Zal dit wel zijn. Uit Trouw, 19 november 2005
.
quote:
Soms gromt De Wit even, maar dat is het
nederland - belgië, 20 november 1985
door Rob Pietersen
Ooit zei hij: ,,Ik denk nooit na over voetbal. Ik kleed me om en ga het veld op. Daar moet ik langs die back zien te komen. Dat is alles." Nu is Rob de Wit een denksporter.
Natuurlijk had de voormalige linksbuiten van FC Utrecht, Ajax en Oranje destijds nooit gedacht dat het zover zou komen. Natuurlijk niet. Maar alles liep anders. En nu het lichaam niet meer zo heel gehoorzaam is, wordt de geest getraind. ,,Ik kan van nature niet tegen m’n verlies, maar als dammer kun je niet met stenen smijten en ook voor mijn gezondheid is het beter heel rustig te blijven”, aldus de 42-jarige Utrechter.
In januari had hij zijn derde hersenbloeding. Heel langzaam keert de energie terug. Hij staat weer bij zijn zoon aan de zijlijn, laat de hond weer vier keer per dag uit. ,,De vorige hersenbloeding was in 1993. Ik dacht dat ik alles inmiddels wel weer kon. Ik zwom bloedfanatiek. Dacht dat ik Pieter van den Hoogenband voorbij kon. Alles moest harder, langer, beter. Dat is de aard van het beestje.…”
,,Na die twaalf jaar had ik het idee dat me niks meer kon gebeuren. Maar als je door rood rijdt, weet je dat je kunt worden gepakt. Dat besef was langzaam vervaagd. Ik heb mijn grenzen proberen te verleggen, terwijl dat niet goed voor me was. Nu zwem ik niet meer. Ik wil straks wel weer, als ik er klaar voor ben. Als ik rustig achter die bejaarden aan kan blijven dobberen.”
Op 22-jarige leeftijd, op vakantie in Spanje, kreeg hij zijn eerste hersenbloeding. Het was een aangeboren afwijking; het werd alleen maar erger door een verkeerde behandeling in Zweden. Op het eerste gezicht is er niets aan hem te zien. Maar hij beweegt traag, hij zoekt de juiste woorden. Niets gaat meer vanzelf. ,,Het lichaam is zoals het is. Daarom werk ik aan mijn bovenkamer”, aldus De Wit, die met grappen en grollen het leven veraangenaamt: ,,Ik zat óp het gymnasium. Maar de brandweer heeft me naar beneden gehaald…”
Met humor en een bewonderenswaardige hoeveelheid optimisme houdt hij zich staande. De Wit klaagt niet. ,,Heel af en toe denk ik: waarom ik? Waarom niet die kinderverkrachter? Maar verbittering duurt bij mij nooit lang. Ik grom even, da’s alles. Het heeft namelijk geen zin, ik word er niet beter van, ik kan m’n energie wel beter besteden. Ik accepteer wat me is overkomen; er is geen alternatief.”
Het is niet altijd even gemakkelijk, die positieve blik. Natuurlijk niet. ,,De eerste keer op die fiets met drie wielen… Ieder mens heeft gevoelens van schaamte. Ik ook. Maar er zat niks anders op dan met die rare driewieler de straat op te gaan. Zo kan ik tenminste zelf boodschappen doen en de hond uitlaten.”
Na de eerste bloeding en de mislukte revalidatie liet zijn toenmalige vriendin hem snel in de steek. ,,Ik was niet meer dezelfde Robbie. Die gehandicapte vond ze niet zo leuk. Ze koos voor een andere voetballer.” Het huwelijk met de moeder van Robin duurde slechts kort. ,,Ik zit niet te wachten op een derde tik. Ik kan goed tegen alleen zijn.”
,,Die tweede bloeding… Toen was Robin één jaar. Ik wil niet te filosofisch klinken, maar sindsdien reken ik in winst. Hij is nu dertien. We zijn samen twaalf jaar verder. En ik wil nog twaalf jaar, en nog twaalf eens, en nog eens. Samen met hem.”
Hij zegt: ,,Ik mag niet mopperen”. En hij meent het. Overal om hem heen mopperen mensen over kleiner leed. Zo zit hij niet in elkaar. ,,Ik leef godzijdank niet in Sri Lanka, ik noem maar een dwarsstraat. Je zal daar zijn zoals ik nu ben. Dan ben je aan de goden overgeleverd. Hier kankeren de mensen altijd over de gezondheidszorg. Maar zó slecht is het echt niet. Ondanks mijn handicap heb ik gewoon een mooi leven.”
,,Ik pieker nooit over hoe mooi mijn voetballoopbaan had kunnen worden. Ik sta er niet bij stil dat ik tien jaar in Ajax 1, of nog minstens veertig interlands had kunnen spelen. Ik baal er niet van dat ik in 1988 geen Europees kampioen werd, maar vlak daarvoor bij Ajax een afscheidswedstrijd kreeg. Ik mis het voetbal wat dat betreft ook niet. Maar weet je wat wel erg was? Dat ik mijn zoontje geen dingen voor kon doen. Ik kan dingen uitleggen, maar ik kan het hem niet laten zien. Dat doet wel pijn.”
Heel, heel af en toe heeft het een voordeel, zo zegt de positivo in zijn flat in Nieuwegein, dichtbij zijn zoontje, zijn ouders, broer en zus.. ,,Ik heb als dammer wel eens een wedstrijd gewonnen omdat mijn tegenstander me had zien lopen. Die dacht dat ik niet wijs was. Tja… Daar heb ik toen maar misbruik van gemaakt... Het is net als met voetbal: je doet alles om te winnen.”
’Wat maakt het allemaal nog uit?’
Morgen twintig jaar geleden, op 20 november 1985, verspeelde Oranje het startbewijs voor het WK in Mexico. De late tegentreffer van de Waal Georges Grün hielp de Belgen verder. ,,Het was toch een mooie ervaring”, zegt Rob de Wit over Nederlands nachtmerrie in De Kuip.
Het werd 2-1 voor Oranje, maar dat was na de 1-0 nederlaag in Brussel niet voldoende. ,,Ik herinner me vooral dat het verschrikkelijk koud was”, aldus De Wit luchtigjes, over een avond die de voetballiefhebber twintig jaar na dato nog koude rillingen bezorgt.
Het mag, híj mag het. De toenmalige linksbuiten van het Nederlands elftal heeft leren relativeren. Drie hersenbloedingen hebben hem sindsdien niet klein weten te krijgen, wie durft er dan nog te zeuren over die goal van Grün…
Met een prachtige stiftgoal had hij Oranje hoogstpersoonlijk langs Hongarije geleid, hetgeen play-offs tegen de Belgen opleverde.
Door zijn doelpunt in de 71ste minuut, in zijn vijfde interland, veerde De Kuip op en leek Mexico dichtbij. Totdat Grün zich met een aanval ging bemoeien. ,,Er is me wel eens verweten dat Gerets die voorzet kon geven. Dat was inderdaad mijn directe tegenstander. Tja… Wat ik aan het doen was? Ik heb nog steeds geen goede smoes bedacht. Maar wat maakt het allemaal nog uit?”
Hij speelde erna nog drie vriendschappelijke interlands, toen sloeg het noodlot toe. ,,We zijn bijna twintig jaar later en nog herinneren de mensen zich mij. Dat is natuurlijk best bijzonder. Misschien komt het door die stiftgoal tegen de Hongaren. Misschien omdat ik zelfs op mijn eigen achterlijn alleen maar oog voor dat andere doel had. Ik zie dat terug bij Arjen Robben. Als die aan de bal is, reken je er ook op dat er iets gaat gebeuren.”