. Luid gejuich was toen zijn deel geweest[2]. Het is natuurlijk de vraag of de matrozen wel begrepen hoezeer het Van Speijk ernst was, maar zijn woorden waren in ieder geval goed voor het moreel. Achteraf lijkt het alsof Van Speijk toen al duidelijk heeft willen maken dat hij een eerder door de commandanten van de kanonneerboten gemaakte afspraak serieus zou nemen. Zij hadden elkaar gezworen:
"de voorkeur te geven aan een wissen dood boven een smadelijke behandeling, en nooit te dulden dat de geringste inbreuk gemaakt werd op Neêrlands roem of de eer der vlag"
Verering
Het stoffelijk overschot van Van Speijk is op 14 mei 1832 bijgezet in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. De vuurtoren J.C.J. van Speijk bij Egmond aan Zee is zijn officiële monument.
De zelfopoffering van Jan van Speijk zorgde voor grote bewondering in het prille Koninkrijk der Nederlanden. Aan het front werd voor alle troepen een dagorder voorgelezen, waarin de daad van Van Speijk wordt geroemd. In het koninkrijk werd een rouwperiode van drie dagen afgekondigd. Koning Willem I besloot dat er altijd een schip bij de Koninklijke Marine (Koninklijk Besluit nº 81, den 11den februari 1831) zal varen dat Van Speyk heet. De overblijfselen van zijn schip worden sindsdien gekoesterd en de legende luidt dat de mast nog altijd bij het Koninklijk Instituut voor de Marine zou staan.
Van Speijk eindigde in 2004 op nr. 128 tijdens de verkiezing van De grootste Nederlander.
Bron: Wikipedia