Midden 2009 stond de Tweede
Kamer de universiteiten toe
zelf de hoogte te bepalen
van het collegegeld voor de tweede
studie. De gedachte was dat de over-
heid enkel verantwoordelijk is voor
het aanbieden van eerste studies.
Universiteiten zouden beter in staat
zijn te beoordelen wat redelijke ta-
rieven zijn. Minister Plasterk zei
geen grote verschillen te verwach-
ten tussen tarieven voor eerste en
tweede masters en verwachtte dat
een tweede master gemiddeld zo’n
6.000 euro zou gaan kosten.
Nu, bijna twee jaar later, leidt de
wijziging tot massale tariefverho-
gingen die de grens van het redelij-
ke ver overschrijden. Een master
rechtsgeleerdheid aan de Universi-
teit Leiden moet volgens de plannen
per jaar 14.650 euro gaan kosten,
een bachelor wiskunde bedraagt
jaarlijks 9.350 euro.
De grote vraag is natuurlijk hoe de
universiteiten aan deze bedragen
zijn gekomen. Uit verschillende no-
tities blijkt dat bij de voorgestelde
tarieven met een schuin oog naar de
gederfde rijksbekostiging is geke-
ken, maar dat het eindresultaat des-
alniettemin natte vingerwerk is: wie
de gemiddelde rijksbijdrage bij het
wettelijk collegegeld optelt, komt
over het algemeen bij tarieven uit
die meer dan de helft lager zijn dan
de voorgestelde tarieven.
Wat beweegt de universiteiten om
dit soort tarieven te vragen? Een ver-
band met de kwaliteit lijkt er niet te
zijn. Voor 14.650 euro krijg je bij-
voorbeeld geen kleinschalige werk-
groepen, geen extra scriptiebegelei-
ding en is het niveau niet hoger dan
normaal in Nederland (positie 50 of
lager op de Academic Ranking of
World Universities). Voor 8 uur in de
week hoorcollege is een dergelijk in-
stellingstarief dus wel een heel rian-
te beloning.
De realiteit is dat universiteiten
dergelijke tarieven vragen omdat ze
studenten die een tweede master
willen doen, helemaal niet wíllen.
De Universiteit Utrecht vreest, zo
blijkt uit een beleidsnotitie, dat van
lage tarieven een aanzuigende wer-
king op studenten uitgaat. Hetzelfde
geldt voor de VU, die voor een bach-
elor tandheelkunde meer dan
6.000 euro ‘afschrikpremie’ rekent.
Hierdoor is tussen universiteiten
een racetothetopontstaan om am-
bitieuze studenten te weren. Terwijl
iedere politicus al jaren roept dat
Nederland een kenniseconomie
moet worden, ontmoedigen univer-
siteiten de studenten een extra mas-
ter te doen.
In een normale vrije markt zou-
den dit soort gedragingen niet lang
overleven: daar zorgt concurrentie
ervoor dat de ‘klanten’ uitwijken en
de aanbieder kan kiezen tussen
minder winst of een faillissement.
Doordat de uitwijkmogelijkheden
beperkt zijn (studeren in het bui-
tenland vormt voor veel studenten
nog steeds een grote barrière), blijft
de concurrentie dat echter ook. Af-
stemming van tarieven tussen uni-
versiteiten versterkt dat effect nog
eens.
Met het opgeven van de zorg van
de rijksoverheid voor de tweede op-
leidingen zijn universiteiten op on-
bekend terrein terechtgekomen; het
private domein. Deze overgang le-
vert een aantal juridische proble-
men op waar universiteitsbestuur-
ders geen oplossing voor hebben. Zij
spreken de taal van de markt niet en
kennen de regels niet die daar gel-
den. De universiteiten zijn groten-
deels onbekend met kostenbewust-
zijn, aantoonbare en bewaakte kwa-
liteitsstandaarden en het gebonden
zijn aan de uitoefening van een
nauwkeurig omlijnde bevoegdheid.
Daar komt nog bij dat universitei-
ten momenteel ook nog de noodza-
kelijke infrastructuur missen om de-
ze nieuwe taak uit te voeren. Het cor-
rect uitvoeren van de taak verlangt
dat zij als een onderneming om-
springen met de diensten die zij
aanbieden, dat zij bekend zijn met
begrippen als rendement en prijs-
kwaliteitsverhoudingen en daar-
naast inzicht hebben in hun eigen
kostenstructuur.
Hoe nu verder? Duidelijk is dat
universiteiten zich nog niet aan de
spelregels van de vrije markt hou-
den. Dat is een probleem, voor zowel
student als overheid als de instellin-
gen zelf. Talent gaat verloren of
wijkt uit, waardoor het kennispoten-
tieel niet volledig benut wordt.
Daarom pleiten we voor een redelijk
verband tussen de tarieven en de
werkelijke kosten. Slagen universi-
teiten er niet in dat verband aan te
tonen, dan zullen de studenten naar
de rechter stappen.
De overheid moet ervoor zorgen
dat de instellingen hun tarieven her-
overwegen en met een duidelijke
realistische berekening komen, zo-
dat ambitieuze studenten niet lan-
ger worden opgezadeld met de prijs
van een hardleerse universiteit.
Nikolai Jacobs is vicevoorzitter van de
Jonge Democraten. Karsten Meijer is
bestuurslid van de Stichting Collectie-
ve Actie universiteiten. Volgens hen
wordt de prijs voor tweede studies
doelbewust te hoog gehouden.
Nikolai Jacobs
K
ING en ABN investeerden honderden miljoenen euro in DAPL.
#NoDAPL